Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 191 Regels omtrent de instelling van een adviescollege voor de algehele verbetering en beheersing van ICT-projecten en informatiesystemen bij de centrale overheid (Wet Adviescollege ICT-toetsing)
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een adviescollege in te
stellen dat de regering en de Staten-Generaal adviseert over de risico’s en slaagkansen
van ICT-projecten en informatiesystemen bij de centrale overheid en door kennisoverdracht
en kennisbevordering het lerend vermogen daaromtrent bevordert;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
§ 1 Algemene bepalingen
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
– Adviescollege:
het Adviescollege ICT-toetsing, bedoeld in artikel 2;
– centrale overheid:
de ministeries, de krachtens publiekrecht ingestelde zelfstandige bestuursorganen
als bedoeld in artikel 4 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, de politie
en de Raad voor de rechtspraak;
– ICT-project:
een project of programma, dan wel projecten of programma’s die onderlinge samenhang
hebben, van de centrale overheid waarvan de kosten voor de ICT-componenten over de
gehele looptijd van het project of programma ten minste € 5.000.000 bedragen;
– informatiesysteem:
een samenhangend geheel van gegevensverzamelingen, procedures, processen en programmatuur
van de centrale overheid, alsmede de voor het informatiesysteem getroffen voorzieningen
voor opslag, verwerking en communicatie;
– korpschef van politie:
de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;
– Onze Minister:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
– Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening:
Onze Minister die verantwoordelijk is voor het ICT-project of het informatiesysteem
waarop het advies betrekking heeft;
– Onze Minister die het aangaat:
Onze Minister die de eerste ondertekenaar is van de wet of lagere regelgeving bij
welke een zelfstandig bestuursorgaan is ingesteld;
– zelfstandig bestuursorgaan:
een krachtens publiekrecht ingesteld zelfstandig bestuursorgaan als bedoeld in artikel
4 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
§ 2 Samenstelling en inrichting adviescollege
Artikel 2
1. Er is een Adviescollege ICT-toetsing.
2. Het Adviescollege bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier andere leden.
3. De leden worden benoemd voor ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan eenmaal voor
ten hoogste vier jaar plaatsvinden.
4. Ambtenaren of andere personen die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een
minister, een zelfstandig bestuursorgaan, de korpschef van politie of de Raad voor
de rechtspraak worden niet benoemd tot voorzitter of lid van het Adviescollege.
5. De artikelen 11, eerste en derde lid, en 12, eerste en derde lid, van Kaderwet adviescolleges
zijn van overeenkomstige toepassing op het Adviescollege.
Artikel 3
Artikel 13 van de Kaderwet adviescolleges is van overeenkomstige toepassing op het
Adviescollege, met dien verstande dat voor Onze Minister wordt gelezen: Onze Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 4
1. De leden van het Adviescollege hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun
functie uit zonder last en ruggespraak.
2. Indien in voorkomend geval uit feiten of omstandigheden blijkt dat een van de leden
zelf direct of indirect betrokkenheid heeft bij een adviesaanvraag, zal hij zich weerhouden
van enige bemoeienis ten aanzien van de adviesaanvraag.
3. Het Adviescollege stelt een integriteitscode op waarin in ieder geval aandacht wordt
besteed aan de wijze waarop wordt omgegaan met een situatie als bedoeld in het tweede
lid.
Artikel 5
Het Adviescollege kan voor de uitvoering of voorbereiding van bepaalde adviezen uit
zijn midden commissies instellen.
Artikel 6
1. Onze Minister voorziet in een ambtelijk secretariaat van het Adviescollege.
2. Het ambtelijk secretariaat heeft aan het hoofd een secretaris-directeur.
3. Artikel 15, tweede, vierde en vijfde lid, van de Kaderwet adviescolleges is van overeenkomstige
toepassing op het secretariaat, met dien verstande dat voor Onze Minister wordt gelezen:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
§ 3 Taak en verplichtingen van het Adviescollege
Artikel 7
1. Het Adviescollege heeft ten behoeve van de algehele verbetering van de beheersing
van ICT-projecten en informatiesystemen bij de centrale overheid tot taak:
a. op schriftelijk verzoek van een van beide kamers der Staten-Generaal advies uit te
brengen over:
1°. een doeltreffende en doelmatige inrichting en toepassing van een informatiesysteem
ter uitvoering van beleid of regelgeving;
2°. de risico’s en slaagkans van een voorgenomen ICT-project en daarbij een oordeel te
geven over de mate van beheersbaarheid; en
3°. de doeltreffendheid en doelmatigheid van onderhoud- en beheeractiviteiten van een
informatiesysteem, en
b. het voorzien in kennisoverdracht en kennisbevordering vanuit de kennis en ervaringen
die bij de advisering, bedoeld in onderdeel a, zijn opgedaan, waaronder mede het geven
van algemene aanbevelingen wordt begrepen.
2. Een verzoek om advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1⁰ en 3⁰
kan eveneens door Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening worden
gedaan.
3. Een advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2⁰ en 3⁰, over een ICT-project
of informatiesysteem kan eveneens door het Adviescollege uit eigen beweging worden
uitgebracht. Van een voornemen daartoe stelt het Adviescollege Onze Minister die verantwoordelijk
is voor de ICT-voorziening, of, indien het advies ziet op een ICT-project of informatiesysteem
van een zelfstandig bestuursorgaan, Onze Minister die het aangaat, en de beide kamers
der Staten-Generaal onverwijld in kennis. Dit lid is niet van toepassing op een ICT-project
of informatiesysteem van de politie of de Raad voor de rechtspraak.
4. Een verzoek om advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 3⁰, over
een informatiesysteem van een zelfstandig bestuursorgaan of een verzoek om advies
als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2⁰ of 3⁰, over een ICT-project of
informatiesysteem van de politie of de Raad voor de rechtspraak kan eveneens door
respectievelijk het zelfstandig bestuursorgaan, de korpschef van politie of de voorzitter
van de Raad voor de rechtspraak worden gedaan.
5. Voor de advisering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, stelt het Adviescollege
een onderzoeksprotocol vast waarin in ieder geval worden opgenomen:
a. de procedure die wordt gevolgd; en
b. de methodieken en de richtlijnen die worden gehanteerd.
6. Het Adviescollege maakt het onderzoeksprotocol openbaar.
Artikel 8
1. Het Adviescollege bepaalt welke verzoeken om advies in behandeling worden genomen.
2. Het Adviescollege brengt een advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel
a, onder 2⁰ of 3⁰, over een ICT-project of een informatiesysteem van een zelfstandig
bestuursorgaan, de politie of de Raad voor de rechtspraak rechtstreeks uit aan respectievelijk
het zelfstandig bestuursorgaan, de korpschef van politie of de voorzitter van de Raad
voor de rechtspraak.
3. Indien een advies wordt uitgebracht aan een van beide kamers der Staten-Generaal,
zendt het Adviescollege tegelijkertijd een afschrift van het advies aan:
a. Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening, indien het een advies
betreft over een ICT-project of informatiesysteem van deze minister;
b. Onze Minister die het aangaat, indien het een advies betreft over een ICT-project
of informatiesysteem van een zelfstandig bestuursorgaan;
c. Onze Minister van Justitie en Veiligheid, indien het een advies betreft over een ICT-project
of informatiesysteem van de politie;
d. Onze Minister voor Rechtsbescherming, indien het een advies betreft over een ICT-project
of informatiesysteem van de Raad voor de rechtspraak.
4. Het Adviescollege kan een naschrift over de maatregelen die zijn voorgesteld ter
opvolging van een advies uitbrengen. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.
5. Een naschrift als bedoeld in het vierde lid wordt niet aangemerkt als advies.
Artikel 9
1. Het Adviescollege maakt een advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel
a, binnen vier weken na aanbieding openbaar.
2. De aanbevelingen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, worden eenmaal per
half jaar openbaar gemaakt.
Artikel 10
De artikelen 20 en 21 van de Kaderwet adviescolleges zijn van toepassing op het Adviescollege.
§ 4 Bevoegdheden en verplichtingen van ministers en zelfstandige bestuursorganen ten
aanzien van adviezen
Artikel 11
1. Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening of een zelfstandig
bestuursorgaan verzoekt voor aanvang van een ICT-project het Adviescollege om een
advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2⁰.
2. Een advies van het Adviescollege als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel
a, wordt binnen vier weken na ontvangst ervan aan de beide kamers der Staten-Generaal
gezonden door:
a. Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening, indien het een advies
betreft over een ICT-project of informatiesysteem van deze minister;
b. Onze Minister die het aangaat, indien het een advies betreft over een ICT-project
of informatiesysteem van een zelfstandig bestuursorgaan;
c. Onze Minister van Justitie en Veiligheid, indien het een advies betreft over een ICT-project
of informatiesysteem van de politie;
d. Onze Minister voor Rechtsbescherming, indien het een advies betreft over een ICT-project
of informatiesysteem van de Raad voor rechtspraak.
3. Ingeval een advies van het Adviescollege als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel
a, niet wordt opgevolgd, wordt dat, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad,
met redenen omkleed medegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal. Het tweede
lid is van overeenkomstige toepassing.
4. Het bereiken van overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad als bedoeld
in het derde lid is niet van toepassing op een ICT-project of een informatiesysteem
van de Raad voor de rechtspraak.
5. Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening of een zelfstandig
bestuursorgaan kan het Adviescollege verzoeken om nader advies over de risico’s en
slaagkans van een ICT-project dat is gestart.
§ 5 Begroting en verantwoording
Artikel 12
De artikelen 25, 28 en 29 van de Kaderwet adviescolleges zijn van toepassing, met
dien verstande dat voor Onze Minister wordt gelezen: Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.
§ 6 Evaluatie
Artikel 13
Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens
telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van deze wet in de praktijk.
§ 7 Slotbepalingen
Artikel 14
Deze wet is niet van toepassing op de wapensystemen van het Ministerie van Defensie.
Artikel 15
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 16
Deze wet wordt aangehaald als: Wet Adviescollege ICT-toetsing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.