Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over justitiële jeugd (o.a. Kamerstuk 31839-771)
2021D18078 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over justitiële jeugd, betreffende
de brieven:
• Monitor Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep JJI’s en scholen d.d.
5 maart 2021 (Kamerstuk 24 587, nr. 798)
• Beleidsreactie op het RSJ-advies «Perspectief besluit in de jeugdbescherming» d.d.
25 maart 2021 (Kamerstuk 31 839, nr. 769)
• Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming d.d. 30 maart 2021 (Kamerstuk 31 839, nr. 771).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
3
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
7
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
7
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
9
6.
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
10
7.
Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie
12
8.
Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
13
II.
Reactie van de Minister voor Rechtsbescherming
15
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de monitor
Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep Justitiële Jeugdinrichtingen
(JJI's) en scholen, de beleidsreactie op het RSJ-advies «Perspectief besluit in de
jeugdbescherming en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Zij waarderen
uw inzet om het stelsel van jeugdbescherming minder complex te maken. Deze leden hebben
nog enkele vragen.
Ten aanzien van het toekomstscenario danken de leden van de VVD-fractie u voor het
uitgebreide scenario en de routekaart, voor de lopende pilots en voor de prioriteit
u hebt gegeven aan de vervolgaanpak. Het is goed dat u hebt besloten om door te gaan
met de consultatieronde en in de zomer advies te ontvangen van de Raad voor de Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming (RSJ). Wanneer kan de Kamer de beleidsreactie op het advies van
de RSJ tegemoetzien?
De leden van de VVD-fractie constateren dat het toekomstscenario de contouren schetst
voor een eenvoudigere en transparante jeugdbeschermingsketen en waardevolle handvatten
biedt om de keten slimmer en effectiever te organiseren. Voorts delen deze leden het
standpunt dat het wenselijk is om de organisaties die deelnemen aan de lopende pilots
de kans te geven zoveel mogelijk de geschetste richting te beproeven en verder te
ontwikkelen. Kunt u bevestigen dat alle deelnemers aan de lopende pilots, waaronder
Veilig Thuis, de Gecertificeerde Instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming
maximaal worden aangespoord om de richting van het toekomstscenario te beproeven?
In hoeverre kan de uitwerking van het toekomstscenario rekenen op breed draagvlak
onder alle deelnemende organisaties? Voornoemde leden zijn namelijk van mening dat
samenvoeging van functionaliteiten van Veilig Thuis, Gecertificeerde Instellingen
en de Raad voor de Kinderbescherming essentieel is voor het creëren van een minder
complex en ingewikkeld stelsel. Deelt u dit standpunt?
Voorts zijn deze leden van mening dat de verbinding van het toekomstscenario met het
jeugdstrafrecht nog onvoldoende concreet is uitgewerkt. Hoe zal volgens u deze verbinding
tussen het toekomstscenario en de lopende initiatieven in het jeugdstrafrecht worden
gelegd? Dit klemt temeer, nu u in uw reactie op de monitor van de inspecties heeft
aangegeven dat Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) te maken heeft met een doelgroep
met steeds meer complexe psychiatrische problematiek. Nu u in uw reactie op de inspecties
tevens aangeeft dat u vertrouwen heeft de uitdagingen in het justitiële jeugdveld
het hoofd te kunnen bieden met de in gang gezette acties, vragen de leden van de VVD-fractie
naar een duidelijkere verbinding tussen de acties die zijn genomen naar aanleiding
van de monitor personele bezetting en veranderde doelgroep JJI’s en het toekomstscenario
kind- en gezinsbescherming. Welke acties zijn er kabinetsbreed in gang gezet om meer
kennisdeling tussen organisaties mogelijk te maken?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie op welke wijze de motie van het lid Wörsdörfer
van 25 februari 2021 (Kamerstuk 28 345, nr. 245) is uitgevoerd. Welke initiatieven voor onlinehulp aan slachtoffers van huiselijk
geweld en kindermishandeling zijn in kaart gebracht en welke mogelijkheden heeft u
gezien om deze te bundelen?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de verscheidene brieven die richting
de Kamer zijn gestuurd aangaande justitiële jeugd en hebben daarover meerdere vragen.
Deze leden benadrukken het belang van preventie dat bij het thema justitiële jeugd
een des te grotere rol speelt. Deze leden constateren dat het aantal minderjarige
verdachten in 2020 wederom is gedaald en dat de afgelopen tien jaar de jeugdcriminaliteit
met ruim de helft is afgenomen.
Monitor Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep JJI's en scholen
De leden van de D66-fractie lezen dat de Inspectie Justitie en Veiligheid, Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie van het Onderwijs positieve ontwikkelingen
benoemen onder andere op het gebied van onderwijs en zorgaanbod. Zij lezen veel over
professionalisering binnen de sector. Deze leden maken zich wel zorgen over de structurele
overbelasting van de capaciteit, het personeel van de JJI’s en de bijbehorende scholen
en de gevolgen hiervan op het aanbod voor de jongeren alsmede de interne veiligheid.
Deze leden spreken hun waardering uit voor al het personeel betrokken bij JJI’s en
zijn van mening dat goede begeleiding binnen JJI’s essentieel is voor het bijdragen
aan het verlagen van een recidivekans. Hoe verklaart u de extra instroom binnen de
JJI’s in 2019 en 2020, terwijl het aantal verdachten van jeugdcriminaliteit, ook in
2020, wederom is afgenomen? Indien vooral ernstigere gevallen van criminaliteit plaatsvinden
onder de jeugd, wat is hiervan de reden volgens u?
De leden van de D66-fractie constateren dat de inspecties aangeven dat onder andere
door het sluiten van JJI’s de druk hoger ligt bij andere JJI’s. Wat is er gedaan om
te voorkomen dat dit probleem zich zou voordoen, toen deze twee JJI’s gesloten werden?
De leden van de D66-fractie vragen een kwantitatief overzicht te geven van de personele
bezetting binnen JJI’s de afgelopen jaren (vanaf 2015 t/m nu). Zijn er meer mensen
werkzaam binnen de JJI’s en bijbehorend onderwijs? Welke beroepsgroepen kennen een
tekort en/of een daling van het aantal mensen?
De leden van de D66-fractie lezen dat binnen de doelgroep binnen de JJI’s er steeds
meer sprake is van complexe psychiatrische problematiek. Hoe is dit te verklaren volgens
u? In welke mate speelt de problematiek binnen de jeugd-ggz en het tekort aan crisis-plekken
een rol? Zijn hierover onderzoeken bekend? Ook omdat de wachttijdenproblematiek binnen
de (jeugd-)ggz al langere tijd speelt.
Voornoemde leden lezen dat de inspecties spreken van een structurele overbelasting
van de capaciteit en het personeel van de JJI’s en bijbehorende scholen en dat dit
geen tijdelijk probleem is. Als reactie geeft u aan dat in 2020 er gemiddeld 520 plaatsen
beschikbaar waren waarvan gemiddeld 455 bezet waren en dat er in 2020 extra personeel
is geworven. Geeft u hiermee aan dat deze structurele overbelasting nu is opgelost?
Zo nee, kunt u kwantitatief aangeven waar hier nog de grootste zorgen liggen? Deze
leden constateren dat u spreekt over gemiddelde bezettingen, maar waren er ook bij
de piekmomenten genoeg plekken om jongeren te plaatsen?
De aan het woord zijnde leden vragen of kinderen in JJI’s ook aanspraak maken op het
recht op onderwijs en of hier ook een wettelijke (zorg)plicht geldt voor de rijksoverheid.
Deze leden merken op dat u hogere straffen voor 16- tot 23-jarigen overweegt. Daarover
stellen deze leden elders enkele vragen. Echter vragen zij u alvast of hogere straffen
voor 16- tot 23-jarigen bij zullen dragen aan een extra belasting voor JJI’s en hoe
dit plan gezien moet worden in het licht van de monitor van de inspecties, omdat zij
reeds spreken over structurele overbelasting en een lastige arbeidsmarkt voor voldoende
personeel.
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
De leden van de D66-fractie hebben meerdere vragen over het geschetste toekomstscenario
van de jeugdbescherming zoals deze eind maart jongstleden is gedeeld met de Kamer.
Deze leden maken zich ernstig zorgen dat er louter een papieren exercitie is uitgevoerd
waarin conclusies staan die reeds bekend waren en dat concrete actiepunten ontbreken.
De Kamer heeft meerdere debatten gevoerd over de jeugdbescherming, met name vanwege
kritische rapporten van de inspecties waarin benadrukt wordt dat kinderen momenteel
nog onvoldoende worden beschermd door meerdere oorzaken. Kunt u derhalve per aanbevelingspunt
in de «Voortgangsrapportage kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd« van 2020 (Kamerstuk
31 839, nr. 749) en de originele «Rapportage kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd» van 2019 (Kamerstuk
31 839, nr. 699), aangeven hoe deze aanbevelingspunten wordt opgelost dankzij dit toekomstscenario?
Deze leden hebben uitgekeken naar dit toekomstscenario. Zij lezen echter dat dit toekomstscenario
op hoofdlijnen schetst hoe de kind- en gezinsbescherming er over vijf tot tien jaar
uit zou kunnen zien. Waarom is, gezien de huidige problematiek binnen de jeugdbescherming,
gekozen voor deze termijn? Bent u het met deze leden eens dat een scenario voor kortere
termijn gewenster is? Zo nee, hoe is dit toekomstscenario te rijmen met de noodzaak
die de inspecties aangeven voor snellere oplossingen binnen de jeugdbeschermingsketen?
Wat is de reactie van jeugdvertegenwoordigers voor de keuze van deze termijn?
De leden van de D66-fractie weten dat er momenteel gewerkt wordt met een doorbraakaanpak
jeugdbescherming om de problemen op korte termijn het hoofd te bieden. Zijn de oplossingsrichtingen
binnen deze doorbraakaanpak daarmee niet direct de basis voor een toekomstscenario
binnen de jeugdbescherming? Zo ja, kunt u puntsgewijs een opsomming geven van de oplossingsrichtingen
binnen de doorbraakaanpak en kunt u aangeven in hoeverre deze terug te vinden zijn
in dit toekomstscenario? Zo nee, waarom niet?
Deze leden vragen hoe dit toekomstscenario zich verhoudt met de pilots die reeds gestart
zijn binnen de jeugdbescherming. Vormen deze de basis van dit toekomstscenario of
is er opnieuw naar de tekentafel gegaan om dit scenario uit te werken?
Voornoemde leden lezen dat het streven is dat er een Lokaal Team om kinderen en gezinnen
moet staan dat hulp verleent. Is dit een extra team of is dit een bestaand wijkteam?
In het geval dat het een nieuw op te richten team is en er sprake is van personeelstekorten
binnen de jeugdzorg, hoe realistisch is het dat dit idee, samen met het idee van een
vaste professional, uitvoerbaar is?
De leden van de D66-fractie lezen veel herkenbare knelpunten in de analyse, waaronder
het probleem dat kinderen en gezinnen vaak hun verhaal opnieuw moeten doen. Er is
gekozen voor het opstellen van Regionaal Veiligheidsteams waarin de drie spelers binnen
de jeugdbescherming (Gecertificeerde Instellingen, Veilig Thuis en de Raad voor de
Kinderbescherming) meer gaan samenwerken. Vooral omdat deze organisaties vergelijkbaar
werk verrichten. Deze leden vrezen echter dat een invoering van weer een extra team
of overlegorgaan voor extra onduidelijkheden en administratieve lasten gaat zorgen.
Is ook de optie besproken om deze drie organisaties samen te voegen tot één of twee
organisatie(s)? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen? Zo nee, in welke mate is
het mogelijk om met een frisse blik een toekomstscenario op te stellen als deze wordt
opgesteld met deze drie bestaande partijen?
Deze leden lezen dat het doel van het toekomstscenario is dat professionals en gezinnen
een netwerk vormen dat dicht bij het gezin betrokken is. Dat er gezinsgericht en in
gezamenlijkheid gewerkt wordt. Was dit niet reeds het plan bij de invoering van de
Jeugdwet en decentralisatie van 2015? Waarom wordt dit gepresenteerd als een nieuw
fenomeen voor het toekomstscenario? Ook meldt u dat het doel is om van verschillende
professionals per gezin naar één vertrouwd gezicht te gaan. In hoeverre is deze gedachte
nieuw en niet reeds de gedachte binnen de jeugdbescherming?
De leden van de D66-fractie zien dat er een routekaart is gepresenteerd waarin de
belangrijkste uitzoekpunten zijn opgesomd. Was de periode naar het opstellen van een
toekomstscenario niet juist bedoeld om deze uitzoekpunten reeds onder elkaar te hebben?
Is het niet verstandiger om juist zo snel als mogelijk tot verandering te komen in
plaats van een nieuw proces van uitzoekpunten op te starten?
Voornoemde leden lezen dat de financiële impact, doelmatigheid en doeltreffendheid
van het toekomstscenario nog verder in kaart moeten worden gebracht. Bent u het met
deze leden eens dat dit nou juist de belangrijkste elementen zijn van een toekomstscenario?
Waarom is dit niet reeds betrokken bij de huidige versie? Wanneer is begonnen met
het opstellen van dit toekomstscenario?
Perspectiefbesluit
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat bij ingrijpende besluiten, zoals
een ondertoezichtstelling (ots) en een uithuisplaatsing, gezinnen en kinderen voldoende
mogelijkheden hebben om hiertegen in bezwaar te kunnen gaan, eventueel via een kinderrechter.
Professionals in de jeugdzorg zijn goed in staat om in te kunnen schatten of een ots
of uithuisplaatsing nodig is. Echter kan het voorkomen dat dit uiteindelijk toch niet
in het belang is van het kind. Ook de RSJ benadrukt dat het perspectiefbesluit een
intern besluit van een Gecertificeerde Instelling (GI) is en niet is vastgelegd in
de wet.
Deze leden vragen om een puntsgewijze opsomming waarom u geen meerwaarde ziet in het
realiseren van een zelfstandige rechtspositieregeling voor het perspectiefbesluit
voor ouders en kind.
De leden van de D66-fractie vragen waarom het afdoende is om afspraken over de termijn
waarbinnen een verzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) ingediend moet
worden voor een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel (GBM), na het nemen
van een perspectiefbesluit. Zitten hier resultaatverplichtingen achter, hoe en door
wie wordt dit getoetst? Wanneer zijn deze afspraken rond? Deze leden vragen dit, omdat
de RSJ aangeeft dat het wettelijk moet worden vastgelegd dat het perspectiefbesluit
binnen drie maanden ter toetsing wordt voorgelegd aan de kinderrechter.
Deze leden constateren dat er een duidelijk advies ligt van de RSJ. Zij benadrukken
dat het op dit moment ontbreekt aan een adequate rechtspositieregeling voor betrokkene
bij een ots en uithuisplaatsing. Daarom dient het perspectiefbesluit volgens hen een
formele (wettelijke) status te krijgen waaraan een procedure bij de kinderrechter
is gekoppeld. Gezien dit advies helder is, wat is de exacte reden dat u de uitkomsten
van de evaluatie van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen wil afwachten
in plaats van direct dit advies van de RSJ over te nemen? Immers heeft de RSJ reeds
gekeken naar dit specifieke element in de wet. Welke aanvullende informatie verwacht
u te krijgen van de evaluatie waarvan de uitkomsten pas begin 2022 beschikbaar zijn?
De leden van de D66-fractie constateren dat ook Commissie-De Winter in haar aanbevelingen
(aanbeveling 10) verwijst naar het perspectiefbesluit. De commissie stelt dat een
voogd, als wettelijke vertegenwoordiger van het kind, zelf tot uithuisplaatsing en
doorplaatsing kan beslissen zonder inmenging van de kinderrechter. Slechts bij plaatsing
in de gesloten jeugdzorg is toestemming van de kinderrechter nodig. Bij een voogdijmaatregel
ontbreekt een (wettelijke) controle op de uitvoering van de uithuisplaatsing. Bij
vragen hieromtrent of klachten kan het kind of diens vertegenwoordiger zich niet tot
de kinderrechter wenden. De rechtspositie van een voogdijkind is daarmee uitermate
zwak. Welke parallellen ziet de u tussen de aanbevelingen van Commissie-De Winter
en de aanbevelingen van de RSJ? Kunt u aangeven wat de status is van het opvolgen
van aanbeveling 10 uit het advies van Commissie-De Winter? Waarom ziet u ondanks beide
aanbevelingen geen reden om de gang naar de kinderrechter te verbeteren?
Deze leden vragen waarom er bij de verlenging van een crisismaatregel bij de Wet verplichte
ggz (Wvggz) wel een rechterlijke toetsing is, maar dat bij perspectiefbesluiten een
dergelijke toets er niet is en er zelfs geen mogelijkheid is om bij de rechter in
beroep te gaan. Deze leden constateren dat er bij het opstellen van de Wvggz reeds
uitvoerig is gekeken naar het optimaal beschermen van de rechten van patiënten.
Stand van zaken rondom jongerenwerkers
De leden van de D66-fractie vragen een update te geven met betrekking tot het tekort
aan jongerenwerkers. In november 2019 is 110 miljoen euro extra vrijgekomen voor een
breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit, alwaar jongerenwerk een onderdeel
van was, en er is recentelijk, in december 2020, 58,5 miljoen euro vrijgekomen voor
het Jeugdpakket bij de coronacrisis. Zijn er inmiddels extra jongerenwerkers beschikbaar?
Zo nee, welke stappen worden er de komende periode gezet om gerichter te investeren
in meer jongerenwerkers?
Stand van zaken omtrent minderjarigen in een politiecel
De leden van de D66-fractie willen dit schriftelijk overleg graag gebruiken om te
vragen naar het vervolg van het advies van de RSJ van december 2019 over minderjarigen
in een politiecel (Kamerstuk 28 741, nr. 75). In dit advies worden aanbevelingen gedaan over de duur, verblijf en alternatieve
locaties. Kunt u kort aangeven per aanbeveling hoe deze wordt opgevolgd? Waar zitten
de grootste uitdagingen? Welke aanbevelingen blijken (nog) niet uitvoerbaar?
3. Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel jongeren van 18 jaar of ouder tot nu toe
in 2021 (op grond van het adolescentenstrafrecht) volgens het jeugdstrafrecht zijn
berecht. Hoeveel verkrachters of andere ernstige geweldsplegers van 18 jaar of ouder
zijn in 2020 en tot nu toe in 2021 niet op grond van het volwassenenstrafrecht berecht?
Hoeveel jongeren jonger dan 18 (16 of 17 jaar) zijn tot nu toe in 2021 (op grond van
het adolescentenstrafrecht) volgens het volwassenenstrafrecht berecht? Hoeveel jongeren
(t/m 22 jaar) zijn tot nu toe in 2021 verdachte van een misdrijf geweest, uitgesplitst
per leeftijd en per delict? Hoe verhoudt zich dit tot het totale aantal verdachten
van misdrijven?
Hoeveel jongeren verbleven er tot nu toe in 2021 in een JJI? Voor welk misdrijf werden
zij veroordeeld? Waarom wordt bij volwassen gedetineerden wel de migratieachtergrond
geregistreerd, en bij jonge gedetineerden niet? Bent u bereid ook de migratieachtergrond
van jongeren in een justitiële jeugdinrichting te registeren? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel jongeren kregen tot nu toe in 2021 een PIJ-maatregel opgelegd, uitgesplitst
per delict? Welke maatregelen in de JJI’s hebben afgelopen jaar voor een aantoonbare
vermindering (een causaal verband) van de recidive gezorgd?
Het standpunt van de leden van de PVV-fractie is dat het belang van de crimineel,
ook als dit een jongere is, altijd moet wijken voor het belang van de maatschappij.
Slachtoffers en nabestaanden hebben levenslang en de daders, die in veel gevallen
jonger zijn dan 18 jaar, worden aan alle kanten met therapie geholpen en als patiënten
behandeld. Vergelding, genoegdoening en afschrikking speelt geen rol bij de lage straffen
(maximaal twee jaar) die jeugdige moordenaars en verkrachters nu opgelegd krijgen,
als ze überhaupt al een celstraf krijgen.
Bent u bereid te regelen dat minderjarigen (vanaf 14 jaar) die worden veroordeeld
voor moord, doodslag, verkrachting of een andere ernstig geweldsmisdrijf op grond
van het volwassenenstrafrecht berecht worden? Zo nee, waarom niet?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
Monitor Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep JJI’s en scholen
De leden van de CDA-fractie maken zich net als de inspecties zorgen over de structurele
overbelasting van de capaciteit en het personeel van de JJI’s. De groepsgrootte in
de JJI’s wordt door een onverwacht hoge instroom overschreden. Dit gaat ten koste
van de interne veiligheid. Er is beperkte inwerktijd voor nieuwe medewerkers, een
regelmatige wisseling van de groepsleiding en een hoge werkdruk bij het personeel.
Het is in dat licht bezien hoopgevend om te zien dat de inspanningen om nieuw personeel
te werven hun vruchten beginnen af te werpen en dat aan alle nieuwe medewerkers een
basisopleiding wordt aangeboden. Wanneer denkt u dat er voldoende ingewerkte medewerkers
zijn om de veiligheid voor zowel jeugdigen als personeel te vergroten? Hoeveel meer
extra beroepskrachten zijn er nog nodig om passende en goede hulp te kunnen bieden?
Kunt u aangeven wat de oorzaak is van de onverwacht hoge instroom?
Deze leden constateren dat u het probleem erkent van de structurele overschrijding
van de bezetting. Deze leden vragen echter of u de inspanningen van het personeel
om alles rond te krijgen qua roosters en inzet erkent door te spreken over maximaal
één jongere tijdelijk erbij. In hoeverre is dit cijfer van toepassing op elke JJI
of zitten er tussen JJI’s (flinke) verschillen ten aanzien van de overschrijding van
de bezetting? Ook vragen deze leden naar de personele capaciteit die door DJI het
afgelopen jaar is vergroot. Hoeveel groter is deze personele capaciteit geworden en
hoe groot is het tekort nog?
De leden van de CDA-fractie vragen naar verklaringen voor de regelmatige wisseling
van de groepsleiding en de hoge werkdruk bij het personeel. Ook vragen deze leden
hoe u enerzijds stelt dat er tijdelijk maximaal «maar» één jongere bij komt (wat betreft
de overschrijding van de bezetting), terwijl er anderzijds sprake is van hoge werkdruk
en de regelmatige onmogelijkheid om jeugdige gedetineerden te plaatsen op een afdeling
die het beste past bij de individuele problematiek van die jongere.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Inspectie JenV, Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd en de Inspectie van het Onderwijs het zeer onwenselijk vinden dat justitiële
jeugdigen bij uitzondering in de PI Ter Peel zijn geplaatst. Voor deze leden komt
niet (duidelijk) in de brief naar voren wat er door DJI gedaan wordt om deze situatie
in de toekomst te vermijden. Kunt u aangeven dat in de toekomst een dergelijke situatie
niet meer zal voorkomen?
Voornoemde leden vinden het van groot belang dat jongeren die tijdelijk in instellingen
verblijven kwalitatief goed onderwijs kunnen volgen. In het najaar van 2021 komt de
Minister van OCW met een stappenplan voor beter onderwijs. Deze leden vragen u om
bij uw collega van OCW aan te dringen op een snelle uitvoering van dit plan.
Beleidsreactie op het RSJ-advies «Perspectief besluit in de jeugdbescherming»
Tijdens de duur van een ots en uithuisplaatsing kan de GI het besluit nemen dat het
perspectief niet meer bij de ouders ligt. De leden van de CDA-fractie vinden het voor
zowel ouders als kinderen zeer onwenselijk dat dit interne (perspectief)besluit niet
wettelijk is geborgd en dat er geen rechtsmiddel tegen dit besluit mogelijk is bij
de kinderrechter. Temeer omdat ouders en kinderen soms onvoldoende betrokken worden
en gehoord worden bij het nemen van een perspectiefbesluit. Deze leden zijn het dan
ook van harte eens met de aanbevelingen van de RSJ om het perspectiefbesluit wettelijk
vast te leggen en het besluit binnen drie maanden te laten toetsen door de kinderrechter.
Ook de aanbeveling om de rechtspositie van ouders en kind te verbeteren en de ouders
en het kind het recht te geven om gehoord te worden, moet wat deze leden betreft zo
snel mogelijk worden opgepakt en uitgevoerd. Deze leden willen hierbij niet wachten
op de evaluatie van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, zoals u voorstelt.
Er is al te lang gewacht met het nemen van maatregelen om ouders en kinderen een betere
rechtspositie te geven. Snelheid is geboden.
De leden van de CDA-fractie hebben ook vragen over de brief naar aanleiding van het
advies van de RSJ over perspectiefbesluit. Deze leden constateren dat de RSJ de aanbeveling
doet om een rechtspositieregeling voor ouders en kind te realiseren, wettelijk vast
te leggen dat het perspectiefbesluit binnen drie maanden ter toetsing wordt voorgelegd
aan de kinderrechter en het perspectiefbesluit te voorzien van een motivering. Deze
leden vragen of hun constatering klopt dat deze adviezen niet (nu) worden opgevolgd,
maar dat u zelf een andere oplossing aandraagt. Kunt u aangeven op welke (eigen) inzichten
u zich baseert bij het komen tot deze anders dan geadviseerde oplossing, zo vragen
deze leden.
Ook vragen voornoemde leden in dat kader hoe de aanpak die u voorstaat bijdraagt aan
de oplossing wanneer, zoals onder meer geconstateerd door de RSJ, blijkt dat het niet
standaard is dat na het nemen van een perspectiefbesluit er een onderzoek tot gezagsbeëindiging
wordt gedaan. In hoeverre is er dan nog sprake van een verbetering van de rechtsbescherming
wanneer deze bescherming pas volgt uit het onderzoek tot gezagsbeëindiging, maar dit
onderzoek niet altijd wordt gestart? Verwacht u dat concrete afspraken met de RvdK,
Jeugdzorg Nederland en de Raad voor de Rechtspraak ervoor gaan zorgen dat er altijd
een onderzoek tot gezagsbeëindiging wordt gestart? Wanneer verwacht u hier resultaten
in te boeken? Wat betekent dit voor de rechtsbescherming van ouders en jeugd tot het
moment dat deze afspraken zijn gemaakt? Ook vragen deze leden wie er gaat toezien
op het gestand doen van deze afspraken in de toekomst.
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
De leden van de CDA-fractie steunen de richting die met dit toekomstscenario wordt
ingezet om de jeugdbeschermingsketen te verbeteren en te vereenvoudigen. Het verkorten
en efficiënter maken van de jeugdbeschermingsketen is van groot belang en noodzakelijk
om gezinnen en kinderen met een zorgvraag eerder en beter te kunnen helpen. Deze leden
steunen daarbij het uitgangspunt om in de jeugdbeschermingsketen voortaan te kiezen
voor een gezinsgerichte benadering en af te stappen van (alleen) een kindgerichte
benadering. Op de korte termijn zijn kinderen en gezinnen met urgente problemen hier
nog niet mee geholpen. Voor hen is de doorbraakaanpak jeugdbescherming ingezet. Wat
houdt deze aanpak precies in? Waar kunnen mensen die door de bestaande jeudzorginstanties
niet gehoord of geholpen worden, zich melden?
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie herinneren u er graag aan dat eind 2019 de Kamer voor het
laatst sprak over justitiële jeugd bij het AO Justitiële Jeugd. Belangrijkste punt
van het debat destijds was uw voornemen om twee jeugdgevangenissen te sluiten. Kunt
u eens reflecteren op deze sluitingen? Hoeveel personeel heeft een andere functie
moeten zoeken? Met andere woorden: hoeveel kennis is verloren gegaan? U gaf te kennen
dat de sluitingen van de inrichtingen noodzakelijk waren, omdat «de besparingen die dit oplevert, het mogelijk maakt om te investeren in meer maatwerk,
zowel op lokaal als op landelijk niveau». Kan worden aangegeven hoe hier precies in geïnvesteerd is? Krijgen jeugdige delinquenten
nu betere zorg dan toen? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of het klopt dat er afgelopen jaar een hogere
instroom van jeugdige criminelen in het systeem was dan de ramingen eerder hadden
voorspeld. Zo ja, hoe kan dit, en wat heeft dit voor gevolg gehad voor de bezetting
van de jeugdgevangenissen het afgelopen jaar?
De leden van de SP-fractie hebben in de meest recente monitor van de Inspectie Justitie
en Veiligheid, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie van het Onderwijs
gelezen dat er te weinig personeel is in de JJI’s en dat het gebrek aan personeel
zelfs een knelpunt is in het leveren van goed maatwerk voor de doelgroep. Andere knelpunten
zijn nog dat er beperkte tijd is voor het inwerken van nieuwe medewerkers, er regelmatig
wisselingen van de groepsleiding zijn en er een hoge werkdruk is. Bent u het met deze
leden eens dat al deze problemen terug te herleiden zijn naar een personeelstekort?
Wat gaat u er nu concreet aan doen om meer personeel te werven? Is er de laatste jaren
niet te veel bezuinigd op het personeel waardoor de inspecties nu moeten concluderen
dat het spaak loopt in de justitiële jeugdsector?
In dezelfde monitor lezen deze leden dat de doelgroep steeds meer te maken heeft met
complexe psychiatrische problematiek en het niet altijd mogelijk is om de jeugdige
gedetineerde te plaatsen op een afdeling die het beste past bij de individuele problematiek
van die jongere. Vooral dit laatste punt baart deze leden zorg. Hoe kan het dat jeugdige
gedetineerden niet altijd de juiste zorg/begeleiding krijgen? Bent u het met deze
leden eens dat dit absoluut onwenselijk is? Wat gaat u doen om dit in de toekomst
te voorkomen?
De leden van den SP-fractie vragen ook aandacht voor het onderdeel preventie: het
voorkomen van criminaliteit. Deze leden vragen of u van mening bent dat op dit moment
genoeg aan preventie wordt gedaan. Deze leden wijzen daarbij op cijfers van het OM
die laten zien dat het aantal minderjarigen dat verdacht wordt van een ernstig geweldsdelict
in een jaar tijd is toegenomen met 17 procent van 1.633 verdachten in 2019 naar 1.904
in 2020. Dat zijn minderjarigen die worden verdacht van zware mishandeling, diefstal
met geweld, afpersing of ernstige bedreiging, al dan niet in groepsverband. Ook het
aantal jongvolwassen tot 21 jaar dat verdacht wordt van een ernstig geweldsdelict,
nam toe, met 4 procent, van 1.894 naar 1.979. Hoe verklaart u deze toename? Bent u
het met deze leden eens dat meer werk gemaakt moet worden van het voorkomen dat jonge
jongens ten prooi vallen aan bendes en ingezet worden in de georganiseerde criminaliteit?
Hoe gaat u dat doen? Bent u bereid te investeren in meer wijkagenten en meer jongerenwerkers?
Zo nee, waarom niet? Hoe staat u tegenover de suggestie om kwetsbare jeugd al bij
een eerste overtreding onder toezicht te stellen, van bijvoorbeeld de reclassering,
zodat niet alleen zicht gehouden wordt op die jongere, maar ook actief gewerkt wordt
aan het gedrag en wellicht voorkomen wordt dat iemand uitgroeit tot een geharde crimineel?
De leden van de SP-fractie hebben al vaker aandacht gevraagd voor herstelrecht. U
heeft al eerder beloofd dat in iedere jeugdstrafzaak herstelrecht wordt overwogen.
Zijn we daar al in de buurt? Zo nee, wanneer dan wel? Is er voldoende budget voor
mediation in alle strafzaken die zich daar voor lenen?
6. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
geagendeerde stukken over Justitiële Jeugdinrichtingen en over jeugdbescherming. Deze
leden hebben de nodige zorgen over de beschikbare capaciteit en expertise om jongeren
met een problematische en/of criminele achtergrond de noodzakelijke opvang en ondersteuning
te bieden. Deze leden denken daarbij bijvoorbeeld aan de achterstanden bij de Raad
voor de Kinderbescherming, de sluiting van justitiële jeugdinrichtingen en het actuele
schrijnende tekort aan voldoende pleeggezinnen. Het roept bij voornoemde leden de
vraag op of de inzet op civiel- en strafrechtelijke jeugdbescherming niet aanzienlijk
extra moet worden geïntensiveerd. Herkent u de door deze leden gesignaleerde knelpunten
en welke maatregelen stelt u zich voor om adequate en tijdige jeugdbescherming te
garanderen? Hoe ziet u de noodzaak van de versterking van de rechtspositie van ouders
en jongeren in de jeugdzorg in het algemeen en in de residentiële en justitiële voorzieningen
in het bijzonder? Deze leden constateren een zekere terughoudendheid in het omarmen
van het RSJ-advies hierover. Gezien het grote belang van het verbeteren en versterken
van de (re)socialiserende verbindingen zou juist een grotere betrokkenheid en zeggenschap
voor de hand liggen. Hoe ziet de Minister dit? Is hij bereid om de kritische berichten
van bijvoorbeeld jeugdprofessionals en kinderrechters hierover mee te nemen in de
lopende evaluatie?
Monitor Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep JJI’s en scholen
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met de constatering van de inspectie
dat de JJI’s en de bijbehorende scholen de nodige positieve ontwikkelingen hebben
doorgemaakt. Tegelijkertijd baart de structurele overbelasting en de daardoor veroorzaakte
onveiligheid en beperkte kansen grote zorgen. Hoe kijkt u terug op de eerder genomen
beslissing om JJI-capaciteit en -expertise af te stoten of elders in te zetten? Deze
leden vragen in hoeverre knelpunten ten aanzien van het beschikbare behandel-, zorg-
en onderwijsaanbod kunnen worden aangepakt door maximaal in te zetten op Kleinschalige
Voorzieningen, waarin justitiabele jongeren zo veel mogelijk in hun eigen omgeving
worden opgevangen en behandeld. Dat zou een belangrijke verbetering zijn met het oog
op de ontwikkelingskansen van deze jongeren. Eerder hebben deze leden aandacht gevraagd
voor het tekortschietende onderwijsaanbod voor jongeren in gesloten jeugdinrichtingen
en JJI’s. Welke stappen zijn inmiddels genomen om beperkingen weg te nemen (vaak wordt
er maar één niveau aangeboden, terwijl jongeren een hoger onderwijsniveau volgen)?
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
De leden van de GroenLinks-fractie danken u, de VNG en de Minister van VWS voor het
opstellen van dit toekomstscenario. Deze leden hebben nog wel de nodige vragen hierover.
De belangrijkste vraag voor deze leden raakt aan de operationalisering van dit toekomstscenario.
Kan een realistische inschatting gegeven worden welke capaciteit en expertise nodig
is om het geschetste beschermingsniveau te bieden en is dat ook op voorzienbare termijn
beschikbaar? Hoe zal de versterking van het lokale veld eruit moeten zien als het
aan de huidige bewindspersonen ligt? Deze leden onderschrijven het belang om hulp
aan kinderen en/of gezinnen zo veel als mogelijk te concentreren in één persoon. Er
moet écht zo snel mogelijk een einde gemaakt worden aan de situatie waarin uiteenlopende
hulpverleners zich met één gezin bezighouden en zelfs soms zonder dat ze het van elkaar
weten ongecoördineerd hulp bieden. Dat is ineffectief, maar bovenal contraproductief
voor het bereiken van het gewenste resultaat: een gezonde en veilige opvoedingssituatie
voor kinderen en gezinnen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook welke organisaties precies zullen aansluiten
in de Regionale Veiligheidsteams en de Lokale Teams. Hoe wordt gegarandeerd dat lokaal
en regionaal voldoende samenhang ontstaat om vroegtijdig signalen op te pikken, die
bij de juiste professional te adresseren en de feitelijke hulpverlener adequaat te
ondersteunen? Het ligt naar het oordeel van deze leden voor de hand dat kernorganisaties
zoals de Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis en gecertificeerde instellingen
deelnemen. Maar hoe wordt gedacht over de rol van bijvoorbeeld maatschappelijk werk,
ggz, de vrouwenopvang en verslavingshulp (voor ouders/verzorgenden) e.d. in deze regionale
veiligheidsteams? Het lijkt deze leden evenzeer van groot belang dat de betrokken
kinderen en verzorgers grip krijgen op de geboden hulp. Hoe wordt erin voorzien dat
kinderen en verzorgers zich gekend en gehoord voelen in het hulpverleningstraject?
Welke mogelijkheden kunnen worden geboden om de mentor of vertrouwenspersoon zelf
uit te zoeken? Hoe wordt erop toegezien dat het hulpverleningstraject ook volgens
de geldende regels wordt geboden? Kan bijvoorbeeld, in navolging van het Amerikaanse
systeem, voorzien worden in de aanstelling van een vaste gezinsadvocaat om de nodige
rechtsbijstand te bieden?
7. Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben onder dankzegging kennisgenomen van de
toegezonden stukken. Graag maken zij van de gelegenheid gebruik tot het stellen van
een aantal vragen.
Monitor Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep JJI’s en scholen
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de monitor van de inspecties dat er
sprake is van structurele overschrijding van de bezettingsgraad op de groepen en overbezetting
van klassen, hetgeen het behandelklimaat negatief beïnvloedt alsook de werkdruk voor
het personeel en veiligheid van zowel jongeren als personeel. In reactie hierop geeft
u aan dat de instroom van JJI’s hoger was dan verwacht in de ramingen. Genoemde leden
merken op dat voor sluiting van de JJI’s in Veenhuizen en Cadier en Keer, diezelfde
ramingen als argument werden aangehaald. Kunt u hierop reflecteren? Geeft dit aanleiding
om te kijken naar het creëren van extra capaciteit, zodat voor jongeren en medewerkers
een veiligere, effectievere en prettigere situatie ontstaat? Hoe is de geografische
spreiding van de bezettingsgraad, zijn er regio’s en/of JJI’s waar deze specifiek
geldt? Wordt de ramingssystematiek nu dan ook aangepast?
De JJI’s hebben steeds meer te maken met jongeren met complexe problematiek, zo lezen
deze leden. Zij spreken hun zorg uit dat deze ontwikkeling gepaard gaat met de constatering
van een te hoge bezettingsgraad van zowel de kortverblijf- als de lange verblijfgroepen.
Zij vragen hoe deze overbezetting zich verhoudt tot de opmerking dat er voldoende
plekken beschikbaar waren in 2020 (in totaal 520). Wat verstaat u onder een «beschikbare»
plek? Worden hierin ook de bufferplekken meegenomen? Hoeveel plekken zijn er in totaal
beschikbaar wanneer het maximum van acht of tien per groep als norm wordt gehanteerd?
Is ook in de meer specialistische groepen voldoende capaciteit?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er knelpunten zijn als het gaat om
de werkdruk van het personeel en de werving en opleiding van nieuwe medewerkers van
de JJI’s. Medewerkers van JJI’s doen ontzettend belangrijk werk en zij doen dit werk
vaak met grote bevlogenheid en deskundigheid. Tegelijkertijd vraagt het werk ook veel
van hen. Deze leden vragen naar de uitstroom en doorstroom van medewerkers van recent
gesloten JJI’s. Hoeveel medewerkers zijn voor het werk behouden en hoeveel expertise
is juist verloren gegaan? Deze leden lezen dat er in 2020 80 nieuwe medewerkers zijn
geworven. Zij vragen of dit aantal vergelijkbaar is met eerdere jaren of daadwerkelijk
een toename als gevolg van de extra inzet. Voorts vragen zij wat er wordt gedaan om
ook (langer) zittend personeel voor de DJI te behouden. Is hierin voldoende helder
wat redenen zijn voor mensen om af te haken? Wat gebeurt er – en kan er ook meer worden
gedaan – om personeel ruimte te geven om zich door te blijven ontwikkelen, zodat hun
expertise voor langere tijd behouden blijft? Als laatste op dit punt vragen voornoemde
leden hoeveel gebruik wordt gemaakt van uitzendkrachten.
De aan het woord zijnde leden merken op dat er de laatste weken verschillende geweldsincidenten
in JJI’s in het nieuws zijn. Kunt u aangeven wat de ontwikkeling is in het aantal
piketmeldingen het afgelopen jaar? Indien hier een sprake is van een duidelijke toename
of afname ten opzichte van eerdere jaren, hoe kan dit worden verklaard? Welke invloed
hebben de maatregelen in het kader van de bestrijding van het coronavirus hierop,
alsook de eerder benoemde krapte in personeel en capaciteit?
Corona
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat begin april in RJJI de Hunnerberg
sprake was van coronabesmettingen waarna ingrijpende maatregelen zijn getroffen zoals
de isolatie van verschillende groepen op kamers, beperkt kunnen luchten, intrekking
van verloven en geen mogelijkheid om naar school te gaan. Kunt u aangeven hoe, in
geval van coronabesmettingen, wordt geprobeerd de impact voor jongeren zo beperkt
mogelijk te houden? Welke mogelijkheden worden in dit soort gevallen geboden om bijvoorbeeld
digitaal contact met familie te hebben?
Verder vragen deze leden of u kunt aangeven wat het stappenplan is voor het verder
afschalen van beperkende maatregelen in JJI’s en of helder is hoe het vaccineren vorm
zal krijgen.
Onderwijs
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van groot belang dat onderwijs goed
geregeld is in de JJI’s, omdat dit ook na detentie de route is naar duurzame re-integratie.
Zij lezen dat er grote verschillen zijn tussen de JJI’s en de bijbehorende scholen
waar het gaat om interne en externe stagemogelijkheden. Genoemde leden kunnen zich
voorstellen dat ten tijde van de coronacrisis dit niet makkelijker is geworden. Klopt
dit? Wat is er op korte termijn mogelijk om het aantal beschikbare stagemogelijkheden,
met name ook intern, te verbeteren? Hoe kunnen JJI’s ook onderling van elkaar leren
op dit punt?
Jonge daders van mensenhandel
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook specifiek naar de detentie van jonge
daders van seksuele en criminele uitbuiting. Eén op de drie daders van seksuele uitbuiting
is jonger dan drieëntwintig jaar en juist bij deze groep is de medewerking aan een
traject van reclassering laag, onder meer vanwege het ontkennen van de schuldvraag.
Kunt u aangeven hoe de gesprekken met het Leger des Heils en Reclassering Nederland
lopen om beter zicht te krijgen op deze groep en deze groep beter aan te laten sluiten
bij reclassering? Welke concrete maatregelen gaat u treffen om het zicht en de participatie
aan reclassering te verbeteren?
8. Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de rapporten
en beleidsreacties. Het gaat om wezenlijke keuzes die niet alleen het belang van een
veilige ontwikkeling van kinderen moeten waarborgen, maar ook het belang van kinderen
en gezinnen bij respect voor familieleven. Deze leden hebben nog enkele vragen.
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
De leden van de SGP-fractie vinden het begrijpelijk dat de uitwerking van het toekomstscenario
niet in de weg mag staan van de urgente inzet om met de doorbraakaanpak tijdig passende
hulp voor iedere jeugdige te vinden. Ook kunnen de pilots doorlopen. Deze leden hebben
wel de indruk dat het slot van de kabinetsreactie erg vrijblijvend oogt, door te stellen
dat het aan het volgende kabinet is of het toekomstscenario doorgang vindt. Hoewel
dat formeel gezien natuurlijk juist is, vragen deze leden hoe u voldoende recht kan
doen aan de gezamenlijke onderzoeksvraag van het Rijk en gemeenten en de resultaten
die nu ter tafel liggen. Zijn dit niet dermate gewichtige vraagstukken dat ze idealiter
de duur van een kabinetsperiode zouden moeten overstijgen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de probleemschets van de toekomstverkenning
ook wordt benoemd dat de verdeling van verantwoordelijkheden over verschillende ministeries
ongunstig is. In hoeverre wordt dit vraagstuk al met voorrang verkend, zodat dit kan
meewegen in het formatieproces?
Deze leden vragen in hoeverre het risico bestaat dat de nieuw te vormen regionale
veiligheidsteams gelijkenis gaan vertonen met de Bureaus Jeugdzorg, waarvan juist
vanwege grote onvrede afscheid is genomen. Op welke punten vertonen beide structuren
wezenlijke verschillen?
Voornoemde leden lezen dat in het toekomstscenario bij belangrijke beslissingen altijd
toetsing en tegenspraak wordt georganiseerd, onder meer door andere veiligheidsteams.
Daarnaast wordt de rol van gedragswetenschappers benoemd. Deze leden vragen of u kunt
bevestigen dat bij goede rechtswaarborgen ook altijd het uitgangspunt hoort dat op
grond van verantwoorde werktoedeling oordelen over specifieke aspecten van een casus
alleen gegeven kunnen worden door degenen die daarvoor gekwalificeerd zijn en dat
dit in de verantwoording en procedures ook duidelijk moet blijken.
De leden van de SGP-fractie constateren dat herhaaldelijk gewezen wordt op de beoogde
publiekrechtelijke regeling van de veiligheidsteams. Deze leden wijzen erop dat dit
een belangrijke trendbreuk lijkt sinds de wettelijke regeling van de kinderbescherming,
die normaliter altijd door privaatrechtelijke organisaties (met publieke taken) werd
uitgevoerd. Deze leden vragen op dit punt een uitgebreidere reflectie op de overwegingen
bij het toekomstscenario en ook de risico’s die met het voorstel gepaard kunnen gaan.
Voornoemde leden vragen op welke wijze u het belang van identiteitsgebonden hulp,
zoals verankerd in de Jeugdwet, gewaarborgd ziet in het toekomstscenario. Onderkent
u dat het voor de kwaliteit van het aanbod van belang is om rekening te houden met
de achtergrond van jeugdigen en gezinnen? Deze leden vragen of dit perspectief ook
duidelijk meegenomen wordt in de consultatiefase vanaf juni. Worden organisaties in
het jeugdveld die hier in het bijzonder ervaring mee hebben ook actief uitgenodigd
om te reageren op de toekomstvisie?
Deze leden merken op dat in een eerder stadium in het parlement aandacht is gevraagd
voor buitenlandse voorbeelden die vergelijkbaar kunnen zijn met de richting die nu
voorgesteld wordt, zoals het Duitse Jugendamt. Worden zulke praktijkvoorbeelden meegenomen
in de uitwerking en worden ervaringen uit andere landen benut om problemen te vermijden?
Beleidsreactie op het RSJ-advies «Perspectief besluit in de jeugdbescherming»
De leden van de SGP-fractie constateren dat u geen reden ziet om met enige urgentie
de positie van kinderen en ouders inzake het perspectiefbesluit te verbeteren. Deze
leden vragen waarom hiermee erg snel voorbijgegaan lijkt te worden aan de zorgen die
vanuit de wetenschap, door kinderrechters en uiteindelijk door de RSJ geuit zijn.
Is dit geen aanleiding om toch met voortvarendheid de onduidelijkheid en verschillen
die in den lande kunnen bestaan, bijvoorbeeld de verschillende praktijken bij gecertificeerde
instellingen, weg te nemen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat u geen noodzaak ziet om te waarborgen
dat wezenlijke besluiten over de toekomst van kinderen en gezinnen altijd binnen korte
tijd rechterlijk worden getoetst. Deze leden vragen hoe u zich met deze positie rekenschap
geeft van de Europese jurisprudentie die vereist dat teneinde ingrijpende besluiten
zoveel mogelijk te vermijden actief gewerkt moet worden aan terugkeer van de jeugdige,
terwijl het in de huidige situatie zo kan zijn dat al langere tijd niet meer gewerkt
wordt aan terugkeer voordat het verzoek om gezagsbeëindiging door de rechter getoetst
wordt. Ook constateren deze leden dat het perspectiefbesluit in veel gevallen inhoudelijk
eigenlijk het besluit tot gezagsbeëindiging betekent, maar de rechtsbescherming ertegen
wordt uitgesteld. Waarom kiest u ervoor om voor de uiteenlopende situaties te volstaan
met nadere afspraken en geen heldere wettelijke basis te creëren?
Rechtswaarborgen
De leden van de SGP-fractie vragen of u inmiddels in overleg bent getreden met de
Raad voor de rechtspraak over de uitvoering van de Kamerbreed aanvaarde motie over
een actievere toets op zorgvuldigheid en rechtmatigheid bij maatregelen van kinderbescherming
(Kamerstuk 35 570 VI, nr. 74).
II. Reactie van de Minister voor Rechtsbescherming
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.