Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de verlenging Nederlandse bijdrage aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in Litouwen (Kamerstuk 29521-435)
29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
Nr. 436
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 december 2021
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken over de brief van 5 november
2021 over de verlenging Nederlandse bijdrage aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid
in Litouwen (Kamerstuk 29 521, nr. 435).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 november 2021 aan de ministers van Defensie en
van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 3 december 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
Adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vraag 1
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
verlenging van de Nederlandse deelname aan enhanced Forward Presence in Litouwen.
De leden van de D66-fractie zijn content met de multinationale defensiesamenwerking
op Europees niveau in de vorm van de enhanced Forward Presence. Zij vragen hoe de
huidige samenwerking tussen de verschillende landen verloopt. Voorts vragen deze leden
welke leerprocessen wat betreft deze samenwerking kunnen worden gebruikt voor andere
missies. Zouden de samenwerkingsvormen die momenteel vallen onder enhanced Forward
Presence, zoals het Framework Nations Concept, ook gebruikt kunnen worden in Europees
verband? Zo ja, kan de Minister toezeggen dat hij zich zal inzetten om deze samenwerkingsvormen
in Europees verband te promoten? De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de
visie van het kabinet aangaande het zogenaamde Framework Nations Concept. Zij vragen
hoe de Minister oordeelt over dit concept. Voorts vragen deze leden hoe Duitsland
haar rol als Framework Nation tijdens de enhanced Forward Presence-missie vervult.
Welke lessen kunnen hieruit getrokken worden? Zou Nederland ook de rol als Framework
Nation op zich kunnen nemen bij een NAVO-missie? Zo ja, wat voor missie zou dit behelzen?
Hoe beoordeelt de Minister verder de mogelijkheid voor Nederland om de rol van Framework
Nation op zich te nemen in de toekomst?
Antwoord
De huidige samenwerking van Europese landen binnen de NAVO enhanced Forward Presence (eFP) verloopt goed, mede dankzij het NAVO Framework Nations Concept (FNC). In 2014 is dit concept geïntroduceerd. Het FNC biedt een pragmatisch mechanisme
voor regionale of functionele samenwerkingsverbanden tussen grotere en kleinere bondgenoten
waarmee de NAVO versterkt wordt. Dit creëert schaalvoordelen, bevordert de interoperabiliteit
en kan leiden tot lagere kosten. Nederland ziet het FNC daarnaast als een manier om
Europese militaire samenwerking te bevorderen en op die wijze bij te dragen aan de
versterking van de NAVO.
Binnen eFP heeft onze strategische partner Duitsland een leidende rol. De Duits-Nederlandse
samenwerking is al lange tijd succesvol. Van beide landen heeft dat investeringen
in onderzoek, tijd en geld gevraagd. Geleerde lessen betreffen met name culturele
en operationele interoperabiliteit Ook nu blijven beide landen zich inzetten om de
samenwerking te bevorderen. Zo wordt momenteel bijvoorbeeld onderzocht hoe beide landen
gemakkelijker elkaars munitie mogen gebruiken.
Verdere FNC-samenwerking in breder Europees verband vergt wil en toewijding. Het leert
ons ook dat multinationale samenwerking grote investeringen vergt, in het bijzonder
van de Lead Nations. Het gaat bij Lead Nations niet alleen om financiële investeringen, maar ook om personeel en capaciteiten. Nederland
beschikt momenteel niet over de mogelijkheden om hier op voldoende wijze invulling
aan te geven.
Vraag 2
De leden van de D66-fractie achten de continue bijdrage aan enhanced Forward Presence
cruciaal voor zowel de veiligheid van de NAVO als de EU. Zij vragen hoe de Minister
oordeelt over de huidige veiligheidsdreiging vanuit Rusland en op welke manier de
Minister denkt dat de Nederlandse troepen, in het kader van de flexibele aanvullende
inzet, kunnen bijdragen aan het bestrijden van de hybride aanvallen vanuit Rusland.
Antwoord
Zoals in de Kamerbrief over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan eFP (Kamerstuk
29 521, nr. 435) beschreven, acht het kabinet het dreigingsbeeld in de Baltische regio onverminderd
somber. Rusland keert zich sinds 2014 in toenemende mate af van de internationale
rechtsorde en de bestaande veiligheidsordening in Europa. Daarbij zet Rusland zijn
investeringen in de uitbreiding en modernisering van de krijgsmacht door. Ook vinden
regelmatig grootschalige Russische oefeningen plaats aan de grens van het NAVO-verdragsgebied,
zoals recentelijk de oefening Zapad 2021. Deze oefeningen kennen, in tegenstelling
tot grootschalige oefeningen van de NAVO, naast een defensief karakter nadrukkelijk
ook een offensief karakter. De ongebruikelijke en zorgelijke Russische troepenopbouw
vlakbij de Oekraïense grens dit jaar draagt verder bij aan de gespannen situatie in
de regio, ook omdat deze troepenopbouw leidt tot onrust en daarmee een risico van
incidenten met zich brengt.
In de Baltische staten blijft Rusland bovendien actief met cyberaanvallen en desinformatiecampagnes.
Deze zijn er veelal op gericht om het vertrouwen van de bevolking in de eigen autoriteiten
en de NAVO-aanwezigheid in deze landen te ondermijnen. De Nederlandse deelname aan
eFP dient als geruststellende maatregel voor de Baltische staten en draagt bij aan
de bondgenootschappelijke afschrikking van Rusland. De flexibele aanvullende inzet
waartoe het kabinet heeft besloten in het kader van eFP biedt mogelijkheden om Russische
hybride activiteiten verder tegen te gaan, bijvoorbeeld middels defensieve cybercapaciteiten.
Het kabinet heeft recent benadrukt dat de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in de
Baltische staten en Polen een doorlopende bondgenootschappelijke activiteit is. Deze
activiteit blijft noodzakelijk zolang Rusland volhardt in zijn huidige opstelling
(Kamerstuk 33 279 nr. 32). Deelname aan eFP past daarmee binnen het tweesporenbeleid van druk en dialoog dat
Nederland sinds 2015 voert richting Rusland. Deze lijn is in december 2019 bekrachtigd
in de Ruslandbrief van het kabinet (Kamerstuk 35 373 nr. 1).
Vraag 3
De leden van de D66-fractie delen de mening dat de geopolitieke situatie in de Baltische
staten potentieel fragiel is en de zogenaamde Suwalski corridor een belangrijk pijnpunt
is in een eventuele Russische escalatie. Zij vragen hoe de Minister deze situatie
beoordeeld. Voorts stellen deze leden de volgende vragen. Wat is de Nederlandse definitie
van een escalatie binnen de enhanced Forward Presence-missie? Waar is deze definitie
op gebaseerd? Zijn er verder gesprekken in NAVO als EU verband om deze risico’s te
mitigeren? Zo nee, kan de Minister toezeggen dat hij deze onderwerpen zal aankaarten?
Wat is de rol van de Nederlandse troepen in een eventuele Russische escalatie? Welke
bevoegdheden heeft Nederlandse Chemische Biologische Radiologische Nucleaire (CBRN)
in een dergelijke escalatie? Zijn er verder scenario’s uitgedacht om onze Nederlandse
troepen bij een dergelijke escalatie zo goed mogelijk te ondersteunen?
Antwoord
Zoals hierboven aangegeven, zet Rusland zijn investeringen in de uitbreiding en modernisering
van de krijgsmacht onverminderd door. Het aan de Baltische staten grenzende westelijke
militaire district van Rusland heeft hierbij een hoge prioriteit. De aankondiging
van Rusland in mei 2021 om dit district uit te breiden met twintig nieuwe militaire
eenheden sluit hierop aan. Tezamen met de versterking van anti-access/area denial (A2/AD) capaciteiten is Rusland in toenemende mate in staat om de NAVO in geval van
een conflict de toegang tot de Baltische regio te ontzeggen. Dat is zorgwekkend. De
vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in de Baltische Staten en Polen dient als geruststellende
maatregel voor deze landen en ter geloofwaardige afschrikking van Rusland.
In het geval van een crisis- of conflictsituatie kunnen de vooruitgeschoven NAVO-troepen
echter ook ingezet worden bij de verdediging van het NAVO-verdragsgebied. Mocht hier
reden toe zijn, dan hebben Nederlandse troepen binnen eFP bovendien het recht zichzelf
en hun eenheid te verdedigen. De Nederlandse Chemische Biologische Radiologische Nucleaire
(CBRN) eenheid heeft een doorlopende taak om Nederlandse troepen te beschermen tegen
de effecten van aanvallen of incidenten met CBRN-stoffen, dus dat geldt ook voor Nederlandse
troepen die binnen de NAVO worden ingezet.
De NAVO is een defensieve alliantie en streeft naar vrede, veiligheid en stabiliteit
in de Euro-Atlantische regio. Naast afschrikking en verdediging zet de NAVO daarom
in op dialoog met Rusland, om de-escalatie mogelijk te maken en incidenten te voorkomen.
Vraag 4
De leden van de D66-fractie zijn content met de flexibele aanvullende inzet en het
idee van experimentele capaciteit. Deze leden vragen welke onderdelen van de Nederlandse
krijgsmacht het meest zullen profiteren van een dergelijke inzet en welke praktische
lessen er hierbij kunnen worden geleerd. Voorts vragen de leden van de D66-fractie
op welke manieren deze aanvullende eenheden samenwerken met andere landen en welke
lessen er uit deze samenwerking kunnen worden getrokken.
Antwoord
De flexibele aanvullende inzet, inclusief mogelijke experimentele capaciteit, betreft
voornamelijk eenheden van de Koninklijke Landmacht. Het ligt in de lijn der verwachting
dat de landmacht dan ook het meest van de praktische lessen zal kunnen profiteren.
De aanvullende flexibele inzet zal binnen de multinationale battle group samenwerken met de landen die daarin zijn opgenomen, namelijk Litouwen, Duitsland,
Noorwegen, België en Tsjechië. Het is op dit moment nog te vroeg om specifieke lessen
te trekken uit deze samenwerking.
Vraag 5
De leden van de CDA-fractie steunen de Nederlandse inspanningen binnen de NAVO-missie
enhanced Forward Presence in Litouwen en delen de opvatting dat een meerjarige verlenging
van belang is om langdurige betrokkenheid uit te stralen, de (operationele) continuïteit
van de inzet te behouden en om hierover duidelijkheid te scheppen naar de bondgenoten.
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over het in de brief geschetste dreigingsbeeld.
Deze leden vragen in welke mate Rusland de NAVO nog op de hoogte stelt van Russische
oefeningen aan de grens van het NAVO-verdragsgebied. Tevens vragen deze leden of de
NAVO goed zicht heeft op de Russische militaire activiteiten in Belarus, Oblast Kaliningrad
en op de Oostzee.
Antwoord
Het Weens Document van de OVSE verplicht lidstaten om andere OVSE-landen vooraf te
informeren over bepaalde militaire activiteiten, waaronder militaire oefeningen van
een zekere aard en omvang. Rusland, hoewel OVSE-lid, meldt militaire oefeningen met
regelmaat niet aan bij de OVSE en schendt hiermee volgens Nederland en NAVO-bondgenoten
het Weens Document. Binnen de OVSE roepen Nederland en bondgenoten Rusland regelmatig
op om zich te houden aan de conventionele wapenbeheersingsarchitectuur.
Er is geen verplichting voor Rusland om de NAVO op de hoogte te stellen, naast de
verplichtingen onder het Weens Document van de OVSE. De NAVO hecht zelf echter veel
belang aan militaire transparantie, omdat dit voorspelbaarheid vergroot en bijdraagt
aan het voorkomen van misverstanden. Voor de NAVO is dialoog ook een belangrijk middel
om militaire transparantie te bevorderen. De NAVO heeft daarom steeds voorgesteld
om in de NAVO-Rusland Raad (NRR) wederzijdse briefings te geven over grootschalige
militaire oefeningen. Helaas heeft inmiddels al ruim twee jaar geen NRR plaatsgevonden,
omdat Rusland niet ingaat op uitnodigingen daartoe van de NAVO. NAVO-bondgenoten beschikken
echter ook over andere middelen dan bovenstaande om inzicht te verkrijgen in militaire
activiteiten van Rusland. Daar kan vanwege de classificatie niet verder op worden
ingegaan.
Vraag 6
De leden van de CDA-fractie delen de zorgen van de Litouwse Minister van Buitenlandse
Zaken Gabrielius Landsbergis dat de nieuwe EU sancties tegen Belarus mogelijk kunnen
leiden tot Poolse toestanden aan de Litouwse grens. Deze leden vragen of hier ook
in NAVO verband over wordt gesproken. Voorts vragen deze leden of er een rol is voor
de enhanced Forward Presence indien er een grote migrantenstroom richting Litouwen
gaat plaatsvinden vragen deze leden.
Antwoord
De NAVO volgt de gebeurtenissen rondom Belarus en de mogelijke implicaties voor Polen,
Litouwen en andere bondgenoten nauwlettend en spreekt hier regelmatig over. Lidstaten
zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van grenstoezicht. Frontex is goed
uitgerust voor ondersteuning hierbij. Het ligt dan ook meer voor de hand om eventuele
ondersteuning via EU-verband te organiseren. Dit behoort niet tot het mandaat van
de NAVO enhanced Forward Presence.
Vraag 7
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat, vanwege de goede trainingsmogelijkheden
in Litouwen, de operationele gereedheid van naar Litouwen uitgezonden eenheden de
komende jaren wordt verhoogd. Door de coronabeperkingen is er het afgelopen jaar wel
geoefend, maar met name in Nederland en in kleinere verbanden. Dit heeft geleid tot
een algehele afname van de geoefendheid. Met de recente heropleving van het coronavirus
vragen de leden van de CDA-fractie op welke wijze de geoefendheid van de troepen die
niet deelnemen aan enhanced Forward Presence weer op peil wordt gebracht.
Antwoord
In de Inzetbaarheidsrapportage over de eerste helft van 2021 (Kamerstuk 34 919, nr. 82 van 20 september 2021), heeft het kabinet u geïnformeerd over de beperkingen aangaande
geoefendheid en de consequenties daarvan als gevolg van de COVID-19 maatregelen. De
heropleving heeft tot op heden niet direct geleid tot een ander beeld. De gereedstellingsactiviteiten
vinden doorgang, waarbij de vigerende maatregelen in acht worden genomen. Wanneer
de maatregelen langere tijd aanhouden zal het herstel van de geoefendheid voor de
eerste hoofdtaak en in groter verband voor eenheden die niet deelnemen aan de eFP,
minder snel op peil worden gebracht dan zonder de COVID-19 maatregelen. De voorbereidingen
voor missies en inzet komen niet in gevaar.
Vraag 8
De leden van de SP-fractie vragen waarom voor een verlenging met drie jaar is gekozen
en niet voor één jaar. In het al gememoreerde kader van de demissionaire status van
het kabinet geldt dat volgens deze leden ook voor de verhoging van het mandaat en
vergroting van de missie. Zij vragen of er behalve de verlenging van de termijn met
drie jaar ook een beleidsplan is om in die drie jaar een diplomatieke oplossing te
vinden zodat de troepen uit Litouwen kunnen terugtrekken. Zo nee, waarom wordt daarop
niet geanticipeerd?
Antwoord
Het kabinet acht een meerjarige verlenging van belang om de langdurige Nederlandse
betrokkenheid uit te stralen. Een meerjarige verlenging draagt bovendien bij aan het
behoud van de (operationele) continuïteit van onze inzet, en het schept duidelijkheid
richting onze bondgenoten.
Deelname aan eFP past binnen het tweesporenbeleid van druk en dialoog dat Nederland
sinds 2015 voert richting Rusland. Deze lijn is in december 2019 bekrachtigd in de
Ruslandbrief van het kabinet (Kamerstuk 35 373, nr. 1). Het kabinet blijft, zowel in bilateraal als in multilateraal verband, streven naar
een betekenisvolle dialoog met Rusland, bijvoorbeeld via de OVSE. Waar zich kansen
voordoen om bij te dragen aan de-escalatie en om misverstanden en ongelukken met strijdkrachten
te voorkomen, zal het kabinet daar samen met NAVO-bondgenoten en EU-partners op inzetten.
Vraag 9
Zij vragen of de Minister een diplomatiek initiatief kan presenteren dat een einde
maakt aan wat hoe dan ook een gevaarlijke situatie is. Als er geen diplomatieke planning
voor ontspanning is, dan vragen de leden van de SP-fractie of de Minister dan de opvatting
deelt dat hier sprake is van ad hoc politiek zonder horizon. Voorts stellen deze leden
de volgende vragen. Voorziet de regering een (semi-) permanent verblijf in Litouwen,
Nederland is er al sinds 2017? Deelt de regering het inzicht dat dit een soort herhaling
van de geschiedenis is. Daarbij verwijzen de leden van de SP-fractie naar het militaire
verblijf van Nederlandse troepen in West-Duitsland, vanaf de jaren 60. Dat was een
vorm van «voorwaartse verdediging» en die duurde uiteindelijk zo’n 30 jaar. Deze leden
vragen of de Minister van mening is dat het hier om voorwaartse verdediging gaat.
Voorts vragen zij aan te geven wat het verschil is met de situatie van het gedeelde
Duitsland in de Koude Oorlog.
Antwoord
Het kabinet deelt de opvatting niet dat hier sprake is van ad hoc politiek zonder
horizon. Noch voorziet de regering een (semi-) permanent verblijf in Litouwen. De
overwegingen van het kabinet in 2017 om deel te nemen aan eFP, zijn ook in 2021 nog
relevant. De vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in de Baltische Staten dient als geruststellende
maatregel voor deze landen en ter geloofwaardige afschrikking van Rusland. Gezien
het nog altijd sombere dreigingsbeeld voor de Baltische Staten en Polen, acht het
kabinet een meerjarige voortzetting van de Nederlandse deelname aan eFP zeer wenselijk.
Het kabinet blijft streven naar een betekenisvolle dialoog met Rusland, zowel in bilateraal
als in multilateraal verband, bijvoorbeeld via de OVSE. Waar zich kansen voordoen
om bij te dragen aan de-escalatie en om misverstanden en ongelukken met strijdkrachten
te voorkomen, zal het kabinet daar samen met NAVO-bondgenoten en EU-partners op inzetten.
Vraag 10
Met betrekking tot de verhoging van het mandaat en de uitbreiding van het aantal troepen
en hun specialisaties vragen de leden van de SP-fractie of er ook wordt ingezet op
offensieve cyber-oorlogvoering. Indien dat het geval is, dan vragen deze leden of
de Minister bereid is, desnoods vertrouwelijk, nadere inlichtingen te verschaffen
aan de Kamer. Voorts vragen deze leden of de Minister de opvatting deelt dat dat een
hogere stap op de escalatieladder zou zijn.
Antwoord
Nee, er wordt niet ingezet op offensieve cyber-oorlogsvoering binnen het oorspronkelijke
of het uitgebreide mandaat van eFP.
Vraag 11
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat een groot deel van de (publiek zichtbare)
agressie van Rusland zit in het zonder toestemming binnendringen van het luchtruim
met militaire vliegtuigen. Deze leden vragen in hoeverre de enhanced Forward Presence
in Litouwen nu een luchtmacht-component heeft en wat de omvang daarvan is. Deze leden
vragen of het, in het licht van de stikstofproblematiek en geluidshinder met het uitvoeren
van oefeningen met F-16’s en F-35’s in Nederland, niet mogelijk en wenselijk is om
meer te oefenen in de lucht binnen de kaders van enhanced Forward Presence, aangezien
de Baltische staten juist grote waarde hechten aan oefeningen aldaar vanwege de afschrikkende
werking.
Antwoord
Het mandaat van eFP kent geen luchtmacht-component. De bescherming van het luchtruim
in de Baltische regio is een taak van de NAVO Baltic Air Policing missie. Deze missie bestaat uit vliegtuigen van NAVO-bondgenoten. Nederland neemt
op dit moment niet deel aan de missie, maar heeft in het verleden een bijdrage geleverd
aan deze inzet.
Vraag 12
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in welke mate enhanced Forward Presence
in Litouwen een rol heeft in de grensbewaking ten opzichte van migranten. Werkt de
NAVO-missie mee aan het opbouwen of versterken van grenscontrole-mechanismen, zo vragen
deze leden. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister een garantie
kan geven dat Nederlandse militairen niet zullen meewerken aan een vorm van grensmanagement
in Litouwen die in strijd is met het EVRM. Indien de Minister deze garantie niet kan
geven, vragen zij waarom niet en wat er voor nodig is om deze garantie alsnog te geven.
Antwoord
eFP heeft geen mandaat voor grensbewaking. Nederlandse en andere eFP eenheden worden
niet ingezet voor grensbewaking.
Vraag 13
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie naar het perspectief voor 2025
en verder. Deze leden vragen welke diplomatieke (of anderszins) stappen recent zijn
gezet om tot een de-escalatie met Rusland te komen. Deze leden vragen of de Minister
nieuwe kansen ziet om te de-escaleren, of dat hij ook voor na 2025 een NAVO-presentie
in de Baltische staten voor zich ziet.
Antwoord
Zolang Rusland volhardt in de huidige opstelling, ligt het in de rede dat de bondgenoten
de vooruitgeschoven aanwezigheid zullen handhaven. Het kabinet kan echter niet speculeren
over de vraag of een inzet na 2025 nodig zal zijn en zo ja, hoe die inzet precies
vorm zal krijgen. Het kabinet blijft, zowel in bilateraal als in multilateraal verband,
streven naar een betekenisvolle dialoog met Rusland, bijvoorbeeld via de OVSE. Waar
zich kansen voordoen om bij te dragen aan de-escalatie en om misverstanden en ongelukken
met strijdkrachten te voorkomen, zal het kabinet daar samen met EU-partners en NAVO-bondgenoten
op inzetten.
Vraag 14
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de veranderende veiligheidssituatie van de ontwikkelingen
bij de grenssituatie met Wit-Rusland mogelijk ook invloed heeft op het karakter van
de Litouwen missie. Indien dat het geval is, vraagt dit lid op welke manier de Minister
daar nu rekening mee heeft gehouden. Zo nee; waarom niet, zo vraagt dit lid.
Antwoord
Het karakter en het mandaat van de eFP missie wijzigt niet als gevolg van de veranderende
veiligheidssituatie aan de grens met Wit-Rusland. De militaire aanwezigheid van eFP
dient als geruststellende maatregel voor de Baltische staten en draagt bij aan de
bondgenootschappelijke afschrikking van Rusland.
Vraag 15
Volgens het lid van de BBB-fractie is gebleken dat er wellicht te vroeg is overgegaan
tot de verkoop van Leopard tanks in het verleden, getuige het feit dat Nederland deze
nu terug moet huren van Duitsland. Dit lid verneemt van defensiepersoneel dat Nederland
hierdoor minder op waarde wordt geschat als strategisch partner. Het lid van de BBB-fractie
vraagt of de Minister kan uitleggen op welke wijzen er nadelige impact is op deze
missie door het verkopen van 119 Leopardtanks in 2012. Voorts vraagt dit lid op welke
wijze de Minister de inzichten die uit deze situatie voortvloeien gaat integreren
in toekomstig beleid, om dergelijke missers in de toekomst te voorkomen.
Antwoord
De Nederlandse bijdrage aan eFP wordt bepaald op basis van de benodigde capaciteit
in de multinationale battle group en de in Nederland beschikbare capaciteit. Binnen
eFP werkt Nederland sinds de start samen met onder meer Duitsland en Noorwegen. Deze
bondgenoten hebben de voorgaande rotaties van de battle group voorzien van gevechtstanks.
In de huidige lichting is het Duits-Nederlandse tankbataljon ingezet als kern van
de battle group, waaronder het Nederlandse tankeskadron. De samenwerking verloopt
goed. Er is daarom geen sprake van nadelige impact op deze missie. Deze werkwijze
laat zien dat Nederland en zijn bondgenoten, elk vanuit de eigen kracht, een deel
van het werk op zich nemen. Nederland is koploper in de defensiesamenwerking met strategische
partners, waaronder Duitsland, en wordt door bondgenoten gewaardeerd om onder meer
de capaciteiten die Nederland kan inzetten ten behoeve van het bondgenootschap.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier