Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de procedure aanvulling vergunningaanvraag Wet natuurbescherming en passende beoordeling wijziging Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (Kamerstuk 29665-421)
29 665 Evaluatie Schipholbeleid
Nr. 431 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 28 juni 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 23 februari
2022 inzake de procedure aanvulling vergunningaanvraag Wet natuurbescherming en passende
beoordeling wijziging Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (Kamerstuk 29 665, nr. 421).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 maart 2022 aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 24 juni 2022 zijn de vragen, voorzien van
een inleiding, beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Inleiding
Onderdeel van de beantwoording betreft het verzoek van enkele fractieleden om inzicht
te krijgen in de inhoud van het verzoek tot aanvulling van de natuurvergunning en
passende beoordeling. De brief waarmee Schiphol door de Minister voor Natuur en Stikstof
in kennis is gesteld over de uitgangspunten die bij de besluitvorming ten aanzien
van de referentiesituatie, en de daarin te betrekken vlootsamenstelling zullen worden
gehanteerd treft u hierbij aan als bijlage bij de beantwoording van deze vragen. De
berekeningen die door de initiatiefnemer op basis van deze uitgangspunten worden gedaan
zijn een onderdeel van de voorbereiding van een besluit op de aanvraag om een natuurvergunning
van de Minister voor Natuur en Stikstof en de wijziging van het Luchthavenbesluit
Schiphol op voordracht door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Uiteraard
zal Uw Kamer over de definitieve besluitvorming worden geïnformeerd.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hopen dat Lelystad Airport zo snel mogelijk kan worden
geopend, zodat vakantievluchten kunnen overgaan van Schiphol naar Lelystad Airport
en het netwerk van lijnvluchten op Schiphol meer ruimte krijgt. Deze leden willen
weten hoe het pad er nu uitziet om Lelystad Airport zo snel mogelijk te openen.
Beantwoording vragen VVD-fractie
In het coalitieakkoord is opgenomen dat er in 2022 een integraal besluit wordt genomen
over Schiphol en de opening van Lelystad. Dat integrale besluit heeft het kabinet
inmiddels genomen. Ik heb u daarover bij brief van 24 juni jl. geïnformeerd.
D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Commissie voor
de milieueffectrapportage (hierna: Commissie voor de m.e.r.) inzake de wijze waarop
de beschikbare emissierechten voor stikstof en de benodigde rechten zijn bepaald.
In dit advies lezen deze leden: «Zijn aan Schiphol na 10 juni 1994 vergunningen verleend
die een beperktere stikstofdepositie mogelijk maken dan de vergunning die op 10 juni
1994 van kracht was, dan moeten de gebruiksmogelijkheden uit de meest beperkende vergunning
als referentiepunt worden gebruikt. 10 juni 1994 wordt als referentiedatum gebruikt,
omdat dan het eerste Natura 2000-gebied dat door Schiphol wordt beïnvloed, onder de
bescherming van de Habitatrichtlijn is gekomen». Deze leden constateren voorts dat
de Polderbaan in 2003 is geopend en dat de Minister in zijn brief schrijft over een
resterende opgave in het verlengde van de vijfde baan. Hoe groot is de opgave die
de Minister verwacht te moeten mitigeren of compenseren? Hoe lang verwacht de Minister
dat Schiphol precies nodig zal hebben om de aanvulling op de passende beoordeling
op te stellen en aan te leveren? Kan de Minister bevestigen of dit betekent dat de
referentiesituatie (ten behoeve van de natuurvergunning en passende beoordeling van
het luchthavenverkeerbesluit Schiphol Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel) dus van
voor 2003 is? Betekent dit dat er geen stikstofrechten bestaan voor de Polderbaan,
zo vragen deze leden. Hoe verhoudt de uitspraak van de rechter in het kader van de
Amercentrale, zich tot de Polderbaan?
De leden van D66-fractie vragen de Minister in te gaan op de mogelijke milieueffecten,
zoals geluid, in andere gebieden rond Schiphol bij het (significant) terugbrengen
van het vliegverkeer via de Polderbaan. Ook vragen deze leden in hoeverre het mogelijk
is 500.000 vliegtuigbewegingen op Schiphol af te wikkelen op de resterende vier banen
van Schiphol en de mogelijke milieueffecten van dien. In hoeverre leidt het verplaatsen
van vliegtuigbewegingen van de Polderbaan naar andere start- en landingsbanen tot
het overschrijden van handhavingspunten op basis van het vigerende luchthavenverkeerbesluit
(LVB)? Deze leden lezen in het rapport van de Commissie voor de m.e.r. dat het aantal
vliegtuigbewegingen dat mogelijk was binnen het LVB van 2015 afwijkt van de aantallen
waarop de natuurreferentie is gebaseerd. Deze leden vragen de Minister om hoeveel
vliegtuigbewegingen het dan gaat bij de natuurreferentie.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister voorts naar de tijdlijn van het onderzoek
van Royal HaskoningDHV naar de compensatiemaatregelen.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de voorganger van de Minister (Kamerstuk
29 665, nr. 407) dat mogelijke aanvullingen op of wijzigingen van de vergunning in het kader van
de Wet natuurbescherming (Wnb) voor Schiphol in samenhang zullen worden beoordeeld
met de besluiten op de vergunningen voor de luchthavens Eindhoven Airport, Rotterdam-The
Hague Airport en Lelystad Airport. Deze leden vragen de Minister in te gaan op de
gevolgen van de situatie rond Schiphol, het verwachte vervolgproces en het tijdpad
voor de natuurvergunningen voor de regionale luchthavens.
Beantwoording vragen D66-fractie
De opgave die Schiphol zal moeten mitigeren of compenseren
In 2003 is de exploitatie van de luchthaven uitgebreid met de ingebruikname van de
Polderbaan. Omdat de beoordeling met inachtneming van artikel 6, derde lid, van de
Habitatrichtlijn in het Luchthavenverkeerbesluit 2003 niet in rechte volledig is komen
vast te staan, moet die beoordeling nu plaatsvinden bij de aanhangige vergunningaanvraag.
Dit betekent dat moet worden beoordeeld of de uitbreiding van het project met de vijfde
baan heeft geleid tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de eerdere
referentiesituatie, voor zover het Natura 2000-gebieden betreft waarvan de Europese
referentiedatum vóór 2003 ligt. Niet uitgesloten wordt dat bij de uitwerking conform
deze uitgangspunten blijkt dat er een opgave resteert om de stikstofdepositie te mitigeren
of zo nodig te compenseren, mogelijk ook in het verlengde van de vijfde baan. De exacte
omvang van de mogelijke opgave zal nog moeten blijken uit de aanvulling van de passende
beoordeling.
Periode om de aanvulling op de passende beoordeling op te stellen en aan te leveren
Schiphol heeft enkele maanden de tijd gekregen om deze informatie te verstrekken.
