Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 958 Regels ten behoeve van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de coördinatie en analyse in verband met terrorismebestrijding en bescherming van de nationale veiligheid door het versterken van de weerbaarheid van de samenleving (Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid)
Nr. 6 VERSLAG
Vastgesteld 11 april 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Brood
ALGEMEEN DEEL
2
1.
Inleiding
2
2.
Inhoud van het voorstel
6
2.1
Aanleiding
6
2.2
Taken
8
2.3
Verwerken van (persoons)gegevens
12
2.4
De AVG en aanvullende waarborgen
14
3.
Verhouding tot hoger recht
16
4.
Financiële en andere gevolgen
16
5.
Advies en consultatie
17
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
17
Artikel 2 en 3
17
Artikel 4
18
Artikel 5
18
Artikel 8
18
ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
van wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en
nationale veiligheid (hierna: het wetsvoorstel). Zij stellen de regering graag nog
enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij
onderschrijven de noodzaak om taken in het kader van terrorismebestrijding en bescherming
van de nationale veiligheid wettelijk juist te verankeren. Deze leden zijn echter
verre van overtuigd dat voorliggend wetsvoorstel dit regelt. Zij constateren dat de
noodzaak van de bevoegdheden die met dit wetsvoorstel worden gecreëerd onvoldoende
wordt onderbouwd en dat de bevoegdheden onvoldoende worden begrensd. Zij constateren
tevens dat het merendeel van de experts geraadpleegd bij het rondetafelgesprek over
dit wetsvoorstel op 31 maart, waaronder de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de
Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD), die conclusie
delen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het bovengenoemde
wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen. Deze leden vinden het van belang dat de
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) voor het verhogen
van de weerbaarheid van onze samenleving ten aanzien van terrorismebestrijding, en
nationale veiligheid, door middel van het coördineren van het beleid en het opstellen
en delen van analyses van trends en fenomenen een goede wettelijke grondslag heeft
om de werkzaamheden te kunnen uitoefenen. Deze leden lezen dat de taken en bevoegdheden
opgenomen in onderhavig voorstel niet één op één gelijk worden gesteld met de activiteiten
die in het verleden plaatsvonden, kan de regering het verschil hiertussen aangeven?
De leden van de SP-fractie hebben het wetsvoorstel gelezen en willen naast het stellen
van vragen ook van de gelegenheid gebruik maken hun zorgen over deze wet te uiten.
Deze leden betreuren dat er geen goed debat heeft plaatsgevonden over de rol die de
NCTV inmiddels heeft verworven en of dit wel wenselijk is. Omdat deze wet voortvloeit
uit het overschrijden van de initiële taken die deze dienst toegeschreven heeft gekregen,
lijkt dat voor genoemde leden essentieel. Daarbij is het belang om deze taken helder
en goed ingekaderd te hebben, met het juiste toezicht, extra zwaarwegend omdat de
NCTV onder rechtstreekse verantwoordelijkheid valt van de Minister van Justitie en
Veiligheid. Dat deze wet een korte consultatieperiode heeft gekend omdat het overschrijden
van de taken snel een wettelijke basis moet krijgen, baart de genoemde leden nog meer
zorgen. Waarom is daarvoor gekozen? Kan de regering toezeggen zo’n korte consultatietermijn
bij een dergelijke wet niet meer te hanteren in de toekomst? Bij verregaande bevoegdheden
als het verwerken van persoonsgegevens en het volgen van personen hoort immers een
goede democratische afweging. Kan de regering hierop ingaan? Ook vragen deze leden
de regering te reageren op de felle kritiek in het rondetafelgesprek. Deze wet zou
niet passen in een democratische samenleving, de wet is te algemeen en te vaag, de
bevoegdheden zijn te ruim geformuleerd, er zijn te weinig waarborgen, het is onvoldoende
gemotiveerd, robuust toezicht ontbreekt, etc.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend
wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat het dringend nodig is dat de taken van de Minister
van Justitie en Veiligheid, in casu de NCTV, met betrekking tot de bestrijding van
terrorisme en bescherming van de nationale veiligheid aan betere regels gebonden worden.
Dat neemt niet weg dat die regels dan ook wel dusdanig zijn vormgegeven dat er daadwerkelijk
voor moeten gaan zorgen dat de NCTV binnen die kaders moet opereren. Deze leden betwijfelen
nu nog of het voorliggend wetsvoorstel zorgt voor duidelijk begrensde kader. Zij hebben
daarom ook meerdere vragen.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat «de verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens
in onderhavig voorstel plaatsvindt in het kader van het coördineren van (de uitvoering
van) het beleid en de daarbij te nemen maatregelen en het opstellen en delen van analyses
van trends en fenomenen met de daartoe geautoriseerde partijen ten behoeve van het
verhogen van de weerbaarheid ten aanzien van terrorismebestrijding en nationale veiligheid,
door het versterken van de weerbaarheid van de samenleving, het voorkomen van maatschappelijke
ontwrichting en het beschermen van vitale belangen van de samenleving». De aan het
woord zijnde leden vinden die een erg breed kader waarvan zij zich afvragen of dit
niet te veel ruimte biedt om persoonsgegevens te gebruiken. Is er nog wel sprake van
afbakening? De AP schrijft in reactie op het conceptwetsvoorstel dat dat wetsvoorstel
op het punt van omvang en aard van de verwerkingen van persoonsgegevens «te veel het
karakter van een vrijbrief» heeft. De AP gaf zelfs aan dat met het conceptwetsvoorstel
de deur open werd gezet «voor een surveillancemaatschappij, waarbij op grote schaal,
en zonder goed toezicht, allerlei gevoelige informatie over burgers wordt verzameld
en gedeeld met andere organisaties». De aan het woord zijnde leden lezen (in paragraaf
5 van de memorie van toelichting) dat naar aanleiding van de opmerkingen van de AP
het conceptwetsvoorstel is aangepast. Deze leden kunnen zich voorstellen dat de AP
vanwege de fundamentele aard van de kritiek en het feit dat het de toezichthouder
is als het om de verwerking van persoonsgegevens gaat, daarna nog geconsulteerd is.
Is dit ook gebeurd? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
wetsvoorstel waarin een wettelijke grondslag wordt voorgesteld voor de verwerking
van (bijzondere) persoonsgegevens door de NCTV. Deze leden omarmen de intentie om
de nationale veiligheid te beschermen en de weerbaarheid van de samenleving te versterken.
Tegelijkertijd vragen zij aandacht voor het dilemma dat voor het bereiken van deze
doelen onderzoeksbevoegdheden worden ingezet die op gespannen voet staan met uitgerekend
de waarden die Nederland het beschermen waard maken. Dat vraagt om maximale zorgvuldigheid
in de inmenging van overheden in de beleving van fundamentele vrijheden zoals uitingsvrijheid,
vrijheid van religie en demonstratievrijheid. In de afgelopen maanden is van meerdere
kanten bezorgdheid geuit over de wijze waarop vorm wordt gegeven aan surveillance-activiteiten
van de NCTV, waarvoor geen wettelijke grondslag is gegeven. Naar verluidt zou de NCTV
jarenlang heimelijk politiek campagneleiders, opinievormers en activisten hebben gevolgd
met behulp van nepaccounts. Daarnaast zou de NCTV betrokken zijn bij undercover onderzoeken
van gebedshuizen, waarvan afgevraagd wordt of deze onderzoeken wel rechtmatig zijn.
Deze leden constateren dat dit wetsvoorstel geen grenzen stelt aan gesignaleerde praktijken,
maar juist voorziet in een rechtsgrondslag om, zoals het er nu op lijkt, op de oude,
onrechtmatige voet voort te gaan. Dat roept fundamentele vragen op die deze leden
graag beantwoord zien. Daarnaast roepen zij de regering ertoe op zich fundamenteel
te bezinnen op de taakverdeling tussen en het toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
en de NCTV. Zij vinden het beslist ongewenst en rechtstatelijk riskant als de NCTV
taken en bevoegdheden krijgt die ook bij de bestaande inlichtingen- en veiligheidsdiensten
zijn belegd of belegd kunnen worden, terwijl de NCTV niet aan hetzelfde toezicht van
de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten is onderworpen.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het dringend gewenst de doelstelling en
de taken van de NCTV duidelijk te begrenzen en wettelijk te verankeren dat onderzoeksbevoegdheden
strikt gereglementeerd en gecontroleerd worden ingezet. In het verlengde stellen deze
leden de fundamentele vraag of de NCTV wel eigenstandige bevoegdheden tot het verzamelen
en delen van persoonsgegevens moet hebben en daarmee al te zeer op het terrein van
de inlichtingen- en veiligheidsdiensten terecht komt. Graag een reactie van de regering.
Deze leden vragen of het bij aanvang van de instelling van de NCTV de bedoeling was
om zelfstandige gegevensverwerking uit voeren. Dat zou naar het oordeel van deze leden
problemen kunnen opwerpen voor de uitvoering van de overige NCTV-taken. Coördinatie,
het opleggen van bestuurlijke maatregelen en intrekking van het Nederlanderschap als
de nationale veiligheid in het geding is laten zich niet verenigen met een eigenstandige
informatiepositie. Wat vindt de regering hiervan? Moet dit niet tot een heroverweging
in de taakverdeling leiden en zo niet, hoe wordt gegarandeerd dat de uitvoering van
deze afzonderlijke taken door de NCTV van elkaar gescheiden blijft?
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie graag om een appreciatie van de
regering inzake de handelwijze van de vorige Minister van Justitie en Veiligheid.
Wat vindt de regering ervan dat departementsambtenaren al eerder waarschuwden voor
het onrechtmatige handelen van de NCTV en dat journalistieke belangstelling en publieke
verontwaardiging nodig waren om dit probleem bespreekbaar te krijgen? Onderstreept
dit niet juist het wezenlijke belang van extern, onafhankelijk toezicht op het functioneren
van de NCTV en dat dit niet aan departementale controle kan worden overgelaten?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij
zien dat de NCTV een belangrijke rol speelt in de coördinatie van het overheidsbeleid
op het gebied van terrorismebestrijding en nationale veiligheid. Voorts vervult de
NCTV een rol in het signaleren analyseren en duiden van trends en fenomenen en het
delen van deze informatie. Voorliggend wetsvoorstel ziet op een verankering van een
aantal van deze taken in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Genoemde
leden hebben behoefte aan het stellen van een aantal vragen mede in het licht van
de kritische adviezen van de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens.
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en daarover
hebben deze leden veel zorgen. Zij snappen de rol die de NCTV inneemt als coördinator
rondom nationale veiligheid en terrorismebestrijding. Het is belangrijk dat informatie
vanuit verschillende instanties samen wordt gevoegd en dat hier een dreigingsanalyse
van kan worden gemaakt, een analyse waar uiteindelijk ministeries, gemeentes en andere
instanties gebruik van kunnen maken om de veiligheid van ons land te waarborgen.
Tegelijkertijd vragen de leden van de Volt-fractie waarom de NCTV naast het innemen
van een coördinerende rol ook eigen trend- en fenomeenanalyses doet op basis van openbronnen
onderzoek in het kader van nationale veiligheid. In het rondetafelgesprek van 31 maart
2022 werd door de heren Aalbersberg (NCTV) en Akerboom (Algemene Inlichtingen- en
Veiligheidsdienst) (AIVD)) aangegeven dat de NCTV, in tegenstelling tot de AIVD, kijkt
naar de «bredere» context en trends. Aangezien beide partijen trendanalyses doen,
klinkt het als vanzelfsprekend dat deze analyses enigszins zullen overlappen.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Dit lid onderstreept het grote belang van Artikel 10 van de Grondwet, wat het recht
op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer beschermt, en wat dit lid betreft cruciaal
is in een vrije, democratische samenleving waarin de burger beschermd is van de lange
arm van de overheid. Het wetsvoorstel in zijn huidige vorm brengt Artikel 10 te veel
in het geding. Dit lid sluit zich dan ook aan bij de adviezen van de Raad van State.
Er moet in het wetsvoorstel meer aandacht komen voor Artikel 10 van de Grondwet en
een heldere omschrijving van wat dit betekent voor de taken en beperkingen van het
NCTV. Ook zijn volgens dit lid in het wetsvoorstel weinig (consistente) kaders toegebracht,
waardoor het uit het wetsvoorstel niet duidelijk wordt tot hoever de NCTV kan en mag
gaan met het verzamelen van bronnen en het onderzoek daarnaar, en wat hier mogelijke
gevolgen van kunnen zijn. Zeker omdat het hier ook gaat om open bronnen, waar vandaag
de dag een groot gedeelte van de levens van Nederlanders te vinden is. Zo is het voor
dit lid bijvoorbeeld ook niet duidelijk wie het toezicht heeft op deze informatie
en wat de bewaartermijn is. Heeft de regering voor ogen wat de gevolgen kunnen zijn
voor de privacy van Nederlanders als dit wetsvoorstel er in zijn huidige vorm komt,
en hoe de privacy beter bewaakt kan worden?
Het lid van de BIJ1-fractie heeft met ontzetting kennis genomen van voorliggend wetsvoorstel.
Zoals vorig jaar bekend is geworden in het NRC-onderzoek heeft de NCTV zich veelvuldig
schuldig gemaakt aan het illegaal bespioneren van burgers en activisten in Nederland.
Daarbij heeft de NCTV via gemeenten islamitische organisaties getarget, wat niet alleen
getuigt van wetteloos gedrag maar ook van islamofobie en racisme. In plaats van hiervoor
rekenschap af te leggen, tracht de regering nu de illegale praktijken van de NCTV
te legitimeren door een wet die, in de woorden van de AP, de poorten open zet naar
een surveillancemaatschappij. Dit is onacceptabel. Dit lid ziet dit wetsvoorstel als
een gevaarlijke stap naar een ondemocratische samenleving waarin vrijheid van meningsuiting
en demonstratierecht op het spel staan. Dit lid dringt er daarom bij de regering op
aan te luisteren naar de adviezen van de Raad van State, de AP en mensenrechtenorganisaties
zoals Amnesty International en Bits of Freedom. Bij allen was de conclusie helder:
deze wet moet terug naar de tekentafel.
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt zich daarbij af wat überhaupt de noodzaak voor
dit wetsvoorstel is. Zij vraagt aan de regering waarom er de overtuiging bestaat dat
er een noodzaak is voor de NCTV om zelfstandig persoonsgegevens te vergaren en delen
terwijl inlichtingendiensten en andere instanties dit al doen en daarbij hun analyses
delen met de NCTV? Wat mist er in bestaande gegevensverzameling en -analyse dat er
een behoefte is ontstaan om de NCTV deze bevoegdheid te geven? Daarnaast wordt in
de memorie van toelichting juist onderstreept dat «het niet de bedoeling was dat het
centrum zich ook richt op persoonsgerichte aanpak en maatregelen jegens personen».
Hoe zet de regering deze stelling af tegen het feit dat het wetsvoorstel toch een
uitbreiding voor de verwerking van persoonsgegevens bevat, en de realiteit dat de
NCTV wel persoonsgerichte spionage heeft ondernomen? En gekoppeld hieraan: kan de
regering uitleggen hoe een onderzoek op basis van uitingen van personen en waarbij
bepaalde personen vanwege hun (vermeende) actieve rol bij een dergelijke trend of
fenomeen vaak in het vizier van de NCTV terecht zullen komen, volgens hen niet op
personen gericht is?
2. Inhoud van het voorstel
De leden van de D66-fractie hebben verschillende vragen over de totstandkoming van
dit wetsvoorstel, de onderbouwing en begrenzing van de taken en bevoegdheden, de verhouding
tot de taken en bevoegdheden van de politie en de inlichtingen-en veiligheidsdiensten
en het toezicht hierop.
2.1 Aanleiding
De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat de NCTV een belangrijke samenwerkingspartner
is voor het lokaal bestuur in de aanpak van radicalisering en terrorisme. Om die reden
ondersteunen de voornoemde leden ook dat de taken van de NCTV worden gestoeld op duidelijke
wetgeving. Gemeenten geven aan dat de coördinerende taak en ook de analysetaak van
de NCTV van belang zijn om het lokaal bestuur tijdig te informeren en om fenomenen
en gebeurtenissen te duiden. Kan de regering aangeven in hoeverre het lokaal bestuur
gebaat is bij de analyses van de NCTV? Kan de regering tevens toelichten hoe, op lokaal
niveau, opvolging wordt gegeven aan deze analyses? Kan de regering aangeven wat de
ontwikkeling is in de taakopvatting van de NCTV en welke elementen aan de basis hebben
gelegen van deze ontwikkeling?
De leden van de D66-fractie merken op dat dit wetsvoorstel voor een verkorte periode
van vijf werkdagen ter consultatie is gelegd. Terecht beklaagden veel betrokken instanties
en experts zich over het feit dat dit extreem kort is voor een dusdanig veelomvattend
wetsvoorstel. Waarom is ervoor gekozen om voor deze wet een extreem korte periode
voor internetconsultatie in te stellen? Wat was de urgentie? Welk effect heeft dit
gehad op de kwaliteit van het wetsvoorstel? Deelt de regering de mening dat, gegeven
het feit dat inmiddels 288 dagen verstreken zijn sinds de einddatum van de consultatie,
achteraf geconcludeerd moet worden dat er onvoldoende urgentie was om de consultatie
slechts een week te laten duren?
De leden van de D66-fractie constateren dat de taken van de NCTV door de jaren heen
zijn uitgebreid. De voorganger van de NCTV, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
(NCTb), kreeg de taak tot «de samenvoeging en beleidsmatige doorvertaling van de aangeleverde
informatie, al dan niet in relatie met eventueel te nemen maatregelen». Wat ontbrak
er in deze aangeleverde informatie vanuit de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
waardoor er een noodzaak ontstond voor de NCTV om zelf informatie te vergaren? Waarom
is er niet gekozen de taken van de politie en/of de inlichtingen-en veiligheidsdiensten
uit te breiden op een manier dat in die informatiebehoefte werd voorzien?
De NCTV heeft verschillende activiteiten gestaakt in afwachting van dit wetsvoorstel.
Kan de regering aangeven welke activiteiten weer opgepakt zouden worden na het aannemen
van dit voorstel, en welke activiteiten definitief zijn beëindigd? De NCTV verstrekte
voorheen bijvoorbeeld duidingen over individuele personen ten behoeve van de Taskforce
Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering, alsmede voor lokale
overheden. In de notitie ter voorbereiding op het rondetafelgesprek op 31 maart stelt
de NCTV «De verwerking van persoonsgegevens die met bijgaand voorstel mogelijk is,
mag juist niet gericht zijn op onderzoek naar personen en niet leiden tot bestraffing.»
Kan daaruit worden opgemaakt dat bovengenoemde activiteit in het vervolg niet meer
zal worden uitgevoerd, zo vragen de leden van de D66-fractie.
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat deze wet mede ervoor zorgt dat
de bureaucratie voor de verschillende partners die zich bezighouden met de nationale
veiligheid, denk bijvoorbeeld aan het dubbel doen van hetzelfde werk, wordt voorkomen?
Deze leden vragen de regering, welke consequenties het opschorten van de werkzaamheden
in juli 2021 tot de invoering van deze wet heeft gehad voor het analyseren van het
Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland? Welke gevolgen heeft het verder aangaande de
analyse en coördinatietaken gehad? Welke gevolgen heeft dit gehad voor het werk van
diensten als de AIVD en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)?
De leden van de Volt-fractie vragen hoe de regering oordeelt over de noodzakelijkheid
van het toekennen van bevoegdheden aan de NCTV teneinde informatie over burgers te
verzamelen, mede gelet op ervaringen uit het verleden en gelet op het advies van de
AP over het wetsvoorstel Wet coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale
veiligheid, waarin zij aangeeft dat het niet duidelijk is waarom het noodzakelijk
zou zijn dat een gewone afdeling van een ministerie bepaalde persoonsgegevens verwerkt
op een terrein waarop de inlichtingendiensten (AIVD en MIVD) actief zijn?
Heeft de regering onderzocht welke alternatieven er mogelijk zijn voor de NCTV om
haar coördinatie- en analysetaken uit te voeren, bijvoorbeeld door delen van deze
taken bij de inlichtingendiensten te laten of bepaalde gegevens – met waarborgen omkleed
– van de inlichtingendiensten te ontvangen? Zo ja, waarom is niet voor deze alternatieven
gekozen? Is één van deze redenen dat er onder de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
(Wiv) alleen analyses gemaakt mogen worden wanneer hier aantoonbaar aanleiding toe
is? Is de ruimte voor de NCTV met dit voorstel niet ruimer dan die van de AIVD?
De leden van de Volt-fractie merken op dat in meerdere stukken van de regering terugkomt
dat de NCTV officieel geen inlichtingendienst is, maar dat het ambt wel handelt in
het kader van nationale veiligheid, vooral wanneer het gaat om haar analyserende taak.
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), waar dit wetsvoorstel op leunt,
wordt door menig deskundige in het rondetafelgesprek van 31 maart 2022, waaronder
de heer Wolfsen (AP) en Van Eijk (CTIVD), als niet geschikt beschouwd. Kan de NCTV
niet ondergebracht worden in de Wiv, zodat er goed toezicht kan worden gehouden door
de gespecialiseerde CTIVD en ook de rol van de Minister van Justitie & Veiligheid
goed wordt afgebakend? Zo niet, wat zijn de redenen hiervoor? In het Verenigd Koninkrijk
is de partner van de NCTV ondergebracht bij de inlichtingendiensten. Kunnen we hier
geen voorbeeld aan nemen? Of kunnen we voorbeeld nemen aan het Belgische model?
2.2 Taken
De leden van de VVD-fractie lezen over het bijeenbrengen van informatie en kennis
als onderdeel van de analysetaak van de NCTV. Daarbij wordt door de regering opgemerkt
dat wanneer decentrale overheidsorganisaties worden geconfronteerd met informatie-
of duidingsbehoefte bij bepaalde trends, zij daarmee bij de NCTV en in sommige gevallen
ook bij de AIVD terecht kunnen. Kan de regering aangeven hoe de taak van de NCTV,
te weten decentrale overheden te voorzien van een trend- of fenomeenanalyse (als product),
verschilt van de taak van de AIVD? Wie of wat zijn de afnemers van een analyse van
de AIVD, vergeleken met die van de NCTV?
De leden van de VVD-fractie lezen eveneens over de informatieverzameling van de NCTV,
die wordt gevormd door informatie van betrokken overheidsinstanties en door informatie
uit publiek toegankelijke bronnen, zoals literatuur en openbare internetbronnen. Hoe
weegt de NCTV deze verschillende bronnen? Kan de regering aangeven waarom de NCTV
hiernaast dan nog eigen bronnen heeft? Hoe komen die eigen bronnen tot stand? Kan
de regering ook toelichten of en hoe een individu weet of hij een bron was in het
eigen onderzoek van de NCTV?
De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat de NCTV naast een analyse taak ook
een coördinatie taak heeft. Kan de regering kleuring geven aan deze coördinatie taak?
Bijvoorbeeld aan de hand van praktijkvoorbeelden zoals de tramaanslag in Utrecht,
de oorlog in Oekraïne of de terugkerende IS-terroristen? Is het denkbaar dat de NCTV
een coördinatie taak heeft maar geen analyse taak?
De leden van de D66-fractie lezen dat er met dit wetsvoorstel bevoegdheden worden
gecreëerd voor de uitvoering van twee taken: het coördineren van het beleid en de
door overheidsorganisaties te nemen maatregelen op het terrein van terrorismebestrijding
en nationale veiligheid, en het signaleren, analyseren en duiden van trends en fenomenen
en het delen van die informatie. Beide taken staan volgens het voorstel en de toelichting
in het teken van het verhogen van de weerbaarheid van (de vitale belangen van) de
samenleving. Waarom is er met dit wetsvoorstel gekozen grondslagen te creëren voor
beide taken, in plaats van deze bevoegdheden in separate wetsvoorstellen te regelen?
Welke bezwaren zouden er zijn om de grondslagen voor deze twee taken met twee verschillende
wetsvoorstellen te regelen?
De leden van de D66-fractie constateren dat de begrenzing van deze taken in de wet
onvoldoende geregeld is. Ook de Afdeling wijst erop dat «dat de reikwijdte van het
voorstel niet op een voldoende consistente en heldere wijze wordt begrensd.» Het gebrek
aan begrenzing geldt voor zowel de bevoegdheid voor openbare bronnenonderzoek als
de bevoegdheid tot het verweken van persoonsgegevens. Ziet de regering aanleiding
deze begrenzing verder in de wettekst uit te werken? Zo niet, kan de regering dan
separaat voor beide bevoegdheden toelichten op welke manier deze begrensd zijn en
hoe dit binnen de wet gewaarborgd wordt? Kan de regering tevens specifiek voor de
bevoegdheid tot het doen van openbare bronnenonderzoek toelichten wie er toezicht
houdt op die begrenzing? De bevoegdheden in het NCTV-wetsvoorstel worden niet gegeven
aan de NCTV als organisatie, maar aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Kan
de Minister deze bevoegdheden ook inzetten buiten de context van de NCTV? Aan welke
afdelingen van het ministerie beoogt de Minister deze bevoegdheden ook te delegeren
en voor welke doeleinden? In hoeverre kunnen de bevoegdheden bijvoorbeeld ook worden
ingezet in de context van politiewerk? Het College voor de Rechten van de Mens noemde
de bevoegdheden uit dit wetsvoorstel tijdens het rondetafelgesprek van 31 maart te
breed en typeerde het als taken waar de Wiv op toeziet. Is de regering dit met het
met het College eens en waarom (niet)? Ook de AP uit kritiek en stelt in haar advies
dat door de beperkte begrenzing, onafhankelijke toetsing door rechters of toezichthouders
wordt bemoeilijkt. Welke aanpassingen heeft de regering gedaan aan de hand van dit
advies?
De leden van de D66-fractie constateren dat dit wetsvoorstel bevoegdheden creëert
voor het uitvoeren van analyse en coördinatietaken die met als doelstelling het beschermen
van de nationale veiligheid hebben. Het verwerken van persoonsgegevens is slechts
een onderdeel van die bevoegdheden en op dat onderdeel zou de AP toezicht moeten houden.
Op welke manier denkt de regering in toezicht te voorzien op het deel van de bevoegdheden
die niet onder het toezicht van de AP vallen?
Klopt het dat de regering met dit wetsvoorstel een grondslag beoogt te creëren voor
het verzamelen van informatie in situaties die buiten het werkgebied van de AIVD vallen?
Deelt de regering tevens de stellingname, geuit door de AIVD in het rondetafelgesprek,
dat voor de AIVD de grens voor het volgen van gedragingen ligt tussen activisme en
extremisme? Zo ja, betekent dat dat de regering met dit wetsvoorstel een grondslag
beoogt te creëren voor het kunnen vergaren van informatie over activisme? Kan de regering
reageren op het verwijt van onder andere de CTIVD dat er geen wettelijke vereisten
zijn waaraan de Minister moet voldoen om een fenomeen te onderzoeken, in het kader
van de beoogde fenomeenanalyse? Kan de regering tevens uitleggen hoe dit onderzoek
naar fenomenen, op basis van uitingen van personen en waarbij bepaalde personen die
betrokken zouden zijn bij een dergelijk fenomeen vaak in het vizier van de NCTV terecht
zullen komen, niet op personen gericht is?
Naast de begrenzing van taken en bevoegdheden maken de leden van de D66-fractie zich
ook zorgen over de verhouding tot andere instanties die betrokken zijn bij de nationale
veiligheid. Kan de regering toelichten wat er ontbreekt in de informatiestroom van
andere instanties richting de NCTV, waardoor de noodzaak ontstaat voor de NCTV om
zelf openbare bronnenonderzoek te doen (en dus om daar een grondslag voor te creëren)?
Hoe wordt er voorkomen dat er door het beleggen van een analysetaak bij zowel de NCTV
als de bij de inlichtingen-en veiligheidsdiensten, bronnen meermaals worden opgevoerd
en er daardoor een mogelijk afbreukrisico voor het inlichtingenwerk ontstaat?
Kan de regering reageren op het risico dat onder andere dhr. Prins aankaartte in het
rondetafelgesprek op 31 maart, waarbij het onderzoek dat de regering beoogt uit te
kunnen voeren op basis van dit wetsvoorstel, in de praktijk het onderzoek van de AIVD
zou kunnen verstoren? Kan de regering daarbij ingaan op zowel de directe risico’s
daarvan voor het onderzoek van de AIVD, als op het mogelijke indirecte gevolg dat
de AIVD terughoudender zal worden in het delen van inlichtingen (om zo de eigen onderzoeken
te beschermen)? Onderschrijft de regering de stellingname van de AIVD, geuit tijdens
het rondetafelgesprek op 31 maart, dat haar adviezen direct en ongefilterd het kabinet
moeten bereiken? Ziet de regering een mogelijk spanningsveld tussen die stellingname
en de duidingen die de NCTV met dit wetsvoorstel beoogt te kunnen doen in het kader
van fenomeenanalyse? Hoe zou de regering omgaan met een situatie waarin een duiding
binnen, of een advies op basis van de fenomeenanalyse van de NCTV, inconsistent of
zelfs tegenstrijdig is met een advies van de AIVD?
Kunt u de verschillen toelichten in de juridische criteria voor fenomeenonderzoek
en het toezicht daarop, tussen de politie, de inlichtingen-en veiligheidsdiensten
en de NCTV (zoals beoogd met dit wetsvoorstel)? Waarom is er een separaat juridisch
kader nodig voor de NCTV? Wie dient er binnen dit wetsvoorstel te toetsen of de activiteiten
die worden uitgevoerd voor «het verhogen van de weerbaarheid van (de vitale belangen
van) de samenleving» ook daadwerkelijk geoorloofd zijn op basis van die doelstelling?
Kan de regering onderbouwen dat ons land aantoonbaar veiliger wordt van de fenomenenanalyse
door de NCTV, waar deze wet voor bedoeld is?
De leden van de D66-fractie merken tot slot op dit punt op dat Inge Bryan (directeur
van Fox IT, voorheen werkzaam bij Politie en bij AIVD) op 22 januari 2022 in de Volkskrant
zei «De NCTV meet zich terrorismebevoegdheden aan die volstrekt illegaal zijn. Dat
hoort daar niet. Terwijl er een politie-eenheid is die wel de bevoegdheden heeft,
maar niet de mensen.» Hoe is onderzocht wat er nodig zou zijn geweest om de analysetaken
die de NCTV uitvoerde onder te brengen bij ofwel politie ofwel de inlichtingendiensten?
Is daarbij de mogelijkheid betrokken capaciteit of bevoegdheden binnen politie of
inlichtingendiensten uit te breiden? Zo niet, wat was daarvan de argumentatie?
De leden van de CDA-fractie merken op dat onderhavig wetsvoorstel twee taken bevat,
waarvan wordt voorgesteld deze wettelijk vast te leggen, met name omdat het voor de
uitvoering van deze taken noodzakelijk is om (bijzondere) persoonsgegevens te verwerken.
Ten eerste codificeert onderhavig voorstel de rol die de Minister van Justitie en
Veiligheid tot op heden heeft vervuld ten aanzien van het coördineren van het beleid
en de te nemen maatregelen op het terrein van terrorismebestrijding en nationale veiligheid,
teneinde de samenhang en effectiviteit hiervan te bevorderen, zoals ook aan bod kwam
in paragraaf 2.1.en bakent deze taak af. Gebleken is uit het Dreigingsbeeld Terrorisme
Nederland (DTN) dat naast de aanhoudende dreiging van jihadisme ook vanuit rechts-extremistische
hoek een terroristische aanslag voorstelbaar is en dat deze dreiging vooral gebaseerd
is op de betrokkenheid van jonge Nederlanders bij internationale, online accelerationistische
netwerken, waarvan de uitingsvormen sterk verschillen van het jihadisme. Op welke
manier kunnen gemeenten nu bewust worden van dreiging van bijvoorbeeld jihadistisme
of accelerationsme? Kan de voorgestelde wetgeving hieraan bijdragen?
Wat is de reactie van burgemeesters en decentrale overheidsorganisaties op de voorliggende
wetgeving? In hoeverre is er behoefte bij decentrale overheden om duiding te krijgen
van trends en fenomenen die ook in hun domein plaatsvinden?
De leden van de CDA-fractie vragen aan welke casuïstiek zij moeten denken op basis
waarvan er systeemvragen worden gesteld om te bezien of overheidsbeleid effectief
is? Deze leden vragen de regering te schetsen hoe het nu werkt zonder deze wet als
er sprake is van de terugkeer van een Nederlandse uitreiziger. Zij zouden graag van
de regering het verschil uitgelegd krijgen tussen de mogelijkheden die een particulier
persoon heeft om openbare bronnen te volgen en monitoren en welke bevoegdheden de
NCTV op dit moment heeft om trends uit openbare bronnen op te maken.
De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten hoe zij de rol van de
NCTV precies ziet en waarin deze rol fundamenteel verschilt van die van de huidige
inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Kan de regering daarbij meenemen dat onder andere
de AIVD vanzelfsprekend niet alleen onderzoek doet naar personen, maar ook naar trends
en fenomenen? Is de regering het met de genoemde leden eens dat indien de AIVD dit
immers niet zou doen, de binnenlandse veiligheid door de AIVD niet op adequate wijze
geborgd kan worden? Kan de regering ook ingaan op de vraag waarom het wenselijk is
dat de NCTV deze rol vervult en dat deze rol niet belegd wordt bij één van de andere
diensten, zoals de AIVD? Of dat de problematiek, zoals de versnipperde bevoegdheden
en verantwoordelijkheden in de terrorismebestrijding, niet op andere manieren kan
worden opgelost? In hoeverre speelt hier volgens de regering mee dat de NCTV en de
AIVD onder verschillende ministeries vallen? Waarom is er bij de vormgeving van deze
wet niet meer ingezet op het bevorderen van samenwerken in plaats van het creëren
van overlap aan taken, zoals nu gebeurt? Waarom gaat de NCTV nu echt zelf inlichtingenwerk
doen zoals wordt voorgesteld?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat ook de politie uiterst kritisch is en het
onduidelijk noemt hoe er onderscheid wordt gemaakt tussen taken van de NCTV en andere
organisaties, zoals de politie. Ook de politie noemt het niet duidelijk waarom het
nodig is voor het coördineren (bijzondere) persoonsgegevens te verwerken. De politie
waarschuwt voor overlap met de activiteiten en taken van de politie, die ook gebruik
maakt van openbare bronnen. Waarom is er niets gedaan met dit soort kritiek?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat het nuttig kan zijn om analyses te maken
over de staat van het land, de samenleving en de bedreigingen voor de veiligheid.
De vraag is niet óf dit soort taken nuttig zijn en moeten gebeuren, maar door wie,
aangezien onder andere de AIVD en de politie dit ook zullen doen. Anders zijn zij
immers niet in staat om hun werk te doen en zouden lukraak zoeken naar bedreigingen.
Maar als ook bijvoorbeeld wetenschappers dit zullen doen, is wel de vraag wat hierbij
de toegevoegde waarde is van de NCTV, behalve in het samenbrengen van de verschillende
analyses. Omdat de voorgenoemde instanties ook onderzoek doen in publiek toegankelijke
bronnen, vragen de genoemde leden naar de meerwaarde voor de NCTV om eigenstandig
aanvullend onderzoek te doen, zeker omdat dit met minder waarborgen omkleed is? Waarom
is er niet gekozen om het toezicht op deze bevoegdheden te versterken en met waarborgen
te omkleden, zoals de waarborgen die wel voortvloeien uit de bevoegdheden van de opsporing-
en inlichtingendiensten?
De leden van de SP-fractie constateren dat er veel kritiek is geuit, onder andere
in het rondetafelgesprek, over het gebrek aan de juiste waarborgen en het ontbreken
van goed toezicht. Steeds is gezegd dat de taken bepalen welke mate van toezicht vereist
is. Als er taken zijn in het kader van nationale veiligheid, en daar lijkt de regering
toch nadrukkelijk voor te kiezen, dan zou voor het toezicht door de CTIVD in het kader
van de Wiv moeten worden gekozen. Kan de regering reageren op deze kritiek? Is ook
overwogen om deze gehele taak en daarmee dit wetsvoorstel onder de Wiv te brengen?
Zo niet, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken dat er veel vragen bestaan over monitoring
van uitingen van burgers, activisten, journalisten en partijen uit het maatschappelijk
middenveld. Zij vragen de regering helder toe te lichten wat er precies gebeurt, waar
de NCTV precies toestemming voor heeft, wat hiervoor de noodzaak is, welke rechten
burgers in deze hebben waar het gaat om inzicht in van hun verwerkte gegevens en wat
er met deze gegevens gebeurt. Voorts vragen zij of het juist is dat ook monitoring
van demonstraties plaatsvindt.
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich, met de AP, zorgen of de bevoegdheden
voldoende afgebakend zijn. Zij vragen welke gevolgen dit heeft voor de toetsing van
rechters en toezichthouders. Welke begrenzing en waarborgen heeft de regering toegevoegd
op basis van deze zorgen van de AP?
De leden van de Volt-fractie merken dat het onduidelijk is welke tools en methoden
er worden gebruikt bij het verzamelen en analyseren van gegevens vanuit open bronnenonderzoek
door de NCTV. Kan de regering meer duidelijkheid geven hierover? Klopt het dat de
NCTV dezelfde toolbox gebruikt bij deze bevoegdheid als de AIVD? Kunt u de Privacy
Impact Assessment (PIA)/ Data Protection Impact Assessment (DPIA)/ Human Rights Impact
Assessment (HRIA) en verwerkersovereenkomsten van het gebruik van die tools met de
Kamer delen? Hoewel de AP gespecialiseerd is in het houden van toezicht op de verwerking
van persoonsgegevens, mist de AP deze specialisatie en mandaat wanneer het gaat om
het bredere nationale veiligheidsdomein. Waarom is hier gekozen voor de AP? Acht de
regering het toezicht dat de AP kan bieden als voldoende? De bevoegdheden in het NCTV-wetsvoorstel
worden niet gegeven aan de NCTV maar aan de Minister van Justitie en Veiligheid. In
hoeverre kan de Minister deze bevoegdheden inzetten binnen andere instanties buiten
de context van het NCTV? Worden deze ook ingezet in de context van politiewerk? Doet
de Minister dat op dit moment onrechtmatig?
Het lid van BIJ1 merkt op dat de bevoegdheden in het NCTV-wetsvoorstel niet worden
gegeven aan de NCTV als organisatie, maar aan de Minister van Justitie en Veiligheid.
Het lid van BIJ1 vraagt aan de regering of de Minister deze bevoegdheden ook in zou
kunnen zetten buiten de context van de NCTV. In hoeverre kunnen de bevoegdheden bijvoorbeeld
ook worden ingezet in de context van politiewerk? Doet de Minister dat nu ook al onrechtmatig
net als met de NCTV?
2.3 Verwerken van (persoons)gegevens
De leden van de D66-fractie merken op dat met dit wetsvoorstel een bevoegdheid wordt
gecreëerd voor de Minister van Justitie en Veiligheid om persoonsgegevens te delen.
De Minister verstrekt persoonsgegevens in beginsel gepseudonimiseerd aan andere overheidsinstanties,
tenzij dit vanwege de doeleinden van de verwerking niet mogelijk is. In welke situaties
zou dit niet mogelijk zijn?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel voorziet in een grondslag
om persoonsgegevens te verwerken als dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de
taken van dit wetsvoorstel. In iedere casus moet een rechtvaardiging worden gegeven
door een zorgvuldige afweging van de inbreuk op bescherming van persoonsgegeven tegen
het belang van de noodzaak van verwerking van gegevens. Op welke manier gebeurt deze
verantwoording?
De leden van de fractie SP-fractie hebben nog enkele inhoudelijke vragen en opmerkingen
over het voorliggende voorstel. Kan de regering nader toelichting hoe er op basis
van dit wetsvoorstel wordt gewaarborgd dat de inbreuk voor personen beperkt blijft
tot het strikt noodzakelijke en dat de taken van de NCTV niet wederom breder zullen
worden ingevuld in de praktijk? Welke aanvullende waarborgen kunnen daarvoor getroffen
worden? Genoemde leden lezen dat aanvullende eisen, zoals rondom het verwerken van
bijzondere en strafrechtelijke persoonsgegevens, worden verwerkt per AMvB, waarbij
er zwaardere eisen zullen worden neergelegd. Waarom kiest de regering ervoor dit niet
per wet te regelen? Daarnaast lezen de genoemde leden dat het onmogelijk bleek te
zijn om de bewaartermijn van gegevens te verkorten naar minder dan 5 jaar. Genoemde
leden vragen naar een nadere duiding hiervan. Zij vragen daar in het bijzonder naar,
omdat de NCTV toch vooral bedoeld is om in crisistijd te opereren en de 5-jaartermijn
dan juist extra lang lijkt omdat de meeste crises immers kortdurend zijn.
Ook vragen de leden van de SP-fractie waarom in de gehele wet de NCTV niet genoemd
wordt, maar het steeds gaat over de Minister. Kan dat nader worden toegelicht? Waarom
zouden we al deze bevoegdheden aan de Minister moeten willen geven? Erkent de regering
dat in de historie van het ontstaan en de ontwikkeling van de NCTV en de bevoegdheden
van de Minister steeds meer taken bij het ministerie zijn komen te liggen? Erkent
de regering voorts dat dit een zogenoemd «chilling effect» kan hebben op de samenleving
en de vrijheid van meningsuiting, dat mensen zich minder vrij en onbespied wanen als
ze door het ministerie worden gevolgd en in de gaten worden gehouden zoals bijvoorbeeld
in het verleden met verschillende journalisten en activisten is gebeurd die zich uitspreken
over woningnood? Is dat niet zeer onwenselijk?
De leden van de SP-fractie vragen wat precies de publiek toegankelijke bronnen zijn
uit artikel 4 van het wetsvoorstel. Dit gaat natuurlijk verder dan de krant lezen
of Facebook of Twitter bekijken, maar hoe is dat precies afgebakend? Valt hieronder
bijvoorbeeld ook het lid worden van bepaalde groepen op social media als men daarvoor
een vrij eenvoudige handeling moet verrichten? Van wat voor soort publiek toegankelijke
bronnen is in het verleden reeds gebruik gemaakt door de NCTV en wat heeft men in
het kader van dit wetsvoorstel op het oog? In hoeverre zal hier ook gebruik worden
gemaakt van geautomatiseerde gegevensanalyse, wat zijn daar de grenzen aan?
De leden van de SP-fractie hebben begrip voor de coördineerde rol die de NCTV heeft
op het gebied van terrorismebestrijding. Vraag is daarbij voor deze leden echter wel
hoe ver deze taak moet reiken en of deze niet op andere manieren is in te vullen.
Is de aanpak van terrorismebestrijding op dit moment niet te versnipperd bijvoorbeeld?
Kunnen, in het geval van een uitreiziger die zijn straf heeft uitgezeten, de reclassering
en de AIVD geen taak vervullen in het geval er voldoende grond is om aan te nemen
dat deze persoon nog altijd een risico vormt voor zichzelf en de samenleving? Daarnaast
moet een coördineerde rol geen toezichthoudende rol worden, volgens de genoemde leden.
Hoe wordt voorkomen dat de NCTV een sturende positie inneemt ten opzichte van de andere
betrokken overheidsorganisaties? Daarnaast zijn er verschillende samenwerkingsverbanden
in de praktijk waarbij informatie over terrorismebestrijding wordt gedeeld. Wat is
de noodzaak om dit als wettelijke taak vast te leggen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de keuze om voor de verwerking van
bijzondere persoonsgegevens een brede grondslag te gebruiken. De Raad van State adviseert
dit tot enkele specifieke gegevenscategorieën te beperken. De regering geeft in haar reactie aan ook een grondslag
te willen creëren voor bijzondere persoonsgegevens die in de toekomst mogelijk relevant
kunnen zijn. Deze leden zijn niet per definitie overtuigd van de wenselijkheid van
een dergelijke grondslag. Zij vragen de regering nader toe te lichten aan welk type
persoonsgegevens de regering denkt als het gaat om gegevens met mogelijke relevantie
in de toekomst. Voorts vragen zij de regering of, indien hier toch noodzaak voor zou
blijken, niet middels een separaat traject alsnog een grondslag voor verwerking van
deze gegevens kan worden gecreëerd.
De leden van de Volt-fractie lezen dat het wetsvoorstel expliciet zegt dat de analyses
gaan over «trends en fenomenen» en niet over personen en organisaties. Toch worden
er persoonsgegevens meegenomen. Het is lastig om een harde lijn te trekken tussen
fenomenen en personen, aangezien maatschappelijke fenomenen gaan over het menselijke
gedrag. Kun je fenomenen beschrijven zonder personen te volgen (zoals activisme)?
Waarom is een analyse van open bronnen waarbij geen persoonsgegevens verwerkt worden
(zoals krantenartikelen, nieuwsberichten, enzovoort) niet genoeg? Deze leden vragen
zich ook af wat er gebeurt in het geval door de NCTV wel een dreiging wordt gesignaleerd
tijdens deze fenomeenanalyse. Hoe gaat de NCTV ermee om wanneer een gevaarlijk individu
wordt gesignaleerd? Wordt dit dan doorgegeven aan de AIVD en andere instanties? Hoe
zorgt de regering ervoor dat gepseudonimiseerde persoonsgegevens, al dan niet verpakt
in rapporten of verstrekt aan externen, door koppeling van datasets niet alsnog herleidbaar
zullen zijn naar individuele personen? Is de regering van oordeel dat het pseudonimiseren
van persoonsgegevens als voldoende waarborg geldt om de inbreuk op het recht op bescherming
van persoonsgegevens te mitigeren? Welke andere mitigerende maatregelen treft de regering?
Op basis van welke analyse concludeert de regering dat er bij het «handmatig» gebruik
van zoekmachines als Google geen sprake is van een technisch hulpmiddel dat op basis van profilering persoonsgegevens
verzamelt, analyseert en combineert?
Het lid van de BIJ1-fractie wil van de regering weten hoe gegevens worden verzameld
voorafgaand, tijdens en na demonstraties en protesten. Wat zijn de criteria voor het
inschatten van dreigingen en risico's? Welke categorieën (persoons)gegevens worden
verzameld? Welke tools worden gebruikt, hoe lang worden de gegevens bewaard en met
wie worden de gegevens gedeeld? Welke categorieën (persoons)gegevens worden verzameld
bij online monitoring en om welke personen kan het hierbij gaan (zoals politici, activisten
of deelnemers en/of organisatoren van demonstraties)?
2.4 De AVG en aanvullende waarborgen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat de verwerking van
persoonsgegevens door de NCTV valt onder de AVG en daarmee onder het toezicht van
de Autoriteit persoonsgegevens. De regering constateert daarbij dat er geen reden
is om te voorzien in een afwijkende vorm van toezicht, daar dit voorstel direct valt
onder de werking van de AVG en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
(UAVG). Kan de regering echter toelichten wat het verschil zou zijn voor een individu
wanneer de CTIVD toezicht houdt ten opzichte van toezicht door de AP? Wat zou toezicht
door de CTIVD inhouden voor de taak en werkwijze van de NCTV? De Inspectie Justitie
en Veiligheid houdt toezicht op risico’s en kansen binnen de uitvoering van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid. Kan de regering schetsen wat voor toezicht de Inspectie
JenV houdt op de NCTV? Is dat een jaarlijkse inspectie en zo nee, kan dat wel jaarlijks
zijn? Kan de regering voorts aangeven waar de inspectie zich in haar toezicht op de
NCTV op richt? In hoeverre is dat complementair aan het toezicht van de CTIVD?
De leden van de D66-fractie constateren dat de activiteiten van de NCTV met dit wetsvoorstel
niet onder toezicht zoals geregeld in de Wiv zouden komen te vallen, maar wel onder
toezicht van de AP. Betekent dit ook dat burgers dan met een inzageverzoek op basis
van de AVG inzage kunnen verkrijgen in welke gegevens over hen worden verwerkt binnen
onderzoek in het kader van de nationale veiligheid? Zo ja, is dit niet strijdig met
het belang van nationale veiligheid?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vragen over de gekozen bewaartermijnen.
Zij constateren dat de Raad van State stelt dat de bewaartermijn van vijf jaar voor
gegevens die ook persoonsgegevens zijn, erg lang is. Zij vragen de regering aan te
geven waarom niet wordt overgegaan tot een bewaartermijn van bijvoorbeeld één of drie
jaar. Deze leden zijn van mening dat in de meeste gevallen met een kortere bewaartermijn
zou kunnen worden afgedaan. Zij vragen of de regering heeft overwogen een kortere
bewaartermijn te hanteren die eventueel beargumenteerd eenmalig zou kunnen worden
verlengd tot een maximum van vijf jaar.
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen de zorgen over de vraag of de AP voldoende
geëquipeerd is om de toezichthoudende rol bij dit wetsvoorstel te vervullen. Kan de
regering helder onderbouwen waarom zij van mening is dat dit wel het geval is en hierbij
ingaan op mogelijke capaciteitsvraagstukken, bevoegdheid op toezicht in het nationaal
veiligheidsdomein en verhouding tot andere toezichthoudende instanties in het nationaal
veiligheidsdomein. Deze leden vragen de regering voorts waarom niet is gekozen voor
een evaluatiebepaling in het wetsvoorstel.
De leden van de Volt-fractie lezen dat het wetsvoorstel expliciet zegt dat de analyses
gaan over «trends en fenomenen» en niet over personen en organisaties. Toch worden
er persoonsgegevens meegenomen. Het is lastig om een harde lijn te trekken tussen
fenomenen en personen, aangezien maatschappelijke fenomenen gaan over het menselijke
gedrag. Acht de regering het desondanks mogelijk dat het onderzoeken van trends en
fenomenen (snel) het karakter kan krijgen van een persoonsgericht onderzoek? Voor
zover het antwoord op de vorige vraag nee is, hoe ziet de regering concreet voor zich
dat de onderzoeken op basis van de bevoegdheden uit de wet in geen enkel geval een
persoonsgericht karakter zullen hebben? Kun je fenomenen beschrijven zonder personen
te volgen (zoals activisten)? Waarom is een analyse van open bronnen waarbij geen
persoonsgegevens verwerkt worden (zoals krantenartikelen, nieuwsberichten, enz.) niet
genoeg? In het geval onderzoeken toch een persoonsgericht karakter dreigen te krijgen,
hoe gaat de regering met deze gevallen om? Voorziet de regering dat in veel gevallen
informatie over individuen en organisaties gedeeld zal worden met andere overheidsorganisaties,
waaronder persoonsgegevens van individuen? Voor welke doeleinden verwacht de regering
dat dit zal gebeuren?
De leden van de Volt-fractie vragen of de bevoegdheid om informatie over individuen
en individuele organisaties te delen met andere overheidsorganisaties – al dan niet
verpakt in algemene trend- en analyserapporten – er volgens de regering toe kan leiden
dat er toch verkapt (en mogelijk onbedoeld) sprake kan zijn van onderzoeken gericht
op personen? Zo niet, waarom niet? Zo ja, acht de regering dit toelaatbaar en waarom?
Deze leden vragen wat er gebeurt in het geval door de NCTV wel een dreiging wordt
gesignaleerd tijdens deze fenomeenanalyse. Hoe gaat de NCTV ermee om wanneer een gevaarlijk
individu wordt gesignaleerd? Wordt dit dan doorgegeven aan de AIVD en andere instanties?
Gezien de NCTV onder de AVG valt, en niet onder de Wiv, kunnen burgers met een inzageverzoek
op basis van de AVG inzage verkrijgen in welke gegevens over hen worden verwerkt binnen
onderzoek in het kader van de nationale veiligheid? Is dit niet in strijd met het
nationale veiligheidsbelang, zo vragen de leden van de Volt-fractie?
De leden van de Volt-fractie vragen hoe het wetsvoorstel waarborgt of de Minister
van Justitie en Veiligheid dat de gegevens die zij ontvangt rechtmatig zijn verzameld
(dus dat de gegevens initieel zijn verzameld op grond van specifieke en relevante
wettelijke taken, die voldoende specifiek zijn omschreven in de relevante wetten)?
Geen enkele verwerking door de Minister van Justitie en Veiligheid kan immers rechtmatig
zijn als de initiële verwerking niet rechtmatig was. Kan de regering aangeven welk
stappenplan door de Minister van Justitie en Veiligheid wordt doorlopen om in iedere
casus een zorgvuldige afweging te maken tussen de inbreuk op de bescherming van de
persoonsgegevens tegen het belang en de noodzaak van de verwerking van de gegevens?
Hoe wordt de belangenafweging ingevuld? Kan de regering tevens aangeven hoe aan de
verantwoordingsplicht en de andere algemene beginselen uit artikel 5 van de AVG zal
worden voldaan? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat alle ketenpartners zich houden
aan de verwerkingsstandaarden uit de AVG? Worden hier algemene standaarden voor gehanteerd,
of zal dit via overeenkomsten geregeld worden? Voor zover er verwerkers worden ingeschakeld,
kan de regering de verwerkersovereenkomsten met de Kamer delen? Hoe richt de regering
het interne toezicht op de verwerking van de persoonsgegevens in? Kan de regering
het toepasselijke privacybeleid met de Kamer delen?
3. Verhouding tot hoger recht
De leden van de Volt-fractie vragen op welke manier het aangepaste wetsvoorstel voorziet
in een wet die voldoet aan de vereisten die worden gesteld op grond van privacywetgeving,
waaronder de (beginselen inzake verwerking van persoonsgegevens uit de) AVG en mensenrechten,
zoals art. 8 EVRM, art. 7 Handvest en art. 8 Handvest en de aanverwante rechtspraak
van respectievelijk het EHRM en het HvJEU, in het bijzonder met betrekking tot de
vraag of de in te zetten bevoegdheden voldoende bij wet voorzien zijn – wat onder
meer betekent dat de uitwerking van de wet voldoende duidelijk en voorspelbaar moet
zijn en dat de verwerkingsgrondslagen voldoende concreet en afgebakend moeten zijn –
en welke afweging maakt de regering daarbij? Daarnaast hebben deze leden de vraag
of de in te zetten middelen voldoende noodzakelijk zijn in een democratische samenleving
en welke afwegingen maakt hij daarbij?
4. Advies en consultatie
De leden van de PvdA-fractie hebben eerder al begrepen dat er sprake is geweest van
een zeer korte internetconsultatie van zegge en schrijven vijf werkdagen. Die korte
termijn zou nodig zijn vanwege de spoed die met het wetsvoorstel samen zou hangen.
Deze leden merken op dat er sinds juni 2021, toen het conceptwetsvoorstel bekend werd
gemaakt, inmiddels ruim de tijd is geweest om betrokken organisaties wel in de gelegenheid
te stellen om binnen een fatsoenlijke termijn op het wetsvoorstel te reageren. Dit
temeer daar een groot deel van de organisaties die toen met spoed heeft gereageerd
daarbij ook aangaf dat zij behoefte hadden aan meer tijd. Of zoals bijvoorbeeld het
Openbaar Ministerie en het College van de Rechten van de Mens aangaven helemaal niet
in staat te zijn om inhoudelijk te reageren. Ook omdat de kritiek die in de consultatieronde
meer dan stevig te noemen is, is het naar de mening van deze leden nodig dat de betrokken
organisaties zo zij daar behoefte aan hebben alsnog in de gelegenheid worden gesteld
om over het nu voorliggend wetsvoorstel, in de na de consultatieronde maar enigszins
aangepaste vorm, te reflecteren. Gaat de regering daar gevolg aan geven? Zo ja, op
welke wijze? Zo nee, waarom niet? Kan de regering ingaan op de recente opmerkingen
van Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten op dit wetsvoorstel? Kan de regering
op de opmerkingen van Amnesty International/Bits of Freedom reageren die ook nog na
de consultatieronde zijn gemaakt?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken dat er veel onvrede is over de gekozen
termijn voor consultatie. Zij vragen de regering of, ook met de wens van de Kamer
tot een snel proces, toch niet beter een iets langere consultatietermijn had kunnen
worden gehanteerd juist ook gezien de brede maatschappelijke discussie over voorliggend
wetsvoorstel. Zij vragen hierbij in het bijzonder naar de betrokkenheid van de AP
die ook een formele rol krijgt in voorliggend proces.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn met de Raad van State verbaasd dat in de
eerste versie van het wetsvoorstel niet is stilgestaan bij de eventuele werking van
het wetsvoorstel op de BES-eilanden. Zij vragen of het niet verstandig is standaard
bij wetgeving in de memorie van toelichting aan te geven of, en zo ja, waarom het
voorstel al dan niet ook geldt voor de BES-eilanden.
Het lid van BIJ1 vraagt aan de regering op welke wijze en in welke mate de adviezen
van de Autoriteit Persoonsgegevens en de Raad van State zijn opgevolgd in het aangepaste
wetsvoorstel. Zo stelt de Autoriteit Persoonsgegevens dat onafhankelijke toetsing
door rechters of toezichthouders bij de NCTV wordt bemoeilijkt omdat bevoegdheden
vaag begrensd zijn en goede waarborgen ontbreken. Dit lid vraagt aan de regering welke
begrenzing en waarborgen in het aangepaste voorstel zijn toegevoegd. Gekoppeld daaraan
vraag het lid van BIJ1 in hoeverre de regering vindt dat de motie Simons over het
expliciteren van de bevoegdheden van de NCTV is uitgevoerd in het aangepaste wetsvoorstel.
5. Overig
De leden van de D66-fractie hebben tot slot nog een algemene vraag. Zowel de AP als
de Afdeling adviseerde om dit wetsvoorstel niet in te dienen tenzij het gewijzigd
zou worden. Is de regering ervan overtuigd dat zij het wetsvoorstel op basis van die
kritiek dusdanig heeft aangepast dat de zorgen die daaraan ten grondslag lagen daarmee
zijn ondervangen? Zo ja, wat zijn dan de meest fundamentele aanpassingen die daartoe
hebben geleid?
De leden van de Volt-fractie hebben vernomen dat het nog onduidelijk is over welke
data de NCTV nu nog beschikt en hoe de NCTV deze gegevens de afgelopen jaren heeft
opgeslagen en verwerkt. Via Wet openbaarheid van bestuur- en AVG-verzoeken is er door
Amnesty International inzage gevraagd in het handelen van de NCTV. De NCTV heeft aangegeven
voor de zomer zoveel mogelijk te hebben afgehandeld. Deze leden vinden het verstandig
deze inzagen af te wachten, zodat op basis van vrijgegeven inzagen de taken van de
NCTV voldoende kunnen worden afgebakend en de wet afgestemd kan worden op fouten die
in het verleden zijn gemaakt. Is de regering het ermee eens om meer onderzoek af te
wachten voordat er over het wetsvoorstel gestemd wordt, zodat van eventuele fouten
uit het verleden kan worden geleerd bij het opstellen van de nieuwe bevoegdheden?
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 2 en 3
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in artikel 2, eerste lid: «Deze wet is
van toepassing op de verwerking van gegevens, waaronder persoonsgegevens, door Onze
Minister in het kader van het verhogen van de weerbaarheid ten aanzien van terrorismebestrijding
en de bescherming van de nationale veiligheid, door het versterken van de weerbaarheid
van de samenleving, het voorkomen van maatschappelijke ontwrichting en het beschermen
van vitale belangen van de samenleving.» Zij vragen naar de afbakening en definitie
van «het verhogen van de weerbaarheid ten aan zien van terrorismebestrijding» en het
«versterken van de weerbaarheid van de samenleving.» Deze leden vragen wat mag worden
verstaan onder de woorden «trends» en «fenomenen» in artikel 3, eerste lid, sub b.
Wat is de precieze afbakening van deze begrippen.
Artikel 4
De leden van de Volt-fractie merken op dat in Artikel 4, vijfde lid van het wetsvoorstel
is vermeld dat bij AMvB regels worden gesteld met betrekking tot te nemen technische,
personele en organisatorische maatregelen, waaronder regels over functiescheiding,
autorisatie voor het gebruik van bepaalde systemen, opslag en beveiliging. Treedt
de AMvB betreffende het treffen van technische en organisatorische maatregelen uiterlijk
gelijktijdig in werking met het eventueel inwerkingtreden van het wetsvoorstel? Kan
de regering de voorgestelde technische en organisatorische maatregelen met de Kamer
delen voordat over het wetsvoorstel wordt gestemd, zodat dit meegewogen kan worden
in de afweging van de Kamerleden? Zo niet, waarom niet?
De leden van de Volt-fractie merken op dat in Artikel 4, zesde en zevende lid wordt
aangegeven dat persoonsgegevens uiterlijk vijf jaar na de laatste verwerking wordt
verwijderd. Waarom begint de bewaartermijn na elke nieuwe verwerking weer opnieuw?
Wat wordt bedoeld met de «laatste verwerking» in artikel 5 van het voorstel, gelet
op het feit dat ook het opslaan en verwijderen van gegevens een verwerkingshandeling
is? Waarom blijven deze gegevens 5 jaar bewaard? Waarom worden deze gegevens niet
na 6 maanden geanonimiseerd niet zoals bij de Passagiers-informatie eenheid Nederland?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat mag worden verstaan onder technische
hulpmiddelen wat in artikel 4, vierde lid wordt genoemd. Deze leden vragen hoe het
toezicht op uitvoering van lid 6 en 7 plaatsvindt. Voorts vragen zij meer inzicht
in de weging wanneer verlenging wordt toegestaan.
Artikel 5
De leden van de Volt-fractie merken op dat in artikel 5, derde lid van het wetsvoorstel
is vermeld dat bij AMvB nadere regels worden gesteld betreffende de inhoud en uitvoeringswijze
van de controles aangaande gegevensbeschermingsaudits. Op welke manier wordt toezicht
gehouden op de bevoegdheden (om persoonsgegevens te verwerken), anders dan door middel
van de auditmogelijkheden van de verwerkingsverantwoordelijke (de Minister/NCTV),
zoals bedoeld in artikel 5 van het voorstel?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat bij een hercontrole als bedoeld in
artikel 5, tweede lid gebeurt, hoe wordt dit artikel nageleefd.
Artikel 8
De leden van de Volt-fractie vragen hoe wordt bepaald welke gegevensverwerkingen noodzakelijk
zijn? Welke criteria worden hiernaast gehouden? Zijn deze al ontwikkeld? Voldoet deze
case by case afweging aan de mogelijkheid het verwerkingsverbod op te heffen? Welke passende en
specifieke maatregelen worden in een dergelijk geval getroffen om de rechten en vrijheden
van de betrokkene te waarborgen? Deze leden zien dat hetzelfde geldt voor de uitzondering
om strafrechtelijke gegevens te verwerken zoals beschreven in het tweede lid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.