Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg oover de geannoteerde Agenda onderzoeksdeel informele Raad voor Concurrentievermogen 24 en 25 januari 2022 en het verslag Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 november 2021
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 547 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 januari 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische
Zaken en Klimaat over de brief van 13 januari 2022 over de geannoteerde Agenda onderzoeksdeel
informele Raad voor Concurrentievermogen 24 en 25 januari 2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 546) en over de brief van 14 december 2021 over het verslag Raad voor Concurrentievermogen
van 25 en 26 november 2021 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 544).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 januari 2022 aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 19 januari
2022 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
5
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor het
onderzoeksdeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 24 en 25 januari
2022. Deze leden zien uit naar de opstelling van de Europese Strategie van Universiteiten
en het verder uitrollen van het Europese Universiteiten Initiatief, zoals ook blijkt
uit de motie van de leden Paternotte en Van der Woude over het inventariseren en wegnemen
van belemmeringen en bezwaren waar Europese opleidingen mee te maken hebben (Kamerstuk
35 925 VIII, nr. 46). De leden van de VVD-fractie hebben voor nu geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kamerbrief
over het onderzoeksdeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen. Zij wensen
de Minister enkele vragen te stellen.
De leden van de D66-fractie constateren dat de agenda en het discussiepaper voor de
informele Raad voor Concurrentievermogen bij het schrijven van de Kamerbrief nog niet
beschikbaar was. Zij vragen of er inmiddels stukken beschikbaar zijn en, zo ja, wat
de strekking van de stukken is.
De leden van de D66-fractie kijken met interesse uit naar het voorstel van de Europese
Commissie voor een «Europese Strategie voor Universiteiten». Het doel van de strategie
is om de vier missies van hoger onderwijsinstellingen, namelijk onderwijs, onderzoek,
innovatie en maatschappelijke impact, samen te brengen in een kennisecosysteem-aanpak.
Deze leden vragen of de Minister een beeld heeft van hoe de Commissie innovatie en
maatschappelijke impact als twee aparte rollen onderscheidt. Tevens vragen zij hoe
de Minister de rol van Nederlandse hogescholen ziet in een eventuele strategie nu
hogescholen nog een zeer bescheiden budget voor onderzoek krijgen.
De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen
van 25 en 26 november 2021 dat de Raad heeft ingestemd met de Raadsaanbeveling voor
een Pact voor onderzoek en innovatie (O&I) in Europa. Zij lezen in de Raadsconclusies
dat de lidstaten moeten bijdragen aan de doelstelling op Unieniveau om 3 procent van
het Unie-bbp te investeren in O&I door op vrijwillige basis een nationaal streefcijfer
vast te stellen voor hun totale uitgaven voor O&I. Lidstaten kunnen daarbij nadere
subdoelen stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van de beoogde overheidsuitgaven voor
O&I, uitgedrukt als percentage van het bbp. De lidstaten hebben daarbij kennisgenomen
dat de Europese Commissie een streefcijfer voorstelt voor de overheidsinspanning voor
onderzoek en ontwikkeling op 1,25 procent van het Unie-bbp in 2030. Deze leden vragen
de Minister op welke wijze het kabinet uitvoering zal geven aan deze opdracht vanuit
het Pact voor Onderzoek & Innovatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Geannoteerde Agenda onderzoeksdeel informele Raad voor Concurrentievermogen 24 en
25 januari 2022
De leden van de CDA-fractie lezen dat op het moment van schrijven van de geannoteerde
agenda nog geen agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen, noch een discussiepaper
met discussievragen, ontvangen was vanuit het voorzitterschap. Zij vragen de Minister
hun deze stukken alsnog te doen toekomen, zodra deze beschikbaar zijn.
De leden van de CDA-fractie lezen dat verwacht wordt dat lidstaten tijdens de informele
Raad zullen worden gevraagd naar goede voorbeelden op het vlak van het bevorderen
van synergie tussen onderzoek, innovatie en onderwijs. Deze leden zijn benieuwd welke
voorbeelden Nederland zal inbrengen. Kan de Minister die met hen delen?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tot slot of duidelijk kan worden gemaakt
wat de Europese Strategie voor Universiteiten en het Europese Universiteiten Initiatief
concreet voor Nederland zouden kunnen betekenen, juist op het gebied van hoger onderwijs,
onderzoek en innovatie.
Verslag Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 november 2021
Verordening inzake Digitale Markten (DMA)
De leden van de CDA-fractie lezen dat een aantal lidstaten een gezamenlijke verklaring
heeft afgegeven waarin wordt gepleit voor een verbreding van de reikwijdte van de
maatregel om niet alleen voor app-stores, maar ook voor zoekmachines en sociale media
redelijke voorwaarden voor zakelijke gebruikers te hanteren. Krijgt deze verklaring/dit
voorstel opvolging, willen deze leden van de Minister weten.
Verordening inzake Digitale Diensten (DSA)
De leden van de CDA-fractie lezen dat Eurocommissaris Breton aangaf dat er voor wat
betreft handhaving additionele middelen nodig zijn voor de versterkte rol van de Europese
Commissie. Gaan deze middelen ter beschikking worden gesteld, vragen deze leden zich
af. Indien ja, om hoeveel middelen gaat het en uit welk budget zijn deze afkomstig?
De leden van de CDA-fractie weten dat Nederland graag had gezien dat haar voorstellen
ter bestrijding van illegale content online waren overgenomen. Hoe voorstelbaar is
het dat deze voorstellen alsnog een plek zullen krijgen in het voorstel, vragen deze
leden de Minister. In hoeverre gaat het kabinet zich hier wederom hard voor maken?
Implementatie Faciliteit voor Herstel en Veerkracht
Het is de leden van de CDA-fractie bekend dat bijna alle lidstaten een nationaal herstelplan
(Recovery and Resilience Plan; RRP) hebben ingediend, maar Nederland nog steeds niet.
Deze leden vragen de Minister, nu een nieuw kabinet is beëdigd, hoe het kabinet het
maken, consulteren en indienen van een RRP gaat oppakken. Kan de Minister deze leden
een tijdspad verstrekken? Hoe en wanneer gaat uitvoering worden gegeven aan de motie
van het lid Inge van Dijk over het concept-RRP consulteren met stakeholders (Kamerstuk
21 501-30, nr. 531)? Wanneer zullen stakeholders, zoals gemeenten, provincies en private partijen, worden
geconsulteerd? In het kader van de Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (Recovery
and Resilience Facility; RRF) vragen voornoemde leden aan de Minister wanneer er uitvoering
wordt gegeven aan de motie van het lid Palland c.s. over bijhouden aan welke projecten
en sectoren andere lidstaten hun RRF-gelden besteden (Kamerstuk 21 501-30, nr. 510).
De leden van de CDA-fractie lezen dat lidstaten tijdens dit beleidsdebat specifiek
ingingen op de invulling van hun RRP’s, maar dat Nederland niet heeft geïntervenieerd.
Zij vragen zich af waarom niet. Welke lessen en/of goede voorbeelden haalt Nederland
uit de RRP’s van andere lidstaten? Wat is de opvatting van het kabinet over investeringen
in grensoverschrijdende projecten, zoals de Important Projects of Common European
Interest (IPCEI’s)? Hoe zou het IPCEI-instrument volgens het kabinet het beste kunnen
worden ingezet? Wat is het tijdspad van de aangekondigde Chips Act?
De leden van de CDA-fractie sluiten zich aan bij de lidstaten die onderstreepten dat
het cruciaal is om de voortgang van de implementaties van de RRP’s te monitoren.
Diversenpunt Commissiemededeling Herziening Mededingingsbeleid
De leden van de CDA-fractie lezen over nieuwe richtsnoeren voor IPCEI’s, die lidstaten
in staat stellen om gezamenlijk te investeren in bijvoorbeeld baanbrekende innovatie
en infrastructuur, met een grotere rol voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). Zij
kijken hier met belangstelling naar uit en zouden willen weten wanneer de herziene
ICPEI-mededeling wordt gepubliceerd.
Diversenpunt Jaarrapport 2021 SME Envoys
De leden van de CDA-fractie lezen dat Eurocommissaris Breton voor het aankomende jaar
discussies over de rol van het mkb in de groene- en digitale transities en kansen
voor het mkb in het kader van strategische autonomie voorziet. Kan de Minister uitgebreider
ingaan op deze kansen voor het mkb? Wat is hier precies gezegd?
Diversenpunt Industrieforum
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Industrieforum om advies is gevraagd over
de aanpak van strategische afhankelijkheden. Wordt dit advies openbaar en waar/wanneer
kunnen deze leden er kennis van nemen?
Onderzoek en innovatie voor het bereiken van cross-sectorale doelen
Het valt de leden van de CDA-fractie op dat Nederland heeft benoemd dat er moet blijven
worden geïnvesteerd in fundamenteel onderzoek, omdat de COVID-crisis heeft aangetoond
dat er, dankzij eerdere investeringen in fundamenteel onderzoek, snel resultaten geboekt
kunnen worden. Deze leden onderschrijven dit, maar vragen zich af waarom Nederland
niet heeft gesproken over (investeringen in) toegepast onderzoek, dat zij van minstens
zo groot belang vinden. Wil de Minister hierop ingaan?
Diversenpunt EU space-based global secure communication system
De leden van de CDA-fractie nemen kennis van de plannen die Eurocommissaris Breton
heeft gepresenteerd voor een «EU space-based global secure communication system»,
gericht op het tegengaan van geopolitieke dreigingen, snel veilig internet voor iedereen,
en Europa in het kwantumtijdperk brengen. Deze leden lezen dat de Eurocommissaris
hiervoor middelen wil vrijmaken uit NextGenerationEU en de RRF. Hoe moeten de lidstaten
deze financiering zien? Gaat dit bijvoorbeeld ten koste van de bijdragen die lidstaten
uit de RRF ontvangen?
II Antwoord / reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor het
onderzoeksdeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 24 en 25 januari
2022. Deze leden zien uit naar de opstelling van de Europese Strategie van Universiteiten
en het verder uitrollen van het Europese Universiteiten Initiatief, zoals ook blijkt
uit de motie van de leden Paternotte en Van der Woude over het inventariseren en wegnemen
van belemmeringen en bezwaren waar Europese opleidingen mee te maken hebben (Kamerstuk
35 925 VIII, nr. 46). De leden van de VVD-fractie hebben voor nu geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kamerbrief
over het onderzoeksdeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen. Zij wensen
de Minister enkele vragen te stellen.
De leden van de D66-fractie constateren dat de agenda en het discussiepaper voor de
informele Raad voor Concurrentievermogen bij het schrijven van de Kamerbrief nog niet
beschikbaar was. Zij vragen of er inmiddels stukken beschikbaar zijn en, zo ja, wat
de strekking van de stukken is.
De agenda en de discussiedocumenten voor de informele Raad voor Concurrentievermogen
zijn inmiddels gepresenteerd door het Franse voorzitterschap van de Raad van Europese
Unie (en door de Tweede Kamer in te zien via het Delegates Portal van de Raad). Op
dinsdagmorgen 25 januari vinden twee workshops plaats en in de middag een ministerieel
debat. De eerste workshop gaat over de bijdrage van het hogeronderwijs aan de toekomst
van Europa en de kansen en aandachtspunten die zich voordoen. De tweede workshop gaat
over de uitdagingen op het gebied van internationale samenwerking in onderzoek en
innovatie in de EU en de wereld en specifiek het borgen van de academische waarden
en principes in die internationale samenwerking. Tijdens het debat in de middag zal
worden stilgestaan bij de samenwerking tussen hogeronderwijsinstellingen in Europa.
Tijdens dit gedeelte van de informele Raad zal het voorstel voor een «Europese Strategie
voor Universiteiten», dat op 18 januari door de Commissie is gepubliceerd, de rode
draad zijn. De Kamer ontvangt conform de reguliere afspraken
met de Tweede Kamer binnen zes weken via een BNC-fiche de kabinetsappreciatie op het
voorstel. De discussievragen van het debat zijn gericht op de kansen en uitdagingen
van grensoverschrijdende samenwerking voor de aantrekkelijkheid en het concurrentievermogen
van Europees hogeronderwijs, en beleid ter bevordering van academisch talent en academische
carrières worden besproken. Ook de rol die de Europese Universiteiten allianties hierin
als proeftuinen en aanjagers kunnen spelen zal centraal staan in de gesprekken.
De leden van de D66-fractie kijken met interesse uit naar het voorstel van de Europese
Commissie voor een «Europese Strategie voor Universiteiten». Het doel van de strategie
is om de vier missies van hoger onderwijsinstellingen, namelijk onderwijs, onderzoek,
innovatie en maatschappelijke impact, samen te brengen in een kennisecosysteem-aanpak.
Deze leden vragen of de Minister een beeld heeft van hoe de Commissie innovatie en
maatschappelijke impact als twee aparte rollen onderscheidt.
De Commissie refereert met deze vier missies aan de term knowledge square (onderwijs,
onderzoek, innovatie en maatschappelijke impact). De Commissie wil deze verschillende
missies van hogeronderwijsinstellingen in gezamenlijkheid adresseren in de Strategie
voor Universiteiten. In het algemeen omschrijft de Commissie maatschappelijke impact
als de bijdragen die hogeronderwijsinstellingen leveren aan het oplossen van maatschappelijke
uitdagingen, zoals de groene en digitale transities. De term innovatie verwijst vaak
naar het ontwikkelen van nieuwe technologieën, producten en diensten, al dan niet
in samenwerking met het bedrijfsleven.
Voor zover nu bekend expliciteert de strategie deze rollen niet verder, maar geeft
de strategie vooral richting aan de unieke positie van universiteiten daar waar elementen
als onderzoek, onderwijs, innovatie en het bijdragen aan maatschappelijke ontwikkelingen
bij elkaar komen. De Kamer ontvangt conform de reguliere afspraken via het BNC-fiche
meer uitgebreide kabinetsappreciatie op het Commissievoorstel.
Tevens vragen zij hoe de Minister de rol van Nederlandse hogescholen ziet in een eventuele
strategie nu hogescholen nog een zeer bescheiden budget voor onderzoek krijgen.
Hogescholen sluiten met hun ervaringen op het snijvlak van onderwijs, onderzoek, innovatie
en samenleving goed aan bij de doelen van de strategie, voor zover deze nu bekend
zijn. Het gehele spectrum van hogeronderwijsinstellingen, inclusief hogescholen, komt
in aanmerking voor deelname aan het Europese Universiteiten Initiatief. Hierin wordt
op geen enkele manier onderscheid gemaakt tussen universiteiten en hogescholen. Alle
netwerken van hoger onderwijsinstellingen konden, naast de financiering vanuit Erasmus+,
ook aanspraak maken op financiering vanuit Horizon Europe via de pilot voor het Europese
Universiteiten Initiatief. Het budget vanuit Horizon Europe is bedoeld voor samenwerking
op het gebied van onderzoek en innovatie binnen de Europese Universiteiten netwerken.
Ook heeft Nederland meermaals specifiek aandacht gevraagd voor een gelijke toegang
van alle hogeronderwijsinstellingen tot dit initiatief. Tot op heden nemen er twee
Nederlandse hogescholen deel aan het Europese Universiteiten Initiatief. Dit zijn
Van Hall Larenstein en NHL Stenden.
De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen
van 25 en 26 november 2021 dat de Raad heeft ingestemd met de Raadsaanbeveling voor
een Pact voor onderzoek en innovatie (O&I) in Europa. Zij lezen in de Raadsconclusies
dat de lidstaten moeten bijdragen aan de doelstelling op Unieniveau om 3 procent van
het Unie-bbp te investeren in O&I door op vrijwillige basis een nationaal streefcijfer
vast te stellen voor hun totale uitgaven voor O&I. Lidstaten kunnen daarbij nadere
subdoelen stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van de beoogde overheidsuitgaven voor
O&I, uitgedrukt als percentage van het bbp. De lidstaten hebben daarbij kennisgenomen
dat de Europese Commissie een streefcijfer voorstelt voor de overheidsinspanning voor
onderzoek en ontwikkeling op 1,25 procent van het Unie-bbp in 2030. Deze leden vragen
de Minister op welke wijze het kabinet uitvoering zal geven aan deze opdracht vanuit
het Pact voor Onderzoek & Innovatie.
Dit kabinet is voornemens om in lijn met de Lissabondoelstelling te investeren in
onderzoek en ontwikkeling. Dit doet het kabinet door de publieke investeringen te
verhogen, onder meer door het instellen van een fonds voor onderzoek en wetenschap
waarmee in totaal € 5 miljard geïnvesteerd wordt gedurende tien jaar, door de maatregelen
vervolgopleidingen en onderzoek uit het Regeerakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) waarmee structureel € 700 miljoen wordt geïnvesteerd en door een intensivering van
de onderzoek, ontwikkeling en innovatie (R&D&I) pijler in het Nationaal Groeifonds.
Ook wordt er extra geïnvesteerd in onderzoek en innovatie ten aanzien van klimaatneutrale
technologieën. Daarbij is het kabinet van mening dat het ook belangrijk is om breder
te kijken dan alleen naar de omvang van publieke investeringen. Zo is het bijvoorbeeld
van belang te bezien hoe de impact van onderzoek en innovatie in de EU vergroot kan
worden, bijvoorbeeld door publiek-private samenwerking. In Nederland wordt dit gestimuleerd
via het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. Dit is belangrijk voor het
aanpakken van maatschappelijke uitdagingen, het creëren van impact en het creëert
een hefboom die zorgt voor meer private investeringen. Het in het Pact voor Onderzoek
& Innovatie genoemde streefcijfer van 1,25% voor publieke uitgaven aan R&D waar de
lidstaten kennis van hebben genomen, geldt als niet-bindend en wordt niet vastgelegd
als norm, bijvoorbeeld in het Europees Semester.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Geannoteerde Agenda onderzoeksdeel informele Raad voor Concurrentievermogen 24 en
25 januari 2022
De leden van de CDA-fractie lezen dat op het moment van schrijven van de geannoteerde
agenda nog geen agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen, noch een discussiepaper
met discussievragen, ontvangen was vanuit het voorzitterschap. Zij vragen de Minister
hun deze stukken alsnog te doen toekomen, zodra deze beschikbaar zijn.
Inmiddels zijn de stukken beschikbaar gekomen via het Delegates Portal van de Raad
van de Europese Unie. De Tweede Kamer heeft toegang tot dit Portal en kan via deze
weg de stukken raadplegen. In de beantwoording van de vragen van de D66-fractie hiervoor
is nader ingegaan op de inhoud van de stukken die inmiddels beschikbaar zijn gekomen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat verwacht wordt dat lidstaten tijdens de informele
Raad zullen worden gevraagd naar goede voorbeelden op het vlak van het bevorderen
van synergie tussen onderzoek, innovatie en onderwijs. Deze leden zijn benieuwd welke
voorbeelden Nederland zal inbrengen. Kan de Minister die met hen delen?
De agenda voor de informele Raad is inmiddels bekend. Synergie tussen onderwijs, onderzoek
en innovatie als apart thema staat minder nadrukkelijk op de agenda dan verwacht werd.
Daarom worden op dit punt geen voorbeelden ingebracht. Wel vraagt het voorzitterschap
nu naar voorbeelden van beleidsopties om de aantrekkelijkheid van onderzoeks- en onderwijscarrières
in Europa te versterken. In dat kader vraagt Nederland aandacht voor het breder erkennen
en waarderen van wetenschappers. Erkennings- en waarderingssystemen moeten zodanig
vormgegeven worden dat het de kwaliteit van ieder van de kerndomeinen: onderwijs,
onderzoek, impact, leiderschap en (voor Universitaire Medische Centra) patiëntenzorg,
in onderlinge samenhang bevordert. Nederland zal in dit kader in de informele Raad
de Dutch Higher Education Award noemen. Dit is de Nederlandse hogeronderwijspremie
voor teams die een uitzonderlijke onderwijsprestatie leveren. In navolging van de
prijzen voor uitzonderlijke onderzoeksprestaties, heeft Nederland deze prijs recent
in het leven geroepen om op eenzelfde manier aandacht te creëren voor onderwijs en
onderwijsvernieuwing (waarbij onderzoeksbevindingen benut worden om onderwijsinnovatie
te bewerkstelligen).
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tot slot of duidelijk kan worden gemaakt
wat de Europese Strategie voor Universiteiten en het Europese Universiteiten Initiatief
concreet voor Nederland zouden kunnen betekenen, juist op het gebied van hoger onderwijs,
onderzoek en innovatie.
De «Europese Strategie voor Universiteiten» heeft tot doel om hogeronderwijsinstellingen
klaar te stomen voor de toekomst. Een toekomst waarin onder meer transnationale samenwerking,
synergie tussen onderwijs en onderzoek, Europese waarden, innovatie, inclusie en excellentie
centraal staan. Het Europese Universiteiten Initiatief, dat inmiddels tot 41 transnationale
allianties van hogeronderwijsinstellingen heeft geleid, wordt als belangrijke proeftuin
hiervoor beschouwd. De strategie en het Europese Universiteiten Initiatief zouden
voor Nederland een versterking van de internationale samenwerking op het gebied van
onderzoek en onderwijs kunnen betekenen. Uitdagingen waar Nederland voor staat zoals
inclusief onderwijs en de transities naar leven lang leren, duurzaamheid en digitalisering,
kennisvalorisatie en samenwerking in onderzoeks-en innovatie-ecosystemen zijn brede
internationale uitdagingen, waar internationale focus en samenwerking van toegevoegde
waarde is. Daarbij is het van belang om scherp te blijven kijken naar serieuze obstakels
en mogelijke aangedragen oplossingen hiervoor. Met als doel om de noodzaak, het doel
en de toegevoegde waarde voor ogen te houden en ook rekening te houden met het subsidiariteitsprincipe
en de autonomie van hogeronderwijsinstellingen. De Kamer ontvangt conform de reguliere
afspraken via het BNC-fiche de meer uitgebreide kabinetsappreciatie op het Commissievoorstel.
Verslag Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 november 2021
Verordening inzake Digitale Markten (DMA)
De leden van de CDA-fractie lezen dat een aantal lidstaten een gezamenlijke verklaring
heeft afgegeven waarin wordt gepleit voor een verbreding van de reikwijdte van de
maatregel om niet alleen voor app-stores, maar ook voor zoekmachines en sociale media
redelijke voorwaarden voor zakelijke gebruikers te hanteren. Krijgt deze verklaring/dit
voorstel opvolging, willen deze leden van de Minister weten.
Het voorstel van Denemarken, Italië, Portugal en Spanje om in de Digital Markets Act
(DMA) redelijke voorwaarden ook te verplichten bij zoekmachines en sociale media krijgt
zeker opvolging. Temeer omdat het Europees Parlement voorstelt om de reikwijdte van
deze maatregel uit te breiden naar alle diensten van poortwachtersplatforms die onder
de DMA vallen. Het voorstel zal daarom worden besproken tijdens de trilogen, die recent
zijn gestart.
Verordening inzake Digitale Diensten (DSA)
De leden van de CDA-fractie lezen dat Eurocommissaris Breton aangaf dat er voor wat
betreft handhaving additionele middelen nodig zijn voor de versterkte rol van de Europese
Commissie. Gaan deze middelen ter beschikking worden gesteld, vragen deze leden zich
af. Indien ja, om hoeveel middelen gaat het en uit welk budget zijn deze afkomstig?
De additionele middelen waar Eurocommissaris Breton naar refereert vloeien voort uit
een voorstel voor een versterkte rol van de Europese Commissie in de handhaving van
erg grote online platformen (VLOP’s) die is opgenomen in de algemene oriëntatie van
de Raad. Naar verwachting zal het Europees Parlement in de week van 17 januari tijdens
een plenaire sessie haar positie innemen op de DSA, waarna de triloogonderhandelingen
tussen de Commissie, het Raadsvoorzitterschap en het parlement kunnen starten. Het
voorstel voor een versterkte rol van de Commissie in handhaving van VLOP’s, de additionele
middelen die hiervoor nodig zijn en de financiering van dit voorstel zullen onderdeel
vormen van de triloogonderhandelingen die nog plaats moeten vinden. Er kan daarom
geen antwoord worden gegeven op de vraag of en hoe deze additionele middelen ter beschikking
worden gesteld. De bron van waar deze middelen worden geworven blijft een belangrijk
aandachtspunt voor het kabinet en dit zal het blijven uitdragen richting het Franse
voorzitterschap dat namens de Raad de onderhandelingen met het parlement en de Commissie
voert.
De leden van de CDA-fractie weten dat Nederland graag had gezien dat haar voorstellen
ter bestrijding van illegale content online waren overgenomen. Hoe voorstelbaar is
het dat deze voorstellen alsnog een plek zullen krijgen in het voorstel, vragen deze
leden de Minister. In hoeverre gaat het kabinet zich hier wederom hard voor maken?
Het is gebleken dat in de Raad onvoldoende draagvlak was voor de voorstellen die Nederland
had ingebracht in de Raad om aanbieders van hostingdiensten meer verantwoordelijkheid
te geven voor het bestrijden van illegale content online. Wel hebben een aantal lidstaten
tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 25 november 2021 een gezamenlijke verklaring
afgelegd waarin zij opriepen om het Know Your Business Customer (KYBC)-principe te
verbreden naar alle digitale diensten. Nederland heeft aangegeven uitbreiding van
dit principe te kunnen steunen, voor zover het betrekking heeft op aanbieders van
hostingdiensten, aangezien dit een onderdeel vormde van de Nederlandse voorstellen.
Naar verwachting zal het Europees Parlement in de week van 17 januari tijdens een
plenaire sessie haar positie innemen op de DSA, waarna de triloogonderhandelingen
tussen de Commissie, het Raadsvoorzitterschap en het parlement kunnen starten. Het
is onmogelijk aan te geven hoe waarschijnlijk het is dat de een of meerdere van de
hierboven genoemde voorstellen tijdens de triloogonderhandelingen in het DSA voorstel
zullen terugkomen. Het kabinet blijft voorstander van additionele maatregelen om te
voorkomen dat hostingproviders criminaliteit faciliteren en zal hiervoor steun blijven
uitspreken naar het Franse voorzitterschap dat namens de Raad de onderhandelingen
met het parlement en de Commissie voert.
Implementatie Faciliteit voor Herstel en Veerkracht
Het is de leden van de CDA-fractie bekend dat bijna alle lidstaten een nationaal herstelplan
(Recovery and Resilience Plan; RRP) hebben ingediend, maar Nederland nog steeds niet.
Deze leden vragen de Minister, nu een nieuw kabinet is beëdigd, hoe het kabinet het
maken, consulteren en indienen van een RRP gaat oppakken. Kan de Minister deze leden
een tijdspad verstrekken? Hoe en wanneer gaat uitvoering worden gegeven aan de motie
van het lid Inge van Dijk over het concept-RRP consulteren met stakeholders (Kamerstuk
21 501-30, nr. 531)? Wanneer zullen stakeholders, zoals gemeenten, provincies en private partijen, worden
geconsulteerd?
De tijdlijn voor het indienen van het Nederlandse herstel- en heerkrachtplan ziet
er als volgt uit: in het eerste kwartaal van 2022 zal het eerste conceptplan uitgewerkt
zijn en zal deze ook naar de Kamer worden gestuurd. Hierna start de dialoog met stakeholders
en met de Europese Commissie. Vervolgens is het streven om een herziene conceptversie
van het plan in mei 2022 gereed te hebben. In juni 2022 wordt het finale concept-plan
aan uw Kamer gepresenteerd. Uiterlijk 31 augustus 2022 zal Nederland het plan formeel
indienen bij de Europese Commissie.
Vanaf het moment van indienen door Nederland heeft de Europese Commissie twee maanden
om met een voorstel voor een uitvoeringsbesluit te komen, met daarin de goedkeuring
van het plan, de mijlpalen en doelen, alsmede de daaraan gekoppelde bedragen. Hierna
heeft de Raad een maand de tijd om het uitvoeringsbesluit goed te keuren. Vervolgens
zal een overeenkomst tussen de Commissie en Nederland worden opgesteld, waarmee de
middelen formeel worden gecommitteerd. Ten slotte is op 31 december 2022 de deadline
voor de Europese Commissie om 70% van alle middelen te hebben gecommitteerd aan de
lidstaten.
Het kabinet zet in op een goede dialoog met stakeholders voor het conceptplan, als
voorgeschreven in de RRF-verordening, en heeft voorts breed geconsulteerd tijdens
de formatiegesprekken. Lokale en regionale overheden, sociale partners, maatschappelijke
organisaties en andere belanghebbenden zijn onder andere betrokken geweest bij gesprekken
in de formatie. Het uiteindelijke plan zal het consultatieproces beschrijven en hoe
de input hieruit is verwerkt. De uitvoering van de motie van Dijk1 zal terugkomen in de dialoog met stakeholders. Deze dialoog vindt naar verwachting
plaats zodra het concept-plan aan de Kamer is voorgelegd.
In het kader van de Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (Recovery and Resilience
Facility; RRF) vragen voornoemde leden aan de Minister wanneer er uitvoering wordt
gegeven aan de motie van het lid Palland c.s. over bijhouden aan welke projecten en
sectoren andere lidstaten hun RRF-gelden besteden (Kamerstuk 21 501-30, nr. 510).
Wanneer alle plannen van de andere lidstaten zijn goedgekeurd en de implementatie
van start is gegaan, zal uw Kamer een brief ontvangen die inzicht geeft in de projecten
en sectoren waaraan andere lidstaten hun RRF-gelden besteden, conform de motie van
het lid Palland c.s.
De leden van de CDA-fractie lezen dat lidstaten tijdens dit beleidsdebat specifiek
ingingen op de invulling van hun RRP’s, maar dat Nederland niet heeft geïntervenieerd.
Zij vragen zich af waarom niet. Welke lessen en/of goede voorbeelden haalt Nederland
uit de RRP’s van andere lidstaten?
Het beleidsdebat tijdens de RvC van 25 en 26 november 2021 ging over de implementatie
van de herstelplannen. Lidstaten gingen in hun interventie in op de maatregelen die
zij in hun herstelplan hebben opgenomen en hoe deze bijdragen aan het concurrentievermogen
van de Unie. Nederland heeft nog geen herstelplan ingediend. Daarmee werd een interventie
in deze discussie minder opportuun.
Andere lidstaten hebben een prestatie geleverd door in korte tijd uitgebreide en volledige
herstelplannen te maken en in te dienen. De organisatie en coördinatie hiervan is
een omvangrijke taak. Mede naar aanleiding van ervaringen uit andere lidstaten is
per januari 2022 een projectdirectie opgericht onder het Ministerie van Financiën
die zich bezig zal houden met de invulling van het Nederlands herstelplan. De goedgekeurde
RRP’s van andere lidstaten zijn bestudeerd en geapprecieerd, hierover is u Kamer reeds
geïnformeerd.2 Deze plannen en appreciaties kunnen ter voorbeeld dienen voor het Nederlandse herstelplan.
Ook zijn de lidstaten er in het algemeen goed in geslaagd om investeringen en hervormingen
aan elkaar te koppelen, ook dit kan dienen ter inspiratie voor ons eigen RRP. Daarnaast
is de ambitie om regelmatig contact te hebben met andere lidstaten, en worden plannen
van andere lidstaten geraadpleegd, teneinde best practices te ontdekken.
Wat is de opvatting van het kabinet over investeringen in grensoverschrijdende projecten,
zoals de Important Projects of Common European Interest (IPCEI’s)? Hoe zou het IPCEI-instrument
volgens het kabinet het beste kunnen worden ingezet?
Het kabinet is voorstander van grensoverschrijdende samenwerkingen en kijkt per beleidsdoel
wat hiervoor het juiste instrument of vorm van samenwerking is. Nederland neemt daarom
actief deel aan de initiërende processen van meerdere IPCEI’s en heeft het kabinet
in de augustusbesluitvorming financiering gereserveerd voor de IPCEI’s voor Waterstof,
Micro-electronica 2 en Cloud en Services, zoals ook beschreven in beantwoording op
Kamervragen van lid Amhaouch (2021S38202).
Volgens het kabinet kan het IPCEI instrument het beste ingezet worden voor het stimuleren
van een select aantal strategische waardeketens en ecosystemen, aan de hand van een
langetermijnstrategie, bijvoorbeeld opgesteld door een Industriële Alliantie. Wanneer
uit analyse voor de langetermijnstrategie blijkt dat een IPCEI het meest doelmatige
instrument is om het marktfalen op te lossen en beyond state of the art innovatie
te stimuleren, dan vindt het kabinet dat een IPCEI ingezet kan worden. Echter, alle
lidstaten hebben de mogelijkheid om een IPCEI initiatief te starten, en mits zij bij
minimaal drie andere lidstaten interesse vinden, dan mogen zij dit initiatief aanbieden
aan de Europese Commissie ter beoordeling. Nederland ziet IPCEI’s als een add-on instrument
bovenop bestaand beleid om bijvoorbeeld een extra innovatie impuls te geven, de nodige
transities te versnellen en mogelijk te maken, of echt strategische afhankelijkheden
te voorkomen. IPCEI is echter een uitzondering op het reguliere staatssteunkader.
Eerst zal bekeken worden of er geen opties zijn binnen de reguliere kaders die al
effectief zijn. Overmatig gebruik van IPCEI’s kan namelijk ook zorgen voor een ongelijk
speelveld op de interne markt.
Wat is het tijdspad van de aangekondigde Chips Act?
De Europese Commissie maakt vaart met de EU Chips Act. De huidige verwachting is dat
de eerste voorstellen in februari zullen worden gedaan. Uw Kamer zal hier t.z.t. via
de gebruikelijke wijze over worden geïnformeerd.
De leden van de CDA-fractie sluiten zich aan bij de lidstaten die onderstreepten dat
het cruciaal is om de voortgang van de implementaties van de RRP’s te monitoren.
Diversenpunt Commissiemededeling Herziening Mededingingsbeleid
De leden van de CDA-fractie lezen over nieuwe richtsnoeren voor IPCEI’s, die lidstaten
in staat stellen om gezamenlijk te investeren in bijvoorbeeld baanbrekende innovatie
en infrastructuur, met een grotere rol voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). Zij
kijken hier met belangstelling naar uit en zouden willen weten wanneer de herziene
ICPEI-mededeling wordt gepubliceerd.
Op 25 november 2021 heeft de Europese Commissie de herziening van de IPCEI-mededeling
gepubliceerd.3 Hierover geeft het kabinet een appreciatie in het aankomende BNC fiche Mededeling
herziening Europees Mededingingsbeleid, waarover een uitstelbrief naar uw Kamer is
verstuurd.4
Diversenpunt Jaarrapport 2021 SME Envoys
De leden van de CDA-fractie lezen dat Eurocommissaris Breton voor het aankomende jaar
discussies over de rol van het mkb in de groene- en digitale transities en kansen
voor het mkb in het kader van strategische autonomie voorziet. Kan de Minister uitgebreider
ingaan op deze kansen voor het mkb? Wat is hier precies gezegd?
Commissaris Breton benoemde dat het jaarrapport 2021 van het SME Envoy Network5 aantoont dat het mkb een cruciale rol speelt in de veertien industriële ecosystemen,
onder andere in het versterken van die ecosystemen. Daarnaast gaf Breton aan dat een
discussie over de centrale rol van het mkb in de groene- en digitale transities een
prioriteit van het SME Envoy Network is voor het aankomende jaar.
Diversenpunt Industrieforum
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Industrieforum om advies is gevraagd over
de aanpak van strategische afhankelijkheden. Wordt dit advies openbaar en waar/wanneer
kunnen deze leden er kennis van nemen?
Het Industrial Forum is een publiek-private samenwerking, met leden vanuit de 27 lidstaten
en vanuit 28 Europese koepel- en brancheorganisaties. De Commissie zal een tweede
fase starten van diepgaande evaluaties van potentiële afhankelijkheden op belangrijke
gebieden, waaronder producten, diensten of technologieën die essentieel zijn voor
de tweeledige transitie, zoals hernieuwbare energiebronnen of energieopslag en cyberbeveiliging.
Het moment waarop de resultaten openbaar gemaakt zullen worden is nog niet bepaald.
Nadat deze bekend zijn zullen deze op de geëigende wijze met uw Kamer worden gedeeld.
Onderzoek en innovatie voor het bereiken van cross-sectorale doelen
Het valt de leden van de CDA-fractie op dat Nederland heeft benoemd dat er moet blijven
worden geïnvesteerd in fundamenteel onderzoek, omdat de COVID-crisis heeft aangetoond
dat er, dankzij eerdere investeringen in fundamenteel onderzoek, snel resultaten geboekt
kunnen worden. Deze leden onderschrijven dit, maar vragen zich af waarom Nederland
niet heeft gesproken over (investeringen in) toegepast onderzoek, dat zij van minstens
zo groot belang vinden. Wil de Minister hierop ingaan?
Ook investeringen in toegepast onderzoek zijn van groot belang. Het wordt steeds meer
duidelijk dat voor de inzet op maatschappelijke uitdagingen en vergroting van de innovatiekracht
van fundamenteel en toegepast onderzoek nauw verweven dienen te zijn6. Zo kunnen bijvoorbeeld TO2-instellingen vanwege hun organiserende rol binnen ecosystemen
een brugfunctie vervullen tussen fundamenteel onderzoek en marktontwikkeling of -toepassing7. In het beleidsdebat over onderzoek en innovatie voor het bereiken van cross-sectorale
doelen is door Nederland expliciet gewezen op investeringen in fundamenteel onderzoek.
Het belang hiervan in verhouding tot toegepast onderzoek wordt namelijk niet altijd
meteen gezien doordat resultaten in het algemeen pas op de lange termijn zichtbaar
worden. Met de verwijzing in het debat naar de Horizon Europe missies en partnerschappen
en het nationale missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid is impliciet ook het
belang van toegepast onderzoek benadrukt, omdat dit een essentieel onderdeel hiervan
vormt, gericht op het genereren van impact.
Diversenpunt EU space-based global secure communication system
De leden van de CDA-fractie nemen kennis van de plannen die Eurocommissaris Breton
heeft gepresenteerd voor een «EU space-based global secure communication system»,
gericht op het tegengaan van geopolitieke dreigingen, snel veilig internet voor iedereen,
en Europa in het kwantumtijdperk brengen. Deze leden lezen dat de Eurocommissaris
hiervoor middelen wil vrijmaken uit NextGenerationEU en de RRF. Hoe moeten de lidstaten
deze financiering zien? Gaat dit bijvoorbeeld ten koste van de bijdragen die lidstaten
uit de RRF ontvangen?
Op dit moment is het nog niet duidelijk hoe de financiering van het voorstel voor
een «EU space-based global secure communication system» eruit gaat zien. De Commissie
zal naar verwachting op 9 februari een formeel wetsvoorstel presenteren, dat meer
inzicht moet bieden in onder andere de financiële onderbouwing van dit plan. Er is
geen reden om aan te nemen dat de financiering van dit voorstel structureel ten koste
zou gaan van de bijdrage die lidstaten uit het RRF ontvangen. Wel kunnen individuele
lidstaten ervoor kiezen om een deel van de middelen die zij ontvangen uit het RRF
in te zetten voor een dergelijk plan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier