Advies van andere adviesorganen : Reactie op de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan de Autoriteit Persoonsgegevens inzake de juridische blokkades, mogelijkheden en onmogelijkheden voor het gebruik van data van het onderzoek naar de redenen en oorzaken van de oversterfte gedurende de coronapandemie in Nederland
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2013 BRIEF VAN AUTORITEIT PERSOONSGEGEVENS
Den Haag, 13 februari 2022
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Op 15 november 2022 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een formeel adviesverzoek
over het gebruik van persoonsgegevens voor (het verdiepend) onderzoek naar de redenen
en oorzaken van de oversterfte gedurende de COVID-19-epidemie van de Tweede Kamer
ontvangen (Kamerstuk 25 295, nr. 1962). De adviesaanvraag ziet op vijf algemene vragen, met daarbij enkele deelvragen,
over het «verwerken van medische gegevens van enerzijds overledenen en anderzijds
– een grote controlegroep – levende betrokkenen». De AP reageert graag met deze brief
op uw adviesaanvraag.
Naast een beantwoording van uw concrete vragen, gaat deze brief ook kort in op de
vragen en aandachtspunten die rijzen bij toepassing van het huidige juridische kader
voor (her-)gebruik van gezondheidsgegevens voor wetenschappelijk onderzoek. De AP
komt tot de slotsom dat de verstrekking van vaccinatiegegevens aan onderzoekers op
grond van het huidig wettelijk kader mogelijk en rechtmatig is. Echter, zowel bij
de toepassing van het algemeen wettelijk kader (AVG en UAVG) als bij de toepassing
van het specifieke(-re) wettelijk kader voor het Centraal Bureau voor de Statistiek
(hierna: CBS) zijn vaak lastige afwegingen aan de orde die een voortvarend wetenschappelijk
onderzoek kunnen belemmeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) heeft in de context
van deze casus – waarbij het huidig wettelijk kader de voortgang van wetenschappelijk
onderzoek in de weg lijkt te staan – toegezegd dat nader wordt onderzocht of specifiekere
wetgeving op het terrein van (her-)gebruik van gezondheidsgegevens voor wetenschappelijk
onderzoek wenselijk en noodzakelijk is. De AP steunt dit voornemen en merkt op dat
er in diverse andere EU-landen minder vragen en belemmeringen in de uitvoeringspraktijk
van medisch wetenschappelijk onderzoek lijken te zijn omdat daar mogelijke sprake
is van dergelijke specifiekere wetgeving, waarin mogelijkheden en grenzen verder zijn
uitgewerkt dan in Nederland nu het geval is.
Tegelijk met verzending aan de Tweede Kamer, deelt de AP deze brief met de Minister
van VWS en het CBS.
Deze brief is als volgt opgebouwd:
1. Achtergrond
2. Wettelijk kader voor de rechtstreekse verstrekking aan onderzoeksinstellingen
3. De «route via het CBS»
4. Andere gegevensbronnen
5. Beantwoording vragen adviesverzoek
6. Samenvattende conclusies
Voor een beter begrip van deze kwestie is het ook van belang kennis te nemen van de
achtergrond van de adviesaanvraag, het wettelijk kader voor de rechtstreekse verstrekking
van gegevens aan onderzoeksinstellingen en de kanttekeningen van de AP bij de «route
via het CBS», het advies van de Landsadvocaat1 en de Data Protection Impact Assessment (hierna: DPIA) van het CBS2.
1. Achtergrond
Op 1 december 2021 (Handelingen II 2021/22.nr. 29, item 7)heeft het lid Omtzigt in
een Kamerbreed aangenomen motie gevraagd om zo snel mogelijk een wetenschappelijk
onderzoek te laten starten naar de redenen en oorzaken van de oversterfte tijdens
de COVID-19-epidemie tot en met november 2021 (Kamerstuk 25 295, nr. 1617). Het Ministerie van VWS heeft vervolgens het CBS en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (hierna: RIVM) gevraagd om een onderzoek te starten. Dit onderzoek is uitgevoerd
in de periode februari tot half juni 2022 en bestaat uit twee onderdelen: traject
1 en traject 2. Doel van deze twee trajecten was om eerst (deel)antwoorden te krijgen
en om handvatten te bieden voor vervolgonderzoek door andere onderzoeksgroepen. Voor
dit vervolgonderzoek, het zogeheten traject 3, is door ZonMw financiering beschikbaar
gesteld.
In traject 1 is onder andere een voorlopig beeld gegeven van ontwikkelingen in de
doodsoorzaken in de laatste oversterftegolf in 2021. In traject 2 waren de gegevens
uit het COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoringssysteem (hierna: CIMS) van het
RIVM en de gegevens over de SARS-CoV-2 positieve testuitslagen uit de GGD teststraten
niet beschikbaar voor het CBS3. Het ontbreken van deze data was een beperking en voor traject 3 is de toegang tot
deze gegevens door onderzoekers noodzakelijk voor een adequate uitvoering van het
onderzoek.
De vaccinatiegegevens zijn door het RIVM verzameld in CIMS door toestemming te vragen
aan gevaccineerden. Obstakel voor verstrekking van deze vaccinatiegegevens zowel bij
traject 2 als voorafgaand aan traject 3 was de vraag of het verstrekken van de vaccinatiegegevens
aan derden onder de reikwijdte valt van de toestemming die de gevaccineerden hebben
gegeven.4 Dit dilemma was wellicht te voorkomen geweest door het doel «wetenschappelijk onderzoek»
beter en/of meer ter concretiseren (in de toestemmingsprocedure). De AP heeft dit
in een memo van 23 december 2020 aan de functionaris gegevensbescherming (FG) van
het Ministerie van VWS over de registratie van vaccinatiegegevens door het RIVM geadviseerd.
Hierin stond aanbevolen om de doelstellingen duidelijk(-er) te vermelden.
Voor traject 3, waarin vervolgonderzoek door andere onderzoeksgroepen is voorzien
en waarvoor door ZonMw financiering beschikbaar is gesteld, is het cruciaal dat databronnen
die nog niet beschikbaar zijn voor onderzoek naar oversterfte beschikbaar worden gesteld
door de bronhouders. Uiteraard wanneer dit mogelijk is binnen juridische kaders. In
traject 2 maar ook breder in het kader van de beleidsmonitoring ten aanzien van COVID-19,
is kennelijk het beeld ontstaan dat veel bronhouders de huidige juridische kaders
niet voldoende achten om een optimale data-infrastructuur mogelijk te maken voor onderzoek
naar COVID-19.
2. Wettelijk kader voor de rechtstreekse verstrekking aan onderzoeksinstellingen
Op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) is voor de
verwerking van gezondheidsgegevens ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek een
grondslag5 en een uitzondering6 op het verwerkingsverbod7 vereist. Deze vereisten gelden zowel voor het verwerken, waaronder het verstrekken
van gegevens door de bronhouder als voor het ontvangen en gebruiken van de gegevens
door een onderzoeker ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek.
Vervolgens is van belang dat artikel 5 lid 1 onder b AVG bepaalt dat een verdere verwerking
van persoonsgegevens met het oog op wetenschappelijk onderzoek – in beginsel – verenigbaar
is te achten met de doelstelling waarvoor de persoonsgegevens primair of in eerste
instantie worden verwerkt. Deze verdere verwerking moet daarnaast voldoen aan in artikel
89 lid 1 AVG genoemde vereiste waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkene,
waaronder technische en organisatorische maatregelen zoals bijvoorbeeld pseudonimisering.
Onder deze voorwaarden is voor de verstrekking van gegevens voor wetenschappelijk
onderzoek geen nieuwe grondslag ex artikel 6 AVG vereist8.
Zowel voor de verstrekking als het gebruik in het kader van wetenschappelijk onderzoek
is er nog wel een specifieke ontheffing vereist op het verwerkingsverbod voor gezondheidsgegevens
ex artikel 9 lid 2 AVG. Hierbij is van belang dat artikel 24 Uitvoeringswet AVG (hierna:
UAVG) voorziet in een invulling van de ontheffing op dit verwerkingsverbod en de mogelijkheid
biedt om gezondheidsgegevens te verwerken voor wetenschappelijk onderzoek, indien
het daarvoor vragen van toestemming aan betrokkenen niet (meer) mogelijk is.
Wanneer het daarbij gaat om gezondheidsgegevens die zijn verzameld in het kader van
een behandelrelatie, moet ook rekening worden gehouden met de geheimhoudingsplicht.
Hiervoor is toestemming van de betrokkene noodzakelijk voor de verstrekking van die
gezondheidsgegevens aan een derde, tenzij een beroep kan worden gedaan op de uitzondering
opgenomen in artikel 7:458 BW (Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst).
Voor toepassing van vorenstaand wettelijk kader op de verstrekking door het RIVM van
de vaccinatiegegevens uit CIMS aan andere onderzoekers ten behoeve van wetenschappelijk
onderzoek geldt het volgende:
– Het is aan het RIVM om als verwerkingsverantwoordelijke de noodzakelijke afweging
te maken of de verwerking van de vaccinatiegegevens voor het wetenschappelijk onderzoek
door een onderzoeksinstelling zich ten opzichte van de oorspronkelijke doelstelling
voor verwerking door het RIVM – waarvoor de betrokkene toestemming heeft verleend –
zich kwalificeert als verdere verwerking die verenigbaar is met de oorspronkelijke
doelstelling voor de verwerking.
De terughoudendheid bij mogelijke twijfels bij het RIVM over die verenigbaarheid,
is mede gezien de grondslag voor de oorspronkelijke verwerking, voorstelbaar.
Voor de AP is deze vraag (ook) niet onverkort te beantwoorden aangezien het de AP
niet bekend is waarop het wetenschappelijk onderzoek door onafhankelijke onderzoekers
precies zal zien.
3. De route via het CBS
Met het oog op de voortgang van traject 3 heeft de Landsadvocaat in opdracht van het
Ministerie van VWS op 8 november 2022 een advies uitgebracht. Hierin wordt ingegaan
op de mogelijkheid voor het CBS om de vaccinatiegegevens van het RIVM te verkrijgen
voor statistisch onderzoek én om die gegevens te verstrekken aan onderzoekers voor
wetenschappelijk onderzoek naar, kort gezegd, de redenen en oorzaken van de oversterfte.
Uitgangspunt van dit advies was de vraag van de Minister van VWS aan het CBS om nieuw(e)
statistisch(e) onderzoek(en)9 te doen, ten behoeve van de bestrijding van de coronapandemie. Over de gekozen route
via het CBS ten behoeve van traject 3 en het advies van de Landsadvocaat heeft de
AP het volgende op te merken.
De Wet op het CBS (Wet CBS) geeft het CBS een ruime bevoegdheid om (overheids)instanties
te verplichten hun registratiegegevens aan het CBS te verstrekken10. Deze ruime bevoegdheid is op zichzelf goed verklaarbaar uit de taak van het CBS.
Tegenover deze ruime bevoegdheid staat dan ook wel dat deze gegevens ook uitsluitend
door het CBS mogen worden opgevraagd ten behoeve van verwerking door het CBS voor statistische doeleinden dat resulteert in openbaar te maken statistieken in lijn met de wettelijke taak van
het CBS11. Deze gegevens kunnen ook bijzondere persoonsgegevens zijn12 en de geheimhoudingsplicht staat verwerking door het CBS niet in de weg.
Artikel 41 Wet CBS laat toe dat de eenmaal voor statistische doeleinden verzamelde
gegevens onder voorwaarden ter beschikking kunnen worden gesteld aan onderzoekers
voor het doen van wetenschappelijk onderzoek. Het gaat hier dan uitdrukkelijk om hergebruik
van de reeds door het CBS vergaarde gegevens.
Toegepast op de casus van de vaccinatiegegevens van het RIVM, levert dit het volgende
beeld op: door gebruik van de mogelijkheid van een wettelijke verplichting tot verstrekking
van de gezondheidsgegevens van het RIVM aan het CBS, hoeft het RIVM niet meer af te
wegen of met een beroep op artikel 5 lid 1 b AVG juncto artikel 24 UAVG juncto artikel
7:458 BW de gezondheidsgegevens mogen worden verstrekt aan een derde voor wetenschappelijk
onderzoek. Er is dan immers sprake van een (wettelijke) verplichting waaraan het RIVM
moet voldoen. Vervolgens kan het CBS de gegevens beschikbaar maken voor wetenschappelijk
onderzoek door derde partijen.
Die beschikbaarstelling door het CBS vindt dan plaats binnen een beveiligde omgeving
bij het CBS waarin de onderzoekers de persoonsgegevens kunnen verwerken teneinde hun
onderzoeksvragen te beantwoorden. In voorkomende gevallen kunnen onderzoekers – onder
voorwaarden – in die beveiligde CBS-omgeving ook eigen gegevens, verkregen door bijvoorbeeld
eigen onderzoek, enquêtering e.d. of nog van andere bronhouders verkregen gegevens
uploaden om die te combineren met de bij het CBS aanwezige persoonsgegevens. Alleen
resultaten die geen onthullingsrisico bevatten mogen door die onderzoekers buiten
die beveiligde omgeving worden gebracht.