Het is voor Schiphol niet mogelijk gebleken om de aanvulling op de passende beoordeling
af te ronden vóór 15 mei 2022. Om deze reden is uitstel verleend voor het toesturen
van de aanvullingen tot en met 30 juni 2022.
Referentiesituatie
Omdat de Europese referentiedatum varieert per Natura 2000-gebied dat wordt geraakt
door de aangevraagde activiteit, geldt per Natura 2000-gebied een datum die de toegestane
referentiesituatie bepaalt. Als die toestemming na de Europese referentiedatum is
ingeperkt, bepaalt die toestemming de (kleinere) referentiesituatie. De toestemming
voor gebieden met een Europese referentiedatum van vóór 2003, is publiekrechtelijk
ingeperkt in het Aanwijzingsbesluit uit 1996 door de geluidscontouren daarin en/of
door het Aanwijzingsbesluit uit 2000 tot 460.000 vliegtuigbewegingen in 2002. Voor
gebieden waarvan de Europese referentiedatum ligt vóór 2003 dient beoordeeld te worden
welke inperking de meest vergaande is voor die gebieden. Die inperking, en de bijbehorende
stikstofdepositie, vormt de referentiesituatie voor die gebieden. In 2008 is de referentiesituatie
voor de gebieden waarvan de Europese referentiedatum ligt op 7 december 2004, publiekrechtelijk
ingeperkt door de 480.000 vliegtuigbewegingen, zodat dat de referentiesituatie bepaalt
ten aanzien van die gebieden.
Stikstofrechten voor de Polderbaan
Zoals bovenstaand uiteengezet zal de exacte omvang van de referentiesituatie, en de
bijbehorende stikstofdepositie, moeten blijken uit de aanvulling op de passende beoordeling.
Verhouding tussen de uitspraak van de rechter in het kader van de Amercentrale, en
de Polderbaan
In de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant over de Amercentrale brengt de rechtbank
een nuancering aan op de geldende jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State dat gesaldeerd mag worden met latente emissieruimte in een natuurvergunning
of toestemming op de Europese referentiedatum. Als de betrokken latente ruimte nooit
passend is beoordeeld, èn het gebruik van die ruimte niet kan worden hervat zonder
dat daarvoor een nadere vergunning op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb) of
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is verleend, mag volgens de rechtbank
daarmee alleen worden gesaldeerd als het bevoegd gezag inzichtelijk maakt met welke
andere passende maatregelen een daling van de stikstofdepositie voor dit Natura 2000-gebied
kan worden gerealiseerd, zodat verslechtering van de natuur in strijd met artikel 6,
lid 2, van de Habitatrichtlijn wordt voorkomen. Tegen deze uitspraak is door gedeputeerde
staten van Noord-Brabant hoger beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State.
Voor wat betreft de Polderbaan is er echter geen sprake van latente emissieruimte.
De uitspraak over de Amercentrale heeft daarmee geen relatie met de Polderbaan.
Effecten verplaatsen van vliegtuigbewegingen van de Polderbaan naar andere start-
en landingsbanen
Vanuit de verantwoordelijkheid van IenW voor de publieke belangen op het gebied van
een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving, duurzaamheid, luchtvaartveiligheid en
internationale bereikbaarheid, heeft het ministerie aan een consortium onder leiding
van PWC opdracht verleend om een impactanalyse uit te voeren. Daarin is onder andere
onderzocht wat de brede maatschappelijke effecten zijn (ceteris paribus) van het sluiten
van de Polderbaan. Het rapport heb ik u bij brief van 24 juni jl. doen toekomen en
kortheidshalve verwijs ik daarom naar de inhoud van dat rapport1.
Onderzoek van Royal HaskoningDHV naar de compensatiemaatregelen
Royal HaskoningDHV heeft in de vorm van een quick scan onderzocht wat de opgave (op
hoofdlijnen) voor Schiphol is. Daarnaast is in beeld gebracht welke maatregelen (op
hoofdlijnen) getroffen kunnen worden om een eventuele restopgave te mitigeren/compenseren.
Het rapport is uw Kamer op 24 juni jl. toegezonden.
Gevolgen van de situatie rond Schiphol voor de natuurvergunningen voor de regionale
luchthavens
De uitgangspunten die voor de verlening van een natuurvergunning voor Schiphol en
toetsing van een passende beoordeling door Schiphol worden gehanteerd ten aanzien
van referentiesituatie en vlootsamenstelling, zullen van toepassing zijn bij de beoordeling
van de aanvragen om natuurvergunningen van de andere luchthavens. Ook aan deze luchthavens
wordt verzocht om de passende beoordeling aan te vullen.
SP-fractie
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de activiteiten van Schiphol veel te
lang zijn gedoogd en dat deze omissie zo spoedig mogelijk moet worden hersteld. Omwonenden
zijn precorona de dupe geworden van de ongebreidelde groei van het aantal vluchten
en velen van hen leven in een continue staat van omgevingsoverlast. Deze leden zijn
van mening dat Schiphol fors minder stikstof zal moeten uitstoten en daartoe dient
de Minister handhavend op te treden en geen juridische trucs te verzinnen waarmee
Schiphol uit de wind wordt gehouden, zoals in het verleden is gebeurd. Deze leden
roepen de Minister op om het vertrouwen van omwonenden terug te winnen, het aantal
ernstig gehinderden eindelijk terug te dringen en daadwerkelijk verandering teweeg
te brengen, zoals in het coalitieakkoord en de Kamerbrief van 18 februari 2022 is
beloofd. Dat zal, als het aan deze leden ligt, moeten geschieden door simpelweg het
aantal vluchten terug te dringen. Om dit voor elkaar te krijgen, wensen deze leden
dat de zakelijke veelvlieger zal worden ontmoedigd om voor het vliegtuig te kiezen
en daarnaast zullen het aantal bestemmingen en de hubfunctie van Schiphol teruggeschroefd
moeten worden. Het is wat deze leden betreft niet nodig om iedere denkbare bestemming
aan te kunnen vliegen vanaf onze nationale luchthaven.
De leden van de SP-fractie menen dat een hallucinant aantal van 500.000 vluchten of
meer in een drukbevolkte streek als de metropoolregio Amsterdam niet houdbaar is.
Over 2021 bleek bovendien dat de gemiddelde geluidsbelasting per vlucht opnieuw is
toegenomen met 0,3 dB tijdens het etmaal en met 0,2 dB tijdens de nacht en dat is
voor deze leden onacceptabel. Kan de Minister hierop reageren? Deze leden merken op
dat omwonenden zich onvoldoende beschermd voelen met het Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel
(hierna: NNHS). Wat deze leden betreft mag het NNHS in de huidige vorm dan ook niet
in het LVB1 komen.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat het vertrouwen in de gebruikte rekenmodellen
onder omwonenden zeer laag is na het debacle omtrent de berekeningen voor zowel Schiphol
als Lelystad Airport. Wat gaat de Minister als aandeelhouder van Schiphol doen om
de relatie tussen de luchthaven en bewonersverenigingen in de omgeving te herstellen?
