Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang Wet collectieve warmtevoorziening (Kamerstuk 30196-795)
2022D38983 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister voor Klimaat en Energie over de brief van 8 juli 2022 over de Voortgang
Wet collectieve warmtevoorziening (Kamerstuk 30 196, nr. 795).
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister/Staatssecretaris
11
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de keuze van de Minister voor een meer
publieke ordening voor collectieve warmtesystemen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er ook enkele zorgen bestaan omtrent de
publieke route die de Minister nu voorstelt. Hoe voorkomt de Minister dat de publieke
route gaat leiden tot vertraging van de warmtetransitie? Hoe zorgt de Minister dat
projecten efficiënt uitgevoerd worden tegen de laagst mogelijk kosten? Welke prikkels
gaat hij inbouwen om te voorkomen dat er teveel kosten gemaakt worden die afgewenteld
worden op de gebruikers van het warmtenet? Daarnaast zijn er zorgen over de uitvoeringscapaciteit
van veel kleinere gemeentes. Hoe apprecieert de Minister dat risico? Is hij in gesprek
gegaan met wethouders van kleine gemeentes die wellicht anders kijken naar de problematiek
dan koepelorganisatie Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)? Hoe gaat de Minister
kleine gemeentes helpen om de warmtetransitie vorm te geven? Verwacht hij een sterke
rol voor regionale/provinciale warmtebedrijven? Zo ja, hoe gaat hij de oprichting
van deze regionale/provinciale warmtebedrijven faciliteren? Ziet de Minister risico’s
gezien de krapte op de arbeidsmarkt bij het werven van voldoende uitvoerende capaciteit
in gemeentes? Zo ja, hoe gaat hij hiermee om?
De leden van de VVD-fractie verwachten dat de publieke route ook tot meer kosten aan
de kant van de overheid zal leiden. Wat zijn de ingeschatte kosten van de gekozen
route tot en met 2030? Hoe gaat de Minister het publiek investeringskapitaal verwerven?
Verwacht de Minister dat hij meer moet bijspringen omdat niet enkele gemeente even
kapitaalkrachtig is? Gaat de publieke route volgens de Minister leiden tot lagere
of hogere kosten voor huishoudens die aangesloten zijn op het warmtenet? Kiest de
Minister hierbij voor een zogeheten cost-plus model waarbij er maximale marges zijn voor publieke warmtebedrijven? Als de Minister
kiest voor maximale marges, hoe voorkomt hij daarbij dat de bedrijven zich niet tot
het uiterste inspannen om de tarieven voor huishoudens zo laag mogelijk te houden?
De leden van de VVD-fractie constateren dat er al private warmtebedrijven zijn. Hoe
gaat de Minister om met bestaande projecten? Overweegt de Minister om deze projecten
te laten blijven bestaan en de wet enkel te laten ingaan voor de oprichting van nieuwe
warmtebedrijven? Waarom kiest de Minister niet voor een marktordening waarin zowel
publieke als private partijen zijn toegestaan zodat gemeenten zelf een afweging kunnen
maken? Welke voordelen zitten er in het volledig in publieke handen hebben van deze
infrastructuur? Verwacht de Minister dat de onderhandelingspositie van kleine gemeentes
ten opzichte van private partijen een ongelijke was geweest als er gekozen was voor
een minder publieke route?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister via een gemeentelijke ontheffing
kleine collectieve warmtesystemen en kleine particuliere initiatieven wil blijven
toestaan. Deelt de Minister de mening dat het aanvragen van een gemeentelijke ontheffing
kan leiden tot onnodige vertraging en onzekerheid waardoor veel initiatieven niet
van de grond zullen komen? Is hij bereid om dit soort kleine initiatieven ook zonder
ontheffing mogelijk te maken?
De leden van de VVD-fractie vragen naar welke buitenlandse voorbeelden de Minister
gekeken heeft. Vanuit welke Europese landen trekt hij welke lessen omtrent de ordening
van collectieve warmtesystemen?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe haalbaar de doelstellingen van de Minister
op het gebied van de warmtetransitie zijn, gegeven de gekozen publieke route en voorgestelde
datum voor inwerkingtreding van deze wet. Kan de Minister een tijdslijn delen waarin
hij aangeeft hoe hij de doelstelling van 2030 gaat halen, daarbij de ingangsdatum
van de wet, de oprichting van nieuwe publieke warmtebedrijven, de aanvragen voor de
Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), relevante
vergunningsprocedures als ook de realisatie van nieuwe warmtenetten in acht nemend?
Verwacht de Minister dat de oprichting van nieuwe publieke warmtebedrijven tot vertraging
in het proces zal leiden? De Minister geeft aan dat hij verwacht dat er een grotere
rol gespeeld gaat worden door de netwerkbedrijven. Hoe raakt dit voornemen aan het
besluit van de Minister om een publiek belang te nemen in de netwerkbedrijven om daarmee
hun kapitaalpositie te verstevigen? Welke sturingsmogelijkheden verwacht de Minister
daarmee zelf te krijgen in de warmtetransitie?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de ontkoppeling van de warmte- en gastarieven
enkel geregeld kan worden in de Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw). Deze leden
vragen om een uitgebreide toelichting van de Minister krijgen over waarom dat het
geval is. Daarnaast vragen zij hoe de Minister zorgt voor adequate handhaving van
de warmtetarieven in de tussentijd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
Klimaat en Energie over de voortgang van de Wcw. Zij hebben hierover enkele vragen.
De leden van de D66-fractie onderschrijven de drie kernelementen voor het wetsvoorstel
en herkennen ook de oproep van gemeenten om een voorkeur te kunnen uitspreken voor
een bepaald type warmtebedrijf om zo grip te krijgen op publieke belangen rond de
warmtevoorziening. Zij lezen dat de Minister de precieze uitwerking nog onderzoekt
en hier uiteraard ook het belang van tijdige inwerkingtreding van de wet bij betrekt.
De leden van de D66-fractie spreken richting de Minister hun voorkeur uit voor het
borgen van publieke belangen en steunen daarmee de oproep van de gemeenten richting
de Minister. Zij vragen de Minister om nader toe te lichten welke juridische en financiële
obstakels er nog zijn voor het borgen van publieke regie in de warmtevoorziening en
hoe hij deze obstakels zal verhelpen. Daaropvolgend vragen zij of het wettelijk voorschrijven
van een «50%+1-model», waarbij de overheid een meerderheidsaandeel heeft in elk project,
een manier is om vanuit de wet wel een gelijk speelveld te creëren omdat voorkeuren
voor samenwerking dan binnen een project aan de orde komen, in plaats van dat de wet
daar te veel ruimte voor biedt. Zij vragen de Minister ook in te gaan op andere voor-
en nadelen van een «50%+1-model», bijvoorbeeld hoe het publieke middelen en private
realisatiekracht kan bundelen.
De leden van de D66-fractie lezen in het meegestuurde rapport dat warmte in Nederland
aanzienlijk duurder is dan in andere Europese landen. De onderzoekers geven als verklaring
hiervoor onder andere het feit dat er weinig prikkels zijn voor warmtebedrijven om
concurrerende tarieven aan te bieden omdat afnemers niet kunnen overstappen op een
andere aanbieder en omdat het geheel elektrificeren van de woning een kostbare investering
is. Die prikkels moeten dus ergens anders vandaan komen. Waar moet die prikkel dan
vandaan komen? De leden van de D66-fractie lezen tevens dat de Minister heeft onderzocht
hoe het aanpassen van het maximaal toegestane tarief versneld kan worden. Zij zijn
teleurgesteld over het feit dat de Minister geen kans ziet om de wijze van tariefregulering
voor 1 januari 2025 aan te passen, mede gezien het ontbreken van prikkels voor kostenverlaging.
Waarom stelt de Minister niet op korte termijn een maximumprijs voor warmte vast die
ruim onder de gasprijs ligt om er zo voor te zorgen dat warmtebedrijven kostenefficiënt
gaan werken en zelf ook versneld onafhankelijk worden van gas?
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat de Wcw niet voorziet in geïsoleerde
leidingen. Dit zorgt voor het weglekken van warmte en dat is zonde. Deze leden vragen
de Minister wat hij in de wet zal regelen voor het isoleren van leidingen, teneinde
zo veel mogelijk energie te besparen.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de Wcw ruimte moet bieden aan coöperatieve
initiatieven in de warmtetransitie. Zij vragen de Minister hoe hij dat gaat doen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie lezen dat het allemaal niet zo vlotjes verloopt. De Wcw
zou in eerste instantie in 2022 in moeten gaan, maar het lijkt erop dat dit inmiddels
op z’n vroegst juli 2024 gaat worden, waarbij de regels rondom de tarieven pas op
1 januari 2025 in werking zullen treden.
De leden van de PVV-fractie vinden dat misschien maar goed ook, want wat schieten
de huishoudens er feitelijk mee op? De realiteit is dat huishoudens juist vanwege
de koppeling met de gasprijs nog altijd bijna dezelfde prijs voor hun warmte betalen
als huishoudens wiens woningen die nog op het gasnet zijn aangesloten, en nu schrijft
de Minister dat het ondanks deze Warmtenet nog zeker tot 2025 gaat duren voordat hier
verandering inkomt.1
De leden van de PVV-fractie lezen dat op dit moment het prijsplafond, zoals dat wordt
uitgewerkt, gekoppeld is aan de elektriciteitsprijs en de gasprijs. Hoe zit het met
de huishoudens die aangesloten zijn op een warmtenet? Kan de Minister garanderen dat
deze huishoudens op dezelfde wijze gecompenseerd worden en dat de warmteprijs bijvoorbeeld
voor huishoudens die aangesloten zijn op een warmtenet gelijkgesteld worden met het
gasprijsplafond?2
De leden van de PVV-fractie lezen dat een ontkoppeling van de gasprijs met de warmteprijs
pas vanaf 2025 wordt ingesteld. Volgens de Minister kan dit niet eerder. Hij stelt
dat een sterke focus op een tijdelijke aanpassing van de tariefregulering het risico
met zich meebrengt dat de door iedereen gewenste kosten gebaseerde tariefregulering
en de marktordening die in de Wcw wordt gereguleerd vertraging oploopt. Deze leden
menen dat dit een hoop ambtelijke taal is om te zeggen dat de tarieven niet ontkoppeld
kunnen worden vanwege de vertraging, maar deze vertraging is er al jaren. Kan de Minister
aangeven wanneer de tarieven nu wel echt ontkoppeld gaan worden en met welke rekenmethode?
De leden van de PVV-fractie vragen wat de Minister voornemens is te regelen voor mensen
die van hun bestaande warmtenet af willen. Kan de Minister toezeggen dat huishoudens
altijd van hun warmteleverancier af kunnen zonder het betalen van gigantische boetes?
Nu is het nog vaak zo dat één bedrijf een warmtenet aanlegt, waar de (nieuwe) huizen
verplicht op worden aangesloten, maar als de huishoudens van het warmtenet af willen,
moeten ze een boete moeten betalen van vele duizenden euro’s.3
De leden van de PVV-fractie lezen dat de warmtebedrijven hebben aangegeven hun verantwoordelijkheid
te nemen en de hoge gasprijzen niet te zullen misbruiken voor het onnodig verhogen
van hun tarieven. Deze leden constateren dat dit soort beloftes kunnen leiden tot
de situatie waarin de grootste energieleveranciers van ons land illegaal de tarieven
per 1 oktober omhoog gaan gooien. Wat gaat de Minister eraan doen om te voorkomen
dat de warmteleveranciers ook niet de prijzen omhoog gaan gooien? Is het de Minister
bekend dat dezelfde energieleveranciers ook stadswarmte leveren en daar zelfs in bepaalde
wijken een monopoliepositie voor hebben? Kan de Minister aangeven wat de definitie
is van onnodig verhogen van de tarieven? Kan de Minister voorbeelden noemen wanneer
de tarieven onnodig zijn verhoogd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voortgang van
de Wcw en hebben hierover enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij er meermaals voor hebben gepleit om
de wijziging van de warmtewet zo snel mogelijk in werking te laten treden (Kamerstuk
30 196, nr. 663), zodat onder andere de transparantie rondom de tarieven kan worden verbeterd en
de uitrol van collectieve warmtevoorziening kan worden versneld. Zij zijn dan ook
teleurgesteld dat de Minister in zijn meest recente brief laat weten dat de nieuwe
warmtewet pas op 1 juli 2024 in werking kan treden en dat de invoering van kosten
gebaseerde tariefregulering zelfs pas per 1 januari 2025 mogelijk is. Deze leden begrijpen
het belang van een wetsvoorstel dat wordt gedragen door de gemeenten en zien de noodzaak
voor een heroverweging van het wetsvoorstel, maar zijn van mening dat het wel tijd
is om daarover zo spoedig mogelijk knopen door te hakken, zodat de warmtetransitie
niet onnodig wordt vertraagd.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de belangrijkste keuze die bij de Wcw
nog gemaakt moet worden betrekking heeft op het eigendom van de (te realiseren) warmte-infrastructuur.
Deze leden zijn van mening dat de afgelopen decennia te vaak is gekozen voor het overlaten
van vitale energie-infrastructuur aan private partijen. De huidige energiecrisis laat
echter zien dat het grip hebben op onze energievoorziening van zeer groot belang is.
Meer dan ooit leeft daardoor het besef dat vitale energie-infrastructuur in publieke
handen zou moeten zijn. De leden van de CDA-fractie zijn daarom van mening dat ook
het eigendom van warmtenetten voor meer dan de helft in publieke handen zou moeten
komen. Zij zijn er namelijk van overtuigd dat publiek aandeelhouderschap meer zeggenschap
over vitale energie-infrastructuur oplevert en daarmee ook een extra verzekering is
dat huishoudens goed beschermd worden. Ook vanuit het oogpunt van draagvlak onder
bewoners voor de warmtetransitie is publieke regie en publiek aandeelhouderschap volgens
deze leden noodzakelijk. Deze leden vragen de Minister hierop te reflecteren en ook
in te gaan op verschillende opties om publiek aandeelhouderschap in het wetsvoorstel
vorm te geven. Zij vragen de Minister naar zijn visie op hoe deze publieke route tot
uitvoering kan worden gebracht en aan welke randvoorwaarden dan voldaan moet worden
(extra werknemers, wetgeving, overgangsregelingen, financiering, et cetera). Op welke
manier kan de «publieke route» een succes worden? Wat is daarvoor nodig?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat private bedrijven, ook wanneer er
wordt gekozen voor warmtenetten die voor meer dan de helft in publieke handen zijn,
onmisbaar zijn in de realisatiekracht en de kennis en kunde om warmtenetten te kunnen
aanleggen. Huidige warmtebedrijven kunnen volgens deze leden een belangrijke rol spelen
in het ontwerp, de aanleg en exploitatie van warmtenetten. Zij vragen de Minister
om in te gaan op deze rol van private partijen in de warmte-transitie wanneer ervoor
wordt gekozen voor publieke warmte-infrastructuur. Op welke wijze kan de kennis en
kunde van deze partijen het beste worden ingezet en benut?
De leden van de CDA-fractie merken op dat door de provincies een groeimodel wordt
geopperd waarbij de infrastructuur op termijn meer in handen van een publieke partij
komt en waarmee tijd geboden wordt om onder andere essentiële randvoorwaarden voor
de publieke route te realiseren. Zij vragen de Minister om in te gaan op deze suggestie
voor een groeimodel en hoe een dergelijk model kan worden opgenomen in de nieuwe warmtewet.
Op welke wijze kan een dergelijk groeimodel oplossingen bieden voor de kwestie van
wat er in een warmtesysteem met publiek aandeelhouderschap gebeurt met de huidige
en toekomstige warmteprojecten van private bedrijven?
De leden van de CDA-fractie merken op dat door de netwerkbedrijven wordt bepleit om
het Groepsverbod te verruimen. Hoe kijkt de Minister daar tegenaan? Kan de Minister
daarnaast nog eens helder uitleggen waarom een gemeente juridisch niet op voorhand
al een bedrijfstype mag selecteren (privaat, publiek, publiek-private samenwerking)?
Waarom is dat strijdig met het Europese recht? Wat is precies het verschil tussen
de systematiek van aanwijzing, waarvoor in de wet gekozen wordt, of het aanbestedingsmodel
(waarin ook inbesteden mogelijk is)? Kan de Minister nogmaals de voor- en nadelen
helder uiteenzetten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over
de voortgang Wet collectieve warmtevoorziening en de bijgevoegde beslisnota’s.
De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld dat de samenwerking met de Autoriteit
Consument en Markt (ACM) niet heeft geleid tot een aanpassing van het op gas gebaseerde
tarief voor 1 januari 2025. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Deze leden vragen hoe
dit zich verhoudt tot de breed aangenomen motie Beckerman (Kamerstuk 32 813, nr. 929). Gezien de recente ontwikkeling van de gasprijs leidt dit hoogstwaarschijnlijk tot
een stijging van de prijs van warmte in 2023. Dit geldt dus ook voor warmte die zijn
oorsprong niet vindt in gas. De leden van de SP-fractie willen de Minister met klem
verzoeken om in gesprek met de warmteleveranciers tot een overeenkomst te komen om
niet onnodig de prijs van warmte te verhogen wanneer de inkoopkosten ook niet gestegen
zijn. De leden van de SP-fractie vragen de Minister naar mogelijkheden om in het geval
van een onredelijke prijsverhoging in te grijpen omdat anders sprake is van oneerlijk
verdiende winsten ten koste van de consument. Deze leden vragen de Minister om te
kijken naar alternatieve tariefstellingen waarbij de prijs van warmte wordt losgekoppeld
van het gas, waardoor de tariefregulering klaargemaakt wordt voor een toekomst zonder
gas.
De leden van de SP-fractie constateren dat het voor huishoudens aangesloten op een
warmtenet moeilijk en soms onmogelijk is om van warmteleverancier te wisselen. In
het huidige voorstel staat dat tarieven voor vijf jaar vaststaan. Gezien de hoge investeringskosten
van warmtenetten (vooral als gevolg van de aanleg van noodzakelijke infrastructuur)
is het lastig om exacte prijzen te bepalen. Na vijf jaar kan dan een tariefschok,
een forse verhoging van de prijs ontstaan. Hoe wil de Minister deze «tariefschokken»
zoveel mogelijk beperken? Is het een mogelijkheid om een beperking aan de tariefstijging
op te leggen?
De leden van de SP-fractie vinden dat publieke voorzieningen, zoals warmte, ook in
publieke handen zijn, zeker wanneer dit de positie van de consument versterkt. Warmtenetten
zijn in de regel verbonden aan een klein aantal energiebronnen en consumenten zijn
vaak gebonden aan een enkele warmteleverancier. Er is dus geen sprake van een markt,
maar juist van marktfalen. Deelt de Minister de mening dat dit vraagt om publiek eigendom om de positie van
de consument te beschermen? Hoe kijkt de Minister naar het vergroten van zeggenschap
voor burgers in hun energievoorziening? Hoe is de Minister van plan om publiek eigenaarschap
bij warmtenetten te vergroten? De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister
onderzoek doet naar de borging van publieke deelname in de Wcw en vragen wanneer de
kamer de resultaten kan verwachten.
De leden van de SP-fractie lezen in de Beslisnota Opties Wet Collectieve Warmtevoorziening
van 9 maart 2022 dat de Minister het advies geaccordeerd heeft een onderzoek te doen
naar wat er nodig is om voldoende publieke realisatiekracht (uitvoeringscapaciteit
en investeringskapitaal) te verzekeren. Is dit onderzoek voltooid en kunnen de resultaten
hiervan aan de kamer gestuurd worden?
De leden van de SP-fractie hechten waarde aan de ontwikkeling van open warmtenetten,
waarbij meerdere warmtebronnen kunnen voeden op een net, in tegenstelling tot gesloten
warmtenetten, waarbij exclusief één bron warmte levert. Een open warmtenet biedt mogelijkheden
en perspectief aan bewonersinitiatieven, waaronder coöperatieve vormen, om hun eigen
warmtevoorziening te organiseren, waardoor afhankelijkheid van grote warmtebedrijven
(onderdeel van de grote energieleveranciers) wordt verkleind en democratische zeggenschap
over energie wordt vergroot. Daarnaast versterkt een open net ook de diversiteit van
warmtebronnen op een net, waardoor de afhankelijkheid van één bron wordt verkleind.
Op welke manier stimuleert de Minister de ontwikkeling van open warmtenetten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties juichen het besluit van de Minister om
te kiezen voor publiek bezit van warmtenetten toe. Deze leden vinden het van groot
belang dat monopolistische infrastructuur in publieke handen is, in lijn met de grondslag
van de splitsingswet, omdat dit transparanter is, lagere marges en dus meer investeringsruimte
oplevert, en grip op tarieven brengt. Deze leden roepen de Minister op om de randvoorwaarden
voor de benodigde realisatiekracht te scheppen. Kan de Minister garanderen dat er
voldoende publieke middelen beschikbaar worden gesteld om de nodige investeringen
te doen? Denkt de Minister daarbij ook aan aanvullend eigen vermogen voor netwerkbedrijven
en een garantieregeling, bijvoorbeeld zoals het garantiefonds voor woningbouwcorporaties?
Bij een dergelijke regeling kunnen risico’s landelijk worden gepoold waardoor de benodigde
risico-opslag lager uitvalt – iets wat private partijen niet kunnen doen. Komt de
Minister ook met een plan om uitvoerende partijen te ondersteunen bij het werven en
scholen van voldoende werknemers? Wanneer gaat de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie
in werking, zodat gemeenten doorzettingsmacht hebben om gebieden van het gasnet af
te sluiten en warmtekavels uit te geven? Gaat de Minister ook zorgen voor een stevige
regionale ondersteuningsstructuur die gemeentes kunnen bij staan?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties vragen wat er gebeurt met bestaande projecten
en geplande projecten die grotendeels in private handen zijn. Kan de Minister hierop
reflecteren? Ziet de Minister mogelijkheden om de definitie van energiegemeenschappen
op te nemen in de Warmtewet en een faciliterend kader te scheppen voor energiegemeenschappen
in de warmtemarkt? Kunnen deze energiegemeenschappen dezelfde rechten en plichten
worden gegeven als een publiek warmtebedrijf?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties lezen dat de Minister schrijft dat de
publieke regionale netwerkbedrijven hebben aangegeven dat ze publiekeigenaarschap
van collectieve warmtesystemen kunnen verzorgen. Zij wijzen er daarbij op dat er nog
een aantal essentiële randvoorwaarden zijn waaronder financiering, kennisontwikkeling
en het opheffen van wettelijke beperkingen. Kent de Minister het onderzoek van Netbeheer
Nederland waarin zij de rol van publieke netwerkbedrijven in de publieke marktordening
onderzoeken? Hoe apprecieert de Minister dit rapport? Op welke wijze gaat de Minister
zorg dragen voor het invullen van de randvoorwaarden die zijn opgesomd in het rapport?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties betreuren dat de prijs die huishoudens
betalen voor warmte uit warmtenetten niet voor 2025 kan worden losgekoppeld van de
gasprijs, zeker nu deze zulke extreme hoogtes aanneemt. Deze leden zijn van mening
dat, als het besluit om de aardgasreferentie los te laten separaat wordt behandeld,
het risico op verder uitstel wordt verkleind. Is de Minister dat met deze leden eens?
Ook maken deze leden zich zorgen over de onduidelijkheid over hoe warmtenetten worden
behandeld in het prijsplafond voor gas en elektriciteit. Deelt de Minister de mening
dat er een overbruggingsregeling moet komen voor huishoudens die zijn aangesloten
op een warmtenet in geest van het prijsplafond en tot 2025?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties constateren dat in de huidige marktordening
van warmtenetten gemeenten via inbesteding kunnen kiezen voor een publiek warmtenet
in hun gemeente. Inbesteding is een mogelijkheid die geboden wordt door Europese aanbestedingsrichtlijnen
en biedt de gemeente de mogelijkheid om een publiek bedrijf een opdracht te gunnen
zónder een openbare aanbesteding. Deze leden vragen hoe de huidige mogelijkheid tot
inbesteding zich verhoudt tot de conclusie van de landsadvocaat dat het vooraf bepalen
van een bedrijfstype voorkeur niet verenigbaar is met het Europees recht. Kunnen gemeenten
binnen de voorgestelde Wcw gebruik maken van een inbesteding? Zo nee, welke aanpassingen
zijn nodig in het wetsvoorstel om deze mogelijkheid wél mogelijk te maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie willen het belang van publieke regie en zeggenschap
bij warmtenetten benadrukken. Juist in deze tijd wordt duidelijk dat vitale energie-infrastructuur
in publieke handen moet zijn. Zij hebben hierbij overwegingen als: het karakter van
warmtenetten, een natuurlijk monopolie dat in deze fase van de energietransitie een
publiek gedomineerde route meer voor de hand ligt dan een privaat gedomineerde en
dat in de lokale context van een buurt, wijk en gemeente altijd meer speelt dan alleen
de warmtevoorziening, zoals andere opgaven en overwegingen van democratische aard.
De leden van de ChristenUnie-fractie snappen dat een vooraf gemaakte keuze tussen
bedrijfstypen, zoals gemeenten in eerste instantie wilden, niet kan vanuit Europeesrechtelijk
perspectief. Dan is een publiek eigenaarschap van minimaal de helft plus 1 de meest
voor de hand liggende route om publieke zeggenschap in de warmtenetten te borgen.
Gaat de Minister dit een voorwaarde maken in de wet? Zo nee, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn daarnaast teleurgesteld over nog verdere
vertraging van invoering van de wet. Zij snappen dat er nog veel moet gebeuren, maar
zeker de invoering van nieuwe tariefregulering met de ontkoppeling tussen gas en warmte
vraagt spoed. De Minister geeft aan niet voor een versnelling via een tariefmaximalisatie
te kiezen. Welke mogelijkheden tot versnelling zijn er nog? Waarom duurt het onderzoek
van ACM zo lang dat er pas per 2025 een nieuw tarief kan worden ingevoerd? Is de Minister
daarnaast met consumentenbeschermingsorganisaties in gesprek geweest over mogelijke
alternatieven, die op zeer korte termijn zouden kunnen worden ingevoerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat er een onderzoek van PWC naar het
eigenaarschap van warmtenetten beschikbaar is. Kan de Minister het rapport met de
Kamer delen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister via de Wcw werk wil maken
van verregaande standaardisatie van warmtenetten. Deze leden willen erop wijzen dat
de diversiteit in warmtenetten en type bronnen groot zal zijn. Er is in de ogen van
deze leden flexibiliteit, integratie van energiestromen, gebruik van lokale bronnen
en onderlinge verbinding van kleine systemen nodig. Het risico is groot dat verregaande
standaardisatie geen recht doet aan de genoemde diversiteit en gewenste ontwikkelingen
belemmert. Hoe gaat de Minister dit voorkomen?
De leden van de SGP-fractie denken dat publiek eigenaarschap van warmtenetten belangrijk
is voor de ontwikkeling van toekomstbestendige warmte- en energiesystemen in de gebouwde
omgeving. Mogelijk kan door het eigenaarschap bij private warmtebedrijven te laten
op korte termijn meer vaart gemaakt worden met de aanleg van warmtenetten, maar deze
leden schatten in dat publiek eigenaarschap op langere termijn juist kan zorgen voor
bredere uitrol van warmtenetten en betere integratie in het energiesysteem. Ofwel,
met privaat eigenaarschap gaat de uitrol op korte termijn sneller, maar met publiek
eigenaarschap kom je verder. Deelt de Minister deze inschatting?
De leden van de SGP-fractie vragen welke rol de Minister ziet weggelegd voor regionale
netwerkbedrijven.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Wcw verder vertraging oploopt. Dat
betekent dat de door de Kamer gewenste loskoppeling van de warmteprijs van de gasprijs
ook vertraging oploopt. Is de Minister bereid minder controversiële onderdelen van
de wet op korte termijn in een aparte wet in te dienen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het vollooprisico een belangrijke hobbel
is voor de aanleg van warmtenetten. Komt de Minister met een garantieregeling om dit
vollooprisico af te dekken?
De leden van de SGP-fractie lezen in het coalitieakkoord dat er een nationale subsidieregeling
moet komen om de onrendabele top van collectieve warmteprojecten deels af te dekken
en de warmtevoorziening voor huishoudens betaalbaar te laten blijven. Deze leden horen
graag hoe deze subsidieregeling uitgewerkt wordt en wanneer deze ingevoerd zal worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep van Haga-fractie
De leden van de Groep-Van Haga hebben kennisgenomen van de brief over de voortgang
van de Wcw en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de Groep-Van Haga zien de potentie van warmte voor de verwarming van
de gebouwde omgeving. Om dit grootschaliger toe te kunnen passen is er echter wel
goede wetgeving nodig. Deze leden betreuren het dan ook dat de behandeling van deze
warmtewet wederom op zich laat wachten. Kan de Minister toezeggen dat hij er werk
van maakt dat dit de laatste keer is geweest dat deze wet wordt uitgesteld?
De leden van de Groep-Van Haga pleiten al een langere tijd voor de ontkoppeling van
de warmte- en gasprijs. Huishoudens die nu gebruik maken van warmte betalen daar eigenlijk
te veel voor. Dit is onrechtvaardig, zeker gezien de huidige hoge gasprijzen. Deze
leden zijn dan ook zeer teleurgesteld dat de loskoppeling nu voor 1 januari 2025 op
de agenda staat. Is de Minister ook van mening dat dit te laat is? Is de Minister
van mening dat ook een jaar tijdswinst voor veel huishoudens al een flinke kostenbesparing
kan betekenen? Wil hij zich hier dan ook alsnog voor gaan inzetten? Deze leden zien
geen bezwaar in het starten van een apart wetstraject hiervoor die met spoed kan worden
behandeld.
De leden van de Groep-Van Haga constateren uit de verschillende beslisnota’s en uit
signalen van betrokken bedrijven dat de Minister uiteindelijk wenst in te zetten op
publiek eigendom van de warmte-infrastructuur. Deze leden vinden echter niet dat dit
een doel op zich moet zijn. De Minister doet hier dan ook onderzoek naar, en het is
deze leden bekend dat de conclusies van verschillende rapporten hierover, onder meer
het rapport van PwC, aangeven dat dit voornemen de warmtetransitie vertraagt. Klopt
het dat, ondanks de conclusies van deze onderzoeken, de Minister nog steeds voornemens
is om verplicht publiek eigendom van warmte-infrastructuur ver te laten uitwerken?
De leden van de Groep-Van Haga wat deze verplichting van publiek eigendom betekent
voor gemeenten. Betekent dit dat gemeenten ook moeten investeren in een warmtenet?
Zo ja, wat zal dat een gemeente gemiddeld kosten? Wat als een gemeente deze kosten
niet zelf kan opbrengen?
De leden van de Groep-Van Haga maken zich zorgen over de mogelijke gevolgen van een
verplicht publiek eigendom van de warmte-infrastructuur als het gaat om private investeringen
en deelname aan de warmtemarkt. Blijft het voor marktpartijen zo nog wel interessant
om te investeren en deel te nemen? Is de Minister op de hoogte van de gevolgen van
een eventuele terugtrekking van marktpartijen?
De leden van de Groep-Van Haga lezen in voorafgaande stukken dat integraliteit van
de warmteketen van belang is. Dit gaat om integrale aansturing en een integraal verantwoordelijk
warmtebedrijf. Blijft dit met de huidige veranderingen zo? Zo niet, hoe ziet de Minister
de samenwerking van verschillende partijen bij een warmtenet voor zich? Welke risico’s
kunnen zich hier voordoen? Kan dit worden voorkomen met duidelijke afspraken over
verantwoordelijkheden tussen verschillende betrokken partijen?
II Antwoord / Reactie van de Minister/Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.