Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over aanpak wachttijden in de ggz (Kamerstuk 25424-581)
2021D07637
Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport betreffende een brief van 1 februari jl. van MIND
Landelijk Platform Psychische Gezondheid over de wachtlijstontwikkeling in de geestelijke
gezondheidszorg (ggz) en de voortgang om met partijen tot afspraken te komen.
De fracties hebben in hun inbreng ook de op 11 februari jl. ontvangen brief Aanpak
wachttijden in de ggz van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
betrokken (Kamerstuk 25 424, nr. 581).
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Staatssecretaris
10
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid met betrekking tot wachttijden in de
ggz. Graag willen zij de Staatssecretaris een aantal vragen voorleggen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris van 11 februari
jl.1 dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) niet kan concluderen dat de ontwikkelingen
in het aantal verwijzingen enig effect hebben gehad op de wachttijden in de ggz. De
leden van genoemde fractie zijn niet tevreden met de «mogelijke verklaringen» die
door de NZa en veldpartijen worden aangedragen. Wat mist de Staatssecretaris aan informatie
om goed te kunnen monitoren wat de effecten van een daling van de verwijzingen zijn
op de wachttijden in de ggz?
De leden van de VVD-fractie lezen in genoemde Kamerbrief dat de Staatssecretaris landelijke
opschaling mogelijk wil maken bij vastgelopen casussen, waarmee de regionale doorzettingsmacht
ook landelijk borging krijgt. Hoe wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen
hierover en wanneer moet de doorzettingsmacht uiterlijk gereed zijn?
De leden van de VVD-fractie hebben ook een vraag bij het nieuwe transfermechanisme.
Wie is verantwoordelijk voor de patiënt indien deze niet bij de aanbieder naar voorkeur
terecht kan? Hoe wordt voorkomen dat iemand van zorgaanbieder naar zorgaanbieder doorverwezen
wordt? Wanneer vervalt de aanmeldpauze en hoe wordt dit bepaald?
De motie Renkema en Regterschot 2 verzocht de Staatssecretaris te onderzoeken hoeveel extra behandelplaatsen nodig
zijn voor mensen met een trauma, pervasieve aandoeningen en persoonlijkheidsproblematiek.
De Staatssecretaris schrijft in dit kader dat dit mogelijk gemaakt wordt door aanpassing
van de Transparantieregeling. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer hij verwacht
de Kamer te kunnen informeren over het aantal extra behandelplaatsen?
Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat de inzet van
de hbo-afgestudeerde toegepast psycholoog kan bijdragen aan het wegwerken van de wachtlijsten
in de ggz? Waarom is de toegepast psycholoog niet opgenomen in de lijst van beroepen
die in de toekomst tijd mogen schrijven, terwijl ze wel waren opgenomen in het experiment
zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord GGZ van juli 2018?
Staat de Staatssecretaris nog steeds achter dit akkoord? Zo ja, waarom zijn de toegepast
psychologen dan niet opgenomen in de lijst van beroepen die tijd mogen schrijven?
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van MIND Landelijk Platform
Psychische Gezondheid en de brief van de Staatssecretaris van 11 februari jl. over
de voortgang van de vervolgaanpak van de wachttijden in de ggz. Genoemde leden hebben
daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie begrijpen uit de brief van de Staatssecretaris dat het
beeld redelijk stabiel is. De gemiddelde wachttijden voor de basis-ggz liggen onder
de Treeknorm. Genoemde leden vragen de Staatssecretaris hoe dit zit bij de specialistische-ggz.
Deze leden vragen de Staatssecretaris ook hoe het komt dat de gemiddelde aanmeldtijd
voor zowel de basis- als de specialistische-ggz boven de Treeknorm ligt. Vanwege de
coronasituatie waren er immers over heel 2020 ongeveer 83.000 ggz-verwijzingen minder;
dat is een afname van 11–14% ten opzichte van 2019. Hoe kan het dat deze daling geen
invloed heeft op de wachttijden?
De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd of de Staatssecretaris de mening deelt van
MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid dat ggz-overleggen worden doorgeschoven
en dat partijen niet op een lijn zitten? Welke invloed heeft de coronasituatie op
de voortgang van betreffende overleggen?
De leden van de PVV-fractie hebben al eens gepleit voor een intakeplicht bij de ggz
en vragen hier opnieuw aandacht voor. Hiermee bedoelen deze leden geen opnameplicht,
maar een intakeplicht binnen vier weken na aanmelding waarbij een eerste diagnose
met behandelplan wordt vastgesteld en vervolgens een behandellocatie wordt bepaald.
Dit schept duidelijkheid en voorkomt dat patiënten tussen wal en schip vallen. Graag
krijgen deze leden hierop een nieuwe reactie van de Staatssecretaris.
De leden van de PVV-fractie begrijpen niet waarom het nog steeds niet inzichtelijk
is wie bij welke ggz-instelling(en) op een wachtlijst staat. Het aantal dubbele aanmeldingen
draagt niet bij aan het overzicht van de problematiek. Waarom moet het tot 1 januari
2022 duren voordat dit is opgelost? Is het niet logisch om dit eerst voortvarend op
te pakken?
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie om een overzicht van alle ingezette acties
de afgelopen vier jaar om de wachttijden in de ggz aan te pakken, welke resultaten
dit heeft opgeleverd en welke acties en resultaten de Staatssecretaris als succesvol
beschouwt (en waarom).
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik enkele aanvullende
en verduidelijkende vragen te stellen over de wachtlijsten in de ggz. Dit mede naar
aanleiding van de verontrustende brief van MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid.
De Staatssecretaris heeft op 11 februari jl. een brief naar de Kamer gestuurd over
de wachtlijsten in de ggz. Daarin schetst hij een beeld dat veel gelijkenissen vertoont
met voorgaande analyses. Bij vier hoofddiagnosegroepen overschrijdt de totale gemiddelde
wachttijd de Treeknorm van 14 weken. Het betreft aandachtstskort- en gedragsstoornissen,
angststoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en pervasieve stoornissen. De leden
van de CDA-fractie vinden dit een verontrustend beeld, want bij psychiatrische ziektebeelden
is al jaren een redelijk stabiele overschrijding van de Treeknormen. Kan de Staatssecretaris
verklaren waarom dit beeld al jarenlang zo is? Hoe komt het toch dat al jaren juist
deze stoornissen steeds buiten de Treeknormen vallen?
Vanaf begin dit jaar zijn zorgaanbieders in de ggz op basis van de aangepaste Transparantieregeling
verplicht om naast hun wachttijden het aantal wachtenden periodiek door te geven.
De leden van de CDA-fractie vinden dit een goede ontwikkeling, maar vragen de Staatssecretaris
tevens of de gegevens die hiermee worden opgevraagd ook inzicht gaan geven in de groep
lang wachtenden met dubbelproblematiek. Vindt de staatsecretaris dat er voldoende
inzicht is in deze doelgroep en de wachttijd? Dit omdat deze groep behoefte heeft
aan zeer specialistische ggz-zorg of aan ggz-zorg die uit meerdere disciplines bestaat
(bijvoorbeeld bij een posttraumatisch stresssyndroom en angststoornissen)?
De Staatssecretaris heeft het plan van aanpak wachttijden 2021 van de landelijke stuurgroep
wachttijden bijgevoegd aan zijn brief. Onderdeel van dit plan is dat eind maart 2021
in elke regio waar de Treeknorm voor de totale wachttijd wordt overschreden een transfermechanisme
operationeel moet zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen wat in dit kader precies het verschil is met doorzettingsmacht.
Kan de staatsecretaris dit toelichten? Kan hij ook toelichten wat dit concreet gaat
betekenen voor de mensen op de wachtlijst? Hoe gaat het met de huidige overlegtafels?
Worden deze stopgezet? MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid stelt dat ondanks
alle inspanningen in met name in het afgelopen halfjaar, er nog te weinig perspectief
is voor duizenden mensen. Zij moeten veel te lang wachten op ggz-zorg. Deelt hij deze
zienswijze? Kan hij zijn antwoord toelichten?
De Staatssecretaris geeft aan dat in de door de stuurgroep gemaakte afspraken ook
de betrokkenheid van huisartsenorganisaties, het sociaal domein en vrijgevestigden
is voorzien. Kan de Staatssecretaris dit nader toelichten en met name ingaan op het
resultaat waar deze groepen zich aan committeren? Dit omdat de Staatssecretaris het
volgende in genoemde brief schrijft: «het gedeelde beeld van hoe regionale doorzettingsmacht
eruit zou moeten zien, is dat van een proces waarbij alle partijen zich samen committeren
aan het vinden van passende zorg voor cliënten, via een opschalingsmodel.» Dit betekent
dat er enkel procescommitment is, terwijl dit er toch al was? De leden van de CDA-fractie
zijn sceptisch of er resultaten geboekt gaan worden, mede omdat al jaren wordt gesproken
over wachtlijsten en de deze – ondanks minder instroom door corona – niet zijn afgenomen.
In genoemde Kamerbrief gaf de Staatssecretaris aan dat er dertig wachtenden geholpen
worden en/of onder behandeling zijn. Hoeveel wachtenden zijn er nu – met behulp van
de regiotafels of via andere vormen van overleg – van deze wachtlijst af?
In de acht regio’s met de langste wachttijden zijn in oktober versnellers van start
gegaan om de aanpak van de wachttijden vlot te trekken. Deze versnellers zijn in beginsel
aangesteld voor een half jaar, met de mogelijkheid op een half jaar verlening. Voor
het laatste kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 zijn concrete resultaatdoelen
geformuleerd. MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid constateert dat in de
meeste regio’s vooruitgang wordt geboekt en constateert tegelijkertijd dat de resultaatdoelen
voor het laatste kwartaal 2020 slechts gedeeltelijk zijn gehaald. MIND Landelijk Platform
Psychische Gezondheid stelt verder dat partijen in de regio's het moeilijk vinden
om zich in gezamenlijkheid te verbinden aan concrete, meetbare resultaten en hiervoor
ook eigen verantwoordelijkheid te nemen. Deelt de Staatssecretaris deze zienswijze?
Zo ja, waarom is dit zo? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris toelichten welk
deel van de resultaatdoelen gehaald zijn en welk deel niet? De leden van de CDA-fractie
lezen over het transfermechanisme, doorzettingsmacht, regiotafels en meer van dit
soort zaken. Genoemde leden vragen de Staatssecretaris of alle plannen zich tot elkaar
verhouden. Deze leden merken op dat het zo lijkt dat van het ene naar het andere plan
wordt overgestapt, zonder dat doelstellingen gehaald zijn of plannen afgerond worden.
Patiënten worden door zorgaanbieders actief gewezen op de mogelijkheid om ergens anders
sneller in behandeling te komen, het tranfermechanisme. De leden van de CDA-fractie
vragen de Staatssecretaris of dit nieuw beleid is, omdat genoemde leden veronderstellen
dat dit beleid al jaren gangbaar was. Gaat deze aanpak werken voor de vier hoofddiagnosegroepen
die zich al lange tijd buiten de Treeknormen bevinden? In hoeverre sturen zorgverzekeraars
hier nu op bij de zorginkoop?
Voor de diagnosegroepen waarop de Treeknormen worden overschreden, worden aanmeldpauzes
ingesteld. Betekent dit dat er spoedig aanmeldpauzes ingesteld gaan worden, gelet
op wat de Staatssecretaris schrijft op de eerste bladzijde van zijn Kamerbrief?
Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer van vorig jaar over de wachttijden in
de ggz kwam naar voren dat zorgaanbieders vooral investeren in lichtere ggz-zorg.
In welke mate sturen zorgverzekeraars bij de zorginkoop op deze conclusie van de Algemene
Rekenkamer? In hoeverre motiveren zorgverzekeraars zorgaanbieders om meer zwaardere
zorg te leveren?
In genoemde Kamerbrief wordt gesteld dat de betrokken partijen een mandaat overeenkomen
waarmee de staatssecretaris- op basis van beschikbare informatie en professioneel
advies – een bindende uitspraak kan doen over waar een passende plek geboden moet
worden. Voor personen die in het reguliere zorgsysteem zijn vastgelopen, wordt zo
zorgaanbod gegarandeerd. De leden van de CDA-fractie vinden het enerzijds positief
dat de staatsecretaris ver wil gaan om problematisch lang wachtenden te helpen een
passende plek te krijgen. Genoemde leden vragen de Staatssecretaris tegelijkertijd
wat het zegt over het systeem als zorgaanbieders er onderling niet (meer) uitkomen.
Klopt deze zienswijze? Deze leden ontvangen op dit punt graag een uitgebreide reactie
van de Staatssecretaris.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Algemeen
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief over de voortgang
van de aanpak van de wachttijden in de ggz en het Actieplan Wachttijden 2021. Genoemde
leden vinden het van groot belang dat mensen die zorg nodig hebben, deze zorg ook
zo snel mogelijk aangeboden krijgen. Deze leden constateren dat reeds vanaf 2017 gesproken
wordt over dit thema, maar vinden het noemenswaardig dat er vanuit de stuurgroep nu
een actieplan ligt. Genoemde leden hebben in dit verband nog verschillende vragen.
Actieplan Wachttijden 2021
De leden van de D66-fractie vinden het noemenswaardig dat er vanuit de stuurgroep
wachttijden vele duidelijke actiepunten zijn gekomen en dat deze nu in het Actieplan
Wachttijden 2021 staan. Kan de Staatssecretaris nader ingaan op zijn opmerking in
zijn brief dat hij «nu echt gemotiveerde partijen ziet die een gevoel van urgentie
delen»? Wat is volgens de Staatssecretaris de reden dat dit nu wel is gelukt en bij
eerdere overleggen, die in 2017 zijn gestart, niet? Welke lessen kunnen daaruit getrokken
worden, indien bijvoorbeeld een nieuw hoofdlijnenakkoord wordt gesloten?
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om aan te geven of hij bereid
is maandelijks de Kamer op de hoogte te brengen van de voortgang van dit actieplan?
Er staan immers duidelijke maandelijkse deadlines in. Wordt dit actieplan ook actief
gemonitord door de NZa en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)?
De leden van de D66-fractie vragen op welke manier wordt voorkomen dat een patiënt
weer terugvalt na een traject in de ggz. Deze leden benadrukken het belang van nazorg.
Door goede nazorg kan immers een tweede traject vermeden worden, wat weer een positief
effect heeft op de wachttijden. Kan de Staatssecretaris toelichten welke nazorgmaatregelen
op dit moment worden genomen? Kan de Staatssecretaris tevens toelichten in hoeverre
deze maatregelen de doelgroep bereiken?
De leden van de D66-fractie lezen dat er in het afgelopen jaar naar schatting 80.000
minder verwijzingen naar de ggz hebben plaatsgevonden dan verwacht. Deze leden benadrukken
dat er hierdoor voor de toekomst een extra toestroom naar de ggz dreigt en dat het
daarom noodzakelijk is dat snel resultaten worden geboekt rondom de aanpak van wachttijden.
Dit gelet op het feit dat de wachttijden ondanks het verminderde aantal verwijzingen
niet zijn gedaald en de gemiddelde aanmeldwachttijd de Treeknorm overschrijdt in zowel
de basis-ggz als de specialistische ggz voor elke hoofddiagnosegroep. Leiden deze
conclusies volgens de Staatssecretaris niet tot een aanscherping van de maatregelen?
De leden van de D66-fractie zijn daarnaast benieuwd of tijdelijk aanvullende maatregelen
genomen gaan worden in de komende periode bovenop het ingezette actieplan? Zo ja,
om welke maatregelen gaat het?
De leden van de D66-fractie lezen in het Actieplan Wachttijden 2021 (actiepunt 10)
dat er meer focus komt op preventie, zodat de instroom in de ggz structureel verlaagd
kan worden. Genoemde leden steunen het idee van de stuurgroep om meer aandacht te
besteden aan preventie. Deze leden vragen of de Staatssecretaris, naast de adviezen
van de stuurgroep, ook zelf initiatieven ontplooit om de focus op preventie te versterken?
Wat is de status van de ggz-visie die reeds voor de zomer is aangekondigd?
De aanpassing van de Transparantieregeling
De leden van de D66-fractie merken op dat vanaf 1 januari 2022 inzicht beschikbaar
is in het aantal uniek wachtenden. Waarom kan dit niet eerder? Genoemde leden lezen
namelijk ook dat in het actieplan staat dat de doelstelling is om eind maart 2021
al binnen het transfermechanisme gegevens over het (uniek)aantal wachtenden en hun
zorgvraag uit te wisselen. Hoe verhoudt de streefdatum van 1 januari 2022 met de ambities
in dit actieplan? Kan de Staatssecretaris reeds een schatting maken hoeveel procent
van de wachtenden nu dubbel of onnodig op een wachtlijst staan, gezien het feit dat
er al pilots zijn geweest die dit probleem in kaart hebben gebracht? De leden van
de D66-fractie vragen zich af hoe de aanpassing van de transparantieregeling wordt
gekoppeld met de website kiezenindeggz.nl. Deze leden kunnen zich voorstellen dat
er extra administratieve handelingen worden gevraagd van aanbieders. Deze leden denken
dat het verstandig is deze direct te koppelen aan kiezenindeggz.nl, omdat dit maximale
transparantie geeft richting patiënten, cliënten en verwijzers.
De opzet van transfermechanismen
De leden van de D66-fractie lezen over het idee om de aanbieders met de grootste overschrijding
van de Treeknorm in de regio het voortouw te laten nemen in het transfermechanisme.
Biedt de website kiezenindeggz.nl genoeg betrouwbare informatie om dit vast te stellen?
In het actieplan lezen deze leden dat de stuurgroep eind januari / begin februari
de voortgang rapporteert over deze aanbieders aan de Staatssecretaris. Is de Staatssecretaris
bereid deze voortgang te delen met de Kamer?
De leden van de D66-fractie constateren dat door de stuurgroep vastgestelde – en bindende
– afspraken worden opgezet. Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom deze afspraken
bindend zijn? Wat zijn de gevolgen van het niet nakomen van deze afspraken?
De leden van de D66-fractie lezen over de aanmeldpauze en dat aanbieders – voor de
diagnosegroepen waarbij de Treeknorm wordt overschreden – in dit geval geen extra
patiënten mogen aannemen. Dit is vooral een kortetermijnoplossing die goed in kaart
brengt dat er alternatieve aanbieders zijn. Wordt er actief gecommuniceerd richting
patiënten en cliënten welke aanbieders dit betreft, bijvoorbeeld via de website kiezenindeggz.nl?
Wat wordt gedaan in een situatie waar dit geldt voor alle (grote) aanbieders in een
regio? Met name omdat er regio’s zijn waar de Treeknorm aanzienlijk wordt overschreden.
Wat is de positie van zorgverzekeraars in dezen, aangezien zij zorgplicht hebben voor
deze patiënten?
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of het wenselijk is om, in
een situatie waarbij veel aanbieders in een regio een aanmeldpauze hebben, een regionale
en centrale wachtlijst te hebben? Immers, in een situatie dat veel of alle aanbieders
een aanmeldpauze hebben in een regio, kan een patiënt/cliënt ook niet op een wachtlijst
komen. Dit kan extra onzekerheid geven voor de patiënten/cliënten en het zicht op
het aantal wachtenden is dan afwezig.
De leden van de D66-fractie lezen in het actieplan dat medio februari beoordeeld wordt
of de ontwikkeling van de regionale transfermechanismen snel genoeg gaan. Kan de Staatssecretaris
deze beoordeling de Kamer doen toekomen?
De uitbreiding van de stuurgroep
De leden van de D66-fractie lezen voorts dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) de uitvoering van het Actieplan Wachttijden 2021 actief volgt en daar waar van
toepassing actief bijdraagt. Deze leden achten de samenwerking tussen gemeenten en
zorgverzekeraars van cruciaal belang in de aanpak van wachttijden. De leden van de
D66-fractie vragen zich af waarom de VNG nog geen volwaardig lid is van de stuurgroep.
Is de Staatssecretaris voornemens om samen met de VNG te kijken of zij een grotere
rol kunnen spelen?
Regionale doorzettingsmacht
De leden van de D66-fractie waarderen dat actief wordt gezocht naar een oplossing
voor een regionale doorzettingsmacht. Genoemde leden constateren wel dat dit al in
het Regeerakkoord 2017 stond en dat hier meerdere moties over zijn ingediend.3 Deze leden lezen dat ervoor gekozen is om in uiterste gevallen casuïstiek door te
geleiden naar de bewindspersoon die gaat over de ggz. Geldt hier een juridische grondslag
voor? Op basis van welke wetgeving of regeling is dit besloten? Waarom is er niet
voor gekozen om deze mogelijkheid te geven aan (de grootste) zorgverzekeraar in de
regio, omdat zij wettelijk gezien de zorgplicht hebben? Hoe wordt de patiënt/cliënt
die dit betreft geïnformeerd dat zijn/haar casus is doorgestuurd naar het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Op welke wijze wordt de privacy van deze patiënt
gewaarborgd? Wanneer is hier meer duidelijkheid over?
Overig
De leden van de D66-fractie lezen op welke wijze de Staatssecretaris invulling wil
geven aan de motie Renkema en Regterschot over de extra benodigde behandelplaatsen.
De Staatssecretaris geeft aan dat het in het kader van de uitvoering van deze motie
van belang is dat trauma- en stressgerelateerde stoornissen niet langer onder de diagnosehoofdgroep
angststoornissen vallen, maar dat ze een aparte groep gaan vormen. Kan de Staatssecretaris
toelichten waarom dit nodig is? Ziet de Staatssecretaris ook nadelen aan het toevoegen
van een extra diagnosegroep? Kan de Staatssecretaris tevens toelichten wanneer er
inzicht komt in de behandeltekorten?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van
de aanpak wachttijden in de ggz en de laatste cijfers van de NZa. Daaruit blijkt onder
meer dat de wachttijden stabiel blijven, oftewel, even slecht. Genoemde leden vinden
dit een treurige constatering gezien de hoeveelheid leed die hier vaak achter schuilgaat.
Bovendien constateren deze leden dat binnen de huidige kaders van het stelsel weinig
verbeteringen zijn behaald. Kan de Staatssecretaris een grafiek met de Kamer delen
betreffende het verloop van de wachttijden sinds de eerste meting deze kabinetsperiode?
Tevens vragen genoemde leden wat volgens de Staatssecretaris zijn grootste wapenfeit
is geweest op dit dossier? Zijn er op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport de afgelopen vier jaar plannen gemaakt of voorbereidingen getroffen om (naast
de bekostigingssystematiek) een stelselwijziging in de ggz in te voeren met het oog
de wachtlijsten te verkorten? Kan de Staatssecretaris in hoofdlijnen de verschillende
denkrichtingen met de Kamer delen? Welke boodschap wil de Staatssecretaris op persoonlijke
titel de politiek meegeven tijdens de aanstaande formatie betreffende de ggz?
De leden van de GroenLinks-fractie ontvangen dagelijks berichten van patiënten die
op een wachtlijst staan, niet in aanmerking komen voor een crisisplek, of waarvan
dak- en thuisloosheid dreigt. Zodoende vragen genoemde leden hoe het staat met de
uitvoering van de aangenomen motie van het lid Klaver4? Is al een inventarisatie gedaan bij alle grote ggz-instellingen in Nederland over
mogelijke tekorten en ontvangt de Staatssecretaris ook signalen dat de druk van acute
ggz verlicht kan worden als er veel betere doorstroom is? Wat is het tijdspad van
de uitvoering van de motie?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het kabinet op de valreep nog vorm
geeft aan de noodoplossing «regionale doorzettingsmacht». Dat is mooi, maar om dit
proces vorm te geven wordt gebruik gemaakt van een set werkafspraken. Wil dit zeggen
dat «regionale doorzettingsmacht» en «opschalingsniveau naar de bewindspersoon Volksgezondheid,
Welzijn en Sport» binnen het huidige stelsel zonder additionele wetswijzigingen kan?
Zo ja, waarom heeft het zo lang geduurd voordat hier een eerste stap in wordt gezet?
Zo nee, waarom wordt in de Kamerbrief niet gerept over voorbereiding van wet- en regelgeving?
Tot slot willen de leden van de GroenLinks-fractie meer inzicht krijgen in de macrokosten
van ons ggz-stelsel. Kan de Staatssecretaris met de Kamer delen welk aandeel van de
totale VWS-begroting, en in absolute kosten (in miljarden), sinds het begin van de
eeuwwisseling naar de ggz is gegaan? Hoeveel procent van de dag besteden zorgverleners
in de ggz hun tijd aan administratie, registratie en bureaucratie in de ggz, volgens
de laatste cijfers?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met betrekking tot de wachttijden in de ggz onderstaande
opmerkingen en vragen.
De leden van de SP-fractie hebben al vele malen hun zorgen geuit met betrekking tot
de te lange wachttijden/wachtlijsten in de ggz. Een wachttijd van soms vele maanden
is echt onacceptabel; helaas zijn de vorderingen tot op heden volstrekt onvoldoende.
Deze zorgen van genoemde leden worden telkens bevestigd in de verschillende voortgangsrapportages
die naar de Kamer worden gestuurd en ook de laatste voortgangsbrief schetst geen hoopvol
beeld. De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris naar de meest actuele
cijfers als het gaat om wachtlijsten in de ggz. Hoeveel mensen staan nu precies op
de wachtlijsten en hoe lang zijn de wachttijden per aandoening? Is het nog steeds
zo dat mensen met de ernstigste problematiek het langst moeten wachten op zorg? Welke
invloeden dan wel gevolgen hebben de tot op heden genomen acties gehad op deze wachttijden?
Zijn de invloeden van individuele maatregelen in beeld te brengen? Zo ja, welke ingezette
acties blijken succesvol en welke blijken tot op heden niet succesvol te zijn? Is
de indruk van de leden van de SP-fractie correct dat de acties tot op heden helaas
nog steeds absoluut onvoldoende zijn en dat aanvullende acties dringend gewenst zijn?
Aangegeven is dat dat de ontwikkelingen in de wachttijden (vooral in coronatijd) samen
worden geadresseerd met de NZa en in overleg met ggz-partijen. Door MIND Landelijk
Platform Psychische Gezondheid wordt echter gesteld dat de verschillende betrokken
partijen (momenteel) niet op één lijn zitten. Dit verbaast de leden van de SP-fractie
zeer, het is immers een probleem dat al gedurende langere tijd speelt en enkel verbreed
is door de coronacrisis. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke punten de partijen
op dit moment inhoudelijk niet op één lijn zitten? Kan hij aangeven welk effect dit
«niet op één lijn zitten» precies heeft aangaande de wachtlijstproblematiek? De leden
van de SP-fractie wachten op de door de Staatssecretaris aangekondigde visie over
het zorglandschap van de ggz. Wanneer kunnen deze leden deze visie precies verwachten?
In hoeverre wordt in deze visie één inhoudelijke lijn geschetst waar alle relevante
partijen achter (dienen te) staan als het gaat om de wachttijdproblematiek?
Tevens vragen de leden van de SP-fractie om een uitgebreid overzicht van de betrokken
partijen bij de aanpak van de wachtlijsten in de ggz, welke overleggen op welke onderwerpen
er op korte termijn gaan plaatsvinden en wanneer genoemde leden concrete vervolgacties
kunnen verwachten? Klopt de constatering van MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid
dat veel overleggen zijn doorgeschoven van januari naar maart? Zo ja, waarom is daarvoor
gekozen?
Wat zijn tot op heden precies de ervaringen en resultaten met betrekking tot het akkoord
dat is gesloten tussen Zorgverzekeraars Nederland en ggz-instellingen? Daarnaast vragen
de leden van de SP-fractie hoeveel ggz-instellingen in 2020 hun budgetplafond hebben
bereikt dan wel overschreden? Hoe wordt daarnaast het probleem opgelost dat behandelaren
ertoe geneigd zijn eerder relatief eenvoudige problematiek op te pakken dan ingewikkeldere
casuïstiek, vanwege verkeerde financiële prikkels en marktwerking in de ggz? Hoe wordt
deze mismatch tussen vraag en aanbod opgelost?
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brief van de Staatssecretaris over de aanpak van de wachttijden in de ggz en het bijbehorende
actieplan 2021 van de landelijke stuurgroep wachttijden. Deze leden bedanken de Staatssecretaris
voor zijn betrokkenheid en inzet de afgelopen jaren voor de ggz.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn het met de Staatssecretaris eens dat de
samenwerking tussen partijen om de wachttijden in de ggz terug te dringen ten positieve
is veranderd en is geïntensiveerd. De gezamenlijke afspraken die voor 2021 zijn gemaakt,
zijn hard nodig om de wachttijden terug te dringen. Deze zijn ondanks de goede stappen
nog veel te hoog. Genoemde leden vinden het belangrijk dat de afspraken zo goed mogelijk
worden nagekomen, dat wordt ingegrepen als de voortgang achterblijft en dat de instroom
in de ggz zoveel mogelijk wordt voorkomen. Deze leden hebben daarom enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris om met de stuurgroep
tijdig een beslissing te nemen over de vervolgaanpak in acht probleemregio’s, zodat
de versnellers hun inzet niet onnodig hoeven te pauzeren. Genoemde leden willen onderstrepen
dat bij een beslissing over het vervolg ook moet worden afgewogen of het ingrijpen
van toezichthouders als de NZa of de IGJ wellicht meer de aangewezen weg is om voortgang
te boeken. Deze leden vragen daarnaast aandacht voor de voortgang in andere regio’s
waar wachttijden een structureel probleem zijn. Kunnen deze versnellers ook in andere
regio’s worden ingezet?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn samen met de Staatssecretaris positief gestemd
dat overeenstemming is bereikt over de hoofdlijnen van een regionale doorzettingsmacht.
Genoemde leden dringen aan op een zo spoedig mogelijke uitwerking van de afspraken.
Welke instrumenten heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de
partijen aan de afspraken te houden, behalve hen aanspreken wanneer afspraken niet
worden nagekomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden een goede samenwerking van de ggz met
gemeenten en het sociaal domein van groot belang als het gaat om de wachttijden in
de ggz, omdat dit de structurele druk op de ggz kan doen afnemen. Is de Staatssecretaris
bereid om met de VNG in gesprek te gaan over een groter commitment van de VNG bij
de aanpak van wachttijden in de ggz?
Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de voortgang in de samenwerking tussen gemeenten
en zorgverzekeraars ten behoeve van de ggz-doelgroep en de inbreng van cliëntperspectief
daarbij? Wat wil hij ondernemen om die voortgang te bevorderen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in het licht van de instroom in de ggz
naar de coördinatie- en consultatiefunctie in de ggz. Wat kan de Staatssecretaris
doen om de impasse rond de financiering te doorbreken? Dit kan namelijk de druk op
de ggz doen afnemen.
Ten slotte vragen de leden van de ChristenUnie-fractie aan de Staatssecretaris of
hij in het kader van de Zorgverzekeringswet de mogelijkheden voor zorgverzekeraars
wil vergroten om te investeren in preventie naar voorbeeld van de zorgkantoren in
de Wet langdurige zorg.
II. Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.