Lijst van vragen : Lijst van vragen inzake Financiële positie gemeenten (Kamerstuk 35570-B-19)
2021D17464 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 15 april
2021 inzake de Financiële positie van gemeenten (Kamerstuk 35 570-B, nr. 19).
De fungerend voorzitter van de commissie, M. Bosma
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Nr
Vraag
1
Waarom is in de begroting voor 2016 het Financieel Overzicht Gemeenten afgeschaft?
Waarom was er sprake van een «beperkte gebruikswaarde»? Had met dit instrument eerder
inzicht kunnen worden verkregen in de financiële positie van gemeenten?
2
Hoe komen de fondsbeheerders tot een gezamenlijk standpunt indien dit wordt geconstateerd?
3
Heeft de Minister van BZK naast de verantwoordelijkheid als fondsbeheerder ook een
eigen, aparte verantwoordelijkheid voor de (financiële) positie van decentrale overheden?
4
Welk correctiemechanisme is er indien gedurende een kabinetsperiode wordt geconstateerd
dat gemeenten te weinig middelen hebben?
5
Hoe worden medeoverheden betrokken bij de integrale afweging over het structureel
benodigde budget voor Jeugdzorg en andere, vergelijkbare dossiers?
6
Kunt u aangeven wat de gemiddelde stijging van de gemeentelijke lasten is, anders
dan de OZB, zoals de afvalstofheffing, over de afgelopen 10 jaar?
7
In hoeverre is het noodzakelijk dat reeds bij de begroting voor het jaar 2022 extra
geld voor gemeenten wordt uitgetrokken?
8
Klopt het dat de opschalingskorting voor 2022 en verder blijft staan? Om welk bedrag
gaat dit in 2022 en hoe verhoudt zich dit tot de extra incidentele middelen voor Jeugdzorg?
9
Waarom wordt vanwege de tekorten in de jeugdzorg de oploop van de opschalingskorting
ook niet voor 2022 en verder geschrapt?
10
Wat is de totale omvang van uitgestelde investeringen?
11
Welke (financiële) risico’s brengen de «stille lasten» met zich mee?
12
Hoe wordt voorkomen dat gemeenten te weinig investeren in beheer en onderhoud?
13
Is er een gezamenlijke investeringsagenda van Rijk en decentrale overheden waarin
gezamenlijke investeringen zijn weergegeven?
14
Welke afspraken zijn er tussen Rijk en medeoverheden op terreinen waar gezamenlijk
in geïnvesteerd moet worden, zoals bijvoorbeeld klimaat en wonen?
15
Kan de zin «Ik werk dan ook met gemeenten, provincies en waterschappen gezamenlijk
aan de voorbereidingen voor (...) een beter en integraal besluit [genomen]
over de interbestuurlijke en financiële verhoudingen» worden geconcretiseerd? Waaruit
bestaan die voorbereidingen?
16
Hoe komt het dat de verschillen in voorzieningsniveau zo zijn toegenomen in 5 jaar,
zoals te zien is in de diagrammen op pagina 13?
17
Hoe verhoudt de duur van de kabinetsformatie zich tot het opstellen van een meerjarig
sluitende begroting?
18
Hebben de fondsbeheerders de mogelijkheid om het gemeentefonds te verhogen als blijkt
dat er structureel te weinig middelen voor gemeenten zijn?
19
Als objectief wordt vastgesteld dat gemeenten te weinig middelen hebben, maar het
Rijk om wat voor reden ook geen aanleiding ziet het gemeentefonds te verhogen, wat
staat gemeenten dan te doen?
20
Als de omvang van het gemeentefonds te laag is, is het dan niet logisch dat gemeenten
vooral klagen over te weinig geld?
21
In hoeverre hebben fondsbeheerders de mogelijkheid om los van elkaar te constateren
dat gemeenten structureel te weinig middelen hebben?
22
Welke taken zijn sinds 2010 toegevoegd aan het gemeentelijk takenpakket? Welke middelen
zijn hiervoor toegevoegd aan het gemeentefonds?
23
Hoeveel bibliotheken en zwembaden zijn er de afgelopen vijf jaar gesloten wegens financiële
tekorten bij gemeenten?
24
Hoe vaak komt het voor dat gemeenten de minimaregelingen hebben versoberd het afgelopen
jaar wegens tekort aan financiële middelen?
25
Wat is de uitgangspositie van gemeenten in de formatie? Worden objectief vastgestelde
tekorten of financiële consequenties van Rijksbeleid vanzelf opgenomen in het financieel
kader?
26
Hoe zorgen de fondsbeheerders ervoor dat de financiële gevolgen voor decentrale overheden
van een regeerakkoord conform wettelijke bepalingen (Gemeente- en Provinciewet, Financiële
verhoudingswet) worden vastgesteld en gecompenseerd?
27
Als de uitkomst van een formatie onvoldoende is om de financiële positie van gemeenten
op orde te brengen, of voor nieuwe financiële knelpunten zorgt, hoe wordt dit dan
opgelost?
28
Welke financiële middelen zijn nodig om weer op het onderhoudsniveau van 2010 te komen,
gelet op het feit dat gemeenten investeringen in het fysieke domein uitstellen, wat
leidt tot achterstallig onderhoud?
29
Hoeveel extra financiële middelen zijn nodig om de gemeenten voldoende te faciliteren
als het gaat om de bijdrage aan de landelijke opgave voor klimaatadaptatie, energietransitie
en woningbouw?
30
Hoeveel extra kosten verwachten gemeenten als gevolg van de invoering van de Omgevingswet?
31
Hoelang verwacht het kabinet dat het duurt dat de afname van de investeringen wel
in het straatbeeld zichtbaar is?
32
Wat is het gevolg van het verlengen van de afschrijvingsduur van kapitaalgoederen
voor het voorzieningenniveau en de kwaliteit van leven van burgers?
33
Wat is er door het kabinet gedaan om het verlagen van het solvabiliteitsniveau van
gemeenten af te remmen?
34
In hoeveel gemeenten zijn de lokale lasten gestegen?
35
In 2020 hadden 62 van de 355 gemeenten een ozb-tarief hadden dat hoog genoeg is om
in aanmerking te komen voor artikel 12. Waarom hebben niet veel meer van deze gemeenten
artikel 12 aangevraagd?
36
Wat was de reden dat de opbrengsten uit de ozb stabiel zijn gebleven, terwijl zowel
de huizenprijzen stegen, als het ozb tarief steeg?
37
Wat is de gemiddelde eigen vermogenspositie van gemeenten in Nederland?
38
Hoeveel middelen komen gemeenten tekort voor de uitvoer van de WMO?
39
Kan een beeld gegeven worden van de gemiddelde realisatie in de jaarstukken t.o.v.
de begroting van gemeenten over de jaren 2015–2020?
40
Kan een beeld gegeven worden van de financiële positie van gemeenten per provincie?
En kan hierbij ook worden aangegeven of het beleid van de betreffende provincie invloed
heeft op de financiële positie van de gemeenten (bijvoorbeeld: provincie X doet aan
extra cultuurbeleid en daardoor geven de gemeenten in die provincie minder geld uit
aan cultuur en daardoor is er meer geld voor andere beleidsterreinen)?
41
Wat is het totale beeld van uitgesteld onderhoud aan infrastructuur, openbaar groen,
schoolgebouwen etc.?
42
In hoeveel gemeenten is de afschrijvingsduur van wegen verhoogd en wat is het verwachtte
effect op de kwaliteit van wegen?
43
In hoeveel gemeenten is de afschrijvingsduur van scholen verhoogd en wat is het verwachtte
effect op de kwaliteit van het onderwijs?
44
Wat wordt er gedaan om het solvabiliteitsniveau van de gemeenten waar het solvabiliteitsniveau
onder de 20% ligt te verhogen?
45
In hoeverre wordt rekening gehouden met de uitkomsten van het Cebeon-onderzoek bij
het formuleren van cofinancieringseisen aan medeoverheden?
46
Hoeveel gemeenten geven geen geld uit aan klimaatbeleid wegens tekort aan middelen?
47
Wat is de actuele stand van zaken bij de gemeente Vijfherenlanden m.b.t. de gevolgen
van de gerechtelijke uitspraak inzake een grondkwestie? En op welke wijze helpen de
provincie als toezichthouder en de rijksoverheid deze gemeente?
48
Wat zijn de gevolgen van de kostenbesparende maatregelen die gemeenten hebben ingezet
in het sociaal domein voor burgers?
49
Wat is het verschil tussen het bedrag dat opgenomen is in de gemeentelijke begrotingen
voor de landelijke opgaven en wat er daadwerkelijk nodig is om de landelijke opgaven
uit te voeren?
50
Zorgt de digitaliseringsopgave voor nog grotere overheadkosten in de toekomst?
51
In het rapport van Cebeon «gemeenten in de knel», blz. 45, wordt verwezen naar een
houdbaarheidstest die de VNG heeft ontwikkeld. Is er een verband tussen de score op
die houdbaarheidstest en het al dan niet onder preventief toezicht staan?
52
Is de financiële positie van gemeenten inderdaad met drie kengetallen te beschrijven,
zoals in het rapport van Cebeon wordt beweerd? Zo nee, lukt dat dan wel met meer kengetallen?
Welke kengetallen zijn dat dan?
53
Wat is de gemiddelde schuldenpositie van gemeenten in Nederland?
54
Er zijn nu 2 artikel 12-gemeenten, ondanks de slechte financiële situatie van de gemeenten.
Wanneer komt een gemeente in aanmerking voor art. 12? Welke drempels zijn er voor
gemeenten om een beroep te doen op art. 12? Is er inzicht in de afwegingen van gemeenten
om wel of geen beroep te doen op art. 12?
55
Er zijn signalen dat gemeenten (zoals b.v. Delft) aansturen op preventief toezicht
om zo de urgentie van de problemen aan te duiden. Klopt dit en speelt dit bij meer
gemeenten?
56
De gemeente Haaksbergen heeft een meerjarig sluitende begroting, maar staat op eigen
verzoek onder preventief toezicht. En is dit wettelijk toegestaan? En zijn er meer
gemeenten waarbij dit het geval is?
57
Hoe verklaart u de grote verschillen tussen tussen wat het Rijk van mening is dat
gemeenten aan extra middelen nodig hebben, hoe gemeenten hun financiële positie zelf
zien, en wat twee onafhankelijke onderzoeken ten aanzien van dit onderwerp laten zien?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Martin Bosma, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.