Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Jaarplan MIVD 2022 en het Openbaar jaarverslag over het jaar 2020
29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD
Nr. 229
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 mei 2022
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over de brief van 16 december over het Jaarplan MIVD
2022 (Kamerstuk 29 924, nr. 222) en over de brief van 30 april 2021 over het Openbaar jaarverslag over het jaar 2020
(Kamerstuk 29 924, nr. 212).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 februari 2022 aan de Minister van Defensie voorgelegd.
Bij brief van 22 april 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Roond
Adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
VVD
1. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister met betrekking tot de urgente operationele
knelpunten als gevolg van het wettelijk kader, die zich vooral manifesteren in het
cyberdomein, aan te geven hoe het staat met de stappen om dit te mitigeren.
Antwoord: Naar aanleiding van de rapporten van de Evaluatiecommissie Wiv 2017 en de Algemene
Rekenkamer is een wetswijziging gestart om de Wiv 2017 te herzien. Naar verwachting
zal dit traject meerdere jaren in beslag nemen. De contouren van deze wetswijziging
zullen middels een hoofdlijnennotitie aan de Tweede en Eerste Kamer worden aangeboden.
De uitkomsten van de parlementaire gedachtewisseling worden vervolgens bij het daaropvolgende
wetsvoorstel tot wijziging van de Wiv 2017 betrokken.
Echter, door een toenemende en urgente dreiging in het cyberdomein is besloten tussentijds
middels een tijdelijke wet een aantal knelpunten versneld te adresseren. Het kabinet
werkt aan een voorstel voor een tijdelijke wet die de diensten in staat moet stellen
bestaande bevoegdheden effectiever in te kunnen inzetten in onderzoeken gericht op
landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland en Nederlandse belangen. Een
sluitend systeem van toezicht dat past bij de dynamiek van cyberoperaties maakt deel
uit van dit wetsvoorstel. De tijdelijke wet is van 1 tot 18 april 2022 in internetconsultatie
geweest. Hiermee wordt tevens gevolg gegeven aan de aangenomen motie van het lid Van
der Staaij c.s., waarbij de regering wordt verzocht om zo spoedig mogelijk met een
voorstel te komen om de operationele knelpunten in het cyberdomein weg te nemen (Kamerstuk
36 045, nr. 16).
2. Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen in relatie tot de ABDO-autorisaties.
a. Zij vragen of de prioriteitsstelling in het aantal te autoriseren bedrijven ook betekent
dat verzoeken tot autorisatie geweigerd worden, en hierdoor bedrijven een ABDO-status
mislopen.
Antwoord: Nee. Ieder verzoek tot ABDO-autorisatie wordt door Bureau Industrieveiligheid (BIV)
van de MIVD in behandeling genomen.
b. Deze leden vragen de Minister hierbij tevens aan te geven wat dit in het bijzonder
betekent voor MKB-bedrijven en hoe dit strookt met de Nederlandse inspanningen om
het Europees Defensiefonds ook toegankelijk te maken voor MKB-bedrijven. De leden
van de VVD-fractie vragen of er gevallen zijn van bedrijven die aan EDF-projecten
mee willen doen, maar dat nu niet kunnen omdat ze van Defensie geen ABDO-autorisatie
krijgen of voortijdig afhaken.
Antwoord: Er zijn binnen de rijksoverheid structuren ingericht om het bedrijfsleven zo goed
mogelijk te ondersteunen met betrekking tot een goede startpositie binnen het Europees
Defensie Fonds (EDF), inclusief de mogelijkheden van cofinanciering en advisering.
De rijksoverheid heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aangesteld
om het bedrijfsleven hierover te informeren. Er is een brede Interdepartementale Coördinatie
Groep (ICG) ten behoeve van Europese Defensiesamenwerking, deze geeft richting aan
de Nederlandse inzet ten aan zien van de Europese defensiesamenwerking en legt verantwoording
af aan de Minister van Defensie en de Minister van Economische Zaken. Het hoofdonderwerp
van deze ICG is het Europees Defensiefonds. Bureau Industrieveiligheid (BIV) is niet
de primair verantwoordelijke voor EDF. Dit is een interdepartementale verantwoordelijkheid
waarbij BIV ondersteunend is. Er zijn geen casussen bekend van bedrijven die niet
aan EDF-projecten konden meedoen door het ontbreken van een ABDO-autorisatie. Er wordt
door het Bureau Industrieveiligheid geen onderscheid gemaakt in de omvang van bedrijven.
c. Deze leden vragen of de Minister daarnaast kan aangeven in hoeverre het Bureau Industrieveiligheid
kampt het capaciteitstekorten, en wat er wordt gedaan om deze in te lopen dan wel
de afdeling te laten groeien om aan de vraag om autorisaties door de verwervende instanties
van Defensie te voldoen. Zij vragen in hoeverre de prioriteitsstelling ervoor zorgt
dat verwervingstrajecten van Defensie vertraging oplopen, of niet ten volle gebruik
kunnen maken van het potentieel van de Nederlandse industrie.
Antwoord: Zie hiervoor het antwoord op vraag 2A. Omdat de dienst de toename in aanvragen had
voorzien, is vooruitlopend hierop geïnvesteerd in het BIV.
3. Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over de ICT-achterstanden.
Met betrekking tot de mededeling dat deze de komende jaren moeten worden ingehaald
vragen deze leden welke concrete plannen hiervoor zij en wat het tijdpad is.
Antwoord: Defensie heeft het wegwerken van de IT-achterstanden bij de MIVD als belangrijke
prioriteit onderkend en daar sinds de Defensienota 2018 middelen voor beschikbaar
gesteld. Vanwege de technische complexiteit, het fundament goed neerzetten, grote
veranderambities en IT-inzet voor operationele belangen is het wegwerken van de achterstanden
een meerjarige inspanning.
De MIVD heeft hiervoor een strategie opgesteld waarbij elk jaar een uitwerking plaatsvindt
van de strategie naar plannen, rekening houdend met de beschikbare personele en financiële
middelen. In het wegwerken van de achterstanden en het realiseren van haar veranderambities
werkt de MIVD nauw samen met de AIVD en met Defensie.
4. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe het zit met de capaciteit voor screening
van medewerkers van de MIVD. Tenslotte vragen deze leden hoe het kabinet ervoor zorgt
dat de benodigde capaciteit niet in gevaar komt.
Antwoord: Gemiddeld handelen AIVD en MIVD momenteel 94% van de veiligheidsonderzoeken binnen
de wettelijke termijn van acht weken af. Bij de uitvoering van veiligheidsonderzoeken
naar medewerkers van de AIVD en MIVD is dit percentage gemiddeld 56%. Dit percentage
ligt lager, omdat het gaat om intensievere veiligheidsonderzoeken. Als MIVD en/of
Defensie uitbreiden dan zal rekening gehouden worden met extra capaciteit voor de
Unit Veiligheidsonderzoeken.
D66
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het jaarplan van
de MIVD voor 2022 en het jaarverslag van de MIVD over 2020. Deze leden hebben nog
enkele vragen.
1. De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de verhoogde veiligheidsrisico’s die
uitgaan van statelijke actoren als Rusland. Deze leden zijn geschrokken van de diverse
cyberaanvallen die vanuit Rusland hebben plaatsgevonden in Nederland.
a. Zij vragen hoe kwetsbaar de Minister momenteel de Nederlandse veiligheidsstructuur
rondom cyber in de verschillende publieke en non-publieke domeinen acht en hoe deze
kwetsbaarheid verminderd kan worden.
Antwoord: Cybercriminaliteit, (digitale) spionage, ongewenste buitenlandse overnames en investeringen,
inmenging en zelfs sabotage bedreigen het ongestoord functioneren van onze economie
en onze samenleving. Deze problematiek komt daarom ook terug in het Cybersecuritybeeld
Nederland (CSBN) van de NCTV, in de MIVD en AIVD-jaarverslagen en in het Dreigingsbeeld
Statelijke Actoren. Niets doen kan tot grote economische schade leiden doordat het
onze concurrentiepositie verzwakt, ons groeipotentieel verlaagt en de democratische
rechtsstaat aantast. Het kabinet kiest er daarom in het coalitieakkoord voor om –
in een oplopende reeks tot 2027 – structureel 300 miljoen te investeren in de AIVD,
MIVD en NCTV. Deze complexe opgave vraagt om een integrale benadering van wat er daadwerkelijk
nodig is om Nederland weerbaar te maken. Om hieraan invulling te geven voor het onderwerp
cybersecurity werkt het kabinet aan een nieuwe Nederlandse Cybersecuritystrategie
(NLCS), gecoördineerd door de Minister van Justitie en Veiligheid. Hierin worden de
ambities voor de komende jaren verder uitgewerkt. Het kabinet zal de Kamer hierover
medio 2022 informeren.
b. Deze leden vragen hoe de Minister verder oordeelt over de mogelijke cyberaanvallen
die vanuit Nederland op derde landen hebben plaatsgevonden zoals de recente cyberaanval
op Oekraïne die deels via Nederland liep en welke maatregelen momenteel tegen dit
soort praktijken worden genomen (zie ook recente Kamervragen van het lid Hammelburg).
Antwoord: Misbruik van Nederlandse infrastructuur bij het uitvoeren van digitale aanvallen
komt vaker voor. Dergelijke digitale aanvallen worden uitgevoerd vanuit zogenaamde
command en control servers. Deze staan wereldwijd in datacenters, waaronder ook in
Nederland. Voor datacenters is het vrijwel onmogelijk om te controleren welke servers
in Nederland worden ingezet voor dergelijke malafide doeleinden en richting welke
landen.
Deze vorm van misbruik kan het internationale imago van Nederland schaden en slecht
zijn voor bondgenootschappelijke belangen en de integriteit van de Nederlandse infrastructuur.
Ook kunnen Nederlandse organisaties geraakt worden door eventuele tegenacties, zoals
het uit de lucht halen van misbruikte infrastructuur door landen die door een digitale
aanval getroffen zijn. Verder kunnen bedrijven waarvan de IT-apparatuur onbewust deel
uitmaakt van een DDoS-aanval daar een beschikbaarheidsprobleem ervaren. Er kunnen
verbindingsproblemen optreden en ook kan een internetprovider de verbinding afsluiten.
Om aanvallen te stoppen, kan zodra duidelijk is om welke partij het gaat, een vordering
of bevel worden uitgevaardigd naar de hoster om de server van de betreffende malafide
afnemer offline te brengen. In de praktijk is de snellere route gebruikelijk, dan
wordt een «notice and take down» (NTD) melding naar de betreffende hoster gestuurd,
met de mededeling dat erbinnen zijn netwerk sprake is van onrechtmatige handelingen
van afnemers.
Binnen de Cyber Info/Intel Cel (CIIC) brengen NCSC, MIVD, AIVD, Politie en OM dreigingsinformatie
bijeen. Hierdoor kan sneller een beeld worden gevormd van nieuwe dreigingen en kunnen
belanghebbende organisaties meer en sneller van handelingsperspectief worden voorzien.
2. De leden van de D66-fractie zien het belang in van de geïntensiveerde samenwerking
tussen de MIVD en het Nationaal Cyber Security Center (NCSC). Uit het jaarverslag
blijkt dat digitale beveiligingsproducten zoals VPN-servers van Citrix, Fortinet en
Pulse Secure alsmede Microsoft Webmail Exchange gewilde doelwitten vanuit Rusland
zijn geweest.
a. Deze leden vragen hoe de Minister de huidige veiligheidssituatie rondom deze systemen
beoordeelt. Gezien de geïntensiveerde samenwerking tussen bovengenoemde organisaties
vragen deze leden hoe vatbaar Nederland is voor Russische cyberaanvallen.
Antwoord: De capaciteit, kennis en expertise van Rusland, maar ook China, is dermate groot,
dat wanneer deze actoren ergens digitaal binnen willen dringen, de slagingskans groot
is. Ook kent Nederland een hoge mate van digitalisering. En hoewel er de laatste jaren
belangrijke stappen inzake digitale weerbaarheid zijn gezet, is in het Cyber Security
Beeld Nederland 2021 nogmaals onderkend dat in algemene zin de weerbaarheid op gebied
van cybersecurity nog niet voldoende is. Dit heeft continu de aandacht.
b. Welke andere maatregelen volgen er uit deze geïntensiveerde samenwerking om digitale
kwetsbaarheden in de Nederlandse samenleving te mitigeren?
Antwoord: Binnen de Cyber Info/Intel Cel (CIIC) brengen NCSC, MIVD, AIVD, Politie en OM dreigingsinformatie
bijeen. Hierdoor kan snel een beeld worden gevormd van nieuwe dreigingen en kunnen
belanghebbende organisaties meer en sneller van handelingsperspectief worden voorzien.
Momenteel werken het NCSC en het Digital Trust Center (DTC) samen met de hosting sector
in de Anti-Abuse Network coalitie aan het inrichten van faciliteiten voor het delen
van informatie over kwetsbaarheden, in anticipatie op het wetvoorstel Wet beveiliging
netwerk- en informatiesystemen (Wbni), dat het delen van deze informatie tussen overheid
en brede bedrijfsleven mogelijk moet maken. Daarnaast wordt er gewerkt aan initiatieven1, waarbij hosters wordt gevraagd zich in te spannen om hun netwerken schoon te houden van onrechtmatigheden
door zich op private informatiebronnen zoals die van het Nationale Beheersorganisatie
Internet Providers (NBIP), aan te sluiten.
Met betrekking tot DDoS-aanvallen zetten het Ministerie van EZK en het DTC voornamelijk
in op preventieve maatregelen die bijdragen aan het voorkomen dat IT-apparatuur, vaak
onbewust, kan deelnemen aan een DDoS aanval. Het tijdig installeren van beveiligingsupdates
is hierbij cruciaal. Het DTC heeft het belang van updaten opgenomen in de vijf Basisprincipes
van veilig digitaal ondernemen en informeert de doelgroep wanneer belangrijke updates
beschikbaar zijn voor ernstige beveiligingsproblemen. Ook IoT-apparaten (Internet
of Things) worden ingezet om deel uit te maken van een DDoS aanval.
Door de toename van IoT-apparatuur zet het Ministerie van EZK in op updaten middels
de «doe je update» campagne. Deze campagne is met name gericht op consumenten opdat
zij zich ook bewust zijn van de risico's en de noodzaak om (IoT) apparaten zoals routers,
camera’s en printers up-to-date te houden.
c. Hoe kijkt de Minister naar de bijdrage van niet-vitale sectoren op het veiligheidsrisico
van onze samenleving als geheel en het belang van bredere deling van dreigingsinformatie
en -trends? Zo vragen de leden van de D66-fractie.
Antwoord: Ook niet-vitale sectoren kunnen uiteraard te maken krijgen met digitale kwetsbaarheden
en cyberaanvallen. Daar waar de risico’s voor maatschappelijke ontwrichting en schending
van nationale belangen het grootst zijn, zijn sectoren geïdentificeerd welke onder
de expertise en operatie van het NCSC vallen. In dat geval zijn er gevolgen van nationaal
belang, voor onze samenleving als geheel. Ook dreigingen of incidenten bij niet-vitale
sectoren kunnen veiligheidsrisico’s opleveren. Het DTC versterkt daartoe de weerbaarheid
van deze sectoren tegen toenemende cyberdreigingen. Zoals genoemd in de beantwoording
bij vraag 2b, wordt gewerkt aan wet/regelgeving om het delen van informatie tussen
overheid en het bedrijfsleven verbeteren.
3. De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de structurele beïnvloedingsoperaties
die Rusland uitvoert door middel van sociale media en digitale nieuwsplatforms. Zij
vragen op welke manier de geïntensiveerde samenwerking tussen de MIVD en het NCSC
geresulteerd heeft in de bestrijding van deze beïnvloedingsoperaties. Welke risico’s
vinden er momenteel nog hierbij plaats? Wat is de precieze rol van rechts-extremisme
in deze beïnvloedingsoperaties? In welke mate is de Nederlandse politiek hierbij betrokken?
Wat gebeurt er momenteel om dit te voorkomen? Zo vragen de leden van de D66-fractie.
Antwoord: Hoewel beïnvloedingsoperaties zeker vaak een digitaal element hebben, richt de geïntensiveerde
samenwerking tussen onder andere MIVD en NCSC zich primair op cybersecurity vraagstukken.
Het gaat hier dus om informatie over cyberdreigingen en -incidenten, niet op beïnvloeding
met digitale middelen. Over vragen over operationele aspecten zoals de rol van het
rechts-extremisme doet de dienst geen openbare uitspraken. Het kabinetsbeleid voor
het tegengaan van desinformatie bestaat uit drie actielijnen: preventie, informatiepositie
verstevigen en (zo nodig) reactie. Onder preventie valt een aantal interdepartementale
maatregelen zoals weerbaarheid burgers versterken, weerbaarheid politieke ambtsdragers
vergroten, transparantie vergroten, pluriform medialandschap behouden. Zie de beleidsbrief
van het Ministerie van BZK van 18 oktober 2019, beleidsinzet bescherming democratie
tegen desinformatie2.
Het kabinet zet zich daarbij al langer in om online platformen meer verantwoordelijkheid
te laten nemen om de verspreiding van online desinformatie op hun diensten aan te
pakken (o.a. Kamerstuk 30 821, nr. 91). De herziening van de Europese gedragscode tegen desinformatie (Code of Practice against Disinformation) en het voorstel voor de Digital Services Act zijn hiervoor momenteel de belangrijkste
(co-)regulerende voorstellen (zie o.a. Kamerstuk 22 112 nrs. 3050 en 3159). Zoals eerder toegezegd zal uw kamer geïnformeerd worden over het kabinetsstandpunt
op de vernieuwde gedragscode desinformatie zodra deze gepubliceerd is. Deze zal naar
verwachting voor de zomer gepubliceerd worden. Daarnaast heeft het kabinet onlangs
tijdens de informele Telecomraad van 8-9 maart 2022 in Parijs en Nevers gepleit voor
proportionele maatregelen om desinformatie te adresseren en te voorkomen in de context
van de oorlog in Oekraïne. Daarbij heeft Nederland het belang van betrouwbare informatie
over de oorlog in Oekraïne, ook voor Russische burgers, benadrukt. Nederland sprak
steun uit voor de oproep van diverse lidstaten richting de grote platforms om meer
te doen om desinformatie te adresseren en te voorkomen. In de bijeenkomst werd vastgesteld
dat er brede steun was voor de verklaring waarin een oproep werd gedaan aan de grote
online platformen om de fundamentele waarden te respecteren en zich aan te sluiten
bij de Code of Practice3.
4. Ook zijn de leden van de D66-fractie bezorgd over de veiligheidsrisico’s die vanuit
China komen.
a. Deze leden vragen wat het huidige dreigingsbeeld rondom de Nederlandse hoogwaardige
(defensie-) industrie en Chinese spionage is. Gezien het gestelde in het jaarverslag
over 2020 dat is gebleken dat vitale infrastructuur, hoogwaardige technologie en militaire
systemen een voornaam doelwit vormen van Chinese cyberoperaties, vragen deze leden
welke maatregelen de Minister neemt om deze cyberoperaties het hoofd te bieden.
Antwoord: Zoals ook in het MIVD-jaarverslag over 2020 aangegeven, gaat er van China een ernstige
spionagedreiging uit richting de Nederlandse (defensie)industrie. Deze dreiging heeft
niet alleen betrekking op wapensystemen in enge zin, maar ook op technologie met een
dubbele civiele en militaire toepassing. Deze dreiging is ook in 2022 actueel. Om
deze dreiging het hoofd te bieden voert de MIVD doorlopend onderzoek uit.
b. Zij vragen welke samenwerkingsverbanden er hierbij plaats vinden zowel op Europees
als multilateraal verband en welke verdere politieke stappen er hierbij kunnen worden
gezet.
Antwoord: Veiligheidsrisico’s van buitenlandse cyberactoren worden zowel in de EU als in de
NAVO besproken. Nederland spant zich hierbij in voor het vergroten van het gedeeld
bewustzijn mede met het oog op diplomatieke respons. Zo hebben zowel de EU als de
NAVO in juli 2021 middels verklaringen de kwaadwillende cyberactiviteiten afkomstig
vanuit Chinees grondgebied veroordeeld en gewezen op het belang van verantwoordelijk
statelijk gedrag in lijn met de VN-cybernormen.
5. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar het gezamenlijke onderzoek van de AIVD
en de MIVD naar landen zoals Iran, die ervan worden verdacht dat zij, in strijd met
die internationale verdragen, werken aan het ontwikkelen van massavernietigingswapens
en hun overbrengingsmiddelen of daar al over beschikken.
a. Deze leden vragen wat de verwachtingen rondom dit onderzoek zijn. Zij vragen hoe de
Minister het huidige risico rondom de nucleaire proliferatie van Iran op de veiligheid
in het Midden-Oosten en de veiligheid van Europa beoordeelt.
Antwoord: De MIVD en de AIVD doen gezamenlijk onderzoek naar de schendingen door Iran van het
Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). Het JCPOA is in het leven geroepen als nucleaire deal tussen Iran en de vijf kernwapenstaten4 plus Duitsland samen met de Europese Unie. Het JCPOA beperkt de Iraanse voorraad
van verrijkt uranium en tevens de verrijkingscapaciteit, zodat Iran niet snel een
kernwapen kan maken. Sinds de terugtrekking van de VS uit het verdrag in 2018, zien
de AIVD en MIVD het aantal technische schendingen door Iran toenemen.
6. De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan de maatregelen om de economische
veiligheid binnen Nederland te verbeteren.
a. Deze leden vragen hoe de Minister specifiek denkt bij te dragen aan de inzet van de
MIVD bij het voorkomen van strategische afhankelijkheden in verschillende sectoren.
Antwoord: Onderzoek van de MIVD naar ongewenste strategische afhankelijkheden betreft met name
de nationale veiligheidsaspecten hiervan. Zo doet de MIVD onderzoek naar de betrokkenheid
van statelijke actoren bij overnames en investeringen waar een dreiging van uitgaat
tegen de nationale veiligheid, of die de inzet van de krijgsmacht kan beperken. Dit
kan ook onderzoek omvatten naar leveranciers waar de krijgsmacht van afhankelijk is
of naar leveranciers voor vitale infrastructuur waarvan de krijgsmacht afhankelijk
is en onderzoek naar ongewenste kennis- en technologieoverdracht. Hierbij werkt de
MIVD samen met de strategische partners binnen de rijksoverheid zoals onder andere
BZ, BZK, EZK, I&W, OCW en NCTV.
b. Wat kan er nog meer gedaan worden?
Antwoord: Er zijn recent extra middelen toegekend vanuit het coalitieakkoord ten behoeve van
maatregelen ter bevordering van economische veiligheid. Daarnaast zijn de afgelopen
jaren al enkele maatregelen ingevoerd. Denk hierbij aan het onlangs opgerichte Bureau
Toetsing en Investeringen (BTI) van het Ministerie van EZK dat beoordeelt of meldingen
van investeringen, overnames en fusies een risico vormen voor de nationale veiligheid.
Een wetsvoorstel op dit gebied (Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames
(Vifo), Kamerstuk 35 880) is op 30 juni 2021 ingediend bij de Kamer. Met de brief
van 9 juli 2021(Kamerstuk 31 125, nr. 120) is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van het wetgevingstraject voor een sectorale
investeringstoets op het gebied van de defensie-industrie. Een ander voorbeeld is
het Loket Kennisveiligheid van Ministerie van OCW en de nieuwe Leidraad Kennisveiligheid
waarmee de rijksoverheid kennisinstellingen wil ondersteunen bij ongewenste buitenlandse
inmenging met gevolgen voor de economische veiligheid op lange termijn.
c. In hoeverre kan multilaterale samenwerking hierbij een rol spelen? Zo vragen de leden
van de D66-fractie.
Antwoord: Internationale en multilaterale samenwerking en afstemming is bij dit soort trajecten
van groot belang. Nederland zet o.a. in EU-verband in op de bescherming van kritische
infrastructuur, bijvoorbeeld middels de EU-cybersecuritystrategie. In het EU Strategisch
Kompas is ook aandacht voor economische veiligheid en worden voorstellen gedaan voor
het verbeteren van de weerbaarheid van de EU tegen dreigingen op dit gebied.
7. De leden van de D66-fractie begrijpen de waarde van het doel van de MIVD om een gezaghebbende
inlichtingenpositie te hebben.
a. Deze leden vragen wat de huidige situatie omtrent deze gezaghebbende positie is en
hoe deze positie verbeterd kan worden. Zij vragen wat hierbij de belemmeringen zijn.
Antwoord: Naar aanleiding van de rapporten van de Evaluatiecommissie Wiv 2017 en de Algemene
Rekenkamer is een wetswijziging gestart om de Wiv 2017 te herzien. Naar verwachting
zal dit traject meerdere jaren in beslag nemen. De contouren van deze wetswijziging
zullen middels een hoofdlijnennotitie aan de Tweede en Eerste Kamer worden aangeboden.
De uitkomsten van de parlementaire gedachtewisseling worden vervolgens bij het daaropvolgende
wetsvoorstel tot wijziging van de Wiv 2017 betrokken.
Echter, door een toenemende en urgente dreiging in het cyberdomein is besloten tussentijds
middels een tijdelijke wet een aantal knelpunten versneld te adresseren. Het kabinet
werkt aan een voorstel voor een tijdelijke wet die de diensten in staat moet stellen
bestaande bevoegdheden effectiever in te kunnen inzetten in onderzoeken gericht op
landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland en Nederlandse belangen. Een
sluitend systeem van toezicht dat past bij de dynamiek van cyberoperaties maakt deel
uit van dit wetsvoorstel. De tijdelijke wet is van 1 tot 18 april 2022 in internetconsultatie
geweest. Hiermee wordt tevens gevolg gegeven aan de aangenomen motie van het lid Van
der Staaij c.s., waarbij de regering wordt verzocht om zo spoedig mogelijk met een
voorstel te komen om de operationele knelpunten in het cyberdomein weg te nemen.
b. De leden van de D66-fractie lezen dat het streven naar informatiegestuurd optreden
(IGO) hierbij centraal staat. Zij vragen welke lessen de MIVD heeft getrokken uit
de incidenten die bij het Land Information Manoeuvre Centre hebben plaatsvonden.
