Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de beleidsvisie seksuele gezondheid (Kamerstuk 32239-10)
32 239 Seksuele gezondheid
Nr. 11
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 februari 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 5 oktober 2022 inzake de beleidsvisie seksuele
gezondheid (Kamerstuk 32 239, nr. 10)).
De vragen en opmerkingen zijn op 4 november 2022 aan de Minister en Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 10 februari 2023 zijn
de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
15
II.
Reactie van het kabinet
18
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de beleidsvisie
seksuele gezondheid. Deze leden staan achter de brede en positieve benadering van
het toerusten én beschermen van de samenleving op het gebied van seksuele gezondheid
en hebben hierbij nog enkele vragen.
Genoemde leden lezen dat gelijktijdig en in samenhang met deze beleidsvisie onder
coördinatie van het RIVM door uitvoeringspartijen wordt gewerkt aan een vervolg op
het Nationaal Actieplan Soa, Hiv en Seksuele gezondheid. Kan aangegeven worden wat
de stand van zaken is en wanneer dit actieplan naar de Kamer wordt gestuurd?
Zoals in de beleidsvisie beschreven staat, kunnen personen behoefte hebben aan individuele
ondersteuning bij seksuele gezondheidsproblemen en kunnen zij allereerst terecht bij
hun huisarts. Genoemde leden willen weten hoe groot de groep mensen is die wel die
behoefte hebben, maar voor wie de drempel naar de huisarts te hoog is of niet weten
waar ze terecht kunnen. Wat wordt er gedaan om deze mensen toch te bereiken? Angst
voor stigmatisering kan ook drempelverhogend werken, zo valt te lezen in de brief.
Tijdens de uitbraak van de apenpokken bleek dit in de praktijk. Genoemde leden vragen
het kabinet wat er gedaan wordt om stigmatisering van seksuele gezondheidsproblemen
tegen te gaan? Via GGD Zuid-Limburg kunnen mannen die (ook) weleens seks hebben met
mannen een gratis thuistestkit voor soa’s en hiv aanvragen via Limburg4Zero.1 Zijn er resultaten bekend over deze actie van GGD Zuid-Limburg en lopen er in andere
regio’s dergelijke projecten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet vindt dat monitoring van seksuele
gezondheid in Nederland onvoldoende tot stand komt. Aangegeven wordt dat er blinde
vlekken zijn. Wat wordt bedoeld met deze «blinde vlekken» en welke manieren ziet het
kabinet om meer zicht te krijgen op deze blinde vlekken? Het kabinet geeft aan dat
verkend wordt hoe diverse databronnen kunnen bijdragen aan beter zicht op de seksuele
gezondheid. Deze leden willen weten welke voorwaarden het kabinet stelt als het gaat
om onder andere de gegevens die via de jeugdgezondheidszorg (JGZ) te gebruiken zijn
en die zij benoemt als «potentieel een bron van informatie». Wat is de wettelijke
bewaartermijn van individueel herleidbare vragenlijsten onder jongeren als het gaat
om seksuele gezondheid? Kan het kabinet concreter maken wat de specifieke doelen en
acties zijn als het gaat om de surveillance en monitoring van seksuele gezondheid?
De leden van de VVD-fractie lezen dat jongeren aangeven dat zij onderwijs willen dat
verder gaat dan onderwerpen als veilige seks, het voorkomen van onbedoelde zwangerschap
en andere biologische aspecten. Zij willen dat onderwijs ook gericht is op daten,
onlinegedrag, diverse relatievormen en andere onderwerpen. Genoemde leden willen van
het kabinet weten in hoeverre zij deze wens herkent en op welke wijze zij aan deze
wens tegemoet kan komen.
De overheid faciliteert en stimuleert dat mensen zelf goed geïnformeerde keuzes kunnen
maken op het gebied van seksuele gezondheid en seksualiteit, bijvoorbeeld door algemene
publieksvoorlichting en seksuele vorming via het onderwijs. Genoemde leden vragen
het kabinet hoe wordt beoordeeld dat deze voorlichting van kwalitatief goed niveau
is en voldoet aan de huidige ontwikkelingen op het terrein van seksuele gezondheid.
Op welke manier wordt voorlichting via onderwijs regelmatig herijkt en hoe werken
de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW) hierin samen? Zijn er op dit onderwerp ook gesprekken met onderwijsinstellingen?
Ook lezen deze leden dat jongeren meer seksuele problemen dan voorheen ervaren en
dat ze, vergeleken met 2012, minder met hun ouders en vrienden praten over verliefdheid,
seks, anticonceptie en soa’s en dat ouders het ook soms moeilijk vinden om met hun
kinderen over seks te praten. Wat zou de oorzaak kunnen zijn van de stijging van ervaren
problemen en de constatering dat jongeren minder praten over dit onderwerp? Ook zijn
deze leden benieuwd wat het kabinet vanuit haar verantwoordelijkheid kan bijdragen
aan de vermindering van problemen en het gemakkelijker bespreekbaar maken. In hoeverre
zijn de bewindspersonen bij het Ministerie van VWS bereid hier, eventueel samen met
de Minister van OCW, actie op te ondernemen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er signalen zijn dat de kerndoelen in het onderwijs
momenteel te open geformuleerd zijn, waardoor deze onvoldoende richting geven voor
het onderwijs. Deze kerndoelen worden de komende jaren onder leiding van de Minister
van OCW geactualiseerd. In hoeverre wordt bij het actualiseren van deze doelen samengewerkt
met het Ministerie van VWS en andere partijen, zoals GGD-GHOR en Centrum Seksueel
Geweld (CSG)?
Ook lezen genoemde leden dat scholen die aandacht willen besteden aan gezonde relaties
en seksualiteit, met als primair doel onbedoelde zwangerschappen te voorkomen, worden
ondersteund en gestimuleerd. Deze leden vragen het kabinet of er bekend is hoeveel
scholen dit willen en wat de reden is dat scholen dit niet willen. Worden scholen
die dit niet willen benaderd om na te vragen waarom ze ervan af zien? Waarom is ervoor
gekozen dit onderdeel niet terug te laten komen in de visie op preventie en ondersteuning
bij onbedoelde zwangerschappen die in juli 2022 naar de Kamer gestuurd is?
Verder lezen genoemde leden dat in een pilot met vijf regio’s bouwstenen worden ontwikkeld
om gemeenten handvatten te bieden bij het inrichten van een integrale, effectieve
aanpak seksueel geweld op regionaal niveau. Deze leden zijn benieuwd om welke vijf
regio’s het gaat en welke criteria liggen onder de keuze voor deze regio’s. Wanneer
worden de resultaten van deze pilot verwacht?
In de beleidsvisie valt ook te lezen dat specifieke groepen in kwetsbare posities
momenteel met de inzet op seksuele gezondheidsbevordering niet goed bereikt worden.
Wanneer heeft het kabinet inzicht in welke groepen dit precies zijn? Wat is de reden
dat het nu nog onzeker is of het huidige beeld volledig is?
Genoemde leden lezen in de beleidsvisie ook over het verminderen van handelingsverlegenheid
van zorg- en hulpverleners. Op veel plekken heerst nog een taboe op het bespreekbaar
maken van seksuele gezondheid en er kan sprake zijn van (onbewuste) vooroordelen of
een kennistekort bij zorgverleners. Deze leden willen van het kabinet weten welke
zorgverleners meegenomen worden in de uit te voeren verkenning vanuit het Nationaal
Actieplan Seksueel Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag. Gaat het hierbij
om eerstelijnszorg of ook om zorgverleners in de jeugd- en buurtzorg, vanwege de signalerende
rol die zij hebben en het samenhangen van gebrekkige communicatieve vaardigheden in
het aangeven van wensen en grenzen met seksueel grensoverschrijdend gedrag?
Daarnaast lezen genoemde leden dat door de huidige verdeelsleutel sommige regio’s
zwaarder onder druk staan dan andere. Zij zijn benieuwd welke regio’s het zwaarder
hebben en wat er momenteel wordt gedaan om hen te ondersteunen.
In de beleidsvisie valt verder te lezen dat financiële en personele krapte bij de
CSG’s risico’s met zich meebrengen. Outreach-activiteiten om ondervertegenwoordigde
groepen te bereiken staan onder druk, er is risico op grotere ziektelast en de kwaliteit
van zorg kan onder druk komen staan. De leden van de VVD-fractie vinden dit zorgelijk
en zouden graag zien dat hier op korte termijn actie op ondernemen wordt. Er wordt
gestart met een toekomstverkenning naar de positionering van de aanvullende seksuele
gezondheidzorg (ASG)-regeling. Deelt het kabinet de zorgen van deze leden en is zij
bereid om de opdracht tot toekomstverkenning en de verkenning zelf te versnellen naar
2023?
Genoemde leden lezen tot slot dat er ook problemen worden ervaren in het doorverwijzen
vanuit de CSG’s tussen eerstelijns- en tweedelijnszorg. Wat is de inzet van het kabinet
in de gesprekken die zullen plaatsvinden over het verminderen van drempels?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beleidsvisie
seksuele gezondheid. Zij onderschrijven het belang van seksuele gezondheid en ondersteunen
een visie waarbij de overheid faciliteert en stimuleert dat mensen zelf goed geïnformeerde
keuzes kunnen maken op gebied van seksuele gezondheid en seksualiteit. Wat die keuzes
zijn, is voor eenieder om zelf te bepalen. Genoemde leden hebben nog een aantal vragen
aan de betrokken bewindspersonen.
Seksuele ondersteuning voor doelgroepen (sekszorg) als strategisch doel
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van de twee strategische doelen
die zich richten op informeren en ondersteuning. Echter, zij menen dat er een strategisch
doel ontbreekt, namelijk dat alle inwoners van Nederland eigen regie voeren over het
eigen seksuele leven en kunnen worden ondersteund in de toegang tot een daarbij passende
seksualiteit. De nadruk lijkt nu met name op somatische seksuele zorg te liggen. De
onderliggende gedachte bij het toevoegen van dit doel is dat personen die daar gebaat
bij zijn, in specifieke gevallen gebruik kunnen maken van ondersteunde seksuele dienstverlening
(sekszorg). Sekszorg krijgt nu nauwelijks een rol binnen deze beleidsstrategie, terwijl
kwetsbare doelgroepen (bijvoorbeeld mensen met een beperking) wat deze leden betreft
óók recht hebben op een volwaardig seksueel leven. Dit sluit ook aan bij de definitie
van seksuele gezondheid van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) uit 2010, die ook
raakt aan mentaal welbevinden. Hoe beziet het kabinet het toevoegen van dit strategische
doel (of in enige andere formulering) aan de beleidsstrategie seksuele gezondheid?
Monitoring
De leden van de D66-fractie vinden het een goede zaak dat seksuele gezondheid in kaart
wordt gebracht en wordt onderzocht welke kennis nodig is om seksuele gezondheid te
verbeteren.
Kan het kabinet aangeven welke partijen worden betrokken bij de uitvoering van deze
visie? Kan het kabinet aangeven of gemeenten hierin ook een rol zullen spelen? Zo
ja, op welke manier worden gemeenten betrokken? Zo nee, waarom niet? Voorts vragen
deze leden het kabinet op welke wijze en met welke frequentie seksuele gezondheid
zal worden gemonitord.
Preventie
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de signalen dat de soa- en hiv-zorgverlening
door drempels niet altijd efficiënt kan plaatsvinden. Ook lijken onder andere capaciteitsvraagstukken
en werkdruk de kink in de kabel te zijn in toegankelijke en laagdrempelige seksuele
gezondheidszorg met betrekking tot soa’s. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet
dan ook om in de verkenningen opties tot het actiever aanzetten tot het uitvoeren
van zelftesten mee te nemen. Zo zouden jongeren, zoals bijvoorbeeld de risicogroep
studenten, een online vragenlijst kunnen invullen waarna een zelftest wordt opgestuurd.
De leden van de D66-fractie merken op dat dit eventueel niet alleen een oplossing
kan zijn voor bovenstaande, maar ook voor het verlagen van de drempels.
Voorlichting op scholen
Het is belangrijk om bij jongeren vroeg te beginnen met seksuele vorming. Scholen
zijn via de kerndoelen in het onderwijs verplicht om aandacht te besteden aan onderwerpen
als veilige seks, seksueel plezier, grenzen en consent. Hier valt nog veel winst te
behalen. Uit de beleidsstrategie blijkt dat de focus bij de Stimuleringsregeling Gezonde
Relaties & Seksualiteit bij scholen ligt op het voorkomen van onbedoelde zwangerschappen.
Hoewel dit evengoed een belangrijk onderwerp is, menen de leden van de D66-fractie
dat het belangrijk is dat er op scholen voorlichting wordt gegeven over grensoverschrijdend
seksueel gedrag. In Nederland is één op de acht vrouwen en één op de 25 mannen ooit
slachtoffer geweest van verkrachting. Experts wijzen op de voordelen om vroeg te beginnen
met lessen om seksueel geweld te voorkomen. Specifieke aandacht voor jongens is van
belang. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet om te overwegen dit thema onderdeel
te maken van de stimuleringsregeling.
BES-eilanden
De leden van de D66-fractie hopen op meer urgentie bij de aanpak van seksuele gezondheid
in Caribisch Nederland. Wat deze leden betreft wordt er haast gemaakt bij het oprichten
van de voorlichtingswebsite. Ook vragen zij het kabinet waarom het traject uitsluitend
wordt gestart op Saba en Bonaire en Sint – Eustatius niet meteen worden meegenomen.
Voor de overige stappen die worden gemaakt binnen deze strategie (bijvoorbeeld met
de voorlichting op scholen en op het gebied van dataverzameling) zien de leden van
de D66-fractie graag dat dit ook direct voor Caribisch Nederland in gang wordt gezet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Algemeen
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beleidsvisie
over seksuele gezondheid. Genoemde leden zijn het met het kabinet eens dat de seksuele
gezondheid in Nederland verder verstevigd moet worden en hechten hier veel waarde
aan. Ze hebben bij de beleidsvisie nog enkele vragen aan het kabinet.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de waarden voor seksuele gezondheid centraal
zullen staan bij de inzet van het kabinet voor het verstevigen van de seksuele gezondheid
in Nederland. Genoemde leden vragen of het kabinet per genoemde waarde nader kan toelichten
welke concrete maatregelen die genomen zullen worden hierbij passen en op welke wijze
zij bijdragen aan het bevorderen van de waarde.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet beoogt gezondheidsbeschermende
en gezondheidsbevorderende maatregelen toe te passen die gericht zijn op specifieke
kwetsbare of risicogroepen binnen de algehele bevolking. Zou het kabinet kunnen toelichten
welke specifieke kwetsbare of risicogroepen zij bedoelen? Zou het kabinet kunnen aangeven
op basis waarvan bepaald wordt of een groep een kwetsbare groep en/of een risicogroep
is? Is bekend hoeveel bewoners behoren tot een kwetsbare groep of risicogroep? Zo
ja, zou het kabinet kunnen toelichten om hoeveel bewoners dit gaat? Zo nee, zou dit
in kaart gebracht kunnen worden? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat juist deze specifieke
groepen bereikt worden?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de beleidsvisie en speerpunten tot stand
zijn gekomen in afstemming met en met input van diverse partijen. Genoemde leden vragen
het kabinet op welke manier deze partijen betrokken zijn geweest bij het ontwikkelen
van de beleidsvisie. Hebben de betrokken partijen nog punten van kritiek op de beleidsvisie,
zoals gepresenteerd in deze brief? Zo ja, zou het kabinet per betrokken partij kunnen
toelichten welke punten van kritiek zij nog hadden?
Taak overheid
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de algemene publieksvoorlichting en seksuele
vorming via het onderwijs genoemd worden door het kabinet als voorbeelden van het
beleid wat gevoerd wordt door de overheid. Zou het kabinet nader kunnen toelichten
welke concrete maatregelen de overheid neemt om de algemene publieksvoorlichting te
ondersteunen? Genoemde leden zijn ervan op de hoogte dat sinds eind 2012 scholen verplicht
zijn aandacht te besteden aan seksualiteit, diversiteit en in het bijzonder, seksuele
diversiteit. Zou het kabinet nader kunnen toelichten of er onderwijsinstellingen zijn
die momenteel niet voldoen aan deze kerndoelen? Zo ja, om hoeveel onderwijsinstellingen
per onderwijstype gaat dit? Zo nee, zou het kabinet dit in kaart kunnen brengen? Zou
het kabinet nader kunnen toelichten op welke concrete manieren zij onderwijsinstellingen
ondersteunen bij het behalen van de kerndoelen met betrekking tot seksuele vorming?
Genoemde leden vragen het kabinet hoe en met welke frequentie gemonitord wordt op
het nakomen van deze verplichte kerndoelen in het onderwijs.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de overheid ook zorg draagt voor abortuszorg.
Recentelijk is het Jaarrapportage 2021 van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) verschenen,
waarin ook gegevens opgenomen zijn met betrekking tot het aantal Wafz-vergunningen
voor ziekenhuizen en abortusklinieken naar provincie.2 Hierbij valt op dat er binnen Caribisch Nederland volgens deze gegevens slechts één
instelling is die een Wafz-vergunning bezit. Hoe zal het kabinet samenwerken met Caribisch
Nederland, met het oog op toegankelijkheid, om erop toe te zien dat er meer klinieken
en ziekenhuizen met een Wafz-vergunning tot stand zullen komen in Caribisch Nederland?
Zou het kabinet nader kunnen toelichten op welke wijze vrouwen die woonachtig zijn
in Caribisch Nederland, maar niet in de buurt van een instelling met een Wafz-vergunning
wonen, ondersteund worden? Zou het kabinet nader kunnen toelichten hoeveel abortussen
er in 2022 per eiland hebben plaatsgevonden? Op welke wijze wordt de uitvoering van
abortussen door niet daartoe bevoegde personen in Caribisch Nederland gemonitord?
Zou het kabinet nader kunnen toelichten hoeveel abortussen door niet-bevoegde personen
worden uitgevoerd binnen Caribisch Nederland per jaar? Zo ja, om hoeveel abortussen
gaat dit? Zo nee, is het kabinet bereid dit in kaart te brengen? Daarnaast vragen
genoemde leden of het kabinet van mening is dat er op dit moment per elke regio voldoende
klinieken en ziekenhuizen met een Wafz-vergunning zijn. Kan het kabinet per regio
toelichten hoever een vrouw gemiddeld moet reizen naar een ziekenhuis of kliniek met
Wafz-vergunning voor abortuszorg? Welke maatregelen zal het kabinet nemen om deze
afstand in te korten en daarmee erop toe te zien dat abortuszorg voor elke vrouw bereikbaar
is? In hoeverre sluit het huidige aanbod van klinieken en ziekenhuizen met een Wafz-vergunning
aan op de vraag naar abortuszorg?
Uitvoering van de publieke seksuele gezondheidszorg
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat alle jongeren terecht kunnen bij www.sense.info voor betrouwbare informatie over seksualiteit en seksuele gezondheid en er bovendien
ook de mogelijkheid is om aanvullende of verdiepende vragen te stellen via de telefonische
Sense-infolijn of de chat functie. Heeft het kabinet zicht op hoeveel jongeren zich
bewust zijn van het bestaan van deze opties? Zo ja, hoeveel procent van de jongeren
is op de hoogte van het bestaan van deze opties? Zo nee, zou dit in kaart kunnen worden
gebracht? Bestaat hierin een verschil in bewustzijn per onderwijstype? Bestaat hierin
een verschil in bewustzijn per regio? Wat doet het kabinet hiernaast concreet om erop
toe te zien dat jongeren voldoende geïnformeerd zijn over de plekken waar zij terecht
kunnen voor informatie over seksuele gezondheid en seksualiteit?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet zich ervan bewust is dat
er aanzienlijke risico’s gepaard gaan met het scenario waarin een persoon niet de
weg naar hulp weet. Genoemde leden hechten daarom ook belang aan goede voorlichting
over seksualiteit en seksuele gezondheid. Welke concrete maatregelen gaat het kabinet
nemen om de voorlichting over hulp bij seksuele gezondheidsproblemen te bevorderen
bij de gehele bevolking? Welke concrete maatregelen worden al genomen om personen
te informeren over de plaatsen waar zij terecht kunnen voor hulp bij seksuele gezondheidsproblemen?
Zou het kabinet per maatregel kunnen toelichten in welke mate het heeft bijgedragen
aan het bewustzijn? Neemt het kabinet aanvullende concrete maatregelen om de voorlichting
over hulp bij seksuele gezondheidsproblemen te bevorderen bij vluchtelingen? Zo ja,
welke? Zo nee, kan het kabinet nader toelichten waarom niet? Neemt het kabinet aanvullende
concrete maatregelen om de voorlichting over hulp bij seksuele gezondheidsproblemen
te bevorderen bij buitenlandse studenten? Zo ja, welke? Zo nee, kan het kabinet nader
toelichten waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat jongeren tot 25 jaar bij CSG’s terecht
kunnen voor sense-consulten vanuit de CSG. Genoemde leden vragen het kabinet hoeveel
jongeren tot 25 jaar zich bewust zijn van deze mogelijkheid? Mocht dit niet bekend
zijn, zou dit dan in kaart gebracht kunnen worden? Welke maatregelen zal het kabinet
nemen om erop toe te zien dat alle jongeren, of in ieder geval het merendeel van de
jongeren, zich bewust is van deze mogelijkheid? Welke maatregelen worden al genomen
om jongeren te informeren over deze optie? Zou het kabinet per maatregel kunnen toelichten
in hoeverre deze heeft bijgedragen aan het bewustzijn? Daarnaast vragen genoemde leden
het kabinet waarom gekozen is voor een leeftijdsgrens van 25 jaar. Zou het kabinet
dit besluit nader kunnen toelichten? Heeft het kabinet zicht op hoe groot de behoefte
aan dergelijke sense-consulten is bij personen ouder dan 25 jaar? Zo ja, zou het kabinet
kunnen toelichten hoe groot de vraag hiernaar is? Zo nee, zou dit in kaart gebracht
kunnen worden?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat laagdrempelige, gratis en anonieme soa-
en hiv-diagnostiek beschikbaar is voor personen met een hoger risico op een soa of
hiv. Genoemde leden vragen het kabinet hoeveel personen behorende tot deze doelgroep
zich bewust zijn van deze optie. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen
om erop toe te zien dat deze doelgroep voldoende geïnformeerd is over het bestaan
van deze optie? Welke concrete maatregelen neemt het kabinet al om erop toe te zien
dat deze doelgroep voldoende geïnformeerd is over het bestaan van deze optie? Zou
het kabinet per maatregel kunnen toelichten hoe deze het bewustzijn heeft bevorderd?
Seksuele gezondheid in beeld brengen: surveillance en monitoring
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet erkent dat er blinde vlekken
in ons beeld van de seksuele gezondheid in Nederland bestaan. Zou het kabinet nader
kunnen toelichten welke partijen mee zullen werken aan het opstellen van een meetbare
definitie en indicatoren van seksuele gezondheid? Zullen bijvoorbeeld ook leden van
de bevolking gevraagd worden voor hun input? Daarnaast lezen genoemde leden dat het
kabinet constateert dat er momenteel geen representatief beeld is van het voorkomen
van soa’s in de algehele bevolking. Welke maatregelen zal het kabinet nemen om te
faciliteren dat er een representatief beeld tot stand komt? Bovendien is er ook onvoldoende
leefstijlmonitoring van de staat van seksualiteit en seksuele beleving. Welke maatregelen
zal het kabinet nemen om ervoor te zorgen dat er voldoende leefstijlmonitoring van
de staat van seksualiteit en seksuele beleving komt? Overigens lezen genoemde leden
dat het kabinet constateert dat er zicht gehouden moet worden op de impact van (chronische)
aandoeningen op iemand zijn seksuele gezondheid. Zou het kabinet nader kunnen toelichten
welke aandoeningen zij hier bedoelen? Zou het kabinet hierbij per aandoening kunnen
toelichten of de impact op de seksuele gezondheid al onderzocht wordt en zo ja, op
welke manier?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet stelt dat de privacy van
betrokkenen en wettelijke grondslagen voor gegevensdeling geborgd zullen worden bij
de verkenning naar seksuele gezondheid in Nederland. Hierbij hebben genoemde leden
nog enkele vragen met betrekking tot de wijze waarop dit zal gebeuren. Welke maatregelen
zullen concreet genomen worden om de privacy van de betrokken te borgen? Welke maatregelen
zullen concreet genomen worden om erop toe te zien dat de wettelijke grondslagen voor
gegevensdeling geborgd worden?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet de komende tijd zal verkennen
welke financiële ruimte en mogelijkheden er zijn om de financiering van onderzoeken
als Seksuele gezondheid in Nederland structureel te borgen. Genoemde leden zien dat het kabinet het belang van goed onderzoek
erkent en hopen dat zij in de toekomst dergelijke onderzoeken structureel kunnen borgen.
Daarnaast lezen genoemde leden dat het kabinet bij haar verkenning aandacht zal hebben
voor welke thema’s structurele monitoring behoeven. Zou het kabinet nader kunnen toelichten
op basis waarvan zij zullen bepalen of een thema structurele monitoring nodig heeft?
Seksuele gezondheid bevorderen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er wordt gesteld dat jongeren vergeleken
met 2012 wat minder met hun ouders en vrienden gaan praten over verliefdheid, seks,
anticonceptie en soa’s. Om de communicatie toch de bevorderen onderzoekt het kabinet
manieren om ouders en opvoeders zo goed mogelijk te ondersteunen. Erkent het kabinet
dat er aanwijzingen zijn dat culturele en religieuze factoren van invloed zijn op
het niet gebruiken van anticonceptie?3 Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om ook deze doelgroepen te kunnen
bereiken met hun voorlichting en ondersteuning?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat jongeren hun seksuele voorlichting op
school met een 5,8 beoordelen. In het onderzoeksrapport «Gewoon het taboe eraf halen» van Rutgers worden meerdere aanbevelingen gedaan om de seksuele voorlichting te verbeteren.4 Kan het kabinet per aanbeveling toelichten wat zij sinds het uitkomen van dit rapport
concreet hebben gedaan om het te bewerkstelligen? Kan het kabinet per aanbeveling
toelichten welke concrete maatregelen zij verder zullen nemen om erop toe te zien
dat de verbeteringen in de praktijk worden gebracht? Daarnaast hebben genoemde leden
vernomen dat uit onderzoek gebleken dat slechts 32 procent van de meisjes en 36 procent
van de jongens op het mbo in de periode van 2018–2019 altijd gebruik maakte van een
condoom bij een losse partner.5 Tevens is het aantal meisjes op het mbo wat geen anticonceptie gebruikte in dezelfde
periode gestegen naar 15 procent.6 Heeft het kabinet zicht op de kwaliteit van seksuele voorlichting op het mbo? Zo
ja, kan het kabinet toelichten hoeveel procent van de mbo-instellingen kwalitatief
goede seksuele voorlichting biedt? Zo nee, is het kabinet bereid om dit in kaart te
brengen? Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om de seksuele voorlichting
op het mbo te verbeteren? Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om erop
toe te zien dat studenten op het mbo zich voldoende bewust zijn van de risico’s die
gepaard gaan met het niet gebruiken van condooms? Welke concrete maatregelen gaat
het kabinet nemen om erop toe te zien dat studenten op het mbo zich voldoende bewust
zijn van de risico’s die gepaard gaan met het niet gebruiken van anticonceptie? Daarnaast
vragen genoemde leden het kabinet of het zicht heeft op de kwaliteit van seksuele
voorlichting op onderwijsinstellingen per onderwijstype. Zo ja, kan het kabinet toelichten
hoeveel procent van de onderwijsinstellingen per onderwijstype kwalitatief goede seksuele
voorlichting biedt? Zo nee, is het kabinet bereid om dit in kaart te brengen? Welke
concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om de seksuele voorlichting op het onderwijs
te verbeteren? Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om erop toe te zien
dat studenten en leerlingen, ongeacht onderwijstype, zich voldoende bewust zijn van
de risico’s die gepaard gaan met het niet gebruiken van condooms? Welke concrete maatregelen
gaat het kabinet nemen om erop toe te zien dat studenten en leerlingen, ongeacht onderwijstype,
zich voldoende bewust zijn van de risico’s die gepaard gaan met het niet gebruiken
van anticonceptie?
Collectieve preventie door gemeenten
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat diverse gemeenten extra inspanning verrichten
op het bevorderen van seksuele gezondheid van groepen in kwetsbare posities. Op welke
wijze ondersteunt het kabinet deze gemeenten hierin? Zou het kabinet per gemeente
kunnen toelichten wat zij doet in dit kader? Zou het kabinet per gemeente kunnen toelichten
wat de concrete resultaten zijn van deze extra inspanningen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet beoogt het beleid van het
Ministerie van VWS op het gebied van seksuele gezondheid meer integraal vorm te geven
waar kan en nodig is. Zou het kabinet nader kunnen toelichten op welke concrete manieren
zij dit zullen doen? Daarnaast lezen genoemde leden dat het kabinet gemeenten en GGD’en
oproept om dit ook te doen. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om hen
hierin te ondersteunen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet van plan is om de komende
jaren in gesprek te gaan met gemeenten over wat nodig is om seksuele gezondheid op
lokaal niveau te bevorderen. Genoemde leden vragen het kabinet of er zicht is op het
niveau van seksuele gezondheid per gemeente. Zo ja, zal het kabinet extra ondersteuning
bieden aan gemeenten waar het niveau van seksuele gezondheid relatief laag is en op
welke wijze zal zij dit doen? Daarnaast lezen genoemde leden dat het kabinet de Handreiking
Gezonde gemeente aanhaalt als voorbeeld van ondersteuning vanuit het Ministerie van
VWS. Zou het kabinet per gemeente kunnen toelichten welke impact de Handreiking Gezonde
gemeente concreet heeft gehad? Tevens lezen genoemde leden dat er verwezen wordt naar
een lopende pilot met vijf regio’s. Zou het kabinet nader kunnen toelichten hoe het
er nu voor staat met deze pilot? In welk stadium bevindt de pilot zich? Zou het kabinet
al resultaten van de pilot kunnen delen? Zo nee, wanneer verwacht het kabinet wel
resultaten te kunnen delen?
Lokale aandacht voor het verminderen van gezondheidsachterstanden
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet beoogt dat er ingezet zal
worden op het verminderen van seksuele gezondheidsachterstanden. Dit zal onder andere
gedaan worden door een verkenning uit te laten voeren naar welke groepen zich bevinden
in kwetsbare posities en niet goed bereikt worden met de huidige inzet op seksuele
gezondheidsbevordering. Genoemde leden hebben hierbij enkele vragen. Wanneer zal deze
verkenning van start gaan? Op welke wijze zal deze verkenning uitgevoerd worden? Wanneer
verwacht het kabinet de uitkomsten van deze verkenning te kunnen delen? Daarnaast
lezen genoemde leden dat de verwachting is dat de groepen (deels) overlappen met groepen
met een hoger risico op soa-transmissie of een onbedoelde zwangerschap. Zou het kabinet
nader kunnen toelichten waarop deze verwachting is gebaseerd?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in de verkenning bekeken zal worden hoe
de groepen wel bereikt kunnen worden en waar hun behoefte met betrekking tot zorgverlening
ligt. Op welke manier zal de cultuursensitiviteit hierin meegenomen worden? Welke
partijen zullen betrokken worden bij het verkennen van het bereiken van deze groepen
en hun behoeften? Genoemde leden lezen dat het kabinet het belangrijk vindt dat de
doelgroepen zelf worden betrokken bij deze inzet. Welke rol zullen de meningen van
leden van deze groepen spelen in het bepalen welke middelen worden ingezet om hen
te bereiken en in het bepalen van wat hun behoefte is met betrekking tot zorgverlening?
Op welke manier zullen zij betrokken worden?
Vergroten bewustwording, kennis en vaardigheden op het gebied van seksuele gezondheid
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er gewerkt wordt aan gerichte publiekscommunicatie
om onbedoelde zwangerschappen te voorkomen. Zou het kabinet nader kunnen toelichten
hoe deze gerichte publiekscommunicatie vormgegeven zal worden? Zou het kabinet nader
kunnen toelichten welke aanvullende concrete maatregelen genomen zullen worden om
onbedoelde zwangerschappen te voorkomen? Zou het kabinet kunnen toelichten in hoeverre
publiekscommunicatie effectief is gebleken in het voorkomen van onbedoelde zwangerschappen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er signalen zijn dat de kerndoelen in
het onderwijs op dit moment te open zijn geformuleerd. Zou het kabinet nader kunnen
toelichten om wat voor signalen dit gaat? Zou het kabinet nader kunnen toelichten
hoe vaak dit probleem is aangekaart? Daarnaast lezen genoemde leden dat het kabinet
scholen zal ondersteunen die aandacht willen besteden aan gezonde relaties en seksualiteit.
Hoe zal het kabinet dit aanpakken met betrekking tot scholen die dat niet willen?
Hoe gaat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) dit handhaven?
Handelingsverlegenheid van zorg- en hulpverleners verminderen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat zorgprofessionals een signalerende rol
hebben bij seksuele gezondheidsvragen of problemen die kunnen voortkomen uit bepaalde
aandoeningen of uit nare ervaringen. Welke concrete maatregelen zullen genomen worden
om erop toe te zien dat zorgprofessionals ook over voldoende kennis beschikken om
deze rol te kunnen vervullen?
Gratis en toegankelijke anticonceptie voor personen in kwetsbare posities
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk
35 788, nr. 77) is aangekondigd dat anticonceptie gratis en toegankelijk beschikbaar gesteld wordt
voor kwetsbare groepen. Zou het kabinet nader kunnen toelichten waarom de keuze is
gemaakt om anticonceptie niet gratis en toegankelijk beschikbaar te stellen voor iedereen?
Zou het kabinet kunnen toelichten in hoeverre anticonceptie nu daadwerkelijk gratis
en toegankelijk beschikbaar is voor deze kwetsbare groepen in de praktijk? Welke andere
concrete maatregelen zullen genomen worden om ervoor te zorgen dat de toegankelijkheid
van anticonceptie verbeterd wordt? Daarnaast merken genoemde leden op dat een motie
van de leden Ploumen en Westerveld met betrekking tot het uitbreiden van het begrip
kwetsbaarheid is aangenomen.7 In de brief aan de Kamer van 14 oktober jl.8 wordt verklaard hieraan invulling te geven door dezelfde omschrijving te hanteren
zoals gebruikt wordt in het programma Kansrijke Start, de gemeente Rotterdam en Erasmus
MC. Zou het kabinet nader kunnen toelichten waarom ervoor is gekozen om deze omschrijving
te gebruiken? Genoemde leden merken op dat de omschrijving stelt dat een professional
uit het sociale of medische domein één of meerdere risicofactoren moet hebben gesignaleerd.
Welke concrete maatregelen neemt het kabinet om erop toe te zien dat deze professionals
voldoende en de juiste handvaten hebben om zulke afwegingen te maken? Erkent het kabinet
dat met deze omschrijving potentieel een aanzienlijk deel van kwetsbare groepen wordt
buitengesloten, wegens het feit dat zij wellicht geen toegang hebben tot of gebruik
maken van de hulpverlening van dergelijke professionals? Welke concrete maatregelen
zal het kabinet nemen om erop toe te zien dat ook deze groep bereikt wordt?
Verbetering positionering (aanvullende) seksuele gezondheidszorg in zorgstelsel
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er momenteel maar een deel van de risicogroepen
gezien kan worden wegens de toegenomen vraag en financiële en personele krapte. Genoemde
leden vragen het kabinet wat per regio de gemiddelde wachttijd voor een CSG is. Worden
personen die niet gezien kunnen worden bij een CSG doorverwezen naar een passend alternatief?
Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om de druk bij CSG’s te verlichten?
Daarnaast lezen genoemde leden dat er signalen zijn dat zorgverleners niet altijd
over voldoende kennis beschikken. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen
om ervoor te zorgen dat zorgverleners bij CSG’s over voldoende kennis beschikken om
patiënten goed te helpen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er voor bepaalde groepen soms meer en
andere inspanningen vereist zijn om hen te bereiken. Echter staan de outreach-activiteiten
om deze groepen te bereiken op verschillende plaatsen onder druk. Welke concrete maatregelen
zal het kabinet nemen om de druk bij deze outreach-activiteiten te verlichten? Welke
concrete maatregelen zal het kabinet nemen om ervoor te zorgen dat deze groepen toch
bereikt worden?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat momenteel seksuologische zorg in de tweedelijnszorg
alleen vergoed wordt indien een seksueel probleem gepaard gaat met een DSM-5 diagnose.
Genoemde leden vinden dit echter zorgelijk vanwege het risico dat personen die het
meest gebaat zouden zijn bij seksuologische zorg deze wegens financiële obstakels
niet zouden kunnen ontvangen. Heeft het kabinet zicht op hoeveel personen gebruik
maken van seksuologische zorg in de tweedelijnszorg? Zo ja, om hoeveel personen gaat
dit? Zo nee, zou er een inschatting gemaakt kunnen worden? Is er binnen de reguliere
geestelijke gezondheidszorg (ggz) voldoende gespecialiseerde kennis met betrekking
tot seksuele problematiek om personen met bijvoorbeeld seks-gerelateerde trauma’s
adequaat te helpen? Zouden personen met bijvoorbeeld seks-gerelateerde trauma’s niet
meer baat hebben bij seksuologische zorg? Zou het kabinet kunnen verkennen of er financiële
ruimte is om de voorwaarde van een DSM-5 diagnose te schrappen?
Prioriteren binnen en tussen de ASG-risicogroepen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er momenteel genoodzaakt geprioriteerd
wordt binnen en tussen de risicogroepen van de ASG. Zou het kabinet nader kunnen toelichten
op basis van welke factoren deze afweging gemaakt wordt? Heeft het kabinet zicht op
het aantal personen dat zonder passende zorg zit hierdoor? Zo ja, om hoeveel personen
gaat dit? Zo nee, kan dit in kaart gebracht worden? Welke concrete maatregelen zal
het kabinet nemen om op korte termijn de CSG’s te helpen in deze afwegingen?
Nieuwe samenwerkingen voor ontschotte zorgverlening
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat patiënten die niet naar een huisarts
willen of kunnen en ook niet bij een CSG terecht kunnen, terecht kunnen bij private
soa-zorgaanbieders. Genoemde leden vragen het kabinet of er geen gratis alternatieven
hiervoor zijn of alternatieven die binnen het zorgverzekeringsstelsel vallen. Genoemde
leden lezen dat het kabinet samenwerkingsinitiatieven met zorgverzekeraars aanmoedigt
en vragen het kabinet hierbij op welke concrete manieren het kabinet dit soort samenwerkingsinitiatieven
zal stimuleren. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om erop toe te zien
dat patiënten die niet bij de huisarts of een CSG terecht kunnen en niet de financiële
middelen hebben voor private soa-zorg alsnog geholpen worden?
Goede voorbereiding en samenwerking bij infectieziektebestrijding
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de CSG’s en de afdelingen infectieziektebestrijding
samen zullen moeten werken en afspraken zullen moeten maken over de financiering van
de inzet op infectieziekten. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om hen
hierin te ondersteunen? Daarnaast lezen genoemde leden dat het kabinet het belang
van goede voorbereiding onderschrijft op toekomstige infectieziekte-uitbraken die
impact hebben op de soa-zorg door de CSG’s. Welke concrete maatregelen zal het kabinet
nemen om ervoor te zorgen dat de samenleving en in het bijzonder, zorgverleners, goed
voorbereid zal zijn op toekomstige infectieziekte-uitbraken die impact hebben op de
soa-zorg?
Effectief en efficiënt test- en behandelbeleid
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet de betrokken partijen oproept
om gezamenlijk afspraken te maken over het testen en behandelen van soa’s. Op welke
manier zal het kabinet hen hierin ondersteunen?
Preventie, opsporing en behandeling van hiv
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er signalen zijn dat onder zorgverleners
die met (potentiële) hiv-patiënten in aanraking komen het niet bekend is dat het hiv-virus
niet langer overdraagbaar is als het goed is onderdrukt. Zou het kabinet nader kunnen
toelichten om wat voor signalen dit gaat? Welke concrete maatregelen gaat het kabinet
nemen om ervoor te zorgen dat de voorlichting over het hiv-virus voor de gehele bevolking
verbeterd wordt? Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om ervoor te zorgen
dat zorgverleners voldoende geïnformeerd zijn over het hiv-virus?
Specifieke aandacht voor moeilijk bereikbare groepen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het bereiken van personen in moeilijk
bereikbare groepen vraagt om specifieke inzet en alertheid van zorg- en hulpverleners.
Daarnaast lezen genoemde leden dat de door het Ministerie van VWS gesubsidieerde instellingen
zich hiervoor inspannen. Zou het kabinet nader kunnen toelichten op welke manieren
de door het ministerie gesubsidieerde instellingen zich hiervoor inspannen? Welke
concrete maatregelen neemt het kabinet om de zorg- en hulpverleners te ondersteunen
bij het verzorgen van deze specifieke inzet en alertheid?
Overig
De leden van de GroenLinks-fractie hebben op basis van onderzoek vernomen dat jongeren
in de residentiële jeugdzorg meer seksueel risico lopen.9 Genoemde leden lezen dat dit vergroot seksueel risico niet alleen betrekking heeft
op fysieke aspecten van seksuele gezondheid, zoals het risico op soa’s, maar ook op
de mentale aspecten, zoals negatieve ervaringen met seks. Welke concrete maatregelen
zal het kabinet nemen om ervoor te zorgen dat jongeren in de residentiële jeugdzorg
meer en betere voorlichting over het gebruik van condooms zullen ontvangen? Welke
concrete maatregelen zal het kabinet nemen om ervoor te zorgen dat het condoomgebruik
van jongeren in de residentiële jeugdzorg zal toenemen? Welke concrete maatregelen
zal het kabinet nemen om ervoor te zorgen dat jeugdzorgmedewerkers meer steun krijgen,
zowel wat betreft geld als tijd, om aandacht te besteden aan seksuele gezondheid?
Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om onbedoelde zwangerschappen binnen
de residentiële jeugdzorg tegen te gaan? Welke concrete maatregelen zal het kabinet
nemen om personen die te maken krijgen met onbedoelde zwangerschappen binnen de residentiële
jeugdzorg beter te ondersteunen?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het opmerkelijk dat binnen de beleidsvisie
geen aandacht is geschonken aan het aankaarten van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Zou het kabinet nader kunnen toelichten welke concrete maatregelen genomen zullen
worden om erop toe te zien dat jongeren ook voldoende geïnformeerd worden over het
herkennen van seksueel grensoverschrijdend gedrag? Zou het kabinet ook nader kunnen
toelichten welke concrete maatregelen genomen zullen worden om jongeren goed te informeren
over de mogelijkheden voor het aankaarten van seksueel grensoverschrijdend gedrag?
Zou het kabinet ook nader kunnen toelichten welke concrete maatregelen genomen zullen
worden om seksueel grensoverschrijdend gedrag beter bespreekbaar te maken binnen het
onderwijs? Zou het kabinet ook nader kunnen toelichten welke concrete maatregelen
genomen zullen worden om erop toe te zien dat jongeren voldoende geïnformeerd zijn
over hulpverleners waar zij terecht kunnen na slachtoffer te zijn geweest van seksueel
grensoverschrijdend gedrag?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevens teleurgesteld dat er binnen de beleidsvisie
geen aandacht is besteed aan seksuele diversiteit, in het bijzonder aseksualiteit
en transseksualiteit. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om erop toe
te zien dat binnen het onderwijs aandacht geschonken zal worden aan deze onderwerpen?
Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om erop toe te zien dat ze deze groepen
bereiken met hun voorlichting? Welke concrete maatregelen zullen genomen worden om
aseksualiteit beter bespreekbaar te maken tijdens seksuele voorlichting in het onderwijs?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Inleiding
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsvisie op seksuele gezondheid.
Ze maken graag van de gelegenheid gebruik om hierover enkele vragen te stellen.
De leden van de SGP-fractie hechten eraan om allereerst hun eigen perspectief op seksualiteit
uiteen te zetten. Zij zien seksualiteit als een kostbaar en teer geschenk, dat tot
zijn recht komt binnen de trouw en geborgenheid van het huwelijk als een levenslang
verbond tussen man en vrouw. Zij constateren dat de bewindspersonen seksuele gezondheid
– kort samengevat – definiëren als «het vermogen om seksueel je eigen regie te voeren».
De leden van de SGP-fractie zien hierin een individualistische benadering van seksualiteit.
Liever zouden zij zien dat een visie op seksualiteit wordt ingebed in een positieve
visie op huwelijk, gezin, relaties en relatievorming. Als seksualiteit wordt losgemaakt
van relaties, leidt dat naar de mening van de leden van de SGP-fractie altijd tot
verschraling van seksualiteit. Seks is dan niet meer dan oppervlakkige lustbeleving
of, erger nog, verwordt tot consumptiewaar.
Taak overheid
De leden van de SGP-fractie vinden het begrijpelijk dat het kabinet een visie op seksuele
gezondheid heeft geformuleerd. Seksualiteit is zeer dominant aanwezig in onze samenleving,
bijvoorbeeld op sociale media, in reguliere media of in reclame-uitingen. De leden
van de SGP-fractie hebben al eerder middels Kamervragen hun zorgen uitgesproken over
de overseksualisering van kinderen.10
De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet om de afbakening van de overheidstaak
scherper te formuleren. Zij constateren dat bewindspersonen de overheidstaak ten aanzien
van het bevorderen van de seksuele gezondheid vooral willen invullen door het faciliteren
en stimuleren dat mensen zelf goed geïnformeerde keuzes kunnen maken. Zij zouden graag
zien dat het kabinet een scherper onderscheid maakt tussen het privédomein en het
publieke domein. De leden van de SGP-fractie zouden willen dat de overheid grote terughoudendheid
betracht ten aanzien van het private domein en een beschermende en normerende rol
heeft in het publieke domein. Dit laatste door bijvoorbeeld de stortvloed aan seksuele
beelden op sociale media te beperken of vulgaire of onzedelijke uitingen die de seksuele
gezondheid aantasten uit het publieke domein te weren. De leden van de SGP-fractie
missen dergelijke maatregelen in de beleidsvisie. Zij ontvangen in dit kader graag
een reactie van het kabinet.
Concreet vragen de leden van de SGP-fractie waarom het kabinet geen voorstellen doet
voor het normeren van publieke en/of reclame-uitingen die schadelijk zijn voor de
seksuele gezondheid. Analoog aan beleid om reclames voor tabak, alcohol of ongezond
voedsel te normeren, zou ook gedacht kunnen worden aan het reguleren van (reclame)uitingen
die de seksuele gezondheid aantasten. Is het kabinet daartoe bereid? Hoe wil het kabinet
gemeenten ondersteunen om reclame te verbieden van websites die overspel tot hun verdienmodel
hebben gemaakt?
Voorts merken de leden van de SGP-fractie op dat in de kabinetsvisie geen aandacht
wordt geschonken aan mensen die geen seksuele relatie kunnen of willen aangaan. Seksualiteit
wordt benaderd als een «recht». Zij vragen zich af seksualiteit hiermee recht gedaan
wordt. Erkent het kabinet dat een persoon ook mentaal en fysiek gezond kan zijn zonder
het aangaan van een seksuele relatie? Erkent het kabinet dat iemands identiteit niet
(uitsluitend) wordt bepaald door het wel of niet aangaan van een seksuele relatie?
Pornografie
Ten aanzien van de overheidstaak missen de leden van de SGP-fractie in de brief een
duidelijke visie van het kabinet op pornografie. Naar de mening van de leden van de
SGP-fractie draagt de beschikbaarheid van porno niet bij aan een gezonde visie op
seksualiteit. Pornografie zorgt voor een oppervlakkige vorm van lustbeleving die vrouwen
degradeert tot lustobject. Porno geeft een vertekend beeld van seksualiteit, wat des
te ernstiger is omdat het sterk normerend werkt voor de opvattingen van mensen over
seksualiteit. Helaas is pornografie in de Nederlandse samenleving wijdverbreid. Deelt
het kabinet de opvatting dat pornografie een groot maatschappelijk probleem is? Wat
gaat het kabinet hieraan doen? Welke maatregelen worden er genomen om de beschikbaarheid
en kijken van pornografie tegen te gaan? De leden van de SGP-fractie vragen in het
bijzonder aandacht voor mensen die verslaafd zijn aan pornografie. Welke maatregelen
treft het kabinet om porno- en seksverslaving tegen te gaan?
Prostitutie
De leden van de SGP-fractie missen verder een verbinding tussen de visie van het kabinet
op seksuele gezondheid en de praktijk van prostitutie in Nederland. Prostitutie is
geen liefdevol samenleven van man en vrouw, maar misbruik van vrouwen en een vorm
van slavernij. De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet welk signaal uitgaat
van het in stand houden van de prostitutieketen. Welke visie op vrouwen, relaties
en seks wordt hiermee gegeven, ook richting jonge mensen? Erkent het kabinet dat het
zeer bevorderend zou zijn voor de seksuele gezondheid als er een einde zou worden
gemaakt aan de prostitutie in ons land?
Seksuele gezondheid in beeld brengen: surveillance en monitoring
De leden van de SGP-fractie constateren dat het kabinet wil inzetten op het bevorderen
van de kennis over en monitoring van de breedte van seksuele gezondheid. Het kabinet
gaat verkennen welke financiële ruimte en mogelijkheden er zijn om financiering van
bepaalde monitoring in de toekomst structureel te borgen, en voor welke thema’s incidenteel
onderzoek volstaat. De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet wanneer hierover
meer informatie met de Kamer wordt gedeeld. Zij vragen het kabinet wat de precieze
reden is dat zij meer wil gaan monitoren. Welke problemen wil het kabinet hiermee
oplossen?
De leden van de SGP-fractie vragen in het verlengde hiervan of het kabinet ook meer
zicht wil ontwikkelen op de verspreidingen van seksueel overdraagbare aandoeningen
door de groep biseksuelen. Hun zichtbaarheid neemt toe en jongeren lijkt steeds vaker
te experimenteren met biseksueel gedrag.
Onderzoek, monitoring, advisering, training en scholing op het gebied van seksuele
gezondheid wordt al jaren sterk gedomineerd door Rutgers. Het is niet overdreven om
te spreken van een monopolypositie. De leden van de SGP-fractie vinden dit onwenselijk.
Deelt het kabinet deze mening? De leden van de SGP-fractie vragen dan ook om bij toekomstige
nieuwe opdrachten voor onderzoek of monitoring een gelijk speelveld te creëren, zodat
ook andere organisaties of instellingen hiervoor in aanmerking kunnen komen.
Seksuele gezondheid bevorderen
De leden van de SGP-fractie lezen: «Seksuele ontwikkeling start al op jonge leeftijd en gaat het hele leven door.» Deelt het kabinet de mening dat seksuele en relationele vorming van kinderen om veel
prudentie vraagt? Vanaf welke leeftijd moet volgens het kabinet seksuele vorming op
school starten? Verder vragen de leden van de SGP-fractie hoe het kabinet de verbinding
ziet tussen genderidentiteit en seksuele gezondheid.
Seksuele vorming van jongeren
De leden van de SGP-fractie vinden het goed dat het kabinet niet alleen werk maakt
van seksuele, maar ook van relationele vorming. Zij lezen dat dat ingezet wordt op
relationele en seksuele vorming in een doorlopende leerlijn. Kan het kabinet toezeggen
dat hierbij een gelijk speelveld gewaarborgd wordt voor álle aanbieders van interventies?
De leden van de SGP-fractie vragen of in het kader van voorlichting ook aandacht besteed
wordt aan het doorprikken van allerlei mythes en fabeltjes over seksualiteit, bijvoorbeeld
als het gaat om de leeftijd waarop jongeren seksueel actief worden. Is er naast het
vermelden van de hoge mate van tevredenheid van Nederlanders ook aandacht voor het
feit dat bijvoorbeeld bij relatieproblemen seksualiteit vaak een belangrijk thema
is?
Het kabinet spreekt van een nieuwe, zelfbewuste generatie. De leden van de SGP-fractie
vragen het kabinet of er voldoende besef is dat de nieuwe generaties ook meer dan
ooit speelbal en slachtoffer zijn van allerlei kwade krachten op seksueel gebied,
bijvoorbeeld door de macht van (sociale) media? Hoe krijgt dat een plek in het kabinetsbeleid?
Wat vindt het kabinet van de Franse wet die producenten van devices verplicht standaard apps te installeren ter bescherming van jonge kinderen?11 Wat wordt er gedaan om sexting tegen te gaan?
De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet om te bevestigen dat bij het onderwijs
op basis van de kerndoelen, ook na de herziening, de vrijheid van richting van scholen
gewaarborgd blijft en dat het dus aan scholen is om op basis van hun visie en missie
zowel invulling te geven aan de kerndoelen als de manier te bepalen waarop dat het
beste kan gebeuren (het «hoe»).
Is de inzet van het kabinet ten aanzien van de verduidelijking van de kerndoelen in
ieder geval ook om ervoor te zorgen dat het aangaan en onderhouden van stabiele relaties
duidelijker onderdeel wordt van het curriculum?
De leden van de SGP-fractie lezen: «Ook ouders of opvoeders hebben een belangrijke rol in seksuele vorming.» In lijn met hetgeen zij naar voren hebben gebracht met betrekking tot de overheidstaak,
storen zich aan deze formulering. De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat
seksuele en relationele vorming primair een taak is voor ouders en opvoeders. Seksuele en relationele vorming op school moet
staan in het verlengde van de opvoeding en vorming in het gezin. Zij vragen het kabinet
of zij die opvatting deelt. Hoe willen zij ouders in staat stellen om deze taak zo
goed mogelijk uit te kunnen voeren?
Verbetering positionering (aanvullende) seksuele gezondheidszorg in zorgstelsel
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet een wetswijziging in voorbereiding
heeft waarmee onder meer de taken van de ASG binnen de Wet publieke gezondheid geborgd
worden. Zij lezen dat ASG in feite worden beschouwd als deel van de publieke gezondheidszorg
en de wetswijziging dus geen beleidsinhoudelijke wijzigingen bevat. Zij vragen het
kabinet daarom wat de toegevoegde waarde is van de wetswijziging.
Seksuele gezondheid op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius (BES-eilanden)
Hoe doet het kabinet in het beleid recht aan lokale opvattingen in de Cariben als
het gaat om seksualiteit en hoe wordt voorkomen dat mainstream opvattingen in Europees
Nederland opgelegd worden aan de Caribische delen van Nederland? Wordt de inbreng
van maatschappelijke organisaties daarbij duidelijk betrokken?
II. Reactie van het kabinet
Reactie op vragen en opmerking van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat gelijktijdig en in samenhang met deze beleidsvisie
onder coördinatie van het RIVM door uitvoeringspartijen wordt gewerkt aan een vervolg
op het Nationaal Actieplan Soa, Hiv en Seksuele gezondheid. Kan aangegeven worden
wat de stand van zaken is en wanneer dit actieplan naar de Kamer wordt gestuurd?
Het Nationaal Actieplan Soa, Hiv en Seksuele gezondheid is op 1 december jl. gepresenteerd
door het RIVM in samenwerking met veldpartijen. Het actieplan sluit aan op de eerder
gedeelde beleidsvisie seksuele gezondheid van 5 oktober jl. Het actieplan delen we
– voorzien van een korte reactie – begin dit jaar met uw Kamer.
Zoals in de beleidsvisie beschreven staat, kunnen personen behoefte hebben aan individuele
ondersteuning bij seksuele gezondheidsproblemen en kunnen zij allereerst terecht bij
hun huisarts. De genoemde leden willen weten hoe groot de groep mensen is die wel
die behoefte hebben, maar voor wie de drempel naar de huisarts te hoog is of niet
weten waar ze terecht kunnen. Wat wordt er gedaan om deze mensen toch te bereiken?
Seksuele gezondheidszorg is zowel onderdeel van de curatieve gezondheidszorg als de
publieke gezondheidszorg. Mensen kunnen allereerst terecht bij hun huisarts voor seksuele
gezondheidszorg. Voor wie de drempel naar de huisarts te hoog is, is de ASG-regeling
in het leven geroepen.
De vraag naar de diensten van de CSG’s in het kader van de ASG-regeling is in de afgelopen
jaren toegenomen. Dat betekent dat steeds meer mensen de weg weten te vinden naar
goede zorg. Het gaat inmiddels om ongeveer 150.000 consulten per jaar bij de CSG’s.
Om deze mensen te bereiken, zetten we in op voorlichting via onderwijs, ouders, online
en extra (outreach) inzet richting bepaalde groepen in een kwetsbare positie. Daarnaast
zetten we in op het bevorderen van het goede gesprek tussen zorg- en hulpverleners
en patiënten/cliënten, te beginnen bij het in kaart brengen van de mogelijkheden om
dit te stimuleren en faciliteren. Tot slot spannen de door VWS gesubsidieerde instellingen
(zoals Soa Aids Nederland en Rutgers) zich samen met zorg- en hulpverleners in om
individuen die extra kwetsbaar zijn voor soa, hiv en andere onderwerpen rond seksuele
gezondheid te bereiken.
Vanuit de monitor Seks onder je 25e en Seksuele gezondheid in Nederland is bekend dat specifieke groepen in kwetsbare posities – het gaat in ieder geval
om praktisch opgeleiden, laaggeletterden, nieuwkomers, mensen met een licht verstandelijke
of lichamelijke beperking of psychische problematiek, mensen uit kwetsbare opvoedsituaties,
mensen die afhankelijk zijn van zorg en mensen die leven in armoede – niet goed bereikt
worden. Voor een deel is dit dus al in kaart gebracht, maar onzeker is of dit beeld
volledig is. Om al deze mensen toch te bereiken, verkennen we op dit moment om welke
groepen het precies gaat en hoe we deze groepen alsnog kunnen bereiken. Voor zover
we de groepen weten te vinden, zetten we in op voorlichting via onderwijs richting
jongeren, ouders, online en extra (outreach) inzet richting bepaalde, eerdergenoemde
kwetsbare groepen via de CSG’s en samenwerkingspartners.
Angst voor stigmatisering kan ook drempelverhogend werken, zo valt te lezen in de
brief. Tijdens de uitbraak van de apenpokken bleek dit in de praktijk. Genoemde leden
vragen het kabinet wat er gedaan wordt om stigmatisering van seksuele gezondheidsproblemen
tegen te gaan?
Aan de hand van algemene publieksvoorlichting worden bewustwording, kennis en vaardigheden
op het gebied van seksuele gezondheid vergroot, waarmee onjuiste of ongegronde aannames
als stigma’s ontkracht worden. Dit wordt gedaan door de door VWS gesubsidieerde instellingen.
Daarnaast wordt, samen met de gesubsidieerde instellingen, gewerkt om zelfstigma (bijvoorbeeld
bij hiv-infectie) tegen te gaan om een gezond leven te bevorderen. Tot slot zetten
we in op het verbeteren van de surveillance en monitoring van seksuele gezondheidszorg
in Nederland. Op die manier hopen we onder andere beter in kaart te brengen welke
drempels mensen ervaren waaronder de angst voor stigmatisering (bijvoorbeeld in de
zorg of op het werk).
Via GGD Zuid-Limburg kunnen mannen die (ook) weleens seks hebben met mannen een gratis
thuistestkit voor soa’s en hiv aanvragen via Limburg4Zero. Zijn er resultaten bekend
over deze actie van GGD Zuid-Limburg en lopen er in andere regio’s dergelijke projecten?
De GGD’en zetten zich in om personen die (potentieel) kwetsbaarder zijn voor het oplopen
van een soa te bereiken door middel van een zogenoemde outreach aanpak richting deze
specifieke groepen. In verschillende GGD-regio’s worden in dat kader gratis thuistestkits
verstrekt, bijvoorbeeld aan laagrisicogroepen zoals jongeren. Het initiatief van de
GGD Zuid-Limburg is kenmerkend omdat dit een onderzoekspilot betreft waarbij gratis
thuistestkits aan hoogrisicogroepen worden verstrekt. Het project is een samenwerking
tussen Limburgse zorgprofessionals, universiteiten en maatschappelijke organisaties
zoals het COC. Het project loopt op dit moment nog, er zijn nog geen resultaten bekend
bij ons.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet vindt dat monitoring van seksuele
gezondheid in Nederland onvoldoende tot stand komt. Aangegeven wordt dat er blinde
vlekken zijn. Wat wordt bedoeld met deze «blinde vlekken» en welke manieren ziet het
kabinet om meer zicht te krijgen op deze blinde vlekken?
Bepaalde aspecten van seksuele gezondheid zijn goed in beeld. Zo is er bijvoorbeeld
een gedegen monitoring en surveillance van de risicogroepen op soa’s en hiv. Er zijn
ook blinde vlekken, bijvoorbeeld dat er geen representatief beeld is van het voorkomen
van soa’s (cq. de incidentie) in de algehele bevolking of dat bestaande databronnen
onvoldoende worden betrokken bij het in kaart brengen van de algemene seksuele gezondheid.
We zetten daarom in op het vertalen van de werkdefinitie van de WHO naar een meetbare
definitie en indicatoren. Met een verkenning wordt onder andere inzichtelijk gemaakt
welke aspecten de surveillance en monitoring wel/niet goed in beeld brengt, welke
databronnen onvoldoende betrokken worden en/of welke databronnen ontbreken.
De leden willen weten welke voorwaarden het kabinet stelt als het gaat om onder andere
de gegevens die via de jeugdgezondheidszorg (JGZ) te gebruiken zijn en die zij benoemt
als «potentieel een bron van informatie». Wat is de wettelijke bewaartermijn van individueel
herleidbare vragenlijsten onder jongeren als het gaat om seksuele gezondheid?
We zullen verkennen welke aspecten van de surveillance en monitoring wel/niet goed
in beeld zijn gebracht, welke databronnen onvoldoende betrokken worden en/of welke
databronnen ontbreken. Specifiek voor de JGZ-gegevens willen we in kaart brengen welke
gegevens geregistreerd worden bij de JGZ en bepalen of deze informatie nuttig kan
zijn voor de monitoring en surveillance van seksuele gezondheid. Het gaat hierbij
niet om gegevens van de JGZ die herleidbaar zijn tot op persoonsniveau.
Kan het kabinet concreter maken wat de specifieke doelen en acties zijn als het gaat
om de surveillance en monitoring van seksuele gezondheid?
We zetten in op het vertalen van de werkdefinitie van de WHO naar een meetbare definitie
en indicatoren. Met een verkenning wordt onder andere inzichtelijk gemaakt welke aspecten
van de surveillance en monitoring wel/niet goed in beeld zijn gebracht, welke databronnen
onvoldoende betrokken worden en/of welke databronnen ontbreken. Een goede, volledige
monitoring en surveillance zijn nodig om gerichte beleidskeuzes te kunnen maken door
de CSG’s, gemeenten, kennisinstituten als Soa Aids Nederland en Rutgers. Het helpt
ook de effecten van ons beleid inzichtelijk te maken.
De leden van de VVD-fractie lezen dat jongeren aangeven dat zij onderwijs willen dat
verder gaat dan onderwerpen als veilige seks, het voorkomen van onbedoelde zwangerschap
en andere biologische aspecten. Zij willen dat onderwijs ook gericht is op daten,
onlinegedrag, diverse relatievormen en andere onderwerpen. Genoemde leden willen van
het kabinet weten in hoeverre zij deze wens herkent en op welke wijze zij aan deze
wens tegemoet kan komen.
Het kabinet herkent deze wens. We staan dan ook voor een nieuwe generatie die zelfbewust
opgroeit en voor wie praten over relaties en seksualiteit redelijk vanzelfsprekend
is. Een generatie die respect toont voor elkaars wensen en grenzen en begrip heeft
van – en respect voor – diversiteit. Daarom zetten we in op relationele en seksuele
vorming in een doorlopende leerlijn in het onderwijs. Scholen zijn via de kerndoelen
in het onderwijs verplicht om aandacht te besteden aan seksuele vorming. Op dit moment
zijn de kerndoelen niet zo specifiek dat zij scholen verplichten aandacht te besteden
aan bovengenoemde onderwerpen. De kerndoelen worden onder regie van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de komende periode geactualiseerd. Per leergebied,
zoals Burgerschap, wordt door een groep leraren, curriculumexperts en andere belanghebbenden
bezien welke onderwijsinhoud gevat moet worden in de nieuwe leerdoelen.
De brede visie op seksuele vorming heeft u ook kunnen lezen in de aanpak onbedoelde
en ongewenste zwangerschap, die op 14 oktober jl. met uw Kamer is gedeeld.12 We zetten in op het voorkomen en verminderen van onbedoelde en ongewenste zwangerschappen
onder jongeren. Investeren in de seksuele vorming, met een brede boodschap over relaties
en seksualiteit, is een krachtig middel om dit doel te bereiken. De school is hiervoor
de leer- en oefenplek bij uitstek. Om ervoor te zorgen dat meer scholen in het primair,
speciaal, voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs structureel werken aan seksuele
vorming is in 2018 de Stimuleringsregeling Gezonde Relaties en Seksualiteit van de
Gezonde School van start gegaan. Met de bijdrage kunnen scholen bijvoorbeeld gastdocenten
of theaterproducties inzetten die in de klas of op school extra aandacht besteden
aan grenzen en wensen, daten en relatievormen. Tot en met het schooljaar 2022–2023
zijn meer dan 1500 scholen met behulp van de stimuleringsregeling aan de slag gegaan
met het thema. Er zijn de afgelopen jaren goede resultaten geboekt. Het stimuleringsprogramma
krijgt dan ook een vervolg. We zetten in op nog eens ten minste 450 deelnemende scholen
in de schooljaren 2023/2024 en 2024/2025.
Verder bekijken we de mogelijkheden om ouders en opvoeders in hun behoeften zo goed
mogelijk te ondersteunen. En zetten we in op meer integrale aandacht voor seksuele
gezondheid en het wegnemen van seksuele gezondheidsachterstanden.
Op welke manier wordt voorlichting via onderwijs regelmatig herijkt en hoe werken
de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW) hierin samen? Zijn er op dit onderwerp ook gesprekken met onderwijsinstellingen?
Momenteel actualiseren leraren, curriculumexperts en andere belanghebbenden een deel
van de kerndoelen. Zo zijn zij met het leergebied burgerschap aan de slag, maar andere
leergebieden – waar ook een deel van seksuele vorming in zit, zoals Mens en Natuur
– starten later. In het voorjaar van 2023 wordt de tussenbalans opgemaakt van de voortgang
van de conceptkerndoelen, ter bespreking in de Tweede Kamer. Daarnaast willen we dat
het curriculum in de toekomst met regelmaat tegen het licht wordt gehouden, om te
bezien of de inhoud nog actueel en passend is. Daartoe zal de Minister voor Primair
en Voortgezet Onderwijs de functie van periodieke herijking wettelijk verankeren.
Via de Stimuleringsregeling Gezonde Relaties & Seksualiteit stimuleren en ondersteunen
we vanuit VWS scholen/onderwijsinstellingen die aandacht willen besteden aan gezonde
relaties en seksualiteit, ter invulling van de kerndoelen die door OCW zijn vastgesteld.
Ook lezen deze leden dat jongeren meer seksuele problemen dan voorheen ervaren en
dat ze, vergeleken met 2012, minder met hun ouders en vrienden praten over verliefdheid,
seks, anticonceptie en soa’s en dat ouders het ook soms moeilijk vinden om met hun
kinderen over seks te praten. Wat zou de oorzaak kunnen zijn van de stijging van ervaren
problemen en de constatering dat jongeren minder praten over dit onderwerp? Ook zijn
deze leden benieuwd wat het kabinet vanuit haar verantwoordelijkheid kan bijdragen
aan de vermindering van problemen en het gemakkelijker bespreekbaar maken. In hoeverre
zijn de bewindspersonen bij het Ministerie van VWS bereid hier, eventueel samen met
de Minister van OCW, actie op te ondernemen?
Uit diverse onderzoeken13 blijkt dat jongeren minder praten over onderwerpen als verliefdheid, seks, anticonceptie
en soa’s en dat ouders het ook soms moeilijk vinden om met hun kinderen over seks
te praten. Over de oorzaken hiervan kunnen we op basis van deze onderzoeken geen directe
conclusies trekken. De onderzoeken constateren wel dat sommige jongeren geen open
omgeving ervaren om over seksualiteit te praten of door (negatieve) reacties van andere
mensen (cq. de normen en waarden van anderen en de maatschappij). Er zijn ook ouders
die het lastig vinden om over seksualiteit te praten, en daarom het onderwerp uit
de weg gaan. We kunnen ons voorstellen dat dit invloed kan hebben op dat jongeren
minder praten over seksualiteit en seksuele vorming.
Op basis van onderzoek naar seksualiteit en seksuele opvoeding van Movisie en de Universiteit
van Utrecht kan worden geconstateerd dat ouders overwegend positief staan tegenover
seksuele opvoeding in Nederland. Ouders geven wel aan dat zij behoefte hebben aan
betere communicatievaardigheden om met hun kind te praten over seksualiteit en toegankelijke
informatie online. Daarnaast gaven ouders aan dat het ingewikkeld was om in te schatten
op welke leeftijd je wat kan bespreken en welke informatie adequaat was om te geven.
Omdat we erkennen dat ouders en opvoeders een belangrijke rol spelen bij de seksuele
en relationele ontwikkeling van een kind, onderzoeken we op welke (online) manieren
ouders en opvoeders zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden bij deze opvoeding.
In het kader van het Nationaal Actieprogramma Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag
en Seksueel Geweld is onderzoek gedaan naar de opvattingen van jongeren en hun ouders
over seksueel (grensoverschrijdend) gedrag en welke behoefte ouders hebben om seksualiteit
beter bespreekbaar te maken met hun kinderen. De resultaten van dit onderzoek zijn
op 13 januari jl. gedeeld met de Kamer, tezamen met het Nationaal Actieprogramma Seksueel
Grensoverschrijdend Gedrag en Seksueel Geweld.14 Op basis van het onderzoek wordt op dit moment bezien wat nodig is om ouders beter
te kunnen ondersteunen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er signalen zijn dat de kerndoelen in het onderwijs
momenteel te open geformuleerd zijn, waardoor deze onvoldoende richting geven voor
het onderwijs. Deze kerndoelen worden de komende jaren onder leiding van de Minister
van OCW geactualiseerd. In hoeverre wordt bij het actualiseren van deze doelen samengewerkt
met het Ministerie van VWS en andere partijen, zoals GGD-GHOR en Centrum Seksueel
Geweld (CSG)?
Momenteel actualiseren leraren, curriculumexperts en andere belanghebbenden een deel
van de kerndoelen. Zo zijn zij met het leergebied burgerschap als onderdeel van de
basisvaardigheden aan de slag, maar andere leergebieden – waar ook een deel van seksuele
vorming in zit, zoals Mens en Natuur – starten later. In het voorjaar van 2023 wordt
de tussenbalans opgemaakt van de voortgang van de conceptkerndoelen, ter bespreking
in de Tweede Kamer.
De experts die de kerndoelen actualiseren maken gebruik van de input uit een brede
consultatie – onder de noemer curriculum.nu – met het onderwijsveld en maatschappelijke
partijen. Waar nodig kunnen zij ook het Ministerie van VWS en andere partijen, zoals
GGD GHOR NL en Centrum Seksueel Geweld (CSG) betrekken. Het is aan deze leraren, curriculumexperts
en andere belanghebbenden wie zij betrekken bij het maken van de definitieve kerndoelen.
Ook lezen genoemde leden dat scholen die aandacht willen besteden aan gezonde relaties
en seksualiteit, met als primair doel onbedoelde zwangerschappen te voorkomen, worden
ondersteund en gestimuleerd. Deze leden vragen het kabinet of er bekend is hoeveel
scholen dit willen en wat de reden is dat scholen dit niet willen. Worden scholen
die dit niet willen benaderd om na te vragen waarom ze ervan af zien? Waarom is ervoor
gekozen dit onderdeel niet terug te laten komen in de visie op preventie en ondersteuning
bij onbedoelde zwangerschappen die in juli 2022 naar de Kamer gestuurd is?
De stimuleringsregeling Gezonde Relaties en Seksualiteit moedigt scholen aan om met
de seksuele vorming aan de slag te gaan. Scholen kunnen met het beschikbare maximale
budget van € 5.000,0 per ronde en met ondersteuning van de gezonde school adviseur
(20 uur per school) op maat diverse acties ondernemen. Veel scholen kiezen er voor
om bepaalde interventies in te zetten. Maar er wordt door sommige scholen ook of daarnaast
gekozen voor het trainen van docenten of het organiseren van voorlichting aan ouders.
Er is, met name nu de restricties op scholen als gevolg van coronamaatregelen achter
de rug zijn, meer vraag vanuit scholen dan dat er binnen de regeling beschikbare plekken
zijn. In de jaren 2020, 2021 en 2022 deden in totaal 2073 scholen een aanvraag voor
de stimuleringsregeling R&S bij de Gezonde School. 1577 scholen werden tot de stimuleringsregeling
R&S toegelaten. Gezonde school adviseurs van de GGD’en zijn beschikbaar om scholen
die niet zijn toegelaten tot de regeling, of hiervoor niet kiezen, van advies te voorzien.
En de website van de gezonde school is ook voor iedereen beschikbaar voor informatie
over het thema. Voor de komende jaren zullen we extra inzetten op het includeren van
meer scholen voor speciaal en praktijkonderwijs en meer mbo-instellingen. Er is binnen
de regeling nog ruimte om 450 scholen toe te laten. Dat doen we onder andere door
scholen via de verschillende raden (MBO raad, VO-raad, PO-raad) te enthousiasmeren.
Gezonde school adviseurs zullen deze scholen in hun regio daarnaast proactief gaan
benaderen. De bij de stimuleringsregeling betrokken partijen hebben goed zicht op
de redenen van scholen om wel en niet mee te doen en passen, indien scholen drempels
ervaren, hun beleid en strategie hierop aan. Redenen om niet mee te willen doen voor
scholen liggen soms in het feit dat men al veel doet met het thema en hierover tevreden
is. Scholen geven zelf prioriteit aan de thema’s waarmee ze aan de slag gaan. En dat
betekent dat er voor hen soms andere zaken prioriteit krijgen. Ook kan beperkte personele
capaciteit reden zijn om (nog) niet aan het thema relaties en seksualiteit te werken,
zo stelt de Gezonde School.
In de brief over de beleidsvisie seksuele gezondheid van 5 oktober jl. is niet uitgebreid
ingegaan om de Stimuleringsregeling. In de brief van 14 oktober jl., waarin de aanpak
onbedoelde en ongewenste zwangerschappen met uw Kamer is gedeeld, heb ik samen met
de Staatssecretaris de plannen met de Stimuleringsregeling uitgebreid beschreven.
Verder lezen genoemde leden dat in een pilot met vijf regio’s bouwstenen worden ontwikkeld
om gemeenten handvatten te bieden bij het inrichten van een integrale, effectieve
aanpak seksueel geweld op regionaal niveau. Deze leden zijn benieuwd om welke vijf
regio’s het gaat en welke criteria liggen onder de keuze voor deze regio’s. Wanneer
worden de resultaten van deze pilot verwacht?
Voor de pilot is een uitvraag gedaan welke regio’s in willen zetten op de (door)ontwikkeling
van de aanpak van seksueel geweld op regionaal niveau. Op basis van deze uitvraag
hebben vijf regio’s (Gelderland Zuid, Groningen, Haaglanden, West-Brabant, Zuid-Holland
Zuid) zich aangemeld. De regio’s zijn ondersteund in de doorontwikkeling van de aanpak,
met als resultaat landelijke bouwstenen die door alle regio’s kunnen worden benut.
Eind 2022 waren deze bouwstenen gereed en zijn via de betrokken stakeholders verspreid
waaronder de VNG.
In de beleidsvisie valt ook te lezen dat specifieke groepen in kwetsbare posities
momenteel met de inzet op seksuele gezondheidsbevordering niet goed bereikt worden.
Wanneer heeft het kabinet inzicht in welke groepen dit precies zijn? Wat is de reden
dat het nu nog onzeker is of het huidige beeld volledig is?
Vanuit de monitor Seks onder je 25e en Seksuele gezondheid in Nederland is bekend dat specifieke groepen in kwetsbare posities – het gaat in ieder geval
om praktisch opgeleiden, laaggeletterden, nieuwkomers, mensen met een licht verstandelijke
of lichamelijke beperking of psychische problematiek, mensen uit kwetsbare opvoedsituaties,
mensen die afhankelijk zijn van zorg en mensen die leven in armoede – niet goed bereikt
worden. Voor een deel is dit dus al in kaart gebracht, maar onzeker is of dit beeld
volledig is omdat op dit moment de werkdefinitie van de WHO nog niet meetbaar is gemaakt.
Om deze mensen te bereiken, verkennen we om welke groepen het precies gaat en hoe
zij alsnog bereikt kunnen worden. Het streven is om in de loop van 2023 te starten
met de verkenning. Voor zover we de groepen weten te vinden, zetten we in op voorlichting
via onderwijs richting jongeren, ouders, online en extra (outreach) inzet richting
bepaalde, eerdergenoemde kwetsbare groepen via de CSG’s en samenwerkingspartners.
Genoemde leden lezen in de beleidsvisie ook over het verminderen van handelingsverlegenheid
van zorg- en hulpverleners. Op veel plekken heerst nog een taboe op het bespreekbaar
maken van seksuele gezondheid en er kan sprake zijn van (onbewuste) vooroordelen of
een kennistekort bij zorgverleners. Deze leden willen van het kabinet weten welke
zorgverleners meegenomen worden in de uit te voeren verkenning vanuit het Nationaal
Actieplan Seksueel Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag. Gaat het hierbij
om eerstelijnszorg of ook om zorgverleners in de jeugd- en buurtzorg, vanwege de signalerende
rol die zij hebben en het samenhangen van gebrekkige communicatieve vaardigheden in
het aangeven van wensen en grenzen met seksueel grensoverschrijdend gedrag?
Deze verkenning wordt uitgevoerd binnen de huisartsenzorg (huisartsen, praktijkondersteuners
bij de huisarts (POH’s) en doktersassistenten), Jeugdzorg (residentieel en ambulante
jeugdzorgprofessionals) en gehandicaptenzorg (instellingen voor mensen met een verstandelijke
beperking).
Daarnaast lezen genoemde leden dat door de huidige verdeelsleutel sommige regio’s
zwaarder onder druk staan dan andere. Zij zijn benieuwd welke regio’s het zwaarder
hebben en wat er momenteel wordt gedaan om hen te ondersteunen.
Voor alle acht regio’s geldt dat zij te maken hebben met financiële krapte voor de
uitvoering binnen de ASG-regeling bij de Centra Seksuele Gezondheid (CSG’s). Afhankelijk
van de ambities van een regio kan dit meer of minder spelen. Er is op dit moment geen
aanvullend budget beschikbaar om de regio’s met extra financiële middelen te ondersteunen.
Samen met het RIVM wordt gekeken hoe de CSG’s ondersteund kunnen worden in het prioriteren
binnen risicogroepen. Daarnaast voeren we een toekomstverkenning uit naar de positionering
van de ASG-regeling binnen het zorgstelsel. Er is op dit moment geen aanvullend budget
beschikbaar om de acht coördinerende regio’s verder te ondersteunen.
In de beleidsvisie valt verder te lezen dat financiële en personele krapte bij de
CSG’s risico’s met zich meebrengen. Outreach-activiteiten om ondervertegenwoordigde
groepen te bereiken staan onder druk, er is risico op grotere ziektelast en de kwaliteit
van zorg kan onder druk komen staan. De leden van de VVD-fractie vinden dit zorgelijk
en zouden graag zien dat hier op korte termijn actie op ondernemen wordt. Er wordt
gestart met een toekomstverkenning naar de positionering van de aanvullende seksuele
gezondheidzorg (ASG)-regeling. Deelt het kabinet de zorgen van deze leden en is zij
bereid om de opdracht tot toekomstverkenning en de verkenning zelf te versnellen naar
2023?
We delen de zorgen van deze leden. We zullen aan het begin van dit jaar de opdracht
tot deze toekomstverkenning met uw Kamer delen. Ook worden de uitkomsten van de verkenning
met uw Kamer gedeeld, deze wordt begin 2024 verwacht. Met de externe partij die de
verkenning uitvoert, zal ik nader bezien of een versnelling naar 2023 mogelijk is.
Dit is ook afhankelijk van de input vanuit het RIVM en het veld ten behoeve van de
verkenning zelf.
Genoemde leden lezen tot slot dat er ook problemen worden ervaren in het doorverwijzen
vanuit de CSG’s tussen eerstelijns- en tweedelijnszorg. Wat is de inzet van het kabinet
in de gesprekken die zullen plaatsvinden over het verminderen van drempels?
Tijdens de gesprekken met de CSG’s, huisartsen, tweedelijnszorg en verzekeraars zullen
we verkennen op welke manier de drempels efficiënte doorverwijzing in het kader van
soa- en hiv-zorgverlening en seksualiteitshulpverlening vanuit de CSG’s in de weg
zitten. Op basis van deze gesprekken hopen we met concrete acties te kunnen komen
die tot een drempelverlaging in de soa- en hiv-zorg zal leiden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van de twee strategische doelen
die zich richten op informeren en ondersteuning. Echter, zij menen dat er een strategisch
doel ontbreekt, namelijk dat alle inwoners van Nederland eigen regie voeren over het
eigen seksuele leven en kunnen worden ondersteund in de toegang tot een daarbij passende
seksualiteit. De nadruk lijkt nu met name op somatische seksuele zorg te liggen. De
onderliggende gedachte bij het toevoegen van dit doel is dat personen die daar gebaat
bij zijn, in specifieke gevallen gebruik kunnen maken van ondersteunde seksuele dienstverlening
(sekszorg). Sekszorg krijgt nu nauwelijks een rol binnen deze beleidsstrategie, terwijl
kwetsbare doelgroepen (bijvoorbeeld mensen met een beperking) wat deze leden betreft
óók recht hebben op een volwaardig seksueel leven. Dit sluit ook aan bij de definitie
van seksuele gezondheid van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) uit 2010, die ook
raakt aan mentaal welbevinden. Hoe beziet het kabinet het toevoegen van dit strategische
doel (of in enige andere formulering) aan de beleidsstrategie seksuele gezondheid?
Zoals de beleidsvisie aangeeft, is het doel dat alle inwoners van Nederland, waaronder
vanzelfsprekend ook kwetsbare doelgroepen vallen, dusdanig goed zijn geïnformeerd
dat zij op basis hiervan in staat zijn om keuzes te maken over hun seksuele gezondheid.
Dit houdt onder andere ook in dat zij in vrijheid de keuze mogen maken voor ondersteunde
seksuele dienstverlening eventueel ook tot passende sekszorg. Dit organiseren wij
onder andere door het vergroten van de bewustwording en het verbeteren van het handelingsperspectief
van hulpverleners. Kwetsbare groepen worden ondersteund in het verkrijgen van toegang
tot passende zorg.
De leden van de D66-fractie vinden het een goede zaak dat seksuele gezondheid in kaart
wordt gebracht en wordt onderzocht welke kennis nodig is om seksuele gezondheid te
verbeteren. Kan het kabinet aangeven welke partijen worden betrokken bij de uitvoering
van deze visie? Kan het kabinet aangeven of gemeenten hierin ook een rol zullen spelen?
Zo ja, op welke manier worden gemeenten betrokken? Zo nee, waarom niet? Voorts vragen
deze leden het kabinet op welke wijze en met welke frequentie seksuele gezondheid
zal worden gemonitord.
Gemeenten kunnen in hun gemeentelijke nota’s gezondheidsbeleid specifiek aandacht
geven aan seksuele gezondheid. Over de noodzaak om dit onderwerp te includeren wil
ik met gemeentes in gesprek. Goed beleid vraagt om kennis over en monitoring van de
breedte van seksuele gezondheid in Nederland. Dit zou de basis moeten zijn voor gerichte
beleidskeuzes. Gemeenten en GGD’en worden hierin naast hun eigen gemeentelijke data
ondersteund door de expertise van Aidsfonds – Soa Aids Nederland, Rutgers en het RIVM.
Deze partijen zullen dan ook worden betrokken bij de uitvoering van de beleidsvisie.
Op dit moment zijn we nog op zoek naar een geschikte uitvoerder voor de verkenning
naar het verbeteren van de monitoring en surveillance van seksuele gezondheid. Het
is daarom nog te vroeg om uitspraken te doen over de wijze en frequentie waarop seksuele
gezondheid zal worden gemonitord.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de signalen dat de soa- en hiv-zorgverlening
door drempels niet altijd efficiënt kan plaatsvinden. Ook lijken onder andere capaciteitsvraagstukken
en werkdruk de kink in de kabel te zijn in toegankelijke en laagdrempelige seksuele
gezondheidszorg met betrekking tot soa’s. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet
dan ook om in de verkenningen opties tot het actiever aanzetten tot het uitvoeren
van zelftesten mee te nemen. Zo zouden jongeren, zoals bijvoorbeeld de risicogroep
studenten, een online vragenlijst kunnen invullen waarna een zelftest wordt opgestuurd.
De leden van de D66-fractie merken op dat dit eventueel niet alleen een oplossing
kan zijn voor bovenstaande, maar ook voor het verlagen van de drempels.
Het is belangrijk de drempels om te testen op soa en hiv zo laag mogelijk te houden.
Het aanbod bij de CSG’s draagt hieraan bij, waar diagnostiek en behandeling gratis
en anoniem kan plaatsvinden voor de doelgroepen. Ook betrouwbare sneltesten of zelftesten
kunnen de drempel verlagen. Bij het toegeleiden van jongeren (en andere personen)
is het maken van een juiste en betrouwbare keuze van het zelftestaanbod belangrijk
als ook passende pre- en post-test counseling. Op dit moment wordt een door Soa Aids
Nederland gehoste applicatie geüpdatet, mede door financiering van CSG’s, VWS en het
RIVM. Deze app geleidt mensen met een behoefte tot testen op een soa naar een aanbeveling
voor soa-testen via huisarts, online provider of GGD afhankelijk van de persoonlijke
situatie en risico. Online testproviders worden geselecteerd op basis van kwaliteitscriteria.
Het doel van deze app is om per hulpvraag een passend aanbod te genereren (bijvoorbeeld
online hulpverlening) waardoor de face-to-face zorg zo veel mogelijk wordt ontlast.
Het actiever aanzetten tot het uitvoeren van zelftesten wordt meegenomen door het
RIVM in gesprekken met de CSG’s, dit hoeft dan ook niet expliciet te worden meegenomen
in de genoemde verkenningen uit de beleidsvisie.
Het is belangrijk om bij jongeren vroeg te beginnen met seksuele vorming. Scholen
zijn via de kerndoelen in het onderwijs verplicht om aandacht te besteden aan onderwerpen
als veilige seks, seksueel plezier, grenzen en consent. Hier valt nog veel winst te
behalen. Uit de beleidsstrategie blijkt dat de focus bij de Stimuleringsregeling Gezonde
Relaties & Seksualiteit bij scholen ligt op het voorkomen van onbedoelde zwangerschappen.
Hoewel dit evengoed een belangrijk onderwerp is, menen de leden van de D66-fractie
dat het belangrijk is dat er op scholen voorlichting wordt gegeven over grensoverschrijdend
seksueel gedrag. In Nederland is één op de acht vrouwen en één op de 25 mannen ooit
slachtoffer geweest van verkrachting. Experts wijzen op de voordelen om vroeg te beginnen
met lessen om seksueel geweld te voorkomen. Specifieke aandacht voor jongens is van
belang. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet om te overwegen dit thema onderdeel
te maken van de stimuleringsregeling.
Voorlichting over relaties en seksualiteit in het onderwijs aan jongeren, bijvoorbeeld
over het voorkomen van onbedoelde en/of ongewenste zwangerschap of soa’s, is succesvoller
wanneer dit wordt gegeven vanuit een brede insteek waarin de onderwerpen seksueel
plezier, seksuele diversiteit, wensen en grenzen (en dus het voorkomen van seksueel
grensoverschrijdend gedrag) en seksuele gelijkwaardigheid een plek hebben. Jongeren
hebben behoefte aan een breed verhaal, waarin zij met elkaar kunnen praten over hun
vragen, verwachtingen en ervaringen. Het thema seksueel grensoverschrijdend gedrag
maakt daarmee al onderdeel uit van de stimuleringsregeling. Scholen zijn daarnaast
via de kerndoelen in het onderwijs verplicht om aandacht te besteden aan seksuele
vorming, waaronder grensoverschrijdend seksueel gedrag.
De leden van de D66-fractie hopen op meer urgentie bij de aanpak van seksuele gezondheid
in Caribisch Nederland. Wat deze leden betreft wordt er haast gemaakt bij het oprichten
van de voorlichtingswebsite. Ook vragen zij het kabinet waarom het traject uitsluitend
wordt gestart op Saba en Bonaire en Sint – Eustatius niet meteen worden meegenomen.
Voor de overige stappen die worden gemaakt binnen deze strategie (bijvoorbeeld met
de voorlichting op scholen en op het gebied van dataverzameling) zien de leden van
de D66-fractie graag dat dit ook direct voor Caribisch Nederland in gang wordt gezet.
Samen met de openbare lichamen van Bonaire, Saba en Sint Eustatius zetten we vanuit
VWS in op verbetering van de seksuele gezondheid in Caribisch Nederland. Er is afgelopen
jaren veel aandacht gegaan naar het versterken van lokale organisaties. Immers sterke
organisaties vormen de basis voor een goede uitvoering. In het geval van seksuele
gezondheid gaat het dan met name om het aanstellen van preventiemedewerkers bij de
afdelingen publieke gezondheid van de openbare lichamen. De uitvoeringskracht verschilt
per eiland en heeft de afgelopen jaren onder druk gestaan vanwege de COVID-19 pandemie.
Saba is als eerste aan de slag gegaan met een voorlichtingswebsite voor seksuele gezondheid.
Hopelijk lukt het Bonaire en Sint Eustatius om in de loop van 2023 ook aan te sluiten.
VWS kan en wil de eilanden faciliteren en ondersteunen met onder andere extra medewerkers,
campagnes en voorlichtingsmateriaal. Voor wat betreft het verbeteren van de monitoring
en surveillance voor seksuele gezondheid worden de BES-eilanden meegenomen in de verkenning
naar het meetbaar maken van de WHO-definitie van seksuele gezondheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet beoogt gezondheid beschermende
en gezondheid bevorderende maatregelen toe te passen die gericht zijn op specifieke
kwetsbare of risicogroepen binnen de algehele bevolking. Zou het kabinet kunnen toelichten
welke specifieke kwetsbare of risicogroepen zij bedoelen? Zou het kabinet kunnen aangeven
op basis waarvan bepaald wordt of een groep een kwetsbare groep en/of een risicogroep
is? Is bekend hoeveel bewoners behoren tot een kwetsbare groep of risicogroep? Zo
ja, zou het kabinet kunnen toelichten om hoeveel bewoners dit gaat? Zo nee, zou dit
in kaart gebracht kunnen worden? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat juist deze specifieke
groepen bereikt worden?
Vanuit de monitor Seks onder je 25e en de monitor Seksuele gezondheid in Nederland is bekend dat specifieke groepen in kwetsbare posities – het gaat in ieder geval
om praktisch opgeleiden, laaggeletterden, nieuwkomers, mensen met een licht verstandelijke
of lichamelijke beperking of psychische problematiek, mensen uit kwetsbare opvoedsituaties,
mensen die afhankelijk zijn van zorg, mensen die leven in armoede en mensen met verminderde
gezondheidsvaardigheden – niet goed bereikt worden met gezondheid beschermende en
gezondheid bevorderende maatregelen. Exacte aantallen over hoe groot deze groepen
zijn, kunnen we niet geven. Voor zover we de groepen weten te vinden, zetten we in
op voorlichting via onderwijs, ouders, online en extra (outreach) inzet richting bepaalde,
eerdergenoemde kwetsbare groepen. Daarnaast zetten we in op het bevorderen van het
goede gesprek tussen zorg- en hulpverleners en patiënten/cliënten. Tot slot spannen
de door VWS gesubsidieerde instellingen zich samen met zorg- en hulpverleners in om
eerder genoemde individuen die extra kwetsbaar zijn te bereiken.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de beleidsvisie en speerpunten tot stand
zijn gekomen in afstemming met en met input van diverse partijen. Genoemde leden vragen
het kabinet op welke manier deze partijen betrokken zijn geweest bij het ontwikkelen
van de beleidsvisie. Hebben de betrokken partijen nog punten van kritiek op de beleidsvisie,
zoals gepresenteerd in deze brief? Zo ja, zou het kabinet per betrokken partij kunnen
toelichten welke punten van kritiek zij nog hadden?
Betrokken partijen zoals het RIVM, CSG’s, Soa Aids Nederland en Rutgers zijn gevraagd
om input te leveren op de beleidsvisie. Over het algemeen is vanuit de betrokken partijen
positief gereageerd op de beleidsvisie. Soa Aids Nederland concludeert op basis van
de beleidsvisie dat het ontbreekt aan middelen om de huidige knelpunten structureel
aan te pakken. Soa Aids Nederland doelt hiermee op onder andere de financiële krapte
binnen de ASG-regeling de wachtlijst voor de PrEP-pilot. Zoals eerder gedeeld met
uw Kamer zijn er echter op dit moment geen extra aanvullende middelen beschikbaar.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de algemene publieksvoorlichting en seksuele
vorming via het onderwijs genoemd worden door het kabinet als voorbeelden van het
beleid wat gevoerd wordt door de overheid. Zou het kabinet nader kunnen toelichten
welke concrete maatregelen de overheid neemt om de algemene publieksvoorlichting te
ondersteunen?
Het doel is om de seksuele gezondheid in Nederland te bevorderen. We willen de beschikbare
middelen die we hiervoor hebben zo efficiënt mogelijk inzetten om specifieke doelgroepen
die het meeste baat hebben bij voorlichting en zorg te bereiken.
Naast de (lokale) inzet van de CSG’s om jongeren en risicogroepen te bereiken met
goede seksuele gezondheidszorg, denken we met voorlichting via het onderwijs de bewustwording,
kennis en vaardigheden op het gebied van seksuele gezondheid bij jongeren te kunnen
vergroten. De door VWS gesubsidieerde instellingen spelen hierbij een rol. Zo bestaat
de website sense.info waarop alle jongeren betrouwbare informatie over seksuele gezondheid
kunnen vinden, en het lespakket Lang Leve de Liefde. Recent lanceerde Rutgers een
campagne richting jongeren van mbo-instellingen met als doel het bespreekbaar maken
van traditionele opvattingen over gelijkheid en diversiteit binnen deze groep. Via
de Stimuleringsregeling Gezonde Relaties & Seksualiteit stimuleren en ondersteunen
we scholen die aandacht willen besteden aan gezonde relaties en seksualiteit. Verder
onderzoeken we (online) manieren om ouders en opvoeders zo goed mogelijk te ondersteunen.
En zetten we in op meer integrale aandacht voor seksuele gezondheid en het wegnemen
van seksuele gezondheidsachterstanden door gemeenten te stimuleren in hun rol in de
collectieve preventie met betrekking tot de seksuele gezondheid te pakken. Deze acties
moeten tezamen leiden tot het bevorderen van de seksuele gezondheid.
Genoemde leden zijn ervan op de hoogte dat sinds eind 2012 scholen verplicht zijn
aandacht te besteden aan seksualiteit, diversiteit en in het bijzonder, seksuele diversiteit.
Zou het kabinet nader kunnen toelichten of er onderwijsinstellingen zijn die momenteel
niet voldoen aan deze kerndoelen? Zo ja, om hoeveel onderwijsinstellingen per onderwijstype
gaat dit? Zo nee, zou het kabinet dit in kaart kunnen brengen? Zou het kabinet nader
kunnen toelichten op welke concrete manieren zij onderwijsinstellingen ondersteunen
bij het behalen van de kerndoelen met betrekking tot seksuele vorming? Genoemde leden
vragen het kabinet hoe en met welke frequentie gemonitord wordt op het nakomen van
deze verplichte kerndoelen in het onderwijs.
De huidige kerndoelen laten de inhoud, aard en frequentie van het onderwijs te open.
Dat leidt tot variërende invulling van de kerndoelen in de praktijk, maar het is wel
de bedoeling dát scholen er invulling aan geven. Van leerlingen in primair en voortgezet
onderwijs wordt verwacht dat zij leren «respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving,
waaronder seksuele diversiteit».
We weten niet precies hoeveel scholen niet voldoen aan de kerndoelen. Als de Inspectie
van het Onderwijs vaststelt dat scholen nalaten het kerndoel vorm te geven, treedt
de inspectie handhavend op, krijgt de school een opdracht tot herstel en ziet de inspectie
toe op realisering daarvan. Daarvan is incidenteel sprake. Uit thematische onderzoeken
waarin de inspectie in de afgelopen jaren ook naar dit thema heeft gekeken, komt naar
voren dat verreweg de meeste scholen invulling geven aan het kerndoel. De formulering
van het kerndoel betekent, zoals gezegd, dat ook beperkte invullingen aan de eisen
voldoen. Naast onderzoek vanwege signalen of risico’s en thematisch onderzoek, komt
naleving van het kerndoel ook aan de orde in het reguliere toezicht, zoals via het
toezicht op burgerschap, waar bevordering van basiswaarden aan aandacht voor strijdigheid
met basiswaarden, een belangrijk aandachtspunt is. Dat omvat ook dit thema. De naleving
van de kerndoelen is dus in principe onderdeel van elk inspectiebezoek, specifieke
themaonderzoeken over dit thema verschijnen ongeveer eens in de vijf jaar (en voor
burgerschap eens in de acht jaar).
Als er bij de inspectie tussentijds signalen binnenkomen dat scholen tekortschieten
in het aanbieden van seksuele diversiteit, dan kan zij nader onderzoek doen. Scholen
worden ondersteund via het expertisecentrum Burgerschap. Dit expertisecentrum biedt
actuele informatie, tips en inspiratie over onder andere seksuele diversiteit. Ook
kunnen scholen daar terecht bij de helpdesk.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de overheid ook zorg draagt voor abortuszorg.
Recentelijk is het Jaarrapportage 2021 van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) verschenen,
waarin ook gegevens opgenomen zijn met betrekking tot het aantal Wafz-vergunningen
voor ziekenhuizen en abortusklinieken naar provincie. Hierbij valt op dat er binnen
Caribisch Nederland volgens deze gegevens slechts één instelling is die een Wafz-vergunning
bezit. Hoe zal het kabinet samenwerken met Caribisch Nederland, met het oog op toegankelijkheid,
om erop toe te zien dat er meer klinieken en ziekenhuizen met een Wafz-vergunning
tot stand zullen komen in Caribisch Nederland? Zou het kabinet nader kunnen toelichten
op welke wijze vrouwen die woonachtig zijn in Caribisch Nederland, maar niet in de
buurt van een instelling met een Wafz-vergunning wonen, ondersteund worden? Zou het
kabinet nader kunnen toelichten hoeveel abortussen er in 2022 per eiland hebben plaatsgevonden?
Op welke wijze wordt de uitvoering van abortussen door niet daartoe bevoegde personen
in Caribisch Nederland gemonitord? Zou het kabinet nader kunnen toelichten hoeveel
abortussen door niet-bevoegde personen worden uitgevoerd binnen Caribisch Nederland
per jaar? Zo ja, om hoeveel abortussen gaat dit? Zo nee, is het kabinet bereid dit
in kaart te brengen?
Bonaire beschikt als Nederlandse gemeente over een ziekenhuis. Dit ziekenhuis heeft
een vergunning op grond van de Wafz. Inwoners van Caribisch Nederland kunnen bij dit
ziekenhuis terecht voor een zwangerschapsafbreking of bij een ander ziekenhuis in
het Caribisch gebied. Er zijn mij geen signalen bekend dat er op de BES-eilanden problemen
zijn met betrekking tot de toegang tot en het aanbod van abortuszorg.
We hebben geen inzage in het aantal abortussen per eiland. We kunnen niet nader toelichten
hoeveel abortussen door niet-bevoegde personen worden uitgevoerd binnen Caribisch
Nederland. Er zijn geen signalen binnengekomen bij de IGJ over de uitvoering van abortussen
door niet bevoegde personen in Caribisch Nederland. We vinden wel dat het beter zou
zijn om gegevens over de situatie op de BES-eilanden expliciet te registreren. Dit
is momenteel nog niet het geval omdat het modelformulier van voor 2010 stamt, het
jaar waarin de BES-eilanden gelijkgesteld werden aan de Nederlandse gemeenten. We
zijn van plan om de modelformulieren te wijzigen zodat het in de toekomst mogelijk
zal worden om zwangerschapsafbrekingen onder vrouwen woonachtig op de BES-eilanden
goed te registreren. Daarover kan dan worden gerapporteerd in de IGJ-jaarrapportages.
Daarnaast vragen genoemde leden of het kabinet van mening is dat er op dit moment
per elke regio voldoende klinieken en ziekenhuizen met een Wafz-vergunning zijn. Kan
het kabinet per regio toelichten hoever een vrouw gemiddeld moet reizen naar een ziekenhuis
of kliniek met Wafz-vergunning voor abortuszorg? Welke maatregelen zal het kabinet
nemen om deze afstand in te korten en daarmee erop toe te zien dat abortuszorg voor
elke vrouw bereikbaar is? In hoeverre sluit het huidige aanbod van klinieken en ziekenhuizen
met een Wafz-vergunning aan op de vraag naar abortuszorg?
We zijn van mening dat er op dit moment voldoende klinieken en ziekenhuizen met een
Wafz-vergunning in Nederland zijn. En dat de abortuszorg momenteel voldoende bereikbaar
is. Ik acht aanvullende maatregelen dan ook niet nodig. Het staat iedere potentiële
kliniek of ziekenhuis vrij een vergunning in het kader van de Wafz aan te vragen.
Deze vergunning zal ik toekennen mits de aanvrager aan de gestelde eisen voldoet.
Op de vraag hoever een vrouw gemiddeld moet reizen naar een ziekenhuis of kliniek
voor abortuszorg valt geen eenduidig antwoord te geven. De keuze van de vrouw voor
een bepaalde kliniek is van meer factoren afhankelijk dan alleen de reistijd. Andere
factoren kunnen net zo doorslaggevend zijn, zoals de beschikbaarheid van een behandeling
later in de zwangerschap. Of de wens van de vrouw om juist niet de kliniek dicht in
de buurt van de eigen woonplaats te bezoeken.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat alle jongeren terecht kunnen bij
www.sense.info voor betrouwbare informatie over seksualiteit en seksuele gezondheid en er bovendien
ook de mogelijkheid is om aanvullende of verdiepende vragen te stellen via de telefonische
Sense-infolijn of de chat functie. Heeft het kabinet zicht op hoeveel jongeren zich
bewust zijn van het bestaan van deze opties? Zo ja, hoeveel procent van de jongeren
is op de hoogte van het bestaan van deze opties? Zo nee, zou dit in kaart kunnen worden
gebracht? Bestaat hierin een verschil in bewustzijn per onderwijstype? Bestaat hierin
een verschil in bewustzijn per regio? Wat doet het kabinet hiernaast concreet om erop
toe te zien dat jongeren voldoende geïnformeerd zijn over de plekken waar zij terecht
kunnen voor informatie over seksuele gezondheid en seksualiteit?
We weten niet hoeveel jongeren zich bewust zijn van het bestaan van Sense.info. De
bekendheid wordt niet apart gemonitord. Op basis van de bezoekersaantallen van de
website kunnen we wel stellen dat sense.info een groot bereik heeft. Jaarlijks trekt
de website sense.info zo’n 4–6 miljoen bezoekers en worden ruim 4000 cliënten via
de infolijn bediend. Per jaar worden daarnaast landelijk zo’n 900–1000 chatgesprekken
gevoerd door CSG’s. Participatie verschilt nauwelijks per regio. De infolijn en de
chatmogelijkheid vormen onderdeel van de stepped care aanpak waarbij de website de
basis vormt en er naar behoefte en afhankelijk van de hulpvraag online, dan wel face-to-face
contact mogelijk is. De website sense.info is eind 2017 positief beoordeeld door jongeren
zelf15 en wordt regelmatig in samenwerking met jongeren geüpdatet en aangepast. In de meest
recente update is er meer aandacht voor visualisatie van boodschappen en lage taalvaardigheden
in het overbrengen van de informatie. Daarnaast wordt regelmatig door Soa Aids Nederland
en de GGD’en langs allerlei kanalen geattendeerd op het bestaan van sense.info. Ook
hebben we recent vanuit VWS met een grootschalige campagne aandacht gevraagd voor
sense.info. In de monitor Seks onder je 25e is in de meest recente monitor ingegaan op het informatiezoekgedrag van jongeren
met als voorbeeld sense.info. Het zoekgedrag verschilt per leeftijdsgroep en de resultaten
zijn lastig te interpreteren. Samen met het RIVM bekijken we hoe we hierover eenduidigere
informatie kunnen ophalen.
Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om de voorlichting over hulp bij
seksuele gezondheidsproblemen te bevorderen bij de gehele bevolking? Welke concrete
maatregelen worden al genomen om personen te informeren over de plaatsen waar zij
terecht kunnen voor hulp bij seksuele gezondheidsproblemen? Zou het kabinet per maatregel
kunnen toelichten in welke mate het heeft bijgedragen aan het bewustzijn?
Met de insteek van voorlichting en communicatie richting ouders, jongeren en scholen
creëren we een groot bereik richting het algemene publiek. Zo wordt aan de hand van
voorlichting via het onderwijs de bewustwording, kennis en vaardigheden op het gebied
van seksuele gezondheid vergroot. Dit wordt gedaan in samenwerking met de door VWS
gesubsidieerde instellingen. Zo bestaat de website sense.info – een samenwerking tussen
het RIVM, GGD’en, Soa Aids Nederland en Rutgers – waarop jongeren betrouwbare informatie
over seksuele gezondheid kunnen vinden, en kunnen er via het Centrum Gezond Leven
van het RIVM interventies worden gevonden die hierbij kunnen ondersteunen. Recent
lanceerde Rutgers een campagne richting jongeren van de mbo-instellingen met als doel
het bespreekbaar maken van traditionele opvattingen over gelijkheid en diversiteit
binnen deze groep. Via de Stimuleringsregeling Gezonde Relaties & Seksualiteit stimuleren
en ondersteunen we scholen die aandacht willen besteden aan gezonde relaties en seksualiteit.
Verder onderzoeken we (online) manieren om ouders en opvoeders zo goed mogelijk te
ondersteunen. En zetten we in op meer integrale aandacht voor seksuele gezondheid
en het wegnemen van seksuele gezondheidsachterstanden door gemeenten te stimuleren
in hun rol in de collectieve preventie met betrekking tot de seksuele gezondheid te
pakken. Daarnaast onderzoeken we (online) manieren om ouders en opvoeders beter te
ondersteunen. Deze acties moeten tezamen leiden tot het bevorderen van de seksuele
gezondheid. Het is niet mogelijk om per maatregel aan te geven in welke mate dit effect
heeft gehad op het bewustzijn.
Neemt het kabinet aanvullende concrete maatregelen om de voorlichting over hulp bij
seksuele gezondheidsproblemen te bevorderen bij vluchtelingen? Zo ja, welke? Zo nee,
kan het kabinet nader toelichten waarom niet? Neemt het kabinet aanvullende concrete
maatregelen om de voorlichting over hulp bij seksuele gezondheidsproblemen te bevorderen
bij buitenlandse studenten? Zo ja, welke? Zo nee, kan het kabinet nader toelichten
waarom niet?
Het COA heeft de taak om asielzoekers te informeren over hoe de zorg in Nederland
is georganiseerd. Ook het signaleren van sociaal-medische problemen en het begeleiden
van minder redzame asielzoekers behoren tot de taken van het COA. De GGD geeft in
elk azc groepsvoorlichting over verschillende thema’s zoals seksuele gezondheid. Aan
de hand van voorlichting aan specifieke doelgroepen, zoals vluchtelingen en buitenlandse
studenten, worden bewustwording, kennis en vaardigheden op het gebied van seksuele
gezondheid vergroot. Dit wordt gedaan door de door VWS gesubsidieerde instellingen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat jongeren tot 25 jaar bij CSG’s terecht
kunnen voor sense-consulten vanuit de CSG. Genoemde leden vragen het kabinet hoeveel
jongeren tot 25 jaar zich bewust zijn van deze mogelijkheid? Mocht dit niet bekend
zijn, zou dit dan in kaart gebracht kunnen worden? Welke maatregelen zal het kabinet
nemen om erop toe te zien dat alle jongeren, of in ieder geval het merendeel van de
jongeren, zich bewust is van deze mogelijkheid? Welke maatregelen worden al genomen
om jongeren te informeren over deze optie? Zou het kabinet per maatregel kunnen toelichten
in hoeverre deze heeft bijgedragen aan het bewustzijn? Daarnaast vragen genoemde leden
het kabinet waarom gekozen is voor een leeftijdsgrens van 25 jaar. Zou het kabinet
dit besluit nader kunnen toelichten? Heeft het kabinet zicht op hoe groot de behoefte
aan dergelijke sense-consulten is bij personen ouder dan 25 jaar? Zo ja, zou het kabinet
kunnen toelichten hoe groot de vraag hiernaar is? Zo nee, zou dit in kaart gebracht
kunnen worden?
Seksuele gezondheidszorg is zowel onderdeel van de curatieve gezondheidszorg als de
publieke gezondheidszorg. Mensen kunnen allereerst terecht bij hun huisarts voor seksuele
gezondheidszorg. De collectieve preventie van soa’s en hiv is bovendien geregeld in
de wet publieke gezondheid als wettelijke verantwoordelijkheid voor gemeenten. Voor
wie de drempel naar de huisarts te hoog is en voor wie niet bereikt wordt door de
collectieve preventie via gemeenten, is de ASG-regeling ter aanvulling hierop in het
leven geroepen. De ASG-regeling ziet toe op seksualiteitshulpverlening en soa-zorg
voor jongeren tot 25 jaar. De informatie- en zorgbehoeftes van jongeren verschilt
uiteraard per persoon, vandaar dat de informatie en hulpverlening is gericht op jongeren
tussen 12 en 25 jaar. Binnen deze leeftijdscategorie maken de meeste jongeren hun
seksueel debuut en spelen vragen rondom seksualiteit en soa-zorg die zij graag in
de anonimiteit beantwoord zien. De meerderheid van deze sense-consulten betreft een
soa hulpvraag en in mindere mate vragen rondom anticonceptie en normaliteitsvraagstukken.
Veel van dergelijke vragen kunnen door de online voorzieningen binnen de bovengenoemde
stepped care aanpak al beantwoord worden en voeren dan ook niet tot een face-to-face
consult. Bovendien ziet de ASG-regeling erop toe dat voor alle leeftijden het mogelijk
is om bij seksueel risicogedrag (en dus een toegenomen risico op soa en/of hiv) counseling
te ontvangen van de CSG’s.
De vraag naar de diensten van de CSG’s is in de afgelopen jaren flink toegenomen.
Er is zicht op het aantal consulten via de verplichte gegevensregistratie van het
RIVM (ongeveer 150.000 consulten per jaar).
Het is onbekend hoeveel jongeren onder de 25 jaar zich bewust zijn van de mogelijkheid
tot seksualiteitshulpverlening bij de CSG’s, en hoe groot de behoefte hiernaar is
bij mensen ouder dan 25 jaar. Slechts een beperkt deel van de jongeren met vragen
over hun seksualiteit zal behoefte hebben aan hulpverlening via de CSG’s. Om het gratis
aanbod uit de ASG-regeling, bedoeld voor de meest kwetsbaren, zo effectief mogelijk
in te zetten, beantwoorden we daarom de meest gestelde vragen via sense.info. Ook
wordt er vanuit sense.info doorverwezen naar andere informatiebronnen, waaronder de
spreekuren bij de CSG’s. Daarnaast worden veel vragen ondervangen met chat en online
consulten uitgevoerd door onder meer verpleegkundigen van de CSG’s. De CSG’s zien
erop toe dat deze mensen die in aanmerking komen voor seksualiteitshulpverlening ook
daadwerkelijk worden bereikt. Dit doen zij onder andere met communicatiecampagnes
richting specifieke doelgroepen op lokaal/regionaal niveau, voorlichting via het onderwijs
en op plekken waar de doelgroep zich bevindt zoals festivals en uitgaansgelegenheden.
We meten niet per maatregel het effect op het bewustzijn.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat laagdrempelige, gratis en anonieme soa-
en hiv-diagnostiek beschikbaar is voor personen met een hoger risico op een soa of
hiv. Genoemde leden vragen het kabinet hoeveel personen behorende tot deze doelgroep
zich bewust zijn van deze optie. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen
om erop toe te zien dat deze doelgroep voldoende geïnformeerd is over het bestaan
van deze optie? Welke concrete maatregelen neemt het kabinet al om erop toe te zien
dat deze doelgroep voldoende geïnformeerd is over het bestaan van deze optie? Zou
het kabinet per maatregel kunnen toelichten hoe deze het bewustzijn heeft bevorderd?
Er is zicht op het aantal consulten via de verplichte gegevensregistratie via het
RIVM (ongeveer 150.000 consulten per jaar). Het is onbekend hoeveel personen behoren
tot de kwetsbare groepen, en daarmee is het dus ook niet mogelijk om te achterhalen
welke personen zich bewust zijn van deze mogelijkheid. De CSG’s zien erop toe dat
de mensen die een hoger risico hebben op een soa of hiv vindlocatie (online danwel
fysiek) ook daadwerkelijk worden geïnformeerd over deze optie. Dit doen zij onder
andere met communicatiecampagnes richting specifieke doelgroepen op lokaal/regionaal
niveau, voorlichting via het onderwijs en op plekken waar de doelgroep zich bevindt
zoals festivals en uitgaansgelegenheden. Bepaalde groepen, zoals sekswerkers worden
onder andere online geïnformeerd via fora en websites. We meten niet per maatregel
het effect op het bewustzijn.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet erkent dat er blinde vlekken
in ons beeld van de seksuele gezondheid in Nederland bestaan. Zou het kabinet nader
kunnen toelichten welke partijen mee zullen werken aan het opstellen van een meetbare
definitie en indicatoren van seksuele gezondheid? Zullen bijvoorbeeld ook leden van
de bevolking gevraagd worden voor hun input?
Welke maatregelen zal het kabinet nemen om te faciliteren dat er een representatief
beeld tot stand komt?
Welke maatregelen zal het kabinet nemen om ervoor te zorgen dat er voldoende leefstijlmonitoring
van de staat van seksualiteit en seksuele beleving komt? Overigens lezen genoemde
leden dat het kabinet constateert dat er zicht gehouden moet worden op de impact van
(chronische) aandoeningen op iemand zijn seksuele gezondheid. Zou het kabinet nader
kunnen toelichten welke aandoeningen zij hier bedoelen? Zou het kabinet hierbij per
aandoening kunnen toelichten of de impact op de seksuele gezondheid al onderzocht
wordt en zo ja, op welke manier?
Bepaalde aspecten van seksuele gezondheid zijn goed in beeld. Zo is er bijvoorbeeld
een gedegen monitoring en surveillance van soa en hiv bij de belangrijkste risicogroepen.
Er zijn ook blinde vlekken, zoals bijvoorbeeld dat er in Nederland geen representatief
beeld is van de incidentie van soa’s in de algehele bevolking door het ontbreken van
periodieke surveys op dat gebied. Daarnaast bestaat het vermoeden dat bestaande databronnen
onvoldoende worden betrokken bij het in kaart brengen van de algemene seksuele gezondheid.
We zetten in op het vertalen van de werkdefinitie van de WHO naar een meetbare definitie
en indicatoren. Het doel is om te komen tot een representatief, meetbaar beeld van
de WHO-werkdefinitie. Met een verkenning wordt onder andere inzichtelijk gemaakt welke
aspecten de surveillance en monitoring wel/niet goed in beeld brengt, door welke partijen
deze al dan niet worden uitgevoerd, welke databronnen/partijen onvoldoende betrokken
worden en/of welke databronnen/partijen ontbreken. Dit geldt ook voor databronnen/partijen
die de (chronische) aandoeningen raken. Het is niet mogelijk om op dit moment nader
te kunnen toelichten om welke aandoeningen het gaat, en welke impact deze hebben op
de seksuele gezondheid. Dat is immers het doel van de verkenning. We denken eraan
om partijen als het RIVM, de CSG’s en ZonMw te betrekken bij de verkenning. Ook bekijken
we hoe we de bevolking zelf kunnen betrekken.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet stelt dat de privacy van
betrokkenen en wettelijke grondslagen voor gegevensdeling geborgd zullen worden bij
de verkenning naar seksuele gezondheid in Nederland. Hierbij hebben genoemde leden
nog enkele vragen met betrekking tot de wijze waarop dit zal gebeuren. Welke maatregelen
zullen concreet genomen worden om de privacy van de betrokken te borgen? Welke maatregelen
zullen concreet genomen worden om erop toe te zien dat de wettelijke grondslagen voor
gegevensdeling geborgd worden?
De uitvoerders van de monitors en/of de verkenning moeten zich houden aan relevante
wet- en regelgeving om de privacy van betrokkenen te waarborgen. We zijn op dit moment
in gesprek met potentiële uitvoerders voor de verkenning en nemen dit aspect mee,
bijvoorbeeld in de opdrachtverstrekking.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet de komende tijd zal verkennen
welke financiële ruimte en mogelijkheden er zijn om de financiering van onderzoeken
als Seksuele gezondheid in Nederland structureel te borgen. Genoemde leden zien dat
het kabinet het belang van goed onderzoek erkent en hopen dat zij in de toekomst dergelijke
onderzoeken structureel kunnen borgen. Daarnaast lezen genoemde leden dat het kabinet
bij haar verkenning aandacht zal hebben voor welke thema’s structurele monitoring
behoeven. Zou het kabinet nader kunnen toelichten op basis waarvan zij zullen bepalen
of een thema structurele monitoring nodig heeft?
We zetten in op het vertalen van de werkdefinitie van de WHO naar een meetbare definitie
en indicatoren. Op basis van diezelfde werkdefinitie wordt een afweging gemaakt of
een thema al dan niet structureel moet worden gemonitord. Daarbij wordt rekening gehouden
met onze internationale verplichtingen vanuit de WHO en ECDC voor monitoring van soa
en hiv en antibioticaresistentie.
Erkent het kabinet dat er aanwijzingen zijn dat culturele en religieuze factoren van
invloed zijn op het niet gebruiken van anticonceptie? Welke concrete maatregelen zal
het kabinet nemen om ook deze doelgroepen te kunnen bereiken met hun voorlichting
en ondersteuning?
Ja, er kunnen verschillende factoren en meerdere barrières worden ervaren in het wel/niet
(blijvend) gebruiken van anticonceptie. In de aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap
is aangekondigd we de toegang tot (gratis) anticonceptie voor personen in een meer
kwetsbare situatie willen verbeteren. Onder andere door op meer plekken meer professionals
aan te sluiten op het programma Nu Niet Zwanger.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat jongeren hun seksuele voorlichting op
school met een 5,8 beoordelen. In het onderzoeksrapport «Gewoon het taboe eraf halen»
van Rutgers worden meerdere aanbevelingen gedaan om de seksuele voorlichting te verbeteren.
Kan het kabinet per aanbeveling toelichten wat zij sinds het uitkomen van dit rapport
concreet hebben gedaan om het te bewerkstelligen? Kan het kabinet per aanbeveling
toelichten welke concrete maatregelen zij verder zullen nemen om erop toe te zien
dat de verbeteringen in de praktijk worden gebracht?
In het rapport wordt de aanbeveling gedaan om seksuele vorming meer en beter te positioneren
in het onderwijsaanbod van po- en vo-scholen. Sinds de publicatie van dit rapport
in september 2019, wordt het landelijke curriculum voor een aantal leergebieden en
vakken bijgesteld. Het gaat in po en onderbouw vo (kerndoelen) om de leergebieden
Nederlands, rekenen/wiskunde, burgerschap en digitale geletterdheid. In de bovenbouw
vo gaat het om Nederlands, wiskunde, moderne vreemde talen, maatschappijleer en een
aantal natuurwetenschappelijke vakken, zoals biologie. Teams van leraren, lerarenopleiders
en wetenschappers zijn sinds begin 2022 aan de slag gegaan met de vraag: wat moeten
leerlingen leren op school? Dat geldt ook voor het thema seksuele vorming. Deze teams
zullen in de loop van 2023 (kerndoelen) en 2024 (examenprogramma’s) een voorstel doen
voor de positie hiervan in het bijgestelde curriculum. Bij de afwegingen om tot het
voorstel te komen, gebruiken de teams diverse bronnen, waaronder het hier genoemde
rapport. Nadat het nieuwe curriculum beproefd en aangescherpt is op basis van praktijkervaringen,
zal het worden vastgelegd in wet- en regelgeving, zodat in de toekomst alle leerlingen
te maken krijgen met het nieuwe onderwijsaanbod voor seksuele vorming.
Heeft het kabinet zicht op de kwaliteit van seksuele voorlichting op het mbo? Zo ja,
kan het kabinet toelichten hoeveel procent van de mbo-instellingen kwalitatief goede
seksuele voorlichting biedt? Zo nee, is het kabinet bereid om dit in kaart te brengen?
Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om de seksuele voorlichting op het
mbo te verbeteren? Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om erop toe te
zien dat studenten op het mbo zich voldoende bewust zijn van de risico’s die gepaard
gaan met het niet gebruiken van condooms? Welke concrete maatregelen gaat het kabinet
nemen om erop toe te zien dat studenten op het mbo zich voldoende bewust zijn van
de risico’s die gepaard gaan met het niet gebruiken van anticonceptie?
Van mbo-scholen wordt gevraagd om aandacht te besteden aan alle relevante thema’s
van burgerschap, waaronder seksualiteit. Dit krijgt doorgaans vorm via een integrale
aanpak. Scholen zijn vrij om nadruk te leggen op maatschappelijk relevante thema’s
voor hen en de studenten. Scholen besteden bijvoorbeeld aandacht aan seksuele ontwikkeling,
seksuele integriteit en seksuele diversiteit als onderdeel van lessen over gezonde
leefstijl. Scholen bouwen voort op de informatie die jongeren hierover in het primair
en voorgezet onderwijs al hebben gehad.
Aandacht voor de seksuele gezondheid van jongeren op mbo-scholen is belangrijk. We
dragen daarom financieel bij aan de jongerensite TestJeLeefstijl.nl. Deze stichting
is een tool voor jongeren met betrouwbare informatie op het gebied van onder meer
gezondheid, seksualiteit en andere vragen die jongeren tussen de 12 en 25 kunnen hebben.
We dragen ook financieel bij aan het expertisecentrum seksualiteit Rutgers, dat zich
inzet voor verbetering van seksuele gezondheid. Rutgers biedteen handreiking voor
docenten ter ondersteuning bij de behandeling van het thema seksuele gezondheid. Verder
ontsluit en deelt het Expertisepunt Burgerschap handreikingen voor goede seksuele
voorlichting. Scholen kunnen voor advies en ondersteuning ook terecht bij de GGD in
hun regio.
Het is belangrijk dat meer scholen in het primair, speciaal, voortgezet en middelbaar
beroepsonderwijs structureel werken aan seksuele vorming. Daarom is de Stimuleringsregeling
Gezonde Relaties en Seksualiteit van de Gezonde School in 2018 gestart. De Gezonde
School biedt de infrastructuur en kwaliteitsborging op gezondheid bevorderende thema’s,
waaronder relaties en seksualiteit. Scholen kunnen met de bijdrage bijvoorbeeld gastdocenten
of theaterproducties inzetten. Hiermee kan in de klas of op school extra aandacht
worden besteed aan seksuele vorming. Er is binnen de regeling nog ruimte om 450 scholen
toe te laten, waarbij mbo-scholen» voorrang krijgen.
Daarnaast vragen genoemde leden het kabinet of het zicht heeft op de kwaliteit van
seksuele voorlichting op onderwijsinstellingen per onderwijstype. Zo ja, kan het kabinet
toelichten hoeveel procent van de onderwijsinstellingen per onderwijstype kwalitatief
goede seksuele voorlichting biedt? Zo nee, is het kabinet bereid om dit in kaart te
brengen? Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om de seksuele voorlichting
op het onderwijs te verbeteren? Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen
om erop toe te zien dat studenten en leerlingen, ongeacht onderwijstype, zich voldoende
bewust zijn van de risico’s die gepaard gaan met het niet gebruiken van condooms?
Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om erop toe te zien dat studenten
en leerlingen, ongeacht onderwijstype, zich voldoende bewust zijn van de risico’s
die gepaard gaan met het niet gebruiken van anticonceptie?
Het Ministerie van OCW legt via onder andere de kerndoelen, eindtermen en kwalificatie-eisen
de onderwijsopdracht aan scholen vast, waaronder ook de inhoudelijke opdracht voor
seksuele vorming. Hierbij is momenteel aandacht voor seksuele diversiteit, seksuele
voorlichting en anticonceptie, en de kerndoelen worden op dit vlak aangescherpt.
De Inspectie van het Onderwijs ziet toe op kwalitatief goed onderwijs. Scholen zijn
via de kerndoelen verplicht om aandacht te geven aan seksuele vorming en seksuele
diversiteit. Waar de inspectie signaleert dat scholen geen invulling geven aan de
kerndoelen of de invulling van het onderwijs strijdig is met de basiswaarden van de
democratische rechtsstaat, zullen zij ingrijpen. De Inspectie van het Onderwijs heeft
een beeld van individuele scholen en grijpt in als er signalen zijn dat het op een
school niet goed gaat. Aangezien scholen ruimte hebben om volgens eigen visie de kerndoelen
in te vullen is het lastig om te bepalen om hoeveel percentages het op macroniveau
gaat. Het algemene beeld van de staat van de seksuele vorming in het onderwijs dat
de inspectie heeft, kan worden gevoed door bijvoorbeeld peilingsonderzoeken van de
leergebieden waar seksuele gezondheid onder valt, of een themaonderzoek.
Ook monitort en rapporteert de inspectie op landelijk niveau over burgerschap, waar
ook aandacht voor (seksuele) diversiteit onder valt. Recentelijk heeft de Inspectie
van het Onderwijs een peilingsonderzoek naar burgerschap van het jaar 2019/2020 gepubliceerd.
De helft van de leraren gaf in dat onderzoek aan redelijk veel tot veel aandacht te
besteden aan het leerdoel «Leren omgaan met verschillen in seksuele voorkeur». Een
derde van de leraren geeft aan enigszins aandacht te besteden aan dit leerdoel.
Zoals opgemerkt vragen de kerndoelen dat scholen aandacht geven aan respectvolle omgang
met seksualiteit en seksuele diversiteit, en hebben scholen veel ruimte bij de invulling
daarvan. In het lopende proces van curriculumherziening krijgt ook de invulling van
dit onderdeel aandacht en zal scherper geformuleerd worden wat we van scholen verwachten.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat diverse gemeenten extra inspanning verrichten
op het bevorderen van seksuele gezondheid van groepen in kwetsbare posities. Op welke
wijze ondersteunt het kabinet deze gemeenten hierin? Zou het kabinet per gemeente
kunnen toelichten wat zij doet in dit kader? Zou het kabinet per gemeente kunnen toelichten
wat de concrete resultaten zijn van deze extra inspanningen?De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet beoogt het beleid van het
Ministerie van VWS op het gebied van seksuele gezondheid meer integraal vorm te geven
waar kan en nodig is. Zou het kabinet nader kunnen toelichten op welke concrete manieren
zij dit zullen doen? Daarnaast lezen genoemde leden dat het kabinet gemeenten en GGD’en
oproept om dit ook te doen. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om hen
hierin te ondersteunen?
De komende jaren zullen we met gemeenten in gesprek gaan over wat nodig is om seksuele
gezondheid op lokaal niveau te bevorderen, wat de CSG’s en gemeenten kunnen doen en
hoe VWS hierin kan ondersteunen. We beginnen hierbij met gesprekken met het RIVM,
de CSG’s en de gemeenten via de VNG. Op basis hiervan bekijken we op welke wijze gemeenten
kunnen worden ondersteund om te komen tot meer integraal beleid ter bevordering van
de seksuele gezondheid. Deze ondersteuning biedt het Ministerie van VWS sinds 2011,
bijvoorbeeld via het themadeel seksuele gezondheid van de Handreiking Gezonde gemeente.
Hieraan raakt de huidige inzet om te komen tot een regionale aanpak seksueel geweld.
In een pilot met vijf regio’s worden bouwstenen ontwikkeld om gemeenten handvatten
te bieden bij het inrichten van een integrale, effectieve aanpak seksueel geweld op
regionaal niveau. Hierbij is preventie van seksueel geweld ook nadrukkelijk onderdeel.
Ook bekijken we hoe we ons eigen beleid op seksuele gezondheid meer integraal kunnen
vormgeven. Met deze beleidsvisie is hieraan een begin gemaakt, en het ontwikkelen
van het Nationaal Actieprogramma Seksueel Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag
een volgende stap.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet van plan is om de komende
jaren in gesprek te gaan met gemeenten over wat nodig is om seksuele gezondheid op
lokaal niveau te bevorderen. Genoemde leden vragen het kabinet of er zicht is op het
niveau van seksuele gezondheid per gemeente. Zo ja, zal het kabinet extra ondersteuning
bieden aan gemeenten waar het niveau van seksuele gezondheid relatief laag is en op
welke wijze zal zij dit doen? Daarnaast lezen genoemde leden dat het kabinet de Handreiking
Gezonde gemeente aanhaalt als voorbeeld van ondersteuning vanuit het Ministerie van
VWS. Zou het kabinet per gemeente kunnen toelichten welke impact de Handreiking Gezonde
gemeente concreet heeft gehad? Tevens lezen genoemde leden dat er verwezen wordt naar
een lopende pilot met vijf regio’s. Zou het kabinet nader kunnen toelichten hoe het
er nu voor staat met deze pilot? In welk stadium bevindt de pilot zich? Zou het kabinet
al resultaten van de pilot kunnen delen? Zo nee, wanneer verwacht het kabinet wel
resultaten te kunnen delen?
Voor de pilot is een uitvraag gedaan welke regio’s in willen zetten op de (door)ontwikkeling
van de aanpak van seksueel geweld op regionaal niveau. Op basis van deze uitvraag
hebben vijf regio’s zich aangemeld, welke ambitie hadden om de aanpak vorm te geven
en door te ontwikkelen en capaciteit konden vrijmaken voor de ondersteuning. De regio’s
zijn ondersteund in de doorontwikkeling van de aanpak, met als resultaat landelijke
bouwstenen die door alle regio’s kunnen worden benut. Eind van dit jaar zullen deze
bouwstenen gereed zijn en openbaar worden gemaakt.
Gemeenten hebben veelal beleid rondom belangrijke deelonderwerpen als het voorkomen
van en ondersteunen bij onbedoelde zwangerschap en het tegengaan van seksueel grensoverschrijdend
gedrag of seksueel geweld. We roepen gemeenten en GGD’en op eigen beleid te vormen
vanuit een integrale visie, en in richtlijnen in te zetten op gerichte samenwerking
of doorverwijzing. De komende jaren zullen we met gemeenten in gesprek gaan over wat
nodig is om seksuele gezondheid op lokaal niveau te bevorderen, wat gemeenten kunnen
doen en hoe VWS hierin kan ondersteunen.
Het RIVM ondersteunt professionals werkzaam bij gemeenten en GGD’en met een aanpak
en praktische hulp (instrumenten, voorbeelden, actuele kennis, erkende interventies,
advies op maat) bij het integraal werken aan gezondheidsvraagstukken op het gebied
van leefstijl en leefomgeving ter bevordering van de gezondheid van hun inwoners.
De informatie is te vinden op de website loketgezondleven.nl. De Handreiking Gezonde
gemeente bestaat niet meer als term maar op het loketgezondleven.nl is de belangrijkste
kennis te vinden aan de hand van verschillende leefstijl dossiers te vinden, zoals
seksuele gezondheid.
In het leefstijldossier Seksuele Gezondheid is de kennis over integraal werken aan
dit thema bijeen gebracht voor met name professionals die bij gemeenten en GGD-en
werken. Dit leefstijldossier is samen met onze partners Soa Aids Nederland en Rutgers
opgesteld. Dit dossier bevat cijfers en feiten, informatie over beleid, handvatten
hoe een integrale aanpak vorm gegeven kan worden, inspirerende voorbeelden en 44 erkende
interventies die ingezet kunnen worden.
Daarnaast bevat het leefstijldossier seksuele gezondheid het Wat werkt dossier seksuele
gezondheid op school dat samen met Rutgers en Soa Aids Nederland is gemaakt. In dit
Wat werkt dossier staat vrij beknopt beschreven wat in welke mate werkt voor het onderwerp
seksuele gezondheid op school.
Het leefstijldossier is in 2022 door ruim 8000 bezoekers bekeken. 20 procent van deze
bezoekers keert binnen dit jaar weer terug. Wanneer we kijken naar de 22 erkende interventies
op het gebied van seksueel geweld dan zien we dat ruim 1400 bezoekers hier in 2022
naar gezocht hebben. Dit is opvallend veel te noemen in vergelijking met andere erkende
interventies.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet beoogt dat er ingezet zal
worden op het verminderen van seksuele gezondheidsachterstanden. Dit zal onder andere
gedaan worden door een verkenning uit te laten voeren naar welke groepen zich bevinden
in kwetsbare posities en niet goed bereikt worden met de huidige inzet op seksuele
gezondheidsbevordering. Genoemde leden hebben hierbij enkele vragen. Wanneer zal deze
verkenning van start gaan? Op welke wijze zal deze verkenning uitgevoerd worden? Wanneer
verwacht het kabinet de uitkomsten van deze verkenning te kunnen delen?
De gesprekken over de invulling en uitvoering van de verkenning worden op dit moment
gevoerd. De exacte startdatum van de verkenning is nog niet bekend, maar het streven
is dat de verkenning eind 2023 wordt opgeleverd.
Daarnaast lezen genoemde leden dat de verwachting is dat de groepen (deels) overlappen
met groepen met een hoger risico op soa-transmissie of een onbedoelde zwangerschap.
Zou het kabinet nader kunnen toelichten waarop deze verwachting is gebaseerd?
We zien dat mensen die zich in een kwetsbare positie bevinden een hoger risico hebben
op soa- of hiv-transmissie. Dit is gebaseerd op surveillance- en onderzoeksresultaten
uit onder andere de reguliere soa-surveillance door het RIVM, de monitor Seks onder
je 25e en Seksuele gezondheid in Nederland en de verdiepende module uit de Leefstijlmonitor
van het RIVM.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in de verkenning bekeken zal worden hoe
de groepen wel bereikt kunnen worden en waar hun behoefte met betrekking tot zorgverlening
ligt. Op welke manier zal de cultuursensitiviteit hierin meegenomen worden? Welke
partijen zullen betrokken worden bij het verkennen van het bereiken van deze groepen
en hun behoeften? Genoemde leden lezen dat het kabinet het belangrijk vindt dat de
doelgroepen zelf worden betrokken bij deze inzet. Welke rol zullen de meningen van
leden van deze groepen spelen in het bepalen welke middelen worden ingezet om hen
te bereiken en in het bepalen van wat hun behoefte is met betrekking tot zorgverlening?
Op welke manier zullen zij betrokken worden?
De gesprekken over de invulling en uitvoering van de verkenning worden op dit moment
gevoerd. De exacte startdatum van de verkenning is nog niet bekend, maar het streven
is dat de verkenning eind 2023 wordt opgeleverd.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er gewerkt wordt aan gerichte publiekscommunicatie
om onbedoelde zwangerschappen te voorkomen. Zou het kabinet nader kunnen toelichten
hoe deze gerichte publiekscommunicatie vormgegeven zal worden? Zou het kabinet nader
kunnen toelichten welke aanvullende concrete maatregelen genomen zullen worden om
onbedoelde zwangerschappen te voorkomen? Zou het kabinet kunnen toelichten in hoeverre
publiekscommunicatie effectief is gebleken in het voorkomen van onbedoelde zwangerschappen?
Op 14 oktober jl. is de aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap met de Kamer
gedeeld. Er wordt geïnvesteerd in het verder op gang brengen van het maatschappelijk
gesprek over regie op de kinderwens, het voorkomen van een onbedoelde en/of ongewenste
zwangerschap en over abortus. Hierbij hebben we aandacht voor de gedeelde verantwoordelijkheid
van vrouwen én mannen. We willen afrekenen met foutieve beelden, taboes en stigma’s.
In 2022 is begonnen met een inventarisatie daarvan, zodat in 2023 kan worden gestart
met activiteiten die verbetering moeten brengen. We werken hierbij nauw samen met
veldpartijen zoals het Fiom en Rutgers die veel kennis hebben over het onderwerp en
ervaring hebben met het bereiken van de verschillende (sub)doelgroepen met een specifieke
boodschap.
Over de effectiviteit van publiekscommunicatie die door VWS op dit gebied is geïnitieerd
kan worden gemeld dat er in het kader van het Zevenpuntenplan onbedoelde zwangerschappen
door de toenmalige Staatssecretaris van VWS drie campagnes zijn gelanceerd:
1. Voor al je vragen over seks. Check sense.info (dec. 2019/jan. 2020). Doel: Bekendheid
Sense.info vergroten.
2. Welk voorbehoedsmiddel past bij jou? (maart – juni 2021). Kenniscampagne over voorbehoedsmiddelen
(om uiteindelijk onbedoelde zwangerschappen te voorkomen).
3. Zin? Lekker? Fijn? Seks heb je samen: praat met elkaar over wat je wel en niet wil.
Deze campagnes zijn afzonderlijk van elkaar geëvalueerd. De resultaten van die evaluaties
zijn positief: de campagnes kenden een groot bereik en zijn positief ontvangen. Het
bepalen van het precieze effect op het terugdringen van het aantal onbedoelde zwangerschappen
is moeilijk te bepalen. Veel factoren hebben hierop immers invloed. En we zetten op
tal van verschillende manieren in op het voorkomen van onbedoelde en ongewenste zwangerschappen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er signalen zijn dat de kerndoelen in
het onderwijs op dit moment te open zijn geformuleerd. Zou het kabinet nader kunnen
toelichten om wat voor signalen dit gaat? Zou het kabinet nader kunnen toelichten
hoe vaak dit probleem is aangekaart? Daarnaast lezen genoemde leden dat het kabinet
scholen zal ondersteunen die aandacht willen besteden aan gezonde relaties en seksualiteit.
Hoe zal het kabinet dit aanpakken met betrekking tot scholen die dat niet willen?
Hoe gaat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) dit handhaven?
Het proces van curriculumherziening loopt al meerdere jaren, zoals ook te lezen in
de Kamerbrief «Curriculum funderend onderwijs» van 4 april 2022.16 In die afgelopen jaren laten meerdere onderzoeken zien dat het onderwijs te weinig
samenhang kent en dat de onderwijsinhoud op onderdelen verouderd is. In 2020 is een
wetenschappelijke curriculumcommissie ingericht om OCW te adviseren over de bijstelling
van het curriculum. In het eerste tussenadvies heeft de commissie geadviseerd concretere
kerndoelen te formuleren, in lijn met eerdere adviezen van de Onderwijsraad en signalen
uit het onderwijsveld. Verdere en/of meer concrete uitwerking van kerndoelen maakt
aan scholen en de samenleving duidelijk wat tenminste van het onderwijs mag worden
verwacht. Dit moet ertoe leiden dat er minder verschillen ontstaan tussen scholen,
dat leraren gefundeerde keuzes kunnen maken op basis van wat er van hen wordt verwacht,
en waar de ruimte is voor eigen invulling.
Om ervoor te zorgen dat meer scholen in het primair, speciaal, voorgezet en middelbaar
beroepsonderwijs structureel werken aan seksuele vorming is in 2018 het Stimuleringsregeling
Gezonde Relaties en Seksualiteit van de Gezonde School van start gegaan. De Gezonde
School biedt de infrastructuur en kwaliteitsborging op gezondheidsbevorderende thema’s,
waaronder het thema relaties en seksualiteit. Met de bijdrage kunnen scholen bijvoorbeeld
gastdocenten of theaterproducties inzetten waarmee in de klas of op school extra aandacht
kan worden besteed aan seksuele vorming. Er is binnen de regeling nog ruimte om 450
scholen toe te laten, hierbij wordt voorrang gegeven aan mbo-scholen.
De Inspectie van het Onderwijs ziet toe op kwalitatief goed onderwijs. Scholen zijn
via de kerndoelen verplicht om aandacht te geven aan seksuele vorming en seksuele
diversiteit. Waar de inspectie signaleert dat scholen geen invulling geven aan de
kerndoelen of de invulling van het onderwijs strijdig is met de basiswaarden van de
democratische rechtsstaat, zullen zij ingrijpen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat zorgprofessionals een signalerende rol
hebben bij seksuele gezondheidsvragen of problemen die kunnen voortkomen uit bepaalde
aandoeningen of uit nare ervaringen. Welke concrete maatregelen zullen genomen worden
om erop toe te zien dat zorgprofessionals ook over voldoende kennis beschikken om
deze rol te kunnen vervullen?
Vanuit het Nationaal Actieprogramma Seksueel Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend
Gedrag wordt momenteel een verkenning uitgevoerd naar welke mogelijkheden er zijn
om het goede gesprek over seksuele gezondheid en seksualiteit tussen zorg- en hulpverleners
en patiënten/cliënten te stimuleren en te faciliteren. Naar verwachting wordt de verkenning
dit voorjaar opgeleverd. We zullen bekijken op welke manier de resultaten van dit
onderzoek tot uitvoering kunnen worden gebracht.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in het coalitieakkoord is aangekondigd
dat anticonceptie gratis en toegankelijk beschikbaar gesteld wordt voor kwetsbare
groepen. Zou het kabinet nader kunnen toelichten waarom de keuze is gemaakt om anticonceptie
niet gratis en toegankelijk beschikbaar te stellen voor iedereen? Zou het kabinet
kunnen toelichten in hoeverre anticonceptie nu daadwerkelijk gratis en toegankelijk
beschikbaar is voor deze kwetsbare groepen in de praktijk? Welke andere concrete maatregelen
zullen genomen worden om ervoor te zorgen dat de toegankelijkheid van anticonceptie
verbeterd wordt?
De barrières die mensen ervaren bij anticonceptie verschillen en zijn niet uitsluitend
van financiële aard. Het kan bijvoorbeeld voor mensen moeilijk zijn om tijdig een
keuze te maken voor passende anticonceptie, om die anticonceptie dan ook te verkrijgen
of om deze consequent goed te gebruiken. De toegankelijkheid van anticonceptie is,
kortom, vaak een groter probleem dan de kosten. Anticonceptie gratis maken voor iedereen
is voor dit probleem geen oplossing.
In de aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap, die op 14 oktober jl. met uw Kamer
is gedeeld, staat dat we de toegang tot (gratis) anticonceptie voor personen in een
kwetsbare situatie verbeteren. Bij het bepalen van onze acties is gezocht naar aansluiting
op al bestaande en voor professionals bekende methoden. We vergroten daarom de toegang
tot Nu Niet Zwanger door extra in te zetten op landelijke beschikbaarheid in alle
gemeenten en het aansluiten van meer instellingen en professionals uit het medisch
en sociaal domein op de lokale Nu Niet Zwanger-programma’s. Op die manier verwachten
we dat nog veel meer mensen in een kwetsbare situatie betere toegang zullen krijgen
tot Nu Niet Zwanger en daarmee tot ondersteuning bij het nemen van regie op hun kinderwens,
waarvan anticonceptie een onderdeel kan zijn. En we zorgen ervoor dat de anticonceptie
voor de Nu Niet Zwanger-cliënten die dit niet zelf kunnen betalen, voor hen wordt
betaald. Hiervoor komen we gemeenten tegemoet die deze kosten momenteel nog volledig
zelf dragen. Daarnaast werken we met de abortussector aan manieren om vrouwen die
een abortus ondergaan beter en met meer tijd te kunnen voorlichten over anticonceptie
mogelijkheden. Die extra tijd kan de abortusarts of verpleegkundige in de kliniek
naar eigen inzicht gebruiken voor die vrouw die de extra uitleg en begeleiding nodig
heeft: voor en/of na afloop van de ingreep. We starten in juli 2023 met het invoeren
van de mogelijkheid voor meer consultijd voor de abortusarts of de verpleegkundige
in de abortuskliniek om dit onderwerp te bespreken daar waar zij dit nodig en wenselijk
vinden.
Bovendien bestaan er nu al diverse mogelijkheden voor gratis anticonceptie. In de
Zorgverzekeringswet is anticonceptie voor mensen onder de 18 jaar onderdeel van het
verzekerd pakket, voor mensen tussen de 18 tot 21 jaar is dat ook zo maar valt het
wel onder het verplicht eigen risico. Anticonceptie zit bij een deel van de gemeentepolissen
in het aanvullend pakket. En mensen kunnen soms gebruik maken van gemeentelijke regelingen
en vergoedingen mochten zij moeite hebben met het betalen van anticonceptie. Er zijn
tot slot mogelijkheden voor gratis langdurige anticonceptie in de abortuskliniek na
een abortus voor personen in een (financieel) kwetsbare positie.
Daarnaast merken genoemde leden op dat een motie van de leden Ploumen en Westerveld
met betrekking tot het uitbreiden van het begrip kwetsbaarheid is aangenomen. In de
brief aan de Kamer van 14 oktober jl. wordt verklaard hieraan invulling te geven door
dezelfde omschrijving te hanteren zoals gebruikt wordt in het programma Kansrijke
Start, de gemeente Rotterdam en Erasmus MC. Zou het kabinet nader kunnen toelichten
waarom ervoor is gekozen om deze omschrijving te gebruiken? Genoemde leden merken
op dat de omschrijving stelt dat een professional uit het sociale of medische domein
één of meerdere risicofactoren moet hebben gesignaleerd. Welke concrete maatregelen
neemt het kabinet om erop toe te zien dat deze professionals voldoende en de juiste
handvaten hebben om zulke afwegingen te maken? Erkent het kabinet dat met deze omschrijving
potentieel een aanzienlijk deel van kwetsbare groepen wordt buitengesloten, wegens
het feit dat zij wellicht geen toegang hebben tot of gebruik maken van de hulpverlening
van dergelijke professionals? Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om
erop toe te zien dat ook deze groep bereikt wordt?
De keuze voor deze definitie is gemaakt om de samenhang en samenwerking tussen de
aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap en het actieprogramma Kansrijke Start
te verduidelijken en te vergemakkelijken. Werken met verschillende definities, terwijl
het in de kern om eenzelfde doelgroep gaat, werkt versnippering en onduidelijkheid
in de hand. De definitie moet tegelijkertijd niet te strikt worden opgevat; maatwerk
en professioneel vakmanschap blijven in de praktijk altijd leidend. Juist door voor
het toegankelijk maken van anticonceptie meer instellingen en professionals aan te
sluiten op de Nu Niet Zwanger-methode, worden meer professionals beter ondersteund
bij het maken van de juiste afwegingen. De hulpverleners krijgen via de Nu Niet Zwanger-methode
concrete handvaten, training en ondersteuning om te signaleren en het gesprek over
kinderwens vanuit hun vertrouwensrelatie met de cliënt te voeren. Via het opgebouwde
netwerk van NNZ in de regio kunnen, indien gewenst, vervolgens snel en laagdrempelig
vervolgstappen worden genomen, bijvoorbeeld in de richting van anticonceptie.
De cliënten die Nu Niet Zwanger via de hulpverlener wil bereiken zijn mensen die vrijwel
altijd al geruime tijd in beeld zijn bij hulpverleners in bijvoorbeeld de ggz, LVB-zorg,
verslavingszorg, wijkteams, GGD, MEE, dak- en thuislozenzorg, jeugdzorg, welzijnszorg,
maatschappelijk werk en bij Veilig Thuis. We vergroten met onze plannen de toegang
tot Nu Niet Zwanger verder door extra in te zetten op landelijke beschikbaarheid in
alle gemeenten en het aansluiten van meer instellingen en professionals uit het medisch
en sociaal domein op de lokale Nu Niet Zwanger-programma’s. Op die manier verwachten
we dat nog veel meer mensen in een kwetsbare situatie betere toegang zullen krijgen
tot Nu Niet Zwanger en daarmee tot ondersteuning bij het nemen van regie op hun kinderwens,
waarvan anticonceptie een onderdeel kan zijn. Als de beoogde uitbreiding van Nu Niet
Zwanger en landelijke beschikbaarheid gerealiseerd is, is het niet de verwachting
dat een (aanzienlijk) deel van de groepen in een kwetsbare situatie wordt buitengesloten.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er momenteel maar een deel van de risicogroepen
gezien kan worden wegens de toegenomen vraag en financiële en personele krapte. Genoemde
leden vragen het kabinet wat per regio de gemiddelde wachttijd voor een CSG is. Worden
personen die niet gezien kunnen worden bij een CSG doorverwezen naar een passend alternatief?
Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om de druk bij CSG’s te verlichten?
Daarnaast lezen genoemde leden dat er signalen zijn dat zorgverleners niet altijd
over voldoende kennis beschikken. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen
om ervoor te zorgen dat zorgverleners bij CSG’s over voldoende kennis beschikken om
patiënten goed te helpen?
Seksuele gezondheidszorg is zowel onderdeel van de curatieve gezondheidszorg als de
publieke gezondheidszorg. Mensen kunnen allereerst terecht bij hun huisarts voor seksuele
gezondheidszorg. Voor wie de drempel naar de huisarts te hoog is, is de ASG-regeling
in het leven geroepen.
Sinds de invoering van de ASG-regeling is echter een hoop veranderd in het zorgstelsel.
Door de toegenomen vraag naar de diensten van de CSG’s en de financiële en personele
krapte die de CSG’s ervaren, kan maar een deel van de risicogroepen gezien worden.
Personen die niet kunnen worden gezien of waarbij de wachttijden oplopen bij de CSG’s
worden altijd doorverwezen naar hun huisarts en in veel gevallen gewezen op betrouwbare
online test-aanbieders. Door de huidige verdeelsleutel staan sommige regio’s zwaarder
onder druk dan andere, onder andere gerelateerd aan de toegenomen ambitie van CSG’s
om bepaalde risicogroepen te willen bedienen. Wachttijden verschillen daardoor per
regio en per risicogroep. De financiële drempels voor soa-zorg bij de eerstelijnszorg
zijn gegroeid met het over de jaren heen gegroeide eigen-risico. Er zijn signalen
dat zorgverleners niet altijd over voldoende kennis (menen te) beschikken, wat impact
kan hebben op de behandeling of bejegening van patiënten. Het is daarmee de vraag
in hoeverre de ASG-regeling nog functioneert als aanvullend vangnet. Deze omstandigheden
resulteren ook in vragen over de gelijke toegang tot zorg, óók binnen en tussen de
risicogroepen. Er wordt ingezet op een toekomstverkenning van de positionering van
de ASG-regeling binnen het zorgstelsel, voldoende juist geschoold personeel, prioritering
binnen en tussen de ASG-risicogroepen, drempels verminderen en stimuleren van nieuwe
samenwerkingen in de zorgverlening.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er voor bepaalde groepen soms meer en
andere inspanningen vereist zijn om hen te bereiken. Echter staan de outreach-activiteiten
om deze groepen te bereiken op verschillende plaatsen onder druk. Welke concrete maatregelen
zal het kabinet nemen om de druk bij deze outreach-activiteiten te verlichten? Welke
concrete maatregelen zal het kabinet nemen om ervoor te zorgen dat deze groepen toch
bereikt worden?
Outreach activiteiten met als doel preventie door voorlichting van het publiek behoren
gefinancierd te worden uit de gemeentelijke bijdragen aan de GGD en behoren tot de
collectieve preventieactiviteiten, maar worden vaak uitgevoerd binnen de ASG-regeling.
Om een beter beeld te krijgen van de verdeling van de verantwoordelijkheden en taken
wordt er ingezet op een toekomstverkenning van de positionering van de ASG-regeling
binnen het zorgstelsel en de Wet publieke gezondheid. Daarnaast is ook aandacht voor
prioritering binnen en tussen de ASG-risicogroepen, het oplossen van problemen rond
inzet van voldoende juist geschoold personeel, mogelijkheden om drempels te verlagen
en stimuleren van nieuwe samenwerkingen in de zorgverlening. Dit alles tezamen moet
leiden tot verlichting van de druk bij de uitvoering van outreach-activiteiten.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat momenteel seksuologische zorg in de tweedelijnszorg
alleen vergoed wordt indien een seksueel probleem gepaard gaat met een DSM-5 diagnose.
Genoemde leden vinden dit echter zorgelijk vanwege het risico dat personen die het
meest gebaat zouden zijn bij seksuologische zorg deze wegens financiële obstakels
niet zouden kunnen ontvangen. Heeft het kabinet zicht op hoeveel personen gebruik
maken van seksuologische zorg in de tweedelijnszorg? Zo ja, om hoeveel personen gaat
dit? Zo nee, zou er een inschatting gemaakt kunnen worden? Is er binnen de reguliere
geestelijke gezondheidszorg (ggz) voldoende gespecialiseerde kennis met betrekking
tot seksuele problematiek om personen met bijvoorbeeld seks-gerelateerde trauma’s
adequaat te helpen? Zouden personen met bijvoorbeeld seks-gerelateerde trauma’s niet
meer baat hebben bij seksuologische zorg? Zou het kabinet kunnen verkennen of er financiële
ruimte is om de voorwaarde van een DSM-5 diagnose te schrappen?
Er is – naar ons weten – geen overzicht van hoeveel personen gebruik maken van seksuologische
zorg in de tweedelijnszorg. Dit is ook lastig om te bepalen, omdat er geen inzicht
is in het aantal mensen die reguliere behandeling ontvangen waarbij de achtergrond
van de problemen mogelijk seksuologisch van aard is. We weten niet of er binnen de
ggz voldoende gespecialiseerde kennis met betrekking tot seksuele problematiek is.
Het is aan het veld (zorgaanbieders en zorgverzekeraars) om te zorgen voor passende
en voldoende zorg. Ook is het aan de professionals om vast te stellen of personen
met bijvoorbeeld seks-gerelateerde trauma’s meer baar hebben bij seksuologische zorg.
Binnen de ggz-bekostiging wordt de DSM-5 losgelaten. Deze wordt vervangen door de
zorgvraagtypering, daarmee is een DSM-diagnose ook niet meer per se een grond voor
wel of niet bekostigen van zorg, wel blijft er altijd een verwijzing van de huisarts
nodig. Overigens blijft het te allen tijde aan zorgverleners om te bepalen of en zo
ja welke behandeling nuttig en nodig is, daarmee kan de DSM-classificatie dienend
zijn in de diagnosestelling.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er momenteel genoodzaakt geprioriteerd
wordt binnen en tussen de risicogroepen van de ASG. Zou het kabinet nader kunnen toelichten
op basis van welke factoren deze afweging gemaakt wordt? Heeft het kabinet zicht op
het aantal personen dat zonder passende zorg zit hierdoor? Zo ja, om hoeveel personen
gaat dit? Zo nee, kan dit in kaart gebracht worden? Welke concrete maatregelen zal
het kabinet nemen om op korte termijn de CSG’s te helpen in deze afwegingen?
De zorg bij de CSG’s wordt gefinancierd door een aanvullende regeling (ASG) die ervan
uitgaat dat personen bij de reguliere zorg terecht kunnen en is bedoeld om verspreiding
van soa te beperken onder personen met het hoogste risico op soa en hiv. Zoals aangegeven
zijn veel CSG’s door beperkingen in financiën en capaciteit, genoodzaakt binnen en
tussen de risicogroepen van de ASG te prioriteren. Deze prioritering wordt door de
CSG’s zelf gedaan en kan voor de CSG’s een ingewikkelde afweging zijn. Ondanks het
feit dat er gepoogd wordt zo uniform mogelijk te werken kan de regionale epidemiologie
tot verschillen leiden tussen CSG’s in de toegankelijkheid van de regeling. In iedere
regio is de demografische samenstelling anders, wat vraagt om maatwerk waartoe de
ASG ruimte biedt. Allereerste prioriteit gaat echter altijd uit naar personen met
symptomen van soa en hiv en zij die gewaarschuwd zijn voor soa en hiv. De primaire
verantwoordelijkheid voor het test- en behandelbeleid ligt bij de zorgprofessionals
in hun professionele richtlijnen. Het RIVM neemt samen met de betrokken partijen het
voortouw op of deze richtlijnen dienen te worden herzien.
Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om erop toe te zien dat patiënten
die niet bij de huisarts of een CSG terecht kunnen en niet de financiële middelen
hebben voor private soa-zorg alsnog geholpen worden?
Er wordt een toekomstverkenning naar de positionering van de ASG-regeling binnen het
zorgstelsel uitgevoerd. Op basis van deze verkenning bepalen we welke maatregelen
nodig zijn om de knelpunten op te lossen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de CSG’s en de afdelingen infectieziektebestrijding
samen zullen moeten werken en afspraken zullen moeten maken over de financiering van
de inzet op infectieziekten. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om hen
hierin te ondersteunen? Daarnaast lezen genoemde leden dat het kabinet het belang
van goede voorbereiding onderschrijft op toekomstige infectieziekte-uitbraken die
impact hebben op de soa-zorg door de CSG’s. Welke concrete maatregelen zal het kabinet
nemen om ervoor te zorgen dat de samenleving en in het bijzonder, zorgverleners, goed
voorbereid zal zijn op toekomstige infectieziekte-uitbraken die impact hebben op de
soa-zorg?
In het kader van de pandemische paraatheid werkt VWS aan het versterken van GGD’en
in hun taak in de bestrijding van infectieziekten. Soa-bestrijding wordt hierin meegenomen.
Zo wordt momenteel onderzocht in hoeverre de basis van GGD’en in de infectieziektebestrijding
op orde is, wat er nog nodig is en wat we kunnen leren van de covid-19 pandemie. Bovendien
willen de integrale aandacht voor seksuele gezondheid door gemeenten versterken vanuit
hun verantwoordelijkheid voor collectieve preventie in het kader van de wet publieke
gezondheid.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet de betrokken partijen oproept
om gezamenlijk afspraken te maken over het testen en behandelen van soa’s. Op welke
manier zal het kabinet hen hierin ondersteunen?
We blijven betrokken partijen wijzen op nut en noodzaak van een effectief en efficiënt
test- en behandelbeleid. De primaire verantwoordelijkheid voor het test- en behandelbeleid
ligt bij de zorgprofessionals in hun professionele richtlijnen. Het RIVM neemt samen
met de betrokken partijen het voortouw op de vraag of deze richtlijnen moeten worden
herzien.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er signalen zijn dat onder zorgverleners
die met (potentiële) hiv-patiënten in aanraking komen het niet bekend is dat het hiv-virus
niet langer overdraagbaar is als het goed is onderdrukt. Zou het kabinet nader kunnen
toelichten om wat voor signalen dit gaat? Welke concrete maatregelen gaat het kabinet
nemen om ervoor te zorgen dat de voorlichting over het hiv-virus voor de gehele bevolking
verbeterd wordt? Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om ervoor te zorgen
dat zorgverleners voldoende geïnformeerd zijn over het hiv-virus?
Voor professionals zijn richtlijnen ontwikkeld over hiv en eventueel kan er gebruik
worden gemaakt van de beschikbare nascholingsmogelijkheden. Aan de hand van algemene
publieksvoorlichting wordt de bewustwording, kennis en vaardigheden op het gebied
van seksuele gezondheid vergroot, waarmee onjuiste of ongegronde aannames als stigma’s
ontkracht worden. Dit wordt gedaan door de door VWS gesubsidieerde instellingen via
onder andere de website sense.info en het lespakket Lang Leve de Liefde. Ook wordt
door het RIVM samen met het veld gewerkt aan een Nationaal Actieplan Soa, hiv en seks
waarin ook hiervoor aandacht zal zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het bereiken van personen in moeilijk
bereikbare groepen vraagt om specifieke inzet en alertheid van zorg- en hulpverleners.
Daarnaast lezen genoemde leden dat de door het Ministerie van VWS gesubsidieerde instellingen
zich hiervoor inspannen. Zou het kabinet nader kunnen toelichten op welke manieren
de door het ministerie gesubsidieerde instellingen zich hiervoor inspannen? Welke
concrete maatregelen neemt het kabinet om de zorg- en hulpverleners te ondersteunen
bij het verzorgen van deze specifieke inzet en alertheid?
Zoals de beleidsvisie aangeeft, is het doel dat inwoners van Nederland, waaronder
vanzelfsprekend ook kwetsbare doelgroepen vallen, dusdanig goed geïnformeerd dat zij
op basis hiervan in staat zijn om keuzes te maken over hun seksuele gezondheid. Dit
houdt onder andere ook in dat zij kennis hebben van de verschillende mogelijkheden
tot seksuologische zorg en in vrijheid de keuze mogen maken voor ondersteunde seksuele
dienstverlening. Dit doen we onder andere door het verbeteren van het handelingsperspectief
van hulpverleners. Vanuit het Nationaal Actieplan Seksueel Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend
Gedrag wordt een verkenning uitgevoerd naar welke mogelijkheden er zijn om het goede
gesprek over seksuele gezondheid en seksualiteit tussen zorg- en hulpverleners en
patiënten/cliënten te stimuleren en faciliteren. We bekijken op welke manier de resultaten
van dit onderzoek tot uitvoering kunnen worden gebracht. Bovendien subsidieert het
ministerie instellingen- zoals Soa Aids Nederland en Rutgers – die via informatie
op websites het algemeen publiek en specifieke doelgroepen waaronder (zorg)professionals
informeren. Door nauw contact met communities en via informatie van bijvoorbeeld GGD’en
hebben zij goed zicht op moeilijk bereikbare groepen. Deze kennisinstituten dragen
ook zorg voor content in bij- en nascholingen van zorgprofessionals.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben op basis van onderzoek vernomen dat jongeren
in de residentiële jeugdzorg meer seksueel risico lopen. Genoemde leden lezen dat
dit vergroot seksueel risico niet alleen betrekking heeft op fysieke aspecten van
seksuele gezondheid, zoals het risico op soa’s, maar ook op de mentale aspecten, zoals
negatieve ervaringen met seks. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om
ervoor te zorgen dat jongeren in de residentiële jeugdzorg meer en betere voorlichting
over het gebruik van condooms zullen ontvangen? Welke concrete maatregelen zal het
kabinet nemen om ervoor te zorgen dat het condoomgebruik van jongeren in de residentiële
jeugdzorg zal toenemen? Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om ervoor
te zorgen dat jeugdzorgmedewerkers meer steun krijgen, zowel wat betreft geld als
tijd, om aandacht te besteden aan seksuele gezondheid? Welke concrete maatregelen
zal het kabinet nemen om onbedoelde zwangerschappen binnen de residentiële jeugdzorg
tegen te gaan? Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om personen die te
maken krijgen met onbedoelde zwangerschappen binnen de residentiële jeugdzorg beter
te ondersteunen?
Sinds de publicatie van het rapport van de Commissie Samson17 zijn verschillende zaken in gang gezet en gerealiseerd. Zo is in een kwaliteitskader
opgenomen dat structureel aandacht is voor seksuele voorlichting en jeugdzorgaanbieders
passend aanbod moeten hebben voor de voorlichting en ondersteuning van jongeren bij
hun seksuele ontwikkeling.18 Hierdoor worden instellingen onder andere verplicht tot het ontwikkelen van methodieken
en tools om seksueel gedrag te duiden en handvatten om het gesprek erover aan te gaan
en tenslotte meer aandacht voor het thema in opleidingen te creëren. Daarnaast is
voor jeugdprofessionals de richtlijn Seksuele ontwikkeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming
(2020) ontwikkeld, waarin wordt benoemd dat het bieden van voldoende en betrouwbare
kennis over onder andere anticonceptie, zoals een condoom, een beschermende factor
is tegen seksueel riskant gedrag.19
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het opmerkelijk dat binnen de beleidsvisie
geen aandacht is geschonken aan het aankaarten van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Zou het kabinet nader kunnen toelichten welke concrete maatregelen genomen zullen
worden om erop toe te zien dat jongeren ook voldoende geïnformeerd worden over het
herkennen van seksueel grensoverschrijdend gedrag? Zou het kabinet ook nader kunnen
toelichten welke concrete maatregelen genomen zullen worden om jongeren goed te informeren
over de mogelijkheden voor het aankaarten van seksueel grensoverschrijdend gedrag?
Zou het kabinet ook nader kunnen toelichten welke concrete maatregelen genomen zullen
worden om seksueel grensoverschrijdend gedrag beter bespreekbaar te maken binnen het
onderwijs? Zou het kabinet ook nader kunnen toelichten welke concrete maatregelen
genomen zullen worden om erop toe te zien dat jongeren voldoende geïnformeerd zijn
over hulpverleners waar zij terecht kunnen na slachtoffer te zijn geweest van seksueel
grensoverschrijdend gedrag?
Op 13 januari jl. is het Nationaal Actieprogramma Aanpak Seksueel Geweld en Seksueel
Grensoverschrijdend Gedrag gedeeld met de Kamer.20 Hiermee zet het kabinet in op een duurzame cultuurverandering, waarin seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld snel gesignaleerd en voorkomen wordt. Een stap richting
deze beoogde cultuurverandering is het vergroten van kennis en het bewustzijn in de
samenleving. Het moet normaal worden om met elkaar te bespreken wat je wensen zijn,
waar je grenzen liggen en om elkaar aan te spreken als grenzen overschreden (dreigen
te) worden. Hierbij is specifieke aandacht voor de opgroeiende generatie. In het actieprogramma
zijn hiervoor concrete maatregelen opgenomen – onder andere gericht op het onderwijs,
de zorg en hulpverleners.
Daarnaast voorziet Sense.info jongeren van allerlei informatie over seksuele gezondheid,
waaronder seksueel grensoverschrijdend gedrag. Jaarlijks trekt de website sense.info
zo’n 4–6 miljoen bezoekers en worden ruim 4000 cliënten via de infolijn bediend. Per
jaar worden daarnaast landelijk zo’n 900–1000 chatgesprekken gevoerd door CSG’s, participatie
verschilt nauwelijks per regio. De infolijn en de chatmogelijkheid vormen onderdeel
van de stepped care aanpak waarbij de website de basis vormt en er naar behoefte en
afhankelijk van de hulpvraag online, dan wel face-to-face contact mogelijk is.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevens teleurgesteld dat er binnen de beleidsvisie
geen aandacht is besteed aan seksuele diversiteit, in het bijzonder aseksualiteit
en transseksualiteit. Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om erop toe
te zien dat binnen het onderwijs aandacht geschonken zal worden aan deze onderwerpen?
Welke concrete maatregelen zal het kabinet nemen om erop toe te zien dat ze deze groepen
bereiken met hun voorlichting? Welke concrete maatregelen zullen genomen worden om
aseksualiteit beter bespreekbaar te maken tijdens seksuele voorlichting in het onderwijs?
Van leerlingen in primair en voortgezet onderwijs wordt verwacht dat zij leren «respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving,
waaronder seksuele diversiteit». De term «seksuele diversiteit» is een paraplu waar ook aseksualiteit en transseksualiteit
onder kunnen vallen. Scholen hebben de vrijheid om volgens eigen visie invulling te
geven aan de kerndoelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet om de afbakening van de overheidstaak
scherper te formuleren. Zij constateren dat bewindspersonen de overheidstaak ten aanzien
van het bevorderen van de seksuele gezondheid vooral willen invullen door het faciliteren
en stimuleren dat mensen zelf goed geïnformeerde keuzes kunnen maken. Zij zouden graag
zien dat het kabinet een scherper onderscheid maakt tussen het privédomein en het
publieke domein. De leden van de SGP-fractie zouden willen dat de overheid grote terughoudendheid
betracht ten aanzien van het private domein en een beschermende en normerende rol
heeft in het publieke domein. Dit laatste door bijvoorbeeld de stortvloed aan seksuele
beelden op sociale media te beperken of vulgaire of onzedelijke uitingen die de seksuele
gezondheid aantasten uit het publieke domein te weren. De leden van de SGP-fractie
missen dergelijke maatregelen in de beleidsvisie. Zij ontvangen in dit kader graag
een reactie van het kabinet.
Seksuele gezondheid en seksueel gedrag zijn in belangrijke mate een privéaangelegenheid.
Wanneer er een maatschappelijk en volksgezondheidsbelang speelt heeft de overheid
een taak in het bevorderen van de seksuele gezondheid en het welzijn van de bevolking
en het bijdragen aan het voorkomen van maatschappelijke problemen, zoals soa’s, onbedoelde
zwangerschappen en seksueel grensoverschrijdend gedrag of seksueel geweld. Dit doen
we door te faciliteren en stimuleren dat mensen zelf goed geïnformeerde keuzes kunnen
maken op gebied van seksuele gezondheid en seksualiteit. Ook draagt de overheid zorg
voor kwalitatief goede en toegankelijke zorg- en ondersteuning, bijvoorbeeld via de
aanvullende seksuele gezondheidszorg of abortuszorg. Hiermee helpen we problemen te
voorkomen, maar bieden we ook hulp en begeleiding wanneer iemand zich toch in een
onbedoelde situatie bevindt.
Concreet vragen de leden van de SGP-fractie waarom het kabinet geen voorstellen doet
voor het normeren van publieke en/of reclame-uitingen die schadelijk zijn voor de
seksuele gezondheid. Analoog aan beleid om reclames voor tabak, alcohol of ongezond
voedsel te normeren, zou ook gedacht kunnen worden aan het reguleren van (reclame)uitingen
die de seksuele gezondheid aantasten. Is het kabinet daartoe bereid? Hoe wil het kabinet
gemeenten ondersteunen om reclame te verbieden van websites die overspel tot hun verdienmodel
hebben gemaakt?
Nee, het kabinet is hiertoe niet bereid. We faciliteren en stimuleren dat mensen zelf
goed geïnformeerde keuzes kunnen maken op gebied van seksuele gezondheid en seksualiteit.
Via voorlichting en onderwijs dragen we hieraan bij.
Voorts merken de leden van de SGP-fractie op dat in de kabinetsvisie geen aandacht
wordt geschonken aan mensen die geen seksuele relatie kunnen of willen aangaan. Seksualiteit
wordt benaderd als een «recht». Zij vragen zich af seksualiteit hiermee recht gedaan
wordt. Erkent het kabinet dat een persoon ook mentaal en fysiek gezond kan zijn zonder
het aangaan van een seksuele relatie? Erkent het kabinet dat iemands identiteit niet
(uitsluitend) wordt bepaald door het wel of niet aangaan van een seksuele relatie?
We volgen de definitie van seksuele gezondheid van de WHO. De WHO stelt dat «de keuzevrijheid
om wel of niet seksueel actief te zijn» één van de seksuele rechten van de mens is.
Eenieder mag diens eigen keuzes maken op het gebied van seksuele gezondheid en seksualiteit.
Daarbij hoort de vrijheid om te zijn wie je wilt zijn, en te houden van wie je zelf
wilt houden. Onder deze keuzevrijheid valt vanzelfsprekend ook de keuze om geen seksuele
(en/of romantische) relaties aan te gaan met andere personen.
Deelt het kabinet de opvatting dat pornografie een groot maatschappelijk probleem
is? Wat gaat het kabinet hieraan doen? Welke maatregelen worden er genomen om de beschikbaarheid
en kijken van pornografie tegen te gaan? De leden van de SGP-fractie vragen in het
bijzonder aandacht voor mensen die verslaafd zijn aan pornografie. Welke maatregelen
treft het kabinet om porno- en seksverslaving tegen te gaan?
We zetten in op het vermogen van individuen om seksueel je eigen regie te voeren.
Op individueel niveau vereist dit kennis, vaardigheden en vrijheid om naar eigen invulling
plezierige, veilige en gelijkwaardige seksuele belevingen te kunnen aangaan. Binnen
de gezondheidszorg is nog geen consensus bereikt over of een porno- of seksverslaving
bestaat, hoewel het wel een uitingsvorm kan zijn van de DSM-classificatie parafile
en hyperseksuele stoornissen. Deze verslavingen zijn in ieder geval (nog) niet opgenomen
in de DSM-5 als eigenstandige diagnose, wel is er voor de ggz een kwaliteitsstandaard
Parafiele en hyperseksuele stoornissen. Hiermee is door zorgprofessionals gedefinieerd
wat voor mensen met deze stoornissen goede zorg is.
De leden van de SGP-fractie missen verder een verbinding tussen de visie van het kabinet
op seksuele gezondheid en de praktijk van prostitutie in Nederland. Prostitutie is
geen liefdevol samenleven van man en vrouw, maar misbruik van vrouwen en een vorm
van slavernij. De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet welk signaal uitgaat
van het in stand houden van de prostitutieketen. Welke visie op vrouwen, relaties
en seks wordt hiermee gegeven, ook richting jonge mensen? Erkent het kabinet dat het
zeer bevorderend zou zijn voor de seksuele gezondheid als er een einde zou worden
gemaakt aan de prostitutie in ons land?
Sekswerk is een legaal beroep in Nederland. Ons land kent geen verbod op prostitutie
of op de exploitatie van prostitutie, en het Wetsvoorstel regulering sekswerk (hierna:
de Wrs) brengt daarin geen verandering.
Dat neemt niet weg dat het van groot belang is om prostitutie en andere vormen van
sekswerk te reguleren om misstanden in de seksbranche te voorkomen of te verminderen.
Daartoe wordt al geruime tijd gewerkt aan de Wrs. Ook beoogt de Wrs bij te dragen
aan het creëren van een situatie waarin alle in de prostitutie werkzame personen,
aan bepaalde voorwaarden voldoen, onder meer ten minste 21 jaar zijn, zelfredzaam
zijn, geen slachtoffer zijn van gedwongen prostitutie, adequaat geïnformeerd zijn
over de risico’s van het werk, hun rechten op informatie en hun plichten kennen, en
ten slotte weten waar kennis, zorg en hulp beschikbaar is om hun beroep zo veilig
en gezond mogelijk te kunnen uitoefenen dan wel om te kunnen stoppen met dat werk.
De Hygiënerichtlijn voor seksbedrijven en sekswerkers van het RIVM kan door seksbedrijven
en sekswerkers worden gebruikt ten behoeve van het beperken van de verspreiding van
infectieziekten zoals seksueel overdraagbare aandoeningen. Normen en adviezen uit
de Hygiënerichtlijn kunnen worden opgenomen in het bedrijfsplan. De Wrs bepaalt dat
een exploitant van een prostitutiebedrijf een bedrijfsplan moet hebben met daarin
maatregelen op het gebied van hygiëne en van de gezondheid, de veiligheid, het zelfbeschikkingsrecht
van de prostituees. De Wrs sluit aan op de Hygiënerichtlijn.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het kabinet wil inzetten op het bevorderen
van de kennis over en monitoring van de breedte van seksuele gezondheid. Het kabinet
gaat verkennen welke financiële ruimte en mogelijkheden er zijn om financiering van
bepaalde monitoring in de toekomst structureel te borgen, en voor welke thema’s incidenteel
onderzoek volstaat. De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet wanneer hierover
meer informatie met de Kamer wordt gedeeld. Zij vragen het kabinet wat de precieze
reden is dat zij meer wil gaan monitoren. Welke problemen wil het kabinet hiermee
oplossen?
Goed beleid vraagt om kennis over en monitoring van de breedte van seksuele gezondheid
in Nederland. Dit zou de basis moeten zijn voor gerichte beleidskeuzes door de CSG’s,
gemeenten en kennisinstituten als Aidsfonds – Soa Aids Nederland en Rutgers. Het helpt
ook de effecten van ons beleid inzichtelijk te maken. Door monitoring structureel
te borgen, kunnen beleidsmakers erop rekenen toegang te hebben tot actuele en accurate
feiten. Nu deze monitoring nog niet structureel geborgd is en daarbij nog blinde vlekken
zijn hierin, is ook de continuïteit van de onderzoeken niet geborgd. Dit maakt het
nu onmogelijk om uitspraken te doen over eventuele invloeden van beleidskeuzes of
eventuele maatschappelijke trends en cultuurveranderingen.
De leden van de SGP-fractie vragen in het verlengde hiervan of het kabinet ook meer
zicht wil ontwikkelen op de verspreidingen van seksueel overdraagbare aandoeningen
door de groep biseksuelen. Hun zichtbaarheid neemt toe en jongeren lijkt steeds vaker
te experimenteren met biseksueel gedrag.
We zetten in op het vertalen van de werkdefinitie van de WHO naar een meetbare definitie
en indicatoren. Met een verkenning wordt onder andere inzichtelijk gemaakt welke aspecten
de surveillance en monitoring wel/niet goed in beeld brengt, welke databronnen onvoldoende
betrokken worden en/of welke databronnen ontbreken. Uit de verkenning moet ook blijken
voor welke doelgroepen er nog blinde vlekken zijn, en welke aanvullende monitoringstechnieken
nodig zijn om deze alsnog in beeld te krijgen. Op dit moment is er al goed zicht bij
het RIVM op het voorkomen van soa en hiv bij bezoekers van de Centra Seksuele Gezondheid
van de GGD’en die door de ASG-regeling gesubsidieerd worden. Hier worden ook gegevens
over seksueel risicogedrag verzameld.
Onderzoek, monitoring, advisering, training en scholing op het gebied van seksuele
gezondheid wordt al jaren sterk gedomineerd door Rutgers. Het is niet overdreven om
te spreken van een monopolypositie. De leden van de SGP-fractie vinden dit onwenselijk.
Deelt het kabinet deze mening? De leden van de SGP-fractie vragen dan ook om bij toekomstige
nieuwe opdrachten voor onderzoek of monitoring een gelijk speelveld te creëren, zodat
ook andere organisaties of instellingen hiervoor in aanmerking kunnen komen.
Er is geen sprake van een monopolypositie voor Rutgers. Rutgers is een van de instellingen
die door VWS wordt gesubsidieerd voor specifieke activiteiten die zij uitvoeren op
het gebied van seksuele gezondheid ten behoeve van alle Nederlanders. Tot de gesubsidieerde
activiteiten van Rutgers behoort het verzamelen en toegankelijk maken voor doelgroepen
van informatie op gebied van seksuele gezondheid, anticonceptie en seksueel geweld.
Daarnaast is Rutgers samen met andere partijen zoals het RIVM en universiteiten betrokken
bij onderzoek en monitoring van seksuele gezondheid. Voor alle organisaties geldt
een gelijk speelveld en dat training en scholing aangeboden kunnen worden, deze activiteiten
zijn niet subsidiabel.
De leden van de SGP-fractie lezen: «Seksuele ontwikkeling start al op jonge leeftijd
en gaat het hele leven door.» Deelt het kabinet de mening dat seksuele en relationele
vorming van kinderen om veel prudentie vraagt? Vanaf welke leeftijd moet volgens het
kabinet seksuele vorming op school starten?
De kerndoelen van het basisonderwijs zien toe op het vormen van kinderen tussen de
4 en 12 jaar. De kerndoelen voor het vo gelden voor de onderbouw. Het aanbieden van
de kerndoelen is verplicht maar scholen mogen hun eigen afweging maken rond de momenten
waarop ze daar in de schoolloopbaan aandacht aan geven.
Scholen starten naar eigen inzicht de leerlijn op een door hen gekozen moment, waarbij
zij in vorm, tempo en inhoud natuurlijk oog dienen te hebben voor de ontwikkeling
en belevingswereld van het kind. Scholen kunnen daarbij onder andere Expertisecentrum
Rutgers en de aanbieders van lespakketten raadplegen om te bepalen wat passend is.
Verder vragen de leden van de SGP-fractie hoe het kabinet de verbinding ziet tussen
genderidentiteit en seksuele gezondheid.
Seksuele gezondheid is meer dan de afwezigheid van seksueel overdraagbare aandoeningen
(soa’s) of hiv, het voorkomen van onbedoelde zwangerschappen of het voorkomen van
seksueel grensoverschrijdend gedrag of seksueel geweld. Het is het vermogen om seksueel
je eigen regie te voeren. Op individueel niveau vereist dit kennis, vaardigheden en
vrijheid om naar eigen invulling plezierige, veilige en gelijkwaardige seksuele belevingen
te kunnen aangaan. Dit begint bij (het omarmen van) de eigen genderidentiteit. Van
de samenleving vereist dit goede voorlichting en opvoeding, laagdrempelige ondersteuning
en zorg. Het vergt een maatschappelijke context waarin wordt onderkend dat seksuele
gezondheid ertoe doet voor iemands mentale en fysieke welzijn en gezondheid en waarin
seksuele gezondheid, seksualiteit, seksueel plezier en wensen en grenzen bespreekbaar
zijn.
De leden van de SGP-fractie vinden het goed dat het kabinet niet alleen werk maakt
van seksuele, maar ook van relationele vorming. Zij lezen dat dat ingezet wordt op
relationele en seksuele vorming in een doorlopende leerlijn. Kan het kabinet toezeggen
dat hierbij een gelijk speelveld gewaarborgd wordt voor álle aanbieders van interventies?
Te allen tijde wordt aangaande lespakketten een gelijk speelveld gewaarborgd voor
aanbieders van interventies. Dat geldt dus ook voor lespakketten over relationele
en seksuele vorming. Tegelijkertijd waarborgen we ook de vrijheid van scholen een
eigen keuze te maken in het aanbod dat er is.
De leden van de SGP-fractie vragen of in het kader van voorlichting ook aandacht besteed
wordt aan het doorprikken van allerlei mythes en fabeltjes over seksualiteit, bijvoorbeeld
als het gaat om de leeftijd waarop jongeren seksueel actief worden. Is er naast het
vermelden van de hoge mate van tevredenheid van Nederlanders ook aandacht voor het
feit dat bijvoorbeeld bij relatieproblemen seksualiteit vaak een belangrijk thema
is?
Ja, daar is aandacht voor. Seksualiteit is namelijk een thema dat veel onderdelen
van het leven raakt. Het is inherent aan seksualiteit die plaatsvindt in relatie tot
anderen dat deze vorm van seksualiteit een relationeel aspect behelst. Om ervoor te
zorgen dat meer scholen in het primair, speciaal, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs
structureel werken aan seksuele vorming is in 2018 gestart met de Stimuleringsregeling
Gezonde Relaties en Seksualiteit van de Gezonde School.
Het kabinet spreekt van een nieuwe, zelfbewuste generatie. De leden van de SGP-fractie
vragen het kabinet of er voldoende besef is dat de nieuwe generaties ook meer dan
ooit speelbal en slachtoffer zijn van allerlei kwade krachten op seksueel gebied,
bijvoorbeeld door de macht van (sociale) media? Hoe krijgt dat een plek in het kabinetsbeleid?
Wat vindt het kabinet van de Franse wet die producenten van devices verplicht standaard
apps te installeren ter bescherming van jonge kinderen? Wat wordt er gedaan om sexting
tegen te gaan?
We zetten in op het vermogen van individuen om seksueel je eigen regie te voeren.
Op individueel niveau vereist dit kennis, vaardigheden en vrijheid om naar eigen invulling
plezierige, veilige en gelijkwaardige seksuele belevingen te kunnen aangaan. Hierbij
hoort ook de ruimte om eigen regie te voeren over dingen die je niet wilt doen. We
faciliteren en stimuleren mensen zodat zij zelf goed geïnformeerde keuzes kunnen maken
op gebied van seksuele gezondheid en seksualiteit. Wat die keuzes zijn, is voor eenieder
om zelf te bepalen.
De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet om te bevestigen dat bij het onderwijs
op basis van de kerndoelen, ook na de herziening, de vrijheid van richting van scholen
gewaarborgd blijft en dat het dus aan scholen is om op basis van hun visie en missie
zowel invulling te geven aan de kerndoelen als de manier te bepalen waarop dat het
beste kan gebeuren (het «hoe»). Is de inzet van het kabinet ten aanzien van de verduidelijking
van de kerndoelen in ieder geval ook om ervoor te zorgen dat het aangaan en onderhouden
van stabiele relaties duidelijker onderdeel wordt van het curriculum?
Ook na de actualisatie van de kerndoelen, hebben scholen nog steeds vrijheid deze
kerndoelen volgens eigen visie aan te bieden. Op dit moment ligt er voor Nederlands,
Rekenen/wiskunde, Digitale geletterdheid en Burgerschap een opdracht om de kerndoelen
te actualiseren. Dat betekent dat een deel van seksuele vorming, zoals seksuele diversiteit
aan de orde komt bij de actualisatie van de kerndoelen voor Burgerschap. Voor de overige
leergebieden is nog geen opdracht om de actualisatie te starten. De kerndoelenteams,
bestaande uit leraren, curriculumexperts en andere belanghebbenden, buigen zich over
de vraag welke onderwijsinhouden daadwerkelijk bij de leergebieden horen, en of het
aangaan en onderhouden van stabiele relaties hierbij hoort. In het voorjaar van 2023
wordt de tussenbalans opgemaakt van de voortgang van de conceptkerndoelen, ter bespreking
in de Tweede Kamer.
De leden van de SGP-fractie lezen: «Ook ouders of opvoeders hebben een belangrijke
rol in seksuele vorming.» In lijn met hetgeen zij naar voren hebben gebracht met betrekking
tot de overheidstaak, storen zich aan deze formulering. De leden van de SGP-fractie
zijn van mening dat seksuele en relationele vorming primair een taak is voor ouders
en opvoeders. Seksuele en relationele vorming op school moet staan in het verlengde
van de opvoeding en vorming in het gezin. Zij vragen het kabinet of zij die opvatting
deelt. Hoe willen zij ouders in staat stellen om deze taak zo goed mogelijk uit te
kunnen voeren?
Seksuele ontwikkeling start al op jonge leeftijd en gaat het hele leven door. Dit
vraagt om aandacht voor het bevorderen van seksuele gezondheid gedurende het hele
leven. Hierin is voor ouders en opvoeders in eerste instantie een belangrijke rol
en verantwoordelijkheid weggelegd. In het kader van het Nationaal Actieprogramma Seksueel
Grensoverschrijdend Gedrag en Seksueel Geweld is onderzoek uitgevoerd naar de (online)
manieren om ouders en opvoeders zo goed mogelijk te ondersteunen. De resultaten van
dit onderzoek zijn op 13 januari jl. gedeeld met de Kamer, tezamen met het Nationaal
Actieprogramma Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag en Seksueel Geweld.21 Op basis van het onderzoek wordt op dit moment bezien wat nodig is om ouders beter
te kunnen ondersteunen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet een wetswijziging in voorbereiding
heeft waarmee onder meer de taken van de ASG binnen de Wet publieke gezondheid geborgd
worden. Zij lezen dat ASG in feite worden beschouwd als deel van de publieke gezondheidszorg
en de wetswijziging dus geen beleidsinhoudelijke wijzigingen bevat. Zij vragen het
kabinet daarom wat de toegevoegde waarde is van de wetswijziging.
Het doel van deze wetswijziging is om de uitvoering van de ASG-zorg te bestendigen
en te kunnen blijven continueren. Met het wetsvoorstel wordt het wettelijke takenpakket
van het RIVM uitgebreid met de taak om de landelijke regie te voeren op het terrein
van de bestrijding van soa’s in samenhang met seksuele gezondheidszorg. In de praktijk
voert het RIVM deze regietaak al uit, het voorliggende wetsvoorstel codificeert dit.
De reden om het RIVM in de Wet publieke gezondheid (Wpg) een taak te geven, is dat
hiermee de regietaak van het RIVM recht kan worden gedaan aan landelijke prioriteiten
en regionale prioriteiten, die in de tijd en tussen GGD’en onderling kunnen verschillen.
Op basis van de landelijke regietaak kan het RIVM de GGD’en opdragen om bepaalde activiteiten
te verrichten op het terrein van de bestrijding van soa’s in samenhang met seksuele
gezondheidszorg. Op die manier kan richting blijven worden gegeven aan de kwaliteit
en de soort van de activiteiten. Het RIVM bewaakt vervolgens het proces en geeft inhoudelijke
advies. Daarmee wordt de huidige, goed lopende praktijk gecontinueerd.
Hoe doet het kabinet in het beleid recht aan lokale opvattingen in de Cariben als
het gaat om seksualiteit en hoe wordt voorkomen dat mainstream opvattingen in Europees
Nederland opgelegd worden aan de Caribische delen van Nederland? Wordt de inbreng
van maatschappelijke organisaties daarbij duidelijk betrokken?
De inzet van het Ministerie van VWS is gericht op maatwerk. Samen met de openbare
lichamen wordt bekeken hoe aangesloten kan worden op en rekening gehouden kan worden
met de Caribische context. Zo lopen er op dit moment initiatieven om Europees Nederlandse
materialen en informatie lokaal toepasbaar te maken. Dit vergt extra inzet en een
zorgvuldige aanpak. Dit wordt gedaan in samenwerking met een diverse groep van professionals
en inwoners van de verschillende eilanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier