Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerp-wijzigingsbesluit verzegeling afvoerleiding toilet pleziervaartuigen (Kamerstuk 31409-368)
31 409 Zee- en binnenvaart
Nr. 396
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 februari 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 4 november
2022 over het ontwerp-wijzigingsbesluit verzegeling afvoerleiding toilet pleziervaartuigen
(Kamerstuk 31 409, nr. 368).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 november 2022 aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 16 februari 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, T. de Groot
De griffier van de commissie, Rijkers
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerp-wijzigingsbesluit
verzegeling afvoerleiding toilet pleziervaartuigen. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerp-wijzigingsbesluit
van de Minister voor verzegeling van de afvoerleiding bij het toilet in pleziervaartuigen.
Zij hebben hierover nog enkele vragen.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat van de resterende 150.000 pleziervaartuigen
een deel een toilet zonder opvangtank heeft. Deze leden willen weten hoeveel pleziervaartuigen
precies een verzegeling moeten krijgen, indien dit ontwerpbesluit in werking treedt.
Vooropgesteld staat dat het bij cijfers over pleziervaartuigen altijd een inschatting
betreft, omdat er voor deze categorie schepen geen registratieplicht geldt. In paragraaf
7 van de Nota van Toelichting bij het ontwerpbesluit is aangegeven dat er naar schatting
150.000 pleziervaartuigen zijn met een spoeltoilet (Bijlage bij Kamerstuk 31 409, nr. 368). Op basis van een aantal in de Nota van Toelichting opgenomen redeneringen, bijvoorbeeld
dat niet elk pleziervaartuig over een spoeltoilet met opvangtank beschikt, wordt geschat
dat er 90.700 pleziervaartuigen zijn (88.950 van burgers en 1750 van verhuurbedrijven)
waarvan de afsluiter in de leiding van een zegel moet worden voorzien. Bij dit aantal
kan sprake zijn van een overschatting, omdat te verwachten is dat bij een deel van
deze vaartuigen wordt gekozen voor een alternatief waarbij geen zegel aan de orde
is, zoals een chemisch toilet, een droogtoilet of een composttoilet.
Ook willen deze leden weten hoe de praktische uitvoering eruitziet van pleziervaartuigen
die langere tijd op zee zijn of in het buitenland.
In de Nota van Toelichting is aangegeven dat dit aspect bij de nadere uitwerking in
de Omgevingsregeling aan de orde zal komen. Een optie is dat op een locatie in de
omgeving van waar men de Nederlandse oppervlaktewateren binnenvaart, tegen betaling
een nieuw zegel verkregen kan worden tegen inlevering van het verbroken zegel. Uiteraard
geldt die inleverplicht dan niet voor schepen onder buitenlandse vlag die Nederlands
oppervlaktewater binnenvaren. Daarnaast is in de toelichting bij het ontwerpbesluit
aangegeven dat door de eigenaar van een pleziervaartuig een verzoek voor een zogenaamde
gelijkwaardige maatregel kan worden gedaan. Dit betekent dat als met een andere maatregel
ten minste hetzelfde resultaat kan worden bereikt als met verzegeling, er toestemming
kan worden gegeven van de verzegelplicht af te wijken.
Tevens willen deze leden weten hoe hoog de boete is, indien niet wordt voldaan aan
de verzegeling.
De hoogte van het boetebedrag volgt uit bijlage II van het Besluit OM-afdoening. Dit
besluit zal nog worden aangepast. Voor overtreding van het huidige artikel 3.9 van
het Besluit lozen buiten inrichtingen1 bedraagt de boete 500 euro voor een natuurlijk persoon of 2.000 euro voor een rechtspersoon.
Het ligt voor de hand voor de verzegelplicht van dezelfde boetebedragen uit te gaan.
Deze leden willen weten wie gaat controleren of wordt voldaan aan de verzegeling en
hoe gecontroleerd wordt hoe hieraan wordt voldaan.
De bestuurlijke handhavingstaak is belegd bij de waterbeheerder. Op rijkswateren houdt
Rijkswaterstaat toezicht op de naleving van de voorschriften rond toiletlozingen van
pleziervaartuigen, op de overige wateren zijn dat de waterschappen. Aan boord kunnen
deze toezichthouders controleren of de afsluiter in gesloten stand is verzegeld, en
of dat is gedaan met het juiste zegel en op de juiste wijze. De laatstgenoemde punten
zullen nog worden uitgewerkt in een ministeriële regeling.
De leden van de VVD-fractie lezen dat pleziervaartuigen soms worden gezien als woning.
Deze leden willen weten wanneer dit wel en wanneer dit niet het geval is.
Of een pleziervaartuig in het kader van het binnentreden door een toezichthouder aan
te merken is als een woning, is sterk afhankelijk van de specifieke situatie. Een
woning is een plaats waar zich daadwerkelijk privéhuiselijk leven afspeelt. Dat kan
in bepaalde omstandigheden ook een pleziervaartuig zijn, zo lang iemand daar maar
daadwerkelijk woont. Evident is echter dat degenen die toezicht houden op de verzegelingsplicht
en andere daarmee verband houdende voorschriften (zoals die met betrekking tot een
eventuele zuiveringsvoorziening aan boord), dit alleen effectief kunnen doen als zij
aan boord kunnen komen. Daarom is het van belang dat de desbetreffende toezichthouder
door het bevoegd gezag op grond van artikel 18.7 van de Omgevingswet de bevoegdheid
krijgt toegewezen om ter uitvoering van zijn toezichthoudende taak op het pleziervaartuig
binnen te treden, ook als de schipper daar geen toestemming voor geeft, voor het geval
het pleziervaartuig aan te merken is als een woning.
Ook willen deze leden weten in hoeverre de binnentredingsbevoegdheid in strijd is
met dit ontwerpbesluit en of er een gerechtelijk bevel nodig is, indien het pleziervaartuig
als woning wordt gezien.
Zoals in de Nota van Toelichting bij het ontwerpbesluit is vermeld, kan het verlenen
van de binnentredingsbevoegdheid door het bevoegd gezag aan de toezichthouder worden
gebaseerd op artikelen 18.6 en 18.7 van de Omgevingswet. Er is geen sprake van strijdigheid
met het ontwerpbesluit; de binnentredingsbevoegdheid is juist essentieel om het ontwerpbesluit
handhaafbaar te maken. Er is, gelet op het voorgaande, dus ook geen gerechtelijk bevel
nodig.
Deze leden willen weten of deze binnentredingsbevoegdheid ook geldt voor buitenlandse
pleziervaartuigen.
Ja, de binnentredingsbevoegdheid geldt ook voor pleziervaartuigen die onder buitenlandse
vlag op de Nederlandse oppervlaktewateren varen.
Deze leden wijzen erop dat binnen de beroepsvaart de roef niet zomaar mag worden betreden
en zij willen weten in hoeverre dit verschilt met de roef in een pleziervaartuig.
Dat de kajuit van een beroepsvaartuig nu niet zomaar mag worden betreden, hangt samen
met het feit dat de Omgevingswet nog niet in werking is getreden. Daardoor is nu de
Algemene wet op het binnentreden in deze situatie nog van toepassing.
De leden van de VVD-fractie lezen dat dit ontwerpbesluit gaat gelden voor alle pleziervaartuigen
die zich in Nederland op oppervlaktewateren bevinden, dus ook voor pleziervaartuigen
uit het buitenland. Deze leden willen weten hoeveel pleziervaartuigen uit het buitenland
dit zijn.
Hoeveel pleziervaartuigen uit het buitenland jaarlijks in Nederland komen, is niet
bekend. Dit wordt niet geregistreerd.
Ook willen deze leden weten in hoeverre omringende landen dezelfde wet- en regelgeving
hebben.
Duitsland en België kennen geen lozingsverbod van toiletwater door pleziervaartuigen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een eerste inschatting is dat de kosten van
één zegel mogelijk € 10 tot € 20 zouden kunnen bedragen. Deze leden willen weten waar
de toelichting staat van dit bedrag.
Zoals in de Nota van Toelichting is vermeld, is dit bedrag een eerste inschatting,
die gebaseerd is op het uitgangspunt dat de verkoop van de zegels de kosten van de
uitvoeringsinstantie moet dekken. Die kosten bestaan uit het laten produceren van
de zegels, de behandeling van de aanvragen (met bijbehorende administratie) en de
verzendkosten. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over (de verkrijging
van) het zegel.
Ook willen deze leden weten wat de capaciteit is van zegelaanbieders en in hoeverre
er een kostenstijging wordt verwacht als verzegeling straks verplicht is.
Er is nog geen uitvoeringsinstantie aangewezen, dit gebeurt in of op basis van de
eerdergenoemde wijziging van de Omgevingsregeling. Het spreekt vanzelf dat de capaciteit
van de uitvoeringsinstantie voldoende moet zijn om bovengenoemde taken te kunnen uitvoeren.
Conform de indicatieve berekeningen in de Nota van Toelichting gaat het om de productie,
uitgifte en registratie van tussen de 100.000 en 150.000 zegels per jaar. Als aangegeven
zullen de opbrengsten van het zegel slechts de kosten moeten dekken die de instantie
maakt om een zegel te kunnen verstrekken.
De leden van de VVD-fractie willen weten of er een consultatie heeft plaatsgevonden
met de pleziervaartsector. Als dit wel het geval is, vragen deze leden of die consultatie
kan worden gedeeld met de Kamer. Als dit niet het geval is, vragen deze leden of die
consultatie alsnog kan worden gedaan.
Bij het opstellen van de regelgeving is en wordt de pleziervaartsector (samen met
waterschappen en Rijkswaterstaat) betrokken. Daarnaast heeft er in 2021 een internetconsultatie
plaatsgevonden, waarbij door bijna 4.000 personen en organisaties opmerkingen zijn
ingediend. De opmerkingen en mijn reactie daarop zijn beschreven in de Nota van Toelichting.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de infrastructuur op de wal en in de havens
nog niet toereikend is. Deze leden willen weten welke regels hier nu op van toepassing
zijn.
In het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn regels opgenomen over de inname van huishoudelijk
afvalwater en de inhoud van chemische toiletten in een jachthaven. Na inwerkingtreding
van de Omgevingswet zijn deze regels (onveranderd) opgenomen in het Besluit activiteiten
leefomgeving. Jachthavens met meer dan 50 ligplaatsen zijn al sinds 2009 (de invoering
van het lozingsverbod) verplicht om een ontvangstinstallatie voor toiletwater te hebben.
Daarbij is bepaald dat voor de inname van toiletwater geen aparte financiële vergoeding
mag worden gevraagd.
Deze leden willen ook weten hoe de praktische uitvoering van dit ontwerpbesluit eruit
komt te zien, indien de infrastructuur op de wal en in de havens nog niet toereikend
is.
Zoals aangegeven in de Nota van Toelichting, wordt het huidige lozingsverbod op grote
schaal overtreden omdat het niet handhaafbaar is. Daardoor worden de ontvangstinstallaties
niet of nauwelijks gebruikt, waardoor het onderhoud ervan bij de jachthavens weinig
prioriteit heeft. Te verwachten is dat bij inwerkingtreding van de verzegelingsplicht
de ontvangstinstallaties intensiever gebruikt zullen worden. Dit is vanuit het ministerie
ook onder de aandacht gebracht bij de VNG, aangezien de gemeenten toezichthouder zijn
op de jachthavens. De gemeenten zijn hierover door de VNG geïnformeerd. Bovendien
heeft Waterrecreatie Nederland in opdracht van het Ministerie van IenW op haar website
een kaart geplaatst met daarop alle ontvangstinstallaties2. Gebruikers kunnen hiermee onder andere melden wanneer een installatie buiten werking
of onbereikbaar is, of als voor het gebruik ervan een vergoeding wordt gevraagd.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een chemisch toilet of verbrandingstoilet een
alternatief kan zijn. Deze leden willen weten in hoeverre dit een alternatief is voor
pleziervaartuigen korter dan 9 meter. Deze leden willen ook weten in hoeverre de markt
hiervoor al toereikend is, indien dit ontwerpbesluit ingaat.
De alternatieven voor een spoeltoilet zijn beschreven in de Nota van Toelichting.
Het betreft onder andere een chemisch toilet, een droogtoilet, een composttoilet en
een voorziening waarmee uitsluitend urine kan worden geloosd. Genoemde alternatieven
zijn nu al op de markt beschikbaar; er zijn geen aanwijzingen dat dit aanbod ontoereikend
zou zijn. Een verbrandingstoilet is geen optie, aangezien toiletwater een afvalstof
is, en het verboden is om afvalstoffen te verbranden.
D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn tevreden met het besluit van de Minister, dat is
genomen naar aanleiding van de motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk 35 000 J, nr. 13). Deze leden hopen op een goede uitwerking van het besluit, zodat de voorziene datum
van inwerkingtreding gehaald kan worden. Daarover hebben deze leden enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister in hoeverre er flankerend beleid wordt
geformuleerd om ervoor te zorgen dat er voldoende uitpompstations op de wal beschikbaar
komen. Klopt het dat er soms 50 km omgevaren moet worden om bij een uitpompstation
te komen? Hoeveel kilometer zou er volgens de Minister maximaal moeten zitten tussen
twee uitpompstations?
Op basis van de overzichtskaart voor vuilwater innamepunten3 lijkt 50 kilometer omvaren om bij een uitpompstation te komen niet aan de orde. De
kaart toont een behoorlijke dichtheid van inzamelpunten. Daarbij moet ook worden opgemerkt
dat de kaart nog niet alle bestaande inzamelpunten omvat.
Een maximumafstand tussen twee uitpompstations is niet te geven. Het gaat erom dat
in de gebieden met de meeste pleziervaartuigen voldoende installaties beschikbaar
zijn. Ervan uitgaande dat de meeste opvangtanks aan boord een capaciteit hebben die
voldoende is voor twee tot drie dagen, en rekening houdend met het gegeven dat op
de meeste recreatieve aanlegplaatsen maximaal twee of drie nachten aangemeerd mag
worden, zal het varen naar een uitpompstation voor de meeste pleziervaartuigen geen
grote belasting zijn. Ook de capaciteit van veel drinkwatertanks zal naar verwachting
niet heel veel groter zijn dan voor twee of drie nachten. Men zal dan een andere aanlegplaats
of ligplaats zoeken en vaak ook drinkwater en voedingsmiddelen aanvullen en de boordaccu
opladen.
Deze leden lezen dat de verzegelingsplicht naar verwachting zal leiden tot een impuls
in de vraag naar zuiveringsvoorzieningen. In hoeverre zijn deze verkrijgbaar in Nederland?
Op dit moment zijn zuiveringsvoorzieningen nog niet beschikbaar. Alvorens ze op de
markt kunnen worden gebracht, moeten ze op grond van de Regeling lozen buiten inrichtingen
ter goedkeuring worden aangeboden aan een van de twee instanties die daartoe door
de Minister zijn aangewezen, DCI en EMCI Register. Voor zover bekend is er nog geen
leverancier die zijn voorziening voor de noodzakelijke test heeft aangedragen. Recent
is gebleken dat er in de voorschriften die bij de goedkeuring moeten worden gehanteerd
mogelijk een knelpunt zit als het gaat om de bij de test te hanteren analysemethoden.
Dit zal nader worden onderzocht, en indien nodig zal de regelgeving worden aangepast.
Verwacht de Minister dat de toenemende vraag zal leiden tot hogere prijzen?
De prijsstelling is voor een deel afhankelijk van vraag en aanbod. Een toenemende
vraag zou dan ook kunnen leiden tot een hogere prijs. Aan de andere kant zijn er nu
al diverse (goedkopere) alternatieven voor een zuiveringsvoorziening op de markt,
zoals een droogtoilet, een chemisch toilet en een composttoilet.
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat de verzegelingsplicht goed uitvoerbaar
is voor alle vaartuigen. Een groep waarbij dit mogelijk lastig is, zijn de zeegaande
vaartuigen. Op zee mag in sommige zones wel geloosd worden. Is de Minister bereid
om het logboek in te zetten voor de verzegelingsplicht, zodat voor deze vaartuigen
de herverzegeling ook zelf kan worden gedaan?
Opvarenden van een pleziervaartuig dat voor langere duur naar zee of het buitenland
gaat, hoeven niet per se de verzegeling te verbreken, dat is hun keuze. Ze kunnen
er bijvoorbeeld ook voor kiezen om gedurende die tijd het spoeltoilet als droogtoilet
te gebruiken. In de Omgevingsregeling worden nadere regels ten aanzien van (de verkrijging
van) het zegel uitgewerkt. Bij de uitwerking zal rekening worden gehouden met pleziervaartuigen
die voor langere duur naar zee of het buitenland gaan. Gedacht wordt aan een optie
waarbij zij in de buurt van de locatie waar ze de Nederlandse oppervlaktewateren binnenvaren,
een zegel moeten kopen, tegen inlevering van het verbroken zegel. Het aanbrengen van
het zegel kan door de eigenaar zelf worden gedaan. Het logboek speelt hierbij geen
rol.
De leden van de D66-fractie lezen in het wijzigingsbesluit dat Rijkswaterstaat kritisch
is op de handhaafbaarheid van het besluit. Deze leden vragen de Minister nader in
te gaan op deze kritiek, met name op de beschikbaarheid van geschikte handhavers.
In de Nota van Toelichting is aangegeven dat er geen sprake is van een nieuwe handhavende
taak. Het lozingsverbod geldt immers al sinds 2009. De verzegelingsplicht is uitsluitend
een instrument om het lozingsverbod beter handhaafbaar te maken. Aan de aanbeveling
van Rijkswaterstaat om bij het opstellen van de wijziging van de Omgevingsregeling
gebruik te maken van de kennis en ervaring van handhavers is gevolg gegeven. Op dit
moment zijn een aantal medewerkers, vanuit verschillende onderdelen van Rijkswaterstaat,
hierbij betrokken. Op deze wijze wordt over en weer kennis uitgewisseld, wat ten goede
komt aan een adequate uitvoering van het toezicht.
Zij vragen de Minister of hij ook in gesprek is met producenten van pleziervaartuigen
om ervoor te zorgen dat in het ontwerp van de vaartuigen rekening wordt gehouden met
ruimte voor een zuiveringsinstallatie, of voor een makkelijk bereikbare afvoerafsluiting
ten behoeve van de verzegeling en handhaving.
Op basis van de Wet pleziervaartuigen 20164 is al voorgeschreven dat bij het ontwerp van een pleziervaartuig rekening wordt gehouden
met ruimte voor een zuiveringsvoorziening of opslagtank. Tevens is voorgeschreven
dat bij nieuw af te leveren pleziervaartuigen de afsluiter makkelijk bereikbaar moet
zijn.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of hij inzichtelijk kan maken wat deze
plicht zal bijdragen aan het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW).
De verzegelingsplicht is primair gericht op bescherming van de gezondheid van zwemmers
en andere waterrecreanten. Daarnaast is te verwachten dat het voorkomen van lozen
van ongezuiverd toiletwater (beperkt) zal bijdragen aan het halen van de doelen van
de KRW, vanwege beperking van de belasting met nutriënten.
Deze leden vragen ook of de Minister, anticiperend op deze plicht, het goede voorbeeld
zal geven bij de vervanging van de rijksvloot door een zuiveringsinstallatie aan boord
mee te nemen in de plannen, dan wel door bij de ligplekken voor de rijksvloot te zorgen
voor voldoende uitpompstations.
Bij vervanging van vaartuigen uit de Rijksvloot wordt uiteraard voldaan aan alle vigerende
wet- en regelgeving, inclusief de milieueisen. Daarnaast wordt waar mogelijk op verwachte
nieuwe regelgeving geanticipeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, griffier