Antwoord: De MIVD werkt onder de Wiv 2017. In de Wiv 2017 zijn de bevoegdheden en bijbehorende
waarborgen van de MIVD geregeld. Effectieve waarborgen zorgen zowel voor de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer van burgers als voor de doeltreffende uitvoering van
de taken van de diensten ter bescherming van diezelfde burgers.
8. De leden van de D66-fractie hechten veel waarde aan de beschermende werking van de
Wiv 2017.
a. Deze leden vragen op welke termijn de herziening van de Wiv kan worden verwacht. Zij
vragen hoe de toezichthouders betrokken worden bij het verbeterproces van de Wiv.
Antwoord: Er wordt gewerkt aan een interdepartementale analyse van de aanbevelingen van de
evaluatiecommissie Jones-Bos. Bij deze analyse wordt ook het rapport van de Algemene
Rekenkamer naar de slagkracht van beide diensten betrokken alsook de uitkomsten van
de recente debatten met uw Kamer en de Eerste Kamer en de zienswijzen van de CTIVD
en de TIB. Het is de bedoeling om deze brede analyse te laten neerslaan in een hoofdlijnennotitie,
waarover wij vervolgens graag met uw Kamer nader van gedachten wisselen. We hechten
er grote waarde aan dat na het uitbrengen van de hoofdlijnennotitie en de bespreking
daarvan met uw Kamer, de werkzaamheden aan de voorbereiding van een voorstel tot wijziging
van de Wiv 2017 voortvarend ter hand worden genomen.
9. De leden van de D66-fractie zijn enorm bezorgd over de recente polarisering en radicalisering
in de Nederlandse maatschappij en in de krijgsmacht.
a. Wat gebeurt er naast onderzoek momenteel nog meer om deze risicofactoren te mitigeren?
Antwoord: Onderzoek van de AIVD en MIVD is er primair op gericht dreigingen te onderkennen
en anderen in staat te stellen maatregelen te nemen. Dit doen de AIVD en MIVD door
ambtsberichten te sturen aan het Openbaar Ministerie of bijvoorbeeld aan de commandant
van een defensiemedewerker. De MIVD kan zelf een veiligheidsonderzoek uitvoeren. Dit
kan leiden tot het weigeren of intrekken van de Verklaring van Geen Bezwaar die vereist
is voor een baan bij Defensie. De AIVD voert eveneens veiligheidsonderzoeken uit.
Dit kan leiden tot het weigeren of intrekken van de Verklaring van Geen Bezwaar die
vereist is voor een baan buiten Defensie, die als vertrouwensfunctie is aangemerkt.
Commandanten die kennisnemen van tekenen van polariserend of radicaliserend gedrag
binnen de krijgsmacht – die ook strafrechtelijke gevolgen zouden kunnen hebben – dienen
dit te melden aan de KMar. De krijgsmacht kent voor personeel, naast de KMar en de
eigen commandant, meerdere meldpunten waar dergelijk (rechts-)extremistisch gedrag
gemeld kan worden. Indien er aanleiding toe is zal de KMar een strafrechtelijk onderzoek
starten. Op basis van het «Kader veiligheid in opleidingen» is sociale veiligheid
een vast onderdeel van de initiële- en loopbaanopleidingen geworden. Inclusiviteit
is een belangrijk deel van sociale veiligheid. Aandacht voor verschillen in opvatting
en attitude en hoe dat bespreekbaar te maken is de kern. Polarisatie en radicalisering
worden regelmatig besproken in samenhang met de gedragscode Defensie.
b. Welke politieke elementen kunnen hierbij een rol spelen?
Antwoord: Radicalisering en extremisme op grond van bijvoorbeeld een extreemrechts gedachtegoed
kennen een voedingsbodem in, en dragen ook bij aan een toenemende polarisatie in Nederland.
Naast de directe impact op de nationale veiligheid betreft het ook een breder maatschappelijk
probleem. Het raakt namelijk aan de kern van het functioneren van onze democratische
rechtsorde en ondermijnt sociale stabiliteit. Het voorkomen en tegengaan van polarisatie
en radicalisering vraagt dan ook een brede inzet van het kabinet.
c. Hoe gaan andere landen hiermee om?
Antwoord: Zoals reeds vermeld in het openbaar jaarverslag 2020 van de MIVD is de opkomst van
rechts-extremisme een wereldwijd fenomeen. Ook in de ons omringende landen is geconstateerd
dat deze dreiging complex en veranderlijk is en noopt tot blijvende alertheid. Een
effectieve aanpak vereist informatiedeling en een nauwe samenwerking met (inter)nationale
en lokale partners. Dit onderwerp heeft dan ook de volle aandacht in bi- en multilaterale
overleggen met partners. Het fenomeen is een belangrijk aandachtspunt en zal dat naar
verwachting de komende jaren ook blijven.
10. Tot slot benadrukken de leden van de D66-fractie het belang van expertise binnen de
MIVD en het binnenhalen van deze expertise. Deze leden vragen wat de huidige situatie
is omtrent het aantrekken van talent in deze sector en wat hierbij de knelpunten zijn.
Zij vragen welke maatregelen hieraan bij kunnen dragen.
Antwoord: De dienst zet de komende jaren in op de versterking van de HR-functies met als doel
om o.a. werving, loopbaansporen en samenwerking met andere organisaties te versterken
op het terrein van strategische personeelsplanning. Denk dan aan gezamenlijke werving
inspanningen met het Defensie Cyber Commando, waardoor er een bredere pool ontstaat
van specialisten binnen Defensie op kritieke functies (bijv. hackers).
CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het jaarplan MIVD 2022 en het
openbaar jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) over
het jaar 2020. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
1. De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van 16 december 2021 over de hoofdlijnen
van het MIVD Jaarplan 2022 dat wordt ingegaan op de middelen die in de Augustusbrief
2021 aan de diensten zijn toegekend en dat in de begroting van 2022 voor het versterken
van de MIVD vanaf 2022 structureel 15 miljoen euro beschikbaar is gemaakt. Deze leden
merken op dat daar bovenop inmiddels in het coalitieakkoord is vastgelegd dat er de
komende jaren meer middelen gaan naar de inlichtingendiensten.
a. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de additionele financiële middelen de komende
jaren worden besteed.
Antwoord: Het kabinet wil dat inlichtingen- en veiligheidsdiensten beter in staat zijn om hun
slagkracht te benutten en hun capaciteit uitbreiden om nieuwe en toenemende digitale
dreigingen en aanvallen van met name statelijke actoren te onderkennen, onderzoeken
en te mitigeren, met waarborgen voor goed en effectief toezicht en digitale burgerrechten.
Om aan de uiteenlopende complexe uitdagingen te voldoen heeft het kabinet in het coalitieakkoord
een oplopende reeks tot 300 miljoen euro structureel in 2027 ter beschikking gesteld
aan de AIVD, MIVD en de NCTV.
b. Deze leden vragen welke taken en opdrachten extra aandacht krijgen, naast de investeringen
die in de brief worden genoemd om de dienst toekomstbestendig te maken.
Antwoord: De additionele investeringen in de MIVD hebben als primair oogmerk om de dienst over
de gehele breedte van de taken en opdrachten te versterken
c. Deze leden vragen met betrekking tot de versterking van de slagkracht van de diensten
hoe deze groei ten goede komt aan de digitale weerbaarheid van Nederland (en die van
de partners).
Antwoord: De Algemene Rekenkamer heeft geconcludeerd dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
destijds onvoldoende voorbereid en toegerust waren om de Wiv 2017 te implementeren.
De additionele middelen stellen de diensten daarom in staat meer capaciteit in te
zetten ten behoeve van onderzoek naar de intenties, capaciteiten en modus operandi
van statelijke actoren in het cyberdomein, die zich richten tegen de nationale veiligheid.
Dit is voorwaardelijk voor het verhogen van de cyber weerbaarheid. Daarnaast is het
voorwaardelijk voor het kunnen bepalen van een eventuele respons. De middelen in de
Augustusbrief en de investeringen in het coalitieakkoord stellen de MIVD en de AIVD
in staat meer capaciteit in te zetten ten behoeve van het primaire proces.
d. Deze leden vragen hoe de informatie effectief wordt gedeeld met het Nationaal Cyber
Security Centrum, zodat de rijksoverheid (en overige overheidsinstellingen) en de
aanbieders van vitale diensten tijdig en compleet, in ieder geval afdoende, worden
geïnformeerd en geadviseerd.
Antwoord: De samenwerking met het NCSC loopt over meerdere vlakken. Binnen de Cyber Info/Intel
Cel (CIIC) brengen NCSC, AIVD, MIVD, Politie en OM dreigingsinformatie bijeen. Hierdoor
kan sneller een beeld worden gevormd van nieuwe dreigingen en kunnen belanghebbende
organisaties meer en sneller van handelingsperspectief worden voorzien. In geval van
incidenten wordt deze structuur ook gebruikt voor coördinatie. Binnen het Nationaal
Detectie Netwerk (NDN) wordt samengewerkt op het vlak van detectie en monitoring.
2. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie wat de stand van zaken is omtrent de
herziening van de Geïntegreerde Aanwijzing Inlichtingen en Veiligheid (GA I&V), die
dit jaar gepland staat. Deze leden vragen wanneer deze wordt afgerond.
Antwoord: In 2022 zal de Geïntegreerde Aanwijzing Inlichtingen en Veiligheid (GA I&V), conform
reguliere planning, volledig worden herzien voor de periode 2023–2026. Naar verwachting
wordt de definitieve GA I&V 2023–2026 in november 2022 vastgesteld en zal uw Kamer
hierover via de geëigende kanalen worden geïnformeerd.
3. De leden van de CDA-fractie lezen in de hoofdlijnen van het MIVD Jaarplan 2022 dat
de nationale inlichtingendiensten hun samenwerking intensiveren en uitbreiden. Deze
leden juichen dit toe.
a. Tegelijkertijd lezen zij weinig over samenwerking met buitenlandse partners. In het
jaarverslag 2020 wordt hier wel aandacht aan besteed. Deze leden vragen in hoeverre
de Minister mogelijkheden ziet om de samenwerking van de MIVD met buitenlandse partners
te versterken. Zij stellen dat onderzoeken naar landen en missiegebieden, economische
veiligheid, ontwikkelingen van militaire technologie en wapensystemen, spionage en
cyber wellicht zijn gebaat bij de informatie van inlichtingendiensten van partnerlanden.
De uitwisseling van informatie versterkt volgens deze leden de inlichtingenpositie
van de samenwerkende diensten.
Antwoord: Voor alle onderzoeken van de MIVD geldt dat samenwerking met internationale partners
cruciaal is. Zij vormen een belangrijke bijdrage aan een effectieve taakuitvoering.
Omdat internationale samenwerking en relatiemanagement van strategisch belang is -zet
de MIVD momenteel in op het intensiveren van deze samenwerking.
b. De leden van de CDA-fractie vragen welke initiatieven om de samenwerking tussen inlichtingendiensten
te versterken er op dit moment lopen in NAVO en EU verband.
Antwoord: Multilaterale samenwerking op inlichtingengebied is van cruciaal belang in een globaliserende
wereld met toenemende complexe dreigingen. De MIVD onderschrijft het belang van intensieve
samenwerking met deze multilaterale organisaties. Zeker de NAVO is voor de MIVD van
essentieel belang. De dienst heeft in 2021 capaciteit vrijgemaakt om de relatie met
de NAVO te versterken en zal dit ook in 2022 continueren. In het licht van de toenemende
samenwerking tussen de EU en de NAVO, bijvoorbeeld op het gebied van hybride dreigingen,
zal de MIVD de komende jaren ook investeren in de relatie met de EU. Daarnaast wordt
in EU-verband momenteel gesproken over uitwerking van het Strategisch Kompas dat tijdens
de RBZ van 21 maart aangenomen is. In de doelstellingen met betrekking tot het vergroten
van de weerbaarheid van de EU tegen dreigingen speelt EU-inlichtingensamenwerking
een rol. Het gaat hier met name om het versterken van de Single Intellingence Analysis Capacity (SIAC) van de EU.
PVDA
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het jaarplan
van de MIVD voor 2022. Zij hebben daarbij enige vragen en opmerkingen.
1. De leden van de PvdA-fractie zien een focus op statelijke actoren door het gehele
jaarplan heen en erkennen dat statelijke actoren van groot belang zijn voor de (inter-)
nationale veiligheid en de hoofdmoot van de taken betreffen. Deze leden merken op
dat er echter weinig niet-statelijke actoren zijn opgenomen in het plan en vragen
zich af of de genoemde onderzoeken hier ook specifiek naar kijken. Zij vragen de Minister
dit toe te lichten en, als de focus vooral op statelijke actoren ligt en niet op niet-statelijke
actoren, uit te leggen waarom hiervoor is gekozen.
Antwoord: Bij diverse aandachtsgebieden van de MIVD is het van groot belang om, in het licht
van een landenonderzoek, ook onderzoek te doen naar niet-statelijke groeperingen om
ontwikkelingen in de veiligheidssituatie goed te kunnen duiden. Dit betreft bijvoorbeeld
de landenonderzoeken gericht op het Midden-Oosten, de Sahel-regio en Afghanistan.
Onderzoek naar niet-statelijke actoren kan dus onderdeel uitmaken van een landenonderzoek.
2. Met betrekking tot (Inter-)Nationale veiligheid en de rol van de MIVD lezen de leden
van de PvdA-fractie dat erop wordt gewezen dat het van belang is dat de «Wiv 2017
voldoende aansluit op de technologisch complexe en dynamische inlichtingenpraktijk»
en dat het huidige wettelijk kader daarvoor op dit moment te kort schiet. Ook lezen
deze leden dat daarbij wordt gesteld dat dit in de praktijk voor de diensten «tot
urgente operationele knelpunten, die zich vooral manifesteren in het cyberdomein»
leidt. Deze leden vragen de Minister daar nader op in te gaan. Zij vragen waar die
knelpunten in de praktijk toe leiden. De leden van de PvdA-fractie hebben bij de totstandkoming
van de Wiv 2017 al gepleit voor strenge regels ten aanzien van kabelinterceptie. Zij
waren toen al van mening dat vanwege een mogelijk zware inbreuk op de privacy van
burgers een onafhankelijke Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) die vooraf
toestemming moet geven voor een verzoek tot kabelinterceptie of andere bijzondere
bevoegdheden door de AIVD en de MIVD nodig was. Deze leden vragen de Minister daar
nader op in te gaan. Zij vragen waar die knelpunten in de praktijk toe leiden. De
leden van de PvdA-fractie hebben bij de totstandkoming van de Wiv 2017 al gepleit
voor strenge regels ten aanzien van kabelinterceptie. Zij waren toen al van mening
dat vanwege een mogelijk zware inbreuk op de privacy van burgers een onafhankelijke
Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) die vooraf toestemming moet geven voor
een verzoek tot kabelinterceptie of andere bijzondere bevoegdheden door de AIVD en
de MIVD nodig was. De leden van de PvdA-fractie zijn er niet van overtuigd dat dergelijk
toezicht niet meer nodig zou zijn enkel omdat dat voor de diensten belemmerend zou
werken. De rol van de TIB is volgens deze leden juist bedoeld ter voorkoming van ongebreidelde
informatievergaring door de diensten. Deze leden vragen de Minister hierop nader in
te gaan.
Antwoord: Naar aanleiding van de rapporten van de Evaluatiecommissie Wiv 2017 en de Algemene
Rekenkamer is een wetswijziging gestart om de Wiv 2017 te herzien. Naar verwachting
zal dit traject meerdere jaren in beslag nemen. De contouren van deze wetswijziging
zullen middels een hoofdlijnennotitie aan de Tweede en Eerste Kamer worden aangeboden.
De uitkomsten van de parlementaire gedachtewisseling worden vervolgens bij het daaropvolgende
wetsvoorstel tot wijziging van de Wiv 2017 betrokken.
Echter, door een toenemende en urgente dreiging in het cyberdomein is besloten tussentijds
middels een tijdelijke wet een aantal knelpunten versneld te adresseren. Het kabinet
werkt aan een voorstel voor een tijdelijke wet die de diensten in staat moet stellen
bestaande bevoegdheden effectiever in te kunnen inzetten in onderzoeken gericht op
landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland en Nederlandse belangen. Een
sluitend systeem van toezicht dat past bij de dynamiek van cyberoperaties maakt deel
uit van dit wetsvoorstel. De tijdelijke wet is van 1 tot 18 april 2022 in internetconsultatie
geweest. Hiermee wordt tevens gevolg gegeven aan de aangenomen motie van het lid Van
der Staaij c.s., waarbij de regering wordt verzocht om zo spoedig mogelijk met een
voorstel te komen om de operationele knelpunten in het cyberdomein weg te nemen.
3. Met betrekking tot contraproliferatie en proliferatie van militaire technologie lezen
de leden van de PvdA-fractie dat de MIVD-onderzoek doet naar de ontwikkelingen van
militaire technologie en wapensystemen in andere landen en de proliferatie van (hoogwaardige)
militaire technologie en wapensystemen naar crisisgebieden om Nederland zo goed mogelijk
voor te bereiden op bestaande en toekomstige dreigingen. Deze leden vragen of hier
alleen naar massavernietigingswapens wordt gekeken. Zo nee, dan vragen deze leden
naar wat voor wapens er verder wordt gekeken en of hierbij ook wordt gekeken naar
bijvoorbeeld de verkoop van offensieve algoritmen en geavanceerde technologieën voor
autonome wapensystemen. Zij vragen waarom wel, dan wel niet.
Antwoord: De MIVD en de AIVD beschikken over een gezamenlijk unit contraproliferatie die onderzoek
doet naar de verwerving van kennis en goederen voor massavernietigingswapens door
landen van zorg. In aanvulling hierop doet de MIVD-onderzoek naar conventionele en
dual-use militaire technologie. In het kader van missieondersteuning is onderzoek naar wapensystemen
een aspect dat relevant is als «threat to the force», de directe dreiging tegen Nederlandse
militairen en de coalitiepartners in een inzetgebied.
4. Met betrekking tot radicalisme, terrorisme en extremisme lezen de leden van de PvdA-fractie
dat de MIVD eerder het onderzoek naar de rechts-extremistische dreiging heeft geïntensiveerd
en dat ook voor het jaar 2022 zal blijven doen. Deze leden zijn van mening dat extremistisch
gedachtengoed van welke aard dan ook niet in de krijgsmacht thuishoort.
a. Zij vragen de Minister aan te geven waarom de krijgsmacht dan toch «deel uitmaakt
van het rechts-extremistische narratief». Voorts vragen deze leden waarin de aantrekkingskracht
van de krijgsmacht voor rechts-extremistische jongeren zit en hoe die aantrekkingskracht
kan worden verminderd.
Antwoord: Rechts-extremisten voelen zich mogelijk aangetrokken tot Defensie omdat zij Defensie
kunnen zien al een subcultuur van militarisme en een narratief aanhangen waarbinnen
militaire vaardigheden als middel worden gezien in de voorbereiding op een zogenaamde
toekomstige rassenoorlog. Voor sommige rechts-extremisten is een baan bij Defensie
een manier om militaire vaardigheden op te doen. Vooropgesteld staat dat voor rechts-extremisme
geen plaats is in de krijgsmacht. Onderzoek van de MIVD is erop gericht dreigingen
aan het licht te brengen en anderen in staat te stellen maatregelen te nemen. Dit
doet de MIVD door ambtsberichten te sturen aan het Openbaar Ministerie of bijvoorbeeld
aan de commandant van een defensiemedewerker. De MIVD kan zelf een veiligheidsonderzoek
uitvoeren. Dit kan leiden tot het weigeren of intrekken van de Verklaring van Geen
Bezwaar die vereist is voor een baan bij Defensie.
b. Deze leden vragen in hoeverre veiligheidsonderzoeken bijdragen aan het voorkomen dat
(rechts)extremistische jongeren de krijgsmacht binnendringen.
Antwoord: Veiligheidsonderzoeken zijn daarvoor een instrument, maar kunnen niet geheel voorkomen
dat (rechts)extremistische jongeren de krijgsmacht binnen komen. Momenteel wordt bij
aanstelling een veiligheidsonderzoek uitgevoerd en vervolgens, afhankelijk van het
niveau van de screening, om de vijf of tien jaar herhaald. Dit kan eveneens bij een
wijziging van omstandigheden. Op basis van een veiligheidsonderzoek kan de MIVD, mits
daartoe voldoende gronden zijn, overgaan tot intrekken of weigeren van afgifte van
de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB).
5. Met betrekking tot de Wiv 2017 begrijpen de leden van de PvdA-fractie dat de MIVD
in samenwerking met de AIVD en de departementen werkt aan aanpassingen op de huidige
Wiv 2017 of nieuwe wetsartikelen. De diensten krijgen de kans om op basis van conceptteksten
een uitvoeringstoets uit te voeren. Deze leden vragen of in deze fase van wetgeving
ook toezichthouders zoals het TIB of de CTIVD al de gelegenheid krijgen om hun mening
te geven over deze aanpassingen, zodat niet alleen vanuit het oogpunt van de diensten
naar de aanpassingen wordt gekeken. Zo ja, dan vragen deze leden hoe dat proces wordt
ingericht. Zo nee, dan vragen zij waarom niet. Worden de uitkomsten van de uitvoeringstoetsen
openbaar gemaakt en eventuele opmerkingen van de toezichthouders ook? Zo ja, op welke
wijze? Zo nee, waarom niet? Zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
Antwoord: In lijn met de door uw Kamer aangenomen motie om de CTIVD en de TIB bij de wijziging
van de Wiv 2017 te betrekken, zal na overleg met de CTIVD en de TIB gekomen worden
tot een hoofdlijnennotitie waarin onder andere een voorstel voor een duurzame inrichting
van het stelsel van toetsing en toezicht wordt opgenomen. Nadat er met uw Kamer is
gesproken over deze hoofdlijnennotitie zal er verder gewerkt worden aan een voorstel
tot wijziging van de Wiv 2017, daarover zal vanzelfsprekend ook overleg met de TIB
en de CTIVD plaatsvinden. Daarnaast zullen de TIB en de CTIVD, zoals gebruikelijk,
een belangrijk onderdeel uitmaken van de formele consultatie van het wetswijzigingsvoorstel.
De uitkomsten van de uitvoeringstoets zullen met uw Kamer worden gedeeld, voor zover
deze uit operationeel oogpunt ook (volledig) openbaar kunnen worden gedeeld.
GroenLinks
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het jaarverslag
en de jaarplanbrief. Deze leden hebben nog enkele vragen die zij aan het kabinet willen
voorleggen.
1. De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de stukken geen stand van zaken over de
verplaatsing van de satellietinstallatie in het Friese Burum naar een ander land.
Eerder hebben deze leden hun zorgen geuit over de juridische grondslag voor een eventuele
verhuizing naar een ander land en over het feit dat voor de Kamer nog onvoldoende
duidelijk was onder welke jurisdictie de verkregen informatie in zo’n geval zou moeten
worden verwerkt. Deze leden vragen de Minister aan te geven wat op dit moment de stand
van zaken is met betrekking tot de mogelijke verplaatsing van deze satellietinstallatie.
Antwoord; Ten aanzien van de stand van zaken van de internationale oplossing wordt uw Kamer
geïnformeerd via de geëigende kanalen.
2. Een andere vraag die de leden van de GroenLinks-fractie hebben betreft de internationale
samenwerking en de eigenstandige informatiepositie die de MIVD heeft. Zij vragen de
Minister aan te geven of Nederland bij bijvoorbeeld de evacuatie uit Afghanistan en
de thans dreigende situatie in Oekraïne naar het oordeel van de regering over een
adequate eigenstandige informatievoorziening beschikt om zelfstandig (en in overleg
met bondgenoten) in te spelen op actuele veiligheidssituaties voor Nederlanders en
andere personen die de bescherming van Nederland nodig hebben in conflictgebieden.
Antwoord: De MIVD kan in het openbaar niet ingaan op de mate van eigenstandigheid van informatieposities
op specifieke dossiers. Zoals ook al gesteld in het antwoord op vraag 3a en b van
CDA: voor alle onderzoeken van de MIVD geldt dat samenwerking met internationale partners
cruciaal is voor een effectieve taakuitvoering. In het algemeen is het streven om
op elk onderzoek in staat te zijn om eigenstandig oordelen te kunnen vellen over bijvoorbeeld
de veiligheidssituatie.
3. Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog een vraag over de gegevensverwerking
conform de Wiv 2017. Zij lezen dat de MIVD nog steeds met IT-achterstanden kampt en
dat hierdoor van een Wiv-conforme geavanceerde informatievoorziening, IT en dataverwerking
nog geen sprake is en dat hieraan wordt gewerkt. Deze leden vragen de Minister dit
nader toe te lichten. Zij vragen wat de MIVD concreet gaat doen om zo snel mogelijk
aan de Wiv te voldoen en wat het tijdpad is dat de regering voor zich ziet.
Antwoord: Het op orde brengen van de IT heeft hoge prioriteit. Er moet een achterstand worden
ingehaald. Dat kost tijd en vraagt om investeringen. De afgelopen jaren is er, zoals
ook opgenomen in de Defensienota 2018, geïnvesteerd in de IT bij de MIVD. Deze investeringen
waren een belangrijke eerste stap om de IT van de MIVD op orde te krijgen. Wiv-conforme
geavanceerde informatievoorziening, moderne IT en dataverwerking heeft continu de
aandacht.
VOLT
De Volt-fractie heeft kennisgenomen van het Jaarplan voor de MIVD 2022 en het openbaar
jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten over het jaar 2020.
Daarover heeft de Volt-fractie een aantal vragen.
1. Met betrekking tot (Inter-)Nationale veiligheid en de rol van de MIVD leest de Volt-fractie
dat de Minister aangeeft intensief samen te werken binnen de krijgsmacht met de AIVD
en de NCTV.
a. Deze leden vragen hoe de samenwerking met de NCTV wordt vormgegeven en hoe de twee
onderdelen zich tot elkaar verhouden.
Antwoord: De MIVD werkt, binnen de bestaande wettelijke kaders, nauw samen met NCTV op het gebied
van contraterrorisme en het tegengaan van statelijke dreigingen. Een concreet voorbeeld
van samenwerking tussen de MIVD, AIVD en NTCV is het uitbrengen van het «Dreigingsbeeld
Statelijke Actoren» in 2021. Daarbij moet vermeld worden dat de MIVD werkt onder de
Wiv 2017. De NCTV valt niet onder deze wet.
b. Zij vragen welke (soorten) gegevens/informatie de MIVD van de NCTV ontvangt.
Antwoord: De NCTV ontvangt inlichtingenproducten van de MIVD. De MIVD ontvangt geen gegevens
of informatie van de NCTV, met uitzondering van beleidsstukken en fenomeen analyses
die gebaseerd zijn op de inlichtingenproducten van de diensten en informatie uit openbare
bronnen.
c. De leden van de Volt-fractie vragen wanneer de Minister het onderzoek ten aanzien
van de operationele knelpunten voor opsporing in het digitale domein verwacht af te
ronden en welke onderzoeksvragen daarin worden beantwoord. Antwoord: Naar aanleiding van de rapporten van de Evaluatiecommissie Wiv 2017 en de Algemene
Rekenkamer is een wetswijziging gestart om de Wiv 2017 te herzien. Naar verwachting
zal dit traject meerdere jaren in beslag nemen. De contouren van deze wetswijziging
zullen middels een hoofdlijnennotitie aan de Tweede en Eerste Kamer worden aangeboden.
De uitkomsten van de parlementaire gedachtewisseling worden vervolgens bij het daaropvolgende
wetsvoorstel tot wijziging van de Wiv 2017 betrokken.
Echter, door een toenemende en urgente dreiging in het cyberdomein is besloten tussentijds
middels een tijdelijke wet een aantal knepunten versneld te adresseren. Het kabinet
werkt aan een voorstel voor een tijdelijke wet die de diensten in staat moet stellen
bestaande bevoegdheden effectiever in te kunnen inzetten in onderzoeken gericht op
landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland en Nederlandse belangen. Een
sluitend systeem van toezicht dat past bij de dynamiek van cyberoperaties maakt deel
uit van dit wetsvoorstel. De tijdelijke wet is van 1 tot 18 april 2022 in internetconsultatie
geweest. Hiermee wordt tevens gevolg gegeven aan de aangenomen motie van het lid Van
der Staaij c.s., waarbij de regering wordt verzocht om zo spoedig mogelijk met een
voorstel te komen om de operationele knelpunten in het cyberdomein weg te nemen.
d. Deze leden vragen of de MIVD over voldoende middelen, mogelijkheden en connecties
beschikt om tijdig inlichtingen te verzamelen die essentieel zijn voor het beschermen
van Nederlandse belangen en de belangen van haar burgers en militairen of dat Nederland
hierin afhankelijk is van andere landen.
Antwoord: Over specifieke werkwijzen van de MIVD worden, vanwege de vertrouwelijkheid, in het
openbaar geen uitspraken gedaan. In het algemeen kan worden gesteld dat internationale
samenwerking met partners daarbij van groot belang is.
2. Voorts vragen deze leden of de Minister voorstander is van een gezamenlijke Europese
inlichtingendienst. Zo ja, hoe zou deze samenwerking volgens de Minister moeten worden
vormgegeven, zo vragen deze leden. Zo nee, dan vragen zij of de Minister van mening
is dat de samenwerking op het gebied van inlichtingen binnen de EU en tussen de EU-lidstaten
voor verbetering vatbaar is en welke ruimte voor verbetering de Minister ziet.
Antwoord: Nee, Nederland is geen voorstander van een gezamenlijke Europese inlichtingendienst.
De bescherming van de nationale veiligheid is de uitsluitende verantwoordelijkheid
van elke lidstaat. In algemene zin geldt dat tussen de Europese inlichtingen- en veiligheidsdiensten
intensieve samenwerking plaatsvindt. Deze bi- en multilaterale samenwerking vindt
plaats buiten het kader van de EU. Nederland is voorstander van het verder versterken
van de Single Intelligence Analysis Capacity (SIAC). Het SIAC vertolkt een centrale rol in de verwerkende en verspreidende inlichtingencapaciteit
van de EU. Het beschikt over de expertise om de militaire inlichtingen verkregen vanuit
het EUMS-inlichtingen directoraat (EUMS INT), en civiele inlichtingen vanuit het EU Intelligence and Situation Centre (EU INTCEN) samen te brengen om inlichtingenproducten te produceren. In het Strategisch
Kompas worden enkele voorstellen gedaan om het SIAC te versterken zodat het omgevingsbewustzijn
en de strategische vooruitblik van de EU als geheel verbeterd kunnen worden. Nederland
steunt deze doelstelling.
3. Met betrekking tot prioriteiten en accenten vragen de leden van de Volt-fractie op
welke manier polarisering en radicalisering in de Nederlandse maatschappij een negatieve
invloed op de Nederlandse defensiebelangen vormen. Deze leden vragen of de Minister
kan delen of er sprake is van rechts-extremistische geluiden binnen de Nederlandse
krijgsmacht of werknemers bij de Nederlandse krijgsmacht en of het bestrijden van
dergelijk gedachtegoed onderdeel is van de opleidingen van de krijgsmacht.
Antwoord: Zoals reeds benoemd in het jaarverslag van 2020 is de opkomst van rechts-extremisme
een wereldwijd fenomeen. In lijn met deze opkomst heeft de MIVD een toegenomen interesse
in Defensie binnen Nederlands rechts-extremistische netwerken gesignaleerd.
Op basis van het «Kader veiligheid in opleidingen» is sociale veiligheid een vast
onderdeel van de initiële- en loopbaanopleidingen geworden. Inclusiviteit is een belangrijk
deel van sociale veiligheid. Aandacht voor verschillen in opvatting en attitude en
hoe dat bespreekbaar te maken is de kern. Polarisatie en radicalisering worden regelmatig
besproken in samenhang met de gedragscode Defensie.
4. Zij vragen hoe de gegevensuitwisseling binnen de samenwerking in «intelligence based
cybersecurity» plaatsvindt tussen de AIVD en MIVD enerzijds, en ketenpartners als
de NCSC anderzijds en of hier belemmeringen in zitten.
Antwoord: In 2020 is de Cyber Info/Intel Cel (CIIC) ingesteld, waarbinnen AIVD, MIVD, NCSC,
OM en politie dreigingsinformatie bijeenbrengen en medewerkers van deze organisaties
deze informatie op één fysieke locatie bij het NCSC structureel gezamenlijk beoordelen.
Hierdoor kan sneller een beeld worden gevormd van nieuwe dreigingen en kunnen belanghebbende
organisaties meer en sneller van handelingsperspectief worden voorzien. De ervaringen
zijn tot nu toe positief. Tegelijkertijd is het bij dit soort nieuwe vormen van samenwerking
van belang om te blijven ontwikkelen. Daarom wordt er vooruitlopend op de aankomende
Nederlandse Cyber Security Strategie gekeken naar verdere verbetering van deze samenwerking.
5. Met betrekking tot overige taken en doelstellingen 2022 vragen de leden van de Volt-fractie
of de MIVD naast investeringen in risico- en compliance management, andere investeringen
zal doen om beter te voldoen aan de eisen uit de Wiv 2017. Deze leden vragen waarom
het tot nu toe niet is gelukt om aan die eisen te voldoen en waarom dat nu wel gaat
lukken. Deze leden vragen welke maatregelen de MIVD treft om de schaarste expertise
binnen de dienst binnen te halen.
Antwoord: De MIVD zet de komende jaren in op het op orde brengen van de IT. Deze investeringen
vormen niet alleen een meerwaarde voor de performance van de dienst, ook de compliance
wordt hierdoor verbeterd. In de IT-systemen zal veel meer sprake zijn van compliance
by design. De vereisten uit wet- en regelgeving worden direct bij de ontwikkeling
meegenomen. Hierdoor is de MIVD beter in staat om te voldoen aan de eisen uit de Wiv
2017.
De samenwerking met de AIVD heeft op het gebied van compliance een grote vlucht genomen.
De diensten werken immers onder dezelfde wet en onder dezelfde toezichthouders. Daarom
is eind 2021 besloten om op het gebied van compliance toe te werken naar een geïntegreerd
gezamenlijk compliance managementsysteem. Door deze samenwerking kan expertise worden
gebundeld en wordt voorkomen dat werkzaamheden dubbelop worden uitgevoerd.
6. Met betrekking tot het openbaar jaarverslag van de MIVD over 2020 lezen de leden van
de Volt-fractie dat de Chinese inlichtingen- en veiligheidsdiensten en andere overheidsinstanties
nauw samenwerken met Chinese informatiebeveiligingsbedrijven, hackersgroepen en universiteiten.
a. Deze leden vragen hoe de Minister denkt over het optuigen van strategische en duurzame
onderzoeksprogramma’s met Nederlandse universiteiten om de strategische kennispositie
van Nederland met betrekking tot inlichtingen en cyberdreigingen te versterken.
Antwoord: Defensie werkt met Nederlandse universiteiten en het NWO aan het versterken van de
strategische kennispositie op deze gebieden. De strategische kennispartners TNO, NLR
en MARIN houden bovendien de defensie-specifieke kennisbasis in stand, onder andere
ten aanzien van «Cyber & Elektronische Oorlogsvoering». Op dit moment lopen er op
dit gebied twee onderzoeksprogramma’s. Daarnaast komen specifieke vormen van cyberdreiging
aan de orde in nog twee andere onderzoeksprogramma’s.
De samenwerking met de strategische kennispartners is de basis maar sluit andere partijen
niet uit. Zo is Defensie mede initiator van het Cybersecurity onderzoeksprogramma
«Cybersecurity» dat onder de vlag van de Nationale Wetenschapsagenda heeft geleid
tot een vijftal onderzoeksprojecten waaraan verschillende universiteiten deelnemen.
b. Zij vragen hoe de Minister denkt over meer samenwerking en uitwisseling tussen de
Nederlandse diensten en private actoren die de informatie- en kennispositie van Nederland
kunnen versterken.
Antwoord: De samenwerking tussen de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten en private
Nederlandse partijen kan de informatie- en kennispositie van Nederland mogelijk versterken
en daarom worden de mogelijkheden voor een dergelijke samenwerking nader onderzocht.
In verband met de operationele veiligheid kan uw kamer over de uitkomsten van een
dergelijk onderzoek alleen via de geëigende kanalen worden geïnformeerd.
c. De leden van de Volt-fractie stellen dat een aantal Europese landen uit nationale
veiligheidsoverwegingen hebben besloten om Huawei uit het 5G-netwerk te weren, waarop
China dreigde met negatieve gevolgen voor de bilaterale economische en handelsrelaties.
Deze leden vragen of de Minister in deze beoordeling ook meeneemt dat Ericsson en
Nokia veel van de onderdelen van hun netwerken in China laten produceren, veelal in
samenwerking met Chinese staatsbedrijven. Zij zien in dit kader dat in het jaarverslag
ook staat dat waar de Chinese economische belangen eindigen en de politieke of militaire
overwegingen beginnen onduidelijk is. De leden van de Volt-fractie stellen dat in
een gelekte versie van de Amerikaanse National Security Council document staat dat,
als China wijdverbreide 5G-dekking krijgt voor de VS, «China will win politically,
economically, and militarily.» Deze leden vragen of de Minister de mening deelt dat
in het kader van 5G de grens tussen economische belangen en politieke of militaire
overwegingen niet alleen voor China onduidelijk is.
Antwoord: Vooropgesteld moet worden dat er door de veiligheidsdiensten in het openbaar nooit
gereageerd wordt op gelekte documenten van bondgenoten. De Taskforce Economische Veiligheid
(TFEV) heeft in 2019 een risicoanalyse uitgevoerd naar de kwetsbaarheid van mobiele
telecommunicatienetwerken voor misbruik via leveranciers van technologie. Deze risicoanalyse
heeft ertoe geleid dat het kabinet in juli 2019 een stevig pakket aanvullende maatregelen
heeft aangekondigd om de weerbaarheid van genoemde netwerken tegen deze dreiging te
verhogen. Deze maatregelen zijn onder andere toegelicht in de Kamerbrief «Stappen veiligheid en integriteit telecom»
5.
Zoals gesteld in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (Kamerstuk 30 821 nr.124) zorgt de verwevenheid tussen staat en economie in China ervoor dat er geen gelijk
speelveld is voor Nederlandse bedrijven. China beschermt zijn eigen markt zowel offensief
als defensief. Zo equipeert China zijn (staats)bedrijven met inlichtingen en voordelen
als staatssteun en subsidies, maakt het gebruik van wetgeving die (buitenlandse) bedrijven
dwingt om gegevens te delen en van de inzet van proxy-ondernemingen. Ook dwingt het
buitenlandse bedrijven bij toegang tot de Chinese markt om samenwerkingen aan te gaan
met Chinese partners. Dit alles kan leiden tot de ongewenste overdracht van kennis
en technologie.
d. Zij vragen of de Minister aandacht heeft voor de rol van de strijd tussen de VS en
China om leiderschap van de vierde industriële revolutie in de discussie over 5G en
economische sancties.
Antwoord: Het Chinese economische beleid is primair gericht op transformatie van een productie-economie
naar een kenniseconomie die grotendeels onafhankelijk is van buitenlandse technologie.
Om deze economische modernisering en onafhankelijkheid te realiseren investeert China
in strategische meerjarenplannen en beleidsinitiatieven zoals Made in China 2025 (MIC2025), het Belt and Road Initiative (BRI), Military-Civil Fusion (MCF) en het geplande China Standards 2035 (CST2035). Deze plannen en initiatieven zijn gericht op het overkoepelende doel om
voor 2049 een «great modern socialist country» te zijn, oftewel een economische en
militaire grootmacht. De plannen kunnen worden gezien als een boodschappen- of wensenlijst
van het Chinese leiderschap. BRI-investeringen leiden, gezien het belang van de investering,
tot een toename van digitale inlichtingenvergaring bij bevriende BRI-partners. Chinese
beleidsplannen worden minutieus vertaald in omvangrijke en structurele spionagecampagnes.
Die campagnes zijn gericht op het verkrijgen van hoogwaardige kennis en technologie
ten behoeve van de eigen economische ontwikkeling en de ontwikkeling van de krijgsmacht.
Hieruit volgt dat Nederlandse topsectoren, de Nederlandse defensie-industrie en Nederlandse
kennisinstellingen een groot risico lopen op Chinese (digitale) spionage. Spionageactiviteiten
tegen het Nederlands bedrijfsleven, geïnitieerd door statelijke actoren of aan statelijke
actoren gelieerde partijen, tasten weliswaar in alle gevallen de nationale veiligheid
aan, maar hoeven niet altijd een specifieke dreiging te zijn voor de economische veiligheid.
Toch is het een zorgwekkende en onwenselijke situatie, omdat het de concurrentiekracht
van het betrokken bedrijf ondergraaft.
Daarnaast investeert China in de ontwikkeling van hoogwaardige, nieuwe technologieën
zoals artificial intelligence, quantum en 5G-communicatie. Conform het geplande beleidsplan CST2035 richt het zich
op een positie als marktleider voor die technologieën. Een mogelijke technologische
dominantie kan leiden tot een China dat de technologische producten, diensten en standaarden
voor de toekomst bepaalt, waardoor er een strategische afhankelijkheid van één land
ontstaat – in dit geval China. Die afhankelijkheid kan leiden tot dreigingen tegen
de nationale veiligheid, met name daar waar ze raken aan de vitale processen en sensitieve
technologie. Daarnaast kan deze afhankelijkheid het Nederlandse bedrijfsleven op termijn
nog kwetsbaarder maken voor oneerlijke concurrentie, (digitale) spionage en mogelijk
ook sabotage, en de Nederlandse overheid gevoeliger voor economische druk. Bovendien
kan het beïnvloeden van het standaardiseringsproces China substantiële economische
voordelen opleveren en zelfs van invloed zijn op burgerlijke vrijheden.
De kennis over de hierboven beschreven ontwikkelingen worden meegenomen in relevante
beleidstrajecten.
7. De leden van de Volt-fractie stellen dat spionage wordt genoemd als middel van de
Chinese overheid om de noodzakelijke kennis en technologie uit het buitenland te halen.
Deze leden vragen of de MIVD ook voldoende oog heeft voor juist de geavanceerde Chinese
technologiebedrijven die op basis van eerlijke concurrentie de Europese markt veroveren
met hun geavanceerde IoT-apparaten vol sensoren zoals industriële schoonmaakrobots
en camera’s en daarmee ongewild data kunnen verzamelen.
Antwoord: De MIVD doet onderzoek naar dreigingen tegen de nationale veiligheid waaronder de
spionagedreiging. Daaronder kunnen ook technologiebedrijven vallen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier