Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de non-papers bij de geannoteerde Agenda JBZ-Raad 4-5 maart 2024 (Kamerstuk 32317-872)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 877
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 april 2024
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de
brief van 23 februari 2024 over de non-papers bij de geannoteerde agenda JBZ-Raad
4–5 maart 2024 (Kamerstuk 32 317, nr. 872).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 maart 2024 aan de Minister en Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 26 april 2024 zijn de vragen
beantwoord1.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Nispen
Adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Work on the Common European Asylum System (CEAS) after the Pact
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen graag enkele vragen ter verduidelijking
van de Nederlandse inzet als het gaat om het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.
Kan de Staatssecretaris nader toelichten wat hij verstaat onder «explore migration
conditionality» als het gaat om prikkels voor lidstaten, zodat ze volledig bijdragen
aan de migratieprioriteiten van de Europese Unie (EU)?
Antwoord
Voor het kabinet is het van groot belang dat de afspraken van het (nieuwe) gemeenschappelijk
asielsysteem door alle lidstaten worden geïmplementeerd en nageleefd. Daarbij is de
rol van de Europese Commissie (hierna Commissie) als hoedster van de EU-verdragen
onmisbaar. Het kabinet roept de Commissie daarom op om de haar beschikbare instrumenten
in te zetten om implementatie en naleving zoveel mogelijk te bevorderen. Het Pact
kent hiervoor belangrijke aanknopingspunten, bijvoorbeeld via de ondersteuning van
lidstaten door EU-agentschappen bij de implementatie, door het monitoringkader van
de EUAA-verordening en via de jaarlijkse migratiebeheercyclus van de AMMR. Het kabinet
roept de Commissie ook op om te verkennen of bijvoorbeeld via afspraken over de uitkering
en besteding van de migratiefondsen voldoende wordt gewaarborgd dat de lidstaten blijven
bijdragen aan de migratieprioriteiten van de EU.
Deze leden lezen dat Nederland graag een grondige herziening ziet wat betreft het
concept veilig derde land, inclusief «out-of-the-box arrangements». Kan de Staatssecretaris
concreet toelichten wat voor soort regelingen hieronder kunnen vallen?
Antwoord
De afspraken met een derde land kunnen uit verschillende elementen bestaan waarbij
ook aan innovatievere vormen gedacht kan worden. Hier kunnen ook afspraken met veilige
derde landen over het overnemen van asielzoekers onderdeel van zijn. Verschillende
lidstaten onderzoeken de mogelijkheden voor out-of-the-box vormen. Het kabinet roept in dat kader de Commissie op tot het verkennen en uitwerken
van de mogelijkheden van dergelijke ideeën binnen de kaders van Europees en Internationaal
recht.
Wat voor soort versobering heeft de Staatssecretaris in gedachten als het gaat om
opvangvoorzieningen voor mensen uit veilige landen van herkomst? Kan de Staatssecretaris
uiteenzetten of het uitsluiten van de opvang überhaupt wettelijk mogelijk is, zoals
Nederland dat nu voorstelt in de non-paper?
Antwoord
Het kabinet doelt op instrumenten die lidstaten helpen in het voorkomen van vertraging
van de asielprocedure door personen met weinig kans op asiel, waardoor ook opvangplekken
bezet worden gehouden die hard nodig zijn, en het verbeteren van gecontroleerd vertrek
van deze groep na het doorlopen van de asielprocedure. Ook doelt het kabinet op instrumenten
die lidstaten kunnen ondersteunen in het terugdringen van overlast in en rondom opvangcentra.
Het kabinet wenst aan te merken dat het versoberen van opvangvoorzieningen voor specifieke
groepen ook nu een basis kent in de EU-regelgeving. Zo biedt de herziene Opvangrichtlijn
de ruimte de opvang van Dublin-claimanten te versoberen vanaf het moment dat een overdrachtsbesluit
kenbaar is gemaakt aan de claimant.
EU commission 2024–2029 – external dimension of migration – elements for an ambitious
partnership approach
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de EU, waar nodig, negatieve maatregelen
niet uit de weg moet gaan als de samenwerking op het gebied van migratie vastloopt.
Kan de Staatssecretaris toelichten aan wat voor soort maatregelen hierbij gedacht
kan worden? Kan de Staatssecretaris een voorbeeld geven van positieve uitkomsten in
het verleden van dergelijke negatieve maatregelen, zowel in EU-verband als voor de
Nederlandse inzet in relatie tot andere landen? Hoeveel dergelijke voorbeelden zijn
er, zo vragen deze leden.
Antwoord
Het kabinet staat een partnerschapsbenadering op basis van wederzijdse belangen voor
om migratiesamenwerking te verbeteren. Het kabinet is eveneens van mening dat wanneer
migratiesamenwerking vastloopt of verslechtert maatregelen getroffen moeten kunnen
worden. Op het gebied van terugkeersamenwerking, zet het kabinet bijvoorbeeld in op
maatregelen in EU-verband wanneer landen onvoldoende meewerken2. Dat heeft sterk de voorkeur aangezien de gehele EU simpelweg meer gewicht in de
schaal legt dan een enkele EU-lidstaat. Denk hierbij aan de mogelijkheid om visummaatregelen
te treffen onder artikel 25bis van de Visumcode. Zo nam de JBZ-Raad – op voorstel
van de Commissie – in 2021 visummaatregelen tegen Gambia, waardoor de terugkeersamenwerking
verbeterde. Daarnaast heeft de Commissie voorstellen gedaan voor visummaatregelen
tegen Bangladesh, Ethiopië, Irak en Senegal. Er wordt actief met deze landen gewerkt
aan het verbeteren van de terugkeersamenwerking, naast de Europese inzet doet het
kabinet dat ook bilateraal. Verder zet het kabinet zich ervoor in om in de herziening
van het Algemeen Preferentieel Stelsel – een voorwaardelijk handelsstelsel waarmee
de EU tariefpreferenties voor import aanbiedt aan bepaalde ontwikkelingslanden –,
een koppeling op te nemen met terugkeersamenwerking.
Key elements for a futureproof Schengen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat Nederland ervoor pleit dat de Europese
Commissie (EC) in een situatie van hoge migratiedruk binnen het Schengengebied, een
aanbeveling moet doen om op risico gebaseerde steekproeven in te zetten door desbetreffende
lidstaten. Tegelijkertijd constateren deze leden dat een herinvoering van grenscontroles
binnen de Schengenzone alleen mogelijk is als er sprake is van een ernstige bedreiging
van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid. In hoeverre acht de Staatssecretaris
een scenario, waarbij een hoge migratiedruk daadwerkelijk leidt tot een ernstige bedreiging
van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid reëel? Welke indicaties ziet de
Staatssecretaris op dit moment om rekening te houden met een dergelijk scenario en
dus te pleiten voor steekproeven?
Antwoord
De onderbouwing van het kabinet ten aanzien van dit punt is juist gelegen in de waarborging
van het vrij verkeer in het Schengengebied. De herinvoering van binnengrenscontroles
is een ultimum remedium-maatregel en moet daarom ook als zodanig worden ingezet. Dat
betekent dat er effectieve alternatieven voorhanden moeten zijn voor de lidstaten
om grip te houden op het goed functioneren van Schengen, zodat de herinvoering van
binnengrenscontroles kan worden voorkomen. De huidige en herziene Schengengrenscode
biedt hiervoor mogelijkheden in de vorm van risico-gestuurde steekproefsgewijze controles.
Deze vorm van controles staan in Nederland beter bekend als het Mobiel Toezicht Veiligheid
(mtv), controles uitgevoerd door de Koninklijke Marechaussee, en zijn dus iets anders
dan herinvoering van de binnengrenscontroles. De voorwaarden wat betreft een ernstige
bedreiging van de openbare orde of binnenlandse veiligheid, zijn dan ook niet van
toepassing bij dit soort steekproefsgewijze controles. Deze controles voert Nederland
reeds uit.
Wat het kabinet betreft is er voordeel te halen wanneer lidstaten deze acties beter
coördineren en op Europees niveau afstemmen. Daarom pleit het kabinet voor een bevoegdheid
van de Commissie in dezen om aanbevelingen daarvoor uit te vaardigen. De motivering
voor het uitvaardigen van een dergelijke aanbeveling moet gebaseerd zijn op objectieve
informatie, zoals de Schengenevaluaties en actuele informatie afkomstig van Frontex
en de lidstaten.
Tenslotte lezen deze leden dat Nederland pleit voor een mogelijke uitbreiding van
het mandaat van Frontex om ook secundaire migratie binnen de EU tegen te gaan. Is
de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de inzet allereerst zou moeten zijn
om de aanhoudende zorg over mensenrechtenschendingen weg te nemen, alvorens Frontex
een rol te laten spelen bij het tegengaan van secundaire migratie binnen de EU? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord
De inzet van het kabinet t.a.v. Frontex kent diverse elementen, zoals ook in het non-paper
uiteen is gezet. Naast het onderzoeken of Frontex een rol zou kunnen spelen bij het
tegengaan van secundaire migratie binnen het Schengengebied, is ook respect voor fundamentele
rechten aan de grens een onderdeel daarvan. Voor het kabinet staat voorop dat de uitvoering
van de taken en bevoegdheden door Frontex hand in hand moet gaan met de waarborging
van fundamentele rechten. Frontex heeft hiervoor reeds stappen in de goede richting
gezet, zoals het vergroten en verduurzamen van de activiteiten van de grondrechtenadviseur
van het Agentschap en de verbetering van het interne klachten- en monitoringsmechanisme.
Het kabinet moedigt het Agentschap aan deze positieve ontwikkeling voort te zetten
en zal hier ook aandacht voor blijven vragen in de daarvoor geschikte EU-gremia, zoals
de Raad van Bestuur van het Agentschap en de Raad. Het kabinet stipt dit ook aan in
het kader van de opvolging van de evaluatie van de Europese Grens- en Kustwachtverordening.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de Nederlandse inzet op terugkeersamenwerking.
Wel vragen deze leden wat de concrete Nederlandse inzet gaat zijn op de genoemde negatieve
maatregelen, indien landen niet met terugkeersamenwerking mee willen werken. Op wat
voor concrete maatregelen zet Nederland indien gevraagd in?
Antwoord
Het kabinet verwijst naar het antwoord op een gelijke (deel)vraag van de leden van
de GroenLinks-PvdA fractie over de negatieve maatregelen wanneer een derde land onvoldoende
mee werkt aan terugkeer.
In bredere zin vragen de leden van de VVD-fractie wat de redenen zijn dat de terugkeerpercentages
in de Europese Unie achterblijven.
Antwoord
Het terugkeerproces is weerbarstig en afhankelijk van o.a. een goed functionerend
nationaal terugkeersysteem, medewerking van de vreemdeling die moet terugkeren alsook
medewerking van het land van herkomst. Er zijn verschillende redenen en factoren denkbaar
bij het achterblijven van terugkeerpercentages in de EU zoals: beperkingen in EU-wetgeving
waaronder complexe procedures omtrent bewaring, de inrichting van nationale terugkeerprocessen
(bijvoorbeeld over het nemen van een terugkeerbesluit), achterblijvende samenwerking
en uitvoering tussen en door lidstaten, de beschikbaarheid van vreemdelingen en beperkte
terugkeersamenwerking met derde landen. Vanzelfsprekend is de inzet van het kabinet
erop gericht om het terugkeerpercentage in Nederland en de EU te verhogen, onder andere
door de terugkeersamenwerking met derde landen te verbeteren, bijvoorbeeld door de
inzet van het visuminstrument.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris een beoordeling van het
«safe third country concept» als noodzakelijk ziet; wat gaat de Nederlandse inzet
zijn bij de beoordeling van het veilige derde land concept? Ook vragen deze leden
hoe Nederland wil bijdragen aan het bedenken van out-of-the-box ideeën op het gebied
van migratie. Overweegt Nederland bijvoorbeeld om eigen expertise te delen? Wat gaat
hierbij de Nederlandse inzet zijn op het betrekken van Frontex bij de selectie van
mogelijke veilige derde landen?
Antwoord
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld3
is in de Asielprocedureverordening opgenomen dat binnen een jaar na de datum van
inwerkingtreding van deze verordening de Commissie het begrip «veilig derde land»
herziet en zij in voorkomend geval gerichte wijzigingen voorstelt. Het kabinet is
voornemens dan net zoals tijdens de onderhandelingen van het Asiel- en migratiepact
onder andere in te zetten op een versoepeling van het bandencriterium, de voorwaarde
dat een afgewezen asielzoeker een band moet hebben met het betreffende veilig geachte
derde land. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld en in lijn met de motie van het lid Eerdmans4
, heeft het kabinet meermaals met andere lidstaten gesproken over out-of the box oplossingen
zoals het veilig derde land concept, waaronder met Denemarken. Het kabinet blijft
deze gesprekken voeren en is ook bereid om bij te dragen aan een verkenning van de
Commissie. Er is geen rol voorzien voor Frontex bij de selectie van veilig derde landen.
Wel is het EU asielagentschap EUAA betrokken bij het veilig derde land concept. Zij
zijn onder andere bezig met het opstellen van richtsnoeren om te komen tot een meer
gecoördineerde aanpak onder het huidige acquis.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen om coördinatie
tussen de Europese Commissie, European External Action Service (EEAS) en lidstaten
op het gebied van migratie te verbeteren. Hoe gaat Nederland zich hier concreet voor
inzetten om dit te bewerkstelligen? Voor welke concrete maatregelen zet Nederland
zich in voor landen die niet meewerken aan meer inzet op het gebied van migratie?
Antwoord
Het kabinet zet in op brede, gelijkwaardige partnerschappen met partnerlanden waar
migratiesamenwerking onderdeel van is – en waar ook andere beleidsterreinen onderdeel
van uitmaken. Om resultaten te boeken is een stevige coördinatie tussen de verschillende
onderdelen van de Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) essentieel
– om kennis te delen, en om inzet te bepalen en vervolgens concreet vorm te geven.
Het kabinet zet zich al langer in voor deze zogenaamde «whole-of-Commission» approach en geeft deze boodschappen op verschillende niveaus af, zowel in bilaterale
gesprekken met de Commissie en EDEO in Brussel, maar ook in gesprekken met EU-delegaties
in partnerlanden, en in Raadsverband. Tevens is het kabinet van mening dat Europese
lidstaten, zowel door de Commissie als door de EU Delegaties, nauw betrokken moeten
worden bij de totstandkoming van de partnerschappen, alsook bij de implementatie van
de afspraken incl. concrete bijdragen in de geest van Team Europe. Ook wat betreft
de Nederlandse inzet streeft het kabinet naar complementariteit met EU-programma’s
waar relevant.
T.a.v. maatregelen die het kabinet voorstaat wanneer landen niet (meer) meewerken
aan migratiesamenwerking wordt verwezen naar de beantwoording van een gelijkluidende
vraag van de leden van GroenLinks/PvdA.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland stelt dat het plaatsen van mensensmokkelaars
en -netwerken op de EU-sanctielijst verder verkend zou kunnen worden. Hoe gaat Nederland
zich actief inzetten voor concretiseren van deze optie, in lijn is met de motie-Brekelmans
en Veldkamp (Kamerstuk 36 410 VI, nr. 79)? Hoe verloopt de informatiedeling tussen stakeholders op dit vlak? Zijn hier nog
knelpunten? Zo ja, hoe kunnen die knelpunten verholpen worden en wat is de inzet van
Nederland hierin in Europa?
Antwoord
Nederland zet zich er reeds voor in om binnen de bestaande Europese sanctieregimes
mensensmokkelaars op de EU sanctielijst te krijgen, en zal dit ook blijven doen door
actief samen met Europese partners te bepleiten om individuen en organisaties gerelateerd
aan mensensmokkel op de sanctielijst te krijgen wanneer voldoende bewijs aanwezig
is. Dit gebeurt binnen de bestaande Europese sanctieregimes en per smokkelnetwerk
wordt bekeken welk Europees sanctieregime mogelijk geschikt is. Voorwaarde hierbij
is dat de mensensmokkel in kwestie raakvlakken heeft met het buitenlandbeleid en dat
de aard van de mensensmokkel aantoonbaar ondermijnend is aan bijvoorbeeld de internationale
rechtsorde of de mensenrechten. Dit betekent dat het in de praktijk vooral zal gaan
om de meest ernstige varianten van mensensmokkel. Enige tijd terug heeft dit bijvoorbeeld
concreet resultaat opgeleverd. Toen werd dankzij een initiatief van Nederland samen
met andere lidstaten een mensensmokkelnetwerk gelieerd aan het Syrische regime door
de EU gesanctioneerd. In dit geval werd gebruik gemaakt van het Europese sanctieregime
ten aanzien van het Syriëregime om deze mensensmokkelaars op de sanctielijst te plaatsen.
Voordat tot het instellen van sancties kan worden overgegaan is het nodig dat voldoende
informatie over specifieke individuen en entiteiten betrokken bij de mensensmokkel
aanwezig is, waardoor de activiteiten tot hen terug zijn te herleiden. Het komen tot
voldoende informatie blijft een aandachtspunt in het gebruik van het sanctie instrumentarium
in relatie tot mensensmokkel. Onder de Europese lidstaten die actief zijn op het sanctievlak
bestaat reeds een goede uitwisseling van informatie die tot sancties kan leiden. Dit
heeft onder meer te maken met het feit dat wordt gewerkt met openbronneninformatie.
Momenteel wordt ook verkend of het mogelijk is om meer synergie te zoeken met de informatiepositie
die bij de Nederlandse opsporingsketen bestaat inzake criminele internationale mensensmokkelnetwerken.
Hierbij is het uiteraard van belang dat dit gebeurt binnen de geldende kaders, inclusief
het opsporingsbelang, inzake het delen van informatie waarover de opsporingsketen
beschikt.
Zoals ook gesteld in het non-paper acht het kabinet het van belang dat het mogelijke
gebruik van het sanctie instrumentarium van de EU om de meest meedogenloze migrantensmokkelnetwerken
effectiever te ontwrichten en tegen te gaan verder moet worden onderzocht. Het kabinet
zal dan ook binnen de EU samen met andere lidstaten verder verkennen wat de mogelijkheden
zijn om mensensmokkelnetwerken middels het sanctie instrumentarium effectiever tegen
te gaan.
De leden van de VVD-fractie vragen of Nederland bereid is een voorstrekkersrol in
te nemen als het gaat om oprichten van één werkgroep voor alle terugkeerzaken. Wordt
in terugkeerzaken aan efficiënte informatiedeling gedaan? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, zijn hier nog knelpunten? Hoe worden lidstaten aangesproken die zich niet aan
terugkeerafspraken houden?
Antwoord
Er zijn verscheidene Europese gremia waarin het onderwerp terugkeer op zowel beleidsmatig
als operationeel niveau wordt besproken en waarin relevante informatie wordt gedeeld.
Het kabinet is van mening dat het stroomlijnen van deze gremia zou kunnen bijdragen
aan de effectiviteit van de besprekingen. Het coördineren van alle besprekingen aangaande
terugkeer, bijvoorbeeld in de Raadswerkgroep IMEX (verwijdering), is daarom onderdeel
van de inzet van het kabinet.
Daarnaast ontvangen Lidstaten via Schengenevaluaties aanbevelingen van de Commissie
over de naleving van de Europese regels aangaande terugkeer. Nederland roept regelmatig
op tot een betere opvolging van deze evaluaties.5 Ten slotte vindt, door onder andere een actieve inzet van Nederland, dit jaar een
thematische Schengenevaluatie over terugkeer plaats voor alle Lidstaten.
De leden van de VVD-fractie vragen of toegelicht kan worden wat bedoeld wordt met
«a migration marker»? Verder in de passage is te lezen dat er een concreet monitoring
mechanisme moet komen hiervoor. Wat wordt hiermee bedoeld?
Antwoord
Het kabinet is voorstander van het zeker stellen van adequate financiering van de
activiteiten van de Commissie voor de externe dimensie van migratie, waarbij het van
belang is dat de Commissie transparant communiceert over de uitgaven en er mogelijkheden
zijn voor strategische sturing door Lidstaten om effectiviteit van de inzet te waarborgen.
Dat start met het verder versterken van het overzicht over de huidige uitgaven van
de Commissie aan de externe dimensie van migratie, dat momenteel over verschillende
instrumenten is verspreid. Voor het Europese Instrument voor Nabuurschap, Ontwikkeling
en Internationale Samenwerking (NDICI) ontwikkelde de Europese Commissie, mede dankzij
Nederlandse inzet, een migratiemarker. Hiermee wordt (indicatief) tien procent van
de in NDICI beschikbare middelen aan migratie en ontheemding besteed. Een dergelijke
migratiemarker kan voor diverse instrumenten een nuttig startpunt zijn.
Voorts is het kabinet van mening dat, zoals ook in het non-paper te lezen is, ontwikkelingssamenwerking
zo veel mogelijk in lijn moet zijn met het do no harm principe. Dit houdt in dat zowel de bedoelde als onbedoelde effecten van interventies
worden gemonitord. Hiermee wordt onder andere voorkomen dat de middelen die worden
ingezet om irreguliere migratie te voorkomen niet (onbedoeld) bijdragen aan destabilisering
of mensenrechtenschendingen omdat bijvoorbeeld apparatuur in verkeerde handen zijn
gevallen. Daarnaast zal adequate monitoring eveneens bijdragen aan het beoordelen
van de effectiviteit van de inzet.
De leden van de VVD-fractie vragen welke landen Nederland voor ogen heeft om migratie-afspraken
mee te maken. Is Nederland bereid om hier een voortrekkersrol in te nemen?
Antwoord
Het kabinet zet in op partnerschappen met belangrijke landen van herkomst, transit
en bestemming om irreguliere migratie te beperken, bescherming van migranten te versterken
en terugkeer te bevorderen, waarbij Europese en bilaterale inzet in elkaars verlengde
liggen. Zoals eerder aan de Kamer gemeld ontwikkelt Nederland partnerschappen met
landen in Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika en het Midden-Oosten. Deze kabinetsperiode
zijn significante stappen gezet met onder andere Marokko, Turkije, en Egypte. Ook
verwelkomt het kabinet de stappen die de Europese Commissie heeft gezet t.a.v. Tunesië,
Egypte en Mauritanië.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt gewerkt aan betere instrumenten om
problemen te tackelen die te maken hebben met openbare ordeverstoringen in en bij
aanmeldcentra. Welke instrumenten zijn dit en kunnen deze ook op korte termijn in
Nederland worden ingezet?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat met de afronding van de herziene Opvangrichtlijn een
aantal belangrijke verbeteringen is behaald, bijvoorbeeld als het gaat om de mogelijkheid
om opvang voor Dublin-claimanten te versoberen. De komende jaren zal vooral veel aandacht
uitgaan naar de implementatie van deze herziene Opvangrichtlijn. Voor een eventuele
toekomstige herziening van de relevante wetgeving is het de inzet van het kabinet
om de mogelijkheden voor lidstaten om misbruik van de asielprocedure en opvangvoorzieningen
door overlastgevende asielzoekers te verbeteren. Hierbij kan gedacht worden aan de
mogelijkheid om voorzieningen bij overlastgevend gedrag te versoberen. Daarnaast acht
het kabinet het bijvoorbeeld wenselijk om in het kader van dossieropbouw van overlastgevende
asielzoekers de juridische grondslag voor gegevensdeling tussen lidstaten m.b.t. geregistreerde
vormen van overlast te verbreden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in Europees verband wordt gesproken over
een lange termijn aanpak van de opvang en terugkeer van Oekraïense ontheemden. Wat
is hiervan de stand van zaken?
Antwoord
Tijdens de JBZ-Raad van 25-26 januari heeft de Raad gesproken over de toekomst van
de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) en onder meer geconstateerd dat het verder
verlengen van de RTB met een jaar juridisch mogelijk is. In dat geval zou de huidige
werking van de RTB vermoedelijk met een jaar worden verlengd, waardoor de werking
van de RTB doorloopt tot en met 4 maart 2026. Daarnaast zijn ook discussies gaande
over welke opties er vervolgens naast of na het gebruik van de RTB zijn. De Commissie
heeft hierop toegezegd mogelijke opties op EU-niveau te zullen delen met de lidstaten,
om de discussie verder te voeren. Het kabinet is nog in afwachting van deze stukken.
Zoals uw Kamer bekend, zet het kabinet in op een EU-gecoördineerde oplossing voor
verblijf en terugkeer van ontheemden voor de periode na afloop van de Richtlijn Tijdelijke
Bescherming.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er meer moderne technologie door lidstaten moet
worden gebruikt bij interne grenzen, zoals bijvoorbeeld ANPR-camera’s, met de mogelijkheid
om in de toekomst ook meer aan gegevensdeling te gaan doen. Wat is de inzet van Nederland
hierin en hoe verloopt de financiering van meer ANPR-camera’s in de grensregio’s?
Hoe zal informatiedeling geborgd moeten worden, wat is de inzet van Nederland hierin
en hoe staan andere Schengen Lidstaten hierin?
Antwoord
Nederland maakt reeds jaren gebruik van technologie aan de binnengrenzen. Het camerasysteem
(Amigo Boras) dat Nederland gebruikt aan de binnengrenzen met Duitsland en België
ondersteunt de Koninklijke Marechaussee in de uitvoering van controles in het kader
van Mobiel Toezicht Veiligheid. Er wordt momenteel onderzocht hoe dit camerasysteem
verder verbeterd kan worden. Daarbij wordt ook gekeken naar compatibiliteit met andere
sensoren en systemen. Amigo boras wordt gefinancierd door het Ministerie van Defensie.
Gebruik van technologie aan de binnengrenzen wordt ook op EU-niveau aangemoedigd omdat
dit kan bijdragen aan beter (toe)zicht op irreguliere migratiestromen en bijdragen
aan controles ten behoeve van vreemdelingentoezicht en/of veiligheid. Daarnaast kunnen
effectieve niet structurele (politie)controles aan de binnengrenzen ervoor zorgen
dat lidstaten minder geneigd zijn tot herinvoering van binnengrenscontroles. Gebruik
van innovatieve technologie aan de binnengrenzen is tevens opgenomen in de wijziging
van de Schengengrenscode waar begin 2024 politiek akkoord op is bereikt op EU-niveau.
Hieruit is af te leiden dat gebruik van technologie op steun van lidstaten kan rekenen.
Om Frontex goed in te zetten voor terugkeer wordt er ook gekeken naar de mogelijkheden
om Frontex in te zetten in derde landen bij hun terugkeer proces? Hoe moeten de leden
van de VVD-fractie dit voor zich zien? Wat is de inzet en kan Nederland hier nog aan
bijdragen?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat partnerlanden een belangrijke verantwoordelijkheid hebben
bij het inrichten van het eigen asiel- en migratiemanagementbeleid- en bijbehorende
uitvoering – om bescherming van migranten te versterken, terugkeer te bevorderen en
irreguliere migratie naar Europa en Nederland tegen te gaan. Daarbij acht het kabinet
het van belang dat de Commissie en haar Agentschappen partnerlanden hierbij kunnen
ondersteunen. Op terugkeergebied kan Frontex onder het huidige mandaat ondersteuning
bieden aan derde landen via capaciteitsopbouw, maar geen operationele steun verlenen
aan de terugkeer van migranten. Het kabinet zet zich daarom – naast de inzet om het
huidige mandaat optimaal uit te voeren – in voor een uitbreiding van het Frontex-mandaat
op dit punt waardoor Frontex wel operationele terugkeersteun aan derde landen kan
bieden.
De VVD-fractieleden lezen dat de informatiedeling tussen Frontex en Europol verbeterd
moet worden en belemmeringen hierin moeten worden weggehaald. Wat is de inzet van
Nederland hierin?
Antwoord
De Europees toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) heeft vorig jaar mei een
auditrapport uitgebracht over de toepassing van de AVG door Frontex.6 De EDPS constateerde dat Frontex automatisch persoonsgegevens en andere gegevens
deelt met Europol die worden verkregen uit debriefingsinterviews met migranten zonder
daarbij de afweging te maken of dit strikt noodzakelijk is. Dientengevolge concludeerde
de EDPS dat Frontex in strijd heeft gehandeld met toepasselijke bepalingen uit de
AVG, Europese Grens- en Kustwachtverordening en een besluit van de Raad van Bestuur
van het Agentschap. Hierop heeft de EDPS besloten een nader onderzoek in te stellen.
Het kabinet is in afwachting van de resultaten van het onderzoek op dit moment.
De samenwerking tussen Frontex en Europol acht het kabinet van groot belang voor de
aanpak van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit. Via onder andere EMPACT
(European Multidisplinary Platform Against Crime Threats) werken nationale opsporingsdiensten samen met EU-agentschappen (onder meer Frontex
en Europol) om hier gezamenlijk in op te trekken. Nederland neemt op dit moment deel
aan 9 EMPACT-projecten.
Het delen van relevante gegevens en informatie is daarbij cruciaal. Dat moet gebeuren
in lijn met Europese regelgeving op het gebied van gegevensbescherming. Tegelijkertijd
moet het belang van de opsporing niet uit het oog worden verloren. Het kabinet verwelkomt
tegen die achtergrond de recente gezamenlijke verklaring van Frontex en Europol over
de samenwerking tussen de twee agentschappen en de prioriteit die daarbij gegeven
wordt aan het verder versterken van wederzijdse uitwisseling van informatie. Verdere
stappen op dit gebied door Frontex en respectievelijk Europol worden aangemoedigd
door het kabinet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de formele bijeenkomst
van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) van 4 en 5 maart 2024 en hebben
naar aanleiding hiervan de volgende vraag. Aangegeven wordt in het verslag dat de
Commissie nu bezig is met de uitwerking van de EU-havenalliantie en dat Nederland
heeft aangegeven actief betrokken te willen worden bij deze uitwerking. Het kabinet
heeft hierbij ook het belang van publiek-private samenwerking in de strijd tegen drugshandel
onderstreept. Tijdens het werkbezoek aan Rotterdam door de vaste Kamercommissie Justitie
en Veiligheid kwam ter sprake dat de uithalers de sloten op de containers nu vaak
kunnen openen middels pincodes, die door corrupte havenmedewerkers aan hen zijn verstrekt.
Er wordt ingezet op het gebruik van andere sloten, zogenoemde smartseals, waardoor
het uithalen aanzienlijk kan worden bemoeilijkt. De toepassing van deze smart technologie
om drugstransporten in containers tegen te gaan, spreken deze leden zeer aan. Zij
realiseren zich dat voor een effectieve toepassing hiervan nodig is dat dit zich niet
beperkt tot een of enkele havens maar tot zoveel mogelijk havens in de EU. Deze leden
vragen de Minister deze ontwikkeling omtrent toepassing van smartseals op (zee)containers
aan te kaarten bij de uitwerking door de Commissie en de Kamer over de voortgang hierop
te informeren voorafgaand aan de volgende JBZ Raad.
Antwoord
Het kabinet onderschrijft de mening van de leden van de NSC-fractie dat voor een effectieve
toepassing van SmartSeals brede commitment van (Europese) havens nodig is, maar ook
van het bedrijfsleven. Het kabinet informeert uw Kamer hierbij over de laatste ontwikkelingen
op dit gebied en dat Nederland dit heeft aangekaart bij de Commissie zoals de leden
van de NSC-fractie vragen. De Nederlandse en Belgische Douanes hebben zich gecommitteerd
aan het onderzoeken van mogelijkheden om SmartSeals te implementeren in het containerverkeer.
In de gesprekken met rederijen en leveranciers van SmartSeals is een aantal praktische
knelpunten naar voren gekomen die het direct testen van het SmartSeals beperken. De
Douane start daarom binnenkort met het testen van diverse scenario’s waarbij SmartSeals
kunnen worden gebruikt om te onderzoeken hoe deze knelpunten het beste het hoofd kunnen
worden geboden. Parallel is het de ambitie van de Douane om met de Belgische Douane
een pilotproject te starten waarbij zowel scheepsrederijen als een grote fruitproducent
zijn betrokken. Binnen het project Port Alliance heeft de Douane bij de Commissie
de ontwikkeling van het gebruik van SmartSeals benoemd als voorbeeld van lopende publiek-private
samenwerking in Nederland.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Betreffende de non-paper «Pyrotechnics directive»
De leden van de D66-fractie stellen dat het in Nederland relatief eenvoudig blijft
om aan zwaar illegaal vuurwerk te komen omdat het over de grens in buurlanden gewoon
gekocht kan worden door consumenten. De aan het woord zijnde leden maken zich ernstige
zorgen over de gevolgen daarvan, zoals dat zwaar vuurwerk wordt gebruikt als wapen
jegens hulpverleners, dat door zwaar vuurwerk jaarlijks veel letsel wordt veroorzaakt
en dat zwaar vuurwerk wordt gebruikt door criminele organisaties om aanslagen mee
te plegen. Deze leden constateren dat er afgelopen jaar bijna 600 explosies in Nederland
hebben plaatsgevonden, waarvan een groot deel volgens de politie en het Openbaar Ministerie
(OM) gepleegd worden met illegaal vuurwerk.7 Nederland is overigens niet het enige land binnen de Europese Unie dat hevige problemen
ondervindt vanwege vuurwerk.
Ook in België en Duitsland wordt al langer gepleit voor een vuurwerkverbod, onder
andere door hulpdiensten zoals de brandweer en politie.8 Deze leden achten het noodzakelijk om vergaander in EU-verband samen te werken om
illegaal zwaar vuurwerk te bestrijden.
De leden van de D66-fractie constateren voorts dat dit dossier al geruime tijd loopt.
Zij missen vanuit de Minister een strategie om op dit onderwerp daadwerkelijk resultaten
te boeken. Deze leden verzoeken de Minister dan ook inzichtelijk te maken welke allianties
worden aangegaan met andere landen om daadwerkelijk een vuist te maken. Op basis waarvan
worden deze landen uitgezocht en eventueel overtuigd? Wat zijn de belangrijkste tegenwerpingen
die de Minister terug hoort en/of bij welke tegenwerping heeft de Minister moeite
met deze te weerleggen? Welke belangen of gevoeligheden spelen hier bij de landen
die het meest stevig opponeren tegen de wens van de Minister? Wat is de aanpak van
de Minister om hiermee om te gaan? Wat zijn de belangrijkste momenten de komende jaren
waarop de Minister anticipeert om voortgang te boeken? Bieden de manifestos van de
verschillende Europese partijen in dit opzicht nieuwe mogelijkheden? Kan de Kamer
een overzicht krijgen van de belangrijkste interventies, gesprekken en initiatieven
die de Minister op dit onderwerp heeft ondernomen de afgelopen jaren? Zij vragen dit
om een beter gevoel te krijgen voor de wijze waarop dit thema ter hand is genomen
en waar de kansen voor de komende jaren liggen.
Antwoord
Het kabinet waardeert de betrokkenheid van de leden van de D66-fractie in de aanpak
van de illegale handel en misbruik van professioneel vuurwerk. De verkoop van zwaar
professioneel vuurwerk waar Nederland overlast door ervaart, zoals cobra’s, is ook
in de buurlanden verboden voor consumenten. Ook in België en Duitsland is vuurwerk
uit de categorieën F3 (middelmatig gevaar) en F4 (veel gevaar) uitsluitend toegestaan
voor professioneel gebruik. Nederland kent daarnaast nog beperkingen ten aanzien van
F2 vuurwerk (weinig gevaar, geschikt voor consumenten).
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, zet het kabinet zich op Europees niveau in om te
komen tot een verbod op de productie van bepaalde typen vuurwerk en de harmonisatie
van regelgeving. Hiervoor heeft het kabinet het betreffende non-paper opgesteld dat
eind februari met uw Kamer is gedeeld.9
De onderwerpen uit dit paper bespreekt Nederland op dit moment op verschillende niveaus
bij de Commissie, binnen de Benelux en met andere lidstaten, inclusief de daar betrokken
uitvoeringsorganisaties zoals de politie. De belangrijkste partner op dit onderwerp
is Frankrijk en er zijn verkennende gesprekken gevoerd met België, Luxemburg, Duitsland,
Zweden en Spanje. Op korte termijn organiseert Nederland een politieconferentie over
het thema vuurwerk, waarbij Duitsland, België en Frankrijk aansluiten.
Met Frankrijk probeert het kabinet andere lidstaten en de EU-instellingen te overtuigen
van de noodzaak van de harmonisatie van regelgeving. Onder meer omdat vuurwerk een
product is dat onder het vrije verkeer van goederen valt, niet alle lidstaten dezelfde
problematiek ervaren of zelf een producerend of importerend land van vuurwerk zijn,
is het niet vanzelfsprekend dat alle lidstaten de Nederlandse en Franse voorstellen
zullen steunen. Het kabinet blijft zich de komende periode inzetten om deze prioriteit
in de werkagenda 2024 – 2029 van de nieuwe Commissie te krijgen, en de problematiek
aan te kaarten in het kader van de evaluatie van de bestaande Pyrorichtlijn.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd met de inzet van de Nederlandse regering
om te pleiten voor een verbod op zwaar explosief vuurwerk in EU-verband, aangezien
er weinig vraag is naar dit type vuurwerk vanuit de professionele vuurwerkindustrie
en dit vuurwerk voornamelijk wordt gebruikt door criminele organisaties. Deze leden
achten het verder van belang dat Nederland in Europees verband pleit voor een harmonisatie
van de vuurwerkmarkt. Juist vanwege grote verschillen in welke types vuurwerk legaal
en illegaal zijn per lidstaat is handhaving op dit moment nagenoeg onmogelijk. Kan
de Minister toezeggen zich in te zetten voor de totstandkoming van een harmonisatierichtlijn
op het gebied van vuurwerk?
Antwoord
Op dit moment evalueert de Commissie de Pyrorichtlijn. Het kabinet zet zich in om
de illegale handel van professioneel vuurwerk aan te pakken en de productconformiteitsprocedures
te verbeteren. Zoals reeds aangegeven kent Nederland in veel gevallen meer beperkingen
van het toegestane vuurwerk dan andere lidstaten. Op dit moment lijkt er onvoldoende
draagvlak voor harmonisatie van binnen de EU voor consumenten toegestane pyrotechnische
artikelen. Mocht bijvoorbeeld de uitkomst van de evaluatie daar aanleiding voor zijn,
dan zal het kabinet overwegen of het opportuun is draagvlak voor harmonisatie te zoeken.
De leden van de D66-fractie onderschrijven verder dat de Minister zich zal inzetten
voor de implementatie van de Pyro-Pass in de gehele Europese Unie. Met een dergelijke
pas kunnen beroepsmatige kopers van vuurwerk zich identificeren bij het kopen van
zwaar vuurwerk dat voor consumenten illegaal is. Kan de Minister uiteenzetten hoe
de verschillende lidstaten kijken naar het op Europees niveau implementeren van de
Pyro-Pass? Acht de Minister het noodzakelijk om daarnaast te pleiten voor strikte
handhaving op het controleren van Pyro-Passen door verkopers?
Antwoord
De Benelux heeft zich gecommitteerd aan het invoeren van een eenvormig controledocument,
zodat een persoon die bepaalde pyrotechnische artikelen wil kopen, met de pyro-pass
kan bewijzen de daarvoor vereiste gespecialiseerde kennis te hebben. De invoering
van de pyro-pass kan het een verkoper van dergelijke artikelen in de Benelux gemakkelijker
maken om een document op echtheid en geldigheid te controleren. De pyro-pass wordt
op dit moment geïmplementeerd in de nationale wet- en regelgeving van de Benelux-landen.
Inzet vanuit de Benelux is om de pyro-pass binnen de Europese Unie te implementeren.
Onder andere in het kader van het Nederlandse non-paper bespreekt het kabinet deze
wens met andere landen. De Commissie volgt de ontwikkelingen rond de pyro-pass, en
sluit geregeld aan bij Benelux-overleggen over dit onderwerp. Enkele lidstaten zijn
geïnteresseerd in het concept. Zij hebben zich echter nog niet uitgesproken over definitieve
steun voor het voorstel. Bij een eventuele invoering van de pyro-pass op EU-niveau
zal het toezicht en handhaving vanzelfsprekend een gespreksonderwerp zijn.
De leden van de D66-fractie stellen ten slotte dat de Pyro-richtlijn voorschrijft
aan welke kwaliteits- en veiligheidseisen vuurwerk binnen de EU moet voldoen, maar
dat de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) in 2021 constateerde dat het
systeem van CE-markering niet functioneert en dat veel producten niet voldoen aan
wet- en regelgeving.10 De aan het woord zijnde leden stellen dat de controle op kwaliteits- en veiligheidseisen
verbeterd moet worden. Hoe is de Minister van plan zich daarvoor in te zetten in EU-verband?
Kan de Minister toezeggen om te pleiten voor verbeterde kwaliteits- en veiligheidscontroles
op vuurwerk?
Antwoord
Nederland zet zich internationaal in voor verbetering van de regels rond pyrotechnische
artikelen, waaronder vuurwerk. De inzet is onder andere gericht op het verbeteren
van de productconformiteit van vuurwerk dat de EU en Nederland binnenkomt. Het kabinet
heeft de afgelopen periode twee non-papers opgesteld met het oog op de nieuwe Commissie
en de evaluatie van de Pyrorichtlijn. Een van de papers betreft een aantal voorstellen
om op EU-niveau de productconformiteit van (consumenten)vuurwerk te verbeteren. In
de Kamerbrief van 14 maart jl. is dit non-paper aan uw Kamer aangeboden.11 De voorstellen die het kabinet doet zijn onder andere gericht op het verbeteren van
de conformiteitsprocedures in de Pyrorichtlijn, en het versterken van de samenwerking
en de informatiedeling tussen de lidstaten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de standpunten
die het demissionaire kabinet inneemt in de non-paper. Zij willen daarbij opmerken
dat zij het zorgwekkend vinden dat de non-papers louter ingaan op het bewaken van
binnen- en buitengrenzen, terugkeer en verschillende vormen van externalisering van
het Nederlands- en Europees asiel- en migratiebeleid. Zij merken op dat er weinig
oog is voor het verbeteren van de interne structuren zoals onderlinge solidariteit,
capaciteit, administratieve lasten en snelle integratie. Bovendien hebben deze leden
ook vraagtekens bij de effectiviteit van de voorgestelde lijn. Zij hebben daarover
nog een aantal vragen.
3. Non paper Return
De leden van de Volt-fractie vragen of er zicht is op hoeveel mensen er momenteel
niet terugkeren of niet kunnen terugkeren. Welk percentage is dit van het volledige
aantal asielzoekers in Europa? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven om hoeveel
mensen het gaat per land?
Antwoord
Eurostat rapporteert per kwartaal over het aantal personen dat na een terugkeerbesluit
de Europese Unie (uitgesplist naar lidstaten en Schengen-geassocieerde staten) heeft
verlaten, afgezet tegen het aantal personen dat een terugkeerbesluit heeft ontvangen.
Deze informatie is openbaar.12 Dit kunnen ook personen zijn die geen asielaanvraag hebben ingediend. Daarbij komt
dat verschillende lidstaten op verschillende momenten in het proces een terugkeerbesluit
nemen waardoor een vergelijking met het totaal aantal asielzoekers lastig te maken
is.
De leden van de Volt-fractie vragen welke stappen – naast samenwerking met landen
van herkomst – worden genomen om terugkeer te bevorderen. Is er bijvoorbeeld onderzoek
gedaan naar verbeterde begeleiding van mensen die moeten terugkeer naar hun land van
herkomst en de effecten daarvan op vrijwillige terugkeer? Deze leden verwijzen hierbij
bijvoorbeeld naar de positieve signalen uit de pilot met Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen
(LVV) met betrekking tot vrijwillige terugkeer.
Antwoord
Begeleiding en casemanagement zijn belangrijke onderdelen van het terugkeerproces.
Zowel door de regievoerders van de Dienst Terugkeer & Vertrek, als door de Internationale
Organisatie voor Migratie (IOM) en verschillende non-gouvernementele organisaties
(ngo's) wordt begeleiding ingezet. Daarbij is er ook oog voor goede voorbeelden en
praktijken. Zo worden door IOM nu zogeheten native counselors ingezet. Zij kunnen vanuit dezelfde taal en cultuur veelal beter met de vreemdeling
communiceren. Verder wordt momenteel door het Migration Policy Institute – in opdracht
van het Wetenschappelijke Onderzoeks- en Documentatie Centrum (WODC) – een onderzoek
uitgevoerd naar de praktijk van vrijwillige terugkeer en herintegratie en hoe de beleidsmaatregelen
invloed hebben op terugkeer. De uitkomsten van dit onderzoek worden begin 2025 verwacht.
Return collaboration and reintegration
De leden van de Volt-fractie vragen wat de Staatssecretaris bedoelt met «innovative»
arrangements.
Antwoord
Onder verwijzing naar het eerdere antwoord op een vraag van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
over out-of-the-box afspraken, kan bij het maken van afspraken met derde landen, waar
terugkeersamenwerking onderdeel van is, ook gedacht worden aan innovatieve vormen.
Zo onderzoeken verschillende lidstaten, waaronder Zweden, het concept van terugkeerhubs.
Conform een eerdere toezegging, stuurt het kabinet uw Kamer voor de zomer een brief
over deze verkenning.13
Verder vragen zij de Staatssecretaris om te schetsen op basis waarvan verwacht wordt
dat negatieve maatregelen zullen werken om landen te bewegen asielzoekers terug te
nemen. Hoe effectief verwacht de Staatssecretaris dat negatieve maatregelen zullen
zijn en waarom? Bovendien vragen zij voor welke balans Nederland zal pleiten in de
partnerschappen met betrekking tot migratie en andere onderdelen, zoals economische
ontwikkeling, infrastructuur en energie.
Antwoord
Het kabinet verwijst naar het antwoord op een gelijksoortige (deel)vraag van de leden
van de GroenLinks-PvdA fractie over de negatieve maatregelen wanneer een derde land
onvoldoende mee werkt.
Ten aanzien van de balans in brede partnerschappen gaat het kabinet in de eerste plaats
uit van gelijkwaardigheid, duurzaamheid en inzet op basis van wederzijdse belangen.
De inhoud van de samenwerking wordt gezamenlijk met het derde land op basis van deze
pijlers ingericht en uitgewerkt. Het kabinet bepleit doorlopend bij de Commissie dat
voortgang moet worden geboekt op álle onderdelen van de gemaakte afspraken.
Verder merken de leden van de Volt-fractie op dat de Staatssecretaris verwijst naar
de verantwoordelijkheden van landen onder de Global Compact of Migration. Hoe verhoudt
dit zich tot de percentages van vluchtelingen die al opgevangen worden in deze landen
ten opzichte van het percentage van vluchtelingen dat Europa opvangt?
Antwoord
Het Global Compact for Migration (GCM) biedt een (juridisch niet-bindend) raamwerk
om migratiesamenwerking tussen landen van herkomst, transit en bestemming te verbeteren.
Het betreffende non-paper refereert aan GCM doelstelling 21 waarin wordt gecommitteerd
aan het terugnemen van eigen onderdanen, waaronder uitgeprocedeerde asielzoekers.
Het GCM ziet dus niet op de situatie van vluchtelingen. Het Global Compact on Refugees
(GCR) is er daarentegen op gericht de internationale respons op nieuwe en bestaande
vluchtelingensituaties te verbeteren. Nederland draagt bij aan de GCR-doelstellingen,
onder meer door landen met grote vluchtelingengemeenschappen te ondersteunen bij de
opvang en duurzame integratie en het hervestigen van vluchtelingen. De complementariteit
tussen het GCM en GCR ziet onder meer op het ontlasten van asielsystemen van personen
die geen recht hebben op internationale bescherming, zodat voldoende capaciteit beschikbaar
is voor degenen die hier wel recht op hebben.
Daarnaast vragen de leden van de Volt-fractie hoe de Staatssecretaris programma’s
onder het Europese fonds voor Asiel, Migratie en Integratie (AMIF), het Europese Instrument
voor Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) en het Instrument
voor Pre-Toetredingssteun (IPA) wil inzetten om terugkeer te bevorderen en welke verhouding
in financiering hij voor zich ziet tussen de verschillende financieringsdoelstellingen
binnen deze financieringsstructuren. Kan de Staatssecretaris hier door middel van
voorbeelden en percentages van besteding kaders schetsen hoe Nederland deze financiering
zou willen inzetten?
Antwoord
In de verordening voor het Europese fonds voor Asiel, Migratie en Integratie (AMIF)
is terugkeer opgenomen als één van de beleidsdoelstellingen waaraan de besteding van
het fonds dient bij te dragen. 35% van de aan de lidstaten beschikbaar gestelde middelen
is bedoeld voor de aanpak van irreguliere migratie met inbegrip van terugkeer. Het
fonds voorziet zowel in financiering voor inspanningen in de lidstaten om (vrijwillige)
terugkeer te verbeteren, als in financiering voor maatregelen op dat gebied in derde
landen, waaronder re-integratie. Middels het IPA en NDICI worden verschillende projecten
gefinancierd gericht op terugkeerbevordering, dit wordt nauw afgestemd op de benodigdheden
van de ontvangende derde landen. Mede dankzij Nederlandse inzet wordt indicatief 10%
van de in NDICI beschikbare middelen aan migratie en ontheemding besteed. Bestaande
projecten onder het IPA zijn onder andere gericht op capaciteitsopbouw van terugkeersystemen,
het bevorderen van efficiëntie van deze systemen en de naleving van mensenrechten
in de uitvoering. Deze worden in samenwerking met IOM en/of Frontex uitgevoerd. Onder
het huidige IPA III-comité (2021–2027) is daar reeds 24.7 MLN EUR aan uitgegeven ofwel
gecommitteerd. Deze financieringsdoelen overlappen, het kabinet acht het daarom van
belang dat deze fondsen complementair aan elkaar worden besteed. Het kabinet roept
de Commissie op tot betere coördinatie.
Strengthen EU internal return system
De leden van de Volt-fractie vragen of de Staatssecretaris concreet kan maken wat
Frontex management van terugkeerzaken betekent, gezien Frontex daar nu louter als
ondersteunende instelling werkt?
Antwoord
De verwijzing in het non-paper gaat over de interne besluitvormingsstructuren van
Frontex. Als informeel voorportaal van de Frontex Management board wordt geregeld
een High Level Round Table on Return georganiseerd. Hier worden aan terugkeer gerelateerde zaken met betrekking tot Frontex
op strategisch en operationeel met de lidstaten besproken. Nederland neemt hieraan
deel. Tegelijkertijd bestaat er overlap met andere gremia waar terugkeer wordt besproken.
Nederland pleit derhalve voor een gestroomlijnde integrale overlegstructuur waarbij
de ondersteunende taak van Frontex op het gebied van terugkeer betrokken is.
Overcoming legal barriers
De leden van de Volt-fractie vragen om welke reikwijdte het gaat wanneer de Staatssecretaris
verwijst naar migranten met een strafblad. Geldt dit voor elk vergrijp? Welke juridische
basis is er om met name voor deze groep de juridische procedures te versimpelen?
Antwoord
Het kabinet zet zich, in lijn met de motie van de leden Van der Staaij en Bisschop14, in voor een aanscherping van de Terugkeerrichtlijn. De Terugkeerrichtlijn bevat
namelijk de grondslag voor de terugkeerprocedure(s), zoals geregeld in de Nederlandse
wet- en regelgeving. Het kabinet is van mening dat deze procedures – met inachtneming
van waarborgen voor fundamentele rechten – efficiënter en doeltreffender kunnen worden
ingericht ook waar het migranten met een strafblad betreft. Dit bijvoorbeeld door
het creëren van een extra bewaringsgrondslag voor vreemdelingen die een gevaar vormen
voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
Daarnaast vragen de leden van de Volt-fractie naar een aantal voorbeelden voor wat
de Staatssecretaris bedoelt met «out-of-the-box return collaborations with third countries»?
Antwoord
Het kabinet verwijst naar het antwoord op bovenstaande vraag van de leden van de Volt-fractie
over innovative return arrangements.
Increasing return from third countries
De leden van de Volt-fractie vinden het positief dat de Staatssecretaris het respect
voor mensenrechten benadrukt en daar ook meteen monitoring aan toevoegt. Zij vragen
daarbij wel welke basisvoorwaarden de Staatssecretaris dan zou willen stellen, alvorens
de samenwerking van derde landen met Frontex aan te gaan en hoe de monitoring vormgegeven
wordt om te garanderen dat er geen sprake is van mensenrechtenschendingen of deze
meteen worden aangepakt.
Antwoord
Het kabinet verwijst naar het antwoord op een vraag van de leden van de VVD-fractie
over de monitoring van terugkeerafspraken. Fundamentele rechten en bescherming van
migranten zijn geborgd in internationale en Europese regelgeving waaronder de terugkeerrichtlijn
en de Europese Grens- en Kustwachtverordening (voor activiteiten uitgevoerd door het
Agentschap). Het nationaal terugkeerbeleid van lidstaten wordt in het kader van het
Schengenevaluatiemonitoringsmechanisme ook op dit punt geëvalueerd. Hieruit kunnen
aanbevelingen voortkomen die lidstaten moeten opvolgen. Daarnaast houdt de grondrechtenadviseur
van Frontex ook toezicht op de terugkeeractiviteiten van het Agentschap. Voor wat
betreft nieuwe samenwerking met derde landen ligt er een gedeelde verantwoordelijkheid
voor de waarborging van fundamentele rechten bij de lidstaten, de Commissie en het
Agentschap. De lidstaten dienen bij een voornemen om te onderhandelen over een overeenkomst
met een derde land over samenwerking met het Agentschap in de Raad hiervoor hun toestemming
te verlenen. Effectieve waarborging van fundamentele rechten maakt onderdeel uit van
deze afweging. In een later stadium, indien er een concreet voorstel voor samenwerking
wordt besproken, maakt de effectieve waarborging van fundamentele rechten onderdeel
uit van een voorstel. Het kabinet hecht hier aan en zal hier ook op toezien indien
er sprake is van nieuwe samenwerkingsverbanden tussen het Agentschap en derde landen.
Daarnaast hebben de voornoemde leden enkele vragen over de uitbreiding van het Frontex-mandaat.
Hoe denkt de Staatssecretaris irreguliere migratie te voorkomen door middel van Frontex?
Vrijwillige terugkeer lijkt de meest effectieve route voor duurzame terugkeer van
uitgeprocedeerde asielzoekers. Hoe wenst Nederland vrijwillige terugkeer te vergroten?
Hoe kan het vergroten van het mandaat van Frontex bijdragen aan een toename van mensen
die vrijwillig terugkeren? Terugkeerders hebben vaak een negatieve associatie met
Frontex. Waarom kiest de Staatssecretaris om de rol van deze organisatie verder te
vergroten?
Antwoord
Het kabinet verwijst verder naar het antwoord op een gelijkaardige vraag van de fractieleden
van de VVD over het inzetten van Frontex in derde landen bij het terugkeerproces.
Vrijwillige terugkeer is hierbij altijd het uitgangspunt.
Daarnaast vragen de leden van de Volt-fractie hoe de Staatssecretaris in deze positie
inzet op het Europees erkennen van de onmogelijkheid om terug te keren. Hoe kijkt
de Staatssecretaris in dat kader naar de mogelijkheden in Duitsland voor de legalisering
van verblijf van asielzoekers die niet terug kunnen keren?
Antwoord
Uitgangspunt van het Nederlandse migratiebeleid is dat vreemdelingen zonder rechtmatig
verblijf Nederland dienen te verlaten. Er zijn geen landen bekend die structureel
niet de volkenrechtelijke verplichting naleven om eigen onderdanen terug te nemen.
In de praktijk blijkt dan ook dat met name zelfstandige (vrijwillige) terugkeer vrijwel
altijd mogelijk is. Desalniettemin kunnen zich bijzondere situaties voordoen waarin
een vreemdeling vanwege medische redenen of buiten zijn schuld Nederland niet kan
verlaten. Bijvoorbeeld omdat hij de benodigde reisdocumenten niet kan bemachtigen.
In die gevallen wordt op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet het vertrek
uitgesteld en tijdelijk rechtmatig verblijf geboden of een zogeheten buitenschuldvergunning
verleend. Ten aanzien van de vraag over het Duitse beleid verwijs ik naar mijn beantwoording
van eerdere, onder andere door het lid Koekkoek van de fractie Volt, gestelde vragen
hierover.15
5. Non paper Asylum
Improve monitoring and compliance, and explore conditionality
De leden van de Volt-fractie vragen welke afwegingen er zijn om fondsen zoals AMIF
en het Integrated Border Management Fund (IBMF) conditioneel te maken aan het naleven
van het Pact? Geldt dit gelijkwaardig voor alle onderdelen van het Pact of is de inzet
van Nederland te koppelen aan bepaalde onderdelen van het Pact, zoals de grensprocedure?
Welke aanvullende manieren ziet de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de lidstaten
bijdragen aan de gemeenschappelijke EU-migratieprioriteiten?
Antwoord
Het kabinet verwijst u naar het antwoord van gelijkluidende vraag van de leden van
de VVD-fractie.
Increase the number of mandatory border procedures
De leden van de Volt-fractie vragen hoe de doeltreffendheid van de verhoogde procedures
wordt gemeten als het gaat om het tegengaan van aanzuigende werking. Is de Staatssecretaris
bereid de grensprocedures te herzien, op het moment dat blijkt dat dit geen positief
effect heeft op het terugdringen van irreguliere migratie? Welke voorzorgsmaatregelen
zullen worden genomen om misbruik van het systeem door lidstaten te voorkomen en een
humane behandeling tijdens de grensprocedures te waarborgen?
Antwoord
Het kabinet vindt de grensprocedure een belangrijk instrument om te beoordelen of
toegang tot Nederland/de Unie mag worden verleend en om het beheer van de buitengrens
te verstevigen. Het is een mogelijkheid dat bij de implementatie van de grensprocedures
onvoorziene belemmeringen aan het licht komen. Het kabinet verwelkomt daarom dat de
Commissie twee jaar na de start van de toepassing van de verordening zal rapporteren
over de toepassing ervan in de lidstaten en, waar passend, aanpassingen zal voorstellen.
In de wetgevende voorstellen zijn meerdere procedurele waarborgen opgenomen ten aanzien
van fundamentele rechten. Iedere aanvraag om internationale bescherming die in de
asielgrensprocedure wordt afgewikkeld moet individueel worden beoordeeld. De aanvrager
krijgt tijdens de procedure rechtsbijstand en kan in beroep gaan tegen een afwijzende
beslissing. Als tijdens het gehoor, of in iedere andere fase van de procedure, blijkt
dat de gronden voor het toepassen van de grensprocedure niet (langer) van toepassing
zijn, dient de aanvrager toegang te verkrijgen tot het grondgebied van de lidstaat
en moet de aanvraag verder worden behandeld buiten de grensprocedure. Opvang- en bewaringsomstandigheden
moeten gedurende de asielgrensprocedure altijd in overeenstemming zijn met de waarborgen
in de Opvangrichtlijn. Daarnaast voorziet de Asielprocedureverordening in meerdere
monitoringsmechanismen. Zo wordt ten aanzien van gezinnen met kinderen expliciet verwezen
naar het monitoringssysteem van het Europese Asielagentschap (EUAA). Indien daaruit
blijkt dat een lidstaat niet voldoet aan het vereiste dat de opvangvoorzieningen in
lijn zijn met de Opvangrichtlijn, doet de Commissie een aanbeveling om de toepassing
van de grensprocedure op te schorten. Ook is in de APR opgenomen dat lidstaten moeten
voorzien in een monitoringssysteem dat toeziet op de naleving van het Unierecht en
het internationaal recht, met name wat betreft de toegang tot de asielprocedure, het
beginsel van non-refoulement, het belang van het kind en de relevante regels inzake
bewaring. Ook moeten onderbouwde beschuldigingen van niet-eerbiediging van grondrechten
doeltreffend en zonder onnodige vertraging worden behandeld.
De Volt-leden maken zich ook zorgen over de grootte van de grensgevangenissen. In
de huidige voorstellen is bepaald dat de grenslanden samen 30.000 mensen in (semi)detentiecentra
moeten hebben «op elk moment van het jaar». Dit is de «adequate capacity» (art. 48
van de nieuwe Asielprocedureverordening). Via een formule wordt vervolgens berekend
wat dat betekent voor de capaciteit in de verschillende lidstaten. Onze koepelorganisatie
European Council on Refugees and Exiles (ECRE) maakte op basis van deze formule een
proefberekening en kwam uit op maar liefst 7.892 plekken voor Italië. Dat betekent
dat Italië op elk moment minstens 7.892 (semi-)detentieplekken bezet moet hebben.
Dat zijn grote grensgevangenissen. Kan de Staatssecretaris toelichten op welk hoger
aantal Nederland wil inzetten? Wat betekent dit voor de capaciteit op Schiphol Justitieel
Complex en/of de Gesloten Gezinsvoorzieining (GGV) te Zeist?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat de grensprocedure in principe van toepassing zou moeten
zijn op alle (of in ieder geval het merendeel van de) overschrijdingen van de buitengrens
waarbij niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor toegang en een asielverzoek wordt
ingediend. De overeenstemming die is bereikt over het aantal van 30.000 ziet het kabinet
als een realistische en belangrijke eerste stap. Het betreft hier evenwel niet het
aantal mensen dat in detentie moet worden gehouden, maar het aantal plaatsen in de
grensprocedure dat Uniebreed beschikbaar moet zijn. In de APR wordt vervolgens bepaald
wanneer er een verplichting is om de grensprocedure toe te passen en in welke gevallen
de grensprocedure wordt uitgesloten. In de APR is opgenomen dat het aantal van 30.000
iedere drie jaar zal worden geëvalueerd en indien nodig zal worden herijkt. Het kabinet
brengt nog in kaart of en zo ja welke gevolgen het nu afgesproken aantal heeft voor
de Nederlandse praktijk.
Kan de Staatssecretaris bovendien bevestigen dat Nederland geen kinderen in celconstructies
op gaat sluiten op Schiphol dan in wel andere gesloten settingen? Detentie van kinderen
om de enkele reden dat zij bescherming zoeken is een schending van onder andere het
Kinderrechtenverdrag en brengt veel schade toe. Daarom is Nederland jaren geleden
gestopt met het detineren van kinderen op Schiphol.
Antwoord
De asielprocedureverordening biedt een aantal waarborgen voor kwetsbaren, in het bijzonder
minderjarigen. Het belang van het kind speelt een leidende rol en opvang en bewaringsomstandigheden
moeten gedurende de asielgrensprocedure altijd in overeenstemming zijn met de waarborgen
in de Opvangrichtlijn. Dit leidt ertoe dat de asielgrensprocedure alleen kan worden
toegepast op een alleenstaande minderjarige vreemdeling wanneer deze een gevaar voor
de openbare orde of nationale veiligheid is of om die reden eerder gedwongen is uitgezet.
Ook wordt de asielgrensprocedure beëindigd of niet toegepast wanneer de noodzakelijke
ondersteuning op grond van de Opvangrichtlijn niet (langer) geboden kan worden of
wanneer hier relevante medische redenen voor zijn. Op dit moment is er in Nederland
voor gezinnen met kinderen in de grensprocedure een gesloten gezinsvoorziening in
Zeist beschikbaar. Daar zijn twaalf huisjes met zes bedden per huisje beschikbaar
voor gezinnen. Aan de kinderen wordt onderwijs aangeboden. Er wordt beperkt gebruik
van gemaakt, gezinnen worden in meeste gevallen naar Ter Apel geplaatst. Gedurende
de implementatieperiode wordt bezien of en zo ja welke gevolgen de nieuwe verordening
heeft voor de Nederlandse praktijk.
Daarnaast lezen de leden van de Volt-fractie dat de meerderheid van de ongegronde
asielverzoeken snel afgehandeld zal worden. Er kan echter niet beoordeeld worden of
een asielverzoek ongegrond is zonder eerlijk proces. Welke aanleiding heeft de Staatssecretaris
dan om vooraf deze asielverzoeken ongegrond te verklaren?
Antwoord
In de Asielprocedureverordening zijn de voorwaarden opgenomen waaronder de grensprocedure
kan worden toegepast. Het moet gaan om niet-ontvankelijke aanvragen om internationale
bescherming, of om aanvragen die in aanmerking komen voor een versnelde procedure
(en daarnaast ook als kennelijk ongegrond kunnen worden aangemerkt). De Asielprocedureverordening
beschrijft in welke gevallen dat van toepassing is. Het kabinet baseert zich op deze
categorisering.
Review of the safe third country concept
De leden van de Volt-fractie maken zich grote zorgen over de door de Staatssecretaris
voorgestelde herzieningen van het concept «veilig derde land». Daarom hebben zij de
volgende vragen. Hoe rijmt de Staatssecretaris de wens om het bandencriterium af te
schaffen met het advies van de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR),
waarin specifiek benadrukt wordt dat het leidt tot minder effectieve terugkeer en
een scheefgroei van lastenverdeling tussen landen? Bovendien vragen de leden van de
Volt-fractie of de Staatssecretaris een aantal voorbeelden kan geven van hoe de applicatie
van het concept «veilig derde land» kan worden verbeterd.
Antwoord
Nederland heeft tijdens de onderhandelingen steeds gewezen op het belang van het sluiten
van duurzame en gelijkwaardige partnerschappen met derde landen op bilateraal en Europees
niveau. In dat kader wil de regering de mogelijkheid openhouden dat een derde land
bereid is migranten terug te nemen waarmee geen band is en over wiens grondgebied
de migrant niet eerder is gereisd. Als de migrant in dat land veilig is en er goede
opvangomstandigheden zijn, is het kabinet voorstander van opvang in dat land. Ten
tweede zijn er situaties waarin een vreemdeling naar een land kan waar hij geen band
mee heeft. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een vreemdeling die een hervestigingsaanbod
heeft gekregen van een ander land. In een dergelijk geval is het niet wenselijk dat
het bandencriterium in de weg staat aan die mogelijkheid.
Address the asylum system’s remaining weaknesses and bottlenecks
De leden van de Volt-fractie maken zich grote zorgen over de voorstellen van het kabinet
om de mogelijkheden voor detentie uit te breiden, alsook de ontvangstcondities te
versoberen en mensen uit te sluiten van opvang. Deze leden hebben daarom de volgende
vragen. Wat is de juridische rechtvaardiging voor het eventueel opsluiten van personen
louter op basis van hun herkomst uit «veilige landen»? Welke concrete alternatieve
oplossingen worden overwogen om de openbare orde rond opvangcentra aan te pakken,
naast beperkingen aan opvangvoorzieningen en detentie?
Antwoord
Het kabinet doelt op instrumenten die lidstaten helpen in het voorkomen van vertraging
van de asielprocedure door personen met weinig kans op asiel, en het verbeteren van
gecontroleerd vertrek van deze groep na het doorlopen van de asielprocedure. Ook doelt
het kabinet op instrumenten die lidstaten kunnen ondersteunen in het terugdringen
van overlast in en rondom opvangcentra. Daarbij merkt het kabinet op dat de groep
asielzoekers uit landen met een zeer laag inwilligingspercentage ook oververtegenwoordigd
is in de groep overlastgevende personen. Het snel door de procedure leiden van deze
groep kan, naast het verminderen van druk op de asiel- en opvangketen, daarom ook
behulpzaam zijn bij het tegengaan van overlast.
Het kabinet wenst aan te merken dat het maken van onderscheid in procedures en de
wijze waarop deze worden doorlopen (ook op basis van nationaliteit) ook nu een basis
kent in EU-regelgeving. In de Asielprocedureverordening wordt bijvoorbeeld voor de
toepassing van de grensprocedure onderscheid gemaakt tussen personen afkomstig uit
landen met een inwilligingspercentage van minder en meer dan 20%. Detentie louter
op basis van nationaliteit is op basis van de Opvangrichtlijn niet toegestaan. Als
er echter andere indicatoren zijn, bijvoorbeeld het ontbreken van aanknopingspunten
over de nationaliteit van de vreemdeling waardoor nader onderzoek nodig is, of als
door het gedrag van de vreemdeling waarschijnlijk is dat deze niet beschikbaar zal
blijven voor de procedure, dan is detentie wel een juridische mogelijkheid.
De leden van de Volt-fractie vragen tot slot naar alternatieve oplossingen voor openbare
orde-problematiek rond opvangcentra. Het kabinet benadrukt dat rondom een aantal opvangcentra
sprake van meer inzet van politie en beveiligers. Dit is echter niet altijd voldoende
om het gevoel van onveiligheid weg te nemen. Het is noodzakelijk langs meerdere sporen
de problematiek te adresseren.
In de non-paper wordt gevraagd naar «betere instrumenten». Impliceert de Staatssecretaris
een bredere implementatie van procesbeschikkingslocaties (PBL's) zoals die in Ter
Apel, ondanks een recente rechterlijke uitspraak die deze onrechtmatig acht? Gezien
de gedocumenteerde tekortkomingen van buitengrensfaciliteiten en de mogelijke psychologische
schade als gevolg van langdurige detentie voor kinderen, welke concrete alternatieven
zullen worden onderzocht om de bezorgdheid met betrekking tot «nationale veiligheid»
weg te nemen zonder toevlucht te nemen tot het opsluiten van kwetsbare kinderen?
Antwoord
Het kabinet doelt op instrumenten die lidstaten kunnen ondersteunen in het voorkomen
van vertraging van de asielprocedure door personen met weinig kans op asiel, en het
verbeteren van gecontroleerd vertrek van deze groep na het doorlopen van de asielprocedure.
Bijvoorbeeld door hen gedurende de asielprocedure beter beschikbaar te houden. Ook
doelt het kabinet op instrumenten die lidstaten kunnen ondersteunen in het terugdringen
van overlast in en rondom opvangcentra. Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkheid
om voorzieningen bij overlastgevend gedrag te versoberen. Daarnaast acht het kabinet
het bijvoorbeeld wenselijk om in het kader van dossieropbouw van overlastgevende asielzoekers
de juridische grondslag voor gegevensdeling tussen lidstaten m.b.t. geregistreerde
vormen van overlast te verbreden.
Met betrekking tot de buitengrensfaciliteiten en de toepassing van de grensprocedure
op minderjarigen verwijst het kabinet naar het eerder gegeven antwoord op een gelijkluidende
vraag van de leden van uw fractie.
De leden van de Volt-fractie lezen bovendien dat de Staatssecretaris de stimulansen
voor alleenreizende minderjarigen beoogt te verlagen. Welke stimulansen wil de Staatssecretaris
specifiek aanpakken en op welke wijze?
Antwoord
Het kabinet acht het een gemiste kans dat de herziening van Dublin niet is aangegrepen
voor meer verbeteringen met betrekking tot het kunnen teruggeleiden van alleenstaande
minderjarigen onder Dublin wanneer zij eerder in een andere lidstaat een asielaanvraag
deden. Doordat deze stap onvoldoende is gezet, bevat het stelsel op dit punt nog steeds
een onwenselijke prikkel om kinderen alleen vooruit te sturen, omdat op hen de Dublin-regels
slechts in een beperkt aantal gevallen van toepassing zal zijn. Het kabinet is voornemens
hier bij een nieuwe herziening opnieuw op in te zetten.
A long-term EU coordinated approach for displaced persons from Ukraine
De leden van de Volt-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat een Europese
aanpak nodig is om de opvang van ontheemde Oekraïners op de best mogelijke manier
te regelen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om te concretiseren wat er bedoeld
wordt met «viable and flexible options for legal stay»? Bovendien vragen zij wanneer
– in de ogen van de Staatssecretaris – de situatie het toelaat om mensen terug te
laten keren naar Oekraïne? Aan welke criteria moet in dat geval ten minste voldaan
zijn?
Antwoord
Zoals vermeld in het non-paper gericht aan de Commissie, zet het kabinet in op een
gecoördineerde aanpak op EU-niveau ten aanzien van zowel verblijf als terugkeer van
ontheemden uit Oekraïne op de langere termijn. De opties die hierbij uitgewerkt moeten
worden op EU-niveau, moeten daarbij natuurlijk wel uitvoerbaar zijn voor lidstaten.
In dat kader ziet het kabinet dat de optie «asiel» een welhaast onmogelijke optie
is, omdat de druk op het asielsysteem daarbij te groot wordt. Ook vindt het kabinet
het van belang dat lidstaten enige flexibiliteit behouden voor uitvoering in de praktijk,
zoals dat nu voor de Richtlijn Tijdelijke Bescherming ook het geval is. Als het aankomt
op terugkeer, zet het kabinet voor de langere termijn in op het maximaal ondersteunen
van terugkeer van ontheemden naar Oekraïne als de situatie dat toelaat. Oekraïners
hebben op dit moment al de mogelijkheid om vrijwillig terug te keren naar Oekraïne
(als zij dit wensen). Zolang Oekraïense ontheemden bescherming genieten onder de RTB
hebben zij het recht om in Nederland of de EU te verblijven. Aan welke criteria –
bij een mogelijke beëindiging van de bescherming van Oekraïners onder de RTB – zal
moeten worden voldaan om te beoordelen dat de situatie het toelaat om ontheemden terug
te laten keren naar Oekraïne is op dit moment nog niet duidelijk. Na een mogelijke
beëindiging van de bescherming van Oekraïners onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming
zal eerst moeten worden bezien of en hoe op EU-niveau, en anders op nationaal niveau,
de periode na de beëindiging van de bescherming zal worden vormgegeven.
6. Non paper Borders
De leden van de Volt-fractie hebben zorgen dat de extra controles die de Staatssecretaris
wil opleggen in het Schengengebied zullen leiden tot een beperking van de bewegingsvrijheid
van Europeanen. Zij hebben daarom de volgende vragen.
Increased migratory pressure
De leden van de Volt-fractie vragen wanneer volgens de Staatssecretaris sprake is
van hoge migratiedruk in Europa? Welke definitie zou hiervoor in Europa gehanteerd
moeten worden? Klopt het dat de Staatssecretaris pleit voor het opvoeren van spot-checks
aan de binnengrenzen zonder dat er sprake is van een hoge migratiedruk? Wat zijn de
mogelijke consequenties voor het vrij verkeer van goederen en personen bij het uitvoeren
van deze spot-checks? Welke rol ziet de Staatssecretaris hierin voor Frontex en hoe
past dit binnen het huidige mandaat van de organisatie?
Antwoord
Het is allereerst van belang op te merken dat het kabinet met zogenaamde spot-checks
doelt op een alternatief voor (volledige) grenscontroles aan de binnengrens. Deze
hebben in lijn met de Schengengrenscode niet het karakter van systematische grenscontroles
en dienen juist als alternatief voor lidstaten, alvorens lidstaten als laatste redmiddel
overgaan tot herinvoering van binnengrenscontroles. Het doel van de beter gecoördineerde
inzet van deze spotchecks is om de impact op het vrij verkeer in het Schengengebied
zo klein mogelijk gehouden. Nederland voert reeds jaren Mobiel Toezicht Veiligheid
uit aan de binnengrenzen. De controles die de KMar uitvoert in het kader van MTV zijn
met name gericht op bestrijding van illegale migratie en migratiecriminaliteit. Het
effect van MTV-controles op het vrij verkeer van goederen en personen is beperkt omdat
het geen systematische controles betreft en deze informatie-gestuurd worden uitgevoerd.
Voor de verdere onderbouwing van de inzet van het kabinet op gecoördineerde risico-gestuurde
steekproefsgewijze controles wordt verwezen naar de beantwoording van een soortgelijke
vraag van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA.
Het recent overeengekomen akkoord over de wijziging van de Schengengrenscode bevat
een uitgebreide definitie van «hoge (secundaire) migratiedruk».16 Lidstaten dienen als rechtvaardiging van de herinvoering van binnengrenscontroles
te onderbouwen dat er sprake is van een dergelijke migratiedruk. Wat het kabinet betreft
wordt zoveel mogelijk aangesloten bij deze definitie als het gaat om een Europese
aanbeveling tot invoering van risico-gestuurde steekproefcontroles. Daarbij moet wel
de beperktere impact van deze controles in vergelijking met grenscontroles in ogenschouw
worden genomen.
Met betrekking tot de rol van Frontex bij de ondersteuning van lidstaten bij hun binnengrenstoezicht
wordt verwezen naar een soortgelijke vraag van de leden van de fractie van Volt.
Met betrekking tot de Advance Passenger Information vragen de leden van de Volt-fractie
hoe zij deze informatie willen opvragen en controleren in non-air modes of transport.
Hoe kan de Staatssecretaris vooraf (lees: zonder asielprocedure) controleren of er
niet voldaan wordt aan de toegangscriteria? Hoe verhoudt dit zich tot het Vluchtelingenverdrag
en de Europese wet- en regelgeving?
Antwoord
Ten behoeve van het grensbeheer aan de buitengrens van het Schengengebied ontvangt
Nederland reeds API-gegevens van luchtvaartmaatschappijen op basis van de Richtlijn
2004/82/EG, die op termijn vervangen wordt door twee nieuwe API-verordeningen.
Momenteel wordt in Europees verband verkend of het controleren van API-gegevens van
reizigers voorafgaand aan de reis uitgebreid kan worden naar andere vervoersmodaliteiten,
zoals de trein, bus en boot. Dit zou betekenen dat de vervoersmaatschappij, bijvoorbeeld
een bus- of treinmaatschappij, op basis van Europese wetgeving gevraagd wordt om API-gegevens
van haar passagiers te verzamelen en te delen met de KMar.
De ontvangst van API-gegevens stelt de grensbewakingsautoriteiten, in casu de Koninklijke
Marechaussee (KMar), in staat om voor aankomst in Nederland na te gaan of er mensen
aan boord zijn die in het kader van grenscontrole nadere aandacht behoeven. Het gaat
bijvoorbeeld om passagiers zonder geldige reisdocumenten of passagiers die om andere
redenen niet aan de toegangsvereisten17 voldoen, bijvoorbeeld omdat ze, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving,
gesignaleerd staan in opsporingsregisters. Zo heeft het gebruik van API-gegevens tot
doel de doorstroom van passagiers bij de grensdoorlaatposten te bevorderen. Door vóór
aankomst over passagiersgegevens te beschikken, heeft de KMar meer tijd en mogelijkheden
om hierop te anticiperen. API-gegevens dienen ter ondersteuning van de grenscontroleprocedure,
en de verzameling ervan belet reizigers niet om bijvoorbeeld een asielaanvraag te
doen aan de grens. API-gegevens worden, indien mogelijk, wel gebruikt in het identificatie-
en registratieproces in het kader van de asielprocedure. Vervoersorganisaties verplichten
om passagiers te controleren op het hebben van geldige identificatie- en reisdocumenten,
en het verzamelen van API-gegevens om deze in het kader van de grenscontrole te delen
met de grensautoriteiten, is derhalve niet in strijd met het Vluchtelingenverdrag
en de Europese wet- en regeling op het gebied van asiel.
Innovative solutions to strengthen our external borders
De leden van de Volt-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat financiering
en een strategie voor de implementatie van het Pact noodzakelijk is. Wel vragen zij
de Staatssecretaris om een concretisering van de verdeling van de financiering voor
elk onderdeel van het Pact en de Nederlandse inzet daarop.
Antwoord
In de zogeheten Mid-term-review van het Meerjarig Financieel Kader is extra incidenteel geld (2 miljard) aan de begroting
van de migratiefondsen toegevoegd voor eenmalige investeringen die nodig zijn als
gevolg van de afspraken in het Pact. De besteding van deze middelen zal verlopen via
de thematische faciliteit van het Border Management and Visa Instrument (BMVI) en het Asiel- Migratie- en Integratiefonds (AMIF). Dit geeft de Commissie veel
flexibiliteit in de besteding. Wat het kabinet betreft wordt ingezet op een verdelingsmechanisme
waarbij lidstaten aangeven voor welke bestedingsdoelen zij financiering en ondersteuning
nodig hebben. De Commissie dient vervolgens tot een eerlijke en doelmatige verdeling
te komen. Indachtig het zwaartepunt van de nieuwe elementen uit het Pact, ligt wat
Nederland betreft de focus voor de besteding bij de inrichting van de screeningsprocedure
aan de buitengrens, de inrichting van adequate capaciteit voor de uitvoering van asielgrensprocedures
en de verbetering van terugkeer (in het bijzonder van personen die de grensprocedure
zullen doorlopen). Een deel van het beschikbare geld (bedoeld voor de ondersteuning
van herplaatsingen) zal overigens volgens het bestaand mechanisme in het AMIF verdeeld
worden, waardoor een lidstaat een vast bedrag per herplaatste persoon aan vergoeding
kan ontvangen. Een ander deel van het geld zal aan het Europees Asielagentschap beschikbaar
worden gesteld, zodat het agentschap lidstaten kan ondersteunen bij de implementatie.
Daarnaast vragen de leden van de Volt-fractie zich af hoe de Staatssecretaris aankijkt
tegen de mensenrechtenschendingen en pushbacks aan de Roemeense en Bulgaarse grens
in het kader van de grenspilots?
Antwoord
Het kabinet benadrukt dat het beheer van de EU-buitengrenzen, dat onder verantwoordelijkheid
van de lidstaten plaatsvindt, met inachtneming van het Europees en internationaal
recht op het gebied van mensenrechten moet worden uitgevoerd. De Europese Commissie
dient hier als hoedster van de EU-verdragen op toe te zien. Het kabinet vraagt hier
in Europese en bilaterale gesprekken aandacht voor.
Met de volledige toepassing van het Schengenacquis in Roemenië en Bulgarije per 31 maart 2024, zullen deze lidstaten ook worden geëvalueerd
op de toepassing van het Schengenacquis volgens het Schengenevaluatiemechanisme. Lidstaten
worden daarbij ook geëvalueerd op de waarborging van fundamentele rechten. Bij de
appreciatie van de fact-findingmissie in Bulgarije in november 2023, heeft het kabinet de verbetering van het onafhankelijk
monitorings- en toezichtmechanisme op de waarborging van fundamentele rechten als
aandachtspunt aangemerkt.18 De structurele opvolging van aanbevelingen verdient blijvende aandacht van de Bulgaarse
autoriteiten. Het kabinet zal dit nauwkeurig blijven volgen.
Verder staan de leden van de Volt-fractie positief tegenover het voorstel voor een
permanente onafhankelijke nationale monitoring en follow-up van de naleving van fundamentele
rechten aan de grens. Zij vragen wel hoe de Staatssecretaris deze onafhankelijke monitoring
ziet, gezien de problemen met schendingen van fundamentele rechten door nationale
overheidsinstanties?
Antwoord
De screeningsverordening en de asielprocedureverordening, onderdeel van het Asiel-
en Migratiepact, verplichten lidstaten te voorzien in een onafhankelijk monitorings-
en toezichtmechanisme dat tijdens de screening en de grensprocedure toeziet op de
naleving van het Unierecht en het internationaal recht inzake de waarborging van een
aantal belangrijke beginselen, zoals de toegang tot de asielprocedure. In de screeningsverordening
worden de voorwaarden daarvoor nader uitgewerkt. Ook kunnen lidstaten het EU-grondrechtenagentschap
verzoeken om hen te ondersteunen bij het ontwikkelen van een dergelijk mechanisme,
inclusief de waarborgen voor de onafhankelijkheid van het mechanisme. Daarnaast is
het kabinet er voorstander van dat lidstaten zelf een monitoringsmechanisme ten aanzien
van grensbeheer opzetten.
Towards the full potential of Frontex’s mandate
De leden van de Volt-fractie hebben zorgen over de uitbreiding van het Frontex-mandaat
naar derde landen. Zij vragen daarom hoe de Staatssecretaris denkt dat mensenrechten
gegarandeerd blijven worden, ook gezien de problemen die zich daarop nu voordoen in
Europese lidstaten en de betrokkenheid van Frontex daarbij. Welke concrete voorstellen
gaat de Staatssecretaris daarvoor doen?
Antwoord
Het kabinet verwijst naar het antwoord op bovenstaande vraag van de leden van de Volt-fractie
over de uitbreiding van het Frontex-mandaat op het gebied van terugkeer.
Boost our fight against migrant struggling
De leden van de Volt-fractie hebben nog enkele vragen over de extraterritoriale jurisdictie
van lidstaten op het gebied van mensensmokkel. Kan de Staatssecretaris een indicatie
geven hoe dit idee ontvangen wordt door derde landen? Zijn er voorbeelden van landen
waarmee dit nu al gebeurt?
Antwoord
Het kabinet benadrukt in lijn met de Motie Veldkamp c.s. het belang van zo ver mogelijk
reikende extraterritoriale rechtsmacht ten behoeve van een effectieve Europese aanpak
van smokkelnetwerken.19 Hierop is door het kabinet tot dusver onder andere ingezet door het voorstel op te
nemen in het non-paper Grenzen dat in Brussel verspreid is, door hierop te wijzen
tijdens de JBZ-Raad alsmede bij de onderhandelingen in Brussel over het voorstel voor
de nieuwe Europese mensensmokkelrichtlijn.20 Eerder is op ambtelijk niveau in internationaal verband tijdens de Working Group on the Smuggling of Migrants van UNODC opgebracht dat Nederland nationaal werkt aan een uitbreiding van de extraterritoriale
rechtsmacht ten aanzien van mensensmokkel. Andere landen zijn tot dusver terughoudend
geweest in het geven van reacties, en reacties van derde landen over het Nederlandse
voornemen zijn niet ontvangen.
Internationaal bestaat een verscheidenheid aan de precieze inrichting van rechtsmacht
over het mensensmokkeldelict, die kan variëren tussen nationale stelsels, omdat is
geregeld dat landen dit nationaal verder kunnen invullen bovenop een aantal in het
UNTOC-verdrag genoemde situaties.21 In EU-verband wordt daarom gezien de grensoverschrijdende aard van mensensmokkel
voorgesteld Europese minimumnormen in te stellen om tot verdere harmonisatie van de
rechtsmacht te komen en het bereik ervan uit te breiden.22 In de voorbereiding van het nationale wetsvoorstel is reeds gekeken naar de wijze
waarop andere lidstaten de rechtsmacht nationaal hebben geregeld. Andere EU-lidstaten
kennen bij mensensmokkel soms deels al een ruimere regeling van extraterritoriale
rechtsmacht. In Finland, Noorwegen, Portugal en Zweden kan eenieder worden vervolgd
voor mensensmokkel wanneer het doel van de smokkel is dat de migranten uiteindelijk
het eigen grondgebied bereiken. België en Frankrijk kennen een nog ruimere regeling
van extraterritoriale rechtsmacht: in deze landen kan worden overgegaan tot vervolging
van eenieder die zich schuldig maakt aan mensensmokkel naar een EU-lidstaat of naar
staten die zijn aangesloten bij het VN-mensensmokkel protocol.23
Daarnaast vragen de leden van de Volt-fractie hoe er geïnvesteerd wordt in legale
routes, zodat mensen niet langer gebruik moeten maken van mensensmokkelaars.
Antwoord
Alhoewel het kabinet legale migratieafspraken met derde landen als sluitstuk ziet
voor de tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt, erkent het kabinet dat inzet op legale
migratie onderdeel kan uitmaken van een integrale benadering op migratiesamenwerking
met derde landen, waaronder het tegengaan van irreguliere migratie en het verbeteren
van effectieve terugkeersamenwerking voor uitgeprocedeerde asielzoekers.
Vanuit dat oogpunt ziet het kabinet de toegevoegde waarde van afspraken over legale
migratie als onderdeel van de bredere migratieafspraken tussen de EU en partnerlanden.
De Europese Commissie werkt bovendien aan zogeheten Talentpartnerschappen met, op
dit moment, Tunesië, Marokko, Egypte, Bangladesh en Pakistan. Lidstaten zijn gevraagd
bij welke gesprekken zij willen aansluiten: hun input vormt de basis voor de gesprekken
en uitwerking van de Talentpartnerschappen. Nederland sluit in de rol van observer aan bij de gesprekken met Marokko, Egypte en Tunesië voor zover dat vrijblijvend
mogelijk is. Een eventueel besluit tot daadwerkelijke deelname is aan een volgend
kabinet.
10 Non paper Extern
Strengthen Team Europe
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Staatssecretaris pleit voor het verbeteren
van de coördinatie tussen de EEAS en lidstaten. Deze leden vragen echter hoe de Staatssecretaris
de samenwerking met het Europees Parlement in deze constructie voor zich ziet.
Antwoord
Zoals opgemerkt in de beantwoording van een gelijkluidende vraag van de leden van
de fractie van de VVD is het kabinet van mening dat om effectief te kunnen zijn t.a.v.
partnerschappen met derde landen een stevige coördinatie tussen de verschillende onderdelen
van de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), en met
de Europese Lidstaten essentieel is. Het Europese Parlement zal conform zijn mandaat
zoals vastgelegd in de Verdragen worden betrokken.
Daarnaast lezen de voornoemde leden dat de Staatssecretaris inzet op een dialoog op
gelijk niveau. Dit verwelkomen deze leden, maar zij vragen de Staatssecretaris wel
op welke wijze zij deze dialoog op gelijk niveau tot stand willen brengen.
Antwoord
Een succesvol partnerschap gaat gepaard met randvoorwaarden van een open, gelijkwaardige
en stabiele relatie waarin alle onderwerpen kunnen worden besproken, waar NL en de
EU oog hebben voor de uitdagingen en belangen van partnerlanden, de lokale context
en waar in gezamenlijkheid naar gedeelde oplossingen wordt gezocht.
Invest in international protection and advance (innovative) migration management
De leden van de Volt-fractie vragen om een reflectie van de Staatssecretaris over
hoe het opzetten van bijvoorbeeld return hubs bijdraagt aan het sluiten van gebalanceerde
en gelijkwaardige partnerschappen. Daarnaast lezen deze leden dat er gehandeld moet
worden binnen de kaders van Europees en internationaal recht. Dit is positief. Toch
vragen zij hoe dit gehandhaafd zal worden. Betekent dit ook dat partnerlanden de Europese
standaarden zullen moeten overnemen wanneer het bijvoorbeeld asielprocedures betreft?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat een partnerschap, waar o.a. migratiesamenwerking en
dus ook terugkeerhubs onderdeel van kunnen zijn, gebaseerd moet zijn op wederzijdse
belangen. Het ontwikkelen van een vorm van migratiesamenwerking dient dus ook te gebeuren
binnen de randvoorwaarden zoals in de beantwoording van een eerdere vraag hierover
geschetst. De verkenning naar mogelijke vormen van het concept terugkeerhub en de
bijbehorende juridische context is momenteel gaande. Uw Kamer wordt hierover voor
de zomer geïnformeerd.24
Enable JHA agencies to be active on the external dimension
De leden van de Volt-fractie verwelkomen dat de Staatssecretaris aangeeft dat alle
activiteiten van Justice and Home Affairs (JHA) agencies in overeenstemming moeten
zijn met internationale en Europese wetgeving, alsook fundamentele rechten moeten
garanderen. Toch vragen zij in hoeverre dit gegarandeerd kan worden en hoe dit gemonitord
en gehandhaafd zou moeten worden volgens de Staatssecretaris. Wat betekent dit voor
de samenwerking met autoritaire regimes?
Antwoord
Alle EU-agentschappen actief in het Justitie en Binnenlandse Zaken-domein, zoals Frontex
en EUAA, dienen zich bij al hun activiteiten te houden aan internationale en Europese
verplichtingen inzake fundamentele rechten. Dat is geregeld in de verschillende Europese
verordeningen die de juridische grondslag vormen van de agentschappen. Specifiek voor
Frontex en EUAA is in de verordening vastgelegd dat er een onafhankelijke grondrechtenadviseur
wordt aangesteld voor de monitoring van de naleving van verplichtingen op het gebied
van fundamentele rechten. Dat geldt ook voor activiteiten van de agentschappen in
derde landen.
Daarnaast behoeft iedere vorm van (nieuwe) samenwerking met een derde land goedkeuring
van de lidstaten. Het is afhankelijk van de aard en inhoud van de samenwerking of
deze goedkeuring door de Raad van Bestuur van een agentschap wordt genomen of de Raad
van Ministers. Voor het kabinet is de effectieve waarborging van fundamentele rechten
onderdeel van het afwegingskader bij een dergelijk besluit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Nispen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier