Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de beleidsreactie op het tweede rapport monitoring wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht mbo (Kamerstuk 31524-504)
2022D12483 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 februari 2022 inzake de beleidsreactie
op het tweede rapport monitoring wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht
mbo (Kamerstuk 31 524, nr. 404).
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
• Inbreng van de leden van de SP-fractie
• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
• Inbreng van de leden van de SGP-fractie
II Reactie van Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het tweede
rapport monitoring wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht mbo en hebben
hierover nog enkele vragen.
Het bindend studieadvies (BSA)
De leden van de VVD-fractie lezen in de beleidsreactie dat de verschillende mbo1-scholen anders omgaan met een negatief BSA. Deelt de Minister de mening dat het onwenselijk
is dat de scholen allemaal een andere manier van werken hanteren? De leden zien graag
dat er met instellingen afspraken worden gemaakt om de manier van werken gelijk te
trekken ter bevordering van kansengelijkheid, zonder uit het oog te verliezen dat
er ruimte moet zijn voor maatwerk.
Verder lezen de leden dat 10% van de studenten aangeeft geen voortgangsgesprek te
hebben gehad en dat bij een negatief BSA niet altijd de verplichte schriftelijke waarschuwing
gegeven is (20%). De leden vragen of de Minister het met hen eens is dat er altijd
een gesprek met de studenten over de studievoortgang en het BSA zou moeten worden
gevoerd. En daaropvolgend, is de Minister het met hen eens dat er altijd een schriftelijke
waarschuwing moet worden gegeven over het BSA en dat scholen strikter de verplichte
nazorg moeten handhaven? De voornoemde leden horen graag hoe de Minister zijn rol
hierin ziet.
Numerus fixus opleidingen
De leden van de VVD-fractie vernemen dat het aantal opleidingen met een numerus fixus
is gedaald, maar dat deze in techniekgerichte opleidingen is toegenomen. Zij vragen
ten eerste hoe het komt dat het aantal opleidingen met een numerus fixus is gedaald.
Er is te lezen dat het aantal NF2-opleidingen is gegaan van 684 naar 603, waarbij wordt aangegeven dat dit komt door
toename in de werkgelegenheid. De leden vragen op basis van welke informatie en kennis
wordt bepaald dat er meer werkgelegenheid is. In hoeverre wordt er gekeken naar de
indicatoren van de SBB3 of wordt deze constatering ook in overleg met het regionale sectorspecifieke bedrijfsleven
gedaan? Zij vragen wie het arbeidsperspectief controleert en of het hierbij gaat om
kort, midden of lang arbeidsperspectief.
Verder zouden de leden graag horen waarom de numerus fixus in technische opleidingen
omhoog is gegaan. Er valt onder andere te lezen dat dit komt door een tekort aan stageplekken,
maar deelt de Minister de mening dat dit tekort juist komt door een tekort aan personeel
in deze sector? Ziet de Minister hierin zijn rol en verantwoordelijkheid? Welke stappen
gaat de Minister nemen om te zorgen dat het tekort aan stageplekken wordt opgelost,
in samenwerking met het bedrijfsleven? De voornoemde leden zien namelijk al een tekort
in de huidige situatie en vragen of de Minister het met hen eens is dat opleidingen
die opleiden voor tekortsectoren geen numerus fixus meer mogen hebben.
Informatievoorziening
Onder dit kopje valt wederom te lezen dat de cijfers van misinformatie bij de studenten
aangaande het BSA en het studiekeuzeadvies schrikbarend hoog zijn. De leden zouden
nogmaals willen vragen of de Minister het met hen eens is dat er altijd een gesprek
met de studenten over de studievoortgang en het BSA zou moeten worden gevoerd en dat
er altijd een schriftelijke waarschuwing moet worden gegeven over het BSA.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het tweede rapport
monitoring wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht mbo. Deze leden zijn van
mening dat alle studenten gelijke kansen moeten hebben en daarmee recht hebben op
goede begeleiding om hun studie tot een succes te brengen. Er wordt immers nog te
vaak gefocust op wat iemand niet kan, in plaats van wat diegene wel kan. Het talent
van een student dient het uitgangspunt te zijn, zodat iedereen die mee wil doen ook
mee kan doen en het mbo toegankelijk is voor iedereen. Zij hebben daarom nog enkele
kritische vragen en opmerkingen die zij aan de Minister willen voorleggen.
Gelijke kansen voor alle studenten
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat mbo-studenten en afgestudeerden onmisbaar
zijn voor onze samenleving. Bovendien zijn zij van mening dat alle studenten die aan
een mbo-opleiding beginnen, ook alle nodige kansen moeten krijgen om te slagen. Zij
constateren dat in het coalitieakkoord is afgesproken dat we zo snel mogelijk de voor-
en nadelen van het bindend studieadvies evalueren en daarna een nieuwe afweging maken
over het bindend gedeelte van het studieadvies. Deze leden zijn positief dat het BSA
kritisch wordt geëvalueerd. Het bindende gedeelte van het studieadvies zorgt voor
onnodige stress bij studenten en houdt geen rekening met laatbloeiers of unieke leerroutes.
Zij zijn van mening dat een school alles op alles moet zetten om studiesucces te bewerkstelligen.
Hierin is maatwerk essentieel. Wat zijn volgens de Minister de voor- en nadelen van
het afschaffen van het BSA? Denkt hij dat het afschaffen van het BSA kan bijdragen
aan het verhogen van het studentenwelzijn? Wanneer kunnen we de evaluatie van het
BSA precies verwachten? Is dit voor het herfstreces, zo vragen de voornoemde leden.
Begeleiding
De leden van de D66-fractie constateren dat bij de uitvoering van het BSA tussen mbo-instellingen
verschil te bemerken is, evenals tussen verschillende opleidingen. Hoe verklaart de
Minister deze verschillen? Wat zijn de voornaamste verschillen? Deze leden lezen bovendien
dat in te veel gevallen geen voortgangsgesprekken worden gevoerd met studenten, ondanks
dat een negatief BSA wordt afgegeven. Deze leden vinden dit zeer kwalijk en hebben
er vraagtekens bij of studenten in die gevallen voldoende zijn geholpen om hun opleiding
tot een succes te brengen. Nog kwalijker vinden deze leden dat 43% van de studenten
die een negatief BSA hebben ontvangen aangeeft daarna niet begeleid te zijn. Kan de
Minister hier een verklaring voor geven? Ook vragen zij of hij de mening deelt dat
die begeleiding belangrijk is, gezien het veelal kwetsbare studenten zijn die op zoek
moeten naar een andere opleiding. Hoe zorgt de Minister dat goede studiebegeleiding
de norm wordt bij elke opleiding? Tot slot vragen zij of hij het met deze leden eens
is dat alles op alles moet worden gezet om een student succesvol te laten zijn.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beleidsreactie
op het tweede rapport monitoring wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht
mbo. Naar aanleiding hiervan hebben zij nog enkele vragen.
Intake
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan aangeven om hoeveel studenten
het gaat als er staat dat 4% van de studenten een negatief advies krijgt, waarvan
een kwart toch start met de opleiding en 2,6% geweigerd wordt voor een opleiding.
Tevens vernemen de leden in hoeverre de studenten die een negatief advies ontvingen
en toch gestart zijn met de opleiding gevolgd worden. Zo ja, doorlopen zij even succesvol
de studie als studenten met een positief advies, zo willen zij graag weten.
BSA
De leden van de CDA-fractie vernemen graag hoeveel opleidingen momenteel het BSA toepassen.
Heeft de Minister een verklaring voor de 29% van de studenten die niet weten of ze
een BSA hebben gehad? Kan de Minister aangeven in hoeverre de opleidingen die een
eigen manier van werken hanteren zich op een (beperkt) aantal mbo-instellingen begeven
of dat dit op alle mbo-instellingen voorkomt? Is de Minister bereid om bij de evaluatie
van het BSA in het mbo ook het idee van het aangepaste BSA in het hoger onderwijs
mee te nemen?
Wat staat er in de WEB4 over het voeren van studievoortgangsgesprekken en verplichte nazorg en begeleiding
in relatie tot het BSA? Hoe wordt hier toezicht op gehouden? Eveneens vragen zij of
de Minister kan aangeven in hoeverre de opleidingen die nauwelijks gesprekken voeren
zich op een (beperkt) aantal mbo-instellingen begeven of dat dit op alle mbo-instellingen
voorkomt.
Numerus fixus opleidingen
De leden van de CDA-fractie vragen welke andere mogelijkheden er zijn naast loting
of volgorde van aanmelden voor mbo-instellingen volgens de WEB. Wanneer zijn de afspraken
met de MBO Raad gemaakt over dat openstelling van aanmelding voor NF-opleidingen die
volgorde van aanmelding hanteren 100% transparant moet zijn? Tot slot vragen zij wat
de resultaten zijn uit de jaarlijkse evaluatie.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het tweede
rapport monitoring wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht mbo. Zij hebben
hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Uit de monitor blijk dat er verschillen bestaan tussen mbo-instellingen bij de uitvoering
van het BSA. In de beleidsreactie lezen de leden niet direct dat de Minister dit zorgelijk
vindt, dus vragen zij wat de Minister hiervan vindt en of hij bereid is om in het
gesprek met JOB5 en de MBO Raad de verschillen in uitvoering van het BSA tussen instellingen mee te
nemen. De leden vinden een bindend studieadvies in het mbo onwenselijk en zouden het
liefst zien dat dit wordt afgeschaft. Desalniettemin zouden de leden graag zien dat
het BSA op iedere mbo-school op dezelfde wijze wordt uitgevoerd. Zij vragen hoe de
Minister dit gaat regelen.
De voornoemde leden zijn van mening dat een numerus fixus enkel gerechtvaardigd is
in het geval een opleiding veel meer aanmeldingen krijgt dan er plaatsen zijn. Met
name bij opleidingen voor tekortsectoren is het niet uit te leggen dat er een numerus
fixus wordt gehanteerd. Graag zouden de leden een overzicht krijgen van opleidingen
waar een numerus fixus wordt gehanteerd en wat de overweging hiervoor is.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
brief. Zij constateren dat voor heel veel kinderen de overgang van het vmbo6 naar het mbo soepel verloopt. Maar voor nog te veel kinderen, met name van vmbo-basis
en -kader, is de overgang naar het mbo lastig. Zij lopen het risico op uitvallen.
Als kinderen uitvallen, dan verlaten zij zonder startkwalificatie het onderwijs. Dat
is ongewenst. Daarom vinden de voornoemde leden dat het mbo en het vmbo gezamenlijk
verantwoordelijkheid moeten dragen voor een soepele overgang tussen beide soorten
onderwijs. Deze leden waardeerden daarom ook vooral in de Wet vroegtijdige aanmelddatum
voor en toelatingsrecht tot het mbo, die per 1 augustus 2017 in werking trad, dat
de toelating van een jongere tot het mbo hiermee werd onttrokken aan de willekeur
van het bevoegd gezag en werd vervangen door een toelatingsrecht. Deelt de Minister
deze appreciatie? Kan hij dan ook toelichten hoe hij denkt over de wenselijkheid van
een dergelijk toelatingsrecht in het funderend onderwijs? Ook vragen zij of hij een
consistente visie in dezen wenselijk acht.
Het coalitieakkoord stelt stimulering van het aanbod van arbeidsmarktrelevante beroepsopleidingen
in techniekhavo en kleinschalig vakonderwijs en behoud van een zo groot mogelijk aanbod
van mbo-opleidingen dichtbij huis in het vooruitzicht. Tegelijkertijd belooft het
coalitieakkoord de kansen te versterken door drempels weg te nemen en doorstroom te
stimuleren. Verwacht de Minister dat deze elementen consequenties zullen hebben voor
de manier waarop het toelatingsrecht tot het mbo gestalte moet krijgen?
JOB concludeert uit het evaluatieonderzoek van KBA dat er in de wet op een aantal
punten verbetering noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat het daarmee beoogde doel,
namelijk het versterken van de positie van de mbo-student, daadwerkelijk wordt bereikt.
Zo blijkt dat de communicatie over de wet in de richting van studenten nog vaak tekortschiet.
De voornoemde leden vragen wat de Minister wil ondernemen teneinde studenten beter
te (laten) informeren over elementen zoals het studiekeuzeadvies, de uiterlijke aanmelddatum
van het toelatingsrecht, het bindende studieadvies en de consequenties van zo’n advies.
Ook concludeert de JOB uit het KBA-onderzoek dat het bindende studieadvies in de praktijk
niet zo wordt uitgevoerd als in theorie is bedoeld. JOB wijst erop dat hierbij niet
alleen wordt gelet op de studievoortgang, maar dat ook elementen als studiehouding,
gedrag en motivatie worden meegenomen. Onderkent de Minister ook het gevaar dat het
bindende studieadvies hiermee een te subjectieve invulling krijgt en mbo-studenten
zich moeilijk kunnen verweren tegen een negatief bindend studieadvies? De leden van
de PvdA-fractie vragen wat de Minister wil doen om te waarborgen dat scholen de randvoorwaarden
en procedurele processen voortaan goed opvolgen. Hoe wil de Minister optreden tegen
na het eerste jaar afgegeven negatieve bindende studieadviezen die niet schriftelijk
worden medegedeeld, die worden afgegeven zonder waarschuwing vooraf en waarbij geen
nazorg bij wordt geboden? Ten slotte vragen zij hoe hij oordeelt over het standpunt
van JOB dat er zou moeten worden gekozen voor een studieadvies zonder bindende gevolgen
met uitschrijving als consequentie.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen
van de evaluatie en monitoring wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht mbo.
Deze leden vinden de toegankelijkheid van het mbo zeer belangrijk. Derhalve hebben
deze leden enkele vragen.
Bindend studieadvies (BSA)
De leden van de GroenLinks-fractie zijn teleurgesteld over de handhaving van het BSA-instrument
ondanks meerdere oproepen van de studentenvakbonden en diversie moties om dit instrument
af te schaffen.
Deze leden lezen dat volgens de monitor de werkwijze rondom het BSA in het tweede
uitvoeringsjaar redelijk ingeburgerd is bij de opleidingen. Hoe valt dat te rijmen
met het feit dat bijna in de helft van de gevallen studenten na een negatief BSA niet
begeleid zijn of geen nazorg hebben ontvangen? Aangezien de nazorg en de begeleiding
verplicht onderdeel zijn bij het afgeven van het BSA, vinden deze leden het onterecht
dat een negatief BSA, een zware maatregel, zonder dit onderdeel afgegeven kan worden.
Is de Minister dat eens met deze leden? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister uitleggen
hoe deze werkwijze, zonder nazorg en begeleiding naar een passende opleiding, anders
is dan studenten de deur wijzen?
Tevens blijkt uit de monitor dat bij een negatief BSA niet altijd de verplichte schriftelijke
waarschuwing gegeven is. In hoeverre is het afgegeven BSA nog geldig, als de onderwijsinstelling
haar verplichte deel bij het afgeven van een negatief BSA niet heeft uitgevoerd? Zou
een mbo-student die een negatief BSA heeft gekregen zonder een schriftelijke waarschuwing,
dit besluit kunnen aanvechten bij de rechter? Is de Minister het met de leden eens
dat een negatief BSA zonder een schriftelijke waarschuwing een ongeldig BSA is? Zo
nee, waarom niet?
Ook de resultaten van de studentenenquête vinden de voornoemde leden zorgelijk. 40%
van de studenten geeft aan maar een enkel studievoortgangsgesprek te hebben gehad
en 10% geeft aan geen gesprek te hebben gehad. Hoe kan de Minister instellingen stimuleren
om wel vaker dit soort gesprekken te hebben met hun studenten? Kan de Minister aangeven
waarom het sommige instellingen helemaal niet lukt om een voortgangsgesprek te voeren
met de studenten? Komt dit door een ontoereikende bekostiging of een tekort aan docenten?
Graag ontvangen zij een reactie hierop.
Numerus fixus opleidingen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het aantal numerus fixus-opleidingen
in het studiejaar 2020–2021 gedaald is ten opzichte van het vorige studiejaar. Kan
de Minister aangeven voor welke opleidingen op dit moment wel een numerus fixus wordt
gehanteerd? Zitten hier opleidingen tussen die zich richten op een van de tekortsectoren?
Zo ja, welke opleidingen zijn dit? Voorts lezen deze leden dat er grotere verschillen
zijn tussen mbo-instellingen in het aantal numerus fixus-opleidingen. Zij vragen of
de Minister in kaart kan brengen waardoor deze verschillen ontstaan.
Aanmelding en inschrijving
Uit het onderzoek komt ook naar voren dat expliciete weigering van in principe toelaatbare
studenten zelden voorkomt in het mbo. Kan de Minister uiteenzetten op welke gronden
expliciete weigering van toelaatbare studenten wel voorkomt? Deze leden lezen dat
in het uitzonderlijke geval dat studenten alsnog onterecht geweigerd worden of de
indruk gewekt wordt dat er sprake is van een selectiegesprek, de Minister studenten
aanmoedigt om hier melding van te maken bij de klachtencommissie binnen de onderwijsinstelling.
Acht de Minister deze paragraaf in de brief als voldoende aanmoediging? Zij vragen
of de Minister nader kan uiteenzetten hoe hij deze studenten aanmoedigt.
Informatievoorziening
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief dat na de invoering van de wet
er een analyse is uitgevoerd van de informatievoorziening door mbo-instellingen. Daaruit
bleek dat op de websites van de meeste mbo-instellingen het toelatingsbeleid en de
toelatingsprocedures worden gepubliceerd. Maar dit staat nog niet op de websites van
alle mbo-instellingen. Hoe gaat de Minister hier actiever op sturen?
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de evaluatie
van de wet toelating mbo en de beleidsreactie.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de evaluatie erg kritisch is ten aanzien
van het recht op studiekeuzeadvies en dat het nog altijd niet optimaal werkt. Volgens
de onderzoekers lijkt de meerwaarde van dit recht beperkt, omdat het te weinig bekend
is en studenten ook zonder dit recht de informatie vinden die zij nodig hebben. Deze
leden vragen de Minister of de evaluatie aanleiding geeft het recht op studiekeuzeadvies
te heroverwegen.
II Reactie van Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.