Beantwoording vragen SP-fractie
Aantallen vluchten en toename gemiddelde geluidbelasting
COVID-19 heeft veel gevolgen voor het vliegverkeer van en naar Schiphol. Eén van de
gevolgen van COVID-19 is dat de verhouding vrachtverkeer en passagiersverkeer is gewijzigd.
In 2021 heeft ten opzichte van de periode voor COVID-19 relatief meer vrachtverkeer
gevlogen. Een vrachtvliegtuig is ten opzichte van een passagiersvliegtuig gemiddeld
genomen zwaarder beladen. Een zwaarder gewicht vraagt meer motorvermogen en dat levert
weer een hogere geluidbelasting op de grond op. Dit is de verklaring waarom de gemiddelde
geluidbelasting per vlucht is toegenomen. De verwachting is dat dit een tijdelijk
effect is. De verhouding vracht- en passagiersverkeer zal op termijn weer gewijzigd
zijn waardoor het gemiddelde weer afneemt.
Herstel relatie tussen de luchthaven en bewonersverenigingen in de omgeving
Als verantwoordelijk Minister voor het luchtvaartbeleid vind ik het van groot belang
dat we omwonenden goed informeren en betrekken. Daarom blijft het ministerie in gesprek
met de bewoners over besluiten die hen raken. Hierin streven we ernaar om duidelijk,
transparant en tijdig in de communicatie te zijn en steeds voor de omgeving duidelijk
te maken op welke onderdelen zij kunnen meedenken en hoe hun inbreng meegenomen wordt.
Dit geven we vorm door enerzijds duidelijke en begrijpelijke informatie te delen op
de website luchtvaartindetoekomst.nl en anderzijds door in gesprek te gaan met bewoners.
Voorbeelden zijn bezoeken aan de omgeving Schiphol met mensen die er wonen, in gesprek
blijven met de ORS en het organiseren van klankbordgroepen in de omgeving. Daarnaast
loopt zoals bekend het traject voor de transitie van de ORS naar MRS. Dit traject
wordt in juli afgerond, waarna een advies naar de Minister wordt gestuurd. De MRS
dient in januari 2023 van start te gaan. Met een goed overleg zoals de MRS willen
we de bewoners en vertegenwoordigers een stem geven en bouwen we aan herstel van vertrouwen.
We kunnen ons voorstellen dat de bewoners(verenigingen) vragen hebben over hoe deze
modellen werken en hoe zij de uitkomsten moeten interpreteren. Om het vertrouwen van
burgers in rekenmodellen te vergroten loopt de «Programmatische Aanpak Meten Vliegtuiggeluid».
Uw Kamer wordt halfjaarlijks geïnformeerd over de voortgang van deze programmatische
aanpak.2
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat bij de start van het vorige kabinet
al heel snel bleek dat Lelystad Airport niet snel vergund kon worden. Er kon niet
worden voldaan aan de afgesproken voorwaarden voor veiligheid, milieu en overlast.
Schiphol en de toenmalige Minister hebben actief verzuimd de Kamer en de omgeving
hierover te informeren. En het resultaat was een groot mea culpa, met de belofte het
vertrouwen in de overheid te herstellen. Deze leden moeten concluderen dat hier niets
van terecht is gekomen. De wens om de luchtvaart verder te laten groeien bleef en
blijft vooropstaan. De belangen van de sector zijn echter niet te verenigen met die
van omwonenden, met die van de natuur, het milieu, het algemene belang van Nederland
en al helemaal niet met die van onze kinderen. De plannen van de sector zijn ook niet
te verenigen met de wetten en regels die we hebben voor natuur, milieu, veiligheid
en overlast. Dat was enkele jaren geleden al niet zo en dat is nog steeds niet zo,
want aan de fysieke omstandigheden is niets veranderd.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat de luchtvaart zich moet schikken
naar de schaarse ruimte die er is. En die ruimte blijkt nu met de stikstofcrisis en
de klimaatcrisis veel kleiner dan wat de sector al in gebruik heeft. De enige optie
is dan krimp, en zeker geen groei.
De rol die de Staat hierin heeft, is wat deze leden betreft, niet neutraal. De Staat
is de handhaver van Schiphol, niet de belangenbehartiger. De overheid dient de regels
neutraal te handhaven en op te komen voor het algemeen belang. Daar is nu geen sprake
van. De overheid, zeker het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, werkt actief
aan het realiseren van de wensen van de luchtvaartsector en is in het verleden regelmatig
bereid gebleken regels en afspraken zo te wijzigen of te interpreteren, dan wel niet
te handhaven, dat dit Schiphol en de andere luchthavens het beste uit kwam. Dit telkens
ten koste van de omgeving, het milieu en de veiligheid. De verwevenheid, het veronderstelde
gemeenschappelijke belang van de luchtvaartsector en het ministerie, staat een objectieve,
eerlijke en rechtsstatelijke toepassing van de regels in de weg. Deze leden vragen
de Minister om hiermee te breken, om afstand te nemen van de belangen van de luchtvaartsector
en om neutraal en objectief, op basis van letter en geest van de wet, vergunningaanvragen
van Schiphol en andere luchthavens te toetsen.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden specifiek over de aanvraag voor een natuurvergunning
voor Schiphol, het feit dat deze nu al jaren blijkt te ontbreken, een groot schandaal.
Een bedrijf met zo’n grote milieu-impact mag niet opereren zonder geldige vergunning.
Deze leden vragen de Minister waarom Schiphol niet nu gedwongen wordt om te opereren
binnen de laatste vergunde ruimte.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat Schiphol en ook Lelystad en de andere
luchthavens in alle gevallen een geldige vergunning moeten hebben om te kunnen opereren.
Waar die ontbreekt, zal die moeten worden aangevraagd, worden getoetst en worden vergund.
Maar wel binnen de randvoorwaarden van milieu, klimaat en veiligheid. Deze leden achten
het van groot belang dat dit in alle openbaarheid en met een transparante publieke
toetsing gebeurt.
De leden van de GroenLinks-fractie gaan ervan uit dat de Minister zich realiseert
dat het vergunningsproces uitermate kritisch zal worden gevolgd door actieve burgers,
onderzoekers, journalisten en volksvertegenwoordigers. Door al het gesjoemel en overheidsfalen
op dit dossier tot nu toe, is het voor het vertrouwen in de overheid van groot belang
dat nieuwe fouten en nieuw gesjoemel worden voorkomen. Is de Minister het hiermee
eens?
