Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over klimaat en energie (o.a. Kamerstuk 32813-624)
2021D06738 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 20 november
2020 «Fiche: Mededeling Methaanstrategie» (Kamerstuk 22 112, nr. 2980), de brief van 24 november 2020 «Voortgang stimulering duurzame energieproductie
en klimaattransitie» (Kamerstuk 31 239, nr. 327), de brief van 25 november 2020 «Uitvoering van de motie van het lid Agnes Mulder
c.s. over de mogelijkheden van burgerpanels» (Kamerstuk 32 813, nr. 624), de brief van 24 november 2020 «Resultaten 2019 Meerjarenafspraken energie-efficiëntie
MJA3 en MEE» (Kamerstuk 30 196, nr. 734), de brief van 8 december 2020 «Middelenverdeling Nederlandse enveloppes Europees
Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het nieuwe fonds voor een rechtvaardige
transitie (het JTF)» (Kamerstuk 21 501-08, nr. 817), de brief van 10 december 2020 «Ontwerpbesluit houdende nadere regels voor het bij
wege van experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet (Besluit experimenten
Elektriciteitswet 1998 en Gaswet)» (Kamerstuk 34 627, nr. 50), de brief van 10 december 2020 «De verbreding en verbetering van de energiebesparingsplicht
(Kamerstuk 30 196 nr. 738), de brief van 8 december 2020 «Rapport evaluatie Regeling gebiedsaanwijzing gasaansluitplicht»
(Kamerstuk 34 627, nr. 51), de brief van 4 december «Verlenging Addendum MEE 9 PJ energiebesparing» (Kamerstuk
30 196, nr. 740), de brief van 4 december 2020 «Noordzee Energie Outlook met appreciatie» (Kamerstuk
32 813, nr. 646), de brief van 20 januari 2021 «Antwoorden op overige vragen commissie over de Energieraad»
(Kamerstuk 21 501-33, nr. 837), de brief van 15 januari 2021 «Fiche: Mededeling EU-strategie voor hernieuwbare
offshore energie» (Kamerstuk 22 112, nr. 3012), de brief van 25 januari 2021 «Nadere informatie over de uitvoering van de motie
Agnes Mulder c.s. over de mogelijkheden van burgerpanels (Kamerstuk 32 813, nr. 578)» (Kamerstuk 32 813, nr. 659), de brief van 13 januari 2021 «Kabinetsreactie op het verslag van de Europese Commissie
inzake de werking van de Europese koolstofmarkt» (Kamerstuk 21 501-08, nr. 818), de brief van 14 januari 2021 Verloop openstelling SDE++ 2020» (Kamerstuk 31 239, nr. 328), de brief van 17 december 2020 «Appreciatie Innovatieagenda Groen Gas en stand van
zaken uitvoering Routekaart Groen Gas» (Kamerstuk 32 813, nr. 654), de brief van 17 december 2020 «Wijziging van de Investeringssubsidie Duurzame Energie-regeling
(ISDE) vanaf 1 januari 2021» (Kamerstuk 30 196, nr. 744), de brief van 15 december 2020 «Resultaten internetconsultatie Wet Collectieve warmtevoorziening»
(Kamerstuk 30 196, nr. 743), de brief van 15 december 2020 «Voortgang beleidsagenda kabinetsvisie waterstof»
(Kamerstuk 32 813, nr. 653), de brief van 4 februari 2021 «Verzoek tot Investeerder-Staat arbitrage bij International
Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID)» (documentnummer 2021Z02290), de brief van 2 februari 2021 «Routekaart Zon Op Water» (documentnummer 2021Z02130), en de brief van 29 januari 2021 «Reactie op de uitvoering van de motie van de leden
Sienot en Dik-Faber om additionele voorstellen op te halen die bijdragen aan 55% CO2-reductie in 2030» (documentnummer 2021Z01854).
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Yaqut
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
22
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geagendeerde
stukken voor dit schriftelijk overleg en hebben over diverse onderwerpen nog enkele
vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat in het vorige notaoverleg door de Minister
is toegezegd nog in januari aan te geven hoe het Nationaal Programma Regionale Energiestrategieën
(NP RES) wordt voortgezet na 1 juli 2021. Deze leden vragen wat de stand van zaken
is met betrekking tot deze toezegging.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister in oktober 2020 heeft besloten
het Ontwerpbesluit experimenten Elektriciteitswet 1998 en Gaswet niet te bekrachtigen.
Hoewel de Minister voorbeelden noemt die aangeven dat er nog steeds mogelijkheden
zijn om in te spelen op nieuwe instrumenten of behoeften met betrekking tot de energietransitie,
vragen deze leden hoe dit thema terugkeert in de nieuwe Energiewet. Immers, de ontwikkelingen
en innovaties in de energietransitie zullen alleen maar sneller gaan en enige experimenteerruimte
zal waarschijnlijk een welkome aanvulling zijn in de wetgeving om nieuwe ontwikkelingen
sneller in de praktijk te kunnen beproeven. Hoe ziet de Minister dit?
De leden van de VVD-fractie constateren met betrekking tot de Appreciatie Noordzee
Energie Outlook dat de Minister aangeeft een Verkenning Aanlanding Windenergie op
zee te starten. De Minister benoemt daarbij onder andere dat er gekeken wordt naar
de koppeling van aanlanding van wind op zee aan de groeiende energievraag uit de industriële
clusters. Deze leden vragen of er ook nog naar andere factoren wordt gekeken, zoals
de mogelijkheid