De AP merkt hierbij op dat het vanzelfsprekend niet zo kan zijn dat het CBS op basis
van artikel 33 Wet CBS bij (overheids)instanties persoonsgegevens uitvraagt ten behoeve
van wetenschappelijk onderzoek niet zijnde statistisch onderzoek door het CBS zelf.
Om in ieder geval de indruk van détournement de pouvoir te voorkomen, is bij gebruik van deze bevoegdheid door het CBS oplettendheid geboden.
Immers de uitvraag door het CBS van gegevens mag niet gericht zijn op verkrijgen van
gegevens voor wetenschappelijk onderzoek maar moet gericht zijn op gegevens voor statistisch
onderzoek door het CBS zelf, dat resulteert in openbaar te maken statistieken in lijn
met de wettelijke taak.
Uit de adviesopdracht van de Minister van VWS en de (nieuwe) onderzoeksvragen in de
DPIA van het CBS van 13 december 2022 blijkt dat het CBS met de uitgevraagde vaccinatiegegevens
statistisch onderzoek gaat doen naar de pandemiebestrijding, de monitoring van de
impact van COVID-19 op samenleving en economie en het verhogen van de pandemische
paraatheid. Het CBS zal een onafhankelijke analyse (replicatie) van de eerdere onderzoeksresultaten
uitvoeren door het gebruik van de door het RIVM beschikbaar gestelde data, aldus de
Minister.
Bij een marginale toetsing kunnen vorenstaande feiten en omstandigheden leiden tot
de vaststelling dat in het onderhavige geval alle uitgevraagde vaccinatiedata daadwerkelijk
zullen worden benut door het CBS voor statistische doeleinden (het creëren van een
algemene cijfermatige voedingsbodem voor beleid en wetenschap). Om in toekomstige
gevallen de schijn van onrechtmatig gebruik van «de route via het CBS» te voorkomen,
moet steeds transparant en uitgangspunt zijn dat alle door het CBS uitgevraagde gegevens
zien op het verrichten van statistisch onderzoek door het CBS en hiervoor dus ook
daadwerkelijk worden aangewend. Vervolgens kan pas de vraag aan de orde zijn of de
brondata binnen de geldende kaders mogen worden verstrekt ten behoeve van wetenschappelijk
onderzoek.
Tenslotte merkt de AP op dat ook bij beschikbaarstelling van de persoonsgegevens door
het CBS (in de beveiligde omgeving) aan de onderzoekers, de onderzoekers voor die
verwerking van persoonsgegevens voor onderzoeksdoeleinden zullen moeten beschikken
over een grondslag (ex artikel 6 AVG) en een ontheffing (ex artikel 9 AVG) voor de
verwerking van gezondheidsgegevens.
4. Andere gegevensbronnen
Op het gebruik van persoonsgegevens uit andere (gevraagde) bronnen, zoals Vektis,
GGD-en/ GGD GHOR en NIVEL wordt in het advies van de Landsadvocaat en de DPIA van
het CBS. niet ingegaan. De Minister van VWS heeft voor een aantal bronnen wel aangegeven
dat deze al bij het CBS beschikbaar zijn (Vektis en NIVEL, als ook Lifelines Cohort)13. De positieve testdata van de GGD-en moeten volgens de Minister nog worden aangeleverd
bij het CBS. Voor laatstgenoemde testdata en eventueel gewenste data uit andere bronnen
zullen, voor in ieder geval de route via het CBS, dezelfde aandachtspunten opdoemen
als hierboven geschetst. Voor deze en andere gewenste bronnen staat uiteraard ook
de mogelijkheid open van het direct verkrijgen door onderzoekers van de persoonsgegevens
van de bronhouders van die persoonsgegevens, mits daarbij wordt voldaan aan bovengeschetste
stappen en voorwaarden.
5. Beantwoording vragen adviesverzoek
Vraag 1:
Wat is er, op grond van onderstaande en eventueel aanvullende overwegingen, voor nodig
om in Nederland het onderzoek naar de oorzaken van oversterfte op de kortst mogelijke
termijn te doen plaatsvinden?
Antwoord:
Een zorgvuldige toepassing van het hierboven geschetste wettelijke kader. Daarbij
moeten de diverse betrokkenen, bronhouder – de organisatie die verantwoordelijk is
voor het vastleggen en beheren van de gegevens – en ontvanger, zich realiseren aan
welke verplichtingen zij moeten voldoen om rechtmatig gezondheidsgegevens te verwerken.
Daarnaast moeten zij zich daarover kunnen verantwoorden.
Vraag 2:
Kunnen medische gegevens van overledenen op grond van overweging 27 van de AVG gebruikt
worden voor het onderzoek? Indien er voorwaarden zijn verbonden aan het gebruik van
medische gegevens van overledenen, welke voorwaarden zijn dat?
Antwoord:
Ja, op de verwerking van gezondheidsgegevens van overledenen is de AVG niet van toepassing.
Wel blijven op deze gegevens, die zijn verzameld in het kader van een behandelrelatie,
ook na overlijden het beroepsgeheim en de geheimhoudingsplicht van toepassing. In
artikel 7:458 BW zijn de voorwaarden aangegeven waaronder persoonsgegevens voor wetenschappelijk
onderzoek mogen worden gebruikt zonder dat daarvoor toestemming van betrokkenen (in
dit geval overledenen) is verkregen. Het moet gaan om statistisch of wetenschappelijk
onderzoek op het gebied van volksgezondheid en:
– Herleiding tot individuele natuurlijke personen wordt redelijkerwijs voorkomen;
– Het onderzoek dient een algemeen belang;
– Het onderzoek kan niet zonder de desbetreffende gegevens worden uitgevoerd, en
– De betrokken patiënt heeft tegen een verstrekking niet uitdrukkelijk bezwaar gemaakt.
Vraag 3:
Voor het onderzoek zijn ook medische gegevens van een controlegroep (levende) personen
noodzakelijk. Het onderzoek wordt verricht om redenen van algemeen belang op het gebied
van volksgezondheid en omvat zuiver wetenschappelijk onderzoek.
Kunnen deze gegevens op grond van artikel 9 lid 2 sub i juncto artikel 5 lid 1 sub
a AVG juncto artikel 24 UAVG ofwel artikel 9 lid 2 sub j juncto artikel 5 lid 1 sub
b AVG juncto artikel 24 UAVG worden gebruikt?
Antwoord:
Ja, de AVG biedt met name in artikel 9 lid 2 sub j een mogelijkheid voor de wetgever
(nationaal of EU) om het verwerkingsverbod voor gezondheidsgegevens op te heffen als
de verwerking plaatsvindt voor wetenschappelijke doeleinden. In Nederland heeft de
wetgever weliswaar in zo’n algemene ontheffing voor verwerking van gezondheidsgegevens
voor wetenschappelijk onderzoek voorzien in artikel 24 UAVG, maar de reikwijdte van
die ontheffing is beperkt tot situaties waarin het vragen van toestemming van betrokkenen
niet mogelijk is. Het is dan aan degene die gezondheidsgegevens gaat verwerken voor
wetenschappelijke doeleinden om af te wegen en te bepalen of aan de in dat artikel
opgenomen voorwaarden is voldaan.
Daarnaast moet de bronhouder bepalen of de verwerking van persoonsgegevens voor een
ander doel (in dit geval wetenschappelijk onderzoek) verenigbaar is met het doel waarvoor
de persoonsgegevens oorspronkelijk mogen worden verwerkt. In artikel 5 lid 1 onder
b AVG is aangegeven dat zo’n verdere verwerking voor onderzoeksdoeleinden verenigbaar
kan worden geacht. Uit overweging 50 bij de AVG vloeit voort dat de oorspronkelijke
verwerkingsverantwoordelijke voor een verdere verwerking voor wetenschappelijk onderzoek
geen nieuwe, passende grondslag (ex artikel 6 AVG) hoeft te hebben. De oorspronkelijke
grondslag volstaat. Dit geldt zowel voor het eigen wetenschappelijk onderzoek van
de bronhouder als voor het verstrekken van de persoonsgegevens aan andere onderzoekers.
Voor een ontvangende onderzoeker geldt dat die als zelfstandige verwerkingsverantwoordelijke
over een eigen, passende grondslag (ex artikel 6 AVG) en een ontheffing ex artikel
9 lid 2 AVG dient te beschikken(waarbij ook de ontvangende onderzoeker een beroep
kan doen op het bepaalde in artikel 24 UAVG).
Is pseudonimisering van de gegevens als vermeld in artikel 89 lid 1 AVG noodzakelijk?
Biedt pseudonimisering door CBS of zorg TTPI een voldoende waarborg zoals bedoeld
in artikel 89 lid 1 AVG? Zo er andere voorwaarden aan gebruik van deze gegevens zijn
verbonden, welke zijn deze voorwaarden?
Antwoord:
Ja, bij de toepassing van artikel 5 lid 1 onder b AVG geldt als voorwaarde dat wordt
voldaan aan het vereiste van artikel 89 lid 1 AVG dat er «aanvullende waarborgen»
worden geboden. Een van de in dat artikel specifiek benoemde te treffen «aanvullende
waarborgen» ziet op pseudonimisering van de gegevens. Het is van belang hierbij op
te merken dat het gaat om een aanvullende voorwaarde. Dit betekent dat onder omstandigheden
ook nog andere aanvullende voorwaarden noodzakelijk kunnen zijn om de rechten en belangen
van betrokkenen te waarborgen.
Vraag 4:
Kunnen de medische gegevens voor zover afkomstig van behandelaars worden gebruikt
onder de werking van artikel 7:458 BW? Is teneinde aan de vereisten van artikel 7:458
lid 1 sub a of b BW te voldoen, voldoende dat de maatregel van pseudonimisering, als
vermeld in artikel 89 lid 1 AVG wordt toegepast?
Antwoord:
Ja, artikel 7:458 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is een uitzondering op het vereiste
van toestemming voor de doorbreking van de geheimhoudingsplicht in verband met de
verstrekking van de gezondheidsgegevens aan derden (in dit geval onderzoekers) voor
wetenschappelijk onderzoek. Weliswaar is voor toepassing van deze uitzondering pseudonimisering
als een van de voorwaarden gesteld, maar er zijn in dit artikel ook andere voorwaarden
opgenomen waaraan moet worden voldaan (zie antwoord vraag 2). Bovendien moet bij de
verwerking van de gezondheidsgegevens voor wetenschappelijke doeleinden rekening worden
gehouden met de artikelen 6 (grondslag) en 9 (ontheffing verwerkingsverbod) van de
AVG.
Vraag 5:
Op welke andere wijze dan hiervoor vermeld kunnen betrokken wetenschappers toegang
krijgen tot de data die noodzakelijk zijn voor het ten behoeve van het voor de volksgezondheid
noodzakelijke onderzoek?
Antwoord:
Naast het hieronder algemeen wettelijk kader voor verwerking van gezondheidsgegevens
voor wetenschappelijk onderzoek voortvloeiend uit de AVG, de UAVG en de Wet op de
geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo), is er de mogelijkheid om in specifiekere
wetgeving met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel te voorzien in mogelijkheden
voor het (her-)gebruik van gezondheidsgegevens voor wetenschappelijke doeleinden.
In deze casus biedt de Wet op het CBS deze mogelijkheid in beperkte mate.
6. Samenvattende conclusies
Bij toepassing van het huidige algemeen wettelijk kader voor verwerking van persoonsgegevens,
waaronder gezondheidsgegevens, voor wetenschappelijke doeleinden stuiten betrokken
partijen op lastige interpretatievragen met mogelijk rechts- en handelingsonzekerheid
tot gevolg. Dit lijkt een belangrijke belemmering te vormen voor het (kunnen) uitvoeren
van wetenschappelijk onderzoek waarmee aanzienlijke maatschappelijke belangen gemoeid
(kunnen) zijn.
Met toepassing van specifiekere wettelijke regelingen, zoals in de onderhavige casus,
kunnen een deel van die lastige interpretatievragen en bijbehorende dilemma’s worden
vermeden. Het is echter van belang dat die mogelijkheden niet «oneigenlijk» worden
ingezet om de moeilijkheden bij toepassing van het algemeen wettelijk kader te vermijden.
De AP acht het van belang dat het algemeen wettelijk kader zodanig is ingericht dat
de vereisten voor verwerking van persoonsgegevens/gezondheidsgegevens voor noodzakelijk
wetenschappelijk onderzoek voor alle betrokken partijen duidelijk en toepasbaar zijn.
De AP dringt aan op voortvarendheid bij de uitwerking van de toezegging ter zake van
evaluatie en aanpassing van dat wettelijk kader, zoals gedaan door de Minister van
VWS.
De Autoriteit Persoonsgegevens is te allen tijde bereid om bovenstaande advies, bijvoorbeeld
in de vorm van een technische briefing, mondeling aan de Tweede Kamer toe te lichten.
Autoriteit Persoonsgegevens,
A. Wolfsen, voorzitter
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Indiener/ondertekenaar n.v.t., Functie n.v.t.