De leden van de GroenLinks-fractie memoreren dat de Minister in de brief en in het
afgelopen commissiedebat Luchtvaart aangaf de uitgangspunten rond de referentiesituatie
niet openbaar te maken en dat Schiphol feitelijk zelf kan bepalen hoe en waaraan getoetst
kan worden. Dit omdat het een lopende vergunningaanvraag zou zijn. Deze leden zijn
hier erg kritisch op. Zoals gezegd, zijn zij van mening dat transparantie van groot
belang is, maar ook zijn zij van mening dat het argument niet standhoudt. Immers bij
het indienen van de vergunningsaanvraag van Schiphol is wel openbaar bekendgemaakt
wat de uitgangspunten voor de referentiesituatie zijn, namelijk de milieugebruiksruimte
voor 480.000 vluchten binnen het LVB 2008, volgens het besluit van de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op de handhavingsverzoeken. Waarom konden deze
uitgangspunten toen wel, maar nu niet openbaar gemaakt worden? Kan de Minister aangeven
waarom deze uitgangspunten wel openbaar gepubliceerd kunnen worden bij de oorspronkelijke
aanvraag, maar niet bij de huidige aanvulling op de aanvraag? Gezien deze uitgangspunten
eerder in de procedure wel openbaar gepubliceerd zijn, kan de Minister de uitgangspunten
voor de referentiesituatie die hij aan Schiphol heeft meegegeven voor de aanvulling
op de natuurvergunningsaanvraag alsnog delen met de Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet?
Kan de Minister aangeven of hij Schiphol heeft verzocht om met aanvullende berekeningen
te komen voor de stikstofruimte volgens de begrenzing in de PKB en het Aanwijzingsbesluit
1996, zodat de meest beperkende referentiesituatie bepaald kan worden?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Commissie voor de m.e.r. vorig
jaar een groot aantal tekortkomingen heeft vastgesteld in het milieurapport. «Het
gaat met name om de uitstoot van stikstof en CO2 en de geluidsbelasting.» Deelt de Minister de mening van deze leden dat dit juist
de meest kritische criteria zijn? Hoe worden de kritiekpunten van de commissie meegenomen
en opgelost? En hoe wordt de kritiek op de onduidelijkheid welke wijzigingen het gevolg
zijn van andere techniek, andere rekenwijze of de stelselwijziging opgelost?
De aanvraag is niet alleen van groot belang voor de ontwikkeling van het stikstofdossier
in de regio, maar ook voor de ontwikkeling van de geluidsoverlast voor omwonenden.
Het kabinet heeft Schiphol om aanvullende informatie gevraagd en daarmee blijven de
omwonenden nog minimaal maanden in onzekerheid. Wanneer er bezwaar wordt aangetekend,
kan dit zelfs nog jaren gaan duren. Deze leden willen weten of de Minister de juridische
onderbouwing van dit uitstel op de definitieve besluitneming kan aanleveren. Waarom
is de Minister, juridisch gezien, van mening dat de niet-legale gedoogsituatie bij
Schiphol nog maanden (of tot eind 2022 gezien het coalitieakkoord) mag en kan voortduren?
Zeker daar deze situatie blijkbaar al jaren duurt. Hoe heeft de Minister voorkomen
dat omwonenden en belanghebbenden in de praktijk in een rechtsvacuüm belanden waarbij
de oude regelgeving vervallen is en de nieuwe nog niet in werking getreden is?
De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten welke normen in de tussentijd
worden gehanteerd. Door corona voldeed Schiphol bv in de praktijk wellicht min of
meer aan de juridische grenzen die gesteld werden onder het juridische natuurregime
dat gold voor de ingangsdatum van de Wet Natuurbescherming. In 2022 zal dat waarschijnlijk
niet zo zijn. Waarop baseert de Minister het recht om zo lang een niet-legale situatie
te kunnen gedogen? Welke gevolgen heeft dit voor het niet-naleven van geldende wetgeving
bij andere sectoren?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het NNHS volgens de voorspellingen
tot netto minder overlast van vliegtuiglawaai leidt. Zij constateren echter dat het
lawaai netto niet afneemt. Het wordt slechts anders verdeeld. Hoe is het belang gewogen
van omwonenden die met de gedoogsituatie niet minder, maar juist meer overlast ervaren?
Welke juridische onderbouwing heeft de Minister dat deze (niet-legale) extra overlast
juridisch houdbaar is? Hoe is voorkomen dat omwonenden en belanghebbenden in een rechtsvacuüm
zijn beland? Welke rechtsgronden hebben omwonenden en belanghebbenden op dit moment
om hun belang ten aanzien geluidsoverlast, luchtkwaliteit en/of overige milieuvervuiling
na te streven en te laten toetsen voor de rechter? Hoe wordt dit, als er straks wel
een vergunning is verleend? Hoe wordt dit, als deze vergunning door partijen wellicht
om andere redenen, wordt aangevochten?
De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten of de Minister de huidige juridische
positie van deze groep (waarin een rechtsvacuüm lijkt te worden gehanteerd) heeft
afgewogen tegen een situatie waarin er een omvang van vluchten op Schiphol bv is,
die wordt onderbouwd door het wetgevingsregime dat gold vóór de Wet natuurbescherming.
Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met deze leden eens dat het mogelijke feit
dat minder mensen overlast ervaren in een gedoogsituatie dan in een juridisch rechtmatig
milieuregime van Schiphol, geen antwoord geeft op de rechtsbeschermingsvraag voor
mensen die juist meer geluidsoverlast ervaren? En dat burgers rond Schiphol te allen
tijde recht hebben op gelijkwaardige bescherming en procedurele routes aan die bij
de andere inwoners van Nederland? Welke juridische mogelijkheden hebben de omwonenden
in deze gedoogsituatie om hun belangen na te streven en te dienen? Zij kunnen immers
geen bezwaar maken tegen een juridische regeling die er nog niet is.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of hij bekend is met het feit
dat de Nationale ombudsman al meer dan een jaar met de Minister over Schiphol bv,
de huidige overlast en de gebrekkige rechtsbescherming van omwonenden wil praten?
Kan de Minister aan deze leden uitleggen waarom dit gesprek nog niet heeft plaatsgevonden?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich grote zorgen over de tijdslijn van de
aanvraag. De Minister schrijft uiterlijk in 2022 een besluit te willen nemen over
de groei van Schiphol. Mocht, om welke reden dan ook, niet voor eind 2022 haalbaar
blijken om Schiphol bv in de door het kabinet gewenste ontwikkeling te faciliteren
(bijvoorbeeld vanwege vastlopende stikstofruimte), is de Minister dan bereid voor
eind 2022 het besluit te nemen dat Schiphol bv moet terugvallen op de ruimte die juridisch
onder het wetgevingsregime hiervoor expliciet gold, zodat de rechtspositie van omwonenden,
de natuur en andere belanghebbenden na 2022 niet meer ondermijnd kan worden door een
gedoogconstructie vanuit het kabinet? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister bovenstaande ook expliciet onder
de aandacht van de Minister voor Rechtsbescherming te brengen en diens reflectie hierop
mee te nemen in de beantwoording van de vragen. Kan de Minister deze vragen ook expliciet
onder de aandacht brengen van de Minister voor Natuur en Stikstof?
Beantwoording vragen GroenLinks-fractie
Neutraal en objectief toetsen van vergunningaanvragen van Schiphol en andere luchthavens
De luchtvaart wordt net als ieder andere sector getoetst aan de daarvoor geldende
wet- en regelgeving.
Schiphol dwingen te opereren binnen de laatst vergunde ruimte
Op dit moment loopt een vergunningprocedure in het kader van de Wet natuurbescherming.
Het doel van die vergunningprocedure is om de bestaande situatie vanuit het oogpunt
van de Wet natuurbescherming te legaliseren. In de brief van 16 december 20213 is de toenmalige Minister van LNV ingegaan op handhaving ingeval een bedrijf niet
beschikt over een vereiste natuurvergunning, waarbij ook specifiek op Schiphol wordt
ingegaan.
Het vergunningsproces zal uitermate kritisch worden gevolgd
Het milieubelang wordt volwaardig in de besluitvorming meegewogen. Om dit te bereiken
wordt besluitvorming uiteraard gebaseerd op de juiste en volledige informatie en berekeningen.
Publicatie uitgangspunten wel openbaar bij de oorspronkelijke aanvraag, maar niet
bij de huidige aanvulling
De referentiesituatie waar in de vraag over wordt gesproken is verwoord in de besluiten
op de ingediende handhavingsverzoeken. Deze referentiesituatie is het uitgangspunt
geweest van de door Schiphol ingediende aanvraag om een natuurvergunning. Bij het
ter visie leggen van de ontwerpnatuurvergunning is ook de onderliggende aanvraag om
de natuurvergunning openbaar gemaakt. In het kader van de Algemene wet bestuursrecht
is het gebruikelijk dat bij het ter visie leggen van de ontwerpnatuurvergunning ook
de onderliggende stukken ter visie worden gelegd. Dit om een ieder in staat te stellen
een zienswijze in te kunnen dienen. Eenzelfde werkwijze wordt bij vervolgbesluitvorming
gevolgd. Ook dan worden alle nieuwe, bijkomende stukken (waaronder ook de nadere uitgangspunten
rond de referentiesituatie) ter visie worden gelegd en hiermee openbaar worden gemaakt.
Uitgangspunten voor de referentiesituatie alsnog delen met de Tweede Kamer
In de brief van 18 februari jl.4 heb ik benadrukt eraan te hechten uw Kamer tijdig en zorgvuldig te informeren over
het Schipholdossier. Tevens heeft u een voorstel ontvangen hoe ik van plan ben uw
Kamer te informeren over de voortgang in het Schipholdossier. Het is goed gebruik
om terughoudend te zijn met het delen van correspondentie vanuit het bevoegd gezag
met de initiatiefnemer lopende een vergunningsprocedure. Zeker als over de aanvraag
nog overleg vanuit het bevoegd gezag met de initiatiefnemer plaatsvindt en dit overleg
mogelijk tot aanpassing van de aanvraag kan leiden. Deze terughoudende lijn past daar
waar de bevoegdheid over vergunningverlening aan een Minister is toebedeeld of in
dit geval meerdere Ministers raakt. Steun voor deze lijn om hier terughoudend mee
om te gaan blijkt ook uit de uitslag van de stemmingen in de Tweede Kamer over de
moties van de Kamerleden van Raan en Kröger5 die mij verzoeken de informatie met de Kamer te delen. De besluitvorming op een vergunningaanvraag,
dan wel het vast te stellen luchthavenverkeerbesluit, kennen een voorgeschreven procedureverloop.
Daarbij wordt zowel bij de besluitvorming over het ontwerpbesluit als over het definitief
besluit verantwoording afgelegd en worden de daaraan ten grondslag liggende documenten
gepubliceerd. Na publicatie van de definitieve besluiten is volledig inzichtelijk
wat de reactie is op de ontvangen inspraak en het toetsingsadvies van de Commissie
voor de m.e.r., welke uitgangspunten over de referentiesituatie en de vlootsamenstelling
vanuit het bevoegd gezag zijn meegegeven, hoe die zijn ingevuld en hoe dat al dan
niet tot een besluit heeft geleid.
Tot nu toe is er een terughoudende lijn gevolgd, waar het gaat om het delen van correspondentie
vanuit het bevoegd gezag met de initiatiefnemer lopende een vergunningprocedure. Enkele
fracties blijven er echter veel belang aan hechten om inzicht te krijgen in de uitgangspunten
die aan Schiphol zijn meegegeven. Om die reden en mede gelet op de samenloop met enkele
lopende verzoeken in het kader van de Wet open overheid, die zowel bij het Ministerie
voor Landbouw, Natuur en Visserij als ook bij het Ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat zijn ingediend, verstrek ik u hierbij vooruitlopend op die besluitvorming
het verzoek aan Schiphol voor de aanvulling van de vergunningsaanvraag Wet natuurbescherming
en de bijhorende passende beoordeling. De nadere uitgangspunten voor de berekeningen
die de bevoegde gezagen in dit verzoek hebben meegegeven, treft u hierbij aan als
bijlage bij de beantwoording van deze vragen.
De begrenzing in de PKB en het Aanwijzingsbesluit 1996 bepalend voor de meest beperkende
referentiesituatie
Omdat de Europese referentiedatum varieert per Natura 2000-gebied dat wordt geraakt
door de aangevraagde activiteit, geldt per Natura 2000-gebied een datum die de toegestane
referentiesituatie bepaalt. Als die toestemming na de Europese referentiedatum is
ingeperkt, bepaalt die toestemming de kleinere referentiesituatie. De toestemming
voor gebieden met een Europese referentiedatum van vóór 2003, is publiekrechtelijk
ingeperkt in het Aanwijzingsbesluit uit 1996 door de geluidscontouren en/of door het
Aanwijzingsbesluit uit 2000 tot 460.000 vliegtuigbewegingen in 2002. Voor gebieden
waarvan de Europese referentiedatum ligt vóór 2003 dient beoordeeld te worden welke
inperking de meest vergaande is voor die gebieden. Die inperking, en de bijbehorende
stikstofdepositie, vormt de referentiesituatie voor die gebieden. In 2008 is de referentiesituatie
voor de gebieden waarvan de Europese referentiedatum ligt op 7 december 2004, publiekrechtelijk
ingeperkt door de 480.000 vliegtuigbewegingen, zodat dat de referentiesituatie bepaalt
ten aanzien van die gebieden.
De uitstoot van stikstof en CO2 en de geluidsbelasting meest kritisch
Naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. en ontvangen
inspraakreacties is Schiphol verzocht om een aanvulling op het milieueffectrapport
«Nieuw Normen- en Handhavingsstelsel Schiphol» en de bijbehorende passende beoordeling.
De gesignaleerde tekortkomingen zijn niet noodzakelijk de meest kritische criteria.
Ook overige milieuaspecten zoals externe veiligheid en luchtkwaliteit zijn belangrijke
criteria.
Kritiekpunten van de commissie
De informatie die in het milieueffectrapport ontbreekt zal worden aangevuld en wordt
samen met de publicatie van de Nota van Antwoord gepubliceerd. Naast de reactie op
de ontvangen inspraak staat daarin de reactie van het bevoegd gezag op het toetsingsadvies
van de Commissie voor de m.e.r.
Voortduren niet-legale gedoogsituatie bij Schiphol en toename van overlast met de
gedoogsituatie
Het zo spoedig mogelijk juridisch verankeren van het NNHS in het te wijzigen Luchthavenverkeerbesluit
heeft nog steeds prioriteit. Er is echter geen snellere manier om dit voor elkaar
te krijgen dan het doorlopen van het huidige traject tot vaststelling van het gewijzigd
Luchthavenverkeerbesluit. Hoewel ik van mening ben dat Schiphol zo spoedig mogelijk
over de vereiste natuurvergunning dient te beschikken, constateer ik ook dat het doorlopen
van de vergunningprocedure in het geval van Schiphol complex is.
Inmiddels heeft het kabinet besloten tot beëindiging van het anticiperend handhaven,
vooruitlopend op de beoogde wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit. Uw kamer is
daarover op 24 juni jl. geïnformeerd (Brief van de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat van 24 juni over hoofdlijnen Schiphol)
In het verleden is als doel van de introductie van het nieuwe normen- en handhavingsstelsel
(NNHS) vastgesteld dat in het nieuwe stelsel de operatie van Schiphol uitvoerbaar
moet blijven ten behoeve van het accommoderen van de netwerkkwaliteit met zo min mogelijk
geluidhinder voor de omgeving. Het MER waarin de milieueffecten van het NNHS worden
beschreven, toont aan dat NNHS in combinatie met 500.000 vliegtuigbewegingen netto
het minste overlast geeft. De per-saldobenadering brengt met zich mee dat dit niet
voor iedere individuele bewoner leidt tot een reductie tot de geluidsoverlast. Daarom
wordt gewerkt aan concrete maatregelen om geluidshinder te beperken, zoals het basispakket
geluid, waarover uw Kamer op 25 februari jl. is geïnformeerd6. Met die maatregelen tracht ik de hinder zo veel als mogelijk is te mitigeren, met
name voor diegenen die extra overlast ervaren.
Gevolgen voor het niet-naleven van geldende wetgeving bij andere sectoren
Ik verwijs naar de Kamerbrief van 16 december 20217 van de toenmalig Minister van LNV. Hierin wordt de lijn beschreven die ook de Minister
voor Natuur en Stikstof voor handhaving van natuurvergunningen aanhoudt. Daarbij is
er geen onderscheid tussen sectoren.
Voorkomen rechtsvacuüm
Er is geen snellere manier om het NNHS te verankeren dan het huidige proces te doorlopen
richting een natuurvergunning voordat er ook een stap kan worden gezet richting het
LVB. In het proces richting een LVB is het opstellen van een Nota van Antwoord ten
behoeve van uw Kamer de eerstvolgende stap. Deze Nota van Antwoord kan niet definitief
worden afgerond zonder duidelijkheid over de natuurvergunning, omdat de passende beoordeling
onderbouwend aan de natuurvergunningaanvraag ook onderdeel uitmaakt van het MER ter
voorbereiding op de wijziging van het LVB. Deze conclusie is eerder ook getrokken
in een rapport dat in opdracht van uw Kamer is opgeleverd8. Hoewel ik van mening ben dat Schiphol zo spoedig mogelijk over de vereiste natuurvergunning
dient te beschikken, constateer ik ook dat het doorlopen van de procedure in het geval
van Schiphol complex is.
Rechtsgronden omwonenden en belanghebbenden om hun belangen na te streven, en zo nodig
te laten toetsen door de rechter
De mogelijkheden voor omwonenden en belanghebbenden om hun belangen na te streven,
en zo nodig te laten toetsen door de rechter zijn niet gewijzigd.
Op het moment dat er een natuurvergunning is verleend staat deze open voor beroep.
In eerste aanleg staat beroep open bij de rechtbank, gevolgd door mogelijk hoger beroep
bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aanvechten vergunning door partijen
Partijen zullen in een dergelijk geval bij de rechter duidelijk moeten maken waarom
de verleende natuurvergunning gelet op de Wet natuurbescherming niet toelaatbaar wordt
geacht. De Wet natuurbescherming vormt hierbij het toetsingskader.
Afweging juridische positie groep (waarin een rechtsvacuüm lijkt te worden gehanteerd)
tegen een situatie waarin er een omvang van vluchten op Schiphol bv is, die wordt
onderbouwd door het wetgevingsregime dat gold vóór de Wet natuurbescherming.
Wanneer de leden van de Groenlinks-fractie doelen op de vraag of er een afweging plaatsvindt
tussen het huidige anticiperend handhaven en de referentiesituatie voor de natuurvergunning,
dan is het antwoord nee. De referentiesituatie voor de natuurvergunning is onafhankelijk
bepaald door het bevoegd gezag, (LNV), en dit staat los van de huidige situatie op
Schiphol.
Recht hebben op gelijkwaardige bescherming
Ook in de omgeving van Schiphol hebben burgers te allen tijde recht op gelijkwaardige
rechtsbescherming en toegang tot daarvoor openstaande procedures, die voor alle Nederlandse
burgers gelijk is.
Nationale ombudsman
Ondanks diverse pogingen over en weer is het niet gelukt om in de tweede helft van
2020 tot een afspraak te komen naar aanleiding van de brief van de Nationale ombudsman
(d.d. 8 juli 2020). Sindsdien is er ambtelijk contact geweest met de Nationale ombudsman
begin 2021, na het demissionair worden van het vorige kabinet, heeft de Ombudsman
aangegeven voorkeur te hebben met een missionair bewindspersoon in overleg te treden.
Het overleg met de Ombudsman heeft plaatsgevonden op 10 mei jl. Hieruit voortkomend
heb ik besloten om na de zomer in aanwezigheid van de Ombudsman een rondetafelconferentie
te organiseren. Voor deze bijeenkomst zullen LVNL, Schiphol, de Luchthavens van nationale
betekenis, de meldpunten en overige betrokken partijen worden uitgenodigd.
Zorgen over de tijdslijn van de aanvraag
In de situatie van Schiphol is sprake van een samenloop c.q. volgtijdelijkheid van
diverse trajecten met meerdere bevoegde gezagen. Voordat een gewijzigd LVB kan worden
vastgesteld en in werking kan treden, is duidelijkheid nodig over de natuurvergunning
voor de huidige situatie op Schiphol. Dit is een langdurig en complex proces. Op 23 februari
is uw kamer daarover geïnformeerd9. De passende beoordeling die Schiphol moet aanvullen in het kader van de aanvraag
voor een natuurvergunning maakt ook deel uit van het milieueffectrapport «Nieuw Normen-
en Handhavingstelsel Schiphol» (NNHS) ter voorbereiding op de wijziging van het LVB.
Daarop kan ik nu niet op vooruit lopen.
Onder de aandacht brengen bij Minister voor Rechtsbescherming en Minister voor Natuur
en Stikstof
De Minister voor Rechtsbescherming is bekend met de situatie van anticiperend handhaven.
Ook de Minister voor Natuur en Stikstof is op de hoogte van de vragen van uw Commissie.
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister de analyse deelt
dat hij de gevraagde inlichtingen én de gevraagde documenten op verzoek van een lid
aan de Kamer behoort te verstrekken. Zo nee, waarom niet? Adviezen over hoe artikel 68
Grondwet geïnterpreteerd moet worden van experts op dit gebied zijn namelijk ook duidelijk.
Over de vraag of specifieke documenten op te vragen zijn door Kamerleden concludeerden
de hoogleraren Bovend’Eert, Voermans, Munneke en Kummeling (respectievelijk (gewezen)
hoogleraar Staatsrecht, hoogleraar Staats- en Bestuursrecht, hoogleraar Staatsrecht
en hoogleraar Staats- en Bestuursrecht) in hun advies uit 2020: «aangenomen moet dus
worden dat artikel 68 Grondwet zich, zoals het al in de brief uit 2002 stond, ook
uitstrekt tot documenten». De Tweede Kamer nam ook in februari 2020 nog een motie
van het lid Omtzigt c.s. (Kamerstuk 28 362, nr. 25) aan die de regering verzocht: «te bevestigen dat op grond van artikel 68 een individueel
Kamerlid specifieke documenten binnen een redelijke termijn moet kunnen ontvangen,
tenzij het belang van de Staat zich hiertegen verzet». De leden van de fractie van
de Partij voor de Dieren vragen de Minister in dit licht zijn weigering te herzien
of alsnog te onderbouwen waarom dit informatieverzoek in strijd zou zijn met het belang
van de Staat, zodat de leden deze onderbouwing kunnen voorleggen aan externe experts.
Deze leden zien in ieder geval niet hoe het belang van de Staat zich zou verzetten
tegen het delen van de gevraagde informatie met de Kamer. Zeker omdat het hier een
zaak betreft tussen Schiphol (in meerderheid eigendom van de Staat) en de Staat zelf.
Welke van die twee «staatsbelangen» zou zich verzetten tegen openbaarheid?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen verder waarom de Minister schrijft
dat hij, nadat Schiphol de aanvulling op de passende beoordeling heeft aangeleverd,
de Kamer wel kan informeren. Is er dan geen sprake meer van een lopende procedure?
En kan de Minister aangeven waarom een groot aantal documenten wél openbaar gemaakt
kon worden, maar specifiek de documenten over de referentiesituatie en de vlootsamenstelling
niet? Heeft de Minister ook (juridisch of ambtelijk) advies ingewonnen over het wel
of niet delen van deze informatie met de Kamer? En zo ja, wat werd er geadviseerd?
Concluderend op dit punt vragen deze leden de Minister aan te geven hoe hij denkt
dat Kamerleden de regering kunnen controleren wanneer zij geen inlichtingen krijgen,
zeker wanneer daar uitdrukkelijk om gevraagd wordt? Het inhoudelijke verweer van de
Minister, dat het gaat om een lopende procedure en dat er daarom beperkingen zijn
aan wat gedeeld kan worden, vinden deze leden ook verwonderlijk. Niet alleen omdat
veel andere stukken wél openbaar zijn en de Minister belooft de Kamer over enkele
maanden alsnog te informeren. Het is ook verwonderlijk, omdat feitelijk het enige
dat deze leden vragen is om geïnformeerd te worden over het deel van de activiteiten
van Schiphol dat men reeds vergund acht. Dat staat daarmee los van de vraag welk deel
nog vergund zou moeten worden in een lopende procedure. Dus kan de Minister aangeven
welke (vermeend) bestaande rechten Schiphol verondersteld wordt te hebben? Voor bijvoorbeeld
hoeveel vliegbewegingen heeft Schiphol op dit moment bestaande rechten, voor hoeveel
kg stikstofemissies, of voor hoeveel mol stikstofdepositie per hectare per jaar? En
kan de Minister aangeven op basis van welke wettelijke regelingen of andere afspraken,
convenanten etc. deze rechten als «gegeven» kunnen worden verondersteld? Is dat in
het verleden weleens wettelijk getoetst? Is de Minister bereid de analyses die zijn
gemaakt (door, of in opdracht van, het Ministerie van IenW dan wel LNV) over de bestaande
rechten van Schiphol te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister, indien hij niet
bereid is de door deze leden gevraagde stukken te delen, op basis van welk wetsartikel
hij zijn verweer baseert dat documenten die onderdeel zijn van zo’n lopende procedure
niet gedeeld kunnen worden. Deze leden hebben zo’n wetsartikel niet kunnen vinden.
En kan de Minister bevestigen dat, geheel los van een mogelijke vergunningsaanvraag
die Schiphol indient, de Kamer gewoon geïnformeerd kan worden over de bestaande rechten
die Schiphol (naar de mening van het kabinet) heeft?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister tot slot nog waarom
hij Royal HaskoningDHV verzocht heeft om in beeld te brengen welke maatregelen getroffen
kunnen worden om de stikstofdepositie te mitigeren of compenseren. Is het gebruikelijk
dat een bevoegd gezag voor de aanvrager van de vergunning op zoek gaat naar mitigatie-
of compensatiemogelijkheden? Kunnen in het vervolg ook alle andere ondernemers in
Nederland aankloppen bij het Ministerie van IenW om door derden dit soort onderzoeken
te laten uitvoeren? Wat kost het onderzoek van Royal HaskoningDHV?
Beantwoording vragen Partij voor de Dieren-fractie
Verstrekking gevraagde inlichtingen én de gevraagde documenten op verzoek van een
lid aan de Kamer – artikel 68 van de Grondwet
Ik verwijs u naar de beantwoording op de vraag van de leden van de Groenlinks-fractie
over het verzoek tot aanvulling van de natuurvergunning en passende beoordeling die
naar de initiatiefnemer is gestuurd. De uitgangspunten voor de berekeningen in dat
verzoek treft u aan als bijlage bij de beantwoording van deze vragen.
Bestaande rechten Schiphol
De Minister voor Natuur en Stikstof heeft Schiphol verzocht om in een aanvulling op
de vergunningaanvraag inzichtelijk te maken wat de referentiesituatie per Natura 2000-gebied
is, inclusief de stikstofdepositie die daarbij was toegestaan. Dit is dus nog onderwerp
van onderzoek door de luchthaven.
De referentiesituatie moet ontleend worden aan publiekrechtelijke toestemmingen, zoals
vergunningen. Dit is meerdere malen ook door de rechter getoetst, zie bijv. ABRS 18 juli
2018, ECLI:NL:RVS:2018:2449.
In de ontwerpnatuurvergunning van de Minister voor Natuur en Stikstof, is de aanvankelijke
analyse ten aanzien van bestaande rechten opgenomen.10 Het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage en de ingediende zienswijzen
zijn echter aanleiding geweest om de uitgangspunten van deze analyse te heroverwegen.
De nieuwe uitgangspunten ten aanzien van het bepalen van de referentiesituatie zijn
vastgelegd in het verzoek tot aanvulling van de natuurvergunning en passende beoordeling
die is bijgevoegd als bijlage. De initiatiefnemer dient de omvang van de referentiesituatie
te bepalen. Dit onderzoek loopt nog.
Opdracht Ministerie aan Royal Haskoning DHV
Vanuit mijn beleidsverantwoordelijkheid voor het LVB acht ik het van belang om zo
spoedig mogelijk inzicht te verkrijgen in de opgave die Schiphol heeft en de mogelijkheden
om deze stikstofdepositie te mitigeren of te compenseren. Dit laat onverlet dat het
opstellen van de passende beoordeling de taak is van de initiatiefnemer, zijnde Schiphol.
Door mijn verantwoordelijkheid voor het LVB is het van belang dat het ministerie in
deze fase al inzicht heeft in de stand van zaken en de impact daarop op het LVB. De
opdracht van het ministerie aan RHDHV tot het uitvoeren van een quick scan loopt parallel
aan het eigen onderzoek dat Schiphol uitvoert in het kader van het opstellen van de
passende beoordeling, onderliggend aan de natuurvergunning en het MER. Het rapport
wordt uw Kamer separaat van deze brief toegezonden.
ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister de hinder voor omwonenden
zoveel mogelijk wil beperken door zich in te spannen ten behoeve van de continuïteit
van de operatie. Deze leden vragen of deze belangen niet per definitie botsen, ondanks
dat invulling wordt gegeven aan geluidspreferent vliegen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat Schiphol is verzocht om een natuurvergunning
aan te vragen en de bijbehorende passende beoordeling aan te vullen. Uit de brief
blijkt dat Schiphol naar verwachting enkele maanden bezig is om de aanvulling op de
passende beoordeling op te stellen en aan te leveren. Deze leden vragen wat de Minister
doet wanneer de passende beoordeling lang op zich laat wachten. Is er een moment waarop
de Minister van plan is te gaan handhaven en, zo ja, per wanneer?
Beantwoording vragen ChristenUnie-fractie
Afweging hinder omwonenden ten opzichte van de continuïteit van de operatie
Er is sprake van een afweging van belangen. Continuïteit van de operatie is belangrijk
vanwege de vitale rol van Schiphol in de bereikbaarheid van Nederland en het economische
belang van de luchthaven voor ons land. Tegelijkertijd is het zaak dat de effecten
van de luchthaven op de leefomgeving verminderen. De continuïteit van de operatie
op Schiphol middels de afhandeling van het verkeer conform geluidspreferent baangebruik
is in het belang van de omwonenden, en geeft de genoemde afweging weer. Geluidspreferent
baangebruik vindt plaats met een operatie op het vijfbanenstelsel. Zie ook mijn eerdere
antwoorden over baangebruik die door de leden van de D66-fractie zijn gesteld.
Wanneer handhaven
Schiphol heeft LNV inmiddels verzocht om uitstel voor het aanleveren van de aanvullende
passende beoordeling. Dit uitstel is verleend tot en met 30 juni 2022. Inmiddels heeft
LNV een nieuw handhavingsverzoek ontvangen. De Minister voor Natuur en Stikstof zal
een besluit hierop voorbereiden, het past niet daarop vooruit te lopen.
BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie vindt de hoeveelheid informatie die verstrekt wordt in
de brief zeer matig. De Minister wenst ook de uitgangspunten en de gekozen methoden
die gebruikt zijn voor het bepalen van de emissierechten én de referentiesituatie
niet te delen met de Staten Generaal. Feitelijk tasten Kamerleden hierdoor in het
duister. Vaststaat dat de situatie rondom de natuurvergunning van Schiphol en de PAS-melding
voor Lelystad Airport transparantie behoeft. Enerzijds vanwege de grote gevolgen voor
omwonenden en milieu en anderzijds omdat uit Wob-verzoeken blijkt dat men erg creatief
probeert te boekhouden. Het is dus niet meer dan logisch dat meer openheid gewenst
is. Toch zijn de bijeenkomsten met deze onderwerpen vaak vertrouwelijk van aard.
Het lid van de BBB-fractie constateert dat er een speciale positie is voor Schiphol
en Lelystad Airport, waarbij er sprake is van een verregaande bescherming en privacy,
hetgeen in schril contrast staat tot bijvoorbeeld de boerenfamilies die een PAS-melding
hebben gedaan en waarvan adresgegevens moeten worden prijsgegeven.
Het lid van de BBB-fractie heeft al eerder aangegeven niet deel te nemen aan vertrouwelijke
zittingen omdat zij de vrijheid wil hebben om met de kennis die zij opdoet te kunnen
handelen. Dit lid wenst geen onderdeel te zijn van een (ver)zwijgcultuur. Zij vraagt
de Minister voor Natuur en Stikstof daarom met klem om meer openheid te betrachten.
Voorts wacht zij op de stukken die Schiphol aan zal leveren en zal zij deze kritisch
bekijken (tenminste als deze openbaar zijn). Daarbij zij opgemerkt dat, zoals in het
coalitieakkoord omschreven, alle sectoren naar evenredigheid moeten bijdragen aan
het oplossen van de stikstofproblematiek, waarbij de samenleving mag verwachten van
het kabinet dat het er alles aan doet om deze bijdrage eerlijk in beeld te brengen.
Dit lid verwacht dat de Minister zelf gericht onderzoek laat doen en niet pas gaat
reageren, als er sprake is van gepubliceerde documenten middels een Wob-verzoek.
Het lid van de BBB-fractie wil ten slotte opmerken dat Schiphol en Lelystad Airport
zelf aan emissiereductie moeten doen en dat het opkopen van stikstofruimte vanuit
de landbouw geen optie kan zijn. In de omgeving van Schiphol zijn al weinig boeren
aanwezig; het kapitaalkrachtige Schiphol vormt daarmee een ernstige bedreiging van
de boerenstand rondom Schiphol. Dit lid vraagt of de Minister voor Natuur en Stikstof
zich daarvoor wil inzetten.
Antwoorden vragen BBB-fractie
Verzoek openbare zittingen
In de brief van 18 februari jl.11 heeft u een voorstel ontvangen over hoe ik van plan ben uw Kamer te informeren. In
voornoemde brief heb ik toegezegd uw Kamer periodiek te informeren over de voortgang
van het programma Schiphol. In deze brief heb ik aangegeven dat het uitgangspunt is
uw Kamer in het openbaar inlichtingen te verschaffen.
Het opkopen van stikstofruimte vanuit de landbouw
Wanneer er stikstofruimte moet worden gezocht voor een project, is het primair aan
de aanvrager om de mogelijkheden hiervan te onderzoeken. Extern salderen kan hierbij
een mogelijkheid zijn. Het staat initiatiefnemers vrij om overeenkomsten aan te gaan
met een saldogever uit iedere sector.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier