Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op moties en amendementen die zijn ingediend tijdens de meest recente begrotingsbehandeling, het wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek, het wetgevingsoverleg Cultuur, het wetgevingsoverleg Media en het wetgevingsoverleg Emancipatie (Kamerstuk 36200-VIII-212)
36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023
Nr. 230 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 juni 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor
Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
over de brief van 30 maart 2023 over de reactie op moties en amendementen die zijn
ingediend tijdens de meest recente begrotingsbehandeling, het wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek,
het wetgevingsoverleg Cultuur, het wetgevingsoverleg Media en het wetgevingsoverleg
Emancipatie (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 212).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 april 2023 aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 14 juni 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
5
II
Reactie van de Ministers en de Staatssecretaris
6
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Reactie
op moties en amendementen die zijn ingediend tijdens de meest recente begrotingsbehandeling,
het wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek, het wetgevingsoverleg Cultuur, het wetgevingsoverleg
Media en het wetgevingsoverleg Emancipatie». Deze leden hebben nog enkele vragen.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 751
De leden van de VVD-fractie lezen in de uitvoering van de motie van de leden Van der
Woude en Van der Graaf dat de technologiestrategie in het najaar naar de Kamer wordt
gestuurd. Deze leden vragen waarom de technologiestrategie en de toekomstverkenning
los van elkaar worden uitgevoerd? De toekomstverkenning gaat onder andere in op de
vraag wat de arbeidsmarkt en de samenleving in 2040 van het onderwijs vragen. De leden
zijn van mening dat dit grotendeels te maken heeft met de grote transities op het
gebied van verduurzaming, digitalisering en sleuteltechnologie. De Minister heeft
vorig jaar bij het commissiedebat Beleidsbrief Hoger Onderwijs2 toegezegd een nadrukkelijke plek te hebben in de toekomstverkenning voor wat de strategie
van Nederland in de toekomst is en hoe het hoger onderwijs hieraan gaat bijdragen.
Hier gaf de Minister bij aan om te onderzoeken aan welke knoppen er gedraaid kan gaan
worden om het hele kennisstelsel te optimaliseren en hier partijen zoals de TO2-instellingen3, het bedrijfsleven en het Ministerie van EZK4 bij te betrekken. Hoe is de Minister van plan met de toekomstverkenning in te gaan
op de strategie van Nederland zonder de technologie en het dictum van de motie hierbij
te betrekken?
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 775
In de reactie van de Minister lezen de leden van de VVD-fractie dat het proces is
uitgelopen omdat eerder aangeleverde stukken niet volledig duidelijkheid verschaften.
Kan de Minister aangeven wie de stukken heeft aangeleverd, welke stukken dat waren
en welke duidelijkheid nodig was/is? Was het voor de aanleverde partij duidelijk welke
stukken verstuurd moesten worden en welke duidelijkheid door de stukken moest worden
gegeven? Mogen deze leden concluderen dat wanneer er juiste stukken waren verstuurd/ontvangen
dat direct duidelijkheid had verschaft, het proces niet was uitgelopen?
Kamerstuk 36 200 VII, nr. 1446
In de reactie van de Minister lezen de leden van de VVD-fractie dat het stopzetten
van de regeling ook een optie is die wordt meegenomen in de evaluatie. Kan de Minister
aangeven hoe dit zich verhoudt met de wens en het verzoek van de Kamer zoals is vastgelegd
in de aangenomen motie om de huidige middelen van de subsidie praktijkleren, bij een
positieve evaluatie, in te zetten voor een vervolgregeling van vijf jaar? Hoe wordt
geborgd dat ondernemers niet onnodig lang geen zekerheid hebben over het vervolg van
deze regeling?
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 1537
De leden lezen dat de motie van het lid Van der Woude over het doen van een landelijk
onderzoek naar daderprofielen voor straatintimidatie en seksueel grensoverschrijdend
gedrag in de openbare ruimte wordt meegenomen in het wetsvoorstel Seksuele misdrijven.
Daarnaast worden resultaten van het onderzoek in opdracht van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid dat wordt uitgevoerd door het WODC8 verwacht in het derde kwartaal van 2023. Uit de beschrijving wordt niet duidelijk
of er specifiek voor straatintimidatie wordt gekeken naar daderprofielen, terwijl
dit wel zo staat gespecificeerd in het dictum en ook zo is toegezegd. Kan de Minister
beschrijven op welke manier dit specifieke onderzoek zoals toegezegd wordt uitgevoerd
en binnen welke termijn?
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 639
In de reactie van de Minister lezen de leden van de VVD-fractie dat ter voorbereiding
op de uitvoering van dit amendement en de bijbehorende motie het ministerie in gesprek
gaat met mbo10-instellingen. Kan de Minister aangeven of er hierover al gesprekken zijn geweest
met mbo-instellingen? Zo nee, waarom is besloten om de gesprekken pas te gaan voeren
vier maanden na de stemming over de begroting in de Eerste Kamer (20 december 2022)?
Hadden de gesprekken niet eerder gevoerd kunnen worden? Zo nee, waarom was het niet
mogelijk om de eerste gesprekken te voeren met mbo-instellingen over basisvaardigheden
en de bijbehorende middelen?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken de bewindspersonen voor de reactie op de moties
en amendementen die zijn ingediend tijdens de meest recente begrotingsbehandeling
en de verschillende wetgevingsoverleggen. De leden complimenteren de bewindspersonen
en hun ambtenaren voor het duidelijke en volledige overzicht. De leden hebben op dit
moment geen vragen of opmerkingen.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief «Reactie
op moties en amendementen die zijn ingediend tijdens de meest recente begrotingsbehandeling,
het wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek, het wetgevingsoverleg Cultuur, het wetgevingsoverleg
Media en het wetgevingsoverleg Emancipatie». Zij hebben nog enkele vragen.
Is het voor de organisatie van de mbo-vakwedstrijden niet te laat als pas in het tweede
kwartaal helder wordt hoe er met het te verwachte tekort van € 600.000 op de begroting
van 2023 omgegaan wordt11 willen de leden van de CDA-fractie graag weten. Wat betekent dit voor de organisatie
van de mbo-vakwedstrijden, komt dat in gevaar?
Ook vernemen de leden van de CDA-fractie graag wanneer het bestedingsplan van de NPO12 verwacht wordt om de middelen voor audiodescriptie de komende jaren in te zetten13. Wat betekent dat voor de inzet en de middelen voor 2023?
De leden van de CDA-fractie willen tenslotte graag weten wat de stand van zaken is
met betrekking tot de uitvoering van motie van de leden Werner en Van der Laan over
het bevorderen van de emancipatie van mensen met beperkingen14.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Reactie op moties en
amendementen die zijn ingediend tijdens de meest recente begrotingsbehandeling, het
wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek, het wetgevingsoverleg Cultuur, het wetgevingsoverleg
Media en het wetgevingsoverleg Emancipatie». Zij hebben daar nog vragen en opmerkingen
over.
De leden van de SP-fractie lezen in de reactie van de Minister op de motie van de
leden Kwint en Westerveld over het komen tot een landelijk netwerk van invalpools
en niet langer inzetten van uitzendbureaus in het onderwijs15 dat benoemd wordt dat bij RATO’s16 ook een centrale dienst met een vervangingspool kan worden ingericht. Deze leden
merken op dat de uitvoering van de motie hiermee een vrijblijvender karakter heeft
dan het verzoek van de Kamer. Kan de Minister concretiseren of deze RATO’s hiermee
verplicht worden om een vervangingspool in te richten, of dat zij alleen regionaal
de mogelijkheid krijgen om dat te doen? Kan de Minister aangeven hoe, in het geval
dat de uitvoering alleen een mogelijkheid betreft, er toch uitvoering wordt gegeven
aan de wens van de Kamer om tot een landelijk netwerk van invalpools te komen? Deelt
de Minister nog altijd het eindpunt van deze motie, namelijk dat scholen niet langer
gebruik maken van dure uitzendbureaus?
De leden van de SP-fractie lezen in de reactie van de Minister dat het wetsvoorstel
naar aanleiding van de motie van het lid Kwint over regelen dat leraren bij goed functioneren
na een jaar altijd een vast contract krijgen17, na gesprekken met sociale partners, in het eerste kwartaal van 2023 in internetconsultatie
zal worden gebracht. Kan de Minister aangeven of het al gelukt is om het wetsvoorstel
in internetconsultatie te laten gaan of wanneer de Minister van plan is om dit te
gaan doen.
Tot slot hebben de leden van de SP-fractie nog een vraag over de uitvoering van de
motie van de leden Kwint en Van der Molen over het tot nader order stoppen met het
actief werven van buitenlandse studenten.18. Deze leden merken dat meerdere hogescholen en universiteiten alweer begonnen zijn
met het actief werven van buitenlandse studenten, nu besluitvorming door het kabinet
is uitgesteld. Hoe gaat de Minister dit stoppen en voorkomen? Gaat hij instellingen
hier actief op aanspreken?
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
brief.
De Minister kondigt aan dat de Kamer voor het zomerreces 2023 wordt geïnformeerd over
toevoeging van opleidingsniveau als discriminatiegrond aan de Algemene wet gelijke
behandeling, zoals de Kamer de regering heeft verzocht met het aannemen van de motie
van de leden De Hoop en Bouchalikh19. Op welke termijn denkt de Minister dat de Kamer een wetsvoorstel in dezen kan verwachten?
In de loop van 2023 zal het kabinet de Kamer informeren over de uitvoering van de
motie van de leden De Hoop en Sylvana Simons, die de regering vroeg om een voorstel
voor kinderopvang met didactisch perspectief en in het kader van kansengelijkheid20. Dit gebeurt in samenspraak met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Hoe willen de betrokken bewindslieden hierbij recht doen aan de overweging om de afhankelijkheid
van kinderen te verminderen van de omstandigheid of hun ouders de Nederlandse taal
machtig zijn of tijd en geld hebben hun nieuwe indrukken en ervaringen aan te bieden?
Uiterlijk vóór de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over verbreding van het Zaanse
initiatief inzake de inzet van brugfunctionarissen tussen de kinderen, de school en
de dienstverlening van gemeenten zoals de regering werd verzocht met het aannemen
van de motie van het lid De Hoop21. De leden van de PvdA-fractie hopen dat hiertoe al stappen kunnen worden gezet bij
de suppletoire begroting samenhangende met de voorjaarsnota. Heeft de Minister wel
al becijferd welk bedrag er minimaal voor nodig zal zijn om de inzet van brugfunctionarissen
substantieel te verbreden?
In het najaar van 2023 wordt de Kamer procesmatig geïnformeerd over de wettelijke
verankering van het Frysk in het wetenschappelijk onderwijs en pas in het voorjaar
volgt er een inhoudelijke Kamerbrief hierover. De motie van de leden De Hoop en Van
der Molen22 had de regering hierom verzocht. Hoe verklaart de Minister dat dit zoveel tijd moet
kosten, terwijl artikel 7, lid 1f van het Europees Handvest voor regionale talen,
al van kracht is sinds 1996? Was het kabinet al die jaren sinds 1996 onbewust van
deze bepaling? Zo neen, in hoeverre is deze bepaling dan inmiddels ten aanzien van
het Frysk staande praktijk geworden?
Het aangenomen amendement23 van de leden De Hoop en Westerveld over preventieve netwerken pro24/vso25 vroeg om instandhouding in 2023. Uiterlijk voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd
over de uitvoering. Kunnen de leden van de PvdA-fractie erop vertrouwen dat er ondertussen
dit kalenderjaar geen preventieve netwerken hoeven te worden stopgezet bij gebrek
van financiering?
Vóór de zomer zal de Staatssecretaris de Kamer via de veegbrief informeren over de
uitvoering van de motie van het lid Mohandis c.s. over een hogere norm voor percentages
programmamakers in vaste dienst bij de publieke omroepen26. De leden van de PvdA-fractie hebben behoefte aan informatie over de actuele stand
van zaken. Kan de Staatssecretaris benoemen welk percentage van de programmamakers
bij de publieke omroepen op dit moment in vaste dienst werkt?
De Minister beziet nog op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan het verzoek om
jaarlijks de «uit het keurslijf»-prijs uit te reiken (motie van het lid Mutluer27). De Minister wil bij voorkeur aansluiten bij activiteiten/conferenties die het ministerie
al voornemens is te organiseren. Is de Minister ook bereid om de regeringscommissaris
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld hierbij te betrekken? Zo ja,
hoe zal hij aan deze betrokkenheid gestalte geven?
De Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap gaat in gesprek met de Minister van
Justitie en Veiligheid over de uitvoering van de belofte dat er tijd en geld vrijkomt
voor Roze in Blauw en de aanpak van discriminatie op de Politieacademie en op internet
(motie van de leden Mutluer en Westerveld28. Kunnen de leden van de PvdA-fractie erop rekenen dat dit overleg met de Minister
van Justitie en Veiligheid niet in de weg zal staan dat vanaf 2023 deze belofte wordt
waargemaakt?
II Reactie van de Ministers en de Staatssecretaris
Wij danken de fracties voor hun vragen en opmerkingen bij onze brief van 30 maart
jl. inzake moties- en amendementen die zijn ingediend tijdens de meest recente begrotingsbehandeling,
het wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek, het wetgevingsoverleg Cultuur, het wetgevingsoverleg
Media en het wetgevingsoverleg Emancipatie (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 212). Wij beantwoorden de vragen per fractie.
Reactie op vragen van de leden van de VVD-fractie
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 63
De leden van de VVD-fractie geven aan dat zij in onze reactie lezen dat het ministerie
ter voorbereiding op de uitvoering van het amendement van het lid Hagen c.s. (Kamerstuk
36 200 VIII, nr. 63) en de bijbehorende motie (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 145) in gesprek gaat met mbo-instellingen. De leden hebben aangegeven graag te willen
weten of er hierover al gesprekken zijn geweest met mbo-instellingen. Zo nee, dan
vragen de leden waarom is besloten om de gesprekken pas te gaan voeren vier maanden
na de stemming over de begroting in de Eerste Kamer (20 december 2022). Ook vragen
de leden of de gesprekken niet eerder gevoerd konden worden. Zo nee, dan vragen de
leden of het niet mogelijk was om de eerste gesprekken te voeren met mbo-instellingen
over basisvaardigheden en de bijbehorende middelen.
Ja, er is al gestart met gesprekken met de MBO Raad en JOBmbo en wij kijken naar best
practices op scholen waar momenteel al gratis leermiddelen worden verstrekt. Wij willen
benadrukken dat het kosteloos verstrekken van schoolboeken en licenties aan mbo-studenten
een complexe opgave is. De invoering hiervan heeft invloed op verschillende partijen,
zoals de mbo-instellingen, en op de huidige leermiddelenmarkt. Wij vinden het belangrijk
om een doordachte aanpak te kiezen voor de uitvoering. Wij nemen zowel het perspectief
van de mbo-instellingen als dat van de mbo-studenten hierin mee en onderzoeken samen
met de betrokken partijen op welke wijze dit kan worden ingevoerd. Wij zullen uw Kamer
op de hoogte houden van de voortgang.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 75
Ten aanzien van de uitvoering van de motie van de leden Van der Woude en Van der Graaf
(Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 75) willen de leden van de VVD-fractie graag weten waarom de technologiestrategie en
de toekomstverkenning los van elkaar worden uitgevoerd. De leden geven aan van mening
te zijn dat het antwoord op de vraag wat de arbeidsmarkt en de samenleving in 2040
van het onderwijs vragen grotendeels te maken heeft met de grote transities op het
gebied van verduurzaming, digitalisering en sleuteltechnologie. De leden verwijzen
naar het commissiedebat Beleidsbrief Hoger Onderwijs waar is toegezegd dat in de toekomstverkenning
wordt ingegaan op de toekomstige strategie van Nederland en hoe het hoger onderwijs
hieraan gaat bijdragen. Ook verwijzen de leden naar de toezegging om te onderzoeken
aan welke knoppen er gedraaid kan gaan worden om het hele kennisstelsel te optimaliseren
en hier partijen zoals de TO2-instellingen, het bedrijfsleven en het Ministerie van
EZK bij de betrekken. De leden hebben aangegeven te willen weten hoe wij van plan
zijn om met de toekomstverkenning in te gaan op de strategie van Nederland zonder
de technologie en het dictum van de motie hierbij te betrekken.
De toekomstverkenning mbo, hoger onderwijs en wetenschap en de Nationale Technologiestrategie
zijn aparte trajecten omdat de doelstelling en daarom de aanpak verschilt. Zoals we
hieronder toelichten benutten we de samenhang tussen beide trajecten en betrekken
we het antwoord op de motie van de leden Van der Woude en Van der Graaf (Kamerstuk
36 200 VIII, nr. 75) in de beleidsreactie op de toekomstverkenning.
De toekomstverkenning is breed en betreft het volledige stelsel van mbo, hoger onderwijs
en wetenschap. Een consortium geleid door onderzoeksbureau KBA voert de toekomstverkenning
onafhankelijk uit. Hoofdthema’s zijn de arbeidsmarkt, student en kennisontwikkeling
in 2040. De term kennisontwikkeling omvat onderzoek aan universiteiten, hogescholen,
mbo-instellingen, instellingen voor toegepast onderzoek (TO2) en andere typen kennisinstellingen.
In maart en april jl. heeft KBA, na een open uitnodiging, gesproken met meer dan 500
betrokkenen. Aan tafel zaten docenten, studenten, onderzoekers, onafhankelijke adviseurs,
beleidsmakers en bestuurders van verschillende typen kennisinstellingen, bedrijven
en maatschappelijke organisaties, inclusief vertegenwoordigers van het door de leden
van de VVD-fractie genoemde Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Er is gesproken
over onder andere de grote maatschappelijke transities zoals: verduurzaming; digitalisering,
artificiële intelligentie en het gebruik van (andere) technologieën in de maatschappij
en economie; en de relevantie van verschillende typen kennis en vaardigheden voor
de maatschappij en arbeidsmarkt. Momenteel verkent KBA welke eisen deze ontwikkelingen,
inclusief onzekerheden, stellen aan mbo, hoger onderwijs en wetenschap. KBA nodigt
hiertoe een variëteit aan organisaties uit, inclusief de door de leden van de VVD-fractie
genoemde TO2-instellingen. KBA ontwikkelt vervolgens verschillende beleidsrichtingen
inclusief de «knoppen waaraan gedraaid kan worden». Uw Kamer ontvangt voor de zomer
de toekomstverkenning en dit najaar onze beleidsreactie. Hierbij betrekken wij de
inzichten uit andere relevante trajecten, waaronder het Interdepartementaal Beleidsonderzoek
mbo en, in overleg met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de inzichten
uit de Nationale Technologiestrategie.
De Nationale Technologiestrategie (NTS) heeft als doel om de technologiepositie van
Nederland en Europa te versterken, door publiek-private inzet op sleuteltechnologieën
te bundelen, inhoudelijk richting te geven aan de ontwikkeling van sleuteltechnologieën
en de inzet hierop verder te sturen. De strategie biedt een kader voor bestaande agenda’s
zoals de Nationale Agenda kwantumtechnologie en de Nationale Agenda Fotonica, en schetst
op welke technologieën de overheid wil inzetten om daarbij een leidende positie te
realiseren. Hiervoor zullen enkele speerpunttechnologieën worden geïdentificeerd,
op basis van de positie die Nederlandse partijen momenteel hebben op technologieën
en op basis van de te verwachten relevantie voor de toekomst. De NTS biedt hiermee
een kader voor toekomstige investeringen vanuit het Nationaal Groeifonds, de Kennis-
en Innovatieagenda (KIA) Sleuteltechnologieën en de Nederlandse inzet op Important
Projects of Common European Interest (IPCEI’s) (Kamerstuk 33 009, nr. 117). De NTS wordt opgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in
nauwe samenspraak met kennisinstellingen,
bedrijven en vertegenwoordigers van verschillende departementen waaronder het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit najaar zal de Minister van Economische Zaken
en Klimaat de NTS met uw Kamer delen. Een tussenresultaat is de door TNO en NWO herijkte
lijst van sleuteltechnologieën.29 Een ander tussenresultaat zal zijn het antwoord op de motie van de leden Van der
Woude en Van der Graaf (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 75). Dit tussenresultaat wordt kort na de zomer met uw Kamer gedeeld en, in overleg
met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, betrokken in de beleidsreactie op
de toekomstverkenning.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 77
De leden van de VVD-fractie geven aan dat zij in onze reactie lezen dat het proces
is uitgelopen omdat eerder aangeleverde stukken niet volledig duidelijkheid verschaften.
De leden vragen of aangegeven kan worden wie de stukken heeft aangeleverd, welke stukken
dat waren en welke duidelijkheid nodig was. Daarnaast willen de leden graag weten
of het voor de aanleverde partij duidelijk was welke stukken verstuurd moesten worden
en welke duidelijkheid door de stukken moest worden gegeven. Verder vragen leden van
de VVD-fractie of zij mogen concluderen dat wanneer er juiste stukken waren verstuurd/ontvangen
dat direct duidelijkheid had verschaft, het proces niet was uitgelopen.
Inmiddels heeft de uitvoerende partij van de (mbo-)vakwedstrijden World-Skills Netherlands
(WSNL) de stukken aangeleverd waaruit het te verwachten tekort blijkt. Dit heeft niet
geleid tot vertraging in het proces. Bij Voorjaarsnota 2023 (Kamerstuk 36 350, nr. 1) is voorgesteld om € 600.000 structureel toe te voegen aan de begroting voor vakwedstrijden
mbo. Voor het boekjaar maart 2022–april 2023 heeft WSNL inmiddels een voorlopig tekort
begroot als gevolg van de snel stijgende inflatie en kosten. Om extra middelen in
de vorm van loon- en prijsbijstelling (lpo) beschikbaar te stellen aan WSNL moet het
subsidieplafond van de huidige subsidieregeling voor de vakwedstrijden worden gewijzigd.
Momenteel wordt daaraan gewerkt. Na de inwerkingtreding van de wijzigingsregeling
kunnen de lpo-middelen, in ieder geval voor het boekjaar 2022–2023, met terugwerkende
kracht worden toegekend aan WSNL. Voor het boekjaar 2023–2024 zijn de lpo-middelen
nog niet toegekend.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 144
Naar aanleiding van het lezen van onze reactie, waarin staat dat het stopzetten van
de regeling praktijkleren ook een optie is die wordt meegenomen in de evaluatie van
de regeling praktijkleren, hebben de leden van de VVD-fractie aangegeven een vervolgvraag
te hebben. De leden vragen of wij aan kunnen geven hoe dit zich verhoudt met de wens
en het verzoek van uw Kamer zoals is vastgelegd in de aangenomen motie van het lid
El Yassini (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 144) om de huidige middelen van de subsidie praktijkleren, bij een positieve evaluatie,
in te zetten voor een vervolgregeling van vijf jaar? Daarnaast vragen de leden hoe
geborgd wordt dat ondernemers niet onnodig lang geen zekerheid hebben over het vervolg
van deze regeling?
De evaluatie van de subsidieregeling praktijkleren is inmiddels afgerond. Deze zal
op korte termijn, vergezeld van een Kamerbrief, aan uw Kamer worden toegestuurd. Het
voornemen is om de subsidieregeling voor vijf jaar te verlengen. In de Kamerbrief
kunt u op korte termijn meer lezen over onze overwegingen.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 153
De leden van de VVD-fractie hebben aangegeven een vraag te hebben over de uitvoering
van de motie van het lid Van der Woude (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 153). De leden geven aan dat uit de beschrijving niet duidelijk wordt of er specifiek
voor straatintimidatie wordt gekeken naar daderprofielen, terwijl dit wel zo staat
gespecificeerd in het dictum en ook zo is toegezegd. De leden hebben gevraagd om een
beschrijving over op welke manier dit specifieke onderzoek zoals toegezegd wordt uitgevoerd
en binnen welke termijn.
Het literatuuronderzoek dat momenteel door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
(WODC) in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt uitgevoerd
naar daderprofielen is gericht op plegers van zedenmisdrijven. Het bleek niet mogelijk
om specifieke informatie op te halen over de daderprofielen van straatintimidatie
omdat dit momenteel niet strafbaar is. De resultaten van dit literatuuronderzoek naar
profielen van daders van zedenmisdrijven worden verwacht in het derde kwartaal van
2023. De regeringscommissaris seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag
zal – gelet op het voorgaande – vanuit haar gesprekken met experts, betrokken organisaties
en slachtoffers proberen conclusies te trekken over de aard en omvang van dit probleem,
met specifieke aandacht voor de daderprofielen aangaande straatintimidatie en seksueel
grensoverschrijdend gedrag in de openbare ruimte. Als het wetsvoorstel seksuele misdrijven
dat momenteel in uw Kamer voorligt tot wet wordt verheven zal het op termijn naar
verwachting mogelijk zijn om meer informatie hierover te vergaren. Gezien het onderwerp
van de motie, zal deze uitgevoerd worden door de Minister van Justitie en Veiligheid.
Reactie op vragen van de leden van de CDA-fractie
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 77
De leden van de CDA-fractie hebben aangegeven graag te willen weten of het voor de
organisatie van de mbo-vakwedstrijden niet te laat is als pas in het tweede kwartaal
helder wordt hoe er met het te verwachten tekort van € 600.000 op de begroting van
2023 omgegaan wordt. Ook geven zij aan zich af te vragen wat dit betekent voor de
organisatie van de mbo-vakwedstrijden en of deze in gevaar komen.
De organisatie van de mbo-vakwedstrijden komt niet in gevaar vanwege het te verwachten
tekort bij WSNL. Voor een toelichting verwijzen wij naar onze reactie bij de vraag
van de VVD-fractie over deze motie.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 128
De leden van de CDA-fractie geven aan graag te vernemen wanneer het bestedingsplan
van de NPO verwacht wordt om de middelen voor audiodescriptie de komende jaren in
te zetten en wat dat betekent voor de inzet en de middelen voor 2023.
Op 28 maart 2023 heeft de NPO het bestedingsplan ingediend. Vanwege de benodigde opstartfase,
waarin onder andere een aanbesteding moet plaatsvinden, worden niet alle beschikbare
middelen in 2023 besteed. In 2023 wordt € 650.000 ingezet voor dit doel en de resterende
middelen worden ingezet in de jaren 2024 tot en met 2026. In de jaarverantwoording
zal de NPO rapporteren over de inzet van de middelen.
Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 128
Tenslotte hebben de leden van de CDA-fractie aangegeven graag te willen weten wat
de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van motie van de leden Werner
en Van der Laan (Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 128) over het bevorderen van de emancipatie van mensen met beperkingen.
Uw Kamer wordt geïnformeerd over de uitvoering van deze motie.
Reactie op vragen van de leden van de SP-fractie
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 81
De leden van de SP-fractie geven aan dat zij na het lezen van onze reactie opmerken
dat de uitvoering van de motie van de leden Kwint en Westerveld (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 81) een vrijblijvender karakter heeft dan het verzoek van uw Kamer, omdat wij hebben
benoemd dat bij de RATO’s ook een centrale dienst met een vervangingspool kan worden
ingericht. De leden hebben ons gevraagd om te concretiseren of deze RATO’s hiermee
verplicht worden om een vervangingspool in te richten, of dat zij alleen regionaal
de mogelijkheid krijgen om dat te doen. De leden vragen ook of wij aan kunnen geven
hoe, in het geval dat de uitvoering alleen een mogelijkheid betreft, er toch uitvoering
wordt gegeven aan de wens van uw Kamer om tot een landelijk netwerk van invalpools
te komen. Tot slot vragen de leden of wij nog altijd het eindpunt van deze motie delen,
namelijk dat scholen niet langer gebruikmaken van dure uitzendbureaus.
Het doel van deze motie ondersteunen wij zeer. Onze inzet is om het gebruik van uitzendbureaus
te beperken. Dat doen wij op verschillende manieren. Zo is op 10 mei jl. het wetsvoorstel
strategisch personeelsbeleid (s-hrm) in consultatie gegaan. Daarin zijn maatregelen
opgenomen om het gebruik van uitzendbureaus aan banden te leggen. De inrichting van
vervangingspools bij onderwijsregio’s is een andere manier om te voorkomen dat scholen
zich genoodzaakt voelen om personeel in te zetten via uitzendbureaus. Daarom wordt
het inrichten van een vervangingspool opgenomen als voorwaarde voor onderwijsregio’s
om in aanmerking te komen voor financiering. De deelname van personeel aan de vervangingspool
zal niet worden verplicht, zij kunnen op basis van vrijwilligheid meedoen. In het
primair onderwijs zijn al verschillende vervangingspools. De Realisatie Eenheid die
onlangs van start is gegaan, stimuleert en ondersteunt regio’s de komende periode
bij de vorming van vervangings- en mobiliteitspools.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 82
De leden van de SP-fractie hebben ons verzocht om aan te geven of het al gelukt is
om het wetsvoorstel, naar aanleiding van de motie van het lid Kwint (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 82) over het regelen dat leraren bij goed functioneren na een jaar altijd een vast contract
krijgen, in internetconsultatie te laten gaan of wanneer wij van plan zijn om dit
te gaan doen.
Ja, dat is gelukt. Het wetsvoorstel is op 10 mei jl. aangeboden voor internetconsultatie.
Reageren kan tot en met 18 juni 2023. Na internetconsultatie gaat het wetsvoorstel
via de ministerraad naar de Raad van State en daarna naar de Tweede en Eerste Kamer.
Het streven is om de wet in 2024 in werking te laten treden.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 83
Naar aanleiding van onze reactie over de uitvoering van de motie van de leden Kwint
en Van der Molen (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 83) over het tot nader order stoppen met het actief werven van buitenlandse studenten,
hebben de leden van de SP-fractie een vraag. De leden merken op dat meerdere hogescholen
en universiteiten alweer begonnen zijn met het actief werven van buitenlandse studenten,
nu besluitvorming door het kabinet is uitgesteld, en willen graag weten hoe wij dit
gaan stoppen en voorkomen en of wij instellingen hier actief op gaan aanspreken.
Dit studiejaar hebben wij met de instellingen afspraken gemaakt over de terughoudendheid
van de werving van internationale studenten, zoals wij hebben aangegeven in onze reactie.
De instellingen zijn opgeroepen om niet actief te gaan werven, met uitzondering voor
specifieke opleidingen gericht op (regionale) tekortsectoren in de zorg, de bètatechniek
en het onderwijs. Daarnaast zijn er ook expliciet afspraken gemaakt over de rol van
het College van Bestuur en haar verantwoordelijkheden bij de werving. Ook in het plenaire
debat op 31 januari 2023 is gesproken over de wervingsstop. Daarbij heeft uw Kamer
zowel gevraagd om ruimte voor maatwerk als om het vasthouden aan de afspraken. In
het debat is toegelicht dat de gemaakte afspraken golden tot en met de uitwerking
van onze Kamerbrief over internationale studentenstromen.
Deze brief is op 21 april jl. verzonden aan uw Kamer, waarin wij onder meer ingaan
op onze visie inzake internationalisering, en ook specifiek over de wervingsactiviteiten
(Kamerstuk 22 452, nr. 85). Daarbij is aangegeven dat wij vasthouden aan de algehele stop van actieve werving
van internationale studenten via grote algemene en fysieke beurzen (c.q. wervingsactiviteiten)
door de instellingen, met uitzondering voor de tekortsectoren. Dit geldt totdat, in
lijn met eerdere afspraken, nadere bestuurlijke afspraken over werving zijn gemaakt.
Deze lijn is gecommuniceerd via de brief, maar ook toegelicht in bestuurlijke overleggen
via de koepelorganisaties. Het streven is om vóór de zomer te komen tot nadere bestuurlijke
afspraken.
Tot slot willen wij benadrukken dat wij vertrouwen hebben dat de besturen deze afspraken
naleven, mede door de nauwe betrokkenheid en de verantwoordelijkheid die de besturen
nemen ten aanzien van de werving. Wij willen ook benadrukken dat het de instellingen
vrij staat om open dagen en proefstudeerdagen te organiseren. Dit hoort bij de zorgplicht
en de goede voorlichting van (aspirant)studenten. Maar ook hier doen wij een beroep
op de eigen verantwoordelijkheid van instellingen voor het maken van kritische en
bewuste keuzes, ook als het gaat om de voorlichting en actieve wervingsactiviteiten.
Reactie op vragen van de leden van de PvdA-fractie
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 38
De leden van de PvdA-fractie hebben aangegeven een vervolgvraag te hebben naar aanleiding
van het lezen van onze reactie waarin staat dat wij uw Kamer uiterlijk voor de zomer
informeren over de uitvoering van het amendement van de leden De Hoop en Westerveld
(Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 38) over het instandhouden van de preventieve netwerken pro/vso in 2023. De leden vragen
of zij erop kunnen vertrouwen dat er ondertussen dit kalenderjaar geen preventieve
netwerken hoeven te worden stopgezet bij gebrek van financiering.
Direct nadat het amendement was aangenomen, is gestart met de communicatie over de
beschikbare middelen aan alle betrokken partijen. Zoals ook aangegeven in het verslag
van het schriftelijk overleg over o.a. nieuwe bekostigingssystematiek lwoo en pro
(Kamerstuk 31 497, nr. 443) aan uw Kamer zijn de middelen voor deze netwerken in 2023 in de begroting verwerkt.
Daarnaast zijn bij Voorjaarsnota structurele middelen voor de preventieve netwerken
beschikbaar gesteld. Nog voor de zomer wordt uw Kamer hier nader over geïnformeerd.
Ondertussen wordt regionaal gezorgd dat het aantal preventieve netwerken in stand
wordt gehouden en dat deze zelfs verder wordt uitgebreid, aangezien er nu voor alle
regio’s geld beschikbaar is.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 91
De leden van de PvdA-fractie hebben aangegeven een vervolgvraag te hebben naar aanleiding
van het lezen van onze reactie waarin staat dat uw Kamer voor het zomerreces 2023
wordt geïnformeerd over het toevoegen van opleidingsniveau als discriminatiegrond
aan de Algemene wet gelijke behandeling, zoals uw Kamer de regering heeft verzocht
met het aannemen van de motie van de leden De Hoop en Bouchalikh (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 91). De leden hebben gevraagd op welke termijn wij denken dat de Kamer een wetsvoorstel
in dezen kan verwachten.
In onze reactie over de uitvoering van deze motie hebben wij aangegeven dat wij momenteel
in afstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de mogelijkheid
onderzoeken om opleidingsniveau als discriminatiegrond toe te voegen aan de Algemene
wet gelijke behandeling, aangezien de Algemene wet gelijke behandeling onder haar
verantwoordelijkheid valt. Voor het zomerreces 2023 zullen wij uw Kamer informeren
over de wijze waarop wij uitvoering geven aan deze motie en op welke termijn een eventueel
wetsvoorstel ingediend kan worden.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 92
Ten aanzien van de uitvoering van de motie van de leden De Hoop en Sylvana Simons
(Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 92) over een voorstel voor kinderopvang waarin het belang van het kind in didactisch
perspectief en in het kader van kansengelijkheid wordt meegenomen, hebben de leden
van de PvdA-fractie aangegeven een vervolgvraag te hebben. De leden van de PvdA-fractie
willen graag weten hoe recht wordt gedaan aan de overweging om de afhankelijkheid
van kinderen te verminderen van de omstandigheid of hun ouders de Nederlandse taal
machtig zijn of tijd en geld hebben om hen nieuwe indrukken en ervaringen aan te bieden.
De thuissituatie van een kind is een belangrijke, bepalende factor in de manier waarop
een kind zich ontwikkelt. Daarbij is de kinderopvang een belangrijke voorziening,
die bij kan dragen aan de ontwikkeling van kinderen. De grootste groep kinderen in
de kinderopvang neemt hieraan deel met behulp van kinderopvangtoeslag, waarmee een
deel van de kosten voor werkende ouders wordt vergoed. Het kabinet heeft als doel
om de kinderopvang betaalbaarder en toegankelijker te maken door de herziening van
het financieringsstelsel van de kinderopvang per 2027. Voor kinderen met het risico
op onderwijsvertraging door omgevingskenmerken is het mogelijk om vanaf 2,5 jaar voorschoolse
educatie (ve) te volgen op de kinderopvang. Op de ve leren de kinderen spelenderwijs
over taal en voorbereidend rekenen, zodat ze een betere start kunnen hebben op de
basisschool. Gemeenten kunnen een
aanbod van 16 uur per week doen aan peuters met een ve-indicatie, kosteloos of tegen
een door de gemeente vast te stellen ouderbijdrage. Daarbij gaan gemeenten zelf over
de precieze definiëring van de doelgroep die in aanmerking komt voor ve en de indicatiestelling.
Kinderen waarvan de ouders de Nederlandse taal niet machtig zijn komen vaak in de
gemeentelijke definities terug. Voor peuters zonder ve-indicatie, van wie de ouders
geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, kan de gemeente een aantal dagdelen peuteropvang
vergoeden. Daarnaast is er de sociaal-medische indicatie. Hiermee kan er vanuit de
gemeente een vergoeding voor kinderopvang worden gegeven voor gezinnen waar sociaal-medische
problematiek speelt. Vanuit beide ministeries wordt er daarmee ingezet op het bieden
van kinderopvang in het belang van de ontwikkeling van kinderen, los van de thuissituatie.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 93
De leden van de PvdA-fractie hebben aangegeven dat zij hopen dat er al stappen kunnen
worden gezet bij de suppletoire begroting samenhangende met de Voorjaarsnota voor
het verbreden van het Zaanse initiatief inzake de inzet van brugfunctionarissen tussen
de kinderen, de school en de dienstverlening van gemeenten, zoals is verzocht met
de motie van het lid De Hoop (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 93). De leden vragen of al is becijferd wat het minimaal benodigde bedrag zal zijn om
de inzet van brugfunctionarissen substantieel te verbreden.
Momenteel wordt bezien hoe de inzet van de brugfunctionaris het beste kan worden vormgegeven
binnen de beschikbare middelen. Dit doen we in overleg met partijen in het veld. Ook
leren we van de reeds gestarte pilot van de Gelijke Kansen Alliantie «Omgaan met Armoede»
waar 20 schoolbesturen aan de slag zijn gegaan met brugfunctionarissen. Daarbij wordt
nog overwogen hoe groot de inzet van de brugfunctionaris per school zou moeten zijn
en hoeveel scholen bereikt kunnen worden. Na de zomer zal uw Kamer hierover nader
geïnformeerd worden.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 96
In onze reactie op de uitvoering van de motie van de leden De Hoop en Van der Molen
(Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 96) hebben wij benoemd dat uw Kamer in het najaar van 2023 procesmatig wordt geïnformeerd
over de wettelijke verankering van het Frysk in het wetenschappelijk onderwijs en
dat hierover in het voorjaar een inhoudelijke Kamerbrief volgt. De leden van de PvdA-fractie
vragen hoe verklaard kan worden dat deze tijd hiervoor nodig is en verwijzen bij het
stellen van hun vraag naar artikel 7 lid 1f van het Europees Handvest voor regionale
talen, dat van kracht is sinds 1996. De leden vragen of het kabinet zich al die jaren
sinds 1996 onbewust was van deze bepaling. Zo nee, dan vragen de leden in hoeverre
deze bepaling dan inmiddels ten aanzien van het Frysk staande praktijk is geworden.
Het kabinet is bekend met de genoemde bepaling uit het Europese handvest, die op 1 maart
1998 voor Nederland in werking is getreden en die vraagt om passende middelen en vormen
voor het Frysk. Het kabinet is van mening dat aan die bepaling sinds die tijd uitvoering
is gegeven in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek Frisistiek. Ten aanzien
van de motie van de leden De Hoop en Van der Molen over de wettelijke verankering
van het Frysk in het wetenschappelijk onderwijs worden momenteel de mogelijkheden
verkend voor uitvoering van deze motie (kernmerk: Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 96). Uw Kamer wordt dit najaar hierover verder geïnformeerd. Relevant hiervoor is dat
de Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen (KNAW) heeft besloten om een advies op te stellen gericht op een duurzame
Frisistiek. De KNAW streeft ernaar dit advies eind dit jaar op te leveren. Dit advies
wordt bij de uitvoering van de motie betrokken. Voorts wordt ook de stand van zaken
rond de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur (tussen de rijksoverheid en de provincie
Fryslân) hierbij meegenomen.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 156
De leden van de PvdA-fractie vragen of wij bereid zijn om de regeringscommissaris
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld te betrekken bij de uitvoering
van de motie van het lid Mutluer (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 156) om jaarlijks de «uit het keurslijf»-prijs uit te reiken en, zo ja, hoe aan deze
betrokkenheid gestalte zal worden gegeven.
Wij zijn voornemens de regeringscommissaris hierbij te betrekken. Als boegbeeld en
aanjager van het maatschappelijk gesprek kan zij een belangrijke rol vervullen bij
het uitreiken van dergelijke prijzen.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 157
Ten aanzien van de motie van de leden Mutluer en Westerveld (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 157) over de belofte dat er tijd en geld vrijkomt voor Roze in Blauw en de aanpak van
discriminatie op de Politieacademie en op internet hebben wij in onze reactie aangegeven
dat het Ministerie van OCW in gesprek gaat met het Ministerie van Justitie en Veiligheid
over de uitvoering van deze motie. De leden van de PvdA-fractie vragen of zij erop
kunnen rekenen dat dit overleg niet in de weg zal staan dat vanaf 2023 deze belofte
wordt waargemaakt.
Ja, vanaf 2022 worden meerjarige incidentele middelen toegekend aan de politie voor
de aanpak van geweld tegen lhbtiq+ personen. Het gaat om € 2 miljoen per jaar. De
politie zet deze tijdelijke middelen in onder het programma Politie voor Iedereen
voor onder andere onderzoek naar lhbti-geweld en voor het bieden van steun voor het
netwerk Divers Vakmanschap, waaronder het netwerk Roze in Blauw. Er wordt onder andere
gewerkt aan faciliteiten voor de leden en coördinatoren van het totale netwerk Divers
Vakmanschap. Wat betreft de aanpak van discriminatie op de Politieacademie; de antidiscriminatiebepalingen
uit de Grondwet en het Wetboek van Strafrecht maken onderdeel uit van de opleiding
van Politieacademie voor politiemedewerkers. Binnen het lesprogramma van de Politieacademie
is ook nadere aandacht voor discriminatie en de thema's onder de veranderopgave Politie
voor Iedereen via een doorlopende leerlijn. Op deze manier kan bij elk onderdeel van
het curriculum stilgestaan worden bij actuele voorbeelden en concrete vraagstukken
van discriminatie en racisme. De Minister van Justitie en Veiligheid informeert uw
Kamer daar met regelmaat over.
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 166
De leden van de PvdA-fractie hebben aangegeven behoefte te hebben aan informatie over
de actuele stand van zaken over de uitvoering van de motie van het lid Mohandis c.s.
(Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 166) over een hogere norm voor het percentages programmamakers in vaste dienst bij de
publieke omroepen. De leden hebben gevraagd om het percentage van de programmamakers
bij de publieke omroepen dat op dit moment in vaste dienst werkt.
De exacte actuele percentages van aantal medewerkers in vaste dienst zijn nu nog niet
bekend. In de huidige CAO Omroeppersoneel, die loopt van 1 januari 2022 tot en met
31 december 2023, zijn al stappen gezet om de verhouding tussen vaste contracten en
flexcontracten aan te scherpen van 60% – 40% naar 70% – 30%. Deze aangepaste verdeling
moet uiterlijk op 1 januari 2024 door de omroepen gerealiseerd zijn. In onze brief
van 13 maart 2023 (Kamerstuk 32 827, nr. 278) hebben wij uw Kamer toegelicht hoe wij van plan zijn uitvoering te geven aan de
genoemde motie van het lid Mohandis c.s. (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 166). Over de uitkomsten van de gesprekken die we met de sector voeren, wordt de Kamer
rond de zomer geïnformeerd. Daarbij betrekken we ook de bevindingen van de Onafhankelijke
Commissie Grensoverschrijdend Gedrag onder voorzitterschap van dhr. Van Rijn30.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier