Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 942 Wijziging van de Jeugdwet in verband met het versterken van de rechtspositie van jeugdigen die worden opgenomen in een gesloten accommodatie (Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp)
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 28 september 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de considerans wordt «diefpar» vervangen door «die».
B
In artikel I wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Aan artikel 1a.2 worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Een vertrouwenspersoon is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitvoering
van zijn taak aan hem is toevertrouwd, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling
verplicht, uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit of de betrokken jeugdige,
ouder of pleegouder toestemming geeft om vertrouwelijke informatie te delen.
6. Een vertrouwenspersoon kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht verschonen
van het geven van getuigenis of het beantwoorden van vragen in een klachtprocedure
of een rechterlijke procedure.
C
In artikel I, onderdeel D, subonderdeel 3, wordt in het voorgestelde zevende lid onder
verlettering van onderdeel d tot onderdeel e een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. beperken van de bewegingsvrijheid;
D
In artikel I, onderdeel F, wordt het voorgestelde artikel 6.2.4, vierde lid, als volgt
gewijzigd:
1. In onderdeel b vervalt «en».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «;en» wordt na onderdeel c
een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de medezeggenschapsregeling.
E
In artikel I, onderdeel G, wordt het voorgestelde artikel 6.2.9 als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid:
a. wordt in onderdeel c «;en» vervangen door «;»;
b. wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «;en» na onderdeel d
een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. een arts, indien wordt overwogen in het hulpverleningsplan geneeskundige behandelingen
op te nemen.
2. In het vijfde lid wordt «opstellen» vervangen door «opstellen en wijzigen».
F
In artikel I, onderdeel G, wordt aan het voorgestelde artikel 6.2.10 een lid toegevoegd,
luidende:
3. De vaststelling of wijziging van in het hulpverleningsplan opgenomen geneeskundige
behandelingen vindt niet plaats dan na instemming van een arts.
G
In artikel I, onderdeel H, wordt in het voorgestelde artikel 6.3.1.1, tweede lid,
onderdeel c, «in het hulpverleningsplan opgenomen doelen» vervangen door «met de jeugdhulp
beoogde doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige, die in het hulpverleningsplan
zijn opgenomen».
H
In artikel I, onderdeel H, wordt in het voorgestelde artikel 6.3.1.4, derde lid, «uiterlijk
binnen vier dagen na de beslissing» vervangen door «op de kortst mogelijke termijn».
I
In artikel I, onderdeel H, wordt na het voorgestelde artikel 6.3.1.4 een artikel toegevoegd,
luidende:
Artikel 6.3.1.5
1. Indien het niet lukt de toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel voor afloop
van de in artikel 6.2.10, eerste lid, onderdeel d, bedoelde termijn af te bouwen,
vraagt de jeugdhulpverantwoordelijke advies over het afbouwen van die maatregel aan
een niet bij de jeugdhulp betrokken onafhankelijke deskundige.
2. De jeugdhulpverantwoordelijke overweegt het hulpverleningsplan aan te passen op
basis van het advies van de onafhankelijke deskundige. Artikel 6.2.9, derde, vierde,
vijfde en zevende lid, is van toepassing.
3. Bij of krachtens algemene maatregel kunnen eisen worden gesteld aan de onafhankelijke
deskundige.
J
In artikel I, onderdeel H, wordt het voorgestelde artikel 6.3.2.2 als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel a, wordt de punt vervangen door een
puntkomma.
2. Onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot vierde, zesde en zevende
lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd luidende:
3. In afwijking van artikel 6.3.1.2, vierde lid, wordt een insluiting ten hoogste
gedurende één dag toegepast met dien verstande dat een gekwalificeerde gedragswetenschapper
de insluiting eenmaal voor ten hoogste één dag kan verlengen indien deze oordeelt
dat de noodsituatie nog niet is afgewend en de verlenging noodzakelijk en geschikt
is om de noodsituatie af te wenden.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «artikel 6.3.1.2, vierde lid,» vervangen door «6.3.1.2,
vijfde lid,» en vervalt de tweede volzin.
4. Na het vierde lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Zodra een gekwalificeerde gedragswetenschapper oordeelt dat een insluiting niet
noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden, wordt de insluiting onmiddellijk
beëindigd.
K
In artikel I, onderdeel H, wordt aan het voorgestelde artikel 6.3.2.4 een lid toegevoegd,
luidende:
6. Indien de in het derde lid, onderdeel l, genoemde personen vanwege dringende verplichtingen
of belemmeringen niet in staat zijn de jeugdige op de in de huisregels vastgestelde
tijden en plaatsen te bezoeken, stelt de jeugdhulpaanbieder hen buiten deze tijden
daartoe in de gelegenheid.
L
In artikel I, onderdeel H, wordt het voorgestelde artikel 6.3.2.5 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na onderdeel d «ed.» vervangen door «e.».
2. In het derde lid wordt «mede het bekijken van de zakken van de kleding en de eventuele
voorwerpen die zich daarin bevinden» vervangen door «het bekijken van de eventuele
voorwerpen die zich in de kleding bevinden».
M
In artikel I, onderdeel H, wordt in het voorgestelde artikel 6.3.2.6, eerste lid,
«artikel 6.2.12, eerste lid,» vervangen door «artikel 6.2.11, eerste lid,».
N
In artikel I, onderdeel M, wordt in het voorgestelde artikel 6.5.4, derde lid, «zeven
dagen» vervangen door «op de zevende dag».
O
In artikel I, onderdeel M, wordt in het voorgestelde artikel 6.5.5, eerste lid, «artikel 6.5.1,
achtste lid,» vervangen door «artikel 6.5.1, zevende lid,».
P
In artikel I, onderdeel N, vervalt het voorgestelde artikel 6.6.2.
Q
In artikel I, onderdeel N, wordt in het voorgestelde artikel 6.7.1, eerste lid, «6.3.2.1tot
en met» vervangen door «6.3.2.1 tot en met».
Toelichting
Met deze nota van wijziging wordt, mede naar aanleiding van schriftelijke vragen van
de fracties van D66, GroenLinks, SGP, PVV en BBB ter verdere verbetering van de rechtspositie
van jeugdigen een aantal wijzigingen voorgesteld in het wetsvoorstel tot wijziging
van de Jeugdwet in verband met het versterken van de rechtspositie van jeugdigen die
worden opgenomen in een gesloten accommodatie (Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp).
Tevens wordt een aantal wetstechnische en redactionele verbeteringen doorgevoerd.
Onderdeel A – wijziging considerans
Dit onderdeel betreft een redactionele verbetering.
Onderdelen B en P – nieuw onderdeel Aa en wijziging van artikel I, onderdeel N (artikelen 1a.2
en 6.6.2 Jeugdwet)
In het oorspronkelijke voorgestelde artikel 6.6.2 was de geheimhoudingsplicht en het
verschoningsrecht voor vertrouwenspersonen die in een gesloten accommodatie bijstand
en advies verlenen opgenomen. Het is van belang dat jeugdigen en hun ouders of pleegouders
erop kunnen vertrouwen dat wat zij de vertrouwenspersoon vertellen vertrouwelijk blijft.
Vertrouwenspersonen verlenen niet uitsluitend bijstand en advies in gesloten accommodaties.
Ook in geval van jeugdhulp in andere accommodaties of ambulante jeugdhulp is het uiteraard
van belang dat die vertrouwelijkheid is gewaarborgd. Tegen deze achtergrond wordt
voorgesteld het oorspronkelijke artikel 6.6.2 op te nemen in Hoofdstuk 1a van de Jeugdwet,
waar ook andere voor de Jeugdwet in het geheel geldende regels over vertrouwenspersonen
zijn opgenomen.
Onderdeel C – wijziging van artikel I, onderdeel D (artikel 6.1.4, zevende lid Jeugdwet)
In het voorgestelde zevende lid van artikel 6.1.4 is opgenomen welke vrijheidsbeperkende
maatregelen toegepast mogen worden bij een voorwaardelijke machtiging. Daaraan wordt
het beperken van de bewegingsvrijheid toegevoegd. Daarbij wordt met name gedacht aan
de maatregel dat een jeugdige niet zelfstandig het gebouw van een jeugdhulpaanbieder kan verlaten. De voorwaardelijke machtiging kan worden verleend zodat
de betreffende jeugdige thuis kan blijven wonen of in een zogeheten open accommodatie
kan blijven. Jeugdhulpaanbieders die jeugdhulp bieden in open accommodaties hebben
in recente gesprekken aangegeven dat het regelmatig voorkomt dat jeugdigen als enige
maatregel nodig hebben dat zij het gebouw niet zelfstandig kunnen verlaten. Indien
een voorwaardelijke machtiging wordt verleend waarbij het beperken van de bewegingsvrijheid
is opgenomen, kunnen jeugdigen in de open accommodatie blijven. Indien er geen voorwaardelijke
machtiging met die maatregel wordt afgegeven, hebben die jeugdhulpaanbieders geen
wettelijke basis om deze maatregel toe te passen en moeten de betreffende jeugdigen
na verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp worden overgeplaatst naar gesloten
jeugdhulp.
Deze aanpassing draagt ook bij aan de verduidelijking over de toepassing van vrijheidsbeperkende
maatregelen waar de IGJ en de vertrouwenspersonen van het Advies- en Klachtenbureau
Jeugdzorg (AKJ) om vroegen in hun signalement Vrijheidsbeperkende maatregelen in open
residentiële jeugdhulp.1
Onderdeel D – wijziging van artikel I, onderdeel F (artikel 6.2.4, vierde lid Jeugdwet)
In artikel 6.2.4, vierde lid, van het wetsvoorstel, is opgenomen over welke zaken
een jeugdige na opname zo spoedig mogelijk geïnformeerd moet worden. In eerste instantie
was abusievelijk niet opgenomen dat de jeugdigen geïnformeerd moeten worden over de
medezeggenschapsregeling. In onderdeel C wordt dit gecorrigeerd.
Onderdelen E en F – wijziging van artikel I, onderdeel G (artikelen 6.2.9, vierde
en vijfde lid en 6.2.10, derde lid (nieuw) Jeugdwet)
In artikel 6.2.9, vierde lid, van het wetsvoorstel, is opgenomen met welke personen
een jeugdhulpverantwoordelijke moet overleggen voorafgaand aan het vaststellen of
wijzigen van een hulpverleningsplan. Mede naar aanleiding van de vragen van de leden
van de BBB-fractie en de PVV-fractie over geneeskundige behandelingen, wordt met de
wijziging in onderdeel D toegevoegd dat altijd met een arts overlegd moet worden indien
wordt overwogen in het hulpverleningsplan geneeskundige behandelingen op te nemen.
In samenhang hiermee wordt voorgesteld aan artikel 6.2.10 toe te voegen dat de vaststelling
of wijziging van in het hulpverleningsplan opgenomen geneeskundige behandelingen niet
plaats mag vinden dan na instemming van een arts. Deze wijzigingen dragen bij aan
de rechtsbescherming van de betrokken jeugdigen.
De wijziging in het vijfde lid van artikel 6.2.9 betreft een redactionele verbetering.
Onderdeel G – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.1.2, vierde lid, Jeugdwet)
Mede naar aanleiding van vragen van de leden van de D66-fractie, GroenLinks-fractie
en de SGP-fractie wordt met deze wijziging onderdeel c van het in het wetsvoorstel
opgenomen artikel 6.3.1.1, tweede lid, verduidelijkt. Onderdeel c houdt daarmee in
dat een vrijheidsbeperkende maatregel ook gericht mag zijn op het bereiken van met
de jeugdhulp beoogde doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige, die in het hulpverleningsplan
zijn opgenomen. Samen met de jeugdige worden de doelen die gericht zijn op de verdere
ontwikkeling van de jeugdige in het hulpverleningsplan vastgelegd. Tevens wordt bij
het opstellen van dit plan nagedacht over welke situaties tijdens het verblijf kunnen
ontstaan in verband met de problematiek van de jeugdige. De ontwikkeling van de jeugdige
kan op sommige momenten door de jeugdige zelf worden gehinderd vanwege diens (gedrags)problematiek.
Dan kan het soms noodzakelijk zijn maatregelen te treffen in verband met de in het
plan vastgelegde doelen. Bij het opstellen van het hulpverleningsplan wordt dan ook
gesproken over de vrijheidsbeperkende maatregelen die kunnen worden toegepast in dergelijke
situaties. Zo kan gedacht worden aan het onderzoeken van de kleding of het lichaam
bij een vermoeden van aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen bij een jeugdige
die kampt met verslavingsproblematiek.
Onderdeel H – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.1.4, derde lid Jeugdwet)
In eerste instantie was in artikel 6.3.1.4, derde lid, van het wetsvoorstel, opgenomen
dat een jeugdige uiterlijk binnen vier dagen geïnformeerd moest worden over de klachtwaardigheid
van een beslissing tot toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel en van de
mogelijkheid tot advies en bijstand door de vertrouwenspersoon. Mede naar aanleiding
van de vragen van de leden van de SGP-fractie en GroenLinks-fractie over deze termijn,
wordt met dit onderdeel opgenomen dat de jeugdige op de kortst mogelijke termijn moet
worden geïnformeerd. In principe zal dit tegelijkertijd met het overhandigen van het
afschrift van de beslissing plaatsvinden. In bepaalde omstandigheden zal dat wellicht
niet mogelijk zijn. In dat geval moet de jeugdige hierover zo spoedig mogelijk na
de overhandiging van dat afschrift alsnog geïnformeerd worden.
Onderdeel I – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.1.5 (nieuw) Jeugdwet)
Met onderdeel G wordt, mede naar aanleiding van vragen van de leden van de D66-fractie
en GroenLinks-fractie, een artikel aan het wetsvoorstel toegevoegd. Met het nieuwe
artikel wordt geregeld dat de jeugdhulpverantwoordelijke advies moet vragen aan een
niet bij de jeugdhulp betrokken onafhankelijke deskundige indien het niet lukt de
toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel voor afloop van de in het hulpverleningsplan
opgenomen termijn af te bouwen. Vervolgens wordt voorgesteld te bepalen dat de jeugdhulpverantwoordelijke
moet overwegen het hulpverleningsplan aan te passen op basis van het advies van de
onafhankelijke deskundige. Artikel 6.2.9, derde, vierde, vijfde en zevende lid, is
daarbij van toepassing. Dat betekent dat dezelfde personen geraadpleegd moeten worden
als bij het vaststellen of vanwege andere redenen wijzigen van het hulpverleningsplan.
Ook moet bij deze aanpassing zoveel als mogelijk rekening worden gehouden met de wensen
en voorkeuren van de jeugdige die het betreft. Ten slotte is opgenomen dat bij of
krachtens algemene maatregel eisen kunnen worden gesteld aan de onafhankelijke deskundige.
Onderdeel J – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.2.2, eerste, derde
(nieuw), vierde en vijfde lid (nieuw) Jeugdwet)
Naar aanleiding van gesprekken met ervaringsdeskundigen en vragen van de leden van
de GroenLinks-fractie en PVV-fractie, wordt met de wijziging in onderdeel H de termijn
van insluiting verder ingekort. Voorgesteld wordt te bepalen dat een insluiting ten
hoogste gedurende één dag toegepast mag worden, met dien verstande dat een gekwalificeerde
gedragswetenschapper de insluiting eenmaal voor ten hoogste één dag kan verlengen.
De verlenging wordt uitsluitend toegestaan indien de gekwalificeerde gedragswetenschapper
oordeelt dat de noodsituatie nog niet is afgewend en de verlenging noodzakelijk en
geschikt is om de noodsituatie af te wenden. Dat de maatregel geschikt moet zijn betekent
dat er voor de jeugdige, gelet op het beoogde doel, geen minder bezwarende alternatieven
zijn, dat de insluiting evenredig is en dat redelijkerwijs te verwachten is dat de
insluiting effectief is.
Tevens wordt in het nieuwe vijfde lid opgenomen dat de insluiting onmiddellijk moet
worden beëindigd zodra een gekwalificeerde gedragswetenschapper oordeelt dat een insluiting
niet noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden. Een hiermee vergelijkbare
bepaling was eerder opgenomen in het vierde lid. De overige wijzigingen in artikel 6.3.2.2
zijn redactionele verbeteringen.
Onderdeel K – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.2.4, zesde lid (nieuw)
Jeugdwet)
Omdat het van groot belang is dat ouders, andere gezinsleden, de voogd of de pleegouders
van de jeugdige op bezoek kunnen komen, wordt aan het oorspronkelijke artikel 6.3.2.4
een nieuw lid toegevoegd, mede naar aanleiding van vragen van de leden van de GroenLinks-fractie,
de BBB-fractie, de SGP-fractie en de PVV-fractie. Daarin is opgenomen dat indien die
personen vanwege dringende verplichtingen of belemmeringen niet in staat zijn de jeugdige
op de in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen te bezoeken, de jeugdhulpaanbieder
hen buiten deze tijden daartoe in de gelegenheid moet stellen. Uiteraard houdt de
jeugdhulpaanbieder daarbij rekening met de uren waarin de jeugdige onderwijs volgt
en met voor de jeugdige belangrijke activiteiten.
Onderdeel L – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.2.5 Jeugdwet)
De wijziging in het eerste lid betreft een redactionele verbetering. De wijziging
in het derde lid is aangebracht om interpretatieproblemen, mede gelet op artikel 6.3.2.6,
eerste lid, onder b, te voorkomen. Bovendien zijn de eventuele zakken van een kledingstuk
automatisch een onderdeel van die kleding. De betreffende bijzin was daarmee niet
noodzakelijk.
Indien een jeugdige meereist met een voor de gesloten jeugdhulp aangewezen vervoerder,
kan de vervoerder de kleding van die jeugdige onderzoeken. Verschil met het onderzoek
aan de kleding dat in een gesloten accommodatie mag plaatsvinden, is dat de vervoerder
slechts mag nagaan of de jeugdige voorwerpen bij zich heeft die een gevaar voor de
jeugdige of anderen kunnen opleveren. Ten aanzien van de gesloten accommodatie is
in het wetsvoorstel opgenomen dat tevens een controle kan plaatsvinden als er een
gegrond vermoeden is dat de jeugdige voorwerpen bij zich heeft die hij niet mag hebben.
Voor het vervoer is die verdergaande bevoegdheid niet noodzakelijk. Wel kan het nodig
zijn de zakken van de kleding te bekijken.
Onderdelen M, N, O en Q – wijzigingen in artikel I, onderdelen H, M en N, (artikelen 6.3.2.5,
eerste lid, 6.3.2.6, eerste lid, 6.5.4, derde lid, 6.5.5., eerste lid en 6.7.1, eerste
lid Jeugdwet)
Deze onderdelen betreffen redactionele verbeteringen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.