Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over appreciatie observaties Europese Commissie GLB-Nationaal Strategisch Plan (Kamerstuk 28625-339)
2022D28426 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van de Minister van 17 juni 2022 – Appreciatie
observaties Europese Commissie GLB-Nationaal Strategisch Plan (Kamerstuk 28 625, nr. 339).
De voorzitter van de commissie, Geurts
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties
6
II
Antwoord / Reactie van de Minister
7
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de appreciatie van de observaties
van de Europese Commissie ten aanzien van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) binnen
het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Deze leden vragen de Minister allereerst
wat de risico’s en potentiële gevolgen zijn wanneer niet tot goedkeuring wordt overgegaan.
Wat is de uiterste datum voor goedkeuring, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister stelt begrip te hebben voor de behoefte
van de Europese Commissie om meer indicatoren en doelen onderbouwd te krijgen. Deze
leden vragen waarom de Minister deze indicatoren dan in het eerste voorstel niet heeft
opgenomen. Ook hebben deze leden geen concreet beeld van wat dit betekent. Welke indicatoren
en doelen is de Minister voornemens vast te stellen, hoe komen deze tot stand – is
de sector hier bijvoorbeeld bij betrokken – en, het belangrijkste: hoe wordt deze
voortgang gemeten, welke organisatie is hiervoor verantwoordelijk en heeft de Minister
hiertoe een uitvoeringstoets gedaan?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister de omschakeling naar biologische
landbouw nadrukkelijker zal stimuleren door eenvoudiger toegang te geven tot de ecoregeling-bijdrage
«niveau goud». Wat is de financiële impact van dit voornemen en is dit voornemen niet
strijdig met de bewering van de Minister dat er geen sprake zal zijn van herziening
van de budgetverdeling en subsidievoorwaarden? Voorts stelt de Minister dat hij een
uitbreiding van het landbouwareaal tot 5% in 2027 wil realiseren. Heeft de Minister
kennisgenomen van de uitspraken van de Europese Commissie dat ook in het Farm to Fork-plan
van een kwantitatieve ambitieverplichting geen sprake is? En kan hij bevestigen dat
dit ook geldt voor de door hemzelf uitgesproken ambitie om in 2027 te komen tot uitbreiding
van het biologisch landbouwareaal tot 5%?
Met genoegen constateren de leden van de VVD-fractie dat de Minister voornemens is
zich met een investeringssubsidie te focussen op stalaanpassingen ten behoeve van
biogas/groen gas op primaire bedrijven. Deze leden zien hierin een belangrijke oplossing
weggelegd bij het halen van de klimaatdoelen. Is de Minister dit met hen eens? Hoeveel
middelen is de Minister voornemens beschikbaar te stellen en ziet hij hiervoor ook
mogelijkheden in het nog in te stellen klimaatfonds? Kent de Minister de praktijkvoorbeelden
van bijvoorbeeld Mineral Valley Twente en is hij bereid om, in het kader van zijn
voornemen om te komen tot meer biogas, de samenwerking te zoeken met initiatieven
zoals Mineral Valley Twente?
Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag of, en zo ja welke, sectorpartijen
zijn betrokken bij de totstandkoming van voorgenomen aanpassingen die zijn gedaan
naar aanleiding van de opmerkingen van de Europese Commissie op het NSP.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de appreciatie
van de miniser van de observaties van de Europese Commissie over het Nederlandse GLB-NSP.
Deze leden hebben hierover nog enkele vragen die zij aan de Minister willen voorleggen.
De leden van de D66-fractie begrijpen uit de observatiebrief van de Europese Commissie
dat deze zeer kritisch was over het Nederlandse GLB-NSP, met name omdat dit geen tastbare
doelen, kernprestatie-indicatoren (KPI’s) of andere resultaatindicatoren bevatte op
het gebied van klimaatadaptatie en mitigatie, luchtkwaliteit, pesticidegebruik, waterkwaliteit
of het management van nutriënten. In de appreciatie lezen deze leden dat om deze reden
nu, met ondersteuning van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), resultaatindicatoren
zullen worden ingebouwd, maar dat het hier slechts gaat om een «complicering van de
monitoring», dus niet om een inhoudelijke aanpassing van het plan. Kan de Minister
toelichten welke resultaatindicatoren allemaal zullen worden toegevoegd en hoe de
monitoring precies zal worden gecompliceerd? Kan de Minister tevens toelichten of
hij ook de meer tastbare doelen zal stellen die de Commissie ook noemde in de observatiebrief?
Indien dit niet het voornemen is, kan worden toegelicht waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen in de observatiebrief van de Europese Commissie
tevens een stevige en uitgebreide kritiek op de aanpak van Nederland om de biologische
sector te ondersteunen. Deze leden zijn verheugd dat de Minister heeft besloten op
basis van de motie van de leden Tjeerd de Groot en Boswijk (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1300) de ambities op te schroeven, maar zien graag meer toelichting op hoe de miniser
ingaat op een aantal kritiekpunten van de Commissie. Met name de kritiek dat het plan
het niet aantrekkelijk maakt of geen overtuigende prikkels bevat om over te stappen
op biologische landbouw, omdat hier geen specifieke interventies voor zijn ingezet,
behoeft volgens deze leden een nadere reactie van de Minister. Waarom wil de Minister
naast het nationale actieplan biologische productie en consumptie, niet ook breder
inzetten op het inbouwen van prikkels in het NSP, als dit een specifieke aanbeveling
van de Commissie is?
De leden van de D66-fractie begrijpen ook uit de observatiebrief dat de Commissie
betreurt dat de in het plan geïdentificeerde behoeften niet waren gekoppeld aan specifieke
actieprogramma’s die op grond van de Kaderrichtlijn Water (KRW) of de Nitraatrichtlijn
zijn opgesteld. Dit vooral omdat, volgens de vertaalde woorden van de Commissie, landbouw
voor de grootste druk blijft zorgen en voorkomen moet worden dat habitats achteruitgaan
en soorten op de locaties worden verstoord. Hierover lezen deze leden niets terug
in de appreciatiebrief. Kan hier alsnog op worden gereageerd? Kan bijvoorbeeld worden
toegelicht hoe wordt gezorgd dat met I73.2 (niet-productieve investeringen voor landbouwbedrijven),
zoals aangegeven als zorg in punt 252, de KRW-vereisten ten aanzien van niet achteruitgang
wel worden nageleefd?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Commissie ook meer interventies miste
op het gebied van dierenwelzijn. In de appreciatiebrief lijkt vooral de openstelling
van de diergebonden ecoregeling hier de reactie op te zijn, alsmede de monitoringssystematiek.
Denkt de Minister hiermee voldoende tegemoet te komen aan de kritiek van de Commissie,
vooral aangezien het in het geval van de ecoregeling nog om een pilot gaat? Worden
er aan de Commissie ook termijnen meegegeven over wanneer de diergebonden ecoregeling
in werking zou moeten treden en zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat de monitoringssystematiek
op dierenwelzijn er concreet uitzien?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor
het schriftelijk overleg Appreciatie observaties Europese Commissie GLB-Nationaal
Strategisch Plan d.d. 1 juli 2022 en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de voorliggende plannen mogelijk pas in
november worden goedgekeurd door de Europese Commissie. De aanmelddata voor boeren
lopen echter van 15 oktober tot en met 30 november. Mogelijk is het nationale voorstel
dan nog niet goedgekeurd. Hoe realistisch is dit scenario en wat is de oplossing hiervoor?
De leden van de CDA-fractie menen dat op een aantal punten duidelijkheid gewenst is.
Kan de Minister aangeven of het niet voldoen aan de conditionaliteit betekent dat
je niet meer mee mag doen aan de eco-regeling en het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer
(ANLb)? En ten aanzien van Goede Landbouw en Milieu Condities (GLMC)-4 vragen deze
leden of de bufferstrook meetelt als beweidingsruimte. En vallen droge sloten ook
onder de conditionaliteiten voor GLMC-4? Graag een reactie van de Minister. Ook het
verzoek aan de Minister om tijdelijk grasland en agrarisch natuurmengsel als rustgewas
aan te merken. En kan de Minister aangeven of hennep, vlas en groenbemester meetellen
in de 4% «niet-productief bouwland» onder GLMC-8? Kan de Minister daarnaast aangeven
of er derogatie over gewasrotatie komt, aangezien boeren nu al bezig zijn met het
bouwplan voor volgend jaar? Is de Minister bereid om de gewasrotatie pas vanaf 2023
te laten gelden in plaats van 2022?
De leden van de CDA-fractie concluderen dat steriele insectenbestrijding pas in 2024
van kracht gaat. Is de Minister bereid om dit per 2023 van kracht te laten gaan?
De leden van de CDA-fractie stellen dat in het huidige voorstel te weinig kansen zijn
voor telers van blijvende gewassen. Is de Minister het met deze leden eens dat het
ook voor deze telers mogelijk moet zijn om in 2023 mee te doen aan de eco-regeling?
En is de Minister bereid om niet-kerende grondbewerking en precisielandbouwtechnieken
volgend jaar al aan te merken als eco-activiteit?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waar het geld voor de verdere financiering
van vestigingssteun, naast de koppeling van de inkomenssteun (top-up) voor jonge boeren,
vandaan gaat komen aangezien er in het NSP maar een beperkt bedrag voor beschikbaar
is gemaakt.
Tot slot stellen de leden van de CDA-fractie de vraag aan de Minister of de staatssteuntoets
omzeild kan worden door nationaal geld toe te voegen aan tweede pijler van het GLB.
Graag een toelichting van de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn zeer teleurgesteld in de houding
van de Minister met betrekking tot het nieuwe GLB. Deze leden constateren dat de Minister
poogt de Europese landbouwsubsidies zo veel als mogelijk gelijk te houden aan hoe
deze de voorgaande decennia waren, ondanks dat de wereld in rap tempo verandert. Zelfs
de Europese Commissie, die met zijn neoliberale beleid bepaald geen voorloper is op
het gebied van duurzaamheid, heeft de afgelopen jaren de Green Deal en de Farm to
Fork-strategie gepresenteerd, waarin eindelijk doelen zijn gesteld om ook de landbouw
te vergroenen. In ons eigen land wordt sinds kort de natuurcrisis serieus genomen
en worden op korte termijn stevige maatregelen genomen om de stikstofuitstoot fors
te verminderen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien dat het conservatieve GLB-NSP daar
schril bij afsteekt. Er lijken wel twee parallelle werelden te ontstaan in de landbouw:
één waarin boeren een pijnlijke maar eerlijke boodschap wordt verteld dat de landbouw
voor een rigoureuze transitie staat, en één die boeren zo veel als mogelijk blijft
subsidiëren in hun huidige verdienmodel – zij het met een groen verflaagje eroverheen.
Maar vooral de houding van de Minister vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
storend. De Minister windt er geen doekjes om dat hij simpelweg zo veel mogelijk kiest
voor de belangen van intensieve boeren met het huidige gangbare verdienmodel, in plaats
van de subsidies zo veel mogelijk gericht in te zetten voor de nodige transitie die
toekomstperspectief biedt. Zo schrijft de Minister dat hij de kritiek van de Europese
Commissie begrijpelijk vindt, omdat «het gaat om een eerste openingsbod in een onderhandelingsproces».
Kan de Minister verduidelijken wat hij daarmee bedoelt? Ziet de Minister het GLB als
een onderhandeling, waarbij de Europese Commissie zo veel mogelijk (ecologische en
sociale) duurzaamheid terug wil zien voor de verstrekte subsidies, en waarbij de Minister
het geld onder zo min mogelijk voorwaarden bij de boeren terecht wil laten komen?
Dit beeld wekt de Minister namelijk en dit vinden deze leden erg verontrustend.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen de Minister voor een laatste
keer op om méér ecologische voorwaarden te verbinden aan de landbouwsubsidies en meer
budget over te hevelen van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) naar het Landbouwfonds
voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) voor de transitie naar duurzame landbouw. We
leven in een tijd waarin de klimaatcrisis steeds zichtbaarder wordt (waar boeren zelf
vaak als eerste slachtoffer van zijn) en de natuurcrisis zo uit de hand is gelopen
dat drastische veranderingen in de landbouw onontkoombaar zijn. Veel veehouders zullen
moeten stoppen en de blijvers zullen mee moeten gaan in de transitie naar natuur-inclusieve
kringlooplandbouw, binnen de kaders van de nieuwe Wet Dieren. Ook de akkerbouwers
moeten drastisch veranderen om natuur en klimaat niet langer te schaden met landbouwgif
en (kunst)mest. Het blijven subsidiëren van gangbare landbouwbedrijven, zonder hier
strenge verduurzamingeisen aan te stellen, steunt deze transitie niet, maar rijdt
het in de wielen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen de Minister op om de onzekerheid
en zorgen van boeren over hun toekomst weg te nemen door hen te faciliteren in de
omslag naar een duurzaam verdienmodel met toekomstperspectief, en niet door te pappen
en nathouden met subsidies die een failliet systeem in stand houden. Graag ontvangen
deze leden hier een reactie op.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties
De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties constateren dat in de tweede praktijkproef
meer dan de helft van de deelnemers aangaf dat ze niet deel kunnen of willen nemen
aan de toen voorliggende ecoregeling. Deze leden maken zich daar zorgen over. Op welke
wijze wil de Minister ervoor gaan zorgen dat meer agrarische ondernemers ook in 2023
mee gaan doen? De Minister schrijft dat hij de puntentoekenning en de vergoeding van
activiteiten in de ecoregeling wil actualiseren en optimaliseren. Waar denkt hij daarbij
aan? Verwacht hij hiermee de meeste boeren over de streep te kunnen trekken?
De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties hebben eerder aandacht gevraagd voor de
beperkte mogelijkheden voor akkerbouwers in de ecoregeling. Deze leden lezen dat de
Minister pas in 2024 extra opties voor de akkerbouw (precisielandbouw, niet-kerende
grondbewerking, biologische ongediertenbestrijding) in de ecoregeling wil opnemen.
Zij willen erop wijzen dat in het verslag van het tweede praktijkonderzoek wordt aangegeven
dat het de vraag is of boeren die in 2023 afhaken bij de ecoregeling in 2024 en verder
nog wel zullen deelnemen, omdat ze dan mogelijk kiezen voor intensivering en herhaaldelijk
wijzigen van de bedrijfsvoering lastig is. Deelt de Minister deze zorg? Hoe gaat hij
dit voorkomen? Wil hij één of meer van de genoemde opties alsnog voor 2023 opnemen
in de ecoregeling, zoals ook gesuggereerd in de tweede praktijkproef («overweeg een
transitiejaar voor activiteiten die moeilijk te monitoren zijn»)? Wil de Minister
de controleerbare toepassing van ruige mest opnemen in de ecoregeling voor 2023 evenals
verruiming van de mogelijkheden voor toepassing van vanggewassen en groenbemesters?
De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties constateren dat het op dit moment voor akkerbouwers
simpelweg niet betaalbaar is om mee te doen met de ecoregeling, zo blijkt uit de tweede
praktijkproef, omdat de kosten hoger zijn dan de baten. Hoe gaat de Minister deze
disbalans verbeteren? Of nog beter, kan de Minister de ecoregeling inzetten om van
goed landschapsbeheer een verdienmodel te maken in plaats van een onkostenvergoeding?
Zo nee, wat staat daaraan op dit moment in de weg?
De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties constateren dat in de tweede praktijkproef
erop wordt gewezen dat het samenspel tussen conditionaliteit, het ANLb en de ecoregeling
voor ondernemers een puzzel is en averechtse effecten met zich mee kan brengen. Kun
je nog wel aanspraak maken op de ecoregeling als je niet helemaal voldoet aan de conditionaliteit?
Hoe worden averechtse effecten, zoals genoemd in de tweede praktijkproef, voorkomen?
Het is zo complex dat een deel van de subsidie opgaat aan adviseurs. Dit draagt niet
bij aan het terugverdienen van de genomen maatregelen. Hoe kan de Minister zorgen
voor vereenvoudiging, zo vragen deze leden.
De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties hebben begrepen, mede op basis van de tweede
praktijkproef, dat de ecoregeling weinig mogelijkheden biedt voor telers van vaste
gewassen, bijvoorbeeld in de fruitteelt. Deelt de Minister deze analyse? Wordt gekeken
naar meer opties voor telers van vaste gewassen?
De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties constateren dat alleen melkvee in aanmerking
komt voor de eco-activiteit verlengde weidegang. Deze leden horen graag of dit ook
voor vleesvee toegepast kan worden, waarbij via de borgingssystematiek van het keurmerk
Beter Leven deze weidegang aangetoond kan worden.
De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties maken uit de tweede praktijkproef op dat
het voor akkerbouwers in open landschappen lastig is om te voldoen aan GLMC-8, het
uit productie nemen van 4% van het bouwland. Daarbij komt dat het uit productie nemen
van landbouwgrond wringt met de opgave wat betreft de internationale voedselzekerheid
in het licht van de Oekraïnecrisis. Deze leden hebben in dit verband twee vragen.
Wil de Minister zich aansluiten bij de oproep van veel lidstaten richting de Europese
Commissie om GLMC-8 uit te stellen, dan wel te herzien? Wil de Minister ruimte bieden
voor 3% uit productie nemen bij de teelt van vanggewassen/groenbemesters, zodat geen
sprake meer is van een nationale kop bovenop de Europese GLMC 8?
De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties constateren dat onderzoek leert dat gebruik
van zeewier bij voeding van melkvee meer dan 50% reductie van de methaanuitstoot op
kan leveren. Ziet de Minister de potentie hiervan? Kan dit meegenomen worden in het
Nationaal Strategisch Plan? Welke mogelijkheden ziet de Minister om gebruik van zeewier
in koeienvoer en proefprojecten hieromtrent via het Nationaal Strategisch Programma
en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid te stimuleren?
De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties zien dat het verbouwen van meer eiwitgewassen
voor menselijke consumptie in Nederland een ambitie van de Minister is in lijn met
de eiwittransitie, maar dat er onvoldoende steun is vanuit markt of overheid voor
akkerbouwers om die overstap daadwerkelijk te maken. Welke ruimte kan de Minister
in de ecoregeling vinden om ook op dit vlak de transitie naar duurzame landbouw én
consumptie te ondersteunen?
De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties willen erop wijzen dat recent een motie
is aangenomen voor het ontwikkelen van een systeem voor koolstofcertificaten voor
het telen van vezelgewassen voor bouwmaterialen (motie van het lid Tjeerd de Groot
c.s., Kamerstuk 33 576, nr. 291). Wil de Minister naast deze marktgedreven methode ook ruimte binnen het NSP creëren
voor de stimulering van teelt van vezelgewassen voor bouwmaterialen?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.