Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 825 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte
Nr. 6
VERSLAG
Vastgesteld 13 juli 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
I.
ALGEMEEN
2
1.
Aanleiding en inhoud van het wetsvoorstel
2
2.
Evaluatie Transgenderwet
6
3.
Vervallen van de deskundigenverklaring
7
4.
Wijziging van de geslachtsregistratie voor kinderen jonger dan zestien jaar
10
5.
Procedure bij herhaaldelijk wijzigen
13
6.
Positie intersekse personen
14
7.
Verhouding tot hoger recht; internationale ontwikkelingen wijziging geslachtsregistratie
14
8.
Gevolgen Rijksbegroting; administratieve lasten en regeldruk
15
9.
Reactie internetconsultatie
16
10.
Overig
18
II.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
18
Artikel I, onderdeel B
18
Artikel I, onderdeel C
19
Eerste, derde en vierde lid
19
Vijfde lid
19
Artikel I, onderdeel D
20
Eerste, tweede en derde lid
20
Vierde lid
21
Artikel I, onderdeel E
21
Eerste tot en met vierde lid
21
I. ALGEMEEN
1. Aanleiding en inhoud van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet tot wijziging
van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden
voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (hierna:
het wetsvoorstel). Voornoemde leden zijn tevreden dat het liberale beleid van de regering
erop is gericht emancipatie van transgenders te bevorderen. Deze leden achten het
van belang dat het zelfbeschikkingsrecht aan eenieder toekomt en dat gelijke rechten
voor transgenders worden gewaarborgd. Deze leden kunnen zich de soms vernederende
situaties voorstellen waarmee transgenders worden geconfronteerd wanneer zij een identiteitsbewijs
moeten tonen dat nog geen vermelding maakt van het geslacht dat zij inmiddels wel
hebben aangenomen of waarnaar zij reeds zijn gaan leven.
De leden van de VVD-fractie stellen voorop dat de Transgenderwet uit 2014 reeds een
aanzienlijke verbetering vormt voor de emancipatie van transgenders en hebben met
interesse kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel dat de regering voorstelt mede
naar aanleiding van de evaluatie van deze wet. Deze leden stellen de regering graag
nog een aantal vragen over het onderhavige wetsvoorstel en de uitwerking ervan in
de praktijk.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Zij beschouwen deze wetswijziging als een belangrijke stap richting
zelfbeschikking over de eigen (gender)identiteit. De huidige regels zijn te beperkend
en vaak gebaseerd op achterhaalde ideeën over transgender zijn. De emancipatie van
transgender personen staat in Nederland in sommige opzichten nog in de kinderschoenen.
In het werkende en sociale leven krijgen transgender personen te maken met discriminatie
en stigmatiserende opvattingen. De leden van de D66-fractie roepen in herinnering
dat het nog maar zeven jaar geleden is dat de wet fysieke geslachtsverandering en
sterilisatie vereiste bij mensen die hun geslacht in hun geboorteakte wilden aanpassen.
De evaluatie van de Transgenderwet heeft laten zien dat onze wetgeving omtrent geslachtsregistratie
ook op een aantal punten aangepast diende te worden. Deze leden zijn blij dat deze
wijzigingen nu in dit wetsvoorstel voorliggen. Zij hebben echter nog wel een aantal
vragen aan de regering.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vinden
dat de voorwaarden die de overheid stelt aan de wijzigingen in de bevolkingsadministratie
geen onnodige belemmeringen moeten opwerpen voor transgenderpersonen. Wel hechten
deze leden aan zorgvuldigheid, met name waar het minderjarigen betreft, waarbij zij
erkennen dat ook bij deze jonge(re) doelgroep de wens de geslachtsregistratie aan
te passen heel manifest kan zijn. Deze leden hebben nog enkele vragen bij onderhavig
wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat op dit moment de wet een aantal eisen stelt
aan de aanpassing van de geslachtsregistratie en dat met het voorliggende wetsvoorstel
deze eisen worden weggenomen en het ook voor kinderen jonger dan zestien jaar mogelijk
wordt hun geslachtsregistratie te wijzigen via een verzoek aan de rechtbank. De voorgenoemde
leden constateren dat de regering met het voorliggende wetsvoorstel recht wil doen
aan de emancipatie van transgender personen. Deze doelstelling steunen de leden van
de SP-fractie van harte. Zij hebben over het voorliggende wetsvoorstel nog enkele
vragen. Deze leden zijn enigszins verrast door de kritische brieven en e-mails die
zij hebben ontvangen over dit wetsvoorstel, van mensen die bezorgd zijn over misbruik
van de regeling. Door het makkelijker maken een ander geslacht te registreren zouden
er risico’s ontstaan voor misbruik en fraude, zouden meer vrouwen zich onveilig voelen
in kleedkamers en opvang, zou vrouwensport minder goed mogelijk zijn, etc. Is de regering
bekend met deze signalen en bezorgde reacties en kan zij hierop reageren? Is de verwachting
dat door het schrappen van een aantal vereisten waaraan voldaan moet zijn voor overgegaan
kan worden tot wijziging van de geslachtsregistratie, mensen op oneigenlijke gronden
zullen verzoeken tot wijziging van de geslachtsregistratie? Hoe wordt erop toegezien
dat geen misbruik gemaakt zal worden van dit recht? Hoe zal, na een wijziging van
de geslachtsregistratie voor de wet, toch gewaarborgd worden dat iemand de juiste
zorg kan ontvangen, op basis van het geslacht dat bij geboorte is geregistreerd? Graag
zouden de aan het woord zijnde leden zien dat deze zorgen weggenomen kunnen worden.
Aan de andere kant, constateren de leden van de SP-fractie, zijn er ook zorgen die
hier juist haaks op staan, namelijk dat het wetsvoorstel in veel opzichten niet ver
genoeg zou gaan, zoals bijvoorbeeld geformuleerd door Transgender Netwerk Nederland
en COC Nederland. Kan op deze kritiek en voorgestelde verbeterpunten inhoudelijk worden
ingegaan?
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat de vereenvoudiging van de geslachtsregistratie
de positie van transgender personen verbetert. In die zin kunnen de aan het woord
zijnde leden instemmen met het wetsvoorstel. Dat neemt niet wet dat deze leden nog
aanvullende vragen en wensen hebben.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van
het onderhavige wetsvoorstel waarin, kort gezegd, de voorwaarden worden veranderd
voor de wijziging van de vermelding van het geslacht op de geboorteakte. Deze leden
onderschrijven van harte de bedoeling van dit wetsvoorstel te zoeken naar een meer
inclusieve vormgeving van de persoonsregistratie. De huidige gehanteerde uitgangspunten
zijn hopeloos verouderd en komen niet tegemoet aan de breed levende gedachte dat de
officiële documentatie een afspiegeling hoort te zijn van de genderidentiteit zoals
de betrokkene dat zelf voelt. De voorgenoemde leden vragen hoe de regering terugkijkt
op de wijze waarop geslachtsregistratie en -wijziging in het verleden is georganiseerd.
Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat, met de kennis
van nu, zelfs sprake is geweest van een hardvochtige benadering voor wat betreft het
voorschrijven van een fysieke transitie als voorwaarde voor een officiële geslachtswijziging?
Hiervoor heeft de regering, bij monde van de Ministers voor Rechtsbescherming en van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, excuses aangeboden. Daarnaast is een onverplichte
financiële tegemoetkomingsregeling in de maak. Kan de regering voorzien in een stand
van zaken en aangeven hoe de betrokken belangenorganisaties het verloop en de totstandkoming
van deze excuses en tegemoetkoming appreciëren?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering welke gevolgen dit wetsvoorstel
zal hebben voor de registratie bij geboorten. Klopt het bijvoorbeeld, zo vragen deze
leden, dat bij geboorte de geregistreerde geslachtsvermelding niet zal worden overgenomen
bij de registratie van het moederschap? Waarom wordt niet ook hier gezocht naar passender
definities voor de transgender ouders die een kind baren, zoals het neutrale «ouder»
of «geboorteouder»? Is de regering bereid de wettelijke regels rond het verkrijgen
van het ouderschap zó aan te passen dat de met de moeder / geboorteouder gehuwde of
in een geregistreerd ouderschap verkerende transgender vrouw die het kind heeft verwekt
van rechtswege ouder kan worden? Zo nee, waarom niet? Deelt de regering de mening
dat de hiervoor genoemde excuses zich juist dienen te vertalen naar de huidige wetgeving
door het reproductieve recht en het recht op familieleven van transgender ouders wettelijk
te erkennen conform hun geleefde realiteit?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie waarvoor geslachtsregistratie
vandaag de dag eigenlijk nog nodig is. Is sowieso niet de tijd rijp voor de mogelijkheid
om eenvoudig op de geboorteakte de geslachtsvermelding «x» te laten opnemen? Want
in hoeverre komt dit wetsvoorstel tegemoet aan de problemen die non-binaire transgender
personen op dit moment ondervinden bij geslachtsregistratie? De leden van de GroenLinks-fractie
hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het bovengenoemd wetsvoorstel.
Deze leden zien in de motivering dat het recht doen aan de emancipatie van transgender
personen als voornaamste aanleiding voor het wetsvoorstel wordt genoemd. De regering
geeft vervolgens aan dat de wijziging van de vermelding van geslacht een individuele
beslissing is waarin de overheid in beginsel niet langer treedt. Deze leden zien naast
emancipatie ook andere aspecten bij het genoemde wetsvoorstel en zij vragen welke
belangen de regering nog meer ziet en hoe deze zijn meegewogen. Ook vragen genoemde
leden de regering in te gaan op de vraag of naast het feit dat sprake is van een beslissing
van het individu, deze beslissing ook voor anderen gevolgen heeft. Welke gevolgen
ziet de regering, en hoe is dat onderdeel geweest in de totstandkoming van voorliggend
wetsvoorstel? Hoe weegt de regering bij dit wetsvoorstel de opdracht die de samenleving
heeft om mensen te beschermen tegen beslissingen die zij mogelijk op lange termijn
betreuren? Heeft de samenleving en daarmee de overheid een zorgplicht zich ervan te
vergewissen dat een ingrijpende beslissing tot wijziging van de vermelding van geslacht
weloverwogen en duurzaam is?
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden
menen dat de regering in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel grote risico’s neemt
door het moedwillig laten vervallen van de betrokkenheid van een externe deskundige
om enige inhoudelijke toets te verrichten inzake een wijziging van de geslachtsregistratie.
Eveneens constateren zij dat het wetsvoorstel op gespannen voet staat met de Europese
jurisprudentie inzake geslachtsregistratie. Het wetsvoorstel toont zich naar de mening
van deze leden, door het ontbreken van allerlei relevante gegevens en perspectieven,
voorlopig nog niet rijp voor zorgvuldige overweging.
De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de keuze van de wetgever om wijziging
van het geslacht toe te staan in situaties waarin niet het geslacht, maar de genderidentiteit
afwijkt van de gebruikelijke situatie. Deze keuze leidt in veel situaties van transgender
personen ertoe dat de registratie van de burgerlijke stand feitelijk onjuist geraakt,
aangezien nog steeds geen twijfel bestaat over het geslacht van betrokkenen, maar
de betrokkenen publieke erkenning willen dat hun genderidentiteit daarvan afwijkt.
Acht de regering het inhoudelijk niet wenselijker in deze situaties in plaats van
het definiëren van het geslacht door de genderidentiteit, en daarmee het zinledig
maken van het begrip geslacht, te kiezen voor een aanvullende categorie gender of
een andere wijze van registratie? Zij vragen of juist de verdergaande subjectivering
van de Transgenderwet geen aanleiding zou moeten vormen om deze structuur te herzien.
Als voorbeeld van een registratie zou gewezen kunnen worden op het Britse gender registration
certificate.
De leden van de SGP-fractie constateren dat gelet op de ontwikkelingen in het buitenland
overal waarschuwingslampen branden als het gaat om wetsvoorstellen inzake zelfidentificatie.
Zij wijzen erop dat de Engelse regering in 2020 heeft afgezien van het verankeren
van dit uitgangspunt in de wetgeving. De Duitse Bondsdag verwierp bovendien op 19 mei
2021 met overgrote meerderheid twee initiatiefwetsvoorstellen over zelfidentificatie,
terwijl in het Spaanse Congres op 18 mei slechts een beperkte minderheid te vinden
was voor een vergelijkbaar voorstel. Deze leden wijzen er ten overvloede op dat zelfs
landen als Zweden een pas op de plaats gemaakt hebben als het gaat om nieuwe wetgeving.
Zij vragen de regering met klem te werken aan een grondige overweging van de bezwaren
die in andere landen hebben geleid tot het in enigerlei vorm vasthouden aan het vereiste
van de betrokkenheid van een deskundige die vaststelt dat sprake is van genderdysforie.
Deze leden constateren met ongerustheid dat de voorbereiding in hoge mate gestempeld
lijkt door een technische benadering gericht op uitvoeringsvragen en dat inhoudelijk
bezwaren en zorgen, zoals onder meer verwoord door de Stichting Voorzij, de Nederlandse
patiëntenvereniging en Gezinsplatform.NL, niet uitgebreid en kenbaar gewogen zijn.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering van het aantal personen dat in de
afgelopen jaren gebruik heeft gemaakt van de wijziging van de geslachtsregistratie
ook kan aangeven in hoeveel situaties sprake is van wijziging van de geslachtsregistratie
zonder dat medische behandelingen aan de orde zijn.
De leden van de Volt-fractie merken op dat het wetsvoorstel een goede eerste stap
is voor de verbetering van de positie van transgender personen en een meer inclusieve
samenleving. De wet gaat echter op een aantal punten niet ver genoeg. Daarover stellen
deze leden in deze inbreng een aantal vragen. Daarnaast hebben deze leden een aantal
algemene vragen over de keuzes die de regering gemaakt heeft. Een overkoepelende vraag
voor het dossier in het algemeen is de mogelijkheid tot neutrale geslachtsregistratie
van kinderen die niet onder de noemer «intersekse personen» vallen. In Malta kunnen
ouders ervoor kiezen kinderen bij hun geboorte te registreren onder de noemer X of
het geslacht open te laten, totdat het kind een leeftijd bereikt om hier zelf een
keuze in te maken. Is de regering voornemens wetgeving hieromtrent op te stellen?
Met betrekking tot de implementatie, is rekening gehouden met de praktische uitvoering
van de wet en ligt hier al een plan voor klaar? Is al een plan voorzien voor de evaluatie
van de wet, alsook de uitvoering van de wet?
Het lid van de BIJ1-fractie heeft met gemengde gevoelens kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Het lid is positief gestemd over de vervanging van de deskundigenverklaring
door de eigen verklaring bij een ambtenaar van de burgerlijke stand. Transgender en
intersekse personen kennen hun genderidentiteit zelf immers het beste, en dit lid
is van mening dat deze wijziging recht doet aan hun zelfbeschikking. Tevens staat
dit lid positief tegenover de verplaatsing van de procedure van de gemeente van geboorte
naar de woonplaats van de aanvrager. Voorts is dit lid grotendeels tevreden met het
voorstel ook kinderen jonger dan zestien jaar toegang te verschaffen tot het wijzigen
van hun geslachtsvermelding. Dit lid is echter ook van mening dat de tussenkomst van
de rechter een te zware maatregel betreft. Dit lid zal hier onder het relevante artikel
over uitweiden.
De kern van de kritiek van het lid van BIJ1-fractie ligt in het gebrek aan respect
voor mensenrechten en de autonomie van transgender personen zelf: de mensen om wie
het wetsvoorstel draait. Het feit, bijvoorbeeld, dat transgender mannen die een kind
baren geregistreerd worden als moeder is, wat het lid van de BIJ1-fractie betreft,
onvoorstelbaar. «Moeder» doet namelijk niet noodzakelijkerwijs recht aan de genderidentiteit
van de transgender vader, of aan de zelfbeschikking van personen in het algemeen.
Dit lid stelt voor om geboorteouder toe te voegen als registratiecategorie: een inclusieve
term die zowel recht doet aan het ouderschap van transgender vaders als non-binaire
transgender ouders die een kind hebben gebaard. Het zou dan aan de ouder zelf moeten
zijn, in lijn met hun zelfbeschikkingsrecht en genderidentiteit, om voor zichzelf
te bepalen of zij als vader, moeder of ouder geregistreerd willen worden. Het lid
van de BIJ1-fractie vraagt de regering wat de mogelijkheden zijn dergelijke inclusieve
termen te faciliteren in het wetsvoorstel.
Voorts constaterende dat «emancipatie een speerpunt is van het kabinet,» vraagt het
lid van de BIJ1-fractie de regering waarom in het wetsvoorstel geen erkenning, noch
regelgeving is verwerkt voor non-binaire transgender personen die eveneens hun geslachtsvermeldingen
wensen te veranderen. Overwegende dat voor de personen die zich niet als man of vrouw
identificeren maar graag een X in hun papieren willen onder hun geslachtsvermelding,
niets is geregeld, is dit lid van mening dat de voorgestelde wetswijzigingen niet
toereikend genoeg zijn. Sterker nog, zolang de mogelijkheid om iemands geslachtsvermelding
te veranderen in een X in plaats van M of V niet wordt doorgevoerd, spreken we hier
nog altijd van discriminatie. De grondslag om de deskundigenverklaring te laten vervallen
om van M naar V te gaan of andersom, is immers dat er geen deskundige is die voor
een ander kan beslissen wat diens identiteit is. Het feit dat een persoon die een
X in het paspoort wil dit nog wél via de rechter met een deskundigenverklaring voor
elkaar moet krijgen, is ongelijke behandeling. Als we iedereen gelijk willen behandelen
in dit land, dienen we ook non-binaire transgender personen het recht op zelfbeschikking
te geven. Nederland loopt hierin erg achter op andere landen. Zelfs de Amerikaanse
regering heeft aangekondigd een X mogelijk en makkelijk te maken, voor non-binaire
mensen.
Het lid van de BIJ1-fractie is van mening dat het tijd is voor de wet- en regelgeving
om de biologische en sociale werkelijkheid te reflecteren. Het wordt tijd dat iedereen,
zelf, de gendermarkering mag veranderen, zonder tussenkomst van zogenaamde deskundigen
en rechtbanken. Dit lid pleit derhalve voor een uitspraak vanuit de politiek dat er
ook geen deskundigenverklaring nodig is voor een X in de papieren van non-binaire
transgender personen. Dit lid vraagt de regering hoe zij hiertegenover staat, en hoe
de mogelijkheid tot het toevoegen van een non-binaire optie in de geslachtsvermelding
van personen mogelijk gemaakt kan worden. Kan dit nog in het huidige wetsvoorstel
of dient daar een nieuw wetsvoorstel voor gemaakt te worden?
2. Evaluatie Transgenderwet
De leden van de VVD-fractie lezen in de evaluatie van de Transgenderwet dat de onderzoekers
het onduidelijk vinden waarom de wijziging van het juridisch geslacht, eventueel in
combinatie met de voornaamswijziging, in zodanige mate tot fraude en misbruik zou
leiden. Als gevolg daarvan is het voor de onderzoekers onduidelijk of extra maatregelen
ter voorkoming van (identiteits)fraude geboden zouden zijn. Dat zou volgens de onderzoekers
alleen anders kunnen liggen wanneer de betreffende persoon een buitenlandse geboorteakte
heeft. In dat geval is niet uit te sluiten dat iemand in het geboorteland wordt aangeduid
als man, terwijl zij in Nederland wordt aangeduid als vrouw of andersom. Dat zou mogelijk
ruimte bieden voor fraude of andere vormen van misbruik. Kan de regering hierop ingaan?
Ligt het niet voor de hand de deskundigenverklaring te laten bestaan voor degenen
die in het buitenland zijn geboren? Is het mogelijk op deze grond onderscheid te maken
tussen aanvragers? Zijn er andere maatregelen mogelijk om het geconstateerde risico
op identiteitsfraude te mitigeren?
De leden van de D66-fractie lezen dat een inventarisatie van de rechtsstelsels in
Argentinië, Ierland, Malta en Noorwegen laat zien dat er weinig tot geen sprake is
geweest van herhaaldelijke wijzigingen van de geslachtsregistratie, ondanks de mogelijkheid
hiertoe. In sommige van deze landen is wijziging van de geslachtsregistratie ook mogelijk
voor personen onder de 16 jaar. In Noorwegen en Argentinië kan dit zonder tussenkomst
van de rechter. De evaluatie suggereert dat hier geen gevallen bekend zijn waarbij
dit tot problemen heeft geleid of afdoet aan de duurzaamheid van de wens tot wijziging
van de geslachtsregistratie. Kan de regering dit bevestigen? Voorts vragen deze leden
of bij het opstellen van deze wetswijziging ook overwogen is de procedures, zoals
die in Noorwegen en Argentinië worden gehanteerd, over te nemen. Zij vragen de regering
hun eventuele bezwaren tegen deze procedures, bijvoorbeeld over herhaaldelijke wijzigingen,
toe te lichten en daarbij te staven aan de ervaringen in Noorwegen en Argentinië.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in het evaluatieonderzoek, als het gaat
om de professionele expertise inzake genderdysforie, enkel behandelaars van genderklinieken
zijn benaderd. Kan de regering aangeven hoe zij andere voor dit voorstel relevante
disciplines, waaronder de pedagogiek en de psychologie, heeft betrokken bij de oordeelsvorming?
Deze leden merken op dat juist de vraagstukken die bij wijziging van de geslachtsregistratie
aan de orde zijn niet beperkt kunnen worden tot de inbreng van degenen die in de sector
van de somatische transgenderzorg werken. Het heeft de leden van de SGP-fractie bevreemd
dat de regering in deze paragraaf niet ingaat op de reactie van de ambtenaren van
de burgerlijke stand, als degenen die het meest direct bij de uitvoering van het wetsvoorstel
betrokken zijn. Deze leden wijzen erop dat de evaluatie laat zien dat deze ambtenaren
het meest positief zijn over de rol van de deskundigenverklaring en dat bijna driekwart
van hen meent dat deze een nuttige drempel vormt. Hoe beoordeelt de regering hun visie?
Waarom wordt deze inschatting van professionals zo gemakkelijk aan de kant geschoven
onder verwijzing naar verwachtingen op basis van een paar buitenlandse voorbeelden?
De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de verwijzingen van de Stichting
Voorzij, waaruit blijkt dat de helft van de veroordeelde trans geïdentificeerde delinquenten
in Engeland veroordeeld is wegens seksueel geweld tegen vrouwen of andere serieuze
geweldsmisdrijven. Is niet ten minste nader onderzoek naar de risico’s wenselijk?
Deze leden merken dat in het evaluatieonderzoek en in de benadering van de regering
zwaar gewicht is gegeven aan de wens van belangenorganisaties. Gezien de inhoudelijke
inbreng van veel van deze belangenorganisaties vinden deze leden het belangrijk dat
de regering zich expliciet rekenschap geeft van de levensbeschouwelijke en zelfs ideologische
grondslagen die aan hun inbreng ten grondslag liggen. De voorgenoemde leden wijzen
onder meer op de brief van Transgender Netwerk Nederland van 1 juli jl., waarin het
wijzigen van de geslachtsregistratie wordt afgedaan als een louter administratieve
handeling. Onderkent de regering dat deze bagatelliserende houding haaks staat op
de zorgvuldigheid die volgens de kwaliteitsstandaarden vereist is? Eveneens benoemen
de aan het woord zijnde leden dat veel belangenorganisaties uitgaan van de absolute
zelfbeschikking die terug te vinden is in de zogeheten Yogjakartabeginselen (beginselen
met betrekking tot homoseksualiteit, genderidentiteit, transseksualiteit, transgenderisme
en interseksualiteit) en die elke weging door derden op grond van de gestelde subjectieve
gevoelens ontoelaatbaar verklaart. Kan de regering klip-en-klaar bevestigen dat zelfbeschikking
juridisch gezien niet absoluut kan zijn, zeker niet op louter subjectieve gronden,
en dat altijd een weging nodig is ten opzichte van andere grondrechten, zoals bijvoorbeeld
het publieke belang. Zij merken in het verband op, dat onder meer de betrouwbare inrichting
van de burgerlijke stand altijd als legitieme beperking is aanvaard in wetgeving en
jurisprudentie.
3. Vervallen van de deskundigenverklaring
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de regering
om de deskundigenverklaring in zijn geheel te laten vervallen, inclusief voor 16-
en 17-jarigen. Niet langer is vereist dat een deskundigenverklaring wordt overlegd,
maar is er een administratieve periode van vier tot twaalf weken «bedenktijd». Kan
de regering toelichten waarom is gekozen voor een termijn van in essentie vier weken?
De regering verwijst ter motivering van het schrappen van de deskundigenverklaring
onder andere naar België, Noorwegen en Denemarken. België hanteert een termijn van
drie maanden en Denemarken zes maanden. Waarom is bij 16- en 17-jarigen niet gekozen
voor een langere termijn?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het vervallen van de deskundigenverklaring.
Zij kunnen zich ook grotendeels vinden in de voorgestelde nieuwe procedure. Zij onderschrijven
het belang van zorgvuldigheid en goede informatievoorziening. Deze zijn naar hun inzicht
goed geborgd in het wetsvoorstel. Het belangrijkste vinden deze leden echter de erkenning
van de zelfbeschikking die spreekt uit het vervallen van de deskundigenverklaring.
Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat de huidige deskundigenverklaring
is opgenomen om te vermijden dat een wijziging van de geslachtsregistratie berust
op een waanvoorstelling. Deze leden willen benadrukken dat dergelijke motivaties wat
hun betreft niet meer passen in het huidige denken over transgender zijn. Kan de regering
dit onderschrijven?
De leden van de D66-fractie lezen dat in de nieuwe procedure, de ambtenaar van de
burgerlijke stand de wilsbekwaamheid van de transgenderpersoon moet toetsen. Deze
leden vragen de regering wat dit betekent, hoe een dergelijke toets in zijn werk gaat
en welke criteria hier worden gehanteerd. Is de regering bereid deze toelichting op
te nemen in de memorie van toelichting?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie dat «deskundigen van genderklinieken
kritisch zijn over het loslaten van de minimumleeftijd. Beslissingen over het wijzigen
van het (juridisch) geslacht kunnen worden beschouwd als bijzonder belangrijk voor
een kind met ingrijpende gevolgen voor het verdere leven. Uit onderzoek blijkt dat
van alle minderjarigen die een genderkliniek bezoeken naar schatting slechts zo’n
20% uiteindelijk het geslacht verandert. Voor genderdeskundigen is dit reden voor
behoedzaamheid. De zorg bij deze deskundigen lijkt vooral te zijn dat kinderen die
vroegtijdig hun geslacht wijzigen, het moeilijker kunnen vinden om terug te komen
op hun besluit.» De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van deze kritiek
van deskundigen of de regering oordeelt dat met de procedure onder de 16 jaar via
de rechter voldoende waarborgen zijn ingebouwd. Kan de regering aangeven of ook is
overwogen de procedure via de rechter enkel toe te staan voor de leeftijdscategorie
tussen 12 en 16 jaar en kan de regering daarbij aangeven wat de afweging is geweest
te kiezen voor de wijze waarop het is vormgegeven in onderhavig wetsvoorstel? De voorgenoemde
leden vragen de regering welke alternatieven zijn overwogen voor de categorie onder
de 16 jaar, en of daarbij ook kan worden aangegeven waarom niet voor de alternatieven
is gekozen.
De leden van de CDA-fractie vragen of een toelichting kan worden gegeven op de kanttekening
die de Afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) plaatst bij
het verval van de deskundigenverklaring. Deze leden vragen in het bijzonder naar het
punt dat er nu niet wordt vastgesteld of mensen begrijpen wat hun wordt verteld over
de gevolgen van hun keuzes en of er redenen zijn om te twijfelen aan hun voornemen.
Kan de regering toelichten of alsnog een alternatief geïntroduceerd zou moeten worden
voor de voorlichtingsfunctie van het gesprek zoals (onder meer) de Afdeling oppert,
zo vragen de leden van de CDA-fractie. Kan de regering toelichten waarom de deskundigenverklaring
(nog) wel nodig is om in de basisadministratie non-binair of intersekse te laten vastleggen?
Voorts vragen deze leden waarom voor deze groep hun identiteit wel door een ander
bevestigd kan worden in tegenstelling tot de wijziging van man naar vrouw of viceversa.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat de voorwaarde van een deskundigenverklaring
wordt afgeschaft als vereiste voor de wijziging van de geslachtsvermelding. Daarmee
wordt het onvervreemdbare recht erkend dat betrokkenen zélf moeten kunnen oordelen
over hoe zij zich geregistreerd willen zien in overheidsadministraties.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien in de evaluatie dat de deskundigenverklaring
tot problemen en frustratie leidt. Zij zien dat frustratie bestaat over kosten, het
ontbreken van de mogelijkheid tot erkenning van soortgelijke verklaringen uit andere
(buur)landen en de complexiteit van het aanvragen van een deskundigenverklaring buiten
het medisch traject om. Kan de regering aangeven waarom zij er niet voor heeft gekozen
de procedure te vereenvoudigen in plaats van hier volledig afstand van te nemen? Daarbij
weegt voor genoemde leden mee dat uit de evaluatie ook blijkt dat de deskundigenverklaring
verschillend wordt geëvalueerd door experts en er geen eenduidig advies ligt voor
deze keuze. Welke risico’s ziet de regering bij de voorgenomen keuze en hoe wordt
daar verder beleid op gevoerd, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Afdeling vragen stelt over het
vervallen van de deskundigenverklaring. Hierbij verwijst de Afdeling onder meer naar
de toets die plaatsvindt of er reden is te twijfelen aan de overtuiging en naar de
voorlichtende functie over de juridische consequenties. Die toets en voorlichtende
functie verdwijnen geheel of in elk geval grotendeels. Kan de regering aangeven waarom
deze eerst wel, en nu niet meer nodig worden geacht? Kan de regering toelichten of
en, zo ja, hoe dit in alle gevallen de positie van betrokken adolescenten versterkt?
Aansluitend hierop merken deze leden op dat door meerdere organisaties zorgen kenbaar
zijn gemaakt dat eventueel misbruik van de mogelijkheid tot geslachtswijziging wordt
gemaakt door mensen waarvan evident geen sprake is van de daadwerkelijke wens maar
sprake is van andere motieven. In de consultatiefase zijn in dat licht onder andere
toegang krijgen tot vrouwengevangenissen, specialistische opvang voor slachtoffers
van huiselijk geweld, sanitaire voorzieningen en sportwedstrijden aangedragen. Welk
antwoord geeft de regering op deze zorgen en welke mogelijkheden ziet de regering
om bij evident misbruik te kunnen handelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook naar het schrappen van de deskundigenverklaring
voor 16- en 17-jarigen. De Afdeling geeft aan dat de bezwaren ten aanzien van de deskundigenverklaring
van deskundigen in de evaluatie zich ten principale richten op meerderjarigen. Waarom
acht de regering ook voor deze groep de deskundigenverklaring niet meer noodzakelijk?
Op welke wijze wordt ook voor hen invulling gegeven aan de in hoofdstuk vier van de
memorie genoemde vereiste zorgvuldigheid die de overheid richting een kind in acht
heeft te nemen?
De leden van de SGP-fractie vragen een toelichting op de opmerking dat het wenselijk
is de deskundigenverklaring te laten vervallen in het licht van de hiertegen bestaande
bezwaren. Op grond van de toelichting kunnen zij die bezwaren niet anders interpreteren
dan de door de belangenorganisaties aangevoerde bezwaren. Was de regering ermee bekend
en heeft zij zich er actief van vergewist of er ook andere bezwaren bestaan die misschien
voor het behoud van de deskundigenverklaring pleiten? Waarom is bijvoorbeeld niet
gericht expertise ingewonnen van organisaties die zich richten op de bescherming van
de belangen van kinderen? Het geheel van de toelichting komt op deze leden niet bepaald
evenwichtig voor.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op de rechtspositie van
kinderen wier ouders voor zichzelf verzoeken om wijziging van de geslachtsregistratie,
nu de rol van de deskundigenverklaring op grond van het wetsvoorstel vervalt. Deze
leden constateren dat het gaat om een ingrijpende wijziging, die volgens de Kwaliteitsstandaard
psychische transgenderzorg tot verwarring en loyaliteitsproblemen bij jonge kinderen
kan leiden. Gelet op de sterke persoonlijke betrokkenheid van de ouders bij de voorgenomen
beslissing kan mogelijk niet op voorhand verondersteld worden dat de belangen van
de kinderen voldoende zijn meegewogen. Waarom is niet tenminste in deze situaties
de aanwezigheid van een onafhankelijke derde geboden om de belangen van het kind te
toetsen, zeker nu niet meer duidelijk is of in alle gevallen sprake is van genderincongruentie?
De leden van de SGP-fractie vragen eveneens hoe de regering in de voorbereiding vanuit
een multidisciplinaire benadering het belang van het kind gewogen heeft en op welke
onderzoeken of onderzoekers zij zich voor dit specifieke aspect baseert ter legitimatie
van het wetsvoorstel. De noodzaak van grondige weging klemt temeer gelet op de internationaal
vastgelegde rechten van het kind.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het wetsvoorstel kiest voor normstelling
zonder wettelijke uitwerking. Volgens de huidige wettelijke norm hebben alleen degenen
met de overtuiging dat zij behoren tot het andere geslacht dan op de akte vastgesteld,
recht op wijziging van de registratie, maar in tegenstelling tot de huidige regeling
bevat het wetsvoorstel geen bepalingen of voorwaarden meer om te toetsen of die overtuiging
daadwerkelijk aanwezig is. Deze leden vragen een toelichting op de consequenties van
de keuze om de normstelling te behouden, maar de uitwerking ervan in de vorm van de
deskundigenverklaring te laten vervallen. In hoeverre is het nog steeds de bedoeling
de norm in de praktijk te handhaven? Is het volgens de regering bijvoorbeeld de bedoeling
dat burgers strafrechtelijk worden vervolgd wegens valsheid in geschrifte indien zou
blijken dat ten tijde van de aanvraag de in het voorstel bedoelde overtuiging niet
bestond?
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat de regering bij de keuze voor de deskundigenverklaring
uitging van de noodzaak onomstotelijk vast te kunnen stellen of sprake is van blijvende
genderincongruentie. Met het wetsvoorstel lijkt de benadering van de regering te worden
dat zij erop gokt dat de magere procedurele kaders niet tot onbedoeld gebruik leiden.
Moeten deze leden uit het wetsvoorstel opmaken dat de norm van onomstotelijkheid niet
langer nodig zou zijn? Op welke gronden is het te rechtvaardigen om al zo snel weer
een fundamenteel uitgangspunt als dit te wijzigen?
De leden van de SGP-fractie menen dat, mede gezien de bedoeling van de regering, het
tenminste wenselijk zou zijn om, in lijn met de huidige wetgeving, te blijven bepalen
dat ambtenaren van de burgerlijke stand moeten vragen of de aanvrager zich heeft vergewist
van de reikwijdte en de betekenis van zijn verzoek en dat hij zijn verzoek weloverwogen
blijft wensen. Waarom is zelfs dat element, dat de persoonlijke wilsbeschikking onderstreept,
in het wetsvoorstel verdwenen? De leden van de SGP-fractie vragen een uitgebreide
reactie van de regering op de zorgen die door verschillende organisaties zijn ingebracht
over de gevolgen van het wetsvoorstel voor vrouwen en kwetsbare groepen. Daarbij zijn
situaties genoemd als de toegang tot doucheruimtes, het verblijf in asielzoekerscentra
en opvang bij huiselijk geweld. Hoe weegt de regering de belangen die ten grondslag
liggen aan het wetsvoorstel tegenover rechten als privacy en lichamelijke integriteit?
Het valt de leden van de SGP-fractie op dat de regering bij de keuze voor de leeftijd
steun zoekt in de sfeer van de geneeskundige behandeling, een sfeer overigens die
belangenorganisaties doorgaans proberen te vermijden met een beroep op onwenselijke
pathologisering. Waarom ligt het bij dit thema niet veel meer voor de hand aansluiting
te zoeken bij onder meer de sfeer van de burgerlijke stand? Zo is bijvoorbeeld de
leeftijd om een huwelijk aan te gaan in beginsel gebonden aan de meerderjarigheid.
4. Wijziging van de geslachtsregistratie voor kinderen jonger dan zestien jaar
De leden van de VVD-fractie hadden bij de laatste wijziging van de Transgenderwet
in 2014 al hun bedenkingen bij de leeftijd van 16 jaar waarop kinderen een verzoek
kunnen doen hun geslacht te wijzigen. Tot op zekere hoogte is elke leeftijd arbitrair,
maar deze leden hechten aan het recht op zelfbeschikking voor iedereen en constateren
dat ook transgenderkinderen van 14 of 15 jaar nu last ondervinden van het feit dat
zij hun geslachtsregistratie niet kunnen wijzigen. Ook kinderen hebben recht op zelfbeschikking.
Tegelijkertijd vereist de jonge leeftijd van betrokkenen de vereiste zorgvuldigheid,
juist om zeker te stellen dat wijziging van de geslachtsregistratie in het belang
van het kind is. Voornoemde leden zijn dan ook met de regering van mening dat rechterlijke
tussenkomst gewenst en noodzakelijk is, om te voorkomen dat een wijziging van de geslachtsregistratie
overhaast plaatsvindt. Voornoemde leden vragen de regering te motiveren waarom de
minimumleeftijd in zijn geheel is komen te vervallen. Waarom is niet aangesloten bij
suggesties van verschillende deskundigen die bij de evaluatie van de Transgenderwet
hebben gepleit om aansluiting te zoeken bij de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst
(WGBO)-leeftijd van twaalf jaar waarop kinderen met instemming van hun ouders kunnen
beslissen over medische ingrepen? Anderen hebben gepleit voor de minimumleeftijd van
14 jaar, vanwege de algemene identificatieplicht. Waarom is hier niet voor gekozen?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering ook in te gaan op de zorgen die door
de Afdeling hierover zijn geuit. De Afdeling constateert dat aanpassing van geslachtsregistratie
een verstrekkende handeling is met voor het kind ingrijpende gevolgen en dat deskundigen
daarom in het algemeen voorstander zijn van behoud van de wettelijke minimumleeftijd
van zestien jaar. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat het met deze wijziging ook mogelijk
wordt voor personen jonger dan 16 om hun geslachtsregistratie te wijzigen. Dit kan
van grote symbolische en praktische betekenis zijn voor jongeren die al op jonge leeftijd
weten dat zij niet met het juiste geslacht geboren zijn. Deze leden zijn echter wel
kritisch over het in stand houden van de rechterlijke toets. Deze toets is in hun
ogen een beperking van het zelfbeschikkingsrecht en voegt weinig tot niets toe aan
het beschermen van het belang van het kind.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het zelfbeschikkingsrecht en het welzijn
van het kind of de jongere voorop moeten staan bij het inrichten van de procedure
voor wijziging in de geslachtsregistratie. In dit kader benoemen zij dat wetenschappelijk
onderzoek laat zien dat bevestiging van het geslacht en gebruik van de gewenste nieuwe
voornaam een positieve invloed heeft op het psychisch welzijn van transgender kinderen.
Dit is ook het geval bij kinderen met een meer fluïde genderidentiteit. Ontkenning
van de genderidentiteit van transgender kinderen door de omgeving, kan leiden tot
een verhoogde kans op depressie, angsten en suïcidegedachten, zo blijkt het uit hetzelfde
onderzoek. Dit benadrukt volgens deze leden het belang van een eenvoudige procedure
voor wijziging in de geslachtsregistratie.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de ouder de mogelijkheid zou moeten
hebben om namens het kind een wijziging van de geslachtsregistratie aan te vragen,
via dezelfde procedure als voor personen ouder dan 16. Het risico dat ouders dit doen
tegen de wil van het kind zien deze leden niet als een reden om een rechterlijke toets
te hanteren. Immers, als ouders hun kind een ander geslacht toekennen, tegen de wil
van dit kind in, dan zal dit hoogstwaarschijnlijk al eerder en ingrijpender aan het
licht komen dan bij het moment van wijziging van de geslachtsregistratie. De rechterlijke
toets voegt hier nog weinig toe aan het beschermen van het belang van het kind.
De leden van de D66-fractie willen hier ook benadrukken dat een wijziging in de geslachtsregistratie
in veel gevallen een formele stap is in een proces dat al veel langer gaande is. Het
is een formele bevestiging van een wens die vaak al veel langer leeft en waar al op
vele andere momenten op gereflecteerd is. Het is deze leden onduidelijk wat de rechterlijke
toets op dit moment in het proces toevoegt. Kan de regering dit verder onderbouwen?
De leden van de D66-fractie vragen de regering de inhoud van de rechterlijke toets
verder toe te lichten. Waar toetst de rechter precies op? In hoeverre maakt een rechter
hierbij gebruik van het oordeel van een medisch specialist of een andere professional,
zo vragen deze leden. De voorgenoemde leden hechten eraan de genderidentiteit en de
formele wijzigingen die hiermee gepaard gaan uit de medische sfeer te halen. Dit draagt
bij aan de depathologisering van transgender personen. Deelt de regering deze opvatting?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat ook bij jonge kinderen de wens tot wijziging
van de geslachtsregistratie zeer sterk kan zijn. De vraag is wel hoe hier zo goed
mogelijk mee kan worden omgegaan. Is bij dit verstrekkende besluit de tussenkomst
van een rechter voldoende om te waarborgen dat een kind niet iets doet waar het wellicht
later spijt van krijgt? Is dat beter dan de huidige deskundigenverklaring? Is de kinderrechter
voldoende deskundig om te kunnen constateren of de wens van een kind tot wijziging
van de geslachtsregistratie voldoende duurzaam is en het kind daar wellicht later
niet spijt van zal krijgen? Wat voegt dit precies toe, waarom bij de 16-minners wél
deze drempel die bij volwassenen niet nodig is?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat volgens het wetsvoorstel voor de geslachtsregistratie
onder 16 jaar de tussenkomst van de rechter nodig is. Kan de regering aangeven of
dat in de onderzochte landen Argentinië, Ierland, Malta en Noorwegen ook het geval
is? Wat is de ervaring in die landen van de wijziging van de geslachtsregistratie
onder de 16 jaar? Waarom acht de regering het niet gewenst dat ook onder de 16 jaar
een wijziging van de geslachtsregistratie zonder tussenkomst van de rechter mogelijk
wordt? Waarom acht de regering ouders en kind niet in staat om zelf het belang van
het kind te wegen bij de beslissing tot wijziging van de geslachtsvermelding? Hoe
verhoudt zich dat tot andere min of meer vergaande beslissingen die ouders en kind
al kunnen maken zonder tussenkomst van een rechter?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen niet goed waarom de regering zich laat
leiden door medische opvattingen bij de mogelijkheid voor jongeren tot 16 jaar om
hun geslachtsregistratie te wijzigen. In hoeverre vindt de regering medische argumenten
doorslaggevend voor het mogelijk maken van administratieve wijzigingen? Dit staat
toch los van elkaar? Deze leden zien niet in waarom voor geslachtswijziging van 16-minners
de gang naar de rechter gemaakt zou moeten worden. In deze vorm wordt naar het oordeel
van deze leden het zelfbeschikkingsrecht geschonden. Bovendien is volgens deze leden
sprake van een disproportionele maatregel, wetende dat het wijzigen van het sociaal
geleefde geslacht van een kind onder de volledige ouderlijke verantwoordelijkheid
valt, maar de administratieve wijziging van dat geslacht niet. De voorgenoemde leden
begrijpen dat in andere landen, zoals Argentinië en Noorwegen, wijziging zonder rechterlijke
tussenkomst mogelijk is. Deze leden roepen de regering ertoe op het wetsvoorstel dienovereenkomstig
aan te passen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de Afdeling refereert aan onderzoek
dat stelt dat van alle minderjarigen die een genderkliniek bezoeken naar schatting
slechts zo’n 20% uiteindelijk het geslacht verandert. Daarnaast haalt de Afdeling
de evaluatie aan waarin genderklinieken aangeven de leeftijd van 16 jaar een passende
minimumleeftijd te vinden. De Afdeling geeft voorts aan dat voor het loslaten van
een eerder noodzakelijk geachte en met het oog op de rechtszekerheid duidelijke regeling,
een zelfstandige, dragende motivering waarin het oordeel van deskundigen expliciet
wordt meegewogen, noodzakelijk is. Erkent de regering dat het overgrote deel van deskundigen
in de evaluatie aangeeft de leeftijd van 16 jaar te willen blijven hanteren? Hoe heeft
de regering dit deskundigenoordeel gewogen? Voorts vragen deze leden waarom de regering
in het geheel heeft besloten af te zien van een leeftijdsgrens.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het kwetsbaar dat jonge kinderen ook tegen
de wil van hun ouders bij de rechter aanpassing kunnen afdwingen. Deelt de regering
de mening dat het altijd de voorkeur moet hebben in gezamenlijkheid met ouders en
kind tot een keuze te komen? Hoe wordt aan dat principe recht gedaan? Hoe heeft de
regering in haar voorstel de evaluatie gewogen waarin instemming van ouders door respondenten
als voorwaardelijk wordt gezien? In de evaluatie lezen deze leden dat onder ouders,
patiëntenorganisaties en genderklinieken een zorg bestaat dat kinderen onder invloed
van een «mediahype» ten onrechte gepusht zouden kunnen worden. Kan de regering ingaan
op deze zorg? Hoe is in de totstandkoming van dit wetsvoorstel rekening gehouden met
deze zorg?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de toets door de rechter. Kan de
regering aangeven waar de rechter op zal toetsen en hoe deze toets eruit zal zien?
Kan van een rechter vervolgens verwacht worden dat deze de hiervoor benodigde deskundigheid
heeft? Hoe moet een rechter omgaan met de, ook door de regering, genoemde fluïditeit
die de genderidentiteit van minderjarigen kenmerkt? Kan dit wel van een rechter worden
gevraagd? Welke waarborgen zijn er dat, waar de enige uitgesproken voorstander onder
de genderklinieken het Amsterdam UMC aangeeft dat in een enkel geval al voor het zestiende
jaar de genderidentiteit vastligt, de regeling zich ook echt tot deze groep beperkt?
Daarbij hechten deze leden eraan de zorgen van deskundigen en de Afdeling te noemen
dat kinderen die vroegtijdig hun geslacht wijzigen, het moeilijker kunnen vinden om
terug te komen op hun besluit. Hoe gaat de rechterlijke toets dit in de praktijk kunnen
ondervangen?
De leden van de SGP-fractie vragen waarom, gelet op de ingrijpende belangen die voor
de toekomst van de jongere op het spel staan, in de rechterlijke toets niet uitdrukkelijk
wordt vermeld dat sprake moet zijn van een duurzaam en weloverwogen verzoek. Mag ervan
worden uitgegaan dat een verzoek in ieder geval niet in het belang van het kind is
als de indruk bestaat dat het onvoldoende weloverwogen is?
De leden van de Volt-fractie merken op met betrekking tot de wijziging van de geslachtsregistratie
voor kinderen jonger dan 16 jaar dat de regering ervoor gekozen heeft een verplichte
tussenkomst van de kinderrechter in te stellen. Overwegende dat de tussenkomst van
de rechter een zwaarwegende stap is, zijn andere, meer laagdrempelige stappen overwogen
door de regering? Waarom heeft de rechterlijke tussenkomst een meerwaarde ten opzichte
van andere alternatieven, zo vragen zij de regering.
5. Procedure bij herhaaldelijk wijzigen
De leden van de GroenLinks-fractie zien niet waarom herhaaldelijk wijzigen een fundamenteel
probleem zou zijn. Waaruit blijkt de praktische noodzaak een derde en volgende wijziging
via een rechterlijke procedure te laten verlopen? Moet het zelfbeschikkingsrecht hier
niet maatgevend zijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie delen dat bij herhaaldelijke wijzigingen een
toetsing op zijn plaats is. Wel vragen zij hoe de rechter de «innerlijke overtuiging
van de betrokkene, de bestendigheid daarvan en het inzicht in de consequenties van
het herhaaldelijk wijzigen» kan toetsen.
De leden van de SGP-fractie vinden het opmerkelijk dat de regering voorstelt de rechter
te laten toetsen op de oprechtheid van herhaaldelijke verzoeken. Juridisch gezien
doet dat volgens deze leden wat vreemd aan, waarbij deze opdracht ook nog eens bijzonder
moeilijk inhoud te geven valt. Waarom is niet gekozen voor duurzaam en weloverwogen?
Waarom heeft de regering bovendien niet besloten een maximum te stellen aan het aantal
verzoeken tot wijziging van de geslachtsregistratie? In hoeverre is het voor onder
meer overheidsinstanties redelijkerwijs uitvoerbaar rekening te houden met de geschiedenis
van degenen die meer dan twee keer de geslachtsregistratie hebben gewijzigd?
De leden van de Volt-fractie merken op dat «Het kabinet hecht aan de mogelijkheid
tot correctie van een eerdere wijziging van de geslachtsregistratie. Gender is niet
voor iedereen een vaststaand gegeven.» Wat is de overweging van de regering vanaf
een derde wijziging rechterlijke interventie noodzakelijk te achten? Op welke feiten
baseert de regering deze noodzaak? Zijn er andere laagdrempelige alternatieven?
6. Positie intersekse personen
De leden van de D66-fractie lezen dat het wetsvoorstel ook gevolgen heeft voor de
mogelijkheid van intersekse personen om de registratie van het geslacht te wijzigen.
Intersekse personen kunnen momenteel ook gebruik maken van artikel 1:19d en 1:24 BW
om hun geslachtsregistratie open te laten of te wijzigen. Deze leden vragen de regering
of, met de wijziging van deze wet, de mogelijkheden tot het wijzigen van de geslachtsregistratie,
zoals geboden door de bovengenoemde artikelen, intact blijven.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het mogelijk blijft de geslachtsregistratie
open te laten. Klopt het dat nu sowieso moet worden vermeld dat het geslacht al dan
niet kan worden vastgesteld? Hoe verhoudt zich dat tot de aan betrokkene zélf toekomende
keuzevrijheid over het gewenste geslacht? Moet met het oog op dit zelfbeschikkingsrecht
er niet voor worden gekozen de geslachtsbepaling op de geboorteakte open te laten
totdat betrokkene hier zelf een keuze in heeft gemaakt?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat het in het systeem
van de wet niet de bedoeling is dat verzoeken die de genderidentiteit betreffen worden
afgehandeld via artikel 1:24 BW. Deze leden wijzen hierbij op de uitspraak van de
rechtbank Limburg van 28 mei 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:4931), waarin de rechter de
opvatting van de opgevoerde deskundige lijkt over te nemen dat de vraag of iemand
interseksueel is, een kwestie van genderidentiteit zou zijn. Kan de regering bevestigen
dat bij intersekse het vaststellen van de geslachtelijke kenmerken centraal staat
en niet de genderidentiteit?
7. Verhouding tot hoger recht; internationale ontwikkelingen wijziging geslachtsregistratie
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting twee verwijzingen
naar internationaalrechtelijke uitspraken, naar een resolutie van de Raad van Europa
en naar het besluit van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om het transgender-zijn
als psychische stoornis te schrappen van de officiële lijst van ziekten. Zij delen
met de regering dat dit betekenisvolle ontwikkelingen zijn die aansluiten bij de doelen
van het wetsvoorstel. Echter is in de toelichting geen beschrijving opgenomen van
de procedure voor het wijzigen van geslachtsregistratie in andere landen. Kan de regering
ingaan op de bestaande procedure en wetgevingsinitiatieven in landen als het Verenigd
Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Spanje om de procedure voor aanpassing van geslachtsregistratie
te vereenvoudigen? Kan de regering tevens ingaan op de internationaal-privaatrechtelijke
gevolgen van dit wetsvoorstel?
De leden van de D66-fractie constateren dat de tegemoetkomingsregeling nog niet gepubliceerd
is, ondanks toezeggingen dat deze begin deze zomer zou verschijnen. Kan de regering
aangeven wanneer deze regeling gepubliceerd zal worden, zo vragen deze leden. Ook
vragen deze leden op welke wijze de hoogte van de vergoeding is vastgesteld. Zij vragen
of de hoogte van de vergoeding in verhouding staat tot de ernst van het aangedane
leed. Zou de regering dit kunnen toelichten, zo vragen deze leden. Ook vragen zij
op welke wijze de belangenorganisaties, zoals het Transgender Netwerk Nederland (TNN),
de Nederlandse organisatie voor seksediversiteit (NNID) en COC Nederland, betrokken
zijn bij het tot stand komen van de tegemoetkomingsregeling.
De leden van de SGP-fractie vragen een juridische analyse van de regering inzake het
door belangenorganisaties bepleite recht om een subjectief gevoelde overtuiging zonder
externe toets te laten leiden tot de wijziging van de publieke basisregistratie en
het verkrijgen van daaruit voortvloeiende rechten. De regering lijkt zich namelijk
deze positie eigen te maken door te stellen dat de overheid in beginsel niet meer
zou moeten treden in de individuele beslissing van betrokkenen. Deze leden vragen
de regering hierbij ook de vergelijking te maken met de discussie over het recht op
gewetensvrijheid, waarbij ondanks de absolute bescherming van het forum internum door
de grondwetgever bewust is afgezien van de erkenning als grondrecht. Een ongebreidelde
uitoefening van het recht op gewetensvrijheid zou immers de mogelijkheden ontnemen
om te voorkomen dat wettelijke regelingen zonder grond gefrustreerd worden. Om die
reden wordt een beroep op gewetensbezwaren doorgaans met inhoudelijke waarborgen en
criteria omgeven. Waarom zou een vergelijkbare opstelling ook niet moeten gelden ten
aanzien van een vergelijkbare categorie als genderidentiteit, zonder daarmee als overheid
de diepgevoelde overtuiging van betrokkenen te miskennen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de memorie van toelichting de uitspraak
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 6 april 2017, Garçon en Nicot
tegen Frankrijk, (79885/12, 52471/13, 52596/13) wordt aangehaald voor zover het betreft
het oordeel dat een geslacht veranderende operatie niet als voorwaarde voor de erkenning
van de identiteit van transgender personen gesteld mag worden. Deze leden maken de
regering erop opmerkzaam dat het Europese Hof in die zaak ook unaniem oordeelde dat
de wettelijke verplichting om op grond van een deskundig oordeel vast te stellen dat
sprake is van genderincongruentie niet alleen een legitieme keuze van de wetgever
is, maar juist ook een verplichting is die in het verlengde ligt van de belangen van
transgender personen zelf. Waarom ligt het niet veel meer in lijn met deze jurisprudentie
om het vereiste van de deskundigenverklaring te handhaven?
De leden van de Volt-fractie merken op dat de ontwikkelingen op internationaal niveau
een positieve stap zijn. Er is echter in het wetsvoorstel nog weinig aandacht voor
de verhouding tot personen in en uit het buitenland en de erkenning van de wijziging
van de geslachtsvermelding op internationaal niveau. Is de regering bereid in EU-
en internationaal verband te pleiten voor wederzijdse erkenning van de wijziging van
de geslachtsvermelding?
8. Gevolgen Rijksbegroting; administratieve lasten en regeldruk
De leden van de VVD-fractie lezen dat volgens VNG Realisatie het niet is uit te sluiten
dat het wetsvoorstel leidt tot een toename van personen die verzoeken om wijziging
van de geslachtsregistratie en daarmee tot kosten voor de gemeentelijke organisatie.
De regering schrijft het hier niet mee eens te zijn. Kan de regering toelichten waarom
deze impactanalyse niet naar de Kamer is gestuurd? Kan de regering tevens toelichten
waarom zij verwacht dat er geen toename zal zijn van personen die verzoeken tot wijziging
van de geslachtsregistratie?
De leden van de SP-fractie vragen de regering te verduidelijken waarom zij denkt dat
het verlagen van de drempels om tot wijziging van de geslachtsregistratie over te
gaan en het verder openstellen van de mogelijkheid om tot wijziging over te gaan door
kinderen onder de 16 jaar, niet zal leiden tot meer aanvragen, zoals zij in de memorie
van toelichting schrijft. Dat lijkt deze leden onwaarschijnlijk. Als de werklast voor
ambtenaren bij de gemeenten en andere betrokkenen tóch toe zou nemen wanneer dit wetsvoorstel
zou worden aangenomen, is de regering dan bereid gemeenten en andere betrokken instanties
hier voor te compenseren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe zij in de praktijk
waarborgt dat wijzigingen van de geslachtsregistratie niet nadelig uitpakken voor
de belangen van transgender personen zelf. Deze leden wijzen bijvoorbeeld op de toenemende
aandacht voor het belang van gendersensitieve zorg en de recente discussies over coronavaccinaties
in specifieke leeftijdsgroepen zoals vrouwen. Hoe wordt gewaarborgd dat misverstanden
ontstaan bij transgender personen die hun geslachtsregistratie laten wijzigen, maar
die geen medische behandelingen ondergaan? Hoe is voor betrokkenen, waaronder medisch
personeel, voldoende duidelijk wat de rechten en verantwoordelijkheden in zulke situaties
zijn?
9. Reactie internetconsultatie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reacties
op de internetconsultatie. Zij waarderen dat een brede consultatie heeft plaatsgevonden
waarbij veel burgers gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tot het geven van
een reactie op het wetsvoorstel. Verschillende burgers hebben hun zorgen geuit over
het schrappen van de deskundigenverklaring. Sommige burgers en organisaties stellen
dat het afschaffen van de deskundigenverklaring in de praktijk ertoe kan leiden dat
er voor vrouwen potentiële onveilige situaties zullen ontstaan, bijvoorbeeld bij het
toegang verschaffen tot kleedkamers, in wellnesscentra, vrouwenopvang of in vrouwengevangenissen.
Het risico dat burgers beschrijven doet zich mogelijk in incidentele gevallen voor
wanneer mannen zich (te) gemakkelijk laten registreren als vrouw. Hoe taxeert de regering
de zorgen van deze burgers over de (sociale) veiligheid van vrouwen? Zijn er voorbeelden
van incidenten in Argentinië, Ierland, Malta of Noorwegen hierover? Graag ontvangen
deze leden een reactie hierop van de regering. De voorgenoemde leden vragen, in lijn
met de eerdere vragen van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken, aan de regering
welke gegevens de kennisgeving tot het voornemen tot wijziging van de geslachtsregistratie
moet bevatten en welke gegevens minimaal moeten worden opgenomen in de akte van wijziging
van de vermelding van het geslacht.
De leden van de D66-fractie lezen dat Transvisie in de internetconsultatie ook een
lans heeft gebroken voor een procedure waarbij non-binaire personen hun geslachtsvermelding
kunnen wijzigen naar een «X». Deze leden sluiten zich van harte aan bij deze wens.
Zij zijn van mening dat de mogelijkheid om een «X» op te nemen in het persoonsbewijs
niet via de rechter zou moeten gaan. Zij lezen dat de regering verdere ontwikkelingen
wil afwachten. Op welke ontwikkelingen wacht de regering? Zij willen hierbij opmerken
dat de rechtspraak de wetgever hier op zijn verantwoordelijkheid wijst. De rechtbank
Limburg stelt in een uitspraak: «Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de genderbeleving
van doorslaggevend belang is en dat de beleving noch man noch vrouw als zodanig in
de akten van de burgerlijke stand opgetekend zou moeten kunnen worden door de vermelding
van bijvoorbeeld een X, is dat op dit moment nog niet mogelijk. Het is aan de wetgever
hierin keuzes en wetgeving te maken.» Voorts vragen deze leden wat de eventuele inhoudelijke
en praktische bezwaren zijn tegen het mogelijk maken van het opnemen van een «X» als
geslachtsregistratie in het persoonsbewijs. Hoe weegt de regering deze eventuele bezwaren
tegen het recht op zelfbeschikking over de (gender)identiteit? Ook vragen deze leden
welke technische wijzigingen nodig zouden zijn om dit mogelijk te maken.
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering het niet wenselijk acht om de aanduiding
«moeder» en «vader» te veranderen in het inclusieve «ouder». De regering onderbouwt
dit door te stellen dat de algemene regeling van het ouderschap hiervoor aangepast
moet worden. Kan de regering dit toelichten? Zou een dergelijke aanpassing juridische
onduidelijkheden of andere onwenselijke uitkomsten als gevolg hebben, zo vragen deze
leden. Voorts vragen deze leden of er andere mogelijkheden zijn, wellicht via een
uitzondering, om voor transgender ouders een neutrale aanduiding te gebruiken.
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering de mogelijkheid van het verkrijgen
van ouderschap door middel van erkenning een voldoende optie vindt wanneer een transgender
vrouw het kind met eigen zaad heeft verwekt of heeft ingestemd met de daad voor verwekking
met eigen zaad. Deze leden zijn van mening dat hiermee inderdaad een juridische mogelijkheid
geboden wordt, maar dat er toch een ongelijke situatie blijft bestaan ten opzichte
van andere situaties waarbij twee partners samen als biologische ouders een kind krijgen.
Is de regering het met deze leden eens dat wanneer twee personen binnen een huwelijk
of een geregistreerd partnerschap een kind krijgen, zij beiden van rechtswege ouder
zouden moeten worden? Is de regering het met deze leden eens dat dit principe van
kracht zou moeten zijn voor alle ouders binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap?
Wat rechtvaardigt het onderscheid tussen cisgender huwelijkspartners en transgender
huwelijkspartners in dezen, zo vragen deze leden de regering.
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering niet wil afwijken van het systeem
van geboorteaktes. Deze leden merken op dat dit problemen op kan leveren voor statushouders
en (voormalig) vluchtelingen, die wegens allerlei omstandigheden wellicht niet meer
terug kunnen naar hun geboorteland voor een dergelijke akte. Zij moeten daardoor naar
de rechter voor een vervangende geboorteakte. Hiervoor moet een advocaat in de arm
worden genomen. Dit is een lang en kostbaar proces. Is de regering bereid te onderzoeken
hoe dit proces vereenvoudigd kan worden, zo vragen deze leden.
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de regering geen verandering wil brengen
in de situatie dat transgender personen van wie de geslachtsvermelding «mannelijk»
is, worden geregistreerd als de «moeder» van het kind dat zij hebben gebaard. Hoe
denkt de regering over het pleidooi van het COC om voor deze groep ouders de term
«geboorteouder» of «ouder uit wie het kind is geboren» te introduceren? Tevens vragen
deze leden waarom voor het herhaald wijzigen van de geslachtsvermelding tussenkomst
van een rechter nodig blijft. Waarin blijkt in de evaluatie dat er een noodzaak voor
deze uitzonderingsprocedure nodig is voor wie een derde keer de geslachtsvermelding
wil wijzigen? Is de regering bereid dit wetsvoorstel zo aan te passen dat ook herhaalde
wijziging van de geslachtsvermelding mogelijk wordt zonder tussenkomst van de rechter?
Hoe denkt de regering over de suggestie van het COC om de mogelijkheid van een nieuwe
geboorteakte te introduceren waarbij eenieder de mogelijkheid krijgt na wijziging
van de geslachtsvermelding inschrijving van een nieuw opgemaakte geboorteakte te verzoeken
waarop het juiste geslacht staat vermeld? Immers de wijziging van de geslachtsnaamwijziging
verandert niet de genderidentiteit van een transgender persoon als zodanig, het verandert
alleen de administratieve bevestiging van die genderidentiteit. Een nieuwe akte met
daarop de juiste geslachtsvermelding is voor veel transgender personen dan ook een
adequatere weergave van de werkelijkheid dan toevoeging van een latere vermelding
die nu de regel is. Is de regering bereid dit wetsvoorstel zo aan te passen dat transgender
personen de mogelijkheid krijgen een nieuwe geboorteakte aan te vragen met daarop
de juiste geslachtsvermelding?
De leden van de Volt-fractie merken op dat uit de internetconsultatie de vraag naar
voren kwam over de kwestie over het transgender ouderschap. De regering laat weten
in de memorie van toelichting geen verandering te willen brengen in de situatie dat
transgender personen van wie de geslachtsvermelding «mannelijk» is, worden geregistreerd
als de «moeder» van het kind uit overwegingen van het statuut van de ouder en de rechten
die daarmee gepaard gaan. Het zou echter mogelijk zijn om daarvan in de plaats niet
de term vader, maar bijvoorbeeld «geboorteouder» of «ouder uit wie het kind is geboren»
te introduceren, waaraan dezelfde rechten toegekend zouden kunnen worden als onder
de noemer «moeder». Wat zijn de overwegingen van de regering voor het niet veranderen
van de term «moeder» voor transgender ouders? Is de regering bereid het wetsvoorstel
zo aan te passen dat de term «geboorteouder» gebruikt wordt op de geboorteakte van
het kind voor de transgender ouder uit wie het kind geboren is? Wat is de overweging
van de regering om een transgender vrouw die biologisch ouder is van het kind niet
van rechtswege de term moeder toe te kennen? Met betrekking tot het verstrekken van
een nieuwe geboorteakte na wijziging van de geslachtsvermelding stelt de regering
dat het huidige geboorteaktesysteem ervoor zorgt dat de persoonshistorie van een persoon
is gewaarborgd. Kan deze waarborging echter niet plaatsvinden doordat hetzelfde Burgerservicenummer
(Bsn) verbonden is aan zowel de oude als de nieuwe geboorteakte? Wat is de reden dat
de regering er alsnog voor kiest geen nieuwe geboorteakte te verstrekken?
De leden van de Volt-fractie merken op dat uit de internetconsultatie naar voren kwam
dat er behoefte is aan een procedure voor non-binaire personen, waardoor ze niet gebonden
zijn aan de geslachtsvermelding M of V, maar het mogelijk is om te opteren voor een
derde gender, zijnde X. De reactie van de regering is dat zij het onderhavige wetsvoorstel
niet willen uitstellen in afwachting van de ontwikkelingen van de rechtspraak. Is
de regering voornemens op korte termijn een nieuw wetsvoorstel op te stellen dat het
op eenzelfde wijze als in het huidige wetsvoorstel mogelijk maakt om zonder tussenkomst
van de rechter de geslachtsvermelding aan te passen naar «X»? Zo ja, wat is hier de
termijn voor?
10. Overig
De leden van de D66-fractie lezen dat het wetsvoorstel enkel betrekking heeft op Boek
1 van het Burgerlijk Wetboek, en nog niet op het Burgerlijk Wetboek BES. Is de regering
bereid deze wetswijziging uit te breiden naar het Burgerlijk Wetboek BES, zo vragen
deze leden.
De leden van de PvdA-fractie vragen aandacht voor het wijzigen van de geslachtsnaamvermelding
voor personen uit het buitenland. Naar deze leden hebben begrepen, is voor een groot
deel van die groep de procedure van inschrijving van een vervangende geboorteakte
te ingewikkeld. Zij moeten hun originele buitenlandse geboorteakte overleggen en regelmatig
ook de huwelijksakte van hun ouders, terwijl ze daar vaak niet of moeilijk aan kunnen
komen. Is de regering bereid, mede in het licht van het zelfbeschikkingsrecht, het
eenvoudiger te maken voor transgender personen met een buitenlandse geboorteakte om
in Nederland hun geslachtsregistratie te wijzigen, bijvoorbeeld door aanspraak op
«bewijsnood» toe te staan?
De leden van de Volt-fractie vragen welke stappen de regering zal zetten om ervoor
te zorgen dat de nieuwe Transgenderwet ook zo spoedig mogelijk in werking treedt in
Caribisch Nederland?
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I, onderdeel B
De leden van de Volt-fractie vragen wat de status is van expats met betrekking tot
de mogelijkheid voor geslachtsverandering. Kunnen zij bijvoorbeeld terecht bij een
ambassade of consulaat of moeten zij alsnog afreizen naar hun geboorteplaats?
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt waarom de ambtenaar van de burgerlijke stand van
de woonplaats van de transgender persoon de door hem opgemaakte akte achttien maanden
bewaart, en voor wie, wanneer en hoe de toegang tot die akte geregeld is zodra in
bewaring gegeven.
Artikel I, onderdeel C
De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is een voorstel naar de Kamer
te sturen waarin het voor eenieder mogelijk wordt gemaakt om op eenvoudige wijze op
de geboorteakte de geslachtsvermelding door te laten halen met een «X». Zo nee, waarom
niet? Wat zijn daar nu precies de bezwaren tegen? Kan de regering voorts verduidelijken
hoe een wijziging van de geslachtsregistratie doorwerkt in de situatie dat partners
kinderen hebben en één van de twee partners zijn/haar geslacht wil wijzigen. Dient
dan ook het geboortecertificaat van de kinderen gewijzigd te worden? Is de regering
bereid dit wetsvoorstel zo aan te passen dat de term geboorteouder wordt gebruikt
op de geboorteakte van het kind voor de transgender ouder uit wie het kind geboren
is? Is de regering tevens bereid te bekijken hoe wetgeving aangaande het verkrijgen
van ouderschap zo aangepast kan worden dat de met de moeder/geboorteouder gehuwde
of in een geregistreerd partnerschap verkerende transgender vrouw die het kind heeft
verwekt, van rechtswege ouder kan worden?
Eerste, derde en vierde lid
De leden van de Volt-fractie vragen welke overwegingen de regering heeft voor de instelling
van een minimale administratieve periode van minimaal vier tot maximaal 12 weken?
Het lid van de BIJ1-fractie merkt op dat het eerste lid stelt dat vier tot twaalf
weken vereist zijn voor «in vivo»-bevestiging. Het lid van de BIJ1-fractie ziet dit
graag veranderd naar twee tot twaalf weken en vraagt de regering of dit mogelijk is.
Indien dit niet het geval is, hoopt dit lid antwoord te krijgen die de reden daartoe
verheldert. Aangezien er zowel nationaal als internationaal geen misbruik is gesignaleerd
van de wachttijden, is een lange wachttijd van vier weken ook niet nodig.
Het lid van de BIJ1-fractie is wat betreft het derde lid van mening dat de voorgestelde
wijziging geen oplossingen biedt voor de verregaande knelpunten die transgender personen
zonder de Nederlandse nationaliteit tegenkomen. Dit lid vraagt de regering hoe de
voorgestelde wijzigingen voorzien in bijvoorbeeld de gevallen waar vluchtelingen in
Nederland geen geboorteakte kunnen aanleveren, omdat de situatie in hun thuisland
dit niet toestaat. Transgender vluchtelingen, maar ook transgender personen in Nederland
zonder vluchtstatus, zouden niet gedwongen mogen worden om hun oorspronkelijke geboorteakte
op te halen in het land dat zij zijn ontvlucht of waar zij vandaan komen, als zij
in Nederland hun geslachtsvermelding willen wijzigen. Met de voorgestelde wijzigingen
zullen zij in de praktijk dus nog steeds uitgesloten zijn van een wijziging van hun
papieren, terwijl het belang voor hen niet minder groot is. Zij zouden, net als transgender
personen die zijn geboren in Nederland, met hetzelfde gemak en volgens dezelfde procedure
een wijziging van de vermelding van hun geslacht mogen aanvragen. Het lid van BIJ1-fractie
vraagt de regering welke oplossingen voor dergelijke situaties aangedragen en gerealiseerd
kunnen worden.
Vijfde lid
Het lid van de BIJ1-fractie is ontsteld over de onterechte aanname waarop het vijfde
lid is gebaseerd: dat een tweede wijziging van de vermelding van iemands geslacht
en bijhorende voornaamswijziging niet relevant kan zijn. Het lid vraagt de regering
te expliciteren wat er mis is met het veronderstelde probleem (te weten het wijzigen
van de vermelding van iemands geslacht met voornaamswijziging en vervolgens een terugwijziging
met voornaamswijziging). In acht nemende dat gender fluïde is en constant in beweging
kan zijn, en dat eenieder recht heeft op de wettelijke erkenning van diens genderidentiteit,
zou een terugwijziging geen institutioneel obstakel moeten vormen in de realisatie
van die erkenning. Als de hiervoor genoemde zorgen iets benadrukken, dan is het een
gebrek aan genderaanduidingen in de wetgeving die recht doen aan de grote diversiteit
van genderidentiteiten. Het lid van de BIJ1-fractie is ervan overtuigd dat een belangrijke
stap richting het erkennen van die diversiteit het instellen van X betreft in de geslachtsvermelding
van personen die dat graag willen. Overwegende dat de X niet samenhangt met een niet
eenduidig vast te stellen geslacht, maar staat voor Onbekend dan wel Onbelangrijk,
is het lid van de BIJ1-fractie van mening dat dit zowel personen de ruimte geeft om
zich buiten de man/vrouw-dichotomie te ontwikkelen en erkend te zien, als mogelijkheden
biedt om te voorkomen dat die personen in hun ontwikkeling vaker dan één keer om een
wijziging in de vermelding van hun geslacht hoeven vragen.
Het lid van de BIJ1-fractie ontkent hiermee niet de mogelijkheid dat iemands besluit
tot verandering van de ene dichotome keuze naar de andere (bijvoorbeeld van man naar
vrouw of andersom) uiteindelijk niet juist kan voelen, en daarmee tot de conclusie
komt dat die het oude geslacht prefereert. Echter, een tertium in de vorm van een
X biedt een scala aan mogelijkheden tussen de twee uitersten van de dichotomie man/vrouw,
waardoor twijfelaars zich thuis zouden kunnen voelen onder de indicator X. Een X die
staat voor Onbekend of Onbelangrijk respecteert tevens de persoonlijke historie en
het gevoel dat «het oude niet klopte». Een ontwikkeling naar geslachtelijke en seksuele
veelvoudigheid past bij, en is ontegenzeggelijk onderdeel van, de contemporaine ontwikkelingen
en doet recht aan twijfelaars en genderverhuizers. In dit opzicht kan Nieuw-Zeeland
als voorbeeld dienen, maar heeft ook het Bundesverfassungsgericht (BverfG) in Duitsland
gesteld dat genderregistratie de categorieën M, F én X dient te kennen op basis van
gelijke rechten-wetgeving. Genderregistratie dient ofwel voor iedereen open te staan,
ofwel te worden afgeschaft. Nogmaals, het lid van de BIJ1-fractie vraagt de regering
wat de overheid belet om te opereren vanuit het gelijkheidsbeginsel. Bovenal hoopt
dit lid verhelderd te krijgen hoe het instellen van een X in het register zo snel
mogelijk kan worden bewerkstelligd.
Artikel I, onderdeel D
Eerste, tweede en derde lid
De leden van de Volt-fractie vragen of de regering al een concreet plan heeft voor
de implementatie van de procedure voor kinderen jonger dan 16 jaar. Op welke manier
garandeert de regering dat kinderen op een zo laagdrempelige manier toegang hebben
tot deze procedure? Is er bijvoorbeeld nagedacht over het betrekken van de kindertelefoon
ter ondersteuning van kinderen in het proces, ook in overweging nemende dat wettelijke
vertegenwoordigers geen medewerking willen verlenen? Is er nagedacht over de mogelijkheid
een informatiewebsite met formulieren/voorbeelden van brieven voor kinderen op te
sturen naar de rechter om het verzoek voor de wijziging van geslachtsvermelding te
doen?
Het lid van de BIJ1-fractie is positief gestemd over de mogelijkheid voor kinderen
onder de 16 jaar om toegang te krijgen tot wijziging van de geslachtsvermelding. Transgender
kinderen kennen immers hun genderidentiteit net zo goed als cisgender kinderen en
kunnen daar, door toenemende acceptatie, ook eerder voor uitkomen. De toevoeging van
dit artikel symboliseert tot op zekere hoogte dat ook de overheid hen accepteert.
Dit is een belangrijke stap vooruit die het goede voorbeeld geeft dat het bevestigen
van de genderidentiteit goed is voor transgender kinderen. Echter is dit lid niet
van mening dat de tussenkomt van een rechter noodzakelijk is voor een wijziging van
de geslachtsvermelding voor kinderen onder de 16 jaar. Een snelle en eenvoudige procedure
om van genderregistratie te kunnen veranderen is immers ook voor kinderen onder de
16 jaar van belang. Bovendien betreft het slechts een administratieve bevestiging
van de genderidentiteit en geen medische ingreep. Dat maakt de rol van de rechter
een te zware maatregel. Ook kinderen horen zelfbeschikking over hun geslachtsvermelding
te hebben. Natuurlijk moeten de belangen van ouders en verzorgers worden meegenomen.
Die belangen moeten echter niet boven de belangen van het kind komen te staan. Constaterende,
nogmaals, dat transgender kinderen hun genderidentiteit net zo goed kennen als cisgender
kinderen, vraagt het lid van de BIJ1-fractie de regering hoe en op welke manier de
tussenkomt van een rechter in het belang is van transgender kinderen die hun geslachtsvermelding
wensen te wijzigen. Mocht het kind later tot de conclusie komen dat de genomen beslissing
tot wijziging in zijn geslachtsvermelding niet (meer) past, betekent dat niet noodzakelijkerwijs
dat diegene spijt heeft van de keuze of dat de keuze fout was. Het betekent slechts
dat de keuze niet langer past bij de genderidentiteit van de persoon, omdat die zich
bijvoorbeeld, buiten de dichotome man/vrouw-identiteiten om, meer in non-binaire of
genderqueere richting heeft ontwikkeld. Ook dat zijn legitieme genderidentiteiten
die, door middel van een X, erkend dienen te worden.
Vierde lid
De leden van de Volt-fractie hebben een vraag over de volgende tekstpassage: «Het
ligt in de rede dat hij ook de leeftijd van het kind in zijn beslissing betrekt. (…)
Als de wettelijke vertegenwoordigers en het kind het over de verzochte wijziging eens
zijn, en het kind een leeftijd heeft waarop het de gevolgen van zijn keuze genoegzaam
kan overzien, dan zal de rechtbank het verzoek in de regel toewijzen.» Op welke manier
is deze zinsnede leidend in het hanteren van een minimumleeftijd voor wijziging van
de geslachtsvermelding in het kader van de uitspraak van de rechter?
Artikel I, onderdeel E
Eerste tot en met vierde lid
Het lid van de BIJ1-fractie is ervan overtuigd dat er geen limiet zou mogen zitten
aan het aantal keer dat iemand ervoor kiest diens genderaanduiding te wijzigen. Gender
is immers fluïde en kan continu in beweging zijn. In dat licht vraagt dit lid de regering
waarom een derde of volgende wijziging van iemands geslachtsvermelding via de rechtbank
moet verlopen. Op welke manier wordt dit nieuwe artikel gemotiveerd en uitgelegd?
Dit lid vraagt de regering of zij, ten aanzien van dit nieuwe wetsartikel, kan uitleggen
waarom niet reeds is nagedacht over de potentie en mogelijkheden die het instellen
van de X in het register biedt voor de veronderstelde problemen die worden geschetst
in de memorie van toelichting.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
P.F.L.M. Tielens-Tripels, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.