Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over uitvoering van de motie van het lid Van Raan c.s. over end-to-endencryptie in stand houden (Kamerstuk 26643-885) (Kamerstuk 26643-908)
2022D51506 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Digitale Zaken hebben enkele fracties de behoefte om
enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Justitie en Veiligheid
over de brief Uitvoering van de motie van het lid Van Raan c.s. over end-to-endencryptie
in stand houden (Kamerstuk 26 643, nr. 908).
De voorzitter van de commissie,
Kamminga
De adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de PvdD-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken en hebben
geen verdere vragen en opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de motie-van
Raan c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 885) en hebben hier over enkele vragen.
Allereerst vragen de leden van de D66-fractie er wederom aandacht voor dat er geen
tussenweg bestaat tussen veilige encryptie en een achterdeur voor veiligheidsdiensten.
Met onderzoek naar een niet bestaande technische oplossing voor dit probleem staat
het recht op veilige encryptie onder druk met grote gevolgen voor het beschermen van
kennis bij bedrijven en het werk van journalisten, wetenschappers, activisten, advocaten
en vele anderen. Kan de Minister de positie van Duitsland en het Oostenrijkse parlement
ten opzichte van het onderdeel chatcontrol in het commissievoorstel toelichten? Acht
de Minister het mogelijk om aan te sluiten bij de Duitse en Oostenrijkse inzet om
chatcontrol uit de motie te weren? Zo nee, waarin verschillen de posities van Nederland
ten opzichte van deze landen? Deze leden zullen op dit onderwerp een motie indienen
om hierbij aan te sluiten tijdens de eerste volgende Raad Justitie en Binnenlandse
Zaken (JBZ-raad).
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitvoering van
de motie-Van Raan c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 885) over het in stand houden van end-to-end-encryptie. Deze leden hebben hierover nog
enkele vragen. Zij willen ten eerste markeren dat zij tegen de betreffende motie hebben
gestemd.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de uitvoering van de motie invloed heeft
op de onderhandelingen over de Conceptverordening inzake het tegengaan van online
seksueel kindermisbruik. Deze leden maken zich grote zorgen over het grote aantal
meldingen dat jaarlijks wordt gedaan van online seksueel kindermisbruik. Deze leden
vragen of de Minister het met deze leden eens is dat het belang van het terugdringen
van online seksueel kindermisbruik voorop moet staan en dat dit belang zwaarder weegt
dan de privacy van betrokkenen.
De leden van de CDA-fractie vragen ook of de Minister vindt dat opsporingsdiensten
adequate wettelijke bevoegdheden moeten hebben om online seksueel kindermisbruik te
detecteren en meldingen op te volgen. Deze leden verwijzen in dit verband naar het
genoemde verschil tussen Facebook (geen end-to-end-encryptie en 11 miljoen meldingen)
en WhatsApp (wel end-to-end-encryptie en 400.000 meldingen). Deze leden concluderen
hieruit dat end-to-end-encryptie een grote belemmering vormt voor het opsporen van
online seksueel kindermisbruik en vragen of de Minister het hiermee eens is. Deze
leden vragen de Minister daarom hoe zij het belang van de uitvoering van de motie
weegt ten opzichte van de constatering dat het voor opsporingsdiensten vanwege end-to-end-encryptie
steeds moeilijker wordt om informatie over strafbare feiten te detecteren en ontcijferen.
Deze leden zijn van mening dat het uitvoeren van de motie een stap achteruit betekent
in de aanpak van online seksueel kindermisbruik, en vragen welke stappen de Minister
neemt om dit te voorkomen.
De leden van de CDA-fractie lezen in de beslisnota dat organisaties die in hun taakuitvoering
nadelen ondervinden van end-to-end-encryptie, zoals de politie, bezwaren hebben geuit.
Deze leden vragen hoe zwaarwegend de stem van de uitvoerende organisaties en mensen
is voor de Minister, aangezien zij dagelijks te maken krijgen met de schokkende inhoud
van kinderporno en de uitdagingen die het terugdringen hiervan met zich meebrengt.
Deze leden vragen hoe de Minister ervoor zorgt dat deze organisaties en mensen, ondanks
de aangenomen motie, niet worden belemmerd in hun belangrijke werk.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de reactie van de Minister over de uitvoering van
de motie-Van Raan c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 885) gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie vinden het in stand houden van end-to-end-encryptie van
groot belang en vinden het daarom goed dat een Kamermeerderheid zich achter de motie-Van
Raan c.s. heeft geschaard. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat het kabinet deze
motie uitvoert. Deze leden hebben nog wel enkele zorgen, die overeenkomen met de zorgen
die ook de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) uit. De AP formuleert het als volgt:
«– Er ontstaat een te groot risico dat communicatiediensten bij alle communicatie
van alle burgers in de Europese Economische Ruimte (EER) mee zullen kijken én luisteren.
– Er is een groot risico op ondermijning van het gebruik van versleutelde communicatie
(zogeheten end-to-end encryptie);
– De AI-software die waarschijnlijk wordt ingezet maakt fouten en kan vooroordelen bevatten,
waardoor burgers ten onrechte als potentieel «verdacht» worden aangemerkt.»
Kan de Minister uitgebreid ingaan op deze zorgen? Kan de Minister verder toelichten
wat het betekent dat Nederland het onmogelijk maken van end-to-end-encryptie niet
zal steunen? Steunt het kabinet wel maatregelen die end-to-end-encryptie nagenoeg
onmogelijk zou maken of ernstig zouden bemoeilijken? Hoe wordt dit gewogen? Kan de
Minister ingaan op wat de strategie van het kabinet is indien er in de verordening
wel maatregelen worden genomen die end-to-end-encryptie onmogelijk maken? Kan de Minister
de procedure dan schetsen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie danken de Minister voor haar brief over de aangenomen
motie-Van Raan c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 885) over het in stand houden van encryptie. Deze leden hebben wel nog enige vragen over
de uitvoering daarvan.
De leden van de PvdD-fractie zijn verheugd te horen dat de Minister onderschrijft
dat encryptie belangrijk is voor onder andere de vrijheid van meningsuiting en bijdraagt
aan het beschermen van de nationale veiligheid maar zij zijn benieuwd hoe stellig
de Minister positie kiest binnen de Europese Unie bij voorstellen die encryptie ondermijnen.
Deze leden vragen de Minister of zij bereid is om bij de komende JBZ-raad op 8 en
9 december in Brussel en in de verdere toekomst actief steun te zoeken voor de Nederlandse
positie omtrent encryptie. Naar mening van deze leden is het wenselijk dat Nederland
niet alleen de positie inneemt dat encryptie niet onmogelijk gemaakt mag worden maar
ook actief steun zoekt voor de positie dat de ontwikkeling, beschikbaarheid en toepassing
van encryptie niet ingeperkt wordt. Is de Minister daartoe bereid? Draagt zij actief
uit dat pogingen tot afzwakking of belemmering van encryptie op Nederlands verzet
zullen stuiten? Kan de Minister het Europese krachtenveld op deze punten uitgebreider
schetsen en kan zij de Kamer proactief verslag doen van Europese ontwikkelingen? Wat
bedoelt de Minister precies als ze schrijft dat «Nederland voorstellen die end-to-end-encryptie
onmogelijk maken niet steunt»? Betekent dat ook dat als er in de verordening artikelen
zijn opgenomen die in potentie kunnen leiden tot een inperking van end-to-end-encryptie,
Nederland zich hier tegen zal verzetten?
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat het huidige
Europese voorstel ter voorkoming en bestrijding van online seksueel kindermisbruik
(CSA-voorstel) nog geen garanties bevat dat encryptie in stand kan blijven. Sterker
nog, deelt de Minister de mening dat het CSA-voorstel verplichtingen bevat die encryptie
onmogelijk maken? Bijvoorbeeld doordat het communicatiediensten verplicht om berichten
te bekijken, en zelfs verplicht om gesproken communicatie af te luisteren. Heeft de
Minister kennisgenomen van de zeer kritische brief van de gezamenlijke privacy toezichthouders?1 Deelt de Minister hun positie dat het voorliggende voorstel een te groot risico bevat
dat communicatiediensten bij alle communicatie van alle burgers in de Europese Economische
Ruimte (EER) mee zullen kijken én luisteren? Deelt de Minister hun stelling dat er
een groot risico is op ondermijning van het gebruik van end-to-end-encryptie? Deelt
de Minister hun positie dat het huidige voorstel niet voldoet aan de vereiste van
noodzakelijkheid en proportionaliteit en dit gevaren met zich meebrengt?
Dan hebben de leden van de PvdD-fractie nog enige vragen over de cijfers waar de Minister
en de Europese Commissie zich op lijken te baseren. Hoeveel zicht is er op de meldingen
en het verificatieproces om bijvoorbeeld vertekening door vals positieven of doublures
te voorkomen? Welk deel van de genoemde cijfers gaat over de Europese Unie?
Tot slot, wanneer verwacht de Minister het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek-
en Documentatiecentrum (WODC) over de impact van encryptie op de opsporing en wanneer
verwacht zij een appreciatie naar de Kamer te kunnen sturen?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Kamminga, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.