Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales in verband met de beperking van de CO2-emissie (Kamerstuk 35668-46)
35 668 Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie
Nr. 47 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 oktober 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over
de brief van 2 september 2021 inzake het Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking
tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales in verband met de beperking
van de CO2-emissie (Kamerstuk 35 668, nr. 46).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 september 2021 aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 13 oktober 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Vragen en antwoorden
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende regels
met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales in verband
met de beperking van de CO2-emissies. Deze leden kunnen zich vinden in het voorgestelde correctiemechanisme waarmee
overcompensatie voorkomen kan worden. Zij vragen of de opzet van de schadevergoeding
prikkels creëert die de leveringszekerheid aan het einde van het kalenderjaar in het
geding kunnen brengen.
De nadeelcompensatie die wordt verstrekt vergoedt het daadwerkelijk geleden nadeel
van de exploitanten. De berekening van de nadeelcompensatie geeft geen prikkels in
de komende jaren die de leveringszekerheid aan het einde van het jaar in het geding
kunnen brengen, omdat de berekening van de nadeelcompensatie geheel ex-ante plaatsvindt.
Omdat de wet een jaarlijks CO2-plafond voorschrijft waaronder de kolencentrales moeten blijven, kunnen de exploitanten
van deze centrales zelf kiezen op welke wijze dat plafond wordt ingevuld. De verwachting
is dat de exploitanten met name elektriciteit zullen produceren in de maanden waarin
de marges het hoogste zijn. Over het algemeen zijn dat de maanden aan het einde en
aan het begin van het kalenderjaar. Hiermee wordt de leveringszekerheid geborgd.
Naast de ex-ante berekening van de nadeelcompensatie is er een ex-post correctiemechanisme,
waarmee ieder jaar voor elke kolencentrale individueel wordt getoetst of er voor dat
jaar daadwerkelijk sprake is geweest van een beperkende werking van de maatregel.
Indien er geen beperkende werking is, zal de nadeelcompensatie worden ingevorderd.
Ook dit ex-post correctiemechanisme creëert geen prikkel dat aan het einde van het
jaar de leveringszekerheid in het geding komt, omdat dit pas in werking treedt als
de centrales niet door de maatregel zijn beperkt. Als er geen beperkende werking van
de maatregel uitgaat betekent dit dat de centrale nog ruimte heeft onder het CO2-plafond. Wanneer deze ruimte er is, kan deze ook worden ingezet aan het einde van
het kalenderjaar om de leveringszekerheid te borgen.
Als een centrale boven het plafond van 35% uitkomt, zijn er twee gevolgen. Allereerst
wordt het uitstootplafond van het daaropvolgende jaar verminderd met de overschrijding.
Daarnaast is er de mogelijkheid van een boete, opgelegd door het bestuur van de NEa.
Hierbij dient het proportionaliteitsbeginsel in acht worden genomen. Hiermee wordt
ook geborgd dat er geen prikkels ontstaan om aan het einde van het jaar significant
minder te produceren dan wenselijk vanuit het oogpunt van leveringszekerheid.
Hierbij is ook relevant dat in die perioden de benodigde elektriciteit ook van andere
bronnen van regelbaar vermogen kan worden verkregen, zoals Nederlandse gascentrales
of via import uit het buitenland.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit
houdende regels met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales
in verband met de beperking van de CO2-emissie. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zien dat de stijgende Europese CO2-prijs (in de derde week van september op 60 euro per ton CO2), een nadrukkelijk effect heeft op de business case van kolencentrales. Op welke
wijze wordt continu getoetst met de meest recente prijsontwikkelingen en prijsscenario
van het Europese Emission Trade System (ETS)?
Bij de ex-ante berekening van de nadeelcompensatie wordt de meest recente marktinformatie
gebruikt die beschikbaar is, waaronder de meest recente ontwikkelingen in de Europese
ETS-prijs, de inkoopprijs voor kolen en de elektriciteitsprijs. Concreet is dit de
marktinformatie die beschikbaar is op de dag voor verzending van het koninklijk besluit
waarmee de inwerkingtreding van de wet wordt geregeld.
Bij het ex-post correctiemechanisme wordt dagelijks de winstgevendheid van de centrales
berekend op basis van de marktinformatie die op die dag beschikbaar is. Hiermee wordt
met het ex-post correctiemechanisme de meest recente marktinformatie gehanteerd die
beschikbaar is, waaronder de Europese ETS-prijs, de inkoopprijs voor kolen en de elektriciteitsprijs.
Deze leden lezen in artikel 2 van het ontwerpbesluit dat, indien de maatregel voor
de benadeelde naast schade tevens voordeel heeft opgeleverd dat niet in de berekening
van de vergoeding is meegenomen, dit voordeel in mindering wordt gebracht op de vergoeding.
Dit biedt een grondslag om overcompensatie te voorkomen, wat deze leden zeer belangrijk
vinden. Zij ontvangen graag een toelichting, mogelijk geïllustreerd met een voorbeeldberekening,
op hoe artikel 2 praktisch uitgevoerd zal worden.
De bepaling in artikel 2 waar de leden van de D66-fractie naar verwijzen is een brede
bepaling waarmee overcompensatie kan worden voorkomen mochten er onverwachte voordelen
optreden voor de exploitanten als gevolg van de maatregel. Wij trachten in de berekening
van het nadeel rekening te houden met alle componenten en voorziene omstandigheden.
Echter, om overcompensatie ten allen tijde te voorkomen, is deze bepaling opgenomen
in de AMvB dat mochten er onvoorziene omstandigheden zich voordoen die leiden tot
voordeel voor de exploitanten, dan kan op basis van dit artikel dit alsnog ingehouden
worden van de nadeelcompensatie. Op dit moment is niet voorzien dat deze bepaling
daadwerkelijk tot een verlaging van de berekende nadeelcompensatie leidt, omdat de
overige onderdelen van artikel 5 vooralsnog het totaal aan kosten en baten als gevolg
van de maatregel omvatten.
De leden van de D66-fractie vragen een toelichting op de onderhandelingen voor een
voorgenomen sluiting van een kolencentrale. Deze leden vragen hoe voorkomen wordt
dat een gesloten kolencentrale toch weer in handen komt van een nieuwe projectontwikkelaar.
Het voorliggende ontwerpbesluit ziet op de methode van berekening van de nadeelcompensatie
in het kader van de productiebeperking. Het gaat niet over de eventuele subsidie voor
vrijwillig stoppen van gebruik van kolen in een kolencentrale.
Er zijn geen onderhandelingen voor een sluiting van een kolencentrale, maar er is
sprake van een beoordeling van een ingediend voorstel voor subsidie door Onyx voor
de Power Plant Rotterdam (hierna: PPR) in het kader van de call for proposals die
met het doel stoppen van gebruik van kolen in één kolencentrale eind 2020 is opengesteld.
Er kan nog geen uitgebreide toelichting worden gegeven over het subsidiebesluit, omdat
dit proces nog lopende is. Het proces is als volgt:
Er heeft een financiële, fiscale, technische en juridische toets plaatsgevonden op
de subsidieaanvraag, met hulp van diverse adviesbureaus. Op basis hiervan ben ik tot
een voorgenomen subsidiebesluit gekomen. Het voorgenomen subsidiebesluit ligt op moment
van schrijven voor ter feitelijke toets bij Onyx om te borgen dat de feiten die in
het besluit worden genoemd juist zijn, op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet
bestuursrecht.
Ik verwacht dat ik medio november het definitieve subsidiebesluit kan nemen, waarna
ik de Tweede Kamer kan informeren over de resultaten van de call for proposals. Hierbij
zal ik dan uitgebreid ingaan op de subsidieaanvraag die is gedaan als gevolg van de
openstelling van de call for proposals, de beoordeling van deze aanvraag, het besluit
op de aanvraag en de verplichtingen en eisen die komen te gelden indien er sprake
is van een positief besluit op de aanvraag. Daarbij zal ik ook ingaan op uw vraag.
Vooruitlopend op een eventueel subsidiebesluit kan wel worden gezegd dat in het subsidiebesluit
verschillende voorwaarden worden gesteld die ervoor zorgen dat de subsidie niet wordt
uitbetaald voordat de Europese Commissie akkoord is en voordat de onderhandelingen
over het sociaal plan zijn afgerond. Als aan deze voorwaarden voldaan is, zal de centrale
zo snel mogelijk daarna sluiten. Hiermee wordt geborgd dat er geen sprake is van overcompensatie
en dat de werknemers op een adequate wijze worden ondersteund.
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze het Energy Charter Treaty (ECT)
invloed heeft op dit ontwerpbesluit en of kolencentrales in het ECT juridische gronden
hebben richting de staat.
Nederland is partij bij het ECT, een internationaal energieverdrag dat de integratie
tussen verschillende energiemarkten moet bevorderen en zekerheid moet bieden aan investeerders.
Het verdrag biedt investeerders in de energiesector bescherming tegen ongerechtvaardigd
overheidshandelen. Daarbij verbiedt het overheden o.a. om discriminerende regelgeving
te maken, stelt het voorwaarden aan onteigening en geeft het recht op een redelijke
en billijke behandeling van de investering. Beginselen die vergelijkbaar zijn met
de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, onder ons nationale recht. Bij de totstandkoming
van de Wet tot wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in
verband met beperking van de CO2-emissie is rekening gehouden met de verenigbaarheid met alle internationaalrechtelijke
verplichtingen, zoals het ECT, maar ook het Europees verdrag tot bescherming van de
rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Het voorliggende ontwerpbesluit is een uitwerking van de wet en hoeft niet apart getoetst
te worden aan internationaalrechtelijke verplichtingen, maar dient in samenhang met
de wet te worden bezien. Ik ben van mening dat de tijdelijke productiebeperking verenigbaar
is met deze bepalingen. Los van de mogelijkheid om schendingen van deze rechten bij
een nationale rechter aan te vechten, geeft het ECT de mogelijkheid aan investeerders
om een arbitrageprocedure te starten. Het recht op toegang tot de rechter is een belangrijk
element van een fatsoenlijke rechtstaat. Het staat een ieder vrij om de gang naar
de rechter te kiezen als hij vindt dat dat nodig is. Ik kan dus niet uitsluiten dat
er juridische procedures zullen volgen als gevolg van de tijdelijke productiebeperking.
De leden van de D66-fractie ontvangen graag een toelichting op hoe ingediende en aangenomen
moties in het debat over de wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie
in verband met beperking van de CO2-emissie zijn behandeld en meegenomen in dit ontwerpbesluit.
Van alle ingediende en aangenomen moties tijdens het de debat over de wijziging van
de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de
CO2-emissie is alleen de gewijzigde motie van het lid van der Lee c.s. (Kamerstuk 35 668, nr. 43) van toepassing op dit ontwerpbesluit. Daarom zal ik in de beantwoording van deze
vraag alleen die motie behandelen.
Mede naar aanleiding van de motie van het lid van der Lee is in het ontwerpbesluit
een ex-post correctiemechanisme opgenomen, in artikel 5 van het ontwerpbesluit. Met
dit mechanisme wordt overcompensatie voorkomen en zorg gedragen dat wanneer achteraf
blijkt dat er sprake is van overcompensatie, de onverschuldigd verstrekte nadeelcompensatie
kan worden teruggevorderd. Hiermee wordt de motie uitgevoerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende regels
met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales in verband
met de beperking van de CO2-emissie en hebben hierover enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij zowel tijdens de schriftelijke als de
plenaire behandeling van de wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie
in verband met beperking van de CO2-emissie aandacht hebben gevraagd voor een mogelijke stijging van de elektriciteitsprijs
als gevolg van de productiebeperking van kolencentrales. Het antwoord daarop was dat
de mogelijkheid bestond dat de weggevallen productie van kolencentrales zou worden
opgevangen door elektriciteit uit gas en dat de elektriciteitsprijs daardoor marginaal
zou stijgen. De Minister gaf in dat debat echter aan dat de gasprijs op dat moment
bijzonder laag was, waardoor elektriciteit uit gas niet duurder was dan elektriciteit
uit kolen en deze situatie zich niet voordeed. Momenteel is de gasprijs juist bijzonder
hoog. Deze leden vragen zich daarom af welke impact dat heeft op de gevolgen van de
productiebeperking voor de energierekening. Welke gevolgen worden door de Staatssecretaris
verwacht? In hoeverre zijn deze gevolgen momenteel goed in beeld? En welke stappen
zet de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat er geen sprake zal zijn van onevenredige
gevolgen voor de energierekening?
Het voorliggende ontwerpbesluit ziet op de methode van berekening van de nadeelcompensatie
in het kader van de productiebeperking. Het ontwerpbesluit heeft geen invloed op de
werking van de wet en de gevolgen voor leveringszekerheid of de energierekening.
Door het samenspel van verschillende factoren is het lastig om precies in beeld te
brengen wat de exacte gevolgen van de productiebeperking zijn op de elektriciteitsprijs
in de context van de huidige hoge gasprijzen. Zie hiervoor ook de beantwoording door
de Minister van Economische Zaken en Klimaat van vragen van het lid Erkens over de
hoge aardgasprijzen en leveringszekerheid (kenmerk 2021D34787).
Er is terecht veel aandacht voor de betaalbaarheid van de energierekening. Het kabinet
wil dat de transitie voor iedereen haalbaar en betaalbaar is. Het kabinet volgt daarom
de ontwikkeling van de energierekening nauwgezet, het CBS en het PBL publiceren hiertoe
jaarlijks in het voorjaar een actueel beeld van de energierekening. Op dit moment
is er sprake van fors hogere leveringstarieven door stijgende olie en gas prijzen
als gevolg van een aantrekkende economie en een achterblijvend aanbod van gas. Mogelijk
zal de energierekening met enkele honderden euro’s op jaarbasis toenemen door de leveringstarieven.
Hier heeft het kabinet geen directe invloed op. Het kabinet heeft wel directe invloed
op de energiebelastingen. Met de motie van het lid Hermans (VVD) (Kamerstuk 35 925, nr. 13) € 500 miljoen is vrijgemaakt om de energiebelastingen van huishoudens en het kleine
mkb te verlagen. Daarmee beoogt de motie om de impact van de stijging in de leveringstarieven
op de energierekening van huishoudens en kleine MKB te mitigeren. De invulling van
deze motie werk ik op korte termijn uit in samenwerking met de Staatssecretaris van
Financiën. Aanvullend hierop bekijkt het kabinet wat er nodig is om de betaalbaarheid
van energie voor huishoudens te borgen.
De leden van de CDA-fractie hebben tijdens de behandeling van de wijziging van de
Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie tevens aandacht gevraagd voor de leveringszekerheid.
In hoeverre is de impact van de productiebeperking op de leveringszekerheid veranderd
door de huidige hoge gasprijs? In hoeverre en op welke wijze wordt de impact op de
leveringszekerheid in de komende jaren gemonitord en welke stappen zal de Staatssecretaris
zetten indien de leveringszekerheid in gevaar dreigt te komen?
Het ontwerpbesluit heeft geen invloed op de werking van de wet en de gevolgen voor
leveringszekerheid. Bovendien zullen de kolencentrales ook met de huidige hoge gasprijs
blijven draaien in periodes van schaarste. Daarmee blijft de leveringszekerheid gewaarborgd.
Zie hiervoor ook het antwoord op de eerste vraag van de leden van de VVD-fractie.
De leveringszekerheid wordt jaarlijks door TenneT gemonitord in de Monitoring Leveringszekerheid.
Ik verwijs naar de Kamerbrief leveringszekerheid van elektriciteit1 voor meer achtergrond bij de methode waarmee TenneT de leveringszekerheid monitort,
de recente veranderingen in methodiek in de monitor en het relevante wetgevende kader
in het geval dat uit de monitor blijkt dat de leveringszekerheid in gevaar dreigt
te komen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris tevens inzichtelijk te maken
of en in hoeverre de hoge gasprijs gevolgen heeft voor de hoogte van de nadeelcompensatie.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de wisselwerking tussen de gasprijs en de hoogte
van de nadeelcompensatie eruitziet?
De hoge gasprijs heeft impact op de Nederlandse elektriciteitsprijs, die hoger wordt.
De elektriciteitsprijs is een belangrijk component in de bruto marges die kolencentrales
kunnen behalen met de verkoop van elektriciteit. Bij een stijgende bruto marge zal
de nadeelcompensatie hoger zijn.
De nadeelcompensatie wordt niet gebaseerd op de huidige prijzen, maar op de meest
actuele toekomstverwachtingen van de prijzen. Deze laten op dit moment een dalende
verwachting zien in de elektriciteitsprijs in de komende jaren, voornamelijk gedreven
door een lagere gasprijs. De dalende elektriciteitsprijs zorgt er ook voor dat de
bruto marge voor kolencentrales, ten opzichte van de huidige bruto marge, dalend is.
De leden van de CDA-fractie ontvangen signalen dat de wijze waarop de nadeelcompensatie
wordt vastgesteld, en dan met name het opnemen van de drempel van 10 procent, in de
praktijk zal resulteren in een uitstootminimum voor de kolencentrales van 31.5 procent
(35 procent minus de drempel van 10 procent). De Staatssecretaris schrijft namelijk
dat in een kalenderjaar dat de CO2-productie van een productie-installatie 10 procent lager is dan de uitstoot die als
gevolg van de maatregel in dat kalenderjaar ten hoogste door die productie-installatie
mag worden uitgestoten, zal worden vastgesteld dat er geen schade is van de maatregel.
Als gevolg van deze drempel kan er juist een stimulans ontstaan voor kolencentrales
om dat minimum ook daadwerkelijk elk jaar te behalen, waardoor mogelijk zelfs extra
steenkool zal worden gestookt om op die manier de toegekende vergoeding niet te verliezen.
Wat is hierop de reactie van de Staatssecretaris? Is het ontstaan van een uitstootminimum
en een stimulans voor kolencentrales om dit minimum ook te halen een reëel risico?
Zo ja, op welke wijze zal de Staatssecretaris ervoor zorgen dat deze perverse prikkel
wordt weggenomen?
Het ex-post correctiemechanisme zorgt ervoor dat wanneer kolencentrales niet zijn
beperkt in hun inzet als gevolg van de maatregel, de onverschuldigd verstrekte nadeelcompensatie
voor dat jaar zal worden teruggevorderd. Dit kan het gevolg zijn van langdurig technisch
falen van de centrale, zoals in 2020 zichtbaar was bij de Power Plant Rotterdam. Dit
kan ook het gevolg zijn van een CO2-uitstoot die significant onder de 35% zit van de kolencentrale omdat de marktomstandigheden
niet goed zijn, wat in 2020 zichtbaar was bij de Eemshaven-centrale van RWE.
In artikel 5, eerste lid, onderdeel a, wordt gekeken naar de gerealiseerde CO2-uitstoot van de centrale. Als deze significant onder het plafond ligt, kan de conclusie
worden getrokken dat de centrale niet beperkt is gebleken door de maatregel. Een lage
uitstoot kan het gevolg zijn van een grootschalig technisch falen, waardoor er simpelweg
niet voldoende uren resteren voor de kolencentrale om meer dan het maximum uit te
stoten.
Wanneer alleen naar de gerealiseerde uitstoot van de kolencentrale zou worden gekeken,
ontstaat er inderdaad een prikkel om extra steenkool te verstoken om de toegekende
vergoeding niet te verliezen. Daarom is in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, een
tweede toets geïntroduceerd waarmee wordt gekeken of er voldoende winstgevende uren
in het jaar zijn geweest om tot de conclusie te komen dat de kolencentrale was beperkt
in de inzet op winstgevende uren. Deze «marktconforme» toets staat dus los van de
daadwerkelijke uitstoot van de kolencentrales en kan leiden tot de conclusie dat de
centrale niet is beperkt door de maatregel, zelfs als de gerealiseerde uitstoot van
die centrale tussen de 31,5% en 35% zou uitkomen. Hiermee wordt de prikkel om extra
uit te stoten, zelfs in slechte marktomstandigheden, weggenomen.
Tegen het invorderingsbesluit van de nadeelcompensatie staat bezwaar en beroep open.
Mocht de onverschuldigde betaling worden ingevorderd als gevolg van artikel 5 van
het ontwerpbesluit, dan kan een exploitant van een kolencentrale aantonen dat, ondanks
de resultaten van de toetsen in artikel 5, hij alsnog is beperkt door de maatregel
en invordering van de nadeelcompensatie dus niet aan de orde moet zijn.
De leden van de CDA-fractie merken tevens op dat zij geluiden horen dat kolencentrales
mogelijk het risico om buiten de vereiste brandbreedte van 31,5 tot 35 procent productiebeperking
uit te komen zullen mitigeren door in de laatste maanden van het jaar veel minder
dan gebruikelijk te produceren. In hoeverre ziet de Staatssecretaris dat risico? Kan
de Staatssecretaris tevens aangeven wat de gevolgen op de leveringszekerheid zullen
zijn indien dit risico zich daadwerkelijk voordoet? Is er een inschatting gemaakt
van de mogelijke effecten op de leveringszekerheid van dit specifieke voorbeeld, bijvoorbeeld
door TenneT? Welke mogelijkheid ziet de Staatssecretaris om dit risico te ondervangen?
Zie hiervoor het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie van vergelijkbare
strekking.
Er zijn geen specifieke berekeningen door TenneT gemaakt van dit specifieke voorbeeld,
maar TenneT neemt al het relevante beleid, waaronder de effecten op de mogelijke inzet
van kolencentrales in Nederland als gevolg van de wettelijke productiebeperking, mee
in de jaarlijkse monitor leveringszekerheid. Zie hiervoor ook het antwoord op uw vraag
over de monitoring van leveringszekerheid.
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat tijdens het plenaire debat over de productiebeperking
door de toenmalige Minister is toegezegd dat er, indien mogelijk, bij de algemene
maatregel van bestuur en de invulling van de compensatiemethodiek ook aandacht zou
zijn voor gesprekken over de mogelijkheid om vrijwillig naar een 25 procent productiebeperking
te gaan en er daarbij ook een inschatting van de additionele kosten zou worden gegeven.
Kan de staatsecretaris aangeven wat de status is van de gesprekken met de sector over
een vrijwillige productiebeperking van 25 procent? Is daarvoor vanuit de sector interesse?
Wat is de inschatting met betrekking tot de additionele kosten die dit met zich mee
zou brengen? Is er tevens reeds onderzocht of een dergelijke maatregel ook met betrekking
tot staatssteunregels tot de mogelijkheden behoort?
Zoals ook aangegeven in de Kamerbrief Kabinetsaanpak Klimaatbeleid neemt bij een percentage
onder de 35% de CO2-uitstoot per MWh toe door de sterk dalende efficiëntie van de centrale bij een dermate
lage deellast2. Als gevolg daarvan nemen de kosten van het op een dergelijk lage deellast draaien
exponentieel toe.
Gesprekken over het eventuele aanbod van kolencentrales om vrijwillig meer te reduceren
hebben vooralsnog geen resultaat opgeleverd. Daarbij moet worden opgemerkt dat een
extra beperking niet in isolatie kan worden bezien, maar dat daarbij rekening moet
worden gehouden met andere maatregelen in de kolensector.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit houdende regels
met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales in verband
met de beperking van de CO2-emissie. Zij hebben hierover grote zorgen en wensen gedegen antwoorden op de vragen.
Om te beginnen missen deze leden een beslisnota bij dit ontwerpbesluit en zij wensen
dit van de Staatssecretaris te krijgen. Deze leden willen weten welke adviezen de
Staatssecretaris heeft gehad en welke gesprekken er met wie en wanneer gevoerd zijn.
Per abuis is de beslisnota initieel niet meegestuurd. Bij deze beantwoording is de
beslisnota alsnog toegevoegd. Bij de totstandkoming van het ontwerpbesluit heb ik
geen gesprekken gevoerd anders dan intern tussen ambtenaren en mijzelf. De beslisnota
omvat alle belangrijke overwegingen die gemaakt zijn.
Ambtenaren van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hebben ondersteuning
van een financieel adviesbureau gevraagd bij het opstellen van bepaalde elementen
uit het ontwerpbesluit. De methodiek waarmee de nadeelcompensatie voor de productiebeperking
wordt berekend, die van verdisconteerde gemiste vrije kasstromen, is eerder ook bij
de sluiting van de Hemwegcentrale gehanteerd.
Maar ook willen deze leden weten hoe de Staatssecretaris zich ervan heeft verzekerd
dat de overheid niet veel te veel betaalt aan aandeelhouders van kolencentrales voor
het sluiten ervan.
In het voorliggende ontwerpbesluit worden de rekenregels vastgelegd waarmee de hoogte
van de nadeelcompensatie voor de productiebeperking wordt berekend. Er is geen sprake
sluiting als gevolg van de tijdelijke productiebeperking.
De methodiek waarmee de nadeelcompensatie voor de productiebeperking wordt berekend,
die van verdisconteerde gemiste vrije kasstromen, is eerder ook bij de sluiting van
de Hemwegcentrale gehanteerd. Bij de huidige nadeelcompensatie wordt dezelfde methodiek
gehanteerd en worden de berekeningen uitgevoerd door een financieel adviesbureau.
Voordat de nadeelcompensatie zal worden uitbetaald, zal deze eerst aan de Europese
Commissie worden voorgelegd. Pas als de Europese Commissie heeft geoordeeld dat de
berekende nadeelcompensatie geen overcompensatie betreft, zal deze worden uitbetaald.
Daarnaast is er een ex-post correctiemechanisme in het ontwerpbesluit neergelegd dat
overcompensatie voorkomt. Ik verwijs hiervoor naar het antwoord dat ik heb gegeven
op de vraag van de leden van de VVD-fractie.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of zij een overzicht kan maken
van wie de aandeelhouders zijn van de kolencentrales in Nederland en wanneer dat eigendom
verworven is. Ook willen deze leden helder krijgen wat de aandeelhouders hebben betaald
om de kolencentrales in portefeuille te krijgen? Kan zij daarbij ook helder presenteren
wat de marges zijn voor de aandeelhouders van de kolencentrales in bedrijf. Deze leden
vragen dit omdat zij helder willen krijgen of de compensatie voor sluiting niet volledig
uit verhouding zal zijn als die gaat plaatsvinden.
In het voorliggende ontwerpbesluit worden de rekenregels vastgelegd waarmee de hoogte
van de nadeelcompensatie voor de productiebeperking wordt berekend. Er is geen sprake van sluiting als gevolg van de tijdelijke productiebeperking.
De besluitvormingsprocedure inzake de subsidieaanvraag van de Power Plant Rotterdam
in het kader van de call for proposals wordt doorlopen met de eigenaar van de Power Plant Rotterdam, de Onyx Power Group.
De Onyx Power Group is eigendom van Riverstone Energy Limited, een beursgenoteerde
onderneming op de London Stock Exchange. Het is mij niet bekend wat de omvang van
de transactie was waarmee de Onyx Power Group de kolencentrales van ENGIE heeft overgenomen.
Voor een deel van het antwoord op de vraag over de stand van zaken met betrekking
tot de subsidie voor de vrijwillige sluiting, verwijs ik de leden van SP-fractie naar
het antwoord op een vraag van gelijke strekking van de leden van de fractie van D66.
Een van de opschortende voorwaarden waaronder de subsidie voor vrijwillige sluiting
verleend kan worden is de staatssteungoedkeuring van de Europese Commissie. De Europese
Commissie vereist dat geen sprake is van overcompensatie. Hiermee is geborgd dat de
compensatie niet uit verhouding zal zijn als deze gaat plaatsvinden. Ik informeer
u naar verwachting in de eerste helft van november separaat over dit subsidiebesluit.
De overige twee moderne kolencentrales in Nederland zijn gebouwd door de huidige eigenaren
(RWE en Uniper). Er heeft derhalve geen overnametransactie plaatsgevonden ten aanzien
van deze twee centrales.
De leden van de SP-fractie zouden graag antwoorden zien op hoe het staat met het overleg
over de sluiting van de Onyx-centrale? Welk contact is er geweest tussen de Staatssecretaris
en de directie over de sluiting en de compensatie? Kan de Staatssecretaris aangeven
of hier de compensatie inderdaad vier keer hoger zal gaan liggen dan het bedrag dat
de aandeelhouder betaalde voor de kolencentrale in 2019?
Zie hiervoor het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie van vergelijkbare
strekking.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering deze nadeelcompensatie verhoudt
tot enerzijds de subsidie voor sluiten waar de call for proposals nog voor loopt en
anderzijds de rechtszaken die Uniper en RWE hebben aangespannen vanwege de productiebeperking,
wat de staat miljarden zou kunnen kosten. Kan per kolencentrale worden aangegeven
wat thans de stand van zaken is met betrekking tot iedere mogelijke vorm van compensatie
als gevolg van het sluiten dan wel productiebeperking?
Het gaat hierbij om gescheiden trajecten.
Bij de wet in verband met de tijdelijke productiebeperking ontstaat er nadeel voor
bedrijven omdat zij tijdelijk gekort worden in de productiecapaciteit. Voor die gederfde
inkomsten en overige kosten die het directe gevolg zijn van de maatregel, worden de
bedrijven gecompenseerd in de vorm van nadeelcompensatie. Dat is een recht op vergoeding
dat ontstaat door overheidsoptreden dat rechtmatig is maar wel onevenredig nadeel
oplevert voor sommige partijen. Het daadwerkelijk geleden nadeel van de exploitanten
als gevolg van de maatregel wordt in dat geval dus vergoed. Zie hiervoor ook de brief
van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, Kamerstuk 35 668, nr. 44.
Het traject van nadeelcompensatie staat tot op heden los van de procedures die de
producenten tegen de Staat zijn begonnen, omdat zij menen dat het wettelijk verbod
op het gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie in 2030 onrechtmatig overheidshandelen
betreft. Zij claimen dat de vermeende schade die zij daardoor lijden volledig door
de overheid zou moeten worden vergoed.
De leden van de SP-fractie lezen in het ontwerpbesluit dat voorzienbare schade niet
vergoed wordt. Deze leden stellen dat de tijdelijke productiebeperking voor alsook
sluiting van kolencentrales wel degelijk te voorzien was, en vergoeding dus niet aan
de orde zou moeten zijn. Al decennia wordt gesproken over het beperken van CO2-emissie, dus de maatregelen waren ruimschoots te voorzien toen de kolencentrales
gebouwd werden. Er is hier simpelweg sprake van ondernemingsrisico.
Het klopt dat al decennia wordt gesproken over het beperken van CO2-emissies en dat de exploitanten al voordat zij een investeringsbeslissing namen over
de bouw van hun moderne centrales wisten of behoorden te weten dat zij de CO2-uitstoot van hun centrales aanzienlijk dienden te reduceren oplopend tot nul emissies.
De Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie gaat bij de invoering van het verbod
op het gebruik van kolen per 1 januari 2030 dan ook uit van de voorzienbaarheid van
deze maatregel. Mede om die reden is een overgangstermijn van ruim 10 jaar voldoende
geacht om een «fair balance» te bereiken die nodig is voor een rechtmatig ingrijpen
in het eigendomsrecht van de exploitanten van deze centrales. Nadat het verbod op
kolen is geïntroduceerd, is echter vastgesteld dat ten behoeve van het klimaat een
aanvullende maatregel nodig was om de CO2-uitstoot bij deze centrales te beperken. Die maatregel moet snel in werking treden
en was niet voorzienbaar. Om die reden is het nodig om het nadeel dat exploitanten
ten gevolge van enkel deze maatregel lijden, te compenseren.
Bovendien geldt al jarenlang een vrijstelling op de kolenbelasting. Kan worden aangegeven
hoeveel geld de staat hierdoor precies misliep?
Sinds 2016 kent Nederland opnieuw een vrijstelling in de kolenbelasting voor kolen
die worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit. De herintroductie van deze
vrijstelling was onderdeel van de afspraken uit het Energieakkoord en hing samen met
de afspraak om vijf kolencentrales uit de jaren «80 te sluiten. De budgettaire derving
bedraagt in 2021 € 86 miljoen (exclusief gedragseffecten). Deze zal als gevolg van
de productiebeperking in 2022 lager zijn, omdat er in dat jaar minder kolen zullen
worden verbrand.
Deze leden vinden het niet uit te leggen dat er nu wellicht toch weer miljoenen, zo
niet miljarden euro’s publiek geld aan vergoeding moeten worden betaald, omdat hiermee
wederom geld in fossiel wordt gestoken, in plaats van in de verduurzaming van onze
energievoorziening teneinde een leefbare wereld voor toekomstige generaties te waarborgen.
De productiebeperking is een maatregel die niet voorzienbaar was voor de centrales,
zie hiervoor ook het antwoord op uw vraag over de voorzienbaarheid van de maatregel,
waardoor nadeelcompensatie aan de orde is. Deze maatregel is als onderdeel van een
breder maatregelenpakket genomen om te voldoen aan het Urgenda-vonnis. De productiebeperking
van kolencentrales levert significante reductie op de korte termijn op, wat nodig
is om aan het Urgenda-vonnis te kunnen voldoen.
Naast deze korte termijn maatregel wordt er door het kabinet fors in de verduurzaming
van de energievoorziening geïnvesteerd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de extra investering
van € 6,8 miljard die het kabinet bij Prinsjesdag heeft aangekondigd, waarmee onder
andere het budget voor de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE++) met
€ 3 miljard wordt verhoogd en een reservering wordt gemaakt van € 1,3 miljard voor
energie-infrastructuurprojecten die belangrijk zijn voor de klimaat- en energietransitie.
De leden van de SP-fractie merken op dat de Kamer met de gewijzigde motie van het
lid Van der Lee c.s. over een nadeelcompensatiemethodiek met ook een substantieel
ex-postelement (Kamerstuk
35 668, nr. 43) heeft getracht te voorkomen dat miljoenen publiek geld in de zakken van aandeelhouders
verdwijnen, maar de regering beroept zich op het Europees recht om deze motie niet
uit te voeren. Wat gaat de Staatssecretaris doen om niet alleen overcompensatie terug
te vorderen, maar het bij voorbaat niet te laten gebeuren dat het zo ver komt dat
investeerders miljoenen ontvangen voor schade die zij niet daadwerkelijk op hebben
gelopen of schade die wel degelijk te voorzien was? Om de schijn van staatssteun te
voorkomen is het toch juist verstandiger geen nadeelcompensatie toe te kennen? Laat
staan met een hogere CO2 beprijzing is het toch niet uit te leggen dat er geld gaat naar kolencentrales?
Bij de inrichting van de nadeelcompensatie die wordt bepaald en toegekend op grond
van het voorliggende wetsvoorstel, moet worden voldaan aan de standaard van artikel
1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en moeten de EU-staatssteunregels in acht worden
genomen. Zie hiervoor ook de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Kamerstuk 35 668, nr. 44. Nadeelcompensatie is verplicht als het gaat om onevenredige schade die ontstaat
door rechtmatig overheidshandelen. Immers, deze schade behoort niet tot het normale
ondernemingsrisico en de onderneming wordt hierdoor buiten zijn eigen schuld onevenredig
zwaar getroffen. Zonder deze compensatie kan de tijdelijke productiebeperking in een
juridische procedures onrechtmatig worden geoordeeld en buiten toepassing worden gesteld,
waardoor de noodzakelijke CO2-reductie niet kan worden gerealiseerd.
Voor de berekeningen die worden uitgevoerd wordt gebruik gemaakt van de meest actuele
inzichten in marktprijzen, waaronder die van de CO2-prijs en de elektriciteitsprijs die het afgelopen jaar sterk zijn gestegen. Ik verwijs
ook naar het antwoord op uw eerste vraag over de rol van de Europese Commissie bij
de beoordeling of er sprake is van overcompensatie.
Hoe heeft de Staatssecretaris bepaald dat de motie-Van der Lee c.s. niet uitgevoerd
kan worden? Kan zij het juridisch advies daarover aan de Kamer sturen en de Kamer
informeren wanneer de ministerraad geaccordeerd heeft dat zij deze motie niet uitvoert?
In artikel 5 van het voorliggende ontwerpbesluit is mede naar aanleiding van de motie
van het lid Van der Lee c.s. een ex-post correctiemechanisme opgenomen. Zoals aangegeven
in de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, Kamerstuk 35 668, nr. 44, wordt de bedoeling van de motie Van der Lee, namelijk het bewerkstelligen dat de
nadeelcompensatie zo dicht mogelijk blijft bij het compenseren van het daadwerkelijk
geleden nadeel, ondersteunt. Ik verwijs daartoe verder naar paragraaf 5 van de nota
van toelichting en de beantwoording van de vraag over de uitvoering van de moties
door D66.
De leden van de SP-fractie willen graag weten hoe het staat met de uitwerking van
het aangenomen amendement-Leijten (Kamerstuk
35 668, nr. 40) om te komen tot een regeling voor medewerkers van kolencentrales die gesloten zullen
worden.
Bij algemene maatregel van bestuur moeten nadere regels worden gesteld over het fonds
en de wijze waarop de uitkeringen worden verstrekt alsmede de wijze waarop investeringen
worden gedaan in om- en bijscholing. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
bereidt de invulling van die algemene maatregel van bestuur voor, in samenspraak met
mij.
Naar verwachting kan de algemene maatregel van bestuur op zijn vroegst in juli 2022
in werking treden. Uiteraard worden ook de stakeholders geconsulteerd bij de totstandkoming
van de algemene maatregel van bestuur, onder andere vertegenwoordigers van werkgevers
en werknemers.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit
en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie vrezen dat artikel 5.1 van het ontwerpbesluit in
de praktijk resulteert in een uitstootminimum (in tegenstelling tot een uitstootmaximum)
van 31,5 procent, omdat de eigenaren van kolencentrales geprikkeld worden om zelfs
onder ongunstige marktomstandigheden extra steenkool te stoken om er zeker van te
zijn dat ze de vergoeding niet verliezen. Klopt deze analyse? Kan deze perverse prikkel
worden voorkomen?
Ik verwijs naar het antwoord dat ik heb gegeven op de vraag van de leden van de CDA-fractie
van vergelijkbare strekking.
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag dat de maximumcapaciteit wordt verlengd
tot en met 2030. Dit draagt bij aan het behalen van de klimaatdoelen maar biedt ook
meer zekerheid voor de eigenaren van kolencentrales. Is de Staatssecretaris hier alsnog
toe bereid?
Het voorliggende ontwerpbesluit ziet op de methode van berekening van de nadeelcompensatie
in het kader van de productiebeperking. Het ontwerpbesluit heeft geen invloed op de
periode waarin de wettelijke beperking geldt.
Ik onderzoek deze mogelijkheid in het kader van de motie van de leden Boucke en Erkens
(Kamerstuk 35 668, nr. 20) waarbij de regering wordt verzocht om te onderzoeken wat de effecten zullen zijn
indien de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking
van de CO2-emissie ook na 2025 van kracht blijft. Tijdens het debat over de Wet verbod op kolen
bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie heb ik echter ook aangegeven dat op dat moment de verwachting was dat de
wet niet tot en met 2030 zou worden verlengd, omdat op basis van de ramingen van het
PBL het niet nodig is om in die jaren extra CO2-reductie te realiseren om aan het Urgenda-vonnis te voldoen. Dat is nog steeds het
beeld.
Het verder verlengen van de maatregel levert daarnaast geen extra reductie op voor
de 2030-doelstellingen, omdat vanaf 2030 een algeheel verbod op het gebruik van kolen
voor elektriciteitsproductie zal gelden.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris
op de recente ontwikkelingen rondom het ECT. Het Hof van Justitie van de Europese
Unie heeft geoordeeld dat de ECT niet mag worden ingezet voor intra-EU-zaken. Klopt
het dat eigenaren van kolencentrales de maatregelen rondom het beperken van de capaciteit
van kolencentrales hiermee niet meer kunnen aanvechten via de ECT?
De Nederlandse Staat verwelkomt de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese
Unie in zaak C-741/19 (Komstroy), waarin het Hof duidelijk maakt dat artikel 26, lid
2, onder c, EHV aldus moet worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op geschillen
tussen een lidstaat en een investeerder uit een andere lidstaat over een investering
die deze investeerder heeft gedaan in eerstgenoemde lidstaat. Deze uitspraak ondersteunt
het Nederlandse standpunt dat intra-EU investeringsarbitrage in strijd is met het
EU-recht. U bent over dit standpunt geïnformeerd door de brief van de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat van 21 juni 2021, (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 83).
De Nederlandse Staat verwacht dat de bedrijven hun verplichtingen onder Europees recht
nakomen en is bereid – indien nodig – daarvoor de noodzakelijke juridische stappen
te zetten zoals ook eerder aan u is medegedeeld bij brief van de Minister van Economische
Zaken en Klimaat van 17 mei 2021, (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 81).
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit
en hebben nog enkele kritische vragen en opmerkingen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat in het ontwerpbesluit
staat dat voorzienbare schade niet vergoed wordt. Deze leden wijzen op de kennis over
de klimaatcrisis die decennia geleden al tot ingrijpende beleidswijzigingen had moeten
leiden. De fossiele industrie was eind jaren »70 van de vorige eeuw al doordrongen
van het ontwrichtende effect van hun verdienmodel op het klimaat.3 In 1996 adviseerde een speciale klimaatcommissie van de Tweede Kamer al om het voorzorgsbeginsel
voorop te plaatsen in het klimaatbeleid.4 Desondanks kozen opeenvolgende kabinetten voor het negeren van hun verantwoordelijkheid
om toekomstige generaties te beschermen tegen de gevaarlijke gevolgen van de klimaatcrisis.
Zo sprak toenmalig de Minister van Economische Zaken in 2003 nog zijn voorkeur uit
voor de bouw van nieuwe kolencentrales (Kamerstuk
29 023, nr. 1). Daarmee schiep de Minister ten onrechte het beeld dat kolencentrales een gewenste
ontwikkeling zouden zijn. Zowel politiek als exploitanten van kolencentrales hadden
destijds al de beschikking over de kennis over de ontwrichtende effecten van kolencentrales.
Dat maakt dat de kosten van het voortijdig sluiten van kolencentrales, in de ogen
van deze leden, voorzienbaar waren.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat die kolencentrales er
uiteindelijk in 2015 en 2016 kwamen, volstrekt in tegenspraak met de noodzaak om zo
snel mogelijk de uitstoot van broeikasgassen te reduceren.5 Dat Nederland nu zo snel mogelijk van kolen af moet, hadden zowel het toenmalige
kabinet als de exploitanten van de kolencentrales destijds kunnen weten en moeten
zien aankomen. Erkent de Staatssecretaris dat? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord dat ik heb gegeven op de vraag van vergelijkbare strekking
van de leden van de SP-fractie.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen waarom alleen schade als gevolg
van bedrijfsbeslissingen die zijn genomen nadat het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer
is verzonden worden gerekend tot «voorzienbare» schade, terwijl deze schade al decennialang
voorzien had kunnen worden door zowel het kabinet als de industrie? Erkent de Staatssecretaris
het falen van opeenvolgende kabinetten om tijdig te handelen naar de realiteit van
een escalerende klimaatcrisis? Erkent de Staatssecretaris dat de keuze van die kabinetten
om, ondanks alle beschikbare kennis over de klimaatcrisis, toch nog nieuwe kolencentrales
te laten bouwen, heeft geleid tot onnodig hoge kosten en, erger nog, een verdere escalatie
van de klimaatcrisis? Zo nee, waarom niet? Waarom staat het voorzorgsbeginsel nog
steeds niet voorop in het Nederlandse klimaatbeleid?
Ik herken me niet in het beeld dat onder voorgaande kabinetten de gevaarlijke gevolgen
van klimaatverandering niet erkend zijn. Nederland heeft juist om deze gevolgen te
beperken de afgelopen jaren ingezet op een internationale aanpak van het tegengaan
van klimaatverandering en zowel in Europa als in mondiale onderhandelingen aangedrongen
op het stellen van ambitieuze reductiedoelstellingen. Uiteindelijk is in 2015 met
de Overeenkomst van Parijs mondiaal afgesproken om temperatuurstijging tot ruim onder
2 graden en zo mogelijk 1,5 graden te beperken. Het beleid van Nederland is erop gericht
om zowel nationaal als op Europees niveau invulling te geven aan deze afspraak: Nederland
heeft in de Klimaatwet een streefdoel voor 2030 van 49% vastgelegd en heeft zich in
Europa succesvol ingezet om het doel voor 2030 op te hogen naar 55%. Om invulling
te geven aan deze doelstelling heeft dit kabinet o.a. het verbod op kolen bij elektriciteitsproductie
ingevoerd.
Het kabinet is ervan uitgegaan rechtmatig te handelen door haar internationale en
Europeesrechtelijke verplichtingen na te komen en door met een nationale ambitie van
49% reductie in 2030 invulling te gegeven aan een klimaatbeleid gericht op het halen
van de doelen van Parijs. De rechter heeft in de Urgenda-zaak niettemin geoordeeld
dat het nakomen van en in internationale context bijdragen aan deze internationale
doelstellingen niet voldoende was om aan de zorgplicht als staat te voldoen. Om uitvoering
te geven aan het Urgenda-vonnis was een grotere versnelling van nationale emissiereducties
op korte termijn noodzakelijk. Daarom heeft het kabinet de afgelopen jaren extra maatregelen
getroffen die bijdragen aan de uitvoering van dit vonnis – waaronder de productiebeperking
voor kolencentrales. De kolencentrales worden hiervoor gecompenseerd waarmee deze
maatregel relatief kosteneffectief is ten opzichte van andere maatregelen om op korte
termijn een aanvullende CO2-reductie te realiseren.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het klopt dat kolencentrales,
omdat er CO2-reductie wordt beoogd met de maatregel, niet alleen gecompenseerd worden voor deze
onvoorziene schade, maar dat ze daarnaast ook minder CO2-belasting hoeven te betalen? Zo nee, hoe zit het dan? Hoeveel belasting besparen
kolencentrales door de CO2-beperkingen precies? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat die niet-betaalde
belasting voor deze bedrijven juist een voordeel is in plaats van een nadeel? Op welke
manier zit de CO2-belasting die kolencentrales door de maatregel kunnen ontwijken verwerkt in de methode
voor de berekening van de nadeelcompensatie?
De berekening van de nadeelcompensatie is voor een belangrijk deel gebaseerd op de
marge die kan worden behaald met de elektriciteitsproductie. De ETS-prijs is onderdeel
van de berekening van de marge.
De kolencentrales worden door de maatregel beperkt in hun CO2-uitstoot en daarmee elektriciteitsproductie. Voor de verminderde elektriciteitsproductie
worden de kolencentrales gecompenseerd, omdat zij zonder de maatregel deze elektriciteit
hadden kunnen verkopen. Het klopt dat door de verminderde elektriciteitsproductie
er ook minder ETS-rechten hoeven te worden gekocht, omdat de uitstoot van de centrales
ook verminderd wordt. Hoeveel ETS-rechten er per centrale minder hoeven te worden
gekocht is centrale-specifiek en afhankelijk van bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Op hoger niveau is de verwachting dat de kolencentrales als gevolg van het wetsvoorstel
jaarlijks ca. 4,5 megaton minder CO2 uitstoten, wat overeenkomt met 4,5 miljoen minder ETS-rechten die hoeven te worden
gekocht.
Nadeelcompensatie is een vergoeding van het nadeel dat de ontvanger daadwerkelijk
lijdt door een overheidsmaatregel waarbij de ontvanger door die overheidsmaatregel
onevenredig wordt aangetast in bijvoorbeeld zijn genot van eigendom. Dat er minder
ETS-rechten hoeven te worden verworven is een voordeel voor de kolencentrales, maar
dat er minder elektriciteit kan worden verkocht is een nadeel. Onder de streep wordt
alleen het daadwerkelijk geleden nadeel vergoed.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat dit voorstel CO2-reductie beoogt. Kan de Staatssecretaris garanderen dat kolencentrales door het huidige
beleid daadwerkelijk minder CO2 zullen uitstoten?
Het voorliggende ontwerpbesluit ziet op de methode van berekening van de nadeelcompensatie
in het kader van de productiebeperking. Het ontwerpbesluit heeft geen invloed op de
mate van CO2-reductie die als gevolg van de wet wordt gerealiseerd. Met de productiebeperking
zoals opgenomen in de gewijzigde Wet verbod op kolen wordt een maximum gesteld aan
de CO2-uitstoot bij kolencentrales.
Het is niet mogelijk om te garanderen dat de kolencentrales daadwerkelijke minder
CO2 zullen uitstoten, omdat dit ook afhankelijk kan zijn van de technische staat van
de centrales en de marktontwikkelingen. Als een centrale langdurig stilvalt, of als
de markt zich dusdanig ontwikkelt dat kolencentrales als gevolg daarvan veel minder
produceren of sluiten, zal de wettelijke tijdelijke productiebeperking geen aanvullende
CO2-vermindering realiseren. Mocht dat het geval zijn, dan wordt met het ex-post correctiemechanisme
gezorgd dat onverschuldigd verstrekte nadeelcompensatie zal worden teruggevorderd.
Echter, op basis van de huidige uitgangspunten en marktinformatie is de verwachting
dat er wel degelijk sprake is van CO2-reductie als gevolg van deze maatregel.
Welk effect zal de aangenomen motie van de leden Van Raan en Leijten hebben op de
cijfers van de daadwerkelijke CO2-uitstoot van kolencentrales (Kamerstuk
35 668, nr. 27)? Conform deze motie moet de CO2-uitstoot van biomassa namelijk in het vervolg ook gemeten worden.
De productiebeperking ziet op het aandeel kolen en beperkt niet de inzet van biomassa.
De CO2-reductie die beoogd is met deze maatregel wordt bereikt met het beperken van het
gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie. Het meten van de uitstoot van biomassa
overeenkomstig de motie van de leden Van Raan en Leijten is daarmee met en zonder
wettelijke productiebeperking dezelfde.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat compensatie niet
uitbetaald dient te worden, tenzij een rechter (desnoods in een bodemprocedure) anders
beslist. Kan de Staatssecretaris garanderen dat de compensatie niet verder gaat dan
strikt noodzakelijk is? Heeft de Staatssecretaris er met deze methode nu alles aan
gedaan om de kosten van de compensatie te minimaliseren? Zo ja, wat doet de vrijstelling
voor kolenbelasting dan nog in het belastingstelsel? Zo nee, hoe kan zij dan garanderen
dat er geen overcompensatie plaatsvindt? Is de Staatssecretaris bereid om wetgeving
voor te bereiden die een einde maakt aan de vrijstelling van kolenbelasting? Zo nee,
waarom niet?
Voor het antwoord op de vraag over het zorgdragen dat er geen sprake is van overcompensatie
verwijs ik naar het antwoord dat ik heb gegeven op de vraag van vergelijkbare strekking
van de leden van de SP-fractie.
Het voorliggende ontwerpbesluit ziet op de methode van berekening van de nadeelcompensatie
in het kader van de productiebeperking. Het ontwerpbesluit heeft geen relatie met
de vrijstelling van kolenbelasting.
Het kabinet onderschrijft dat het afschaffen van deze vrijstelling zou leiden tot
een betere internalisering van de externe milieukosten, die worden veroorzaakt door
de verbranding van kolen. Echter, als gevolg van de productiebeperking in de komende
jaren zal, uitgaande van het huidige tarief van de kolenbelasting, deze betere internalisering
van kosten naar verwachting niet leiden tot een lager kolenverbruik en daarmee CO2-reductie. Dit omdat de uren die onder het uitstootplafond liggen naar verwachting
ook met een kolenbelasting rendabel genoeg zijn om te produceren. Een aanvullende
maatregel is daarom op dit moment niet effectief.
Voor de uitfasering van kolencentrales heeft het kabinet er echter voor gekozen om
per 2030 het gebruik van kolen bij elektriciteitsopwekking in een productie-installatie
wettelijk te verbieden (Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie). Bij de totstandkoming
van de wet is rekening gehouden met de bepalingen over onteigening, regulering van
eigendom en een redelijke en billijke behandeling. Het afschaffen van de vrijstelling
in de kolenbelasting zou betekenen dat de overheid opnieuw beleid wijzigt in de elektriciteitssector.
De overheid probeert een voorzienbaar energiebeleid te voeren. Nieuwe maatregelen
moeten daarom in samenhang met bestaand beleid worden bezien. Het stapelen van maatregelen
is niet zonder juridische risico’s.
Gezien het voornoemde is het kabinet niet voornemens om de vrijstelling in de kolenbelasting
voor gebruik van opwekking elektriciteit af te schaffen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat inkomsten, kostenbesparingen
en andere vormen van voordeel die het gevolg zijn van de maatregel en niet in de berekening
van de schade zijn meegenomen, van de te verlenen nadeelcompensatie zullen worden
afgetrokken. Deelt de Staatssecretaris de mening dat niet gedane uitgaven voor bijvoorbeeld
uitstootrechten die niet gekocht hoeven te worden, de kosten voortkomend uit de CO2-heffing, of investeringen voor CO2-reductiemaatregelen die nu niet gedaan hoeven worden, een voordeel zijn in plaats van een
nadeel? Klopt het dan dat deze voordelen van de nadeelcompensatie worden afgetrokken?
Zo nee, waarom niet?
Als gevolg van de maatregel hoeven er minder ETS-rechten te worden verworven. Zie
hiervoor het antwoord op uw eerdere vraag.
Kolencentrales worden niet geraakt door de CO2-heffing, omdat die heffing ziet op de industrie en niet op de elektriciteitsproductie,
en daarom is er geen sprake van een verminderde belastingdruk.
De kolencentrales die door dit wetsvoorstel worden geraakt zijn relatief efficiënt
ten opzichte van andere kolencentrales in Europa. Op dit moment zijn additionele investeringen
van kolencentrales in CO2-reducerende technieken niet aan de orde. Te meer, omdat met het verbod op het gebruik
van kolen per 1 januari 2030 en de overgangsperiode die aan de exploitanten is geboden,
eerder gekeken zal worden naar alternatieve brandstoffen die per definitie minder
CO2 uitstoten dan kolen. Met de eventuele ombouw van de centrales zullen ook investeringen
gepaard gaan.
Andere voordelen die de exploitant behaalt als gevolg van deze maatregel worden inderdaad
van de nadeelcompensatie afgetrokken. Zie hiervoor artikel 2, vierde lid, van het
ontwerpbesluit.
Is de staatsecretaris bereid een extra klimaatheffing op te leggen aan de fossiele
energieleveranciers, bijvoorbeeld ter hoogte van de geclaimde schadevergoeding? Zo
nee, waarom niet?
Nadeelcompensatie is geen voordeel dat wordt toegekend, maar betreft een vergoeding
voor onevenredige schade die ontstaat door rechtmatig overheidshandelen. Zie ook de
brief over de ex-ante nadeelcompensatie aangaande de wijziging van de Wet verbod op
kolen bij elektriciteitsproductie (Kamerstuk 35 668, nr. 44).
De vraag of het verbod op kolen in 2030 onrechtmatig is of niet, is op dit moment
onderwerp van juridische procedures die de producenten in dat kader tegen de Staat
voeren en wordt beantwoord door de daartoe bevoegde rechters. In een rechtsstaat als
Nederland staat het een ieder vrij om de gang naar de rechter te kiezen als hij meent
dat de overheid onrechtmatig handelt en hij als gevolg daarvan schade meent te lijden.
Het is aan de rechter om die claims te beoordelen en eventueel schadevergoeding toe
te kennen Gelet hierop ben ik niet voornemens een klimaatheffing op te leggen ter
hoogte van de geclaimde schadevergoeding.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende
regels met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales
in verband met de beperking van de CO2-emissie. Zij zijn blij met dit extra toetsmoment door de Kamer. Deze leden willen
overcompensatie van kolencentrales voorkomen, omdat dat geld hard nodig is voor de
duurzame energietransitie.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris de nadeelcompensatie
op recente forwardprijzen baseert; meer precies wordt de dag voor de datum van de
uitgifte van het Staatsblad als peildatum gekozen en het aan die dag voorafgaand tiendaags
gemiddelde als controle genomen. Waarom heeft de Staatssecretaris gekozen voor deze
methode? De energieprijzen zijn op dit moment echter erg onstabiel en daarom moeilijk
te voorspellen. Hoe representatief zijn dit soort tiendaagse gemiddelden voor de elektriciteitsprijs?
Waarom heeft de Staatssecretaris niet gekozen voor een langer gemiddelde voor het
berekenen van een prijs, of monitort de Staatssecretaris de marktprijzen niet nadat
er compensatie is toegekend, ter controle?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich in algemenere zin af hoe overcompensatie
wordt voorkomen. Hoe wordt voorkomen dat bij de berekening van de prijzen de ontwikkelingen
op de energiemarkt standaard lineair worden ingeschat, in plaats van rekening te houden
met revolutionaire, toekomstige ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de elektriciteitsprijs,
zoals bijvoorbeeld grootschalige isolatie van woningen of lokale opwek van groene
energie voor bedrijven?
Voor deze methode is gekozen omdat hiermee de prijsinformatie zo dicht mogelijk bij
de inwerkingtreding van de maatregel is, maar de prijzen nog niet beïnvloed zijn door
de wet zelf. Vanaf het moment dat de datum waarop de wet in werking zal treden bekend
is, zal van die invloed wel sprake zijn. Hierbij is het relevant dat de forwardprijzen
een verwachting geven van de toekomst. Met deze methode worden de prijzen voor die
specifieke dag niet gehanteerd voor de toekomst, maar de prijzen die de toekomstverwachtingen
weergeven op die specifieke dag. Het uitgangspunt is dat de elektriciteitsmarkt efficiënt
is en de huidige prijsverwachtingen de beste prijsverwachtingen zijn. Daarbij komt
ook dat het hanteren van één peildatum bij de berekeningen van de compensatie voor
de Hemweg-centrale is gehanteerd, die door de Europese Commissie akkoord is bevonden.
Er is niet gekozen voor een langer gemiddelde voor het berekenen van de prijzen die
moeten worden gebruikt om de marges van kolencentrales te berekenen, omdat er dan
oude prijzen in het gemiddelde worden verwerkt die gebaseerd zijn op marktomstandigheden
die inmiddels achterhaald zijn. Het uitgangspunt is dat de huidige prijsverwachtingen
de beste prijsverwachtingen zijn die ook rekenschap geven van de technische mogelijkheden
tussen nu en 2024.
De marktprijzen worden gemonitord nadat de nadeelcompensatie is toegekend, als onderdeel
van het ex-post correctiemechanisme. Als er marktontwikkelingen zijn die zo revolutionair
zijn dat de centrales achteraf gezien in een jaar helemaal niet beperkt blijken te
zijn door de maatregel, zal als gevolg van het ex-post correctiemechanisme de voor
dat jaar verstrekte nadeelcompensatie worden teruggevorderd. Zie hiervoor ook het
antwoord op vragen hierover van de leden van de VVD-fractie.
Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de zorg van beheerders van kolencentrales
zelf, dat artikel 5.1, sub a en b over terugvordering, zal resulteren in een uitstootminimum
waar kolencentrales aan zullen willen voldoen om de toegekende vergoeding niet te
verliezen, ook al zijn er ongunstige marktomstandigheden voor het stoken van kolen?
Zijn er manieren om deze perverse prikkel weg te nemen, maar toch een mogelijkheid
tot het terugvorderen van overcompensatie vast te stellen?
Zie hiervoor het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie van vergelijkbare
strekking.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben tot slot vragen bij de voorzienbaarheid
van deze sluiting. De lopende verplichtingen waar kolencentrales aan moeten voldoen,
moeten worden meegenomen in de nadeelcompensatie, zo is te lezen in het ontwerpbesluit.
In hoeverre wordt er ook juridisch getoetst aan welke verplichtingen kolencentrales
ook daadwerkelijk gehouden zijn wanneer er van overheidswege overgegaan moet worden
tot een sluiting? In hoeverre wordt getoetst of de kolencentrales rekening hadden
moeten houden met wettelijke beperkingen op het gebied van energieproductie bij het
opstellen van voorwaarden bij het aangaan van contractuele verplichtingen?
De Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie verbiedt alleen het gebruik van
kolen als brandstof bij productie-installaties die elektriciteit opwekken en laat
een andere aanwending van de productie-installaties onverlet. Daarnaast wordt een
overgangstermijn geboden die voldoende ruimte biedt voor een andere wijze van aanwending
van de centrales. Met deze wet is derhalve geen sprake van onteigening, maar van regulering
van eigendom. De eigenaren van de centrales behouden enig economisch belang en een
zinvolle gebruiksmogelijkheid bij (de activa van) hun onderneming. Zie ook de memorie
van toelichting bij de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie. Ik kan verder
geen antwoord geven op een vraag over een hypothetische situatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
ontwerpbesluit. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie horen graag hoe groot de Staatssecretaris het risico inschat
dat exploitanten meer kolen gaan verstoken dan gelet op de marktomstandigheden de
bedoeling was, om maar te voorkomen dat zij, gelet op artikel 5, vergoeding mislopen.
Hoe waardeert zij dit risico in het licht van de gewenste CO2-emissiereductie?
Ik verwijs naar het antwoord dat ik heb gegeven op de vraag van de leden van de CDA-fractie
van vergelijkbare strekking.
De leden van de SGP-fractie willen er tevens op wijzen dat exploitanten, om te voorkomen
dat ze vergoeding mislopen door, vanwege ongunstige marktomstandigheden of storingen,
onbenutte draaiuren in het vierde kwartaal mogelijk inzetten op maximale benutting
van winstgevende draaiuren in de eerste kwartalen van het jaar. Kan de Staatssecretaris
een nadere analyse geven van de mogelijk negatieve gevolgen hiervan voor de leveringszekerheid
in het vierde kwartaal, zo vragen deze leden.
Ik verwijs naar het antwoord dat ik heb gegeven op de vraag van de leden van de VVD-fractie
van vergelijkbare strekking.
De leden van de SGP-fractie vragen, gelet op de voorgaande zorgpunten, of de Staatssecretaris
bereid is te kijken naar zodanige aanpassing van de regelgeving dat ongewenste neveneffecten
zoveel mogelijk voorkomen worden, bijvoorbeeld door vergroting van het voorgestelde
percentage van 10 procent of door een banking systeem.
Het verhogen van het voorgestelde percentage verandert de analyse over de ongewenste
effecten niet.
Het introduceren van een banking systeem waarbij onderschrijdingen van het CO2-plafond in toekomstige jaren kan worden ingezet acht ik onwenselijk, omdat dit ertoe
kan leiden dat er in sommige jaren een maximum geldt dat hoger is dan 35%. Juist om
zoveel mogelijk reductie in elk jaar te kunnen realiseren om aan het Urgenda-vonnis
te voldoen, acht ik het onwenselijk dat een CO2-budget dat aan het einde van een jaar overblijft kan worden ingezet voor het volgende
jaar. Het omgekeerde, waarbij overschrijdingen van het plafond in een jaar ten koste
gaan van het plafond in het volgende jaar is er enkel op gericht dat de hoeveelheid
CO2 die in het ene jaar te veel wordt uitgestoten, in het andere jaar dient te worden
gecompenseerd.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier