Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de uitvoeringsproblemen rondom het steunpakket bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) (Kamerstuk 35420-231)
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 263
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 mei 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief
van 17 februari 2021 inzake aanvullende steunregeling voor de bruine vloot (Kamerstuk
35 420, nr. 231).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 februari 2021 aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 21 april 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Renkema
Adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Vragen en antwoorden
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen over de uitvoering van het steunpakket
voor ondernemers. De huidige uitvoeringsorganisatie levert een grote prestatie gezien
de enorme aantallen bedrijven die een beroep doen op de Tegemoetkoming Vaste Lasten
(TVL). Ondanks dat veel processen allemaal geautomatiseerd zijn beginnen de problemen
toe te nemen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), met de ondernemers
als voornaamste slachtoffer van deze problemen.
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat het van groot belang is voor ondernemers
om zo snel mogelijk het geld uit de regelingen op hun rekening te ontvangen zodat
zij de crisis kunnen overleven. Deze leden geven graag een voorbeeld. Er is gekozen
voor generieke maatregelen vanwege de snelheid van afhandeling. Dit is een logische
keuze. Wanneer een bedrijf gesloten is terwijl de vaste lasten doorgaan, is het grootste
gevaar een gebrek aan liquiditeit. Het is dan van belang dat er snel geld op de rekening
van een ondernemer komt. Deze leden vragen echter of deze voorstelling van zaken nog
wel overeenkomt met de praktijk. Neem de TVL voor het eerste kwartaal van 2021. Doel
van de keuze voor generieke maatregelen is snelheid. Echter, de TVL Q1 2021 is pas
op 15 februari 2021 opengegaan voor aanvragen. Dat is nog niet het hele verhaal. Omdat
er nog geen goedkeuring is vanuit Brussel zijn er duizenden ondernemers die, naar
de schatting van het kabinet, pas medio maart hun aanvraag kunnen indienen. Wanneer
we uitgaan van termijn van uitbetaling tussen 1 en 3 weken, krijgen deze ondernemers
dus pas ná het eerste kwartaal van 2021 het geld op de rekening. Deze leden vragen
de Staatssecretaris te reflecteren op dit voorbeeld. Kan de uitvoering van deze regelingen
sneller? Wat is volgens de Staatssecretaris de reden dat sommige ondernemers een volledig
kwartaal moeten wachten voordat zij geld op hun rekening ontvangen?
Antwoord
Allereerst wil ik onderschrijven dat het voor ondernemers van groot belang is om zo
snel mogelijk het geld uit de regelingen op hun rekening te ontvangen, het zijn moeilijke
tijden en veel ondernemers hebben zwaar te lijden onder de economische gevolgen van
de coronacrisis.
Ook wil ik aangeven dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) een buitengewone
prestatie levert bij de uitvoering van de TVL. De organisatie doet er echt alles aan
om ondernemers zo snel mogelijk te helpen.
Het streven is om zoveel mogelijk ondernemers die voor de regeling in aanmerking komen
zo snel mogelijk van financiering te voorzien. Ondernemers hebben die subsidie immers
hard nodig om hun vaste lasten te kunnen blijven betalen. Dit vereist een regeling
die generiek van aard is en die grotendeels via een geautomatiseerd systeem wordt
uitgevoerd. Het aantal aanvragen voor het eerste kwartaal 2021 zit 12 april 2021 boven
de 90.000 en loopt waarschijnlijk op tot meer dan 100.000 Dat brengt het totaal TVL-aanvragen
nu al op meer dan 220.000 aanvragen.
Zowel bij het vormgeven van de regelgeving als in de uitvoering streef ik met RVO.nl
samen altijd naar een optimale balans tussen snelheid en zorgvuldigheid. Waarbij alle
TVL aanvragen snel en zorgvuldig worden behandeld, misbruik wordt voorkomen en aanpassing
van de regeling efficiënt wordt verwerkt. RVO.nl heeft op al deze gebieden in relatief
korte tijd veel voor elkaar gekregen. Meer prioriteit geven aan een van deze aandachtsgebieden
brengt dilemma’s met zich mee. Het sneller doorvoeren van aanpassingen aan de regelingen
kan bijvoorbeeld ten koste gaan van de zorgvuldigheid met hogere kans op misbruik
of oneigenlijk gebruik. Ook het maken en inregelen van een extra regeling of module
gaat weer ten koste van de snelheid waarmee deze wijzigingen en lopende aanvragen
kunnen worden behandeld.
RVO.nl slaagt erin om ondernemers in zeer korte tijd van financiering te voorzien,
in een tempo dat niet vergelijkbaar is met hoe dat normaal verloopt bij subsidieregelingen.
De suggestie dat het in de uitvoering niet goed gaat deel ik dan ook niet. De meeste
ondernemers krijgen binnen een week, soms zelfs de zelfde dag een goedkeuring van
hun aanvraag en dan wordt binnen enkele dagen het voorschot overgemaakt. Over alle
TVL aanvragen tot dusver heeft RVO.nl circa 68% in 1 week en 89% in 3 weken beschikt
en betaald. Voor het grootste deel zijn dit ondernemers van wie de aanvragen automatisch
verwerkt kunnen worden. RVO.nl probeert zoveel mogelijk aanvragen automatisch te verwerken,
maar controle op misbruik en oneigenlijk gebruik maakt het noodzakelijk dat aanvragen
met een hoger risicoprofiel handmatig worden gecontroleerd om te zorgen dat ondernemers
krijgen waar ze recht op hebben. Ook in die gevallen doet RVO.nl er alles aan dit
zo snel mogelijk te laten verlopen. Ook dat duurt gemiddeld ongeveer 3 weken.
Voordat RVO.nl de regeling uit kan voeren moet deze eerst opgesteld worden en goedgekeurd
door de Europese Commissie. De TVL is tussentijds enorm uitgebreid. Van een regeling
voor een beperkt aantal sectoren met een uniforme subsidie, naar een regeling voor
alle sectoren, met een aantal specifieke modules. In de tussentijd zijn meerdere malen
de subsidiepercentages en het maximale subsidiebedrag per onderneming verhoogd. Deze
worden voor TVL Q1 en Q2 2021 nog verder verhoogd, net als het minimumsubsidiebedrag
is verhoogd en de vaste lasten drempel verlaagd. Extra complicerend is daarbij het
feit dat tot tweemaal toe de regeling is aangepast gedurende de openstelling van de
regeling in zowel Q4 2020 als Q1 2021. In vijf maanden tijd is de regeling daarmee
vier keer gewijzigd, waarvan twee keer gedurende de looptijd. Tussen 21 januari en
22 februari zijn op initiatief van het kabinet of op initiatief van uw Kamer acht
wijzigingen doorgevoerd in de TVL. In de bijlage bij deze brief is van alle wijzigingen
in de TVL een overzicht opgenomen1. Het vertalen van deze wijzigingen in een regeling en het goedkeuringsproces neemt
tijd in beslag. Ook dient RVO.nl vervolgens alle systemen aan te passen en moeten
de al ingediende aanvragen worden aangepast. Voor Q4 2020 wordt dit bij de vaststelling
gedaan, bij Q1 2021 tussendoor. De TVL draait op een speciaal ontwikkeld software
platform dat er voor zorgt dat 70–80% van de aanvragen automatisch kan worden verwerkt.
Aanpassing van de systemen vereist een grote zorgvuldigheid, omdat fouten zeer grote
gevolgen kunnen hebben. Complex is dat tussentijdse wijzigingen in de situatie van
ondernemers, zoals overnames, aanpassing van SBI-codes of bezwaren, verwerkt moeten
worden in de nieuwe besluiten. Tegelijkertijd loopt de regeling door. RVO.nl is continu
bezig snelheid en zorgvuldigheid met elkaar in overeenstemming te brengen.
Tot nu toe sluiten de TVL periodes steeds op elkaar aan. Dit betekent dat de TVL in
een kwartaal opengaat nadat de TVL in de vorige periode gesloten is. De beoogde opening
van de TVL Q1 2021 was dinsdag 2 februari jl., (openstelling in het weekend of op
maandag is niet praktisch) na de sluiting van de TVL Q4 2020 op vrijdag 30 januari
jl. Helaas is de openstelling een kleine twee weken vertraagd, omdat de regeling nog
niet was goedgekeurd door de Europese Commissie, onder meer door de enorme piek aan
aanvragen uit alle lidstaten bij de Europese Commissie, zoals ook aangegeven in de
antwoorden op vragen van het lid Aartsen 9 maart jl.2.
De TVL Q1 2021 is op 15 februari jl. opengegaan op basis van de vastgestelde parameters
in december. In de eerste twee weken tijd werden er al meer dan 33.000 duizend aanvragen
goedgekeurd en hebben vervolgens binnen enkele dagen een voorschot op de rekening
gehad. 90% Van de aanvragen wordt binnen 3 weken afgehandeld.
Op 22 februari jl. werd door het kabinet de laatste wijziging in de TVL Q1 doorgevoerd.
De gehele set aan wijzigingen van de periode van 21 januari tot en met 22 februari
jl. is op 15 maart jl. goedgekeurd door de Europese Commissie. De implementatie van
deze wijzigingen vindt stapsgewijs plaats van eind maart tot eind april dit jaar.
Dat een aantal ondernemers tot in april moet wachten totdat ze een extra voorschot
ontvangen voor het eerste kwartaal is voor die ondernemers heel vervelend. Hoewel
we er naar streven zo min mogelijk vertraging op te lopen en waar mogelijk maatwerk
te leveren, is het echter goed te verklaren door de hierboven beschreven oorzaken.
Ik deel dan ook niet het sentiment dat de schuld aan deze vertragingen toe te schrijven
is aan RVO.nl. Voor een verdere toelichting op dit punt verwijs ik naar de Voortgangsrapportage
TVL die ik op 22 maart 2021 naar Uw kamer heb verzonden3.
Kamervragen over toestemming voor staatssteun
Met verwijzing naar Kamervragen van het lid Aartsen over de passage in de brief van
de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 8 februari 2021 inzake toezeggingen
en moties debat steunpakket d.d. 28 januari 2021, waarin staat dat ondernemers tot
eind maart moeten wachten tot zij TVL kunnen aanvragen vanwege het feit dat de Europese
Commissie dan pas haar goedkeuring heeft gegeven (ingezonden 10 februari 2021), vragen
de leden van de VVD-fractie hebben wat de Staatssecretaris vindt van de snelheid van
goedkeuring door de Europese Commissie? Wat is de reden dat de goedkeuring van de
Europese Commissie zo lang op zich laat wachten? Hoe vaak is er contact geweest met
de Europese Commissie om dit proces te versnellen? Zijn er andere landen die aanlopen
tegen hetzelfde probleem? Wat zijn de consequenties als de Staatssecretaris besluit
om de regelingen uit te voeren voordat de Europese Commissie toestemming heeft gegeven?
Heeft de Staatssecretaris overwogen om de regeling alvast uit te voeren zonder toestemming
van de Europese Commissie?
Antwoord
Hiervoor wil ik u verwijzen naar mijn reactie op bovengenoemde kamervragen, dd. 9 maart
20214. Hierin heb ik u een overzicht van alle besluitvormingsmomenten en wijzigingen toegestuurd
en ben ik ook ingegaan op het proces van goedkeuring door de Europese Commissie. Hierin
heb ik ook aangegeven dat het besluit om kleine ondernemers met vaste lasten tussen
de € 2.000 en € 3.000 tot de TVL toe te laten op 21 januari jl. is genomen. Op 9 februari
jl. nam uw Kamer een motie van het lid Gijs van Dijk aan om de drempel verder te verlagen
naar € 1.500 (Kamerstuk 35 669, nr. 6). Deze wijziging is vervolgens, samen met de andere aangekondigde voorstellen uit
de brief van 21 januari 20215, verwerkt in een wijzigingsregeling. Denk hierbij aan het ophogen van het subsidiepercentage,
de openstelling van de regeling voor niet-mkb bedrijven, en de verhoging van de maximale
subsidiebedragen zoals aangekondigd in mijn brief van 24 februari jl.6. Deze is vervolgens voor notificatie aan de Europese Commissie voorgelegd. Ook de
specifieke hardheidsclausule, aangekondigd in de brief SBI-codes bij de TVL van 10 maart
20217 is hier in opgenomen. Op 15 maart 2021 heeft de Europese Commissie haar akkoord gegeven
en de eerste wijzigingsregeling is op 28 maart gepubliceerd. In de voortgangsrapportage
TVL8 heb ik uw Kamer over het vervolgproces ingelicht. Inmiddels is het toekennen en uitbetalen
van voorschotten voor groep ondernemers met vaste lasten tussen de € 1.500 en € 3.000
nagenoeg volledig afgerond.
Kamervragen over TVL-regeling
De leden van de VVD-fractie constateren dat in beantwoording van Kamervragen van de
leden Aartsen, Tielen en Nijkerken-de Haan over problemen die ondernemers ervaren
bij het lopende steun- en herstelpakket (niet op alle vragen volledig antwoord is
gegeven. Deze leden vragen of de Staatssecretaris nogmaals wil antwoorden op de volgende
vraag en daarbij haar antwoord cijfermatig wil onderbouwen: «Kunt u aangeven hoe vaak
de Voorraad Gesloten Detailhandel (VGD) in de periode TVLQ4 2020 is toegekend aan
ondernemers? Kunt u aangeven hoe groot het percentage ondernemers is dat de VGD heeft
ontvangen, afgezet tegenover het aantal bedrijven in de detailhandel die gedwongen
gesloten zijn?» (Vraag 5)
Antwoord
De opslag Voorraad Gesloten Detailhandel richt zich op bedrijven in de (niet essentiële)
detailhandel die direct geraakt zijn door maatregelen van de overheid doordat ze verplicht
moesten sluiten. Hetzelfde geldt voor de opslag Horeca Voorraad en Aanpassingen. Deze
opslag was bedoeld voor de cafés en restaurants die verplicht waren om te sluiten
en per direct met afschrijving van voorraad te maken kregen. Dat sluiting van detailhandel
(en bijvoorbeeld de horeca) verder terug in de keten ook effecten zal hebben is zeker.
De omvang van dat effect en wie tot die keten behoort is erg lastig of niet af te
bakenen.
De niet-essentiële detailhandel bestaat uit ongeveer 45.000 bedrijven (CBS-Statline),
waarvan 30.000 met 2 of meer werknemers. Er kunnen diverse redenen zijn waarom niet
alle bedrijven voor de TVL een aanvraag hebben ingediend. Waarom bedrijven geen TVL
aanvragen of kunnen aanvragen, is echter niet te achterhalen. De twee meest voor de
hand liggende redenen zijn dat bedrijven geen 30% omzetverlies hebben geleden in het
vierde kwartaal van 2020 of dat bedrijven onderdeel uitmaken van een bedrijf dat niet
kwalificeert als MKB-onderneming.
Met de Voortgangsrapportage TVL9 van 22 maart jl. heb ik Uw Kamer geïnformeerd over de toekenning en vaststelling
van de Voorraad Gesloten Detailhandel (VGD) voor TVL Q4. Binnen TVL Q4 2020 komen
6628 aanvragers van de TVL in aanmerking voor de VGD. Binnen TVL Q1 waren dit per
9 april ongeveer 13750. Dit is een tussenstand, aangezien de aanvraagperiode voor
TVL Q1 2021 nog loopt tot half mei voor aanvragen.
Dit betekend dat van de niet-essentiële detailhandel, inclusief alle eenmanszaken
en zzp’ers 30% tot nu toe voor TVL Q1 2021 subsidie heeft aangevraagd. Van de bedrijven
met 2 of meer werknemers is dat 45%.
De leden van de VVD-fractie constateren verder dat de Staatssecretaris niet noemt
hoeveel capaciteit de aangekondigde startersregeling gaat vergen. Deze leden vragen
de Staatssecretaris in fulltime equivalents (fte’s) aan te geven hoeveel capaciteit
er nodig is om deze regeling eerder dan april of mei uit te voeren.
Antwoord
Het is niet mogelijk om de regeling eerder open te stellen dan de tweede helft van
mei, ook niet met inzet van extra capaciteit. Het ontwerpen van een regeling kost
tijd, aangezien het om een nieuwe doelgroep gaat en daarmee de TVL niet één op één
gekopieerd kan worden. Naast het ontwerpen van de regeling, dienen ook de systemen
voor de uitvoering van de regeling gebouwd te worden. Dit kan pas op het moment dat
er een duidelijk beeld is hoe de regeling vorm krijgt. Het aantal mensen met de specifieke
deskundigheid om de afhandelprogrammatuur te ontwerpen is bovendien schaars en deze
deskundigheid is ook nodig is om de aanpassingen van de TVL voor het eerste kwartaal
van 2021 in te regelen.
De grote hoeveelheid wijzigingen in de TVL en de nieuwe startersregeling zijn tegelijk
aangekondigd. Dit betekent niet dat alles ook tegelijk ontworpen, geïmplementeerd
en uitgevoerd kan worden. Zie hiervoor ook de Voorgangsrapportage TVL. Ik probeer
zoveel mogelijk naast elkaar te opereren, maar er zitten grenzen aan de specialistische
ingewerkte capaciteit van mijn ministerie en van de uitvoering bij RVO.nl. De startersregeling
is reeds voor pre-notificatie naar de Europese Commissie verzonden.
De leden van de VVD-fractie lezen in dezelfde antwoorden dat de Staatssecretaris aangeeft
dat er door de RVO 80 fte extra is aangetrokken om de uitvoering van de TVL te behandelen.
Uit het feit dat veel regelingen zwaar zijn vertraagd en dat de uitvoeringsproblemen
de oorzaak zijn dat ondernemers niet kunnen worden geholpen concluderen deze leden
dat de betreffende 80 fte niet voldoende is om de uitvoeringsproblemen op te lossen.
Deelt de Staatssecretaris deze conclusie? Vindt de Staatssecretaris 80 fte voldoende
of had zij graag meer capaciteit willen aantrekken? Waarom is dat niet gebeurd? Hoeveel
fte zou er in theorie nodig zijn om alle regelingen spoedig uit te voeren? Hoeveel
vacatures staan er momenteel uit ter versterking van RVO voor de uitvoering fte? Kan
de Staatssecretaris deze vragen los beantwoorden?
Antwoord
Hiervoor wil ik u ook verwijzen naar de antwoorden op de vragen over de derde incidentele
suppletoire EZK-begroting 202110 waar ik in ga op de inzet van capaciteit door RVO.nl.
Hierin is onder meer aangegeven dat de uitvoering van alle verschillende regelingen,
waarvan de TVL verreweg de grootste is, een intensieve samenwerking is tussen alle
disciplines binnen de subsidiepraktijk van RVO.nl en organisaties buiten de RVO.nl,
zoals de KvK. Sinds de opening van de TVL tot aan dit moment is de regeling in aantallen
en complexiteit enorm gegroeid. RVO.nl beweegt mee met deze ontwikkelingen en schaalt
voortdurend op.
RVO.nl voert de TVL-regeling grotendeels uit via een geautomatiseerd uitvoeringsproces.
Wijzigingen in regelingen en nieuwe regelingen vragen om samenhangende aanpassingen
in technische systemen en processen, die zorgvuldig moeten worden uitgevoerd om fouten
te voorkomen. Dit doet RVO.nl grotendeels in één digitale systeemketen. Hiermee houdt
RVO.nl alle aanvragen en correspondentie per ondernemer in één dossier bij elkaar.
Dit voorkomt versnippering in het proces en zo staat een klantgerichte afhandeling
centraal, met voldoende waarborgen tegen oneigenlijk gebruik van de regeling. Aanpassingen
in dit proces hierin vergen tijd omdat ze zorgvuldig moeten worden doorgevoerd en
getest. Extra inzet van medewerkers gaat dat niet versnellen, wijzigingen kunnen niet
parallel worden doorgevoerd. Zie voor een verdere toelichting hierop de Voorgangsrapportage
TVL.
Daar waar naast het geautomatiseerde uitvoeringsproces handmatige controle nodig is,
wordt gestreefd naar snelle afhandeling. Dat betekent dat 90% binnen 3 weken wordt
afgehandeld. In de uitzonderlijke gevallen waarin de wettelijke termijnen niet kunnen
worden gehaald, bijvoorbeeld wanneer er tussentijds wijzigingen in een regeling worden
doorgevoerd (zoals het toevoegen van SBI codes aan de doelgroep), worden ondernemers
hier altijd van op de hoogte gesteld.
Naast de inregeling in de systemen is ook voor de uitvoering van de regeling de schaal
en complexiteit toegenomen. Hiervoor hanteert RVO.nl een continu opschalingsplan.
De TVL neemt nu ongeveer 35% van de beschikbare capaciteit voor nationale regelingen
in beslag, circa 300 fte. Dit wordt telkens opgeschaald in lijn met de uitbreidingen
van de TVL, de komende weken is dat weer met +25% naar ongeveer 400 fte. Hierbij wordt
gebruik gemaakt van werving- en selectiebureaus voor inhuur van tijdelijk specialistisch
personeel.
Voor elke gerichte opschaling geldt een opleidings- en inwerktraject. Hierbij geldt
dat snelle opschaling niet direct leidt tot snellere uitvoeringsprocessen. Binnen
de gehele uitvoering moet de kwaliteitsstandaard strak bewaakt worden om complexe
hersteloperaties te voorkomen. Het proces van opschalen is een afgewogen balans tussen
capaciteit verhogen en het lopende uitvoeringsproces niet te vertragen.
Daarbij werkt RVO.nl voor de uitvoering van de coronaregelingen zeer intensief samen
met de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel, de bancaire sector, DICTU en andere
partners.
De leden van de VVD-fractie vragen of er niet gezocht moet worden naar extra ondersteuning
voor RVO voor de uitvoering van de TVL. Deze leden concluderen dat RVO goed in staat
is om op grote schaal geautomatiseerd het werk te verrichten met de bijbehorende klachtenafhandeling.
Het maatwerk blijft echter een uitdaging en komt niet voldoende van de grond. Acht
de Staatssecretaris het verstandig om ook naar andere organisaties, publiek of privaat,
te kijken voor het uitvoeren van de maatwerkregelingen? Zo nee, waarom niet? Is er
al reeds contact geweest met gemeenten, provincies, brancheorganisaties of andere
externe partijen om te kijken welke hulp van externe partijen kan worden verkregen
bij de uitvoering? Bijvoorbeeld via Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). In
hoeverre gebeurt dit al? Wat vindt de Staatssecretaris van het idee om de uitvoering
van de motie-Amhaouch die vraagt om een apart loket binnen de TVL voor schrijnende
gevallen (Kamerstuk 35 669, nr. 19 ) bij een externe partij te beleggen met de bevoegdheid om maatwerk te kunnen bieden?
Zijn er organisaties die reeds hun hulp aangeboden hebben voor wat betreft de uitvoering
van de TVL? Welke organisaties zijn dat? Kan de Staatssecretaris deze vragen los beantwoorden?
Antwoord
Terecht stellen de leden van de VVD fractie dat de uitvoering van de TVL in hoge mate
geautomatiseerd verloopt. Hierbij geldt dat alle TVL modules op hetzelfde software
platform draaien of zijn daar aan zijn gelinkt. Zo zijn specifieke modules zoals de
evenementenmodule direct gekoppeld aan de uitvoering van de TVL. Specifieke maatwerktrajecten
zoals het aanpassen van SBI codes, de afwikkeling van bijzondere gevallen in lijn
met de hierboven genoemde motie Amhaouch zijn ook direct verbonden aan de subsidieverlening
binnen de TVL en moeten worden verwerkt in de systemen binnen RVO.nl die de TVL uitvoeren.
De uitvoering hiervan overhevelen naar andere organisaties zou de dienstverlening
aan ondernemers vertragen en ernstig in gevaar kunnen brengen.
Dit neemt niet weg dat onder meer de decentrale overheden een belangrijke rol kunnen
spelen bij het ondersteunen van ondernemers, bijvoorbeeld door het scheppen van de
aantrekkelijke randvoorwaarden (denk aan de verruimde terrassen en openingstijden
in de zomerperiode), advisering van ondernemers en het verstrekken van aanvullende
financiering voor ondernemers die dat naast de TVL nodig hebben. Ook kunnen zij samen
met branche organisaties signalen aan mij en mijn medewerkers doorgeven. Veel signalen
zijn ook opgehaald bij het onderzoek dat ik heb gedaan, samen met de brancheorganisaties
en de VNG, waarover ik u 31 maart 2021 heb geïnformeerd.11 Mijn Ministerie overlegt (samen met andere departementen) sinds september vorig jaar
met VNG en andere regionale partijen als IPO, provincies en ROM’s over maatregelen
voor economisch herstel. Aanleiding voor dit overleg was het initiatief van IPO om
te komen tot een IPO Herstelplan, waarin wordt ingezet op bovenregionale samenwerking
en op prioritaire thema’s als ontwikkelkracht/innovatie, breed mkb, human capital
en gebiedsontwikkeling. Op deze thema’s zijn afspraken gemaakt over de koppeling van
de regionale inzet, waaronder die van de VNG, met de inzet en aanpakken/instrumenten
aan Rijkskant. Deze afspraken zijn verwoord in de Kamerbrief van 16 december 202012als reactie op een motie Heerma-Segers over het IPO Herstelplan
RVO.nl is de commissie bijzondere gevallen gestart, ondersteund door de hierboven
genoemde motie van het lid Amhaouch. Zoals ik in mijn brief van 26 februari jl13. heb aangegeven wordt op dit moment uitvoering gegeven aan de hierboven genoemde
motie Amhaouch. De voortgang heb ik toegelicht in de Voortgangsrapportage TVL. Er
is een commissie gevormd en RVO.nl beoordeelt de bijzondere gevallen, in deze motie
schrijnende gevallen genoemd. Dit heeft er toe geleid dat meer dan honderd ondernemers
alsnog een TVL aanvraag kunnen dienen, die dat op basis van de geautomatiseerde toepassing
van de TVL regeling niet hadden kunnen doen. Op dit moment zijn er iets meer dan 150
ondernemers van wie hun aanvraag via deze procedure voor bijzondere gevallen opnieuw
beoordeeld zal worden. Deze zaken komen in beeld doordat ze zichzelf melden via een
bezwaar, maar ook meer algemeen omdat ze via RVO-klantcontact worden opgemerkt, door
brancheorganisaties die het onder de aandacht brengen en dergelijke. Ik zie geen mogelijkheid
en geen noodzaak om de behandeling van deze gevallen bij een externe partij te beleggen.
RVO.nl heeft 15 extra fte juridische expertise ingehuurd om deze gevallen en andere
bezwaren zo snel mogelijk af te kunnen handelen.
De leden van de VVD-fractie zien dat er steeds meer ondernemers buiten de boot vallen
vanwege het ontbreken van referentieomzet in 2019. Tijdens de TVL in Q3 2020 en Q4
2020 was er al sprake van groepen ondernemers die buiten de boot vielen omdat zij
geen referentieomzet in de laatste kwartalen van 2019 hadden. Dit betrof vaak startende
ondernemers maar ook ondernemers die in de laatste kwartalen van 2019 hadden verbouwd
of waarbij de ondernemer zelf ziek is geweest. Met de aangekondigde startersregeling
is een deel van deze groep deels geholpen. Een ander deel echter niet. Deelt de Staatssecretaris
deze conclusie? Deze ondernemers komen vaak ook niet in aanmerking voor de tijdelijke
Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). Vindt de Staatssecretaris het verkoopbaar
dat er een groep ondernemers is die zowel niet voor de TVL als voor de NOW in aanmerking
komen vanwege het ontbreken van referentieomzet in een door het kabinet gekozen periode?
Is de Staatssecretaris bereid om te kijken of er voor deze groep, die helemaal nog
geen steun heeft ontvangen, toch een aparte regeling gestart kan worden? Wil de Staatssecretaris
kijken of een andere externe partij kan helpen bij de uitvoering van zo’n maatwerkregeling?
Welke mogelijkheden bestaan hiervoor? Heeft de Staatssecretaris deze mogelijkheden
al verkend?
Antwoord
De signalen van ondernemers die niet of niet meer in aanmerking komen voor de TVL
door de referentiesystematiek heb ik ook ontvangen. Dit gaat er bijvoorbeeld om dat
de referentieperiode voor Q1 2021 op het eerste kwartaal 2019 is vastgesteld,
Conform de motie van het lid Aartsen14 en zoals hierboven aangegeven heb ik u 31 maart geïnformeerd over de rapportage die
ik hierover heb opgesteld samen met brancheorganisaties en de VNG15. Ook uit deze rapportage blijkt dat een groep ondernemers knelpunten ervaart met
de referentiesystematiek. Ik bekijk op dit moment oplossingsrichtingen om dit probleem
in de toekomst te kunnen oplossen en zal uw Kamer hierover medio april informeren.
Daarbij wil ik wel aantekenen dat er altijd gevallen blijven waarin ondernemers om
diverse redenen niet in aanmerking komen voor de regelingen. Ik zou heel graag alle
ondernemers persoonlijk maatwerk willen bieden, maar dat kan ik niet waarmaken. Ik
wil immers ook dat ondernemingen die in aanmerking komen voor de regelingen snel hun
geld kunnen ontvangen. Veel maatwerk raakt de uitvoeringsprocessen en zorgt ervoor
dat het geautomatiseerde systeem wordt geraakt en/of vertraagd. Uiteindelijk moet
het rechtmatig en verantwoord in de systemen staan zodat altijd in één klantdossier
alles terug te vinden is. Dat vereist een generiek karakter van de regelingen.
Zoals ik eerder heb laten weten stelt de uitvoering van de TVL zeer hoge eisen aan
het IT systeem. Het laten uitvoeren van onderdelen van de TVL, al dan niet als een
aparte maatwerkregeling, door derde partijen zal naar mijn stellige overtuiging grote
problemen in de uitvoering opleveren en wordt door mij dan ook als onwenselijk en
onhaalbaar bestempeld.
Ook de NOW betreft een generieke regeling, en gezien dit karakter en de noodzaak om
werkgevers zo snel mogelijk te kunnen voorzien in hun tegemoetkoming, is maatwerk
binnen die regeling niet mogelijk. Dit brengt een te zware last voor de uitvoering
met zich mee. In het antwoord op de vragen van de leden van uw fractie Aartsen Tielen,
Nijkerken-De Haan van 23 feb jl.16 heb ik mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onder andere
het gebruik van de referentieperiode en de daarbij gemaakte afwegingen voor de NOW
toegelicht.
De leden van de VVD-fractie stellen dat de groep ondernemers die buiten de boot vallen
inmiddels zelfs groter wordt. Dat komt omdat de referentieperiode van de TVL is verschoven
van Q4 2019 naar Q1 2019. Dit betekent concreet dat ook ondernemers die in het eerste
kwartaal van 2019 nog onvoldoende omzet hadden om in aanmerking te komen voor de TVL
nu buiten de boot vallen. Dit betreft dus onder andere ondernemers die zijn gestart
met hun onderneming in 2018. Ziet de Staatssecretaris dit probleem ook? Vindt de Staatssecretaris
het verkoopbaar dat deze ondernemers in het eerste kwartaal van 2021 buiten de boot
vallen terwijl zij in het vierde kwartaal van 2020 wel TVL hebben ontvangen? Wat zou
een oplossing zijn voor deze groep ondernemers? Zou het een oplossing zijn om deze
ondernemers hetzelfde bedrag te geven als wat zij aan steun hebben ontvangen in het
vierde kwartaal van 2020?
Antwoord
Ik signaleer dit probleem ook. Deze situaties heb ik meegenomen in de rapportage waar
ik in de voorgaande vraag naar refereerde
De keuze voor deze referentieperiode heb ik gemaakt, omdat de referentiesystematiek
van de TVL zo is ingericht, dat de subsidie wordt gebaseerd op het omzetverlies vergeleken
met dezelfde periode in het jaar dat er wel volledige omzet gedraaid kon worden. Aangezien
in het eerste kwartaal van 2020 een groot aantal ondernemers al gevolgen van de coronacrisis
ondervond en er in maart al zware contactbeperkende maatregelen golden, heb ik ervoor
gekozen dit kwartaal niet als referentieperiode te kiezen, maar het eerste kwartaal
van 2019.
De leden van de VVD-fractie krijgen ook enkele signalen van ondernemers waarvan veel
bewijsmateriaal wordt gevraagd bij de controle en definitieve vaststelling van de
TVL. Kan de Staatssecretaris aangeven welke documenten en informatie er moeten worden
aangeleverd bij de verantwoording van de TVL? Klopt het dat bij een ontvangen bedrag
boven de 125.000 euro een accountantsverklaring verplicht is? Op basis waarvan is
dit besloten? Klopt het dat dit geen Europese verplichting is maar een verplichting
waartoe het kabinet zelf heeft besloten? Is de Staatssecretaris bereid om deze verplichting
los te laten gezien het feit dat zij daarmee ondernemers op extra kosten jaagt? Zo
nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris deze vragen los beantwoorden?
Antwoord
In de brief aan uw kamer over risicobeheersing TVL d.d. 14 januari 202117 is toegelicht hoe de risico’s bij de uitvoering van de TVL worden gemitigeerd, hoe
het proces van aanvragen, verlening en vaststelling is vormgegeven en wat hierbij
van de ondernemer wordt gevraagd. In het kader van de vaststelling wordt gevraagd
naar de werkelijke omzet in de referentieperiode en de subsidieperiode. Als deze omzet
significant afwijkt van de bij de Belastingdienst bekende gegevens, wordt extra informatie
opgevraagd om dit verschil te kunnen verklaren. Het soort documenten dat wordt opgevraagd
is hetzelfde als ten behoeve van de subsidieverlening, namelijk: BTW aangifte, jaarstukken
of een kopie van de eigen administratie. Ook kunnen afschriften van rekeningen, kopieën
van bankpassen en overige bewijzen worden opgevraagd om de samenstelling van een onderneming,
de omzet of andere voorwaarden voor subsidie te kunnen controleren.
Ten aanzien van de intensiveringen van TVL Q1 2021 geldt dat er aan grotere bedrijven
en aan het mkb hogere subsidiebedragen verstrekt kunnen worden. Bij bedragen boven
€ 125.000 is een accountantsproduct verplicht. De significante verhoging van het subsidiebedrag
tot maximaal € 600.000 (en inclusief opslag VGD tot € 900.000) rechtvaardigt dat extra
zekerheden worden gevraagd. Dit grensbedrag van € 125.000 is in lijn met de grensbedragen
zoals opgenomen in de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking18 die bij alle subsidieverstrekkingen wordt gehanteerd. Dit is dus geen Europese verplichting
maar betreft wel rijksbeleid. Het accountantsproduct is nodig in het kader van de
controle op de randvoorwaarden van de regeling, waaronder ook de Europese staatssteuneisen
Op dit moment wordt een accountantsprotocol opgesteld waarin wordt beschreven welke
vereiste aan het accountantsproduct worden gesteld. Dit wordt ook met de NBA, de Koninklijke
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants besproken. Het streven is daarbij deze
eisen te beperken tot het noodzakelijke en zo de lastendruk voor de ondernemer zo
beperkt mogelijk te houden.
Motie-Dijkhoff c.s.
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over de uitvoering van de motie
van het lid Dijkhoff c.s. over zo goed als renteloze leningen voor startende ondernemers
ter overbrugging van de periode die zij moeten wachten tot de startersregeling wordt
uitgekeerd (Kamerstuk 25 295, nr. 772). Deze leningen zijn aangekondigd in december 2019. Het kabinet gaf toen aan enkele
weken nodig te hebben voor toestemming van Brussel. Is deze toestemming er inmiddels
al? Wanneer is deze goedkeuring indient bij de Europese Commissie? Deze leden gaan
ervan uit dat dit onder zeer grote urgentie is gedaan ten tijde van de uitvoering
van de motie in december 2020. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze leningen ook
gaan gelden voor de uitgebreide groep «startende ondernemers» zoals opgedragen aan
het kabinet in de motie van het lid Aartsen over uitbreiding van de groep ondernemers
vanaf 1 oktober 2019 inschrijving Kamer van Koophandel (KvK) (Kamerstuk 35 669, nr. 15)?
Antwoord
De ophoging van de regulier overbruggingskredieten voor 30 mln. is 23 februari jl.
informeel aangemeld bij de Europese Commissie (EC). De formele notificatie is 9 maart
jl. ingediend. De EC heeft 25 maart jl. goedkeuring verleend aan de overbruggingskredieten.
De stukken voor de Corona overbruggingskredieten voor starters zijn 19 maart jl. informeel
aangemeld bij de EC. De groep starters gaat om bedrijven die gestart zijn in Q1 en
Q2 2020. In de Kamerbrief van 21 januari jl.19 is aangegeven dat de kredieten voor deze groep vanaf Q2 beschikbaar zijn.
De startersregeling heeft betrekking op starters vanaf 1 oktober 2019 zoals gevraagd
in de motie van het lid Aartsen20.
Regeling voor de evenementenbranche
De leden van de VVD-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de uitvoering van
de zogeheten evenementenmodule Vaste Lasten Evenementenbranche (VLE). Deze module
is aangekondigd in september 2020 om kermissen en evenementenbedrijven te ondersteunen
in de winterperiode. Op 18 februari 2021, zes maanden later, is de regeling eindelijk
opengegaan. Ondanks herhaaldelijke opmerkingen van de sector zelf en enkele Kamerleden
in de debatten heeft de Staatssecretaris besloten om vast te houden aan het harde
criterium dat alle bedrijven die geen aanspraak kunnen maken op de TVL Q4 in aanmerking
komen voor de VLE. Dit betekent volgens deze leden dat heel veel ondernemers die nét
het minimum van 1.000 euro aan vergoeding halen, deze VLE niet ontvangen terwijl de
vergoeding van het minimum totaal niet voldoet aan de vaste lasten die zij hebben.
Inmiddels hebben de kermisbonden aangegeven dat 98% van de kermisondernemers niet
in aanmerking komen voor de VLE. Deelt de Staatssecretaris de mening dat de VLE in
de huidige vorm een dode mus is voor de ondernemers waarvoor deze bedoeld is? Is de
Staatssecretaris bereid om de genoemde voorwaarde te laten vervallen?
Antwoord
De evenementenmodule is aangekondigd in de brief van 27 oktober 2020, «Aanvullingen
op het steun en herstelpakket»21 en verder uitgewerkt in de brief van 9 december 2020: «Aanpassingen in het economische
steun en herstelpakket22. Over de invulling van de evenementenmodule en overleg met sector hierover heb ik
u geïnformeerd in mijn brief met de antwoorden op de vragen gesteld door de leden
Aartsen, Tielen, Nijkerken-de Haan (allen VVD) over problemen die ondernemers ervaren
bij het lopende steun- en herstelpakket23 (vraag 6). In deze brieven geef ik aan dat de evenementenmodule specifiek is bedoeld
voor die evenementenbedrijven die in het laagseizoen geen gebruik kunnen maken van
de reguliere TVL omdat ze niet voldoen aan het minimum vaste-lasten vereiste. Reden
daarvoor is dat veel ondernemers in de evenementenindustrie afhankelijk zijn van het
evenementenseizoen en in die periode door de aanhoudende beperkingen veel omzet hebben
gemist. Over die periode hebben ze ook TVL1 kunnen ontvangen. Als vervolgens de toegang
tot de TVL in Q4 2020 en Q1 2021 evenementen-bedrijf niet mogelijk is vanwege beperkte
omzet in de referentieperiode, dan is de evenementenmodule beschikbaar als vangnet.
Echter, zoals ook in deze beantwoording is aangegeven, is deze module een afweging
tussen passende bijdrage aan de sector en onder meer de uitvoerbaarheid van de evenementenmodule
naast de reguliere TVL-regeling. Om beter aan te sluiten bij de seizoensproblematiek
van de sector, wordt, zoals aangegeven in eerder genoemde brief van 9 december, de
evenementenmodule over 2 kwartalen verdeeld. In de evenementenmodule Q1 hebben 470
ondernemers subsidie aangevraagd, en tot 9 april 130 toegekend gekregen. Aanvragen
voor de Evenementenmodule Q1 2021 kunnen worden ingediend van 26 april 2021 tot en
met 26 mei 2021.
Regeling voor de bruine vloot
De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast zorgen over de late uitbetaling van de
regeling voor de bruine vloot. Deze leden hebben hier al eerder mondelinge en schriftelijke
vragen over gesteld en willen van de Staatssecretaris weten wat nu de status is en
wanneer het geld voor de bruine vloot wordt uitgekeerd.
Antwoord
De bruine vloot ondernemers met hun historische zeilschepen zijn door de coronacrisis
in het hart getroffen. Het is helaas onduidelijk wanneer het varen met groepen passagiers
exact weer mogelijk is op deze schepen. Gelukkig hebben deze ondernemers, naast ondersteuning
door familie en vrienden ook goed toegang tot de TVL. De afgelopen periode is de maximale
subsidievergoeding van de TVL aanzienlijk gestegen en is het subsidiepercentage verhoogd.
Dit heeft er voor gezorgd dat er sinds de start van de crisis in maart vorig jaar
ruim € 23 miljoen TOGS/TVL subsidie is toegekend aan bedrijven binnen de codes waar
naast motorschepen en rondvaartboten ook deze ondernemers grotendeels toe behoren:
5010, 5030 en 9103.
In mijn brief van 17 februari 202024 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat daarnaast de Subsidieregeling Bruine Vloot ontwikkeld
wordt zodat de eigenaren van zeilschepen meer dan 50 jaar oud, die dit bedrijfsmatig
exploiteren voor passagiersvaart, verder ondersteund worden. Dit naast de steun die
vanuit het lopende steun en herstelpakket beschikbaar is. De verwachting is daarbij
dat de regeling eind van het tweede kwartaal van 2021 zal worden opengesteld. We verwachten
op korte termijn meer duidelijkheid te geven over de nadere inrichting van de regeling.
Op donderdag 18 maart25 heb ik uw Kamer laten weten dat de onbeantwoorde Kamervragen over de bruine vloot
zullen worden beantwoord nadat de regeling is geschreven.
Kamervragen over CBB-uitspraak
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris in reactie op Kamervragen
van het lid Aartsen over de uitspraak van het College van Beroep voor Bedrijfsleven
(CBb), die ondernemers die bezwaar hebben gemaakt tegen de afwijzing van coronasteun
in het gelijk heeft gesteld (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020/2021, nr. 1567) heeft aangegeven dat zij het dossier van iedereen die bezwaar heeft gemaakt op dit
onderwerp nog eens tegen het licht gaat houden. Deze leden krijgen veel signalen dat
de beslistermijnen in een bezwaarprocedure eindeloos lang duren. Hierdoor zitten ondernemers
in grote onzekerheid. Is de Staatssecretaris bereid om de bezwaarschriften die mogelijkerwijs
vallen onder de nieuwe uitspraak rondom de problematiek met Standaard Bedrijfsindeling
(SBI)-codes met voorrang te behandelen? Wat doet de Staatssecretaris om deze termijnen
in te korten? Is de Staatssecretaris bereid om simpelweg de meest actuele lijst van
SBI-codes op te vragen bij de KvK in plaats van die van elf maanden geleden? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord
Voor het antwoord hierop wil ik verwijzen naar mijn brief van 10 maart jl.26 en de Voortgangsrapportage TVL27 waarin ik aangeef dat RVO.nl er naar streeft voor half april alle lopende bezwaren
op dit onderwerp te hebben afgehandeld.
RVO.nl streeft er naar alle bezwaren binnen de wettelijke beslistermijn van 12 weken
af te handelen. Zo nodig wordt deze termijn in overleg met de bezwaarmaker verlengd.
Dit geldt ook voor de bezwaren die betrekking hebben op de uitspraak van het CBb inzake
SBI-codes. De bezwaren die betrekking hebben op SBI-codes worden zover mogelijk met
voorrang opgepakt. RVO.nl heeft extra capaciteit ingeschakeld om dit te bewerkstelligen.
Het koppelen van een nieuwe lijst SBI codes aan bestaande klantendossiers leidt tot
een oncontroleerbare situatie, ondermijnt de huidige uitvoering van de regeling en
werkt misbruik en oneigenlijk gebruik in de hand. Voor de uitvoerbaarheid van de regeling
is het namelijk van het grootste belang dat klantdossiers volledig blijven en dat
wijzigingen altijd kunnen worden herleid op volgorde en effect. Alleen zo heeft RVO.nl
altijd een compleet overzicht van wat aan ondernemers is toegezegd en uitbetaald en
welke contacten er zijn geweest.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie willen allereerst hun grote waardering uitspreken voor
het vele werk dat de medewerkers van RVO en andere uitvoeringsorganisaties tijdens
de coronacrisis verzetten en waarmee duizenden bedrijven zijn geholpen. Deze leden
hebben de volgende vragen en opmerkingen.
Stand van zaken uitvoering COVID-19 regelingen:
De leden van de CDA-fractie constateren dat de RVO verantwoordelijk is voor de uitvoering
van onder meer de Borgstellingskrediet Landbouw, verruiming en aanpassing Borgstelling
mkb-kredieten in verband met coronacrisis, Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), Kleine
Kredieten Corona garantieregeling (KKC), subsidie dierentuinen voor coronaschade,
Garantie Ondernemingsfinanciering uitbraak coronavirus (GO-C), Kickstartvoucher voor
internationaal actieve ondernemers, Vaste Lasten Evenementenbranche (VLE) Q4 2020
en de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). Deze leden vragen de Staatssecretaris
wat de stand van zaken is ten aanzien van de uitvoering van deze regelingen.
De leden van de CDA-fractie zijn in het bijzonder benieuwd hoeveel bedrijven tot dusver
een aanvraag voor een of meer van deze regelingen hebben gedaan, hoeveel aanvragen
zijn goedgekeurd dan wel afgewezen, wat de meest voorkomende reden(en) van afwijzing
zijn. Hoeveel klachten, bezwaren of herbeoordelingsverzoeken zijn na een afwijzing
ingediend? Binnen welke termijn krijgt een bedrijf bericht na een klacht/bezwaar/herbeoordelingsverzoek?
In hoeveel gevallen wordt na een bezwaar/herbeoordelingsverzoek een aanvraag alsnog
goedgekeurd? Voor welk(e) bedrag(en) is er inmiddels aan bedrijven uitgekeerd? Wat
is de gemiddelde termijn waarbinnen een bedrijf de toegekende subsidie of het krediet
op de rekening heeftstaan? In hoeveel gevallen is misbruik of oneigenlijk gebruik
van regelingen geconstateerd, en hoe hierop is gehandeld?
Antwoord
Voor de voortgang en uitvoering van de TVL en aanverwante regelingen als de Vaste
lasten Evenementenbranche verwijs ik naar de Voorgangsrapportage TVL.
Garantieregelingen KKC – BMKB-C – GO-C
De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) rapporteert in haar Coronamonitor28 van 2 april jl. het aantal offertes dat sinds de eerste lockdown (maart 2020) aan
ondernemers is uitgebracht en het daarmee gemoeide leenbedrag. In totaal hebben de
banken aan ruim 8.200 bedrijven een kredietofferte met staatsgarantie uitgebracht
voor een bedrag van 3,1 miljard euro, waarvan 1,4 miljard euro met de reguliere garantieregelingen
en 1,7 miljard euro met het corona-instrumentarium. Bij het corona-instrumentarium
gelden hogere garantiepercentages dan bij de reguliere garantieregelingen.
In de monitor is o.a. te vinden dat bij de Klein Krediet Corona garantieregeling (KKC)
ruim 1.800 offertes zijn uitgebracht voor een bedrag van 63 miljoen euro. Het garantiebudget
voor 2021 is 250 miljoen. Voor wat betreft de Borgstellingsregeling MKB Kredieten
(BMKB) zijn in de coronaperiode ruim 1.300 offertes uitgebracht voor een bedrag van
972 miljoen euro aan reguliere BMKB-leningen leningen en ruim 4.500 offertes voor
BMKB-Corona leningen met een totaalbedrag van 770 miljoen euro. Het garantiebudget
voor 2021 is 1,5 miljard euro (BMKB en BMKB-C samen). Tot slot zijn voor Garantie
Ondernemingsfinanciering Corona-leningen (GO-C) ruim 95 offertes uitgebracht voor
een bedrag van 985 miljoen euro. Het garantiebudget voor 2021 is 2,5 miljard euro
(inclusief reguliere GO leningen). Er is geen informatie beschikbaar hoeveel aanvragen
zijn afgewezen.
Voor de GO(-C) en de KKC blijft het gebruik achter bij de initiële prognose in het
voorjaar van 2020. Bij die initiële prognoses in het voorjaar van 2020 was het nog
onvoorspelbaar hoe de kredietbehoefte van bedrijven zich zou ontwikkelen. Intussen
geven de banken ook aan dat de noodpakketten sindsdien zijn uitgebreid en tegemoet
komen aan een groot deel van de liquiditeitsbehoefte. De vraag naar krediet zal mogelijk
in de loop van het jaar toenemen als het coronaperspectief verbetert, de noodsteunmaatregelen
worden afgebouwd, ondernemers weer gaan investeren en de werkkapitaalbehoefte toeneemt
door stijgende omzetten.
BIK
Voor de BIK geldt dat het loket nog niet geopend is en er dus ook nog geen aanvragen
zijn gedaan.
Kickstartvoucher
Voor de kickstartvoucher voor internationaal actieve ondernemers zijn, per 26 maart
2021, in totaal 394 aanvragen ingediend (2020: 216, 2021: 178). Hiervan zijn 279 goedgekeurd
(2020: 142, 2021: 137), 96 afgewezen (2020: 73, 2021: 23), en is 1 ingetrokken. Op
26 maart jl. zijn er 18 aanvragen in behandeling. De meest voorkomende redenen van
afwijzing zijn het ontbreken van structurele internationale activiteiten, en het ontbreken
van een directe relatie tussen de dienstverlening die ingehuurd wordt en de buitenlandse
activiteiten die getroffen zijn door corona. Er zijn tot op heden geen klachten of
herbeoordelingsverzoeken ingediend na een afwijzing. Wel zijn er voor de kickstartvouchers
in totaal 5 bezwaren ingediend (2020: 4, 2021: 1). Klachten worden conform hoofdstuk
9 AWB afgehandeld en er wordt binnen 5 werkdagen contact opgenomen met het bedrijf.
Als sprake is van een herbeoordelingsverzoek ontvangt het betreffende bedrijf bericht
dat binnen een redelijke termijn (max. 8 weken) een beslissing volgt. Bij een bezwaar
krijgt het bedrijf binnen een paar dagen bericht van ontvangst na indienen van een
volledig bezwaarschrift. In dit bericht staat ook binnen welke termijn dit bezwaar
wordt afgehandeld. Alle bezwaren zijn binnen de wettelijke termijn afgehandeld. Van
de 4 bezwaren van 2020 is er 1 ingetrokken en zijn er 3 afgewezen. Het bezwaar van
2021 is nog in behandeling.
In totaal is er voor € 681.402 toegekend (2020: € 346.196, 2021: € 335.206). Hiervan
is reeds € 216.523 uitgekeerd (2020: € 204.515, 2021: € 12.008). Uitbetaling van de
kickstartvoucher gebeurt na verzilvering van de voucher. Gemiddeld staat het toegekende
geldbedrag binnen 1 á 2 weken na verzilvering op de rekening van het bedrijf. Er is
voor de kickstartvoucher geen misbruik of oneigenlijk gebruik geconstateerd. In gevallen
dat aanvragen niet voldeden aan de gestelde eisen zijn deze afgewezen.
Borgstelling MKB landbouwkredieten
Vanaf 18 maart 2020 tot 1 april 2021 zijn door de banken i.v.m. de coronacrisis 209
kredieten onder de Borgstelling MKB-Landbouwkredieten Corona (BL-C) verstrekt. Hiervan
zijn 147 kredieten verstrekt in de sierteeltsector (snijbloemen, potplanten en bloembollen).
Totaal gaat het om krediet van € 85 miljoen euro waarvoor de overheid (deels) garant
staat. De overige kredieten zijn breed verspreid over de overige agrarische bedrijfstakken,
met inbegrip van visserij- en aquacultuurbedrijven. Het gemiddeld versterkte krediet
bedrag is circa 0,4 miljoen euro. (bron: RVO.nl29)
De aanvraag van de borgstelling gebeurt via de bank die het krediet verstrekt. Van
de borgstelling kan gebruik gemaakt worden als het bedrijf dat het krediet aanvraagt
voor de coronacrisis (peildatum 31 december 2019) conform de normale bancaire praktijk
als een in de kern gezond bedrijf werd beschouwd. Alle borgstellingen door de banken
zijn aangemeld zijn door RVO.nl verleend.
Stand van zaken subsidie dierentuinen voor coronaschade
Dierentuinen konden in de periode van 22 februari t/m 12 maart 2021 een aanvraag voor
de subsidie dierentuinen voor coronaschade indienen. Er zijn in totaal 44 aanvragen
binnengekomen bij RVO.nl. RVO.nl heeft deze week de eerste voorschotten uitgekeerd
aan een groot deel van de dierentuinen. RVO.nl werkt momenteel aan de beoordelingen
van de laatste dierentuinen. Het is daarom nog niet bekend hoeveel aanvragen er in
totaal zullen worden goedgekeurd en hoeveel geld er in totaal aan de dierentuinen
zal worden uitgekeerd.
De leden van de CDA-fractie willen voorts van de Staatssecretaris weten wanneer de
Regeling bedrijvenschade coronarellen (RBC) opengaat.
Antwoord
De regeling is van 1 april 2021 9.00 uur geopend tot 14 juni 2021 17.00 uur30.
Deze leden vragen hoe en op welke termijn uitvoering wordt gegeven aan de motie van
het lid Amhaouch c.s. over een tegemoetkoming voor de reisbranche (Kamerstuk 35 669, nr. 18).
Antwoord
Zoals aangegeven in de brief Toezeggingen en moties debat steunpakket d.d. 28 januari
2021, is de tegemoetkoming voor de reisbranche verwerkt in een wijzigingsregeling
voor de TVL Q1 2021 samen met alle andere wijzigingen. In de module wordt in de TVL
Q1 2021 een eenmalige opslag opgenomen van 3,4% bovenop het vaste lastenpercentage.
In de Voortgangsrapportage is aangegeven hoe de planning van door te voeren wijzigingen
eruit ziet.
Zij vragen verder hoe en op welke termijn uitvoering wordt gegeven aan de motie van
het lid Amhaouch c.s. over een oplossing voor schrijnende gevallen die buiten de TVL
vallen (Kamerstuk 35 669, nr. 19).
Antwoord
Voor de invulling van het proces rondom de beoordeling van bijzondere gevallen wil
ik u verwijzen naar de brief «Beoordeling bijzondere gevallen binnen de TVL», dd.
26 februari 202131 en Voortgangsrapportage TVL32
Ten slotte vragen deze leden of de RVO ook verantwoordelijk zal zijn voor uitvoering
van de motie-Amhaouch c.s. over een subsidieregeling om de teruggang in R&D-investeringen
te mitigeren (Kamerstuk 35 669, nr. 21).
Antwoord
Ja, EZK werkt aan het opzetten van de subsidieregeling en zal deze vervolgens publiceren,
waarna RVO.nl de uitvoering van de regeling zal verzorgen.
Knelpunten
De leden van de CDA-fractie merken een aantal knelpunten op en vragen de Staatssecretaris
om dieper in te gaan op de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris in algemene zin welke knelpunten
zij zelf waarneemt in de uitvoering van eerdergenoemde COVID-19 regelingen. Wat zijn
de dilemma’s ten aanzien van de snelheid en uitvoerbaarheid enerzijds en maatwerk/menselijke
maat anderzijds? Tegen welke knelpunten lopen medewerkers van de RVO zelf aan? Wat
zijn de meest ontvangen klachten van bedrijven over de uitvoering van de COVID-19
regelingen? In hoeverre is het mogelijk deze knelpunten/klachten op te lossen? Welke
rol kunnen gemeenten, provincies, banken en alternatieve financiers spelen bij het
versnellen en opschalen van (de uitvoering van) COVID-19 regelingen, bijvoorbeeld
door overbrugging of bevoorschotting?
Antwoord
Het streven is om zoveel mogelijk ondernemers die voor de regeling in aanmerking komen
zo snel mogelijk van financiering te voorzien. Ondernemers hebben die subsidie immers
hard nodig om hun vaste lasten te kunnen blijven betalen. Dit vereist een regeling
die generiek van aard is en die grotendeels via een geautomatiseerd systeem wordt
uitgevoerd. Alleen op deze wijze kunnen de inmiddels bijna 220.000 aanvragen, waarvan
90.000 in de huidige openstelling tot dusver tijdig worden verwerkt. Dit beperkt de
ruimte voor maatwerk in de inrichting van de regeling. Tegelijkertijd moet de zorgvuldigheid
en rechtmatigheid worden bewaakt. Dit zijn complexe afwegingen die veel vragen van
de individuele RVO-medewerkers. RVO.nl spant zich daarnaast in om binnen de kaders
van de regeling een oplossing voor ondernemers te zoeken. Ik heb uw Kamer hierover
geïnformeerd in de kamerbrief Beoordeling bijzondere gevallen33. Verder verwijs ik naar de Voortgangsrapportage TVL.
De meeste klachten van ondernemers gaan over de snelheid waarmee besluiten worden
genomen.
In het uitvoeringsproces wordt gestreefd naar snelle afhandeling. RVO.nl streeft er
naar dat op 90% van de aanvragen binnen 3 weken wordt beslist en wordt betaald. Het
grootste deel (>98%) van alle afhandeling vindt plaats binnen de wettelijke termijn
van 8 weken. Ook in weken waarin RVO.nl 40.000 aanvragen in 1 week ontvangt. In de
uitzonderlijke gevallen waarin die termijnen niet kunnen worden gehaald, worden ondernemers
hier altijd tijdig van op de hoogte gesteld. Voor de mogelijke rol voor gemeentes
en andere organisaties verwijs ik naar de antwoorden op vragen van de VVD-fracties.
Herbeoordeling SBI-codes RVO/Registratie KvK
De leden van de CDA-fractie vragen wat de «voorraad» herbeoordelingsverzoeken voor
SBI-codes is. Wanneer zal deze voorraad naar verwachting zijn weggewerkt? Wat is de
gemiddelde termijn waarbinnen een verzoek tot herbeoordeling SBI-code wordt behandeld?
Ontvangt de indiener van een herbeoordelingsverzoek altijd respons van RVO of KvK?
Antwoord
Voor het proces ten aanzien van de herbeoordeling SBI-codes verwijs ik naar de Voortgangsrapportage
TVL en de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie.
De leden van de CDA-fractie merken op dat «Oude» SBI-codes die niet meer overeenkomen
met de huidige, feitelijke bedrijfsactiviteiten, door de KvK kunnen worden aangepast.
De peildatum van de COVID-19 regelingen blijft echter ongewijzigd, waardoor bedrijven
alsnog van regelingen blijven uitgesloten. Hoe zou dit probleem kunnen worden opgelost?
Is het mogelijk om, nu de coronacrisis langer duurt, een nieuwe peildatum, bijvoorbeeld
15 oktober 2020, te gaan hanteren, zodat ook ondernemers met een gecorrigeerde SBI-code
voor regelingen in aanmerking kunnen komen? Naar aanleiding van recente uitspraken
van het College van Beroep voor Bedrijfsleven (CBb), die na bezwaren van ondernemers
concludeerde dat RVO van een andere SBI-code had moeten uitgaan, gaat RVO veel zaken
opnieuw tegen het licht houden. Wanneer krijgen de bedrijven in kwestie duidelijkheid
over hun lopende of opgeschorte bezwaarprocedure?
Antwoord
Ten aanzien van het proces rondom de wijziging SBI-codes verwijs ik naar de Voortgangsrapportage
TVL. Ten aanzien van het overstappen naar een actuele peildatum verwijs ik naar het
antwoord op de vragen van de VVD fractie.
Wat zijn de mogelijkheden om bij een bedrijfsovername of bij juridische/administratieve
wijzigingen tijdens de coronacrisis het «oude» KvK-nummer te registreren, waarmee
een aanvraag voor de TVL bij RVO wordt vergemakkelijkt?
Antwoord
In beginsel wordt het huidige KVK nummer gehanteerd. Er zijn uitzonderingen waarbij
de inschrijfdatum bij de KVK door bepaalde administratieve wijzigingen (zoals een
rechtsvormwijziging) is veranderd. In die gevallen waarbij dit impact heeft op het
aanvragen van de TVL, zijn er handmatige processen bij RVO.nl ingericht waarbij afhankelijk
van de specifieke casus soms de oorspronkelijke inschrijfdatum kan worden gehanteerd.
Dit geldt niet voor overnames (al of niet na faillissement), omdat bij overnames vaak
het karakter of omvang van het bedrijf verandert en dat is voor RVO.nl niet te controleren.
Schrijnende gevallen TVL
De leden van de CDA-fractie vragen wat de meest voorkomende schrijnende gevallen rondom
de TVL zijn. Op basis van welke grondslag wordt onderscheid gemaakt ten aanzien van
ondernemers die een bedrijf aan huis hebben, waardoor zij niet in aanmerking komen
voor de TVL? Hoe gaat dit uitpakken voor de kleine reisbureaus aan huis die in aanmerking
willen komen voor de tegemoetkoming voor de reisbranche? Kan hier een vergelijkbare
uitvoering aan worden gegeven als bijvoorbeeld bij de rijschoolhouders, voor wie de
vestigingsvereiste is logelaten vanwege hun doorlopende vaste lasten? Hoeveel tijd
zal RVO nodig hebben om individuele gevallen door de op te richten commissie binnen
RVO, volgend uit de motie van het lid Amhaouch c.s. over een oplossing voor schrijnende
gevallen die buiten de TVL vallen (Kamerstuk 35 669, nr. 19) te beoordelen en de betreffende ondernemers duidelijkheid te geven?
Antwoord
De regeling is gericht op ondernemers met vaste lasten. Vrijstelling voor het vestigingsvereiste
geldt alleen voor ambulante ondernemingen. Kenmerkend voor deze ondernemingen is dat
zij hun bedrijfsactiviteiten niet uitoefenen vanuit een vaste vestiging, maar afhankelijk
zijn van bedrijfsmiddelen die niet aan een vaste plek zijn gebonden en die voor hoge
vaste kosten zorgen, zoals kermisexploitanten, markthandelaren en zoals de fractieleden
zelf noemen rijschoolhouders. Deze redenering gaat niet op voor ondernemers in de
reisbranche die vanuit huis werken. In het algemeen hebben thuiswerkende ondernemers
minder vaste bedrijfslasten. Ondernemers die aan huis werken met een aparte werkruimte
komen in aanmerking en in de regeling is opgenomen hoe dit aan te tonen. Het loslaten
van het vestigingsvereiste is onuitvoerbaar, er komen dan potentieel honderd duizenden
eenmanszaken of bv’s in aanmerking met vaak weinig zakelijke activiteiten en weinig
vaste bedrijfslasten. De TVL is geen tegemoetkoming in reguliere woonlasten.
Ten aanzien van de vraag over de individuele gevallen en de op te richten commissie,
verwijs ik naar de Voortgangsrapportage TVL en antwoorden op vragen van de VVD-fractie.
Starters
De leden van de CDA-fractie vragen of de op 21 januari 2021 aangekondigde aparte startersregeling
(Kamerstuk 35 420, nr. 217) nog steeds in april/mei 2021 opengaat. Welke factoren staan een snellere openstelling
de weg? In hoeverre biedt de startersregeling een oplossing voor ondernemingen die
in 2019 of begin 2020 van rechtsvorm zijn gewijzigd of die toen een bedrijf hebben
overgenomen? Is het creëren van een oplossing voor deze groep bedrijven een politieke
keuze of een uitvoeringsvraagstuk?
Antwoord
We doen ons uiterste best om de aangekondigde startersregeling in de tweede helft
van mei 2021 te kunnen openen. Op dit moment wordt de regeling ontworpen en is de
pre-notificatie naar de Europese Commissie verzonden. Daarnaast wordt de uitvoering
van de regeling voorbereid.
Ten aanzien van de wijziging van rechtsvorm verwijs ik naar mijn eerdere antwoord
op uw vraag t.a.v. bedrijfsovername of bij juridische/administratieve wijzigingen
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de renteloze leningen met coulante terugbetaaltermijnen,
die via Qredits aan starters zal worden verstrekt? Komt dit krediet, zoals vermeld
in de kabinetsbrief van 21 januari 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 217), nog altijd vanaf het tweede kwartaal van 2021 beschikbaar? Welke factoren staan
een snellere beschikbaarstelling in de weg?
Antwoord
Het opstellen van een nieuwe regeling kost tijd en vraagt om afstemming met de uitvoerder
Qredits. Zodra de leningsovereenkomst van deze regeling gereed was, heeft het kabinet
een informele melding gedaan bij de EC voor goedkeuring van deze nieuwe regeling op
19 maart jl. De beschikbaarheid van dit krediet is nog steeds voorzien in Q2 2021.
Zie ook het antwoord op vragen van de VVD-fractie over motie-Dijkhoff.
Vaste lasten Evenementenbranche (VLE) Q4 2020
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de openstelling van en communicatie rondom
de VLE-regeling verloopt. Klopt het dat alleen ondernemers die van RVO een servicebericht
hebben ontvangen het aanvraagformulier voor de aanvraag van VLE Q4 2020 kunnen indienen?
Worden met de VLE Q4 2020 naar verwachting alle 500 gedupeerde kermisexploitanten
bereikt? Wat kan, bijvoorbeeld in de communicatie, worden gedaan om de regeling expliciet
onder hun aandacht te brengen?
Op welke manier wordt willekeur binnen de VLE Q4 2020 voorkomen? Hoe is bezwaar mogelijk?
Klopt het dat VLE Q4 2020 pas kan worden aangevraagd nadat TVL Q3 is vastgesteld en
het definitieve subsidiebedrag over deze periode bekend? Hoe lang duurt het voor ondernemers
de subsidie op de rekening hebben? Is versnelling mogelijk?
Antwoord
De ondernemers die mogelijk in aanmerking komen voor de Vaste Lasten Evenementenbranche
(VLE) Q42020 zijn bekend bij RVO.nl, omdat alleen die bedrijven in aanmerking komen
die eerder TVL1/Q3 2020 hebben toegekend gekregen. Deze bedrijven hebben daarom meerdere
serviceberichten ontvangen en kunnen op basis daarvan subsidie aanvragen. Bedrijven
die menen ook in aanmerking te komen maar geen servicebericht hebben ontvangen, hadden
contact met RVO.nl kunnen opnemen zolang de regeling open stond. Dit staat ook aangegeven
op de website van RVO.nl, (https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/tvl/q4–2020/vle). De VLE voor Q4 2020 kon worden aangevraagd van 18 februari 2021 tot en met 18 maart
2021, dat is door 470 ondernemers gedaan. De VLE vierde kwartaal 2020 wordt samen
met of volgend op de vaststelling van TVL1 direct vastgesteld, aangezien het subsidiebedrag
wordt bepaald door de uiteindelijke subsidie die vanuit TVL 1 is ontvangen.
In de week van 24 februari 2021 hebben alle ondernemers die TVL 1 toegekend hebben
gekregen daarvoor een vaststellingsverzoek ontvangen. Dat verzoek is zoveel mogelijk
reeds door RVO.nl ingevuld en hoeft slechts door de ondernemer te worden gecontroleerd
en teruggestuurd naar RVO.nl. Ik verwijs naar de voortgangsrapportage voor de hoeveelheid
vaststellingen en toekenningen per TVL module.
Zoals bij elk besluit is het mogelijk bezwaar te maken, wanneer een ondernemer het
niet eens is met een beslissing die RVO.nl heeft genomen over een subsidieaanvraag.
Op de website van RVO.nl wordt stapsgewijs aangegeven op welke manier en wanneer een
bezwaar tegen een beslissing van RVO.nl kan worden ingediend en welke informatie RVO.nl
nodig heeft om daar op te kunnen reageren. (https://mijn.rvo.nl/bezwaar)
Voor de doelgroep van de VLE Q4 2020 verwijs ik naar de antwoorden aan de leden van
de VVD-fractie.
Aanvullende steunregeling voor de bruine vloot
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen ten aanzien van de aanvullende
steunregeling voor de bruine vloot. In haar brief van 17 februari 2020 (Kamerstuk
35 420, nr. 231) schrijft de Staatssecretaris dat «de verwachting is dat het niet realistisch is
dat de regeling eerder dan het eind van het tweede kwartaal van 2021 zal worden uitgevoerd».
Kan de Staatssecretaris toelichten welke factoren een snellere uitvoering van deze
regeling in de weg zitten? Is het mogelijk te werken met bevoorschotting, zodat ondernemers
sneller steun ontvangen? Waarom wel of niet? Is het mogelijk om, vergelijkbaar met
de TVL-optoppingen bij de diverse voorraadvergoedingen, voor de SBI-codes betreffende
de chartervaart met zeil het noodfonds snel(ler) te laten landen bij de beoogde doelgroep
via een opslag bij of naast de TVL-regeling? Waarom wel of niet? Is er een inventarisatie
beschikbaar van het aantal zeilschepen binnen de SBI-codes 5010/5030 per 15 oktober
2020?
Antwoord
De afgelopen maanden zijn er aanzienlijke uitbreidingen van het steun- en herstelpakket
doorgevoerd. Deze veranderingen zijn in het voordeel geweest van ondernemers zoals
de bruine vloot schippers. Aangezien deze regelingen en een aanvullende regeling voor
de bruine vloot nauwe samenhang vertonen en er niet twee maal voor dezelfde kosten
een subsidie moet worden verstrekt, heeft de uitwerking van deze regeling vertraging
opgelopen. Na het uitwerken van het beleidskader volgt de juridische uitwerking en
wanneer nodig goedkeuring door de Europese Commissie, naast de inregeling in de uitvoering.
Ik verwacht dat deze regeling tegen de zomer beschikbaar is. Bevoorschotting voordat
er een wettelijke basis is (de subsidieregeling) is niet mogelijk, zoals toegelicht
bij de beantwoording van vragen van het lid Aartsen34
Het is niet mogelijk deze steun via een opslag in de TVL vorm te geven. De bruine
vloot is niet alleen op basis van eenSBI-code af te bakenen. De Kamer van Koophandel
heeft een overzicht van bedrijven binnen bepaalde SBI-codes, maar het is niet mogelijk
op basis daarvan een onderscheid te maken tussen zeilschepen en andere ondernemingen.
Binnen de SBI codes 5010, 5030 en 9103 zitten dan ook veelbedrijven die niet tot de
bruine vloot behoren.
Kleine Kredieten Corona garantieregeling (KKC)
De leden van de CDA-fractie vragen in welke mate het mogelijk is de nog beschikbare
KKC-middelen te herverdelen om andere financiers, zoals Qredits, deze regeling mede
te laten uitvoeren.
Antwoord
De KKC-regeling (Klein Krediet Corona) biedt 95% staatsgarantie aan financiers op
leningen die zij verstrekken aan het mkb (max. € 50.000 per onderneming). De financier
houdt dus een klein eigen risico van 5%. De KKC staat niet alleen open voor banken
maar kan ook worden ingezet door alle ca. 20 non-bancaire financiers die geaccrediteerd
zijn voor de BMKB-C (waaronder Qredits). Het garantiebudget van € 250 miljoen staat
zowel ter beschikking van de banken als van de non-bancaire financiers.
Capaciteit
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen ten aanzien van de capaciteit
bij RVO. Wat is de huidig beschikbare capaciteit bij RVO om de diverse COVID-19 regelingen
te kunnen uitvoeren, uitgedrukt in fte? Wat is de opschaling van capaciteit bij RVO
geweest vanaf het begin van de coronacrisis tot heden? Hoeveel extra fte is er toegevoegd?
Hoe zijn deze fte over de regelingen verdeeld en hoe worden deze ingezet? Welk budget
is hiervoor beschikbaar en is dit in de ogen van de Staatssecretaris voldoende om
alle regelingen optimaal te kunnen uitvoeren? In hoeverre is het mogelijk om de capaciteit
bij RVO op korte termijn verder op te schalen, zodat bedrijven vlotter kunnen worden
geholpen en regelingen sneller uitgevoerd? Werft RVO op dit moment extra mensen om
zo optimaal mogelijk aan de uitvoering van de COVID-19 regelingen te kunnen voldoen?
Antwoord
Ik verwijs hiervoor naar antwoorden op vragen van de VVD-fractie over de capaciteit
bij RVO.nl.
Overige
De leden van de CDA-fractie hebben nog een aantal overige vragen ten aanzien van de
voucherkredietfaciliteit voor de reisbranche en ambulante handel (non-food).
Hoe wordt de voucherkredietfaciliteit voor de reisbranche (voucherbank) benut? Deze
leden ontvangen signalen dat ondernemers als gevolg van hoge inschrijfkosten en strenge
regels ten aanzien van accountantsopgave, liquiditeitspositie en rente (4% in het
eerste jaar en 5% in het tweede jaar) niet in aanmerking komen voor deze voucherbank.
Zijn deze signalen de Staatssecretaris ook bekend? Kan hiernaar worden gekeken?
Antwoord
Het Ministerie van EZK heeft met de reissector een voorstel voor een voucherkredietfaciliteit
ontwikkeld dat voldoet aan de voorwaarden die de rijksoverheid en de Europese Commissie
stellen aan kredietverstrekking en uitvoerbaar is door de Stichting Garantiefonds
Reisgelden (SGR). Over dit voorstel heb ik u 2 april jl. geïnformeerd en daarbij het
ingevulde Toetsingskader risicoregelingen voor de voucherkredietfaciliteit gestuurd35.
Bestaan er sectorplannen (al dan niet in voorbereiding) waarmee de ambulante handel
(non-food) op zeker moment weer open kan en is de Staatssecretaris hierbij betrokken?
Antwoord
Er zijn geen specifieke sectorplannen voor de heropening van de niet-essentiële ambulante
handel. De brancheorganisatie CVAH heeft richtlijnen en maatregelen uitgewerkt in
een checklist voor veilig bezoek aan de markt. Op 20 april 2021 is aangekondigd dat
per 28 april 2021 ook de niet-essentiële warenmarkten onder de voorwaarden van de
1,5 meter norm weer open kunnen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen hoe het aantal bezwaren dat wordt ingediend ten
aanzien van de feitelijke hoofdactiviteit (en bijbehorende SBI-code) zich ontwikkelt.
Deze leden vragen in welk deel van de bezwaren de ondernemer in het gelijk wordt gesteld.
Deze leden vragen of, wanneer een SBI-code na bezwaar wordt aangepast, dit ook met
terugwerkende kracht voor de TVL wordt doorgevoerd.
Antwoord
Er is geen aparte registratie of het bezwaar over de feitelijke hoofdactiviteit ging.
In de Voortgangsrapportage TVL ben ik ingegaan op de bezwaren rondom de SBI-code in
algemeenheid.
Als een SBI-code in bezwaar wordt aangepast wordt er een nieuw besluit genomen en
wordt het bestreden besluit vernietigd. Ook kan de ondernemer voortaan met de nieuwe,
juiste, SBI-code een aanvraag indienen. In het algemeen geldt dat ongeveer de helft
van de ingediende bezwaren op dit moment gegrond wordt verklaard. Dat dit aantal vrij
hoog is heeft te maken met de gewijzigde aanpak naar aanleiding van de uitspraak van
het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De leden van de D66-fractie vragen of nader toegelicht kan worden in welke mate ondernemers
nadeel ondervinden van de combinatie van het verlagen van het drempelbedrag in de
TVL en het daardoor niet meer in aanmerking komen voor de evenementenmodule.
Antwoord
Bij de aankondiging van de evenementenmodules voor het vierde kwartaal van 2020 en
het eerste kwartaal van 2021, en ook op moment van publicatie van de evenementenmodule
voor het vierde kwartaal van 2020 gold dat een onderneming de vaste lastendrempel
van € 3.000 moest behalen om voor subsidie voor de betreffende kwartalen in aanmerking
te komen. Het verlagen van vaste lastendrempel tot € 1.500 in de TVL Q1 2021 betekent
voor een aantal ondernemingen dat ze alsnog in aanmerking komen voor de reguliere
TVL-subsidie, zo ook een deel van de doelgroep van de evenementenmodule voor het eerste
kwartaal van 2021. Voor een deel van deze ondernemingen betekent dit dat ze vanuit
de reguliere TVL-subsidie Q1 2021 voor een hoger subsidiebedrag in aanmerking komen
dan de Evenementenmodule Q1. Echter, voor een aantal ondernemingen betekent dit dat
ze voor een lager subsidiebedrag in aanmerking zouden komen in vergelijking met de
evenementenmodule in Q1 2021. Daarom is in de wijzigingsregeling een bepaling opgenomen
dat ondernemingen die in eerste instantie voor de evenementenmodule in aanmerking
zouden komen en door deze wijziging van de vaste lastendrempel nu voor de reguliere
TVL in aanmerking komen en daardoor een lager subsidiebedrag zouden ontvangen, alsnog
in aanmerking komen voor de Evenementenmodule in het eerste kwartaal. Het bedrag dat
vanuit TVL Q1 wordt toegekend zal in die gevallen op de te ontvangen subsidie in de
Evenementenmodule Q1 in mindering worden gebracht. Dit is technisch mogelijk, omdat
het hier om een zeer beperkt aantal ondernemers gaat.
De leden van de D66-fractie vragen of kan worden ingegaan op de situatie die ontstaat
bij een afwijkende referentieperiode voor toepassing van de TVL en de NOW. Deze leden
hebben daarbij in het bijzonder oog voor ondernemers die in de problemen komen bij
aanvraag TVL door bijvoorbeeld een verbouwing of organisaties zoals sportclubs die
buiten de boot vallen bij de NOW. Deze leden vragen daarnaast in hoeverre er, rekening
houdend met een snelle afronding bij het geautomatiseerde proces, maatwerk mogelijk
is voor ondernemers die door een lage omzet in de referentieperiode niet voor de TVL
in aanmerking zouden komen. Deze leden vragen in hoeverre de RVO voldoende capaciteit
heeft om de complexe aanvragen die niet automatisch in het systeem van de RVO worden
verwerkt, handmatig te controleren.
Antwoord
Zie de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie over zowel de referentieperiode
als de capaciteit van RVO.nl.
Tevens hebben verscheidene fracties, waaronder de VVD, SP en CDA, vragen gesteld aan
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over crisissteunmaatregelen voor
amateursportverengingen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw
kamer hier 19 april jl. over bericht36.
De leden van de D66-fractie ontvangen berichten dat de uitbetaling van het verhoogde
subsidiepercentage van de TVL voor het vierde kwartaal van 2020 niet voor einde februari
kan worden overgemaakt, maar half juli. Deze leden vragen of de Staatssecretaris deze
signalen herkent en wat haar inspanningen zijn om dit te voorkomen.
Antwoord
Voor TVL Q4 2020 geldt dat de uitkering van het extra vergoedingspercentage en de
VGD tegelijkertijd plaatsvindt met het vaststellen van de definitieve subsidie van
Q4 2020. Hiermee is donderdag 18 maart 2021 gestart. Voor 26 maart 2021 heeft RVO.nl
ruim 90% van alle vaststellingsverzoeken naar de ondernemers verzonden. Een ondernemer
moet dan de vooraf ingevulde gegevens controleren of in sommige gevallen aanvullen.
Zodra RVO.nl de gegevens juist en volledig heeft ontvangen, wordt gemiddeld 90% van
de vaststellingen binnen 3 weken beslist en betaald.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn onder de indruk van de snelheid waarmee de
verschillende steunmaatregelen tot uitvoering zijn gebracht. Daarvoor complimenten
aan zowel het ministerie als aan het RVO. Toch maken deze leden zich grote zorgen
over de schrijnende gevallen die nog steeds tussen wal en schip vallen als het gaat
over de TVL.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn onder de indruk van de opschaling van RVO
die zo snel plaats heeft kunnen vinden. Hoe hebben het RVO en het ministerie dit vormgegeven?
Hoe hebben zij zo snel mensen kunnen werven en op kunnen leiden?
Antwoord
Hiervoor verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van de VVD-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat 80% van de ondernemers een geautomatiseerde
beoordeling krijgt en daardoor relatief snel weten of zij aanspraak maken op de TVL.
De rest krijgt een handmatige beoordeling. Kan de Staatssecretaris ingaan op hoe deze
handmatige beoordeling eruitziet? In hoeverre is hierin plaats voor de menselijke
maat? Deze leden vragen of ondernemers die door het geautomatiseerde systeem afgewezen
worden dan nog wel een handmatige beoordeling krijgen. Zij vragen daarnaast of bij
de handmatige beoordeling meer gedaan wordt dan alleen een luisterend oor te bieden.
In hoeverre zijn RVO en het ministerie in staat om signalen op te pikken van groepen
ondernemers die vaak buiten de boot vallen? Wat wordt met deze signalen gedaan? Kan
de Staatssecretaris dit aan de hand van een voorbeeld illustreren? Deze leden hebben
verder begrepen dat er altijd bezwaar gemaakt kan worden tegen de beoordeling van
RVO. In hoeverre is dit bekend bij ondernemers? Kan de Staatssecretaris wat doen om
dit beter bij ondernemers onder de aandacht te brengen?
Antwoord
RVO.nl voert de regeling uit via een grotendeels geautomatiseerd uitvoeringsproces.
Dat betekent dat het grootste deel van de ingediende aanvragen niet door een medewerker
wordt getoetst, maar door middel van een risicomodel en data-analyse geautomatiseerd
worden beoordeeld op validiteit, volledigheid en plausibiliteit. Automatische afwijzing
vindt zeer beperkt plaats en alleen wanneer een aanvrager niet voldoet aan de in de
regeling gestelde voorwaarden zoals wanneer een onderneming niet voor subsidie in
aanmerking komt omdat de hoofdactiviteit van de onderneming kwalificeert als een financiële
instelling.
Een deel van de dossiers wordt na de automatische risicoselectie handmatig gecontroleerd.
Daarnaast wordt via een steekproef in de handmatige controle het proces gecontroleerd.
Waar mogelijk past RVO.nl in de automatische en handmatige beoordeling de menselijke
maat toe. Terwijl de regeling gewijzigd wordt pauzeert RVO.nl bijvoorbeeld de automatische
verwerking van groepen die na de wijziging wel in aanmerking zouden komen. In de handmatige
controle wordt ook contact met ondernemers opgenomen, om aanvullende bewijsstukken
gevraagd en bepaald waar de ondernemer feitelijk recht op heeft. Daarbij doet RVO.nl
zijn uiterste best om binnen de kaders van rechtmatigheid en met voorkomen van willekeur
ondernemers door de crisis heen te helpen. Verder wordt ook via de reguliere klantcontactkanalen
contact met de ondernemers onderhouden, zoals via telefoon, chat of e-mail. Hierbij
is specifiek aandacht voor mogelijke ondernemers die buiten de boot dreigen te vallen
en wordt samen gekeken naar eventuele oplossingen. Ook worden ondernemers betrokken
bij de inrichting en voorbereiding van de verschillende onderdelen van de uitvoeringsproces,
zoals de website of het aanvraagformulier. Op deze manier wordt geprobeerd het invullen
van een aanvraag zo goed mogelijk te laten aansluiten op de praktijk en daardoor bijvoorbeeld
de tijd die nodig is om een aanvraag te doen te verminderen en mogelijke fouten die
kunnen worden gemaakt te beperken.
In het geval ondernemers het niet eens zijn met de beoordeling van RVO.nl kunnen zij
een bezwaarschrift indienen bij RVO.nl. Dit kan zowel schriftelijk als digitaal. In
elk besluit staat aangegeven hoe een bezwaarschrift kan worden ingediend, evenals
op de website van RVO.nl. RVO.nl belt ook aanvragers proactief, bijvoorbeeld om ze
te helpen een bezwaar in te dienen als dit de enige oplossing voorhanden is. Zo zijn
er ondernemers die op basis van hun SBI-code als financiële instelling worden gezien
en daardoor niet in aanmerking kwamen voor de TVL, maar waaruit (na onderzoek met
de KvK) bleek dat ze feitelijk geen financiële instelling zijn. RVO.nl helpt deze
ondernemers met het indienen van een bezwaar na afwijzing van de aanvraag om ze snel
door het proces te helpen om alsnog in aanmerking te komen voor de TVL. RVO.nl kan
niet iedereen helpen, maar doet zijn uiterste best zoveel mogelijk ondernemers te
helpen.
In de beantwoording van de vragen over problemen die ondernemers ervaren bij het lopende
steun- en herstelpakket d.d. 23 februari 202137 ben ik ingegaan op de contacten met branches over de regelingen en heb ik voorbeelden
gegeven van wat we met signalen uit de sectoren en van bedrijven hebben gedaan. Op
basis van de vele gesprekken gecombineerd met de afwegingen vanuit het kabinet zelf,
zijn de regelingen vormgegeven en/of aangepast. Denk hierbij aan het toelaten van
extra SBI-codes voor TOGS en TVL vanwege de signalen over de toename van getroffen
sectoren, tot zelfs nagenoeg alle SBI-codes vanwege het voortduren van de crisis.
Ook het aanvraagproces zelf bij RVO.nl is aangepast op basis van tests met gebruikersgroepen.
Ook de derde openstelling van de TVL (Q1 2021) is wederom aangevuld naar aanleiding
van gesprekken en andere signalen uit verschillende sectoren., een overzicht van de
wijzigingen vindt u in de Voortgangsrapportage TVL.
De leden van de GroenLinks-fractie horen vooral van schrijnende gevallen van ondernemers
die geen aanspraak kunnen maken op de TVL omdat hun vaste lasten te laag zijn. Dit
heeft te maken met de drempel van 3.000 euro vaste lasten per 3 maanden. Deze leden
zien dat er ook ondernemers zijn die lagere huren van bijvoorbeeld praktijkruimtes
moeten doorbetalen maar niet aan die 3.000 euro komen. Wat doet de Staatssecretaris
om deze kleine ondernemers te helpen in afwachting van de uitvoering van de motie-Amhaouch
c.s. (Kamerstuk 35 669, nr. 19)? Deze kleine ondernemers zitten namelijk vaak zodanig in de knel dat elke week telt.
Antwoord
Graag verwijs ik nu naar het antwoord op de vragen van de VVD- fractie over schrijnende
gevallen
De leden van de GroenLinks-fractie zien ook dat er ondernemers buiten de boot vallen
doordat er bij de berekening van de vaste lasten rekening gehouden wordt met een vast
percentage per SBI-code. Het gaat hier om ondernemers die hogere of lagere vaste lasten
hebben dan het gemiddelde in de sector. Wat kan de Staatssecretaris doen om deze mensen
tegemoet te komen?
Antwoord
Zoals in eerdere antwoorden en de Voortgangsrapportage is aangegeven, is de regeling
voor zeer veel ondernemers gemaakt, wat vraagt om een generieke inrichting, waarbij
we uitgaan van een gemiddeld percentage vaste lasten per SBI-code bepaald op basis
van CBS-data. Als voor ieder bedrijf apart alle werkelijke vaste lasten moeten worden
berekend, aangetoond en gecontroleerd, is veel informatie van een bedrijf nodig en
kan het bij deze aantallen maanden duren voordat bepaald kan worden waar een ondernemer
recht op heeft. Dat sluit niet aan bij het doel van het kabinet om zoveel mogelijk
ondernemers zo snel mogelijk van steun te voorzien. Ook zou de regeldruk voor ondernemers
dan onevenredig toenemen. Het uitgaan van een gemiddelde valt voor ondernemers waar
de werkelijke vaste lasten lager zijn dan het gemiddelde in de sector gunstig uit,
voor bedrijven met hogere werkelijke vaste lasten dan gemiddeld valt dit helaas minder
gunstig uit.
De leden van de GroenLinks-fractie willen tot slot aandacht vragen voor starters die
ondanks de startersregeling nog steeds buiten de boot vallen omdat ze nog geen omzet
hadden of bijvoorbeeld in een verbouwing zaten. In deze gevallen valt vaak de peildatum
niet goed. Deze leden hebben begrepen dat er geëxperimenteerd is om te kijken of ondernemers
zelf de peildatum kunnen vaststellen. Wat is er uit dit experiment gekomen? Kortom,
deze leden zijn benieuwd of er al meer duidelijkheid geboden kan worden voor schrijnende
gevallen die nu buiten de TVL vallen.
Antwoord
Er is niet geëxperimenteerd met het zelf vaststellen van een peildatum. Wel onderzoek
ik op dit moment of er vanaf Q2 2021 een oplossing kan worden geboden voor ondernemingen
die in de gebruikte referentieperiode geen referentieomzet hadden, daarvoor verwijs
ik verder naar de eerdergenoemde rapportage van 31 maart 2021 over problemen met de
referentieperiode.38.
Verder verwijs ik u naar het antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben waardering voor het feit dat RVO er in is geslaagd
een haastig opgestelde steunregeling in algemene zin goed te laten verlopen. Deze
leden ontvangen weinig signalen van achterstanden in de verwerking van steunmaatregelen
als TVL en zij vragen de Staatssecretaris of zij het beeld herkent dat er geen sprake
is van grote achterstanden.
Antwoord
Over de voorgang van toekenningen, vaststellingen en bezwaren wil ik u verwijzen naar
de Voortgangsrapportage TVL. Hierin is ook aangegeven dat RVO.nl streeft naar snelle
en nauwkeurige uitbetaling. Als RVO.nl de gegevens juist en volledig heeft ontvangen,
dan wordt gemiddeld 90% van de verzoeken binnen 3 weken beslist en betaald, ook bij
zeer grote aantallen aanvragen. Op dit moment (half april) krijgt 60% van de ondernemers
binnen een week een besluit, soms zelfs de zelfde dag, en dan staat het voorschot
bij een positief besluit binnen enkele dagen op de rekening. Ik onderschrijf dan ook
het beeld dat de leden van de SP fractie schetsen.
De leden van de SP-fractie constateren wel dat er in de praktijk problemen zijn met
SBI-codes. Deze leden zien casussen waarbij een bedrijf onder een onjuiste SBI-code
is ingeschreven of waarbij een code foutief is ingevoerd bij de KvK. Hoewel deze leden
onderkennen dat ondernemers ook zelf een verantwoordelijkheid hebben voor juiste inschrijving,
vinden zij dat er een grens is aan wat verwacht kan worden, ook omdat in het verleden
het belang van SBI-codes veel minder groot was voor veel bedrijven dan nu in Coronatijd.
Deze leden constateren dat reparatie van SBI-codes vaak niet vruchtbaar is voor het
alsnog ontvangen van steun omdat RVO uitgaat van eerdere gegevens van de KvK op een
bepaalde peildatum (15 maart 2020). Deze leden vragen of de Staatssecretaris deze
problemen erkent en wat hier aangedaan kan worden. Is hier niet een vorm van hardheidsclausule
mogelijk, op zijn minst wanneer aangetoond kan worden dat de vergissing niet bij de
ondernemer maar bij de KvK ligt?
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden op
de Kamervragen van het lid Aartsen over de uitspraak van het College van Beroep voor
het bedrijfsleven (CBb) over nevenactiviteiten versus hoofdactiviteiten bij TVL-aanvragen(Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020/2021, nr. 1567). Deze leden zijn benieuwd in hoeverre deze uitspraak van invloed is op overige beroepszaken
en of naar aanleiding van deze zaak er nieuwe bezwaren zijn ontvangen van ondernemers.
Deze leden constateren verder dat het CBb de overheid in het gelijk heeft gesteld
waar het gaat om aanvragen in het kader van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers
getroffen sectoren (TOGS) met een SBI-code die niet aansloot bij de feitelijke bedrijfsactiviteiten.
Deze leden vragen of een vorm van hardheidsclausule niet van toepassing is, vooral
wanneer bedrijfsactiviteiten kort voor de peildatum zijn veranderd.
Antwoord
Voor de antwoorden op deze vragen wil ik u verwijzen naar de voortgangsrapportage
TVL en brief SBI-codes bij de TVL39. Hierin geef ik aan dat naar aanleiding van de CBb uitspraken de bezwaren van ondernemers
opnieuw worden beoordeeld. Het gaat om ondernemers die al wel in aanmerking voor de
TVL kwamen, maar de subsidie met een andere SBI code voor de hoofdactiviteit willen
aanvragen. Ondernemers die aan kunnen tonen dat hun nevenactiviteit op 15 maart 2020
feitelijk hun hoofdactiviteit was, kunnen op basis van die activiteit voor (een hogere)
subsidie in aanmerking komen.
Daarnaast kunnen ondernemers, zoals ik in mijn brief van 10 maart jl. heb gemeld vanaf
de TVL voor het eerste kwartaal van 2021 ook aangeven dat hun feitelijke activiteiten
op 15 maart 2020 aantoonbaar anders waren dan de activiteiten die op die datum in
het handelsregister stonden. Bijvoorbeeld omdat ze vergeten waren de activiteitenomschrijving
te actualiseren in het Handelsregister. Hoewel het bij wet verplicht is voor een ondernemer
om zorg te dragen voor een accurate omschrijving van de activiteiten in het Handelsregister,
erken ik dat als een ondernemer dit verzuimd heeft, dit grote financiële consequenties
kan hebben. Indien een ondernemer dit duidelijk weet aan te tonen en bij die feitelijke
activiteiten op 15 maart 2020 een andere SBI code voor de hoofdactiviteit past, zal
RVO.nl de subsidiebeschikking aanpassen. In een beperkt aantal gevallen hebben ondernemers
bij de registratie duidelijk een verkeerde SBI code gekregen. Als deze ondernemers
kunnen laten zien wat hun feitelijke hoofdactiviteiten waren op 15 maart 2020 dan
kan RVO.nl op dit punt afwijken van wat er in het Handelsregister staat. RVO.nl kan
de ondernemers onder de juiste SBI code TVL toekennen mits aan alle voorwaarden wordt
voldaan. Dit gaat in per TVL Q1 2021. De ondernemers moeten dan nog wel zelf hun registratie
in het Handelsregister aanpassen bij de Kamer van Koophandel.
Naar aanleiding van de CBb uitspraak worden door RVO.nl alle lopende bezwaar- en beroepsprocedures
opnieuw bekeken in het licht van de uitspraak. Daarnaast bekijkt RVO.nl ook de reeds
genomen besluiten waarin het bezwaar met betrekking tot de geregistreerde SBI-code
ongegrond is verklaard opnieuw. De nieuwe bezwaren die na de CBb uitspraak zijn binnengekomen
worden conform het voorgaande afgehandeld.
De leden van de SP-fractie zien verder een problematiek voor (failliete) bedrijven
die in 2019 zijn overgenomen (en dus geen omzet hebben) maar omdat ze bijvoorbeeld
in een bestaande oudere besloten vennootschap zijn geplaatst niet onder uitzonderingsregels
vallen. Herkent de Staatssecretaris deze problematiek en valt hier iets aan te doen?
Antwoord
Zie hiervoor het antwoord op de vragen van de CDA-fractie.
De leden van de SP-fractie hebben verder vernomen dat bij het vaststellen van TVL-aanvragen
er wordt uitgegaan van door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde normen
voor maximale vaste lasten per beroepsgroep. Dit leidt in de praktijk tot problemen
voor ondernemers die wel degelijke hogere vaste lasten hebben, bijvoorbeeld door een
hoge huur in een stad waar de huurprijzen relatief hoog zijn. Deze leden vragen of
het niet mogelijk moet zijn op grond van daadwerkelijk aantoonbare vaste lasten een
uitzondering te maken.
Antwoord
Hiervoor verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van de GroenLinks fractie.
De leden van de SP-fractie wijzen tot slot op de Kamervragen van de leden Futselaar
en Leijten (ingezonden op 10 februari 2021) over mogelijke fraude met TVL-subsidies
waarbij bijvoorbeeld met slapende besloten vennootschappen op basis van valse cijfers
steun wordt aangevraagd die vervolgens snel wordt weggesluisd of direct wordt uitgegeven
aan niet-bedrijfsgerelateerde zaken. Deze leden zijn van mening dat fraude het draagvlak
ondermijnt van steun voor de vele te goeder trouw handelende ondernemers en dringen
daarom aan op snelle beantwoording van deze vragen
Antwoord
Ik deel de mening van de leden van de SP fractie dat fraude het draagvlak voor steun
ondermijnt. Tegelijk kent een regeling als de TVL onvermijdelijk een verhoogd risico
op misbruik en oneigenlijk gebruik. RVO.nl doet er echter alles aan om fraude te bestrijden.
In de Voortgangsrapportage TVL ben ik hier uitgebreid op ingegaan.
De beantwoording van de Kamervragen van de leden Futselaar en Leijten heb ik mede
namens de Minister van Financiën naar uw kamer gestuurd op 7 april jl.40
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie willen beginnen met het uitspreken van grote
complimenten voor iedereen die betrokken is bij de uitvoering van dit steunpakket.
In een artikel van een kleine week geleden schreef het Algemeen Dagblad over een medewerker
van de online chatdienst van RVO over de opmerkingen die hij soms over zich heen krijgt:
lafbek, viezeriken, misselijkmakend volk.41 Het is pittig om dat over je heen te krijgen. Toch komen die emoties, hoe heftig
ze ook zijn, wel ergens vandaan. Ondernemers vechten voor hun onderneming, hun levenswerk
en hebben soms het gevoel dat ze daarnaast ook nog een gevecht moeten voeren met de
overheid: over papierwerk, codes en referentieperiodes. Dat leidt tot grote frustraties
en heeft tot nu toe geleid tot bijna 500 rechtszaken over de steunmaatregelen.42
SBI-codes
Eén van de terugkerende problemen zijn fouten in SBI-codes. Ondernemers die door een
typefout verkeerd in het Handelsregister staan, ondernemers die een typefout hebben
gemaakt bij een aanvraag: er kunnen menselijke fouten gemaakt worden. De leden van
de ChristenUnie-fractie begrijpen dat het ingewikkeld is om maatwerk te leveren. Hier
is echter volgens deze leden niet per se sprake van maatwerk, maar van het corrigeren
van een menselijke fout. Is bij menselijke foutjes een slepende bezwaarprocedure het
juiste middel? Deze leden vragen de Staatssecretaris of er geen andere mogelijkheid
is om te zorgen dat een relatief kleine fout niet leidt tot ondernemers die maanden
zonder steun zitten.
Antwoord
RVO.nl levert een buitengewone prestatie bij de uitvoering van de TVL. De organisatie
doet er echt alles aan om ondernemers zo snel mogelijk te helpen. Ik heb er begrip
voor dat ondernemers in zeer zware omstandigheden verkeren en dat daarbij soms de
emoties hoog op kunnen lopen. Het uitschelden van RVO- medewerkers gaat echter veel
te ver. Suggesties dat de uitvoering bij RVO.nl niet in goede handen is voedt de frustratie
van ondernemers alleen maar, en doet absoluut geen recht aan de rol en grote prestatie
die de RVO-medewerkers leveren. Ik heb er echt begrip voor dat ondernemers willen
dat het soms sneller gaat, maar met een regeling waarbij 100.000 aanvragen per kwartaal
moeten worden afgehandeld zitten er grenzen aan wat mogelijk is.
Voor de inhoudelijke beantwoording verwijs ik u naar de Voortgangsrapportage TVL.
In aanvulling daarop ik u aangeven dat er op 1 april 2021 111 beroepen bij het College
van Beroep voor het bedrijfsleven zijn ten aanzien van de TVL, (waarvan er 9 ter zitting
zijn geweest) een aantal wat per dag wijzigt door nieuwe instroom en ook intrekkingen.
De bezwaarschriften die toezien op SBI-codes, voor zover mogelijk, met voorrang worden
opgepakt. Voor volgende TVL-periodes geldt de aangepaste hoofdactiviteit ook. Ondernemers
hoeven dan niet opnieuw een bezwaarschrift in te dienen.
Verder verwijs ik u naar de Voortgangsrapportage TVL en het antwoord op de vragen
van de VVD- en de CDA-fractie over de bezwaarprocedure en omgang met verkeerde SBI-codes.
Starters
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben in het laatste debat over de steunpakketten
al zorgen over starters geuit. Het is goed dat in het laatste pakket de starters meegenomen
zijn. Het idee van de regeling was dat deze veel gelijkenissen zou hebben met de TVL,
zodat er niet allerlei nieuwe systemen en processen moesten worden opgetuigd. Toch
gaat de uitvoering van de tegemoetkoming ten minste 16 tot 20 weken duren. Deze leden
vragen de Staatssecretaris hoe redelijk deze uitvoeringstermijn is als de Tegemoetkoming
Starters gaat lijken op de TVL. Wat maakt dat de Tegemoetkoming Starters niet eerder
opgetuigd kan worden? Hoeveel van deze startende ondernemers staan überhaupt nog overeind
na 16 tot 20 weken zonder de Tegemoetkoming? Startersleningen horen beschikbaar te
zijn om die periode te overbruggen, maar ook dat vlot niet. Kan de Staatssecretaris
toelichten in hoeverre de Volksbank een rol kan spelen in het overbruggen van die
periode of het op poten zetten van de Tegemoetkoming Starters?
Antwoord
De RVO.nl doet alles om de regeling zo snel mogelijk open te kunnen stellen.
Doordat er grote wijzigingen in de TVL plaatsvinden, de vaststelling van TVL Q4 van
start gaat en ook de TVL Q2 2021 in voorbereiding is, is het noodzakelijk om een volgorde
aan te brengen in het afhandelen van alle extra elementen binnen of gerelateerd aan
de TVL. De startersregeling wordt afgeleid van de TVL, maar zal geen één op één kopie
worden. Sommige technische componenten worden hergebruikt, maar de startersregeling
vraagt juist ook enkele aanpassingen en betreft een aparte regeling. Dit vraagt analyse
van gevolgen die enkele keuzes hebben op de uitvoering van deze nieuwe regeling. Zo
zal er een andere referentieperiode gehanteerd worden en zullen er ook bedrijven die
eerder al binnen de doelgroep van de regelingen vielen ook voor de startersregeling
in aanmerking komen, omdat de regeling zich richt op bedrijven gestart vanaf 1 oktober
2019. De regeling is voor pre-notificatie aan de Europese Commissie voorgelegd. Parallel
daaraan is ook de voorbereiding van de uitvoering van start gegaan.
Bij de uitvoering van garantieregelingen, wordt samengewerkt met diverse banken, zoals
de Volksbank. Voor verder antwoord op de inzet van externe partijen zoals de Volksbank
voor de uitvoering van regelingen verwijs ik naar antwoorden op vragen van de VVD-fractie.
Voor de overbruggingskredieten voor startende ondernemers verwijs ik naar de antwoorden
op vragen van de VVD-fractie op dat onderwerp.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat een andere groep starters betreft
ondernemingen die gestart zijn onder een andere rechtsvorm, of ondernemingen die van
eigenaar gewisseld zijn door bijvoorbeeld een overname. Die ondernemers hebben hun
bedrijf vanzelfsprekend (opnieuw) ingeschreven bij het Handelsregister. Maar ook deze
ondernemers hebben mogelijk geen omzet gehad in de referentieperiode van de TVL, daardoor
blijft TVL-steun uit. Deze leden willen graag van de Staatssecretaris weten hoe groot
deze groep is en wat de RVO kan doen om ook deze groep te ondersteunen. Als er een
startersregeling komt die lijkt op de TVL, is het wellicht mogelijk om ook deze specifieke
groep mee te nemen?
Antwoord
Voor dit antwoord verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van leden van de CDA-fractie
waarin ik inga op rechtsvormwijzigingen. Daarnaast heb ik in de beantwoording op vragen
van leden van de VVD-fractie het onderzoek toegelicht naar ondernemingen die door
de referentiesystematiek van de TVL niet of nauwelijks in aanmerking komen voor de
TVL. RVO.nl houdt niet specifiek bij hoeveel ondernemers zich hiervoor bij hen hebben
gemeld.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat alles staat of valt bij de referentieperiode.
Net in die periode kan een onderneming minder omzet hebben gedraaid door bijvoorbeeld
het dichtzijn van wege langdurige ziekte. Deze leden begrijpen dat er een grens zit
aan maatwerk, maar zij hebben op dit moment het gevoel dat maatwerk helemaal niet
mogelijk is of enkel mogelijk via langslepende bezwaarprocedures. Is het niet mogelijk
om iets te veranderen aan die procedures, zodat er meer ruimte komt voor de menselijke
maat?
Antwoord
Op 26 februari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over bijzondere gevallen binnen de
TVL en hoe ik daarmee om wil gaan43. Niet alle ondernemers met problemen door de referentiesystematiek in de regeling,
kunnen via deze weg worden geholpen. Daarom heb ik in het kader van deze signalen
en de motie van het lid Aartsen44 een onderzoek uitgevoerd in samenwerking met brancheorganisaties en gemeenten en
zoals hierboven reeds aangeven u 31 maart jl. over bericht45.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie constateren dat veel ondernemers die een verkeerde SBI-code
hebben en bezwaar hebben aangetekend nog steeds geen TVL hebben gekregen, ondanks
dat de rechter inmiddels in enkele zaken heeft gesommeerd dat alsnog steun uitgekeerd
moet worden. Deze leden hebben ook begrepen dat in een aantal gevallen sprake is van
een verschrijving door de KvK en dat ondanks een herstelactie de RVO nog geen tegemoetkoming
heeft verstrekt. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij ervoor gaat zorgen dat
ondernemers op korte termijn alsnog een tegemoetkoming of een voorschot krijgen.
Antwoord
Voor de opvolging van de uitspraak van het CBb heb ik u geïnformeerd in mijn brief
in antwoord op vragen van het lid Aartsen46. Verder verwijs ik u naar de Voortgangsrapportage TVL van 22 maart jl.47.
De leden van de SGP-fractie vragen graag aandacht voor bedrijven waarbij sprake is
van een bedrijfsovername of wijziging van de rechtsvorm waardoor in de referentieperiode
geen sprake was van omzet. Wil de Staatssecretaris bezien of deze bedrijven, net als
startende bedrijven, alsnog tegemoetkoming kunnen krijgen?
Antwoord
Met betrekking tot bedrijfsovername of wijziging van de rechtsvorm verwijs ik naar
de antwoorden op de vragen van de CDA-fractie over dit onderwerp.
De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de Staatssecretaris uitvoering gaat geven
aan de motie van het lid Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 669, nr. 19) die vraagt om een oplossing voor schrijnende gevallen die buiten de TVL-regeling
vallen.
Antwoord
Voor antwoord op deze vragen verwijs ik naar de Voortgangsrapportage TVL.
De leden van de SGP-fractie hebben eerder aandacht gevraagd voor de lastige positie
van filiaalbedrijven die een belangrijke rol spelen in winkelstraten en winkelcentra.
Door het steunplafond is het steunbedrag per filiaal heel laag, terwijl de financiële
situatie van de non-food filiaalbedrijven door de (gedeeltelijke) winkelsluiting penibel
is. De recente uitbreiding van de TVL geeft wat meer lucht, maar de kern van het probleem
blijft. Het kabinet geeft aan dat gebruikmaking van artikel 3.12 van het Europese
steunkader uitvoeringsproblemen met zich meebrengt. Inmiddels wordt vanuit de sector
en door experts gewezen op de mogelijkheden via artikel 107, tweede lid, sub b, van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Wil de Staatssecretaris samen
met de filiaalbedrijven deze mogelijkheid benutten, zodat filiaalbedrijven overeind
kunnen blijven?
Antwoord
Zoals in de Kamerbrief van 24 februari jl.48 is aangegeven is van de mogelijkheid gebruikt gemaakt die het verruimde staatssteunkader
biedt om de maximale subsidie per onderneming per kwartaal te verhogen. Voor een winkelketen
uit de gesloten detailhandel is dat inclusief de Voorraadsubsidie Gesloten Detailhandel
een bedrag van 900.000 euro. Dat is voor een keten met 50 filialen 18.000 euro per
filiaal, dat ligt boven het bedrag dat een gemiddelde ondernemer in de TVL Q1 aanvraagt
op dit moment. In de brief is ook aangegeven dat we in het kader van de maatwerkaanpak
met winkelketens in gesprek zijn over hun financiële situatie en wat we daar op basis
van maatwerk aan kunnen doen. Wat betreft artikel 107, tweede lid, sub b, van het
Verdrag wil ik aantekenen dat dit in vergelijking met paragraaf 3.12 eerder meer dan
minder uitvoeringsproblemen met zich mee zal brengen. Ik kan daarom ook geen enkele
toezegging doen op dit punt.
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat voorraadhoudende kleding- en textielleveranciers
niet in aanmerking komen voor de subsidieregeling Voorraad Gesloten Detailhandel,
terwijl zij aangeven dat 50% tot 60% van hun (winter-)voorraad onverkoopbaar is geworden.
Deze leden horen graag waarom niet en wat de mogelijkheden zijn om deze ondernemers
alsnog aanspraak te laten maken op de genoemde subsidieregeling.
Antwoord
De opslag Voorraad Gesloten Detailhandel richt zich op bedrijven in de detailhandel
die direct geraakt zijn door maatregelen van de overheid doordat ze verplicht moesten
sluiten. Hetzelfde geldt voor de opslag Horeca Voorraad en Aanpassingen. Deze opslag
was bedoeld voor de cafés en restaurants die verplicht waren om te sluiten en per
direct met afschrijving van voorraad te maken kregen. Dat sluiting van detailhandel
(en bijvoorbeeld de horeca) verder terug in de keten ook effecten zal hebben is zeker.
De omvang van dat effect en wie tot die keten behoort is erg lastig of niet af te
bakenen. Hoe verder terug in de keten, hoe eerder er ook alternatieve mogelijkheden
zijn. De leveranciers komen, als ze verder aan de subsidievoorwaarden voldoen, ook
in aanmerking voor de TVL.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier