Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over afstel GVS-modernisering (Kamerstuk 29477-832)
2023D24945 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief Afstel GVS-modernisering (Kamerstuk 29 477, nr. 832).
De voorzitter van de commissie,
Smals
De adjunct-griffier van de commissie,
Bakker
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de afstel van modernisering
van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Voor deze leden is betaalbare en toegankelijke
zorg een belangrijk speerpunt en zij zijn dan ook voorstander van het moderniseren
van het GVS. Zij hebben dan ook enkele vragen. Allereerst zijn genoemde leden benieuwd
of de Minister het afzien van een modernisering van het GVS een toekomstbestendige
keuze acht. Hoe ziet de Minister de toekomst van het GVS in algemene zin voor zich?
Genoemde leden lezen dat de Minister op basis van de uitkomsten van de verkenning
naar verzachtende maatregelen tot de conclusie is gekomen dat het onwenselijk is om
de modernisering van het GVS via een herberekening van de vergoedingslimieten door
te zetten. Een van de uitkomsten was dat het ontbreekt aan voldoende inzicht in het
gedrag van fabrikanten, zorgverleners en patiënten. Kan de Minister aangeven hoe het
momenteel is met het inzicht in dit gedrag? Wordt genoeg gedaan om dit inzicht te
verkrijgen en wat kan gedaan worden om dit verder te verbeteren?
In de recente Kamerbrief schrijft de Minister dat hij nog gaat uitzoeken of de maximale
eigen bijdrage voor patiënten wordt doorgezet. Herkent de Minister de signalen dat
fabrikanten anticiperen op deze maatregel door het in te zetten als marketingtool
door patiënten aan zich te binden via een terugbetaalregeling? Patiënten krijgen dan
de gemaximeerde eigen betaling terug van de fabrikant en hebben dus de facto geen
eigen betaling meer. Het gevolg is dat generieke leveranciers niet kunnen concurreren
met deze merkfabrikanten omdat zij een dergelijk product niet leveren onder de GVS-limiet,
maar ook niet in staat zijn om een dure terugbetaalregeling te financieren. Het gevolg
is dat zorgverzekeraars geen goedkoper product kunnen contracteren. Het betekent ook
dat de premiebetaler steeds meer meebetaalt aan geneesmiddelen terwijl de patiënt
feitelijk een financieel voordeel ontvangt. Hoe kijkt de Minister aan tegen het marktgedrag
dat de maximering van eigen betalingen veroorzaakt en wat dit betekent voor de toekomst
van de maatregel?
De leden van de VVD-fractie zien ook de uitdagingen op het gebied van beschikbaarheid
en toegankelijkheid van geneesmiddelen en zijn dan ook blij te zien dat de Minister
gaat kijken hoe hij het GVS zo kan inzetten dat het effectief bijdraagt aan toekomstbestendige
vergoeding van extramurale geneesmiddelen. Deze leden zijn dan ook benieuwd naar de
toekomstvisie van de Minister op extramurale farmacie. Daarnaast vragen zij wat de
Minister gaat doen aan de clusters waarbij de verouderde vergoedingslimiet in het
GVS inmiddels fors lager is dan het huidige prijsniveau van (nieuwe) geneesmiddelen
in het cluster.
Daarnaast lezen genoemde leden dat de Minister nadrukkelijk het veld erbij wil betrekken.
Wordt het veld er meteen bij betrokken of in een later stadium? Welke suggesties hebben
partijen uit het veld eerder gedaan?
De Minister geeft aan dat de tijd leert dat voor een nieuw plan voor een toekomstbestendig
GVS voldoende tijd dient te worden genomen. Wat wordt verstaan onder voldoende tijd
en hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat betrokken partijen niet te lang in onzekerheid
zitten over de wijze van modernisering?
Tot slot zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd wat de stand van zaken is van de
brief over het preferentiebeleid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit van
de Minister om af te zien van de modernisering van het GVS. Deze leden hebben begrip
voor de argumentatie dat op dit moment onvoldoende zekerheid kan worden gegeven over
de effectiviteit en gevolgen voor patiënten. Deze leden begrijpen heel goed dat met
voorliggend besluit de zorgen en onzekerheid die was ontstaan bij patiënten, zorgprofessionals
en andere veldspelers wordt beantwoord. Dit neemt echter niet weg dat het GVS al sinds
1999 niet meer is geactualiseerd en de daarmee gepaarde problemen zijn opgelost. Deze
leden zijn dan ook teleurgesteld dat het toekomstbestendig maken van een verouderd
systeem langer op zich laat wachten. Daartoe hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen dat de prikkel om kostenbewust voor
te schrijven steeds verder afneemt. Mede doordat de markt, zo begrijpen deze leden,
zich in tal van clusters aanpast aan het vergoedingssysteem. Kan de Minister aangeven
welke acties op korte termijn worden genomen om dit tegen te gaan?
Deze leden constateren dat het huidige GVS een belemmering vormt voor de door- of
her-ontwikkelen van oude geneesmiddelen naar geneesmiddelen voor een zeldzame aandoening
(repurposing). Dit komt mede door de clustering in combinatie met de prijsplafonds ertoe leidt
dat het terugverdienen van investeringen bij een herontwikkelingstraject als niet
kansrijk wordt ingeschat. Met het afstellen van de GVS-modernisering wordt deze belemmering
niet weggenomen. Kan de Minister aangeven welke mogelijkheden hij ziet om repurposing in eigen land aan te jagen?
De leden van de D66-fractie zien met stijgende individuele (zorg)kosten voor patiënten
voordelen aan het vaststellen van maximale eigen bijdrage. Helaas anticiperen farmaceuten
op de maximale eigen bijdrage voor patiënten. Herkent de Minister deze signalen? Kan
de Minister toelichten welke gevolgen ontstaan door het misbruik van deze maatregel
door fabrikanten en welke opties de Minister overweegt om dit te tegen te gaan? Voorts
vragen deze leden wanneer de Minister de Kamer en bovenal patiënten meer duidelijkheid
kan geven over een eventueel besluit over maximeren van eigen bijdragen in 2024.
Genoemde leden constateren dat de Minister nadrukkelijk het veld wil betrekken om
het systeem te verbeteren en begrijpen dat het veld verschillende suggesties heeft
gedaan. Kan de Minister een overzicht geven van de suggesties ter verbetering? Kan
de Minister in zijn voorgenomen brief begin 2024 reflecteren op deze suggesties en
op welke wijze de Minister hier van plan is gevolg aan te geven met bijbehorend tijdspad?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister de Kamer in de Miljoennota verder
zal informeren over de financiële consequenties van het niet invullen van de taakstelling,
wat leidt tot een structureel besparingsverlies van € 140 miljoen per 2024. Kan de
Minister toelichten waarom nu gekozen is voor het structureel inboeken van het besparingsverlies
in tegenstelling tot incidenteel, om ruimte te laten om te onderzoeken of een actualisatie
op een later moment kan worden ingevoerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het definitieve
besluit van de regering om af te zien van de GVS-modernisering. Deze leden steunen
dit besluit en zijn verheugd dat het risico voor patiënten op het moeten bijbetalen
van een (nog hogere) eigen bijdrage nu geweken is. Zij hebben op dit moment geen aanvullende
vragen of opmerkingen over het besluit.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van de Minister om
de eerder voorgenomen GVS-modernisering af te stellen. Deze leden hebben hier enkele
vragen bij. Zij vragen of de Minister toe wil werken naar een robuust systeem dat
uit zichzelf actueel kan blijven. Deze leden zijn immers van mening dat we niet iedere
paar jaar moeten concluderen dat er bijvoorbeeld weer spookclusters zijn bijgekomen.
Kan de Minister daarnaast aangeven hoeveel spookclusters er nu zijn en in hoeveel
clusters er maar één medicijn zit?
Begrijpen de leden van de CDA-fractie verder goed dat de Minister naast de indeling
van medicijnen ook gaat kijken hoe de financiering bijdraagt aan realisatie van unmet needs?
De Minister geeft aan het veld te gaan betrekken. Genoemde leden vragen of dit onder
andere betekent dat ook verpleegkundigen, verzorgenden en apothekersassistenten betrokken
zullen worden. Worden patiëntenorganisaties tijdig betrokken bij vervolgstappen ten
aanzien van effectieve inzet van en wijzigingen in het GVS?
Partijen die risicovol investeren in drug-repurposing hebben geen mogelijkheden om hun gemaakte kosten terug te verdienen, omdat hun medicijn
niet meer wordt beschermd door een patent. Zij trekken zich dan ook terug, ondanks
dat wetenschappelijk onderzoekers volop kansen zien. De leden van de CDA-fractie vragen
daarom of de Minister het ermee eens is dat het huidige GVS-systeem het stimuleren
van drug-repurposing tegenwerkt. Zij vragen daarom of, en zo ja, hoe de Minister drug-repurposing wil stimuleren. Welke maatregelen voorziet de Minister voor het stimuleren van drug-repurposing van generieke middelen? Hoe zorgt de Minister dat deze goedkope middelen voor een
nieuwe indicatie worden geregistreerd, vergoed en zo beschikbaar komen voor patiënten
in Nederland? Hoe wil de Minister de registratiehouders van dergelijke middelen stimuleren
om nieuwe indicaties in hun dossier op te nemen?
Als concreet voorbeeld van drug-repurposing willen de leden van de CDA-fractie de casus van colchicine aan de Minister voorleggen.
Deze leden vragen of de Minister het middel colchicine kent en hij op de hoogte is
van het LoDoCo II onderzoek1 en de resultaten die daaruit zijn voortgekomen voor hartpatiënten. Het LoDoCo II
onderzoek is een voorbeeld van samenwerking tussen artsen, onderzoekers, bedrijfsleven
en onderzoeksfinanciers, middels de samenwerking en financiering door het GGG-programma
van ZonMw, de Werkgroep Cardiologische centra Nederland, de Hartstichting en geneesmiddelenproducenten.
Deelt de Minister de opvatting dat dit soort vormen van samenwerking op het gebied
van drug-repurposing moeten worden gestimuleerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier stimuleert
hij dergelijke samenwerking?
Colchicine is nog niet geregistreerd voor de hartpatiënt, omdat het GVS volgens de
Hartstichting in de weg zou staan. Tussen overheid en bedrijven zouden geen afspraken
mogen worden gemaakt over hoe de voor dit onderzoek en de registratie gemaakte kosten
kunnen worden terugverdiend voor deze indicatie. De leden van de CDA-fractie vragen
of de Minister hiervan op de hoogte is en of hij het met deze analyse eens is. Deelt
hij de mening dat bedrijven hun gemaakte onderzoeks- en registratiekosten voor een
effectief middel binnen de door het Zorginstituut Nederland (ZIN) gestelde kaders
voor opname in het basispakket vergoed zouden moeten kunnen zien? Zo nee, welke mogelijkheden
ziet de Minister om nieuwe indicaties te onderzoeken en beschikbaar te stellen zonder
bijdrage van fabrikanten? Zo ja, hoe wil de Minister dat realiseren?
ZonMw en de Hartstichting financierden het LoDoCo II onderzoek. Deelt de Minister
de mening van genoemde leden dat indien colchicine volgens dit onderzoek effectief
blijkt te zijn maar tegelijkertijd niet geregistreerd kan worden, er sprake is van
verspilling van gemeenschapsgeld? Zo ja, hoe legt de Minister aan de hartpatiënten
die baat zouden hebben bij dit middel uit dat het voor hen nog steeds niet geregistreerd
is? Voornoemde leden maken zich ook zorgen over het signaal dat hiervan uit zou kunnen
gaan naar financiers van geneesmiddelenonderzoek. Deelt de Minister deze zorg? Zo
ja, hoe neemt hij deze zorg weg?
De Hartstichting heeft zich, als een van de co-financiers, eerder positief uitgelaten
over het LoDoCo II onderzoek en de bijdrage die dit middel levert aan het voorkomen
van nieuwe ernstige complicaties.2 De Hartstichting zou in de toekomst meer willen bijdragen aan dit soort onderzoek
vanuit de donaties die zij ontvangt, op voorwaarde dat een effectief middel ook daadwerkelijk
patiënten zal bereiken. Echter, het feit dat colchicine de hartpatiënt nog steeds
niet adequaat bereikt werkt voor hen, maar ook voor andere gezondheidsfondsen die
geneesmiddelenonderzoek financieren, afschrikwekkend. De leden van de CDA-fractie
maken zich hier zorgen om. Hoe stelt de Minister de Hartstichting en andere gezondheidsfondsen
gerust dat de overheid ervoor zorgt dat de resultaten de patiënt zullen bereiken en
dat er tegelijkertijd een prijsstelling overeen wordt gekomen die toegankelijkheid
en betaalbaarheid waarborgt?
Zonder aanpassing van het GVS en andere regelgeving om maatschappelijk verantwoord
en klinisch relevant onderzoek naar drug-repurposing uit te voeren zou deze kans onderbenut blijven, zo horen deze leden van diverse organisaties.
Is de Minister bereid om, in overleg met het ZIN, het bedrijfsleven en de financiers
van geneesmiddelenonderzoek, te kijken of regelgeving aangepast zou moeten worden,
om te komen tot een maatschappelijk verantwoorde vergoeding voor repurposed drugs, zodat dit geneesmiddelenonderzoek naar goedkope, patentvrije medicijnen mogelijk
blijft en bij succes snel in de praktijk kan worden toegepast? Zo nee, hoe wil de
Minister er dan voor zorgen dat dit soort onderzoeken ook in de toekomst kan blijven
plaatsvinden? Zo ja, op welke termijn?
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte of de Minister bekend is met andere
casussen naast colchicine waarvoor ditzelfde probleem met het GVS zou spelen. Zo ja,
kan hij aangeven om hoeveel of welke generieke middelen waarvoor een nieuwe toepassing
is gevonden dit speelt? Zo nee, is hij bereid dit te onderzoeken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van de Minister om
de GVS-modernisering te schrappen. Zij vinden het positief dat mensen hierdoor niet
het risico lopen om hogere eigen bijdragen te moeten betalen voor geneesmiddelen.
Daarnaast hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden lezen in de Voorjaarsnota
dat de Minister van plan is de kosten van het schrappen van de GVS-modernisering in
2023 te financieren door «door de vertraagde doorwerking van het algemene prijspeil
naar het uitgavenkader voor apotheekzorg». Wat betekent dit concreet? Wordt dit geld
nu alsnog bij de apotheekzorg weggehaald? Kan de Minister aangeven in hoeverre deze
dekking in lijn is met de aangenomen motie Bushoff/Ellemeet*?
De leden van de SP-fractie lezen daarnaast in de Voorjaarsnota dat de regering van
plan is de kosten van het schrappen van de GVS-modernisering in 2024 te financieren
uit «de beschikbare volumegroei voor de Zvw» en «de bredere inzet van prijsbijstelling
van de begrotingsgefinancierde uitgaven ter dekking van beleidsvoornemens». Wat betekent
dit concreet? Betekent dit de bezuiniging die was ingeboekt voor de GVS-modernisering
nu moet worden gerealiseerd via bezuinigingen op andere delen van de zorg? Kan de
Minister aangeven in hoeverre deze dekking in lijn is met de aangenomen motie Bushoff/Ellemeet?
De leden van de SP-fractie lezen daarnaast dat de Minister wel verder gaat werken
aan «het vervolg van het GVS». Zij begrijpen dat dit nog verder uitgewerkt moet worden,
maar vragen de Minister wel welke mogelijke aanpassingen hij laat uitwerken. Kan hij
bijvoorbeeld garanderen dat de eigen betalingen voor geneesmiddelen niet alsnog worden
verhoogd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie maakten zich grote zorgen over het risico van hogere
bijbetalingen voor patiënten bij de modernisering van het GVS, en specifiek dat 150.000
financieel kwetsbaren hierdoor geraakt konden worden. Om die reden hebben deze leden
een motie ingediend die oproept dat de GVS-modernisering en bijbehorende bezuiniging
niet ten laste komt van kwetsbare patiënten. Zij zijn blij dat de Minister het zekere
voor het onzekere neemt door de GVS-modernisering af te stellen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister om expliciet de rol van financieel
kwetsbaren mee te nemen in het vervolgproces rond het GVS, zijn benieuwd welke kansen
de Minister ziet om meer transparantie af te dwingen in dit proces en of ook een aanpassing
van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) op tafel ligt omdat de onderlinge samenhang
tussen het GVS en de Wgp expliciet genoemd wordt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd te lezen dat de modernisering van
het GVS niet doorgaat. Zij vreesden dat deze modernisering zou leiden tot een sterke
stijging van eigen bijdragen aan medicijnen voor mensen met een (chronische) ziekte.
Zij hebben nog een enkele vraag over de gevolgen van het besluit, te beginnen met
een financiële vraag. Deze leden vragen de Minister met welke extensiveringen het
afstel van de modernisering van het GVS worden gedekt.
Daarnaast hebben zij nog een vraag over het toekomstige proces. De voornoemde leden
vragen de Minister iets meer duidelijkheid over het vervolgproces. Zij begrijpen dat
de uitgaven aan geneesmiddelen, zowel intramuraal als extramuraal, beheerst dienen
te worden. Het beheersen van de uitgaven kan twee effecten hebben. Of de winsten van
de farmaceutische nemen af, of patiënten gaan extra bij betalen. Op het moment dat
de eigen bijdragen van patiënten stijgen, dan heeft dat wel een positief effect op
de uitgaven de rijksoverheid, maar de samenleving als geheel blijft dan evenveel uitgeven.
Voor de leden van de GroenLinks-fractie is het belangrijk dat bezuinigingen op geneesmiddelen
terecht komen bij de partijen die dat het makkelijkst kunnen dragen. In dit geval
is dat de farmaceutische industrie, aangezien die nog altijd hoort bij de meest winstgevende
industrieën van de wereld. Genoemde leden willen de Minister vragen in hoeverre deze
overwegingen meespelen bij het vormen van nieuw beleid om de kosten van geneesmiddelen
te drukken. Kan de Minister bij nieuw beleid goed in kaart brengen wat de effecten
zijn op (chronisch) patiënten en kan hij garanderen dat patiënten er niet op achteruitgaan?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister en dus
van zijn besluit omtrent de «modernisering»» van het geneesmiddelenvergoedingssysteem.
Hier heeft zij nog een aantal vragen over. Genoemd lid wil de Minister graag meegeven
dat het voor haar onvoorstelbaar is dat Nederlandse burgers de dupe zijn geworden
van de op de klippen gelopen onderhandelingen tussen de Minister en de farmaceutische
industrie. Nederlandse burgers kunnen geen aanspraak meer maken op medicatie omdat
deze te duur zijn en dus haalt de Minister ze uit het pakket omdat de producent niet
in prijs wil verlagen. Is de Minister het met het lid van de BBB-fractie eens dat
dit niet uit te leggen is aan de Nederlandse burgers?
Daarnaast is het lid van de BBB-fractie van mening dat elke patiënt levensreddende
medicatie moet kunnen krijgen als een arts die voorschrijft. Het is als arts zijnde
toch niet uit te leggen aan een patiënt dat een door hem voorgeschreven medicijn niet
vergoed kan worden en dat de patiënt hierdoor lijdt en kan komen te overlijden? Deelt
de Minister deze mening?
Daarnaast hebben alle Kamerleden op 4 juni jongstleden een brandbrief gekregen van
een CF-patiënt. Hij heeft een specifiek medicijn nodig wat aantoonbaar werkt bij zijn
vorm van CF, maar door de zeldzame mutatie die hij heeft, heeft hij er geen recht
op volgens de regels. Hij zegt dat hij dood- en doodsbang is voor de tijd die komen
gaat. Ook is hij boos: «Boos dat anderen in exact dezelfde situatie wél een levensreddend
medicijn vergoed krijgen. Dit kan nooit de bedoeling zijn van het zorgstelsel zoals
wij dat in Nederland voor ogen hebben.» Wat vindt de Minister van de benadering dat
niet de werkzaamheid en het effect voor de patiënt de norm is maar het wel of niet
voldoen aan een specifieke genetische mutatie?
Het lid van de BBB-fractie begrijpt dat wij de zorg betaalbaar moeten houden. Als
goedkopere medicijnen ook werken voor patiënten, dan is het begrijpelijk dat hierop
wordt overgestapt en onderhandelingen zijn een belangrijk instrument. Maar als er
geen andere uitweg is voor een patiënt dan één specifiek medicijn, is de Minister
het dan met het lid van de BBB-fractie eens dat dit hoe dan ook vergoed moet worden?
Financiële middelen mogen wat haar betreft nooit leiden tot extra leed of zelfs de
dood van een persoon. Is de Minister dit met haar eens?
Zoals het lid van de BBB al een aantal keren heeft aangegeven mag gebrek aan geld
nooit extra lijden of de dood tot gevolg hebben. Als er echt geen enkele andere optie
meer is voor patiënten en artsen geven aan dat een uitgesloten medicijn de enige reddende
optie is, dan moet er toch een manier gevonden kunnen worden om patiënten hieraan
te helpen? Is de Minister bereid om een uitzonderingsregeling te maken voor patiënten
die anders komen te overlijden?
In Nederland hebben is in de Grondwet en ook in internationale verdragen het Recht
op leven meermaals opgenomen. Hoe rijmt de Minister deze wetten en verdragen met de
zojuist genoemde problematiek? Kan de Minister daarbij ook ingaan op het verhaal van
de CF-patiënt?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.