Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over reactie op nadere verzoeken Fraude signalering Voorziening (Kamerstuk 31066-1030)
31 066 Belastingdienst
Nr. 1089
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 8 juli 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
van Financiën over de brief van 30 mei 2022 inzake reactie op nadere verzoeken Fraude
signalering Voorziening (Kamerstuk 31 066, nr. 1030).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juli 2022. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Kling
Vraag 1
In Bijlage II bij de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
d.d. 22 januari 20161 betreffende het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie werd specifieke aanpak
van discriminatie op grond van afkomst, huidskleur, religie, seksuele gerichtheid,
geslacht, leeftijd en handicap of chronische ziekte aangekondigd.
Onderschrijft u de in voormelde documenten vastgelegde beginselen en actiepunten?
Antwoord 1
Voor discriminatie is geen plaats in onze samenleving. Ik onderschrijf volledig de
noodzaak om discriminatie op van afkomst, huidskleur, religie, seksuele gerichtheid,
geslacht, leeftijd en handicap of chronische ziekte tegen te gaan.
Op 24 juni 2021 heeft het kabinet een versterking van de aanpak aangekondigd2. In het kader van deze versterking zijn onder andere de Nationaal Coördinator tegen
Discriminatie en Racisme en de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme ingesteld.
De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme is momenteel bezig met het
opstellen van een Nationaal Programma, waarin de aanpak tegen discriminatie samen
zal komen. In het Nationaal Programma zullen verschillende maatregelen opgenomen die
moeten bijdragen aan het verminderen van discriminatie.
Vraag 2
In Bijlage II bij de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
d.d. 22 januari 20163 betreffende het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie wordt etnisch profileren
ten principale afgewezen en wordt discriminatie op grond van etnische herkomst of
huidskleur tot racisme gerekend.
Onderschrijft u al deze standpunten?
Antwoord 2
Ik onderschrijf volledig de noodzaak om etnisch profileren tegen te gaan. Leidraad
om te bepalen of sprake is van etnisch profileren zijn het mensenrechtelijk toetsingskader
voor het hanteren van risicoprofielen4 van het College voor de Rechten van de Mens en het kader voor waarborgen in de risicoselectie
dat de Belastingdienst, Toeslagen en Douane ontwikkeld hebben. Op 14 december 20215 heeft de Minister van BZK ook namens de Staatssecretarissen van Financiën een reactie
gestuurd op het kader van het College6. Uit het toetsingskader blijkt dat het gebruik van etniciteit in profielen in zeer
uitzonderlijke gevallen gerechtvaardigd zou kunnen zijn. Deze ruimte is niet de norm.
Het is de uitzondering. Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat deze ruimte in
uitzonderlijke situaties gebruikt mag worden, en alleen wanneer voldaan is aan de
door het College beschreven strenge toets inzake de «objectieve rechtvaardiging».
Op dit moment worden meerdere definities en interpretaties van het begrip racisme
door elkaar gebruikt. Het is daarom belangrijk precies te zijn in onze eigen formuleringen
en tegelijkertijd begrip te hebben voor het feit dat anderen deze termen anders kunnen
interpreteren. In mijn brief van 30 mei jl.7 heb ik mij gebaseerd op de visienota Institutioneel racisme: Naar een mensenrechtelijke aanpak, van het College voor de Rechten van de Mens8. Ten slotte is het van belang dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) een adviesaanvraag ingediend heeft bij het College voor een juridische definitie
van het begrip racisme.
Vraag 3
Onderschrijft u, dat het hanteren van nationaliteit als (selectie)criterium in gevallen
waarin aan de nationaliteit geen fiscaal juridische betekenis kan worden toegekend,
valt onder de definitie van discriminatie als bedoeld in artikel 90quater van het
Wetboek van Strafrecht, alsmede etnisch profileren, alsmede racisme, te weten discriminatie
op grond van etnische herkomst? Voor zover u slechts een deel van deze opmerkingen
zou onderschrijven, kunt u dan precies aangeven welke u wel en welke u niet onderschrijft?
Antwoord 3
De omschrijving van discriminatie in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht
dient in samenhang te worden gezien met de (straf)bepalingen waarin – bepaalde vormen
van – discriminatie strafbaar worden gesteld. Of een strafrechtelijke norm is overschreden
is primair ter beoordeling aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Of bij het gebruik van nationaliteit als selectiecriterium sprake is van discriminatie
en welke bestuursrechtelijke consequenties dit dan heeft, dient per geval (of groep
van vergelijkbare gevallen) op basis van de individuele feiten en omstandigheden,
te worden beoordeeld en vastgesteld. Niet elk onderscheid is discriminerend, maar
voor een gerechtvaardigd onderscheid gelden strenge eisen9.
In mijn brief van 30 mei jl.10 heb ik uitgelegd waarom ik het gebruik van nationaliteit in de selectie van aangiften
Inkomstenbelasting in het proces «analyse aan de Poort» als voorbeeld van institutioneel
racisme zie, maar niet als racisme in de zin van een ideologie of theorie die mensen
indeelt in «rassen», waarbij wordt uitgegaan van een superioriteit van de ene raciale
groep boven de andere. Ik besef echter dat benadeling of uitsluiting van bevolkingsgroepen
verschillende verschijningsvormen kent. Ook als het niet bewust de bedoeling is om
een bevolkingsgroep te benadelen, kunnen processen en werkwijzen van de Belastingdienst
of Toeslagen of een ander onderdeel van de overheid zo uitwerken dat mensen achtergesteld
worden op basis van etnische afkomst of andere kenmerken, zoals religie, leeftijd
en geslacht. Voor de mensen die hierdoor geraakt worden, maakt dit het uiteraard niet
minder pijnlijk.
Vraag 4
In diverse query’s, onder andere in 2014/10/BWA, in Handleidingen aan de poort, staat
als vermoedelijke/mogelijke fraudepost:
Nationaliteiten met een opvallend patroon uitgaven (bijvoorbeeld: Hoge medicijnkosten
door belastingplichtigen wier achternaam eindigt op ...IC);
Onderschrijft u dat hier sprake is van discriminatie als bedoeld in artikel 90quater
van het Wetboek van Strafrecht, alsmede etnisch profileren, alsmede racisme, te weten
discriminatie op grond van etnische herkomst?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 3. In mijn brief van 30 mei jl.11 heb ik uitgelegd waarom ik de vermelding in de handleiding voor analisten aan de
Poort van aftrek van zorgkosten bij achternamen die eindigen op -ic als voorbeeld
van institutioneel racisme zie, maar niet als racisme in de zin van een ideologie
of theorie die mensen indeelt in «rassen», waarbij wordt uitgegaan van een superioriteit
van de ene raciale groep boven de andere. Of een strafrechtelijke norm is overschreden
is primair ter beoordeling aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Vraag 5
In diverse query’s, onder andere in 2013/18, in Handleidingen aan de poort, staat
als vermoedelijke/mogelijke fraudepost of risico moskeeën vermeld.
Onderschrijft u dat hier sprake is van discriminatie als bedoeld in artikel 90quater
van het Wetboek van Strafrecht, meer met name discriminatie op grond van religie,
alsmede etnisch profileren, alsmede racisme, te weten discriminatie op grond van etnische
herkomst?
Antwoord 5
De omschrijving van discriminatie in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht
dient in samenhang te worden gezien met de (straf)bepalingen waarin – bepaalde vormen
van – discriminatie strafbaar worden gesteld. Overheidsorganisaties die gebruik maken
van risicoprofielen moeten zich er altijd van bewust zijn dat het maken van onderscheid
het risico van discriminatie met zich meebrengt. En discriminatie is verboden. Maar
niet elk onderscheid is discriminerend. Als het maken van onderscheid een gerechtvaardigd
doel heeft, een passende en geschikte maatregel is en voldoet aan de eisen van subsidiariteit
en proportionaliteit dan is sprake van een gerechtvaardigd onderscheid. Deze eisen
zijn cumulatief: aan al deze eisen moet worden voldaan, anders is er wel sprake van
discriminatie. Achtergrond van de vermelding van giften aan moskeeën is dat, zoals
PwC aangeeft in zijn rapport12, 50 van de ca. 500 moskeeën in Nederland de ANBI-status hebben, en giften aan niet-ANBI’s
niet aftrekbaar zijn. Of een strafrechtelijke norm is overschreden is primair ter
beoordeling aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter. Zie hierover
ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 6
Onderschrijft u de door mr. drs. W.K. Hutten en mr. N. Mustafa in het Nederlands Juristenblad
(NJB) 2021/1802 gehanteerde definitie van institutioneel racisme, te weten:
De term institutioneel racisme wordt gebruikt om aan te duiden dat ook binnen de instituties
van de liberaaldemocratische rechtsstaat geschreven en ongeschreven processen en structuren
kunnen bestaan die ongelijke kansen en uitkomsten creëren of in stand houden voor
bepaalde groeperingen in de samenleving.
Antwoord 6
Op dit moment worden meerdere definities en interpretaties van het begrip institutioneel
racisme door elkaar gebruikt. Het is daarom belangrijk precies te zijn in onze eigen
formuleringen en tegelijkertijd begrip te hebben voor het feit dat anderen deze termen
anders kunnen interpreteren. In mijn brief van 30 mei jl.13 heb ik mij gebaseerd op de visienota Institutioneel racisme: Naar een mensenrechtelijke aanpak, van het College voor de Rechten van de Mens14. Dat doet niet af aan de waarde van de omschrijving die mr. drs. W.K. Hutten en mr.
N. Mustafa hebben gehanteerd.
Vraag 7
Onderschrijft u dat het hanteren van nationaliteit als (selectie)criterium in gevallen
waarin aan de nationaliteit geen fiscaal juridische betekenis kan worden toegekend,
valt onder de definitie van institutionele discriminatie en institutioneel racisme?
Antwoord 7
In mijn brief van 30 mei jl.15 heb ik uitgelegd waarom ik het gebruik van nationaliteit in de selectie van aangiften
Inkomstenbelasting in het proces «analyse aan de Poort» als voorbeeld van institutioneel
racisme zie.
Vraag 8
In diverse query’s, onder andere 2014/10/BWA, in Handleidingen aan de poort, staat
als vermoedelijke/mogelijke fraudepost:
Nationaliteiten met een opvallend patroon uitgaven (bijvoorbeeld: Hoge medicijnkosten
door belastingplichtigen wier achternaam eindigt op ...IC);
Onderschrijft u dat hier sprake is van institutionele discriminatie en institutioneel
racisme?
In diverse query’s, onder andere 2013/18, in Handleidingen aan de poort, staat als
vermoedelijke/mogelijke fraudepost of risico moskeeën vermeld.
Onderschrijft u dat hier sprake is van institutionele discriminatie en institutioneel
racisme?
Onderschrijft u, dat in de gevallen waarin bij de Belastingdienst sprake is (geweest)
van discriminatie, racisme, institutionele discriminatie en/of institutioneel racisme,
dit een misdrijf als bedoeld in art. 137g lid 1 van het Wetboek van Strafrecht vormt?
Antwoord 8
Zie het antwoord op de vragen 3, 4 en 5 voor elk van de deelvragen.
In artikel 137g van het Wetboek van Strafrecht is beroepsmatige discriminatie strafbaar
gesteld door te bepalen dat hij, die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf
personen opzettelijk discrimineert wegens hun ras, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste zes maanden (...). Om te kunnen spreken van strafbare beroepsmatige
discriminatie dient dus te zijn voldaan aan het opzetvereiste. In mijn brief van 30 mei
jl.16 schreef ik dat meerdere van de bevindingen en voorbeelden die PwC heeft beschreven
in zijn rapport naar «query’s aan de Poort17» onder de omschrijving van institutioneel racisme vallen die daarvan in de visienota
van het College voor de Rechten van de Mens is gegeven. Volgens die omschrijving is
een bewuste benadeling, ideologie of racistische opzet niet vereist; de focus ligt
op de uitwerking. Of een strafrechtelijke norm is overschreden is primair ter beoordeling
aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Vraag 9
Bent u voornemens om, ten gevolge van de tot op heden bekend geworden gevallen van
(institutionele) discriminatie en (institutioneel) racisme – en het openbaar worden
van de query's aan de poort, die eerder niet in de aangifte verwerkt waren, aangifte
wegens overtreding van art. 137g lid 1 van het Wetboek van Strafrecht te doen tegen
de ambtenaren van de Belastingdienst die zich daaraan (mogelijk) schuldig hebben gemaakt?
Antwoord 9
In zijn algemeenheid geldt dat artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering mij
verplicht aangifte te doen indien er sprake is van een redelijk vermoeden van een
misdrijf. Ik ben niet voornemens aangifte te doen van (het vermoeden van) institutionele
discriminatie dan wel van institutioneel racisme. Dit zijn geen in het Wetboek van
Strafrecht strafbaar gestelde feiten waarvan aangifte kan worden gedaan.
Voorts is in artikel 137g van het Wetboek van Strafrecht beroepsmatige discriminatie
strafbaar gesteld door te bepalen dat hij, die in de uitoefening van een ambt, beroep
of bedrijf personen opzettelijk discrimineert wegens hun ras, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste zes maanden (...). Om te kunnen spreken van strafbare beroepsmatige
discriminatie dient dus te zijn voldaan aan het opzetvereiste. In mijn brief van 30 mei
jl.18 schreef ik dat meerdere van de bevindingen en voorbeelden die PwC heeft beschreven
in zijn rapport naar «query’s aan de Poort19» onder de omschrijving van institutioneel racisme vallen die daarvan in de visienota
van het College voor de Rechten van de Mens is gegeven. Volgens die omschrijving is
een bewuste benadeling, ideologie of racistische opzet niet vereist; de focus ligt
op de uitwerking.
Vraag 10
In de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 december 2019 ter zake
van de aanpak van etnisch profileren is vermeld:
Om etnisch profileren te voorkomen, wordt er met name ingezet op bewustwording omtrent
persoonlijke vooroordelen, bejegening en handelen.
Op welke wijze werd hier de afgelopen twee jaar bij medewerkers van de Belastingdienst
en met name van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) aandacht aan besteed?
Antwoord 10
Binnen de Belastingdienst is er op verschillende manieren aandacht voor de bewustwording
over persoonlijke vooroordelen, bejegening en handelen. Vanuit Organisatie & Personeel
zijn er trajecten voor integriteit, diversiteit & inclusie en vitaliteit en is er
een groot aanbod van opleidingen, trainingen en interventies. Zo wordt onder andere
aan medewerkers van werving en selectie een training «Werven zonder vooroordelen»
gegeven. Vanuit de programma’s Leiderschap en cultuur van Belastingdienst en Toeslagen,
is in 2020 begonnen met het aandachtsgebied Burgers en bedrijven centraal, met onder
andere menselijke maat/ruimte in het recht. Ook is toen gestart met «inclusief leiderschap».
In de afgelopen twee jaar is in diverse teams met medewerkers van Toeslagen, waaronder
UHT, gesproken over persoonlijke vooroordelen, bejegening en handelen. In de loop
van dit jaar wordt hier meer gestructureerd aandacht aan besteed.
De rapporten van PwC en de informatie over het Risicoclassificatiemodel van Toeslagen
onderschrijven de noodzaak de reeds lopende trajecten te intensiveren. Er zijn nu
moreelberaadsessies en normoverdragende gesprekken toegevoegd. Centraal bij deze instrumenten
staat het overdragen, vaststellen en verdiepen van fundamentele normen die gelden
voor het werk bij de Belastingdienst. Ook wordt, in samenwerking met het College voor
de Rechten van de Mens een leerlijn «Vooroordelen Voorbij» ontwikkeld, passend bij
de context van de Belastingdienst en Toeslagen, waaronder UHT. Het programma heeft
als missie dat burgers niet worden gediscrimineerd op grond van ras door uitvoeringsinstanties.
Medewerkers van Toeslagen gaan in de loop van 2022 aan dit programma van het College
deelnemen. Voor de tweede helft van het jaar worden, ondersteund door het programma
Leiderschap en cultuur, binnen alle teams ook bij Toeslagen, waaronder UHT, besprekingen
georganiseerd waarbij aandacht wordt besteed aan bewuste en onbewuste vooroordelen.
Vraag 11
In diverse query’s, onder andere 2014/10/BWA, in Handleidingen aan de poort, staat
als vermoedelijke/mogelijke fraudepost:
Nationaliteiten met een opvallend patroon uitgaven (bijvoorbeeld: Hoge medicijnkosten
door belastingplichtigen wier achternaam eindigt op ...IC);
De toevoeging «bijvoorbeeld» duidt erop dat er meer specifieke dan wel gedetailleerde
instructies of voorbeelden beschikbaar waren. Hebben deze instructies of voorbeelden
bestaan? Kunt u een kopie van de volledige lijst hiervan verstrekken?
Antwoord 11
Er zijn geen specifiekere of gedetailleerdere instructies of voorbeelden voor de analisten
aan de Poort, of aanwijzingen voor het bestaan hiervan, bekend.
Vraag 12
In de EH&I Leidraad Juridisch Kader Internetonderzoek staat in Bijlage 2 (Protocol
uitzonderingssituatie gebruik internetinformatie) als mogelijkheid en techniek het
gebruik van fake accounts, pornografische en racistische informatie vermeld. In welke
gevallen is er door de Belastingdienst gebruik gemaakt van fake accounts, pornografische
en/of racistische informatie, welke informatie en onderzoeken betrof dat en op welke
wijze is het gebruikt?
Antwoord 12
Deze leidraad is opgesteld voor het voormalige Expertisecentrum Handhaving en Intelligence
(EHI), dat met ingang van 2019 is opgeheven. Bijlage 2 bij de Leidraad bevat een blauwdruk
voor een protocol dat op hoofdlijnen beschrijft welke elementen moeten worden uitgewerkt
in een formeel protocol voordat werkzaamheden op internet plaats zouden kunnen vinden
die verder gaan dan de instructie die ook in de leidraad wordt beschreven. In de bijlage
wordt aangegeven dat zo’n protocol een concrete uitwerking moet bevatten in geval
sprake zou zijn van het gebruik van fake accounts en hoe om te gaan met content zoals
pornografische en/of racistische informatie op internet. Een dergelijk protocol is
uiteindelijk niet opgesteld. Derhalve is door EH&I en het na de opheffing van EHI
opgerichte Datafundamenten en Analytics (DF&A) geen gebruik gemaakt van fake accounts.
Gebruik van fake accounts kan wel tot de mogelijkheid behoren bij het team criminele
inlichtingen (TCI) van de FIOD, die echter niet onder de bedoelde leidraad valt of
heeft gevallen.
In bijlage 3 bij de leidraad is aangegeven dat het niet is toegestaan om actief pornografisch
of racistisch materiaal te bekijken, en dat indien de aard van het werk met zich meebrengt
dat bovengenoemd materiaal moet worden bekeken, het bevoegd gezag de medewerker een vrijstelling zou moeten verlenen.
Door de directie DF&A en EH&I is geen pornografische en/of racistische informatie
aangetroffen tijdens het uitvoeren van internetonderzoek, omdat geen internetonderzoeken
zijn uitgevoerd. Ook de FIOD, die zoals gesteld niet onder de bedoelde leidraad valt
of heeft gevallen, werkt niet met pornografische of racistische informatie.
Vraag 13
Is het u bekend dat de Belastingdienst weigert de aan toekenning of herziening ten
grondslag liggende (systeem)beschikkingen ter inzage te verschaffen aan advocaten
van gedupeerden?
Is het u bekend dat Persoonlijk Zaak Behandelaars van de Belastingdienst instructie
hebben gekregen deze beschikkingen en overige op de zaak betrekking hebbende stukken
niet aan advocaten van gedupeerden ter beschikking te stellen?
Kunt u erop toezien dat de Belastingdienst haar medewerkers instrueert deze stukken
wel aan advocaten van gedupeerden ter beschikking te stellen?
Antwoord 13
Ouders en hun gemachtigden kunnen UHT vragen om inzage in hun dossier of in specifieke
documenten, waaronder beschikkingen. Daarnaast hebben ouders ook recht op hun dossier
bij bijvoorbeeld een bezwaarprocedure. Wel moeten privacygevoelige gegevens, zoals
namen van personen op grond van wettelijke kaders (o.a. Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG)) worden geanonimiseerd. Persoonlijke Zaak Behandelaars kunnen zelf geen stukken
verstrekken aan ouders zonder dat die zijn geanonimiseerd en gecontroleerd door het
team dat daarvoor speciaal is ingesteld. Zoals in de 10e Voortgangsrapportage (VGR)
en in de Kamerbrief d.d. 17 mei jl.20 is aangegeven, kampt UHT hierbij met aanzienlijke capaciteitsproblemen. Daardoor
moeten ouders en hun advocaten helaas lang wachten. UHT is bezig om de capaciteit
op te schalen en onderzoekt mogelijkheden om dossiers sneller en beter te verstrekken,
zoals meer automatisering bij het lakken. In de 11e VGR Kinderopvangtoeslag (KOT)
zal uw Kamer daarover nader worden geïnformeerd.
Vraag 14
Uit onder andere het rapport Big Data voor Fraudebestrijding (WRR 2016), beantwoording
van Kamervragen en WOB-dossiers, blijkt dat jarenlang, vanaf 2004 en geïntensiveerd
vanaf 2013, diverse teams binnen de Belastingdienst hebben gewerkt aan risicomodellen
en profilering. Onder andere zijn hierbij betrokken de Broedkamer, Team Toeslagen,
EH&I (Expertise en Handhaving Intelligence), Manifestgroep, LSI (Convenant Interventieteams),
Green Lane, Expertisecentrum Fraude en BI&A (afdeling Business Intelligence & Analytics).
Welke binnen of ten behoeve van de Belastingdienst ontwikkelde of gehanteerde risicomodellen
en/of profielen bevatten criteria of elementen gebaseerd op nationaliteit, etniciteit,
afkomst, herkomst, opleidingsniveau, religie, soort naam, bijzondere persoonsgegevens,
relaties met derden en/of anderszins discriminatoir van aard?
en
Vraag 15
Welke door de Belastingdienst gehanteerde risicomodellen en/of profielen leiden tot
uitkomsten die informatie of elementen gerelateerd aan nationaliteit, etniciteit,
afkomst, herkomst, opleidingsniveau, religie, soort naam, bijzondere persoonsgegevens,
relaties met derden en/of anderszins discriminatoir van aard bevatten?
Kunt u deze risicomodellen en/of profielen ter beschikking stellen?
Antwoord 14 en 15
De Belastingdienst maakt in vrijwel alle processen gebruik van beslismodellen, omdat
zonder dat de verschuldigde belasting niet berekend en geheven kan worden. Er is geen
centraal overzicht van waar deze gebruikt zijn. In navolging van de motie van het
lid Klaver c.s.21 onderzoekt de Belastingdienst de inrichting van een algoritmeregister om het inzicht
voor burgers en bedrijven in gebruikte algoritmen te realiseren. Het volledig openbaar
maken van in gebruik zijnde risicomodellen kan waardevolle informatie over het toezicht
van de Belastingdienst prijsgeven. Wel is uw Kamer bij brieven van 26 november 202122, 8 december 202123 en 21 april jl.24 nader geïnformeerd over het risicoclassificatiemodel Toeslagen (hierna: model). Daarbij
is het model openbaar gemaakt.
Voor alle bij de directie DF&A van de Belastingdienst ontwikkelde risicomodellen is
een risico assessment uitgevoerd binnen de op dat moment geldende regels. Tijdens
het assessment zijn alle selectiecriteria onderzocht op het gebruik van bijzondere
persoonsgegevens en daaraan gerelateerde proxy’s. Als dit soort kenmerken gevonden
werden dan is vervolgens onderzocht of hiervoor een wettelijke grondslag bestond.
Als de wettelijke grondslag ontbrak dan zijn die kenmerken uit het risicomodel verwijderd.
Van de genoemde kenmerken in de vraag is alleen voor nationaliteit een wettelijke
grondslag aanwezig. In de volgende risicomodellen wordt nationaliteit als selectiecriteria
gebruikt omdat daarvoor een wettelijke grondslag is:
– Risicomodel Erfbelasting. Grondslag: Successiewet 1956, artikel 3, eerste lid. Bij
verlaten NL: gedurende 10 jaar toch nog inwoner van NL.
– Risicomodel Schenkbelasting. Grondslag: Successiewet 1956, artikel 3, eerste lid.
Bij verlaten NL: gedurende 10 jaar toch nog inwoner van NL.
In het risicomodel OB Carrouselfraude was een regel «kortbekendfinr» opgenomen, samen
met een tweede regel die daarop voortbouwt. Kortbekendfinr staat voor het minder dan
vijf jaar oud zijn van het fiscaal identificatienummer (BSN of RSIN). Deze regel maakt
onderdeel uit van een set aan regels en bepaalde niet als enige factor of een aangifte
omzetbelasting van een ondernemer werd geselecteerd voor een nader onderzoek door
een medewerker van de Belastingdienst. De regel «kortbekendfinr» is uitgezet.
De Douane controleert goederen in het reizigersverkeer op basis van een controleopdracht.
Aan een controleopdracht ligt een risicoanalyse ten grondslag die generiek of meer
specifiek van aard kan zijn. Denk bij een specifieke risicoanalyse aan gegevens zoals
moment van reizen, reisroute, zitplaatsinformatie, bagage (aantal en gewicht) en nationaliteit.
Dit gebeurt op basis van artikel 15, en artikel 46 lid 2. Douanewetboek van de Unie
en altijd na een uitgebreide en zorgvuldige afweging. Op dit moment lopen er geen
risicoprofielen waarin nationaliteit wordt meegewogen.
Op de verwerking van bovengenoemde passagiersgegevens is in 2016 een Data Protection
Impact Assessment (DPIA) uitgevoerd en op de gevonden risico’s zijn maatregelen getroffen.
De DPIA wordt op dit moment herbeoordeeld.
Toeslagen heeft in het verleden gebruik gemaakt van nationaliteit als indicator («Nederlanderschap
Ja/Nee») in het risicoclassificatiemodel Toeslagen zonder deugdelijke grondslag. Daarnaast
heeft Toeslagen dubbele nationaliteiten van Nederlandse aanvragers in het Toeslagen
Verstrekkingen Systeem verwerkt en de nationaliteit van de aanvragers van kinderopvangtoeslag
gebruikt in het kader van de bestrijding van georganiseerde fraude. Voor deze drie
overtredingen van de AVG heeft de AP eerder een boete opgelegd. Voor de volledigheid
merk ik op dat in het model destijds ook gebruik werd gemaakt van de indicator «leeftijd
BSN». Deze is ook te linken is aan nationaliteit.25
Vraag 16
Er is aangegeven, dat de Handleidingen aan de poort niet zijn voorgelegd of goedgekeurd
door het management of Vaktechniek.
Hoe kan het gebeuren, dat er uitvoering is gegeven aan handleidingen, voorschriften
en instructies die niet zijn goedgekeurd of voorgelegd aan het management?
Onder wiens leiding zijn deze handleidingen, voorschriften en instructies dan wel
uitgevoerd?
Antwoord 16
Zoals ook in het PwC-rapport26 over de query’s aan de Poort staat, hadden deze handleidingen geen formele status.
De verantwoordelijkheid voor het proces detectie aan de Poort is lange tijd niet duidelijk
belegd geweest. De Belastingdienst heeft nogmaals proberen te achterhalen of de handleidingen
zijn vastgesteld. De Belastingdienst heeft tot op dit moment niet kunnen vaststellen
dat handleidingen door management zijn vastgesteld of goedgekeurd. Als de handleidingen
niet op managementniveau zijn vastgesteld is dit ernstig. Het management is en blijft
verantwoordelijk, ook als het de handleidingen niet formeel heeft vastgesteld. In
dit geval heeft het management te veel ruimte gelaten en niet de juiste controle op
het proces uitgeoefend. Het betrokken management had zich ervan moeten vergewissen
dat de werkinstructies gevalideerd waren binnen de daarvoor bestemde vaktechnische
escalatie- en managementlijnen. Dat dit waarschijnlijk niet is gebeurd is ook ernstig.
Om die reden worden in het programma Herstellen, Verbeteren, Borgen stappen gezet
om ook te leren van het gebrek aan duidelijke en strakke aansturing bij risicoselectie
in het verleden.
Wel stond, zoals aangegeven op 17 juni jl.27, het onderwerp positionering van Selectie aan de poort geagendeerd voor de vergadering van het managementteam (MT) Particulieren van 8 januari
2019. Het managementteam werd bij deze gelegenheid gevraagd een besluit te nemen over
welke dienstonderdelen de verschillende werkzaamheden voor de analyse aan de Poort
zouden moeten uitvoeren. De inhoud van de analyse en de te hanteren selectieregels
waren geen onderwerp van de besluitvorming. In het memo dat ter besluitvorming is
geagendeerd wordt voor een verdere specificatie echter verwezen naar een bijgevoegd,
ander memo, van 15 mei 2017 die als bijlage was toegevoegd. Hierin zijn enkele passages
uit de Handleiding voor analisten aan de Poort opgenomen, waaronder de zinnen: «Kerkelijke instellingen alleen met hoofdletters ingediend door allochtonen», «2. Moskeeën e.d.», «5. Moskee als periodieke gift», en de lijst van risicovolle Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s). Voor zover
achterhaald kan worden is deze bijlage tijdens de vergadering niet besproken.
Vraag 17
Welke risicoinformatie en/of risicomodellen zijn door de Belastingdienst gedeeld met
LSI of met LSI verbonden organisaties dan wel in LSI verband?
Antwoord 17
De Belastingdienst deelt geen risicomodellen met LSI of in LSI-verband. In LSI-verband
wordt alleen risicoinformatie gedeeld in het kader van specifieke projecten door de
bij dat specifieke project betrokken LSI-partners. Hierbij gaat het vanuit de Belastingdienst
om informatie over de inkomens- en vermogenspositie en (fiscale) schuldpositie van
betrokkenen binnen een bepaald project. Partners hanteren hun eigen interne risicomodellen
om tot signalen te komen, die zij bij de start van een project aanleveren via een
beveiligd systeem dat wordt beheerd door de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Toeslagen kan verwonderadressen leveren aan LSI. Het risicoclassificatiemodel van
Toeslagen diende tot medio juli 2020 als één van de elementen om een verwonderadres
te selecteren in het kader van LSI-projecten. Voor LSI werd gebruik gemaakt van de
recentste run van het risicoclassificatiemodel, specifiek de recentste risicoscore.
Er werd dus geen aparte run van het risicoclassificatiemodel gedraaid. Vanaf eind
2019 tot medio juli 2020 werd hierbij gebruik gemaakt van de risicoscores van eind
2019. Medio juli 2020 is door Toeslagen het gebruik van het risicoclassificatiemodel
ten gehele stopgezet, waarmee per 14 juli 2020 de risicoscore niet meer is gebruikt
om adressen te selecteren.
Het is van belang op te merken dat de Belastingdienst in een aantal gevallen de verplichting
heeft om informatie op verzoek te verstrekken. Een dergelijke verplichting kan zijn
opgenomen in sectorale wetgeving, bijvoorbeeld de verstrekking op basis van artikel
54 lid 3 letter b van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (SUWI).
Het betreft hier standaard inkomensgegevens nodig voor de vaststelling van de uitkering.
Daarnaast kent de Belastingdienst de verplichting om op verzoek informatie te verstrekken
op basis van artikel 43c Uitvoeringsregeling Algemene Wet Rijksbelastingen (UAWR)
waarin de structurele ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht is geregeld,
bijvoorbeeld waar dit een verzoek van de officier van justitie betreft op basis van
artikel 126 Wetboek van Strafvordering.
Vraag 18
Welke risicoinformatie en/of risicomodellen zijn door de Belastingdienst gedeeld met
RIEC’s (Regionaal Informatie- en Expertise Centrum)?
Antwoord 18
De Belastingdienst deelt geen risicomodellen in RIEC-verband. De Belastingdienst informatie
over eventueel fiscaal misbruik binnen het RIEC-samenwerkingsverband. De Belastingdienst
doet dat in het kader van casuïstiek op de (landelijke) thema’s en handhavingsknelpunten
die genoemd worden in het RIEC-convenant. Voorbeelden van landelijke thema’s zijn:
georganiseerde hennepteelt, mensenhanden en -smokkel en misbruik en fraude binnen
de vastgoedsector. De Belastingdienst heeft de verplichting om informatie op verzoek
te verstrekken op basis van onder antwoord 17 beschreven gronden. De beginselen van
proportionaliteit en subsidiariteit horen bij de afweging door de teams voor Intensief
Toezicht en Externe Overheidssamenwerking (ITE) wanneer informatie wordt verstrekt.
Voor zover bekend heeft Toeslagen geen risicoinformatie en/of risicomodellen gedeeld
met het RIEC. Zoals is vermeld in de brief van 21 april jl.28 aan uw Kamer, is uit nader onderzoek gebleken dat risicoscores van het risicoclassificatiemodel
van Toeslagen breder zijn gebruikt dan enkel voor het selecteren van aanvragen die
voor handmatige behandeling in aanmerking kwamen. Omdat het belangrijk is om met zekerheid
te kunnen vaststellen dat alle hierover relevante informatie bekend wordt, laat Toeslagen
een extern onderzoek uitvoeren onder andere om te proberen te achterhalen hoe breed
het gebruik van de risicoscores heeft plaatsgevonden, met wie het is gedeeld en welke
gevolgen dit voor burgers heeft gehad.
Vraag 19
Indien risicoinformatie en/of risicomodellen door de Belastingdienst zijn gedeeld
met RIEC’s, hoeveel burgers of ondernemingen zijn daarbij in totaal dan betrokken
geweest? Bij hoeveel van deze burgers of ondernemingen zijn aanslagen of toeslagen
gecorrigeerd?
Aan hoeveel van deze burgers of ondernemingen zijn boetes opgelegd?
Hoeveel van deze burgers of bedrijven zijn strafrechtelijk vervolgd?
Antwoord 19
Zoals in het antwoord op vraag 18 reeds gemeld worden er geen risicomodellen in RIEC-verband
gedeeld. Voor wat betreft de informatie die is gedeeld binnen het RIEC-samenwerkingsverband
is geen cijfermateriaal voorhanden over hoeveel burgers en ondernemingen betrokken
zijn geweest in het geval er informatie is verstrekt zijn niet voorhanden. Dit geldt
ook voor het aantal opgelegde aanslagen en eventuele boetes. Data ten aanzien van
strafrechtelijke vervolging op basis van specifiek RIEC-zaken is niet voorhanden.
Ik laat nagaan of over deze punten cijfers opgesteld kunnen worden. De inschatting
is dat het opstellen van de bedoelde cijfers veel tijd zal vergen. Er zullen hiervoor
verschillende systemen en partijen (zoals de 10 RIEC’s) moeten worden geraadpleegd.
Daarbij zal het ook gaan over een aanmerkelijk lang tijdsbestek waarover die ontsluiting
moet plaatsvinden.
Vraag 20
Bestaan er instructies over de Green en Red lane?
Worden deze instructies nog gehanteerd?
Indien deze instructies bestaan, kunt u deze ter beschikking stellen?
Antwoord 20
Green lane is geen officieel gehanteerd begrip binnen de Belastingdienst. Het was
een informeel begrip voor het aangepaste toezicht binnen het proces Horizontaal Toezicht
Fiscaal Dienstverlener voor de binnenkomende aangiftestroom Inkomensheffingen en vennootschapsbelang.
Inmiddels wordt de term «fast tracks» gebruikt, oftewel «serviceniveau aangepast toezicht
en directe verwerking aangiften». Een fiscaal adviseur die een convenantaangifte indient,
heeft een dusdanig kwaliteitssysteem en een samenwerkingsverband met de Belastingdienst
dat deze aangiften minder risico’s op onjuistheden bevatten. De green lane hield in
dat de Belastingdienst de ingediende aangiften in beginsel direct verwerkt. Bij technische
onvolkomenheden en inconsistenties of bij ontoelaatbare twijfels over de juistheid
van de aangifte (kennelijke fouten) vindt nog wel aangiftebehandeling plaats. Als
achteraf blijkt dat ten onrechte geen vooroverleg is gevraagd, kan teruggekomen worden
op de ten onrechte via de «fast track» («green lane») afgehandelde aangifte. De leidraad
september 2021 voor Horizontaal Toezicht Fiscaal Dienstverleners is online beschikbaar
op de website van de Belastingdienst. Bijgevoegd ontvangt uw Kamer deze leidraad en
de eerdere versie van november 2016.Ik laat nagaan welke interne werkinstructies hier
bovenop zijn of worden gehanteerd en zal uw Kamer hierover informeren. Er is binnen
de Belastingdienst geen sprake (geweest) van een «red lane».
Voor Toeslagen is de instructie van de «red lane» het behandelkader voor behandeling
van de zaken die destijds door het risicoclassificatiemodel Toeslagen voor een handmatige
behandeling waren geselecteerd. Op basis van deze behandeling konden toeslagaanvragen
worden gecorrigeerd. De instructie van de «green lane» is het behandelkader voor de
toetsing of de zaken die destijds door het risicoclassificatiemodel Toeslagen als
niet-risicovol waren aangemerkt, daadwerkelijk niet-risicovol waren. Dit behandelkader
is alleen intern gebruikt als onderdeel van een proef om te bepalen of aanvragen van
burgers op een lichtere manier konden worden behandeld. Tijdens deze proef zijn aanvragen
van burgers niet behandeld. Dit leidde dan ook niet tot correcties van toeslagaanvragen.
Deze instructies worden niet meer gehanteerd. De instructie van de «red lane» is in
de praktijk gebruikt van 2013 tot en met 2019. De instructie van de «green lane» is-
tijdens de interne pilot gebruikt in 2015 en 2016.De instructie van de «green lane»
is als bijlage (genaamd «Behandelkader Green Lane «De Rechters» vs 1.2») bijgevoegd.
Ten aanzien van de «red lane» zijn drie instructies als bijlagen bij deze beantwoording
gevoegd (genaamd «Behandelkader Lopende zaken vs 1.2 20150625», «Behandelkader Risicoselectie
vs 1.5.3 def» en «Risicoselectie Vraagbrief v1.2 18-06-2014»). In de behandelkaders
wordt naar diverse operationele kaders verwezen in de vorm van modules. Dit is standaard
bij de verschillende werkprocessen van Toeslagen.
Vraag 21
In de beantwoording van de vragen29 is bij vraag 22, 23 en 24 gesteld dat bij Query’s aan de Poort geen sprake is van
een applicatie.
Bij de beantwoording van vraag 5 is evenwel geantwoord:
PwC heeft namelijk getracht de bestanden met de door de query’s geselecteerde aangiften
(de «output») te vergelijken met de (gereconstrueerde) output van de handmatige doorselectie
door de analisten aan de poort.
alsmede:
Het opnieuw draaien van de query’s om de output te reconstrueren is niet mogelijk.
In het PWC rapport Query’s aan de Poort staat vermeld:
De query’s bevatten zoekopdrachten en selectieregels die aangiften die afwijken ten
opzichte van een vooraf gedefinieerd criterium, zoals hoge aftrekposten, uitwerpen
voor nadere handmatige analyse.
Op pagina 16 van de Handleidingen aan de poort 1 deel 1–2, Memo LTO 15 april 2015,
staat vermeld:
De Poort heeft in de 1e helft van februari 2015 koortsachtig gewerkt om de query-opdrachten
BWA met de daarbij behorende rekenregels te ontwikkelen. De querybouwers zijn vervolgens
gestart met het bouwen van de query’s.
Alle geciteerde passages wijzen erop dat query’s softwarematige bewerkingen verrichtten.
Klopt het dat query’s softwarematige bewerkingen verrichtten?
In welke applicaties of systemen zijn deze query’s gebruikt?
Bestaat de software waarin de query’s zijn opgenomen nog en zo ja waar bevindt deze
software zich?
Antwoord 21
Deze query’s zijn inderdaad geprogrammeerde, samengestelde zoekopdrachten die toegepast
werden op digitale bestanden. Met deze zoekopdrachten worden de aangiften gevonden
die voldoen aan bepaalde parameters, vergelijkingen of grenswaarden. Voor het uitvoeren
van deze zoekopdrachten maakt de Belastingdienst gebruik van de SAS-tooling (Statistical
Analytics System). De zoekopdrachten maken geen deel uit van een applicatie of systeem:
de zoekopdrachten werden periodiek gestart en uitgevoerd voor de op dat moment in
de database aanwezige nieuw ontvangen aangiften. Hiervoor zijn de databases van de
applicaties ABS, BvR, FLG, RIS, RBG en DAS30 geraadpleegd. De query’s hebben alleen leesrechten en voeren geen bewerkingen uit
op de bronbestanden. De broncode van de query’s is nog bij de Belastingdienst aanwezig.
De uitkomsten van de query’s werden als Excelbestand opgeleverd aan de analisten,
die daarop vervolgens met gebruikmaking van MS Excel de analyse uitvoerden om te bepalen
welke aangiften aangeleverd zouden worden aan het intensief toezicht.
Vraag 22
Door wie zijn de query’s aan de poort gebouwd?
Antwoord 22
De query’s zijn gemaakt door medewerkers van de directie Centrale Administratieve
Processen (CAP) volgens specificaties die zijn opgesteld door de analisten aan de
poort.
Vraag 23
Zijn de query’s of de daaraan ten grondslag liggende risicomodellen of rekenregels
of de uitkomsten van de query's met anderen dan de Belastingdienst gedeeld? Zo ja
met wie en over welke periode?
Antwoord 23
Voor zover bekend zijn de selectieregels en de query-uitkomsten niet gedeeld buiten
de Belastingdienst, anders dan aan PwC ten behoeve van zijn onderzoek31 en de openbaarmaking van de handleidingen op verzoek van uw Kamer32.
Tot begin 2018 was het gebruikelijk dat de door het proces «analyse aan de Poort»
toegekende AKI-codes 1043 ook in FSV geregistreerd werden. Zoals blijkt uit het onderzoek33 van PwC naar externe gegevensverstrekking zijn er gevallen waarin gegevens over burgers
in FSV zijn verstrekt aan partijen buiten de Belastingdienst. Het is niet bekend of
zich hier ook burgers tussen bevinden die via analyse aan de Poort in FSV geregistreerd
zijn.
Vraag 24
In een presentatie voor de i-NUP Buzz tour op 23 april 2014 van de Manifestgroep/Belastingdienst
wordt vermeld dat het doel van de samenwerking binnen de Manifestgroep onder andere
was:
a. Ontstaan van een overheidsbreed «early warning»-systeem. Bijvoorbeeld 24/7 bereikbaarheid
Logius-Belastingdienst.
Is dit beoogde systeem gerealiseerd?
Indien het beoogde systeem is gerealiseerd, bestaat het dan nog en hoe wordt het genoemd,
wie beheert het systeem, wie heeft er toegang toe en welke gegevens worden erin verwerkt?
Antwoord 24
Een overheidsbreed early warning systeem is niet gerealiseerd.
Vraag 25
In voormelde presentatie van de Manifestgroep/Belastingdienst staat onder andere vermeld
als doel van de samenwerking binnen de Manifestgroep:
b. kennis over fraudes en fraudebestrijding (o.a. tools, profielen, privacy, invordering)
wordt verspreid en afgestemd. Is ook raadpleegbaar.
Op welke wijze is hieraan vormgegeven?
Welke profielen zijn gedeeld binnen de Manifestgroep?
Bestond/bestaat er een systeem waarin de sub b. van de presentatie vermelde informatie
raadpleegbaar is? Zo ja welk systeem betreft dat en wie beheert het systeem, alsmede
welke gegevens worden erin verwerkt?
Antwoord 25
Kennis over fraude is gedeeld via onderlinge overleggen. De overleggen worden globaal
zes tot acht keer per jaar gehouden en georganiseerd door de Belastingdienst (dit
tot 2021, daarna is het aan partijen zelf overgelaten). De voorzitter stelt de agenda
samen en regelt de overleggen. Aan alle deelnemers wordt gevraagd om agendapunten
aan te dragen en er worden presentaties gegeven over lopende zaken dan wel nieuwe
ontwikkelingen. Voor zover op dit moment bekend zijn er geen profielen gedeeld, omdat
de vormen van fraude bij verschillende overheidsorganisaties zodanig van elkaar verschilden
dat dit geen meerwaarde had. Door het ontbreken van een gestructureerd archief van
de Manifestgroep Fraude in de periode van 2014–2017 is er meer tijd nodig om uit te
zoeken of de stukken waarnaar gevraagd wordt te achterhalen zijn. Op 3 februari 2022
is de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening van start gegaan.
In het kader van de vorderingen van de parlementaire enquêtecommissie worden momenteel
documenten over fraudebestrijding verzameld. Mogelijk worden hierbij nog verdere relevante
stukken gevonden bij het automatisch doorzoeken van de systemen en mailboxen.
Er bestaat geen systeem voor het delen van kennis of fraudes en fraudebestrijding
buiten reguliere programma’s zoals Outlook.
Vraag 26
In voormelde presentatie van de Manifestgroep/Belastingdienst staat onder andere als
anti-fraude project vermeld:
Monitoring en analyse inkomend webverkeer.
Welk project betrof dit?
Welk webverkeer is gemonitord?
Op welke wijze vond monitoring van webverkeer plaats?
Welke criteria, risicomodellen of profielen werden daarbij gehanteerd?
Tot welke uitkomsten leidde het monitoren van webverkeer?
Hoeveel mensen zijn binnen dit project gemonitord?
Heeft het project tot herziening van aanslagen of strafrechtelijke vervolging geleid?
Zo ja, in hoeveel gevallen?
Heeft er voor dit project een privacy impact assessment of GEB plaatsgevonden? Zo
ja, kunt u die ter beschikking stellen?
Antwoord 26
Destijds is onderzocht of pogingen tot fraudes die zich voordeden bij een van de overheidsorganisaties
gevolgd werden door pogingen tot fraude bij een andere overheidsorganisatie Dat is
door Logius bekeken. In een enkel geval heeft dit geleid de constatering dat er dergelijke
poging zich wellicht heeft voorgedaan. Ik laat nagaan hoe dit onderzoek verder is
verlopen en of hiervoor een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB) is opgesteld.
Vraag 27
In voormelde presentatie van de Manifestgroep/Belastingdienst staat vermeld, dat er
een schema bestaat van gegevensuitwisseling door en met de Belastingdienst en derden,
die «»de gegevenskaart»» wordt genoemd.
Kunt u de gegevenskaart – en alle versies daarvan – ter inzage verstrekken?
Antwoord 27
Zoals in de presentatie beschreven gaf de gegevenskaart de «lappendeken» aan wetsartikelen
en convenanten weer op basis waarvan informatie gedeeld zou kunnen worden. Aangezien
de presentatie waarnaar verwezen wordt dateert van 2014, en er geen gestructureerd
archief gevonden is van de stukken uit die tijd, is er tot op heden geen versie van
de gegevenskaart gevonden. Ik laat uiteraard nagaan of de gegevenskaart achterhaald
kan worden.
Vraag 28
In voormelde presentatie van de Manifestgroep/Belastingdienst staat ter zake van de
drempels geheimhoudingsplicht BD, privacywetgeving en de komende EU-verordening:
Toch niet stoppen, maar oplossingen bedenken. Gebruik bijv. «interne guidelines»
alsmede:
Beschrijf fraudeprofielen en daarna «fraudeurs»-profielen met daderkenmerken. Pas
die toe, valideer en wissel het resultaat daarvan uit.
Kunt u de beschreven fraudeprofielen ter inzage verstrekken?
Kunt u de fraudeurs-profielen en daderkenmerken ter inzage verstrekken?
Welke resultaten zijn met wie uitgewisseld?
Hoeveel «fraudeurs» zijn op deze wijze ontdekt?
Antwoord 28
Voor zover op dit moment bekend zijn er geen profielen gedeeld, omdat de vormen van
fraude bij verschillende overheidsorganisaties zodanig van elkaar verschilden dat
dit geen meerwaarde had. Ik laat nagaan of er profielen zijn gedeeld en zal uw Kamer
hierover informeren. Aangezien de presentatie waarnaar verwezen wordt dateert van
2014, en er geen gestructureerd archief gevonden is van de stukken uit die tijd, bestaat
de kans dat niet alle informatie hierbij teruggevonden kan worden. In het kader van
de vorderingen van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening
worden momenteel documenten over fraudebestrijding verzameld. Mogelijk worden hierbij
nog verdere relevante stukken gevonden.
Vraag 29
In voormelde presentatie van de Manifestgroep/Belastingdienst staat ter zake van het
Expertisecentrum fraude Utrecht, dat er workshops worden georganiseerd ter zake van
privacyregelgeving.
Kunt u het workshop materiaal dat over deze workshops ter beschikking is gesteld aan
deelnemer ter inzage ter beschikking stellen?
Antwoord 29
Het Expertisecentrum fraude Utrecht werd vormgegeven als werklocatie van de Manifestgroep
Fraude. Op deze locatie zouden technische ICT-voorzieningen komen van een aantal organisatieonderdelen
van de Manifestgroep, die het mogelijk zou maken om in gezamenlijkheid te gaan werken.
Door vraagstukken rondom de privacyregelgeving en het feit dat een technische voorziening
nooit goed van de grond is gekomen, is het doel van de werklocatie expertisecentrum
fraude Utrecht uiteindelijk niet goed gerealiseerd.
Ik laat nagaan of er desondanks workshops hebben plaatsgevonden en of hiervoor materiaal
aanwezig is. De kans bestaat dat niet alle informatie hierbij teruggevonden kan worden.
In het kader van de vorderingen van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid
en Dienstverlening worden momenteel documenten over fraudebestrijding verzameld. Mogelijk
worden hierbij nog verdere relevante stukken gevonden.
Vraag 30
Geeft het College voor de Rechten van de Mens ook cursussen, presentaties aan de Belastingdienst?
Zo ja, hoe vaak gebeurt dat en betaalt de Belastingdienst daarvoor? Indien ervoor
wordt betaald, hoe hoog zijn de facturen dan in 2021 en 2022 en hoe verhoudt zich
dat tot de onafhankelijkheid van het College voor de Rechten van de Mens, dat moet
oordelen over klachten tegen de belastingdienst.
Antwoord 30
Het programma leiderschap en cultuur gaat in samenwerking met het College voor de
Rechten van de Mens een leerlijn «Vooroordelen Voorbij» ontwikkelen, passend bij de
context van de Belastingdienst en Toeslagen. Deze leerlijn start najaar 2022. Het
College heeft in de kabinetsreactie34 op de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) extra financiële
middelen gekregen om de taken uit te breiden. Een deel daarvan wordt ingezet voor
de ontwikkeling van de leerlijn. Er zijn momenteel geen kosten voor de Belastingdienst
voorzien, en er zijn geen facturen voor 2021 en 2022. Ik waardeer de grote deskundigheid
en expertise van het College voor de Rechten van de Mens en de Belastingdienst maakt
graag gebruik van het programma dat het College specifiek voor uitvoeringsorganisaties
heeft ontworpen. Ik zie geen enkele reden om eraan te twijfelen dat het College hier
integer en onafhankelijk mee omgaat.
Vraag 31
In de uitzending van Nieuwsuur 30 mei 2022 heeft u gezegd dat een groep van ongeveer
twintig medewerkers van de Belastingdienst zich aan discriminatie schuldig heeft gemaakt.
Is bekend wie deze medewerkers zijn?
Welke maatregelen worden tegen deze medewerkers genomen?
Hoeveel van deze medewerkers zijn op dit moment werkzaam bij de Belastingdienst (of
het Ministerie van Financiën, de Belastingdienst, Toeslagen, FIOD, Douane of andere
organisaties die onder het Ministerie van Financiën vallen)?
Antwoord 31
Over individuele medewerkers worden, zoals gebruikelijk, geen mededelingen gedaan.
Eerder is aangegeven dat, als er sprake is van integriteitsschendingen door medewerkers,
daar opvolging aan gegeven zal worden. Dat kan onder meer door het nemen van arbeidsrechtelijke
maatregelen, zoals disciplinaire straffen. Dat is echter een zaak tussen werkgever
en werknemer. Zoals aangekondigd op 30 mei jl. worden normoverdragende gesprekken
gevoerd met het management en de betrokken medewerkers aan de hand van de aangedragen
voorbeelden uit de onderzoeken van PwC35. Voor de verschillende casussen aangetroffen bij de Belastingdienst zijn aanvankelijk
28 medewerkers en managers geïdentificeerd als betrokken. 14 hiervan zijn nog werkzaam
binnen de organisatie. Hiervan bleek 1 medewerker bij nader inzien geen directe betrokkenheid
te hebben gehad. In de tabel hieronder is de voortgang van de normoverdragende gesprekken
weergeven.
Gesproken
Niet meer werkzaam in organisatie
Nog niet gesproken wegens verlof of werkzaam op andere plek in organisatie
Blijkt niet direct betrokken
Medewerkers
5
9
6
1
Managers
2
5
0
0
Vraag 32
Is er een repository bij de Belastingdienst, waarin alle applicaties en (actieve)
applicaties staan?
Waar is de match van deze lijst met de repository? Kunt u die alsnog beschikbaar maken?
Antwoord 32
De Belastingdienst beschikt over een centrale repository waarin de eigenaren hun applicaties
dienen te registreren. Dit geeft een integraal inzicht in het applicatielandschap
van de Belastingdienst. Opgemerkt dient te worden dat het hier voornamelijk gaat om
het te onderhouden applicatielandschap van de Belastingdienst. Toepassingen die niet
binnen het reguliere onderhoud door de IV-organisatie vallen (zoals lokaal ontwikkelde
applicaties) zijn niet in alle gevallen beschreven. Bij de inventarisatie van applicaties
met nationaliteit, medische en/of strafrechtelijke gegevens, waarvan het rapport op
30 mei jl.36 met uw Kamer is gedeeld, is de repository door domeinarchitecten als startpunt gebruikt
voor het identificeren van te beoordelen applicaties, maar waar nodig zijn hier applicaties
aan toegevoegd. De repository bevat 977 applicaties waarvan is aangegeven dat ze daadwerkelijk
in gebruik zijn. In de inventarisatie betrof het oorspronkelijke aantal geïdentificeerde
applicaties 979, waarvan 10 dubbel waren geteld. Uiteindelijk zijn 969 applicaties
onderzocht. Een precieze vergelijking met de repository wordt gemaakt.
Vraag 33
Zijn alle applicaties die in 2020 niet langer actief waren, meegenomen in het onderzoek,
bijvoorbeeld alle applicaties die in 2018, 2019 of 2020 buiten werking gesteld zijn
(net als FSV zelf)?
Indien die applicaties niet zijn meegenomen wilt u ze dan alsnog meenemen in het onderzoek
en hierover aan de Kamer rapporteren?
Antwoord 33
Zoals mijn ambtsvoorganger uw kamer op 27 januari 202137 in de stand van zaken Herstellen, Verbeteren, Borgen heeft laten weten was het onderzoek
gericht op de op dat moment aanwezige en door IV beheerde en geïdentificeerde applicaties
in het landschap van de Belastingdienst. Overigens is ook FSV zelf, hoewel destijds
reeds uitgezet, meegenomen in de inventarisatie. De inventarisatie heeft primair tot
doel gehad om zeker te stellen dat de Belastingdienst, Toeslagen en Douane geen gevoelige
persoonsgegevens verwerken zonder deugdelijke wettelijke grondslag. Dit is onderdeel
van een significante toekomstgerichte capaciteitsinzet om de gegevenshuishouding op
orde te brengen. Het beoordelen van applicaties die in de afgelopen vier jaar al uitgefaseerd
zijn, voor zover de daarin verwerkte gegevens nog beschikbaar zouden zijn, zou niet
bijdragen aan dit doel.
Vraag 34
De Auditdienst Rijk (ADR) vond naast CAF11 (Combiteam Aanpak Facilitators) nog 148
toeslaggerelateerde CAF-zaken met lijsten met 9402 burgers. Hoe komt het dat geen
van die 148 lijsten gevonden is bij de zoektocht naar de lijsten? Kunt u die alsnog
analyseren, ook omdat zeker 600 van die burgers te maken kregen met opzet/grove schuld?
Antwoord 34
Het overzicht van beoordeelde lijsten in de rapportage is een resultante van de uitvraag
aan de medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane om lijsten te melden
in mailboxen, persoonlijke omgevingen of samenwerkingsgebieden. Een eerste inventarisatie
leverde voor Toeslagen 16 documenten op die gezamenlijk 13 «lijsten» vormen. Lijsten
zijn documenten die meerdere BSN’s bevatten en aan de voornoemde criteria voldoen.
Een deel van de 13 lijsten zijn kopieën van bestanden die informatie bevatten die
relevant is voor de hersteloperatie en gaan over CAF-zaken waarin institutioneel vooringenomen
is gehandeld voorafgaand aan de opzet van het CAF. Hierop stonden bijna 30.000 unieke
BSN’s. Zo bevindt een lijst van de CAF-zaak «Appelbloesem» zich onder de aangeleverde
bestanden.
De systemen van Toeslagen bevatten evenwel meer documenten die aan deze criteria voldeden.
Zo waren andere documenten die behoren tot toeslaggerelateerde CAF-zaken al vóór de
uitvraag naar lijsten met nationaliteit en of fraude- of risicosignalen geïnventariseerd
en veiliggesteld in een aparte werkomgeving. Deze documenten zijn nog beschikbaar
buiten de beveiligde aparte werkomgeving voor een deel van de medewerkers van UHT.
Deze informatie maakt immers onderdeel uit van de beoordeling of er recht bestaat
op compensatie in individuele gevallen omdat eruit blijkt of een ouder deel heeft
uitgemaakt van een toeslaggerelateerd CAF-onderzoek.
Na de eerste inventarisatie is de inventarisatie voorgezet. Als binnen Toeslagen documenten
worden gevonden die voldoen aan de criteria van de uitvraag, dan worden deze verwijderd
van de lokale systemen en veiliggesteld in een beveiligde omgeving. Dit tenzij er
sprake is van een deugdelijke wettelijke grondslag voor verder gebruik, zoals bijvoorbeeld
in het kader van de herstelwerkzaamheden van UHT. Tot op heden zijn circa 220 aanvullende
documenten veiliggesteld die voldoen aan de criteria van de uitvraag. Het totaal aantal
unieke BSN’s bedraagt dan ook ruim 44.000. Ook deze later aangetroffen documenten
worden vergeleken met de FSV- en UHT-populaties.
Vraag 35
Hoe komt het dat er geen enkele lijst gevonden is van niet-toeslaggerelateerde CAF-zaken?
Hoeveel lijsten van niet-toeslag gerelateerde CAF-zaken bestaan er en kunt u die alsnog
aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 35
Het overzicht van beoordeelde lijsten in de rapportage is een resultante van de uitvraag
aan de medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane om lijsten te melden
in mailboxen, persoonlijke omgevingen of samenwerkingsgebieden. 97,5% van de medewerkers
heeft hieraan gehoor gegeven. Zoals aangegeven op 27 januari 202138 betreft de overige 2,5% voornamelijk langdurig afwezige medewerkers en medewerkers
die vanwege een vertrek geen toegang meer hebben tot hun werkomgeving. Zoals aangegeven
op 22 april 202139 valt niet uit te sluiten dat er in de toekomst nog meer lijsten op het netvlies komen.
Zodoende is er nooit 100% zekerheid te geven dat hiermee alle lijsten met nationaliteit
en of fraude- of risicosignalen die in het verleden zijn gebruikt binnen de Belastingdienst
gecontroleerd zijn.
Hierbij is de lijst «export dashboard» naar voren gekomen die ook in het document
«prio 1b: Appendix eindstand overzicht lijsten40» is opgenomen. Het dashboard werd door het CAF gebruikt als hulpmiddel om te kunnen
bepalen hoe zij hun toezichtactiviteiten het beste konden richten.
Verder zijn geen CAF-gerelateerde lijsten aangeleverd. Lopende de uitvraag is besloten
het samenwerkingsgebied van het CAF in een datakluis te plaatsen, deze op een later
moment systematisch moment te doorzoeken en eventuele resultaten te melden. Dit systematisch
doorzoeken heeft nog niet plaatsgevonden maar zal worden uitgevoerd via het extern
onderzoek naar de werkwijze van het CAF dat ik op 25 januari heb aangekondigd41.
Vraag 36
Hoe komt het dat er geen enkele lijst gevonden is van niet-1043-zaken? Hoeveel lijsten
van 1043-zaken bestaan er en kunt u die alsnog aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 36
Het overzicht van de lijsten42 bevat lijsten van velerlei oorsprong en daarmee veel lijsten die niet gerelateerd
zijn aan projectcode 1043. Op het overzicht staat – gerelateerd aan projectcode 1043
– de Handleiding voor analisten werkzaam aan de Poort vermeld, die ik op 16 mei43 met uw Kamer heb gedeeld.
In het rapport van PwC naar Query’s aan de Poort44 staat dat 46 outputbestanden op de Q-schijven zijn teruggevonden van query’s – de
eerste stap in het proces detectie aan de Poort. Dit zijn bestanden van identificerende
gegevens van belastingplichtigen en de door hen ingediende aangiften, zodat het de
privacy van de betrokkenen zou schaden om ze openbaar te maken. Dit betreft de output
van 24 query’s die gedraaid zijn in de kalenderjaren 2017 – 2019, en welke leidde
tot de selectie van aangiften in de belastingjaren 2016 – 2018. Op de Q-schijven is
ook output van andere query’s aangetroffen, die volgens PwC niet geschikt waren voor
het onderzoek, omdat niet is vast te stellen bij welke query deze query-bestanden
horen, in welk jaar de query is gedraaid en of de output in de analyse aan de Poort
is ingezet. Voor de inventarisatie van lijsten met nationaliteit en of fraude- of
risicosignalen zijn alle medewerkers gevraagd om mailboxen, persoonlijke omgevingen
of samenwerkingsgebieden te controleren op het voorkomen van risicosignalen en fraudeverdenkingen.
De hierboven beschreven bestanden zijn niet aangeleverd, maar dus wel naar boven gekomen
in het kader van ander onderzoek.
Over de uitkomsten van de tweede stap van de detectie aan de poort – de handmatige
analyse van de query-resultaten om te bepalen welke aangiften aangeboden zouden moeten
worden voor intensief toezicht of voor herstel van vergissingen – staat in het rapport
van PwC naar Query’s aan de Poort dat alle resultaten van de analyse aan de Poort
uit de Belastingdienstsystemen verwijderd bleken te zijn op grond van de AVG.
Vraag 37
Hoeveel lijsten staan er in het AVG-register van de Belastingdienst? Hebben de onderzoekers
(die naar 1a, ab en 1c onderzoek deden) toegang gehad tot dat register?
Antwoord 37
Het AVG-register is een register van verwerkingsactiviteiten. De Belastingdienst neemt
in het register bedrijfsprocessen met verwerkingen van persoonsgegevens op. Er zijn
dus geen lijsten opgenomen in het register, en het register is daarom niet gebruikt
door de toetsingscommissie van de inventarisaties van lijsten en applicaties.
Vraag 38
Kunt u de lijsten die in het AVG-register staan matchen met de lijsten die PwC gevonden
heeft en de lijsten die in dit onderzoek gevonden zijn? Kunt u de verschillen tussen
de gevonden lijsten verklaren?
Antwoord 38
Er staan geen lijsten in het register van verwerkingsactiviteiten. Om die reden er
is geen match te maken met andere lijsten.
Vraag 39
Kunt u alle conceptversies van de rapporten (lijsten en applicaties) aan de Kamer
doen toekomen?
Antwoord 39
In de bijlage treft uw Kamer de conceptversies van de rapporten naar lijsten en applicaties
die zijn besproken of geagendeerd in de opdrachtgevende stuurgroep Herstellen, Verbeteren
Borgen.
Vraag 40
Zijn de BSN-nummers op de gevonden lijsten gematched met de BSN nummer in FSV? Zo
nee, waarom niet en zo ja, wat waren de uitkomsten?
Antwoord 40
De BSN’s op de lijsten die bij Toeslagen zijn aangetroffen zijn vergeleken met de
FSV-populatie en de UHT-populatie. Voor later aangeleverde lijsten gebeurt dit ook.
Van de lijsten die tot 2021 zijn aangeleverd komt ongeveer 40% van de BSN’s voor in
de FSV-populatie en 30% in de UHT-populatie. Ongeveer 60% komt voor in minstens één
van de FSV- of UHT-populatie. Voor niet-toeslagengerelateerde lijsten zal een vergelijking
worden gemaakt met de FSV-populatie.
Vraag 41
Kunt u aangeven hoeveel BSN-nummers er op elk van de gevonden lijsten stonden en of
mensen nadeel ondervonden hebben van het feit dat zij op de lijsten stonden? Indien
u dat niet onderzocht heeft, wat is er dan wel onderzocht in afgelopen anderhalf jaar?
Antwoord 41
In het onderzoek naar de aangeleverde lijsten heeft een toetsingscommissie een inschatting
gemaakt van het risico dat mensen nadeel hebben ondervonden van het feit dat zij op
de lijsten stonden. Op 30 mei jl. heb ik een overzicht met uw Kamer gedeeld waarin
deze inschatting per beoordeelde lijst is gegeven. De door de toetsingscommissie gemaakte
risicoclassificaties zijn een inschatting op basis van de beschikbare informatie over
de lijsten. De classificaties vormen geen oordeel over de rechtmatigheid van het gebruik
of eventuele gevolgen in individuele gevallen. Een oordeel «hoog risico» betekent
bijvoorbeeld niet dat al vaststaat dat burgers (onterechte) nadelige gevolgen hebben
ondervonden. Er worden nu vervolgacties ingezet om vast te stellen of de lijsten daadwerkelijk
onterechte nadelige gevolgen hebben gehad voor burgers en hiervoor een passende oplossing
te vinden, waarop ik in het antwoord op vraag 42 nader inga.
Vraag 42
Welke vervolgacties zijn gepland met de gevonden lijsten en de gevonden applicaties
en welk tijdspad hoort daarbij?
Antwoord 42
Zoals aangegeven in de voortgangsrapportage HVB van 30 mei jl.45 onderzoekt de Belastingdienst hoe de aangetroffen lijsten gebruikt zijn en of dat
gebruik daadwerkelijk nadelige gevolgen heeft gehad voor burgers. Daarbij worden de
risicoinschattingen van de toetsingscommissie voor onterechte gevolgen gebruikt voor
prioritering van het onderzoek. In dit vervolgonderzoek worden de lijsten bovendien
vergeleken met de FSV-populatie. Afronding van het vervolgonderzoek is voorzien voor
eind 2022. Als er daadwerkelijk sprake is geweest van nadelige gevolgen zal een passende
oplossing worden gezocht.
Voor elk van de onderzochte applicaties bevat de rapportage 1a46 van de inventarisatie applicaties waar nodig de vervolgstappen. Voor 43 applicaties
is een nadere analyse op de aanwezigheid van nationaliteit, medische of strafrechtelijke
gegevens uitgevoerd. Voor applicaties waarbij nationaliteit wordt verwerkt zonder
deugdelijke grondslag zijn maatregelen getroffen, zoals het uitzetten van de applicatie
(FSV) of het verwijderen van de bewuste gegevens -zo zijn de aangetroffen nationaliteitsgegevens
in de applicatie PSF van de FIOD begin 2022 reeds vernietigd.
De Belastingdienst is bezig de procesbeschrijvingen en interne controles (AO/IC) op
orde te krijgen. Hierbij worden AVG-aspecten meegenomen aan de hand van een checklist.
Het op orde brengen van de AO/IC door dienstonderdelen is een pijler voor het toekomstige
In control statement (ICS). Opgemerkt moet worden dat een deel van deze verbetering
weliswaar via het project AO/IC op orde plaatsvindt, maar dat veel dienstonderdelen
hier ook eigenstandig mee aan de slag zijn. Conform de huidige planning zullen in
ieder geval de risicovolste werkprocessen op orde worden gebracht voor eind 2022.
Hieronder valt ook het voldoen van het proces aan de AVG, BIO en Archiefwet. De toetsing
door de dienstonderdelen vindt plaats met behulp van de controlelijst die in 2021
is ontwikkeld en is voorgelegd aan de Auditdienst Rijk (ADR).
Vraag 43
Is er mogelijk sprake van beroepsmatige discriminatie bij het proces query’s aan de
poort, nu u toegeeft dat er sprake is van institutionele discriminatie en u ook heeft
vastgesteld dat iemand instructies geschreven heeft die rechtstreeks discriminerend
waren? Kunt u aangeven hoe u tot het eindoordeel kan komen?
Antwoord 43
In artikel 137g van het Wetboek van Strafrecht is beroepsmatige discriminatie strafbaar
gesteld door te bepalen dat hij, die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf
personen opzettelijk discrimineert wegens hun ras, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste zes maanden (...). Om te kunnen spreken van strafbare beroepsmatige
discriminatie dient dus te zijn voldaan aan het opzetvereiste. In mijn brief van 30 mei
jl.47 schreef ik dat meerdere van de bevindingen en voorbeelden die PwC heeft beschreven
in zijn rapport naar «query’s aan de Poort48» onder de omschrijving van institutioneel racisme vallen die daarvan in de visienota
van het College voor de Rechten van de Mens is gegeven. Volgens die omschrijving is
een bewuste benadeling, ideologie of racistische opzet niet vereist; de focus ligt
op de uitwerking. Of een strafrechtelijke norm is overschreden is primair ter beoordeling
aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Vraag 44
Hoeveel ambtenaren van de Belastingdienst (of directe familieleden) stonden op de
FSV-lijsten?
Indien u niet mag matchen van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), wilt u dan intern
kijken hoeveel mensen zich gemeld hebben?
Antwoord 44
Het is niet toegestaan om de geregistreerden in FSV te vergelijken met het personeelsbestand
of familieleden van medewerkers. In de brieven die zijn verzonden aan mensen in FSV,
zijn zij gewezen op het meldpunt FSV voor vermoedens van mogelijk onterechte gevolgen.
Wie zich gemeld heeft, is niet gevraagd op te geven waar hij werkt.
Als een medewerker zich gemeld heeft bij zijn leidinggevende vanwege een registratie
in FSV is dat een zaak die tussen leidinggevende en medewerker wordt besproken. Hier
wordt geen registratie van bijgehouden.
Vraag 45
AIs een registratie op de FSV lijst gebruikt tegen ambtenaren van de Belastingdienst?
Ofwel, zijn er ambtenaren van de Belastingdienst die een promotie zijn misgelopen,
ontslagen zijn of op een andere manier negatieve gevolgen ondervonden hebben van een
registratie op de FSV-lijst voor zover u bekend?
Antwoord 45
Er wordt een duidelijk onderscheid gehanteerd tussen de rol van Belastingdienst als
werkgever en de Belastingdienst als fiscale toezichthouder. Het mag daarom niet aan
de Belastingdienst als werkgever bekendgemaakt worden wanneer een medewerker in FSV
werd geregistreerd. Ik heb geen aanwijzingen dat ambtenaren een promotie zouden zijn
misgelopen of ontslagen zijn vanwege hun registratie.
Indien een medewerker niet aan zijn fiscale verplichtingen voldoet kan dit via een
zorgvuldige procedure aan de Belastingdienst als werkgever kenbaar gemaakt worden,
maar het enkele feit dat een medewerker in FSV geregistreerd is kwalificeert zich
daar niet voor. Voor zover Belastingdienstmedewerkers geregistreerd stonden in FSV
is de brief daarover ook alleen aan de medewerker zelf gestuurd. Een leidinggevende
is hiervan alleen op de hoogte als de medewerker hem daarover geïnformeerd heeft.
Hier wordt geen centrale registratie van bijgehouden.
Vraag 46
Zijn er (oud-)ambtenaren van de Belastingdienst die een compensatie ontvangen hebben
voor hun registratie op de FSV lijst, bijvoorbeeld door middel van een vaststellingsovereenkomst?
Kunt u aangeven om hoeveel ambtenaren het gaat en hoe groot de compensatie is?
Antwoord 46
Er is nog geen tegemoetkomingsregeling voor onterechte gevolgen van een registratie
in FSV vastgesteld en dus ook niet van start gegaan. Ik heb uw Kamer op 24 juni jl.49 mijn denkrichting hiervoor geschetst. Als er een tegemoetkomingsregeling is, is het
uitgangspunt dat medewerkers die geregistreerd stonden in FSV, en die in aanmerking
komen voor een tegemoetkoming, op dezelfde wijze worden behandeld als anderen die
in FSV geregistreerd stonden.
Er zijn mij geen vaststellingsovereenkomsten met ambtenaren vanwege een directe relatie
met een FSV-registratie bekend.
Vraag 47
Welke gegevens en profielen heeft de Belastingdienst de afgelopen tien jaar met het
inlichtingbureau gedeeld? Kunt u een uitputtend overzicht geven? Zitten daar ook gegevens
bij die voortkomen uit FSV?
Antwoord 47
Het Inlichtingenbureau is een stichting met een wettelijke taak. Het is een informatieknooppunt
dat een efficiënte en veilige gegevensuitwisseling voor gemeenten faciliteert. Gemeenten
hebben deze informatie nodig bij het bepalen van het recht op sociale voorzieningen.
De wettelijke grondslag voor gegevensuitwisseling door de Belastingdienst is art.
55 Awr respectievelijk art. 67 lid 2a Awr en art. 38 – 39 Algemene Wet Inkomensafhankelijke
regelingen. De grondslagen voor de verwerking door het Inlichtingenbureau zijn artikel
63 Wet SUWI, artikel 5.24 Besluit SUWI, artikel 64 lid 3 Participatiewet en artikel
67 lid 2 Participatiewet, artikel 45 lid 2 IOAW en artikel 48 lid 2 IOAW, artikel
45 lid 2 IOAZ en artikel 48 lid 2 IOAZ.
De Belastingdienst verstrekt aan het Inlichtingenbureau gegevens met betrekking tot:
• bankrekeningen (bankrekeningnummers, rente en saldo)
• saldo voorlopige teruggave
• heffingskortingen
• bedragen van huurtoeslag, zorgtoeslag en de eventuele ontvangst van kinderopvangtoeslag
• gegevens over box 1 en box 3. Het betreft enkel indicaties met betrekking tot het
al dan niet voorkomen van fiscale rubrieken zoals belastbare winst-uit-onderneming,
Resultaat overige werkzaamheden of Zelfstandigenaftrek.
Toeslagen levert op verzoek van het Inlichtingenbureau ten behoeve van de rechtsmatigheidscontrole
van (verlenging)kwijtschelding de aanvraag- en toekenningsgegevens inzake huur-, zorg-
en kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget voor de groep cliënten die kwijtschelding
aanvragen voor lokale belastingen. Het betreft een tweewekelijkse uitwisseling waarin
het jaartal en het bedrag van huurtoeslag, zorgtoeslag, en kinderopvangtoeslag en
kind gebonden budget wordt geleverd.
Zoals toegelicht in antwoord 20 op de op 16 juni jl.50 beantwoorde feitelijke vragen naar aanleiding van de reactie op het handhavingsbesluit
van de AP staan de gegevens die het Inlichtingenbureau van de Belastingdienst ontvangt
vermeld in de Dienstencatalogus en het Gegevensregister, zoals openbaar gemaakt op
de website van het Inlichtingenbureau.
Gedurende de afgelopen jaren zijn de gegevens over box 1 en box 3 toegevoegd om gemeenten
een completer beeld te geven met betrekking tot vermogen en inkomen van bijstandsontvangers.
Tot 1 april 2017 bood het Inlichtingenbureau gemeenten ieder kwartaal een rapportage
onbenutte huur- en zorgtoeslag en een rapportage onbenutte kinderopvangtoeslag aan.
Gemeenten konden die rapportages gebruiken om klanten te wijzen op het eventuele recht
op zorg-, huur- en kinderopvangtoeslag. Deze rapportages zijn per die datum beëindigd
wegens het ontbreken van een juridische grondslag.
Zoals toenmalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn brief
van 30 augustus 202151 mededeelde, heeft het Inlichtingenbureau aangegeven dat het geen gebruik heeft gemaakt
van FSV en er ook niet over beschikte.
Vraag 48
Waarom zijn er geen lijsten gevonden die het resultaat zijn van query's aan de poort?
Antwoord 48
Het overzicht van beoordeelde lijsten in de rapportage is een resultante van de uitvraag
aan de medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane om lijsten te melden
in mailboxen, persoonlijke omgevingen of samenwerkingsgebieden. Op het overzicht staat
de handleiding voor analisten werkzaam aan de Poort vermeld, die ik op 16 mei52 met uw Kamer heb gedeeld.
In het rapport van PwC naar Query’s aan de Poort53 staat dat 46 outputbestanden op de Q-schijven zijn teruggevonden van query’s – de
eerste stap in het proces detectie aan de Poort. Dit zijn bestanden van identificerende
gegevens van belastingplichtigen en de door hen ingediende aangiften, zodat het de
privacy van de betrokkenen zou schaden om ze openbaar te maken. Dit betreft de output
van 24 query’s die gedraaid zijn in de kalenderjaren 2017 – 2019, en welke leidde
tot de selectie van aangiften in de belastingjaren 2016 – 2018. Op de Q-schijven is
ook output van andere query’s aangetroffen, die volgens PwC niet geschikt waren voor
het onderzoek, omdat niet is vast te stellen bij welke query deze query-bestanden
horen, in welk jaar de query is gedraaid en of de output in de analyse aan de Poort
is ingezet. Voor de inventarisatie van lijsten met nationaliteit en of fraude- of
risicosignalen zijn alle medewerkers gevraagd om mailboxen, persoonlijke omgevingen
of samenwerkingsgebieden te controleren op het voorkomen van risicosignalen en fraudeverdenkingen.
De hierboven beschreven bestanden zijn niet aangeleverd, maar dus wel naar boven gekomen
in het kader van ander onderzoek.
Over de uitkomsten van de tweede stap van de detectie aan de poort – de handmatige
analyse van de query-resultaten om te bepalen welke aangiften aangeboden zouden moeten
worden voor intensief toezicht of voor herstel van vergissingen – staat in het rapport
van PwC naar Query’s aan de Poort dat alle resultaten van de analyse aan de Poort
uit de Belastingdienstsystemen verwijderd bleken te zijn op grond van de AVG.
Vraag 49
Hoe komt het dat de Belastingdienst nog altijd de op de zaak betrekking hebbende stukken
niet verschaft indien een burger daarom verzoekt?
Heeft u kennis genomen van de vernietigende uitspraak tegen de Belastingdienst/Toeslagen?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de Belastingdienst/Toeslagen hier niet meer voor veroordeeld
wordt en zich eindelijk wel zelf aan de wet gaat houden?
Antwoord 49
Ik ben bekend met deze uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Het geschil betreft
het niet-tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank heeft, op
verzoek van een gedupeerde ouder, Belastingdienst/Toeslagen een termijn gesteld om
te beslissen op de integrale beoordeling. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat
van de zijde van Belastingdienst/Toeslagen geen verweer of andere op de zaak betrekking
hebbende stukken zouden zijn ingediend. Dit berust op een misverstand, Belastingdienst/Toeslagen
heeft bij de rechtbank een verweer ingediend.
Zoals de Staatssecretaris van Financiën Toeslagen & Douane in het 2-minutendebat met
uw Kamer over het hersteloperatie Kinderopvangtoeslag op 14 juni jongstleden (Handelingen
II 2021/22, nr. 91, Tweeminutendebat Hersteloperatie Kinderopvangtoeslag) heeft aangegeven,
spant UHT zich in om in de hersteloperatie zoveel mogelijk binnen de wettelijke termijn
te beslissen. Het kabinet blijft samen met ouders en andere belanghebbenden zoeken
naar manieren om dit proces te versnellen. Het grote aantal ouders dat zich heeft
aangemeld heeft echter tot gevolg dat onvermijdelijk termijnen zullen blijven worden
overschreden.
Vraag 50
Is de Belastingdienst op dit moment AVG-compliant? Indien de Belastingdienst dat niet
is, kunt u dan de tekortkomingen limitatief opsommen?
Antwoord 50
Zoals reeds eerder54 aangegeven heeft de Belastingdienst de gegevenshuishouding niet volledig op orde.
Dit kan strijd opleveren met de AVG, bijvoorbeeld omdat de verwerking van persoonsgegevens
niet zorgvuldig plaatsvindt. Om naleving van de AVG te borgen is een groot aantal
acties in gang gezet waarover uw Kamer regelmatig is bericht in de voortgangsrapportages
HVB. De laatste rapportage heeft uw Kamer op 30 mei jl.55 ontvangen. Een limitatieve lijst van tekortkomingen kan niet worden gegeven; deel
van het probleem is immers juist dat de gegevenshuishouding niet overal op orde is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
Y.C. Kling, adjunct-griffier