Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Nader verslag
35 968 Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door een nieuwe Archiefwet (Archiefwet 20..)
Nr. 9 NADER VERSLAG
Vastgesteld 10 oktober 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft nog de behoefte nadere vragen en opmerkingen
aan de regering voor te leggen, mede op basis van nieuwe informatie. Onder het voorbehoud
dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord,
acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
ALGEMEEN
1
1.
Inleiding
1
2.
De rol van de Minister van BZK bij de Archiefwetgeving
2
3.
Archiefvorming
3
4.
Verbetering van de informatiehuishouding en duurzame toegankelijkheid
4
5.
Overbrenging
4
6.
Openbaarheid
4
7.
Toezicht
5
8.
Opleiding archivaris
5
9.
Verhouding van de Archiefwet tot andere wetgeving en verdragen
6
10.
Particulier archief
6
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel tot
intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021. Zij waarderen
het dat de regering een aantal suggesties van de Kamer overneemt en hebben daar nog
enkele vragen over.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar
aanleiding van het verslag en de nota van wijziging met betrekking tot de intrekking
van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021. Deze leden hebben nog
enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie onderkennen nog altijd de noodzaak
om de informatiehuishouding van de Rijksoverheid te verbeteren en begrijpen dat de
huidige praktijk van digitaal informatiebeheer de Rijksoverheid dwingt om de Archiefwet
1995 te actualiseren. Deze leden begrijpen de noodzaak om de Archiefwet te moderniseren.
Toch heeft de regering hun zorgen over het ontbreken van waarborgen in het wetsvoorstel
dat het handelen van de overheid wordt vastgelegd, opdat archieven worden gevormd
waarmee de overheid zich kan verantwoorden niet helemaal kunnen wegnemen. Zij vrezen
dat er met de nieuwe Archiefwet in zijn huidige vorm nog altijd feitelijk meer geheim
kan blijven dan onder de Archiefwet 1995. Kan de regering de zorgen, die nog leven
bij deze leden, wegnemen met een ondubbelzinnige reactie?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
onderhavige stukken.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar
aanleiding van het verslag en de nota van wijziging. Deze leden zijn blij dat de regering
enkele wijzigingen heeft voorgesteld, maar zijn nog niet op alle onderdelen overtuigd.
Zij hebben nog enkele vragen.
2. De rol van de Minister van BZK bij de Archiefwetgeving
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister van BZK1 de wet medeondertekent. Deze leden zijn van mening dat dit een goede stap is, maar
vragen nog wel wat dit in de praktijk betekent. Komt de verantwoordelijkheid voor
bepaalde onderdelen van de wet daarmee bij het Ministerie van BZK te liggen? Blijft
het toezicht op de wet bij het Ministerie van OCW2? Wat betekent deze wijziging voor de samenhang tussen de Archiefwet en bijvoorbeeld
de Woo3?
De leden van de CDA-fractie onderkennen de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de
Ministeries van OCW en BZK voor de archiefwetgeving in samenhang met de informatiehuishouding
van de overheid. Deze leden lezen in de beslisnota4, dat één van de vragen in het overleg tussen OCW en BZK is, hoe de Archiefwet kan
bijdragen aan het beter vat krijgen op het informatiebeheer en «op wat BZK ervaart
als een volumeprobleem». Deze leden ontvangen op dit punt graag een nadere toelichting.
Ook vragen deze leden wat de stand van zaken is met betrekking tot de voorgenomen
onderzoeken naar oplossingen voor het beheer van grote volumes door het Nationaal
Archief (in samenwerking met verschillende partijen).
De leden van de CDA-fractie lezen in het advies van de algemene rijksarchivaris: «De
complexiteit tussen overheidshandelen, het documenteren, opslaan, vernietigen, bewaren
en overdragen van de neerslag hiervan, alsmede de publicatie en openbaarheidskwesties
vragen om een overkoepelende visie. Ik beveel u dan ook aan om naast dit wetsvoorstel
een traject te starten waarbij breder en langer wordt nagedacht over die opgaven wat
moet leiden tot een nieuwe visie op de informatiehuishouding van de overheid. Ik raad
u aan om dit in gezamenlijkheid met de Minister van BZK op te pakken.»5 In de toelichting bij de nota van wijziging (blz. 8) gaat de regering in op deze
aanbeveling. Het is deze leden evenwel niet duidelijk of de regering de aanbeveling
overneemt of terzijde legt. Bestaat de overkoepelende visie al? Zo ja, waar is die
neergelegd? Wat is de taak en verantwoordelijkheid van de regeringscommissaris Informatiehuishouding
in dit verband?
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie zijn tevreden dat de nota naar
aanleiding van het verslag nu is ondertekend door de Minister van BZK, zoals ook de
Raad van State had geadviseerd. Het is een goede zaak dat formele medeverantwoordelijkheid
van BZK voor de nieuwe Archiefwet wordt vastgelegd door het wetsvoorstel, nadat het
is aangenomen door beide Kamers, mede te laten contrasigneren door de Minister van
BZK.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming gelezen dat de Minister
van BZK medeondertekenaar wordt van het wetsvoorstel. Gezien de nauwe relatie tussen
de Archiefwet en de informatiehuishouding van de overheid achtten deze leden dit voor
de hand liggend. Deze leden zijn het dan ook eens met de heroverweging van de regering.
Deze leden lezen dat de regering een nauwe samenwerking tussen de Ministers van OCW
en BZK nodig acht. Hoe gaat deze samenwerking worden vormgegeven?
3. Archiefvorming
De leden van de VVD-fractie lezen dat de vastgestelde beheerregels openbaar moeten
worden gemaakt. Op welke plek moeten overheidsorganen dit doen? Hoe wordt ervoor gezorgd
dat dit eenvoudig inzichtelijk is voor burgers? Ook lezen de leden dat het advies
van algemene rijksarchivaris om een periodieke audit te doen niet wordt overgenomen.
Wat waren de argumenten hiervoor van de algemene rijksarchivaris en hoe duidt de regering
die argumenten?
De leden van de CDA-fractie lezen in het advies van de algemene rijksarchivaris: «Ik
ervaar als algemene rijksarchivaris dat de functie onvoldoende doorzettingsmacht heeft,
waarover ik eerder met u heb gesproken. Ik mis voorstellen in de onderhavige documenten
om de rol en positie van de (algemene) rijksarchivaris te verstevigen. De mogelijkheid
om de producten en adviezen van het Nationaal Archief en de algemene rijksarchivaris
een meer kaderstellend karakter te geven kan vele langlopende discussies beslechten
en bijvoorbeeld de eenheid van het selectiebeleid over alle overheidslagen heen verbeteren.»6 Deze leden vragen of de algemene rijksarchivaris nu al de mogelijkheid heeft om voor
specifieke groepen verantwoordelijke overheidsorganen niet-bindende modelselectiebesluiten
vast te stellen. Zo ja, wat een expliciete bevoegdheid in het Archiefbesluit daaraan
toevoegt (toelichting bij de nota van wijziging, blz. 9). Deze leden vragen of de
regering de problematiek onderkent van langlopende discussies en noodzakelijke verbetering
van de eenheid van het selectiebeleid over alle overheidslagen. Zo ja, welke maatregelen
neemt de regering om de gesignaleerde problemen op te lossen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering voornemens is om in het Archiefbesluit
bewaarcriteria op te nemen. Deze leden vragen van welke grondslag in het wetsvoorstel
deze criteria de uitwerking vormen. Zij vragen of de regering de mening deelt dat
de keuze om bewaarcriteria te formuleren een hoofdelement is in de voorgestelde regeling
en dat de Archiefwet een verplichting tot het formuleren van criteria zou moeten bevatten.
4. Verbetering van de informatiehuishouding en duurzame toegankelijkheid
De leden van de VVD-fractie vernemen uit verschillende bronnen dat bij verschillende
(decentrale) overheidsorganen de informatiehuishouding nog niet op orde is. Zo zijn
er nu al grote achterstanden in de archivering, die door het verkorten van de termijn
naar 10 jaar mogelijk zullen oplopen. De leden maken zich zorgen over wat dit voor
de inwerkingtreding van de wet betekent. Kan de regering een stand van zaken geven
met betrekking tot de huidige achterstanden in de archivering? Welke stappen heeft
de regering reeds gezet om een soepele overgang mogelijk te maken? Welke stappen gaat
de regering nog zetten? Op welke manieren bereidt de regering decentrale overheden
voor op deze overgang? Zijn er reeds signalen dat snelle inwerkingtreding na behandeling
in beide Kamers ingewikkeld is?
De leden van de SGP-fractie zouden graag van de regering vernemen in hoeverre de inhoud
van het rapport Openbaarmaking van overheidsinformatie. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de wetgeving
in Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Slovenië en Estland van Drahmann, Honee en al Katib (september 2022) aanleiding geeft om het wetsvoorstel
op onderdelen anders te wegen, bijvoorbeeld als het gaat om het gelijkschakelen van
de beperkingsgronden in de Woo.
5. Overbrenging
De leden van de VVD-fractie constateren dat voor het vierde lid van artikel 5.5 geen
noodzaak meer is. Zijn er geen gevallen meer denkbaar waarin het wenselijk is dat
aan een machtiging extra voorwaarden worden verbonden? Kan de regering verder toelichten
hoe de uitwerking van het Archiefbesluit en de Archiefregeling tot deze conclusie
hebben geleid?
De leden van de VVD-fractie lezen dat een verleende ontheffing kan worden ingetrokken
door gedeputeerde staten of de Minister. Voor de leden is vanuit de wettekst en memorie
van toelichting nog niet duidelijk of de Minister ook een ontheffing kan intrekken
die door gedeputeerde staten worden verleend en andersom.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om in te gaan op de kritiek
van de KVAN7, die stelt dat de mogelijkheid van «ontheffing van overbrenging» overheden in de
gelegenheid stelt om zonder al te veel belemmeringen ervoor te kiezen om overheidsarchieven
niet of nooit over te brengen naar een archiefinstelling. Hoe kijkt de regering naar
deze kritiek? Ziet de regering hier ook een risico, ondanks de voorwaarden die worden
gesteld in artikel 5.6, tweede lid? Zo ja, hoe wil de regering voorkomen dat er onnodig
veel van de ontheffing gebruik gaat worden gemaakt?
6. Openbaarheid
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie merken op dat, terwijl de Archiefwet
1995 slechts drie gronden kende op basis waarvan de openbaarheid kon worden beperkt,
het onderhavige wetsvoorstel maar liefst vijftien gronden hiervoor benoemt. De regering
erkent bij nader inzien dat de restgrond «onevenredige benadeling» met de specificatie
van al die andere beperkingsgronden overbodig is geworden en laat deze vervallen uit
het wetsvoorstel. Kan de regering per beperkingsgrond nader toelichten op grond van
welke overwegingen de dertien nieuwe beperkingsgronden, die de regering opvat als
specificatie van «onevenredige benadeling», elk naar haar oordeel leidt tot beperkingen
in de openbaarheid die gerechtvaardigd zijn, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Afdeling Advisering van de Raad
van State adviseert om in de wet op te nemen dat een overheidsorgaan verplicht is
tot openbaarmaking zodra een beperkingsgrond niet langer van toepassing is. De regering
geeft aan dat dit niet uitvoerbaar is en tot een onevenredige inspanning voor de archiefdiensten
leidt. De regering geeft aan dat een inzageverzoek de aanleiding kan zijn om een openbaarheidsbeperking
in zijn geheel op te heffen, als blijkt dat een beperkingsgrond inderdaad is uitgewerkt.
Het valt deze leden op dat in de periode tussen 2013 en 2021 op deze manier slechts
in zestien gevallen beperkingen aan de openbaarheid al dan niet gedeeltelijk zijn
opgeheven. De leden vinden dit een laag aantal. Hoe reflecteert de regering hierop?
Zorgt de voorgestelde werkwijze niet voor onnodige belemmeringen in de openbaarmaking?
De leden van de SGP-fractie vragen een nadere duiding op de opmerking dat het Verdrag
van Aarhus zou nopen tot een beperkingsgrond met betrekking tot het milieu. Deze leden
wijzen erop dat dit Verdrag juist het recht op informatie, inspraak en toegang tot
de rechter beschermt en dat artikel 4, vierde lid, onderdeel h, slechts de mogelijkheid
bevat om een verzoek te weigeren indien het nadelige invloed heeft op het milieu waarop
de informatie betrekking heeft, zoals de voortplantingsgebieden van zeldzame soorten.
Deze leden vragen of de bescherming vooral ziet op diersoorten. Kan de regering aangeven
of het in het verdrag genoemde voorbeeld daadwerkelijk in de archiefsector hier of
elders wordt toegepast? Kan zij eveneens aangeven dat het meer dan fictief is dat
informatie over het milieu van meer dan tien jaar geleden nog steeds nadelig kan uitpakken?
Welke voorbeelden kent de regering hiervan?
7. Toezicht
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering niet van plan is om de
Inspectie voor Overheidsinformatie en Erfgoed meer bevoegdheden te geven, zoals een
sanctiemogelijkheid. De leden lezen dat de Staatssecretaris van OCW in gesprek is
met de Inspectie om te bezien of het bestaande instrumentarium effectiever in te zetten
is. Wil de regering verder reflecteren op welke mogelijkheden ze hiertoe ziet?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering van mening is dat de aanstelling
van een archivaris de effectiviteit van het toezicht bij decentrale overheden vergroot.
Deze leden zien zeker deze toegevoegde waarde, maar merken op dat een archivaris enkel
kan rapporteren aan zijn eigen bestuur. Van extern toezicht is geen sprake, er kan
hoogstens extern worden getoetst. Ziet de regering hierbij risico’s die goed informatie-
en archiefbeheer alsnog in de weg staan? Hoe zorgt de regering ervoor dat elke overheidsorganisatie
daadwerkelijk aangezet wordt tot het verbeteren van het informatie- en archiefbeheer?
8. Opleiding archivaris
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie hechten aan de deskundigheid van
de mensen die worden ingezet voor het verbeteren van de informatiehuishouding van
de overheid en zij vinden het daarom wenselijk dat de diploma-eis in de Archiefwet
gehandhaafd blijft. De regering betwijfelt of een eenmaal behaald diploma voldoende
is, laat de diploma-eis vervallen en neemt in het wetsvoorstel een eis op dat een
archivaris wordt aangewezen «op grond van zijn professionele kwaliteiten, in het bijzonder
zijn deskundigheid op het gebied van wetgeving en de praktijk inzake archivistiek,
alsmede zijn vermogen de taken te vervullen die voortvloeien uit het bepaalde bij
of krachtens de wet». Dit betekent evenwel dat elke gemeente, elke provincie en elke
waterschap met eigen criteria kan gaan beoordelen of een kandidaat voldoet voor deze
verantwoordelijke taak. Zou het wellicht niet meer voor de hand liggen om de diploma-eis
nog altijd te handhaven als een minimumeis? Deze leden vragen of dit een extra waarborg
zou bieden tegen lagere overheden die het belang van goede archivering onvoldoende
onderkennen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering van mening is dat het niet
nodig is om de diplomaverplichting voor archivarissen te handhaven. Verwacht de regering
dat het vervallen van deze verplichting consequenties heeft voor (het animo voor)
de opleidingen archivistiek? Hoe reflecteert de regering hierop? Ziet de regering
het risico dat het lastiger wordt om archivarissen aan te stellen met adequate kennis
en kunde, mochten opleidingen archivistiek bijvoorbeeld stoppen? Hoe wil de regering
waarborgen dat er voldoende deskundigheid blijft op het gebied van archivistiek en
de kwaliteit van archief- en informatiebeheer gewaarborgd blijft?
De leden van de SGP-fractie vinden dat het loslaten van de diploma-eis onvoldoende
dragend wordt onderbouwd. In het wetsvoorstel is geen enkel materieel vereiste meer
te vinden. Deze leden vragen de beantwoording te vergelijking met de situatie in het
onderwijs: zou het daar ook logisch zijn om het bevoegdhedenstelsel te laten vervallen
onder verwijzing naar de snel veranderende wereld en de snelle opmars van digitale
techniek? Waarom zou dit in de archiefwereld anders liggen? Geldt voor het vak van
archivaris niet ook dat altijd een stevig deel aan basisopleiding nodig zal zijn om
elementaire vaardigheden te kunnen uitoefenen en dat die basis decennia mee kan? Voorts
vinden deze leden het niet logisch om geen enkele mogelijkheid tot voortijdig bijsturen
op te nemen nu de opleidingseis volledig vervalt. Zou het niet voorzichtiger zijn
om in de evaluatie te onderzoeken of een wettelijke grondslag voor regels inzake kennis
en vaardigheden van archivarissen nog nodig blijkt?
9. Verhouding van de Archiefwet tot andere wetgeving en verdragen
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie merken op dat de gemeente Utrecht
gewezen heeft op meerdere wettelijke ontwikkelingen in het informatiedomein en gesignaleerd
dat het Rijk de wetten onvoldoende heeft geharmoniseerd. De regering stelt echter
dat het harmoniseren van zeer uiteenlopende wet- en regelgeving grenzen kent. Kan
de regering melden of zij hiermee de bezwaren van de gemeente Utrecht heeft weten
weg te nemen? Zo nee, op grond van welke overwegingen meent de regering dan dat de
bezwaren die daar nog leven, maar moeten worden ingeslikt?
10. Particulier archief
De leden van de SGP-fractie constateren dat de nota van wijziging geen toelichting
bevat ten aanzien van onderdeel N. Zij vragen of deze toelichting abusievelijk is
weggevallen. Zij vragen of de regering in lijn met de beantwoording kan bevestigen
dat de zinsnede van het «in bewaring doen geven» bedoeld is om de situatie van bruikleen
mogelijk te blijven maken, dat daarmee de mogelijkheid blijft bestaan om een archief
of archiefstuk terug te nemen en dat mogelijkheden blijven bestaan om voorwaarden
te stellen inzake zowel het eigen gebruik als de openbaarmaking aan derden.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.