Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
35 396 Wijziging van de Spoorwegwet en enige andere wetten in verband met de omvorming van ProRail van een besloten vennootschap tot een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (Wet publiekrechtelijke omvorming ProRail)
Nr. 20
ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 4 oktober 2023 en het nader rapport d.d. 15 januari 2024, aangeboden aan de Koning
door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Het advies van de Afdeling
advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2023, no.2019001338, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris
Koninkrijksrelaties en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van
State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij de wijziging van
de Spoorwegwet en enige andere wetten in verband met de omvorming van ProRail van
een besloten vennootschap tot een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (Wet
publiekrechtelijke omvorming ProRail), met toelichting.
Deze derde nota van wijziging wijzigt het wetsvoorstel inzake de publiekrechtelijke
omvorming van ProRail. Met het wetsvoorstel is de eerdere vormgeving van ProRail als
besloten vennootschap (B.V.) gewijzigd door ProRail als publiekrechtelijk zelfstandig
bestuursorgaan (zbo) vorm te geven. Deze keuze wordt met de nota van wijziging verlaten
om tegemoet te komen aan de wensen uit de sector, vanuit ProRail en de Tweede Kamer.
De nota wijzigt het wetsvoorstel zo dat ProRail een privaatrechtelijk zbo wordt. Dit
houdt in dat de B.V. ProRail blijft bestaan, en als zodanig wordt ingesteld als zbo.
Nu een nieuwe richting wordt ingeslagen wijzigt de nota daarom ook de naam van het
wetsvoorstel naar Wet sturing en verantwoording ProRail B.V.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft destijds over het wetsvoorstel
inzake de publiekrechtelijke omvorming een kritisch advies uitgebracht. De Afdeling
zag in de toelichting bij dat wetsvoorstel onvoldoende gronden om een dergelijke ingreep
in de ordening op het spoor te kunnen rechtvaardigen, terwijl het voorstel voor de
praktijk gedurende langere tijd zal leiden tot extra inspanningen, risico’s en kosten.
Zij zag daarom onvoldoende aanleiding voor de voorgenomen stelselwijziging en adviseerde
het voorstel te heroverwegen.
Uitgaande van de keuze die de regering thans maakt voor een privaatrechtelijk zbo,
maakt de Afdeling een opmerking over de onafhankelijkheid van ProRail en de publiekrechtelijke
bevoegdheden. Zij adviseert om het instellingsmotief toe te lichten en ook in te gaan
op de stand van zaken met betrekking tot de toekenning van aanvullende publiekrechtelijke
bevoegdheden aan ProRail. Verder adviseert zij in te gaan op de extra sturingsmogelijkheden
van de Minister, de rol van de Minister en de verhouding tot de bevoegdheden van de
organen van de vennootschap. Daarnaast adviseert zij een aantal delegatiebepalingen
te schrappen, en andere onderwerpen ofwel op het niveau van de wet, ofwel op het niveau
van een algemene maatregel van bestuur te regelen. Tot slot adviseert zij de adviestaak
van ProRail in het voorstel te schrappen. In verband daarmee is aanpassing van het
wetsvoorstel en de toelichting wenselijk.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 juli 2023, nr. 2019001338,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State zijn advies inzake
het bovenvermelde ontwerp rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd
4 oktober 2023, nr. W17.23.00201/IV, bied ik U hierbij aan.
1. Achtergrond
De voorliggende nota van wijziging wijzigt het wetsvoorstel over de omvorming van
ProRail naar een publiekrechtelijk zbo, dat in 2020 bij de Tweede Kamer werd ingediend.
Reden voor de publiekrechtelijke omvorming was, kort gezegd, dat de taak van ProRail
een publieke is, die wordt gefinancierd met publieke middelen, en die ook niet door
andere partijen uitgevoerd kan worden.1 Het wetsvoorstel veranderde daarmee de eerdere vormgeving van ProRail als B.V.2
Volgens de Minister was het nodig om ProRail tot publiekrechtelijk zbo om te vormen
zodat:
− Er een duidelijker rolverdeling is tussen de Minister en ProRail.
− Er een eenvoudiger en meer integrale sturing is.
− Er een continue dialoog is tussen eigenaar en opdrachtgever (de Minister) en opdrachtnemer
(ProRail).
− Het mogelijk wordt om zich op de middellange termijn te richten met een meerjarig
perspectief (door het meerjarenplan), wat zorgt voor meer stabiliteit.
− De spoorkennis van ProRail als deskundig adviseur beter kan worden benut.
− De Minister een betere informatiepositie heeft via de Kaderwet zelfstandig bestuursorganen
(hierna: Kaderwet).
− Door de publieke positionering van ProRail een betere samenwerking wordt gefaciliteerd,
die nodig is voor de mobiliteitsopgave.3
Met de derde nota van wijziging stapt de regering af van de keuze om ProRail om te
vormen tot publiekrechtelijk zbo. Daarmee wordt afgeweken van de vigerende beleidskaders
inzake verzelfstandiging, waarbij uitgangspunt is dat publieke taken in beginsel onder
volledige ministeriële verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, en bij uitzondering
een (publiekrechtelijk) zbo wordt ingesteld. In afwijking daarvan wordt nu een privaatrechtelijk
zbo ingesteld.
De eerder gemaakte keuze wordt verlaten om tegemoet te komen aan de wensen uit de
sector, vanuit ProRail en de Tweede Kamer. Partijen in de sector menen dat ProRail
als publiekrechtelijk zbo in een verticale verhouding tot vervoerders zou komen te
staan, en dat de omvorming te veel van de organisatie vraagt terwijl ProRail zich
zou moeten richten op de uitdagingen in de spoorsector, aldus de toelichting.4 De regering stelt met deze derde nota van wijziging daarom voor ProRail om te vormen
tot privaatrechtelijk zbo. Als privaatrechtelijke rechtspersoon (een B.V.) zou ProRail
een gelijkwaardige partner blijven binnen de spoorsector. Met de nota van wijziging
is het doel de aansturing van ProRail te vereenvoudigen, de publieke verantwoording
te versterken en een duurzame goede samenwerking te faciliteren overigens ongewijzigd.5
Om deze doelstellingen te behalen, krijgt de Minister een aantal sturingsmogelijkheden.
Privaatrechtelijke zbo’s vallen onder de Kaderwet, die de Minister een aantal bevoegdheden
geeft. Ook wordt gestuurd op financiën: in plaats van de subsidierelatie dient ProRail
een begroting op te stellen die aan verschillende voorwaarden moet voldoen, en een
jaarrekening op te maken. Daarvoor wordt de Kaderwet, voor zover deze niet van toepassing
is op een privaatrechtelijke zbo als ProRail, grotendeels van toepassing verklaard.
Daarnaast wordt net als bij de publiekrechtelijke omvorming gestuurd op prestaties
voor de middellange termijn op basis van een meerjarenplan.
Parallel aan dit wetgevingstraject wordt ook de spoorwegregelgeving herzien. Het wetsvoorstel
inzake de modernisering van de Spoorwegwet dat momenteel bij de Afdeling aanhangig
is, gaat nog uit van de publiekrechtelijke omvorming van ProRail. Voor de goede orde
merkt de Afdeling op dat het in de rede ligt de uitkomsten van onderhavig wetgevingstraject
(ook) bij die herziening te betrekken.
De Afdeling verwijst opnieuw naar het eerdere advies over de toenmalige keuze voor
de publiekrechtelijke omvorming van ProRail. Uitgaande van de door de regering thans
gemaakte keuze voor een privaatrechtelijke zbo zal de Afdeling hierna onder meer ingaan
op aspecten die samenhangen met de vraag of de doelstellingen als genoemd in de toelichting
bij de nota van wijziging ook worden bereikt.
De Afdeling merkt op dat parallel aan het wetgevingstraject inzake de positionering
en aansturing van ProRail ook de spoorwegregelgeving wordt herzien. Het wetsvoorstel
inzake de modernisering van de Spoorwegwet dat op het moment van adviseren over de
onderhavige nota van wijziging ook bij de Afdeling aanhangig was, gaat nog uit van
de publiekrechtelijke omvorming van ProRail. De Afdeling merkt terecht op dat het
in de rede ligt de uitkomsten van onderhavig wetgevingstraject (ook) bij die herziening
te betrekken. Beide trajecten worden op elkaar afgestemd.
2. Instelling privaatrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan
De derde nota van wijziging stelt het privaatrechtelijk zbo ProRail in: ProRail blijft
een B.V., en wordt aangewezen als zbo.6 Het instellen van dit zbo gebeurt op grond van de publiekrechtelijke bevoegdheid
die aan ProRail wordt geattribueerd om ontheffing te verlenen van het verbod van artikel 22
Spoorwegwet om in te grijpen in de hoofdspoorweginfrastructuur.7 Voor het instellen van een privaatrechtelijke zbo dient overeenkomstig de Kaderwet
het instellingsmotief gemotiveerd te worden.8
De toelichting gaat echter niet of nauwelijks inhoudelijk in op het instellingsmotief
voor de instelling van de B.V. ProRail als zbo. De memorie van toelichting bij het
oorspronkelijke wetsvoorstel betreffende de publiekrechtelijke omvorming noemt alleen
als instellingsmotief dat vanwege Europeesrechtelijke eisen behoefte is aan onafhankelijke
oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid.9 De memorie van toelichting geeft daarbij aan dat de Minister geen beslissende invloed
mag uitoefenen op de besluitvorming over de capaciteitsverdeling en de infrastructuurheffingen.10 Waarom precies in dit specifieke geval behoefte is aan onafhankelijke oordeelsvorming
op grond van specifieke deskundigheid wordt niet inhoudelijk toegelicht.
Indien wordt uitgegaan van dit instellingsmotief is vervolgens de vraag welke bevoegdheden
van ProRail met het oog daarop passend zijn. De toelichting bij de nota van wijziging
gaat in dat verband alleen in op de ontheffingsbevoegdheid van artikel 22 van de Spoorwegwet.
De Afdeling merkt op dat de vereiste onafhankelijkheid niet zozeer te maken heeft
met de specifieke deskundigheid voor de ontheffingsbevoegdheid van artikel 22 Spoorwegwet,
maar met de eisen uit de SERA-richtlijn ten aanzien van de essentiële taken van ProRail.
Het zijn juist de essentiële taken van ProRail, zoals de capaciteitsverdeling, die
door het voorstel en de nota van wijziging als zodanig niet veranderen.
Daarmee rijst de vraag of aan ProRail, gelet op diens beoogde positie, niet meer publiekrechtelijke
bevoegdheden zouden moeten worden gegeven. Zo is bij indiening van het voorstel tot
publiekrechtelijke omvorming de wens uitgesproken om te kijken naar het toekennen
van bevoegdheden ten aanzien van het optimaliseren van de capaciteitsverdeling en
de taakverdeling rondom stations.11 Met deze nota van wijziging wordt daarin niet voorzien. Evenmin geeft de toelichting
duidelijkheid of in de toekomst daarin wordt voorzien.12
De Afdeling adviseert om gelet op de Kaderwet het motief voor instelling van een privaatrechtelijke
zbo nader toe te lichten. Zij adviseert voorts in dat kader in de toelichting in te
gaan op de stand van zaken met betrekking tot de toekenning van aanvullende publiekrechtelijke
bevoegdheden aan ProRail, in het bijzonder ten aanzien van de capaciteitsverdeling
en de taakverdeling rondom stations.
De Afdeling adviseert om gelet op de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (hierna:
de Kaderwet) het motief voor instelling van een privaatrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan
(hierna: zbo) nader toe te lichten en in de toelichting in te gaan op de stand van
zaken met betrekking tot de toekenning van aanvullende publiekrechtelijke bevoegdheden
aan ProRail, in het bijzonder ten aanzien van de capaciteitsverdeling en de taakverdeling
rondom stations.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven dat de omvorming
tot zbo tot doel heeft om de organisatie van ProRail vorm te geven op een wijze die
past bij de publieke taken die ProRail uitvoert, de aansturing van ProRail te vereenvoudigen
en de publieke verantwoording over de publieke taken en de besteding van publieke
middelen (jaarlijks ruim € 2 miljard) te versterken. Een duidelijke verdeling van
verantwoordelijkheden tussen de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en ProRail
alsmede een op de publieke taak van ProRail toegespitst sturing- en toezichtarrangement
bieden kansen om de publieke belangen met betrekking tot de hoofdspoorweginfrastructuur
zo goed en efficiënt mogelijk te verwezenlijken.13
Op het wetsvoorstel kwam kritiek. Zo maakte de Afdeling advisering opmerkingen over
de motivering van de omvorming. Naar het oordeel van de Afdeling werden onvoldoende
gronden aangevoerd om een dergelijke ingreep in de ordening op het spoor te kunnen
rechtvaardigen, terwijl het voorstel voor de praktijk gedurende langere tijd zal leiden
tot extra inspanningen, risico’s en kosten. In het nader rapport en de memorie van
toelichting zijn destijds de argumenten voor de omvorming nader toegelicht en is nader
ingegaan op de maatregelen die tot doel hebben de gevolgen van de omvorming te mitigeren.
Toch blijven stakeholders kritisch over de mogelijke gevolgen van de omvorming voor
ProRail en de sector.
Daarom maakt de regering nu een andere afweging. Door een privaatrechtelijk zbo in
te richten kiest de regering nog steeds voor een wijze van aansturing en verantwoording
die beter past bij de publieke taken van ProRail en de daarmee gemoeide publieke middelen.
Het voorstel biedt daarmee een basis voor een goede samenwerking tussen het Ministerie
van IenW en ProRail in de toekomst. Door echter de organisatie van ProRail niet om
te vormen tot een publiekrechtelijke rechtspersoon en de vennootschap te handhaven
zullen de gevolgen van het voorstel voor de organisatie en haar werknemers minder
groot zijn. De interne organisatie blijft onveranderd en de werknemers worden geen
ambtenaar. Het voorstel blijft dichter bij de huidige situatie en komt daarmee beter
tegemoet aan de zorgen die bij de Afdeling advisering, de sector en de Tweede Kamer
leven.
ProRail dient gelet op de aard van het hoofdspoorweginfrastructuurbeheer een zelfstandige
positie te hebben. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven
dat het hoofdspoorweginfrastructuurbeheer behoefte heeft aan een doelmatige bedrijfsvoering,
een eigen financiële administratie en een resultaatgericht sturingsmodel.14 Bovendien stellen Europese richtlijnen specifieke eisen aan de onafhankelijkheid
van de spoorweginfrastructuurbeheerder. Gewaarborgd moet worden dat de besluitvorming
over de capaciteitsverdeling en de infrastructuurheffingen onafhankelijk, ofwel niet
hiërarchisch ondergeschikt aan de Minister plaatsvindt.15 De infrastructuurbeheerder mag ook geen onderdeel vormen van de organisatie waar
de taken van de nationale veiligheidsinstantie zijn belegd.16 De omvorming van ProRail tot zbo sluit daarmee aan bij het instellingsmotief «behoefte
aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid».17 Dit motief geldt evenzeer voor de instelling van ProRail als privaatrechtelijk zbo.
Het instellingsmotief van het zbo ProRail is daarmee primair verbonden met de publieke
taken die ProRail bij wet worden toebedeeld. Het infrastructuurbeheer dient zelfstandig
te zijn. De bevoegdheid van artikel 22 Spoorwegwet volgt de zelfstandige positionering
van de publieke taken: de bevoegdheid wordt niet langer aan ProRail B.V. gemandateerd,
maar bij wet geattribueerd.
Bij indiening van het oorspronkelijke wetsvoorstel is in de memorie van toelichting
aangegeven dat ProRail B.V. haar taken hoofdzakelijk uitvoert door middel van (privaatrechtelijke)
overeenkomsten, wat onder het wetsvoorstel grotendeels ongewijzigd zou blijven.18 De omvorming had niet tot doel de relatie tussen ProRail en de personen- en goederenvervoerders
te wijzigen; de werkwijze met privaatrechtelijke toegangsovereenkomsten werd daarom
gecontinueerd.19 Deze derde nota van wijziging brengt hier geen verandering in aan. Dit komt tegemoet
aan verschillende betrokkenen uit de sector die menen dat de samenwerking in de spoorsector
kan worden bemoeilijkt, indien de horizontale verhouding tussen ProRail en vervoerders
zou veranderen in een verticale verhouding.20
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel werd ook vooruitgeblikt op beleidsontwikkelingen
op het terrein van de stationsordening en de capaciteitsverdeling. Deze ontwikkelingen
zouden mogelijk wel kunnen leiden tot een herijking van de juridische verhoudingen
tussen ProRail en de spoorsector.21 Tot op heden echter is daarvan geen sprake. In 2020 heeft het kabinet besloten dat
een wijziging van de huidige eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen niet nodig is
om de publieke belangen op stations beter te waarborgen.22 Ook de tussentijdse wijziging van de capaciteitsverdelingsregels, bijvoorbeeld op
het terrein van de voorrang van binnenlands concessievervoer op het binnenlands opentoegangvervoer23, heeft niet geleid tot een herijking van de (privaatrechtelijke) aard van de verhouding
tussen ProRail en de vervoerders.
De toelichting is in het licht van het bovenstaande aangevuld.
3. Sturing
Alle aandelen in ProRail worden gehouden door Railinfratrust B.V. (RIT), waarvan de
staat enig aandeelhouder is. Op RIT en ProRail is het verzwakte structuurregime van
toepassing: er is een personele unie waardoor bestuurders en commissarissen van ProRail
ook bestuurder of commissaris zijn van RIT. De leden van de raad van bestuur en van
de raad van commissarissen worden benoemd en ontslagen door de algemene vergadering
van aandeelhouders (AvA). De staat kan daardoor als enig aandeelhouder toezicht houden
op en sturing geven aan ProRail. De AvA kan ook aanwijzingen geven over het te volgen
beleid, en bepaalde bestuursbesluiten zijn onderworpen aan de goedkeuring van de AvA
en de raad van commissarissen, of alleen de raad van commissarissen.
Zoals in de toelichting bij de publiekrechtelijke omvorming werd aangegeven was een
privaatrechtelijke rechtsvorm niet wenselijk, omdat de staat in dat geval onvoldoende
armslag zou hebben als aandeelhouder.24 De AvA dient namelijk binnen de statutaire doelstellingen te opereren. Het bestuur
dient bovendien een zelfstandige afweging te maken, en het belang van de vennootschap
voorop te stellen. De publiekrechtelijke omvorming zou de Minister de nodige sturingsmogelijkheden
bieden, zodat het algemene belang voorop zou komen te staan.
Met de derde nota van wijziging wordt hiervan afgestapt. De Minister verkrijgt een
dubbelrol als enig aandeelhouder van RIT en als Minister ten aanzien van de zbo ProRail,
met aan beide kanten diverse sturingsmogelijkheden. Dit betekent dat de Minister vanuit
zijn verschillende rollen zal worden geconfronteerd met een spanning tussen enerzijds
het belang van de vennootschap en anderzijds het algemeen belang. Deze rollen zal
hij in de nieuwe constellatie moeten verenigen.
Deze spanning is weliswaar ook al aanwezig in de huidige situatie, waar de Minister
zowel (enig) aandeelhouder als concessie- en subsidieverlener is, maar wordt niet
weggenomen en misschien zelfs versterkt met de constructie als privaatrechtelijk zbo.
In de toelichting bij de derde nota van wijziging wordt deze dubbelrol en de spanning
tussen voornoemde belangen niet onderkend. Daardoor blijft ook onderbelicht welke
risico’s hieraan kleven en hoe deze worden gemitigeerd. Evenmin wordt ingegaan op
de betekenis hiervan voor (i) de sturingsmogelijkheden die de Minister heeft en (ii)
de samenwerking tussen ProRail en Minister.
Indien, zoals de regering beoogt, ProRail als B.V. wordt behouden, dan betekent dit
dat de organen van de vennootschap de nodige vrijheid moeten hebben overeenkomstig
de statutaire doelstellingen te handelen en daarbij het belang van de vennootschap
voorop te stellen. In relatie tot de bevoegdheden die het wetsvoorstel aan de Minister
toekent, roept dit vragen op. In dit kader kan bijvoorbeeld worden gewezen op de voorgestelde
bevoegdheid van de Minister om de begroting vast te stellen.25 Het vaststellen van de begroting gaat verder dan het goedkeuren van het besluit tot
vaststelling, zoals in de Kaderwet voor publiekrechtelijke zbo’s is geregeld.26
De toelichting gaat niet in op vraag waarom dit nodig is. De toelichting bij de nota
van wijziging gaat in dat verband ook niet in op wat de extra sturingsmogelijkheden
van de Minister betekenen voor de handelingsvrijheid van de organen van de vennootschap.
De vraag rijst daarmee hoe de Minister gebruik zal maken van zijn wettelijke bevoegdheden
en hoe hij daarbij rekening zal houden met de belangen en de positie van ProRail als
vennootschap.
De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het voorgaande in te gaan.
De heroverweging van de regering die tot uitdrukking komt in de derde nota van wijziging,
heeft inderdaad tot gevolg dat de vennootschap in stand blijft en de organisatievorm
van ProRail niet aansluit bij de publieke taken die ProRail vervult. De vereenvoudiging
van de aansturing waarin de omvorming van ProRail tot publiekrechtelijk zbo zou resulteren,
wordt nu niet volledig gerealiseerd.
De kern van het wetsvoorstel zoals dat wordt gewijzigd door de derde nota van wijziging,
is dat de concessiesystematiek en subsidiesystematiek worden verlaten. Daarvoor in
de plaats komt een wijze van aansturing en verantwoording die beter is toegespitst
op de publieke taken die ProRail vervult en de besteding van de daarmee gemoeide publieke
middelen. De rollen van concessieverlener en subsidieverlener verdwijnen. De Minister
zal op basis van de nieuwe voorschriften van de Spoorwegwet en de Kaderwet zbo’s publiekrechtelijke
bevoegdheden uitoefenen met betrekking tot de aansturing van en verantwoording door
het zbo. Belangrijke bevoegdheden daarbij zijn de bevoegdheden van de Minister inzake
de planning- en controlcyclus van het zbo: de bevoegdheid tot goedkeuring van het
meerjarenplan (inclusief de jaarlijks bijstelling daarvan) en de bevoegdheden tot
goedkeuring van de begroting en de jaarrekening van ProRail B.V.27 Deze bevoegdheden zorgen ervoor dat de Minister als bestuursorgaan zeggenschap heeft
over de vraag welke werkzaamheden ProRail B.V. in het kader van haar publieke taken
uitvoert, wat de middelen zijn die voor deze activiteiten beschikbaar zijn en of de
verantwoording over de besteding van deze middelen tegemoetkomt aan de eisen die aan
een rechtspersoon met een wettelijke taak worden gesteld. Een belangrijk voorschrift
is bovendien dat ProRail desgevraagd aan Onze Minister alle voor de uitoefening van
diens taak benodigde inlichtingen verstrekt en de Minister inzage kan vorderen van
alle zakelijke gegevens en bescheiden, indien dat voor de vervulling van zijn taak
redelijkerwijs nodig is.28
Met betrekking tot het privaatrechtelijk zbo heeft de Minister, zoals de Afdeling
terecht signaleert, een specifieke dubbelrol die hij in het publiekrechtelijk zbo
niet zou hebben. Enerzijds heeft de Minister met het oog op de borging van de publieke
belangen de bestuursrechtelijke bevoegdheden om beslissingen te nemen over het beleid
en de financiering van de hoofdspoorweginfrastructuur. Als (indirect en enig) aandeelhouder
kan de Minister anderzijds zijn bevoegdheden die de wet, in het bijzondere het Burgerlijk
Wetboek, en de statuten van de B.V. in die hoedanigheid aan hem toekennen, inzetten
ten behoeve van de aangelegenheden van de vennootschap.
Deze situatie is niet ideaal. Overeenkomstig het kabinetsbeleid29 meent de regering dat een publiekrechtelijk zbo de voorkeur heeft. Tegelijkertijd
zijn er ook andere privaatrechtelijke zbo’s en is ook de dubbelrol van de Minister
als bestuursorgaan en aandeelhouder bij zbo’s niet onbekend.30 In de praktijk is deze situatie werkbaar.
De rollen van de Minister als bestuursorgaan en aandeelhouder alsmede de publieke
belangen en het vennootschappelijk belang van ProRail kunnen weliswaar worden onderscheiden,
maar staan niet los van elkaar. ProRail B.V. vervult een wettelijk omschreven publieke
taak, dient in dat kader te voldoen aan de daartoe gestelde wettelijke eisen en wordt
in dat kader aangestuurd en gefinancierd door de Staat. ProRail kent daarmee als onderneming
een relatief beperkte mate van vrijheid. Mede daarom is ProRail B.V. een beleidsdeelneming,
waarbij de aandeelhoudersrol is belegd bij de Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
en geen staatsdeelneming, waarbij de aandeelhoudersrol is belegd bij de Minister van
Financiën. De bevoegdheden van de Minister in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan
en in zijn hoedanigheid van aandeelhouder worden met het oog op dezelfde publieke
belangen uitgeoefend.
De huidige statuten van ProRail geven bovendien nadrukkelijk uitdrukking aan de publieke
belangen die de vennootschap dient. Zo heeft de B.V. tot doel «het beheren en totstandbrengen
van spoorwegen en andere infrastructuur in Nederland». Dit beheer omvat, aldus de
statuten, «de zorg voor de kwaliteit, de betrouwbaarheid en de beschikbaarheid van
vervoersinfrastructuur, in het bijzonder railinfrastructuur en van daarmee samenhangende
voorzieningen, alsmede een eerlijke niet-discriminerende verdeling van de capaciteit
van deze infrastructuur alsook het leiden van het verkeer over deze infrastructuur,
alsmede het adviseren van de Staat der Nederlanden omtrent alle hiervoor genoemde
onderdelen van het beheer».31 De vennootschap heeft tevens tot doel «het geven van uitvoering aan het beleid van
de Staat der Nederlandsen ten aanzien van het verkeer en vervoer over de landelijke
railinfrastructuur».32 Het belang van de vennootschap, waarop de organen van de vennootschap zich overeenkomstig
het Burgerlijk Wetboek richten, loopt dus parallel met het publieke belang. Daarbij
bepalen de statuten bovendien dat ProRail in acht (1) de wetenschap dat ProRail een
organisatie is belast met de uitvoering van publieke taken; (2) het besef dat het
beheer van de hoofdspoorwegstructuur grotendeels wordt gefinancierd uit publieke middelen
en deze middelen op verantwoorde wijze moeten worden besteed; (3) het bepaalde bij
of krachtens enig wettelijk voorschrift; en (4) het feit dat ProRail vanwege haar
wettelijke taken, juridische relaties en publieke functie transparant en aanspreekbaar
is tegenover de concessieverlener33, andere bij het spoor betrokken partijen en de maatschappij en zich daarbij open
en samenwerkingsgericht opstelt.34 Er zijn dus in de statuten van ProRail B.V. voorzieningen getroffen om het belang
van de vennootschap en het publieke belang overeen te doen komen. Voorop staat dat
de vennootschap en haar organen het algemeen belang dienen.
De opmerkingen van de Afdeling advisering hebben er toe geleid dat de regering samen
met ProRail de verhouding tussen de vennootschapsrechtelijke bevoegdheden en publiekrechtelijke
bevoegdheden opnieuw heeft bekeken in het bijzonder waar het gaat om rolvastheid en
praktische uitvoerbaarheid. De regering meent dat in de derde nota van wijziging,
zoals die aan de Afdeling advisering is voorgelegd, de bevoegdheden die aan de Minister
zijn toegekend interfereerden met de verantwoordelijkheden van de organen van ProRail
B.V. en heeft deze beter onderscheiden. In de versie die aan de Afdeling advisering
is voorgelegd, werd onder meer bepaald dat de Minister de begroting en het meerjarenplan
van ProRail vaststelt. Dit zijn echter verantwoordelijkheden die bij de B.V. behoren
te liggen. In plaats daarvan heeft de Minister op basis van de gewijzigde nota van
wijziging een goedkeuringsbevoegdheid ten aanzien van deze beslissingen, zodat de
Minister zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van publieke belangen bij de hoofdspoorweginfrastructuur
en de daarmee gemoeide middelen gestalte kan geven. Op deze wijze wordt een zuiverder
onderscheid gemaakt tussen de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de (organen
van) de vennootschap en de bevoegdheden van de Minister als bestuursorgaan. De organen
van ProRail B.V. kunnen op deze wijze, met in achtneming van de wettelijke kaders,
hun vennootschappelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten volle uitoefenen.
Om te voorkomen dat in de praktijk toch onduidelijkheid zou kunnen ontstaan over de
verhouding tussen de bevoegdheden van de organen van ProRail B.V. en die van de Minister
zullen schriftelijke werkafspraken gemaakt worden waarbij ook wordt stilgestaan hoe
om te gaan met verschil in standpunten. Daartoe zullen de samenwerkingsvisie en het
daarbij horende interventiemenu die ten behoeve van het publiekrechtelijk zbo in samenwerking
tussen ProRail en het ministerie tot stand zijn gebracht, opnieuw tegen het licht
worden gehouden. Daarbij zullen tevens documenten met een vergelijkbare functie van
andere privaatrechtelijke zbo’s worden betrokken.35 Eventueel kan de Minister beleidsregels stellen over hoe hij met zijn bestuursrechtelijke
bevoegdheden op grond van de Kaderwet zbo’s en de Spoorwegwet om zal gaan. Indien
nodig kunnen de voorschriften die de Minister stelt aan het meerjarenplan, de begroting
en de jaarrekening in de lagere regelgeving nader worden uitgewerkt. Voorafgaand aan
de inwerkingtreding van de wet zullen de Minister en ProRail conflictsituaties nabootsen
om de werking van de besluitvormingsmechanismen in de praktijk te beproeven. De regering
zal ProRail bovendien vragen om een invoeringstoets uit te voeren twee jaar na inwerkingtreding
van het tot wet verheven wetsvoorstel, zodat onvoorziene problemen snel kunnen worden
geadresseerd.
Het is tot slot echter van belang te benadrukken dat het behoud van de vennootschapsstructuur
van ProRail niet afdoet aan de (publiekrechtelijke) verplichtingen die ProRail straks
ingevolge de Kaderwet zbo’s en de Spoorwegwet zal hebben. Waar de wetgeving, of de
Minister op basis van die wetgeving, verplichtingen oplegt aan de infrastructuurbeheerder,
zal ProRail daar niet met een beroep op het vennootschappelijk belang van kunnen afwijken.
Uiteindelijk is het de Minister die het beleid inzake de hoofdspoorweginfrastructuur
en de inzet van de daarmee gemoeide publieke middelen bepaalt en daarvoor aan de Staten-Generaal
verantwoording aflegt. Het door het wetsvoorstel ingerichte stelsel van publiekrechtelijke
verplichtingen en bevoegdheden dient ertoe om de publieke belangen bij het beheer
van de hoofdspoorweginfrastructuur optimaal te borgen. De verantwoordelijkheden van
de organen binnen de vennootschap, laten de publiekrechtelijke verplichtingen die
op de rechtspersoon rusten, onverlet. ProRail B.V. kan zich niet aan haar wettelijke
verplichtingen en de besluiten van de Minister als bestuursorgaan onttrekken met een
beroep op het vennootschappelijk belang dat de organen van de B.V hebben te dienen.
In tegendeel zelfs; het is – mede gelet op haar statuten – niet in het belang van
ProRail B.V. dat op haar rustende wettelijke verplichtingen niet worden nageleefd.
De nota van wijziging en de toelichting daarbij zijn in het licht van het bovenstaande
aangepast.
4. Delegatie
a. Geen nadere uitwerking
In een groot aantal bepalingen wordt voorzien in de mogelijkheid van delegatie. Uitwerking
bij of krachtens amvb is alleen ten aanzien van de wettelijke taken geregeld. Dit
betreffen enerzijds regels om onderwerpen uit de SERA-richtlijn te regelen die nu
in de beheerconcessie zijn uitgewerkt.36 Anderzijds betreffen dit nadere regels over de wettelijke taken, met daarbij de mogelijkheid
om kwalitatieve en kwantitatieve doelen te verbinden aan de taken (zoals prestatiegebieden).37 Alle overige delegatiebepalingen betreffen uitwerkingen bij ministeriële regeling.38
Gelet op de gewenste zelfstandigheid van ProRail ligt het niet in de rede alle onderwerpen
gedetailleerd uit te werken. In het bijzonder merkt de Afdeling op dat het niet nodig
is de onderwerpen die betrekking hebben op de Kaderwet nader te regelen. De Kaderwet
geeft voldoende bevoegdheden aan de Minister ten aanzien van de zbo. Verdere regeling
gaat in tegen de door de regering beoogde zelfstandigheid.
Daarnaast wijst de Afdeling op de delegatiebepaling ten aanzien van de samenwerking
tussen ProRail en partijen in de spoorsector. Dat past het niet bij de zelfstandige
positie van ProRail om daarover nadere regels te stellen. Gelet op de beoogde zelfstandigheid
ligt het voor de hand de samenwerking tussen ProRail en partijen in de spoorsector
over te laten aan de praktijk. Gelet op de grote belangen en de vrees in de sector
dat ProRail «boven» de andere partijen komt te staan, ligt het niet voor de hand de
samenwerking bij besluit van de Minister verder te regelen.
De Afdeling adviseert de delegatiebepalingen ten aanzien van de voornoemde onderwerpen
te schrappen.
b. Niveau van delegatie
Voor de onderwerpen die wel nadere uitwerking behoeven, rijst de vraag of deze niet
op het niveau van de wet dan wel op het niveau van een amvb geregeld moeten worden.
Het primaat van de wetgever dient daarbij als richtsnoer: hoofdelementen dienen door
de wetgever te worden vastgesteld.39
De Afdeling wijst hierbij in het bijzonder op de regels met betrekking tot de uitoefening
van de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen,40 en de regels ten aanzien van de onverenigbaarheid van (neven)functies van leden van
de raad van bestuur en van de raad van commissarissen.41 Regels over deze onderwerpen dienen in elk geval wat de hoofdlijnen betreft op het
niveau van de wet te worden geregeld.42
Als delegatie aangewezen is, dienen voorts echter niet alle onderwerpen bij ministeriële
regeling uit te worden gewerkt. In dit kader wijst de Afdeling onder meer op regels
over het uitvoeren van taken op een bijzondere spoorweg en (de wijze van) het vaststellen
van tarieven daarvoor; de voorwaarden voor het uitvoeren van werkzaamheden voor een
derde (waaronder decentrale overheden) en de (opbouw, wijze van vaststelling en) uurtarieven
daarvoor; en de voorschriften voor het verrichten van andere activiteiten.43 Dit zijn geen administratieve voorschriften, (technische) details, of regels die
vaak moeten worden gewijzigd of met grote spoed moeten worden vastgesteld.44 In dat geval is regeling bij amvb aangewezen.
De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande het wetsvoorstel en de toelichting
aan te passen.
Ook na deze derde nota van wijziging kent het wetsvoorstel verschillende delegatiegrondslagen.
Deze grondslagen doen, naar het oordeel van de regering, niet af aan het primaat van
de wetgever. De hoofdelementen van de inrichting van de aansturing van en verantwoording
door ProRail zijn opgenomen in het wetsvoorstel, zoals de taken van de beheerder,
de bevoegdheden van de Minister en de gehanteerde sturingsinstrumenten.45 Overeenkomstig de Aanwijzingen voor de regelgeving is de delegatie van regelgevende
bevoegdheid aan de Minister beperkt tot voorschriften van administratieve aard, de
details van de regelgeving en voorschriften die dikwijls wijziging behoeven.46
In het bijzonder meent de regering dat het nodig noch doelmatig is om de uitwerking
van de details van de wijze van aansturing van en verantwoording door het zbo op het
niveau van de wet vast te leggen. Anders dan de Afdeling meent de regering dat de
voorschriften van de Kaderwet ontoereikend zijn voor een goede inrichting van de aansturing
van en verantwoording door ProRail. Gelet op de publieke belangen die zijn gemoeid
bij de activiteiten van de infrastructuurbeheerder en de daarmee gemoeide middelen
(meer dan 2 miljard euro per jaar) zijn specifieke voorschriften nodig. Zo dienen
voorschriften te gelden voor de inrichting van de begroting, de jaarrekening, het
jaarverslag en het meerjarenplan. Deze voorschriften bieden ProRail helderheid over
de eisen die uit het oogpunt van de publieke belangen aan deze documenten worden gesteld.
Zij zorgen ervoor dat de Minister beter inzicht kan verkrijgen in de wijze van uitvoering
van de publieke taken en de besteding van de publieke middelen en bieden hem een kader
voor de toepassing van zijn bevoegdheden. Deze uitwerking van de wijze van aansturing
en verantwoording doet, naar het oordeel van de regering, niet af aan de zelfstandigheid
van het zbo ProRail. De verantwoordelijkheidsverdeling blijft in stand; de Minister
bepaalt het wat, ProRail is verantwoordelijk voor het hoe.
Daarbij biedt deze derde nota van wijziging de Minister de bevoegdheid om een aantal
eisen van de SERA-richtlijn op het niveau van een ministeriële regeling vast te leggen.
Ook dat voldoet aan de Aanwijzingen voor de regelgeving. Delegatie van regelgevende
bevoegdheid aan een Minister is toegestaan, indien het gaat om het verwerken in de
Nederlandse wetgeving van internationale regelingen die de Nederlandse wetgever, behoudens
op ondergeschikte punten, geen ruimte laten voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke
aard.47 Het komt bovendien de transparantie van de regelgeving niet ten goede als eisen op
hetzelfde terrein – bijvoorbeeld wat betreft de onverenigbaarheid van (neven)functies
– van leden van raad van bestuur en de raad van commissarissen – op verschillende
niveaus worden uitgewerkt.
Tot slot is de regering het met de Afdeling eens dat het in beginsel zou passen bij
de zelfstandige positie van ProRail dat het grotendeels zelf invulling geeft aan de
samenwerking met betrokkenen in de sector.48 Het is echter nadrukkelijk de wens van betrokkenen uit de sector dat over deze samenwerking
voorschriften worden gesteld. Vandaar dat in deze nota van wijziging hiertoe een grondslag
is opgenomen.
5. Adviestaak
Aan ProRail wordt als privaatrechtelijk zbo een adviestaak opgedragen: ProRail zal
de Minister gevraagd en ongevraagd adviseren over de uitvoerbaarheid en de effecten
van beleid en regelgeving.49 Hoewel de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel vermeldt dat ProRail geen
adviescollege is, valt uit de toelichting op te maken dat deze adviestaak wel meer
lijkt te omvatten dan alleen de uitvoerbaarheid: ProRail wordt «trusted advisor» van
het ministerie voor zaken die gerelateerd zijn aan het spoor.50 Ook vermeldt de toelichting dat een expliciete adviesrol van ProRail de stem van
de spoorsector kan vergroten bij integrale mobiliteitsafwegingen, en de kennis en
kunde uit de sector zo optimaal kan worden ingezet voor beleidsvorming op het ministerie.51
Gelet op het voorgaande ligt regeling bij wet niet voor de hand. De Afdeling stelt
voorop dat beleidstaken thuishoren op het ministerie, zoals ook voor de Autoriteit
Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming wordt voorgesteld.52 Het is belangrijk dat de expertise van ProRail gewaarborgd is bij het ministerie,
en dat het ministerie deze kennis zelf in huis heeft. De Afdeling merkt op dat aan
een zbo geen adviestaak wordt opgedragen ten aanzien van algemeen verbindende voorschriften
of te voeren beleid van het rijk:53 een zbo is te onderscheiden van een adviescollege, en beide entiteiten hebben eigen
taken.54 In dat verband onderstreept de Afdeling het belang van voldoende eigen expertise
op het ministerie.
Voor zover wordt beoogd ProRail meer te betrekken in het kader van de uitvoerbaarheid
van regelgeving, wijst de Afdeling erop dat hiervoor geen regelgeving nodig is. ProRail
kan ook zonder wettelijke (advies)taak ontwikkelingen en onderwerpen signaleren richting
het ministerie.
De Afdeling adviseert de adviestaak te schrappen.
De Afdeling advisering meent dat het niet voor de hand ligt om een wettelijke adviestaak
op te dragen aan ProRail. De regering meent dat, nu het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur
op afstand van de Minister is geplaatst, het noodzakelijk is om de samenwerking tussen
beleid en uitvoering structureel goed te organiseren. Toedeling van de wettelijke
adviestaak aan ProRail kan daar in dit geval aan bijdragen. Het spoor is een technisch
ingewikkeld product waar complexe belangen spelen. Een goed ingerichte adviestaak
met aandacht voor publieke belangen is daarom essentieel.
De regering heeft daarbij op geen enkel manier tot doel om taken en verantwoordelijkheden
te vermengen. De Minister maakt het beleid met betrekking tot het spoor. Hij zorgt
ervoor dat daartoe voldoende deskundigheid is verzameld binnen zijn ministerie. ProRail
voert als infrastructuurbeheerder het beleid uit. ProRail adviseert overeenkomstig
de wettelijke taak de Minister over de uitvoerbaarheid en de effecten van beleid en
regelgeving. Door de rol van ProRail als «trusted advisor» kan de kennis en kunde
uit de sector optimaal worden ingezet ten behoeve van de beleidsvorming door de Minister.
De toelichting is in het licht van het bovenstaande aangevuld.
Van de gelegenheid is gebruikt gemaakt om de derde nota van wijziging op een ander
onderdeel te wijzigen. In artikel 15h (nieuw) is «de raad van bestuur» vervangen door
«de beheerder» omdat het hier een voorschrift betreft dat zich richt tot het zbo.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij de nota
van wijziging en adviseert daarmee rekening te houden voordat deze bij de Tweede Kamer
der Staten-Generaal wordt ingediend.
De Vice-President van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering,
verzoeken in te stemmen met toezending van de nota van wijziging aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.