Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over voortgang internationaal cultuurbeleid (ICB) (Kamerstuk 31482-117)
31 482 Cultuursubsidies
Nr. 119
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 28 februari 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 24 november 2022
over voortgang internationaal cultuurbeleid (ICB) (Kamerstuk 31 482, nr. 117).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 december 2022 aan de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 17 februari 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rudmer ema
De adjunct-griffier van de commissie, Koerhuis
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
II.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
5
III.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
7
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
I. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgang
van het internationaal cultuurbeleid 2021. Zij waarderen de inzet op dit terrein en
hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat het cultuurbeleid tot aan 2020 zich concentreerde
op andere doelstellingen, namelijk: een sterke cultuursector, een toekomstbestendige
wereld en de inzet van culturele diplomatie. Deze zijn sterk veranderd voor het beleid
van 2021–2024. De leden van de VVD-fractie erkennen dat deze nieuwe doelstellingen
belangrijk zijn, maar gezien de huidige geopolitieke situatie vragen deze leden of
de huidige doelstellingen wel zo passend zijn. Vorig jaar gaven deze leden aan dat
het belangrijk is om een groter deel van het internationaal cultuurbudget aan voormalig
doelstelling 2 en 3 te besteden, gezien rechtvaardigheid en veiligheid steeds verder
onder druk staan en er steeds meer tegenstrijdige grootmachten op het toneel spelen.
Deze problemen zijn niet weg, en zijn zelfs groter geworden. Hoe ziet het kabinet
dit? Hoe reageert ons internationaal cultuurbeleid hier nog op, gezien de doelstellingen
sterk veranderd zijn? Overweegt het kabinet om de doelstellingen en focus van het
cultuurbeleid tussentijds te wijzigen, gegeven de geopolitieke aardverschuiving die
heeft plaatsgevonden?
Antwoord van het kabinet:
In december 2019 is het beleidskader ICB voor de periode 2021–2024 naar de Kamer gestuurd.1 De drie doelstellingen zijn:
– een sterke positie van de Nederlandse culturele sector in het buitenland;
– het met Nederlandse cultuuruitingen ondersteunen van de bilaterale relaties met andere
landen; en
– het benutten van de kracht van de culturele sector en creatieve industrie voor de
Sustainable Development Goals (SDG’s).
Deze doelstellingen komen overeen met de doelstellingen van de periode 2017–2020 en
verschillen slechts op accenten. Zo valt de bijdrage van cultuur aan een veilige,
rechtvaardige en toekomstbestendige wereld (oude doelstelling 2) onder de huidige
doelstellingen 2 en 3. Een belangrijkste verandering ten opzichte van het vorige beleidskader
is dat de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs) in een van de doelstellingen zijn opgenomen.
Een andere verandering is dat de ambassades niet langer een vastgesteld budget per
doelstelling hebben, maar dat zij hun budget naar eigen inzicht voor de drie beleidsdoelen
kunnen inzetten. Dit geeft de ambassades in de 24 focuslanden een grotere flexibiliteit,
ook bij veranderende omstandigheden. Ook hebben nog eens 35 ambassades de mogelijkheid
om voor het realiseren van hun beleidsdoelstellingen culturele diplomatie in te zetten
middels een bescheiden internationaal cultuurbudget.
Het internationaal cultuurbeleid (ICB) kent periodes van vier jaar waarvoor een beleidskader
wordt opgesteld. De doelstellingen staan daarmee voor vier jaar vast, maar deze bieden
voldoende flexibiliteit, ook bij veranderende omstandigheden zoals geopolitieke verschuivingen.
Hoewel in principe ook eens per vier jaar wordt vastgesteld welke landen als focuslanden
voor het ICB worden aangemerkt, kan, als daar aanleiding toe is, een land worden toegevoegd.
Zo hebben wij uw Kamer met de brief van 24 november 2022 in kennis gesteld van ons
besluit om Oekraïne toe te voegen aan de bestaande lijst van 23 focuslanden binnen
het ICB.2 Op deze manier kan het ICB worden ingezet om Oekraïne en de Oekraïense cultuursector
te ondersteunen.
Ook de meerjarenplannen, door de posten zelf opgesteld voor de periode van het beleidskader
(2021–2024), bieden genoeg ruimte om in te spelen op veranderende omstandigheden.
Deze worden door de posten met enige regelmaat geëvalueerd en zo nodig aangepast voor
de resterende looptijd van het plan.
De leden van de VVD-fractie hebben de laatste maanden veel gehoord over de Nederlandse
inzet voor de Oekraïense cultuursector. Dit kan belangrijk zijn om de moraal in Oekraïne
hoog te houden tijdens de oorlog. Op welke manier wordt het internationaal cultuurbeleid
concreet ingezet om de Oekraïense cultuursector te ondersteunen?
Antwoord van het kabinet:
In 2022 hebben het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap gezamenlijk € 1 miljoen uit het ICB-budget beschikbaar gesteld
om een steunfonds te creëren om culturele makers die uit Oekraïne naar Nederland zijn
gevlucht, tijdelijk te ondersteunen in de uitoefening van hun werkpraktijk. Ook is
in 2022 noodhulp op gang gekomen voor het stabiliseren van beschadigde musea en museale
collecties inclusief winterization. De Nederlandse organisatie CER (Cultural Emergency Response) zal deze steun dit jaar in samenwerking met Oekraïense partners voortzetten.
Oekraïne is inmiddels opgenomen in de lijst van focuslanden van het ICB. Dat betekent
dat Rijkscultuurfondsen, culturele instellingen en internationale culturele programma’s
projectvoorstellen van Nederlandse en Oekraïense partners voor financiering van culturele
uitwisseling en samenwerking in behandeling kunnen nemen. Plannen voor 2023 zijn daarvoor
ook al in de maak. De Ambassade in Kyiv krijgt beschikking over een programmabudget
en versterking van capaciteit voor de uitvoering.
De Nederlandse inzet is dus niet alleen belangrijk om het moreel in Oekraïne tijdens
de oorlog hoog te houden, maar ook om de opzettelijke en systematische vernietiging
door Rusland van de Oekraïense cultuur tegen te gaan.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er drie nieuwe focuslanden binnen ons beleid
zijn bijgekomen. Dit zijn Spanje, Hongarije en Polen. Waarom zijn deze drie landen
gekozen als nieuwe focuslanden? Op basis van welke criteria wordt dit gedaan?
Antwoord van het kabinet:
De keuze voor de focuslanden in het huidige beleidskader 2021–2024 is tot stand gekomen
in afstemming met de belangrijkste samenwerkingspartners, waaronder de cultuurfondsen
en de regio-afdelingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op p. 12 van het
beleidskader 2021–2024 is toegelicht dat we het beleid concentreren op landen waar
gezamenlijke inzet de meeste meerwaarde oplevert en dat de afweging voor de landenkeuze
een combinatie is van vraag uit het buitenland, artistieke en economische mogelijkheden
voor de Nederlandse culturele sector, artistieke kwaliteit, maatschappelijke relevantie,
historische relatie en het buitenlandpolitieke belang. Dit resulteert in de huidige
strategische inzet op 24 landen.
Spanje, Polen en Hongarije zijn toegevoegd als nieuwe prioriteitslanden omdat er in
het beleidskader ICB 2021–2024 meer aandacht is voor Europa als belangrijke regio
binnen het ICB, maar ook vanwege de in deze landen aanwezige culturele infrastructuur,
economische kracht en vraag naar culturele uitwisseling met Nederland en de buitenlandpolitieke
behoefte aan een bredere dialoog met deze landen.
Is het kabinet ook van mening dat verschuivende diplomatieke prioriteiten en focus
aanleiding zijn om dit budget anders te verdelen? Bijvoorbeeld meer richting landen
waar Nederland het grootste belang heeft t.a.v. veiligheid en welvaart, en waarmee
de diplomatieke betrekkingen onder druk staan? Op welke manier verwacht het kabinet
dat de veiligheidssituatie van 2022 effect kan hebben op de keuze van focuslanden
en desbetreffende budgettaire verdeling?
Antwoord van het kabinet:
Het huidige budget biedt vooralsnog voldoende ruimte om rekening te houden met veranderende
(geopolitieke) omstandigheden en dat gebeurt ook. Een voorbeeld van een manier waarop
de veiligheidssituatie van 2022 effect heeft op de keuze van focuslanden en desbetreffende
budgettaire verdeling is de eerder genoemde toevoeging van Oekraïne als focusland
en de beschikbaarstelling van daarvoor benodigd cultuurbudget.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het kabinet bepaalt in hoeverre de
middelen effectief worden besteed. In hoeverre zijn met het ingezette budget de drie
doelstellingen bereikt? Welke subdoelen of prestatie-indicatoren worden daarvoor gebruikt?
En welke criteria worden gehanteerd om budget aan een project toe te kennen? Hoe regelmatig
worden deze beslissingen herzien? Wat als er een fundamentele verandering van context
is die de originele beslissing heeft beïnvloed?
Antwoord van het kabinet:
De middelen voor het ICB worden besteed via de lijnen van het beleidskader ICB 2021–2024.
In dat beleidskader staan de doelen van het ICB. De middelen worden via de ambassades
en uitvoeringspartners, zoals de rijkscultuurfondsen, besteed. Jaarlijks leggen zij
financiële en inhoudelijke verantwoording af aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken
en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In de evaluatie van het beleidskader
na afloop van de beleidsperiode wordt de effectiviteit van het beleid beoordeeld.
Om het budget aan een project toe te kennen moet dit bijdragen aan een van de drie
doelstellingen van het ICB. Daarnaast kijken ambassades en uitvoeringspartners bijvoorbeeld
naar de doelgroep van een project, welke ervaring, kwaliteit en capaciteit de betrokken
cultuurmakers of organisaties hebben, of er sprake is van een evenwichtige samenwerking
tussen de Nederlandse en de lokale partner, en of het project inclusief en (sociaal,
artistiek, cultureel en/of ecologisch) duurzaam is.
In het geval van belangrijke wijzigingen in de omstandigheden kunnen de middelen op
andere wijze worden besteed. Ook hierover wordt verantwoording afgelegd aan het Ministerie
van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De leden van de VVD-fractie constateren dat in verschillenden landen belangrijke culturele
factoren onder druk komen te staan. In Iran wordt bijvoorbeeld de onderdrukking op
zowel vrouwen als de vrijheid van meningsuiting steeds groter. Op welke manier wordt
het Nederlandse cultuurbeleid op deze momenten sterker ingezet? Indien dit niet wordt
gedaan, waarom niet?
Antwoord van het kabinet:
Een van de doelstellingen van het ICB is culturele diplomatie: cultuur biedt mogelijkheden
om wederzijds begrip en vertrouwen te bevorderen – ook in landen waarmee Nederland
een complexe relatie heeft of waar vrijheden waar Nederland zich sterk voor maakt
onder druk staan. Culturele diplomatie heeft dus grote waarde voor het buitenlands
beleid. In praktische zin betekent dit dat posten cultuur en cultuuruitingen kunnen
inzetten om hun werk aan hun prioritaire HGIS-beleidsdoelen (Kamerstuk 35 926, nr. 1), zoals mensenrechten, te versterken. Daarbij is het tegelijkertijd van belang dat
er ook voldoende mogelijkheden zijn om in de landen die het betreft op onafhankelijke
wijze te kunnen samenwerken met de lokale culturele sector en culturele makers.
II. Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgangsrapportage
internationaal cultuurbeleid. Zij zien een aantal mooie voorbeelden van hoe de kracht
van creativiteit ook in het buitenland ingezet is. Zij hebben nog wel een aantal specifieke
vragen.
Ten eerste hebben de leden van de D66-fractie enkele vragen over de gestelde beleidsdoelen.
Deze leden lezen in de voortgangsrapportage een groot aantal voorbeelden over projecten
die gerealiseerd zijn door middel van het internationaal cultuurbeleid. Die voorbeelden
zijn zeer sprekend, en illustreren goed het werk dat Nederland doet in kader van het
internationaal cultuurbeleid. Deze leden hebben echter nog wel enkele vragen over
de in de voortgangsrapportage gestelde doelen. Kan de Minister toelichten hoe de drie
doelen in het cultuurbeleid ontwikkeld zijn? Hoe zijn deze tot stand gekomen, en hoe
worden deze geëvalueerd? Zijn er subdoelen geformuleerd? Hoe zijn deze concreet meetbaar
gemaakt?
Antwoord van het kabinet:
De doelen van het ICB zijn geformuleerd in het beleidskader ICB 2021–2024. Bij de
vorming van het huidige beleidskader is gekeken naar de resultaten en ervaringen uit
de voorafgaande beleidsperiode. Het ICB bouwt voort op afspraken die Nederland internationaal
gemaakt heeft voor standaarden, waarden en samenwerking in Europees en UNESCO-verband.
Er is voor het nieuwe kader gebruik gemaakt van het advies van de Raad voor Cultuur
over het cultuurbestel vanaf 2021, het rapport van de directie Internationaal Onderzoek
en Beleidsevaluatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en ervaringen met het
huidige beleidskader. Ook is aan de hand van vragenlijsten uitgebreid gesproken met
ambassades en uitvoeringspartners, zoals de rijkscultuurfondsen. De doelstellingen
uit de voorafgaande periode werden besproken en er werd geconcludeerd dat er geen
noodzaak tot drastische wijzigingen was. Wel werd ontschotting tussen de budgetten
voor de verschillende doelstellingen bepleit. Een destijds geldend onderscheid tussen
focus- en maatwerklanden werd als kunstmatig ervaren en afgeschaft. Vervolgens werd
de lijst focuslanden op basis van wensen en ervaringen uitgebreid met enige landen,
vanuit de behoefte om binnen het ICB de relatie met Europese partners/landen te versterken.
Deze focus werd van belang geacht voor een sterker Europa in een veranderende geopolitieke
context.
De evaluatie van het beleidskader vindt steeds na afloop van een vierjarige beleidsperiode
plaats.
De laatste evaluatie dateert van 24 maart 2022 en is o.a. tot stand gekomen aan de
hand van enquêtes en evaluatiegesprekken met samenwerkingspartners binnen het ICB.3 In het beleidskader worden geen subdoelen geformuleerd. Er is blijvende aandacht
voor het concreet meetbaar maken van de doelen, waarbij dient te worden opgemerkt
dat de uitkomsten van de internationale culturele samenwerking beter kwalitatief dan
kwantitatief geëvalueerd kunnen worden.
Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd op welke wijzen en met welke projecten
wordt bijgedragen aan versterking van de Nederlandse culturele en creatieve industrie.
Hoe wordt hierbij rekening gehouden met de positie van de makers in het buitenland,
de filmindustrie en de podiumkunsten? Wordt in het internationaal cultuurbeleid ook
rekening gehouden met fair pay, zoals de Staatssecretaris dat nu ook beoogt te gaan
doen voor de Nederlandse makers?
Antwoord van het kabinet:
Middels de jaarlijkse voortgangsrapportage die aan uw Kamer wordt gestuurd, wordt
een idee gegeven van de wijze waarop het ICB vorm krijgt. Zo is in de Voortgangsrapportage
2021 een voorbeeld te vinden van wederzijdse versterking van de creatieve sectoren
in Nederland en Zuid-Korea. Het programma «Living and Working from Home» bood een
platform aan Nederlandse en Koreaanse ontwerpers. De resultaten zijn tentoongesteld
in beide landen (in Nederland tijdens de Dutch Design Week). Een ander voorbeeld is
de totstandkoming en ondertekening (in 2022) van een Memorandum of Understanding tussen Nederland en Indonesië op het gebied van de Creatieve Industrie en Film. Beide
landen bevestigen daarmee het voornemen om te komen tot een vruchtbare samenwerking
op die culturele gebieden.
De uitvoeringspartners geven daarnaast op transparante wijze vorm aan de uitvoering
van het ICB-beleid, bijvoorbeeld via publicaties op hun website en in hun jaarverslagen.
In dit verband is ook de DutchCulture Database relevant om te noemen.4 De uitvoeringspartners houden bij de uitvoering van het beleid rekening met de positie
van de makers in het buitenland. Zij zijn daarvoor het beste toegerust, omdat zij
bij uitstek op de hoogte zijn van de situatie in het land waar de activiteiten worden
georganiseerd.
Verder hebben de leden van de D66-fractie specifieke interesse in de relatie met de
Caribische eilanden en Latijns-Amerika, en hoe die vanuit het internationaal cultuurbeleid
onderhouden worden. Welke activiteiten vinden plaats in het kader van de bilaterale
relatie met de Latijns-Amerikaanse landen? Wordt er bij deze culturele uitwisseling
nadruk gelegd op onderwerpen zoals democratie en rechtsstaat? Zien de Minister en
de Staatssecretaris hier een rol voor de culturele en creatieve sector, het bevorderen
van rechtsstaat en democratie in Latijns-Amerikaanse landen?
Antwoord van het kabinet:
In de regio Latijns-Amerika en het Caribisch gebied behoren Brazilië en Suriname tot
de focuslanden. Er vinden in het kader van de bilaterale relatie met deze landen verschillende
culturele activiteiten plaats. Zo wordt, als gevolg van een motie van uw Kamer, bijvoorbeeld
gewerkt aan intensivering van de culturele samenwerking met Suriname.5 Hiernaast ontvangen de Nederlandse ambassades in Cuba, Venezuela, Mexico en Colombia
middelen voor culturele diplomatie. De culturele activiteiten in de laatstgenoemde
landen zijn gekoppeld aan de HGIS-doelen (Kamerstuk 35 926, nr. 1) die Nederland formuleerde voor internationale samenwerking. Deze doelen zijn vastgelegd
in het jaarplan van de ambassades en gaan o.a. over het versterken van de internationale
rechtsorde, mensenrechten en sociale vooruitgang. Voor de invulling van culturele
activiteiten wordt samengewerkt met organisaties binnen de culturele en creatieve
sector, zowel uit Nederland als de Caribische delen van het Koninkrijk. Een voorbeeld
hiervan is de versterking van de banden tussen het Koninkrijk en Colombia door de
geschiedenis en cultuur van Aruba en Curaçao te vieren. In 2023 zal een tentoonstelling
van 20 cultuurhistorische objecten van deze landen binnen het Koninkrijk worden gepresenteerd
in vier Colombiaanse steden. Het doel hiervan is om de dialoog te bevorderen over
het gedeelde verleden en heden, natievorming en het belang van het betrekken van sociale
leiders en gemeenschappen in dit proces.
De leden van de D66-fractie vragen zich verder af hoe de eilanden in het Caribische
deel van het Koninkrijk betrokken zijn bij het internationaal cultuurbeleid. Is er
oog voor artiesten en makers uit dat deel van het Koninkrijk in het beleid? Hoe zou
het Koninkrijk beter betrokken kunnen worden? Wordt de culturele en creatieve sector
nadrukkelijk betrokken bij de economische uitdagingen op de eilanden, ook via het
internationaal cultuurbeleid?
Antwoord van het kabinet:
Het ICB strekt zich uit over het gehele Koninkrijk, inclusief het Caribisch deel.
Het grootste deel van de ICB-middelen uit het OCW-budget wordt via de rijkscultuurfondsen
besteed. Deze fondsen werken via een pilot aan hun zichtbaarheid en toegankelijkheid
in het Caribisch gebied. Deze pilot wordt momenteel geëvalueerd. De uitkomsten worden
begin 2023 verwacht.
III. Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage internationaal
cultuurbeleid 2021 en de begeleidende kabinetsbrief.
De leden van de CDA-fractie ondersteunen het besluit om Oekraïne toe te voegen aan
de bestaande lijst van 23 focuslanden in het vierjarig beleidskader 2021–2024 van
het internationaal cultuurbeleid. Deze leden zijn benieuwd of, en zo ja welke, de
oorlog in Oekraïne, verder nog gevolgen heeft voor het internationaal cultuurbeleid.
Antwoord van het kabinet:
Naast nieuw beleid voor Oekraïne (zie bovenstaand antwoord op de tweede vraag van
de VVD) vraagt de oorlog in Oekraïne om herijking van het ICB met Rusland. De Kamer
zal op een later moment per brief worden geïnformeerd over deze herijking in de context
van de veranderingen in het bredere Ruslandbeleid.
De leden van de CDA-fractie lezen in de voortgangsrapportage dat de «beleidsvisie
collecties uit een koloniale context» inmiddels wordt geïmplementeerd en dat daarbij
de kennis en ervaring die in het kader van het ICB zijn opgedaan daarbij zullen worden
benut. Deze leden zijn benieuwd hoe deze implementatie vorm wordt gegeven mede in
het licht van de recente onthullingen over racisme binnen het ministerie.
Antwoord van het kabinet:
In het kader van internationale erfgoedsamenwerking is veel ervaring opgedaan met
museale samenwerking en uitwisseling op het gebied van onder meer beheer, behoud en
presentatie van cultuurgoederen. Daarnaast is binnen het ICB en in het kader van andere
programma’s voor internationale samenwerking de nodige ervaring opgedaan met academische
uitwisseling en samenwerking. Er zijn extra middelen vrijgemaakt voor gezamenlijk
herkomstonderzoek en museale samenwerking. Implementatie van de internationale culturele
samenwerking in het kader van de «beleidsvisie collecties uit een koloniale context»
zal gebeuren in nauwe samenspraak en dialoog met herkomstlanden, waarbij gelijkwaardigheid,
wederkerigheid en aansluiten bij lokale wensen voorop staan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. (Rudmer) Heerema, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.H.F. Koerhuis, adjunct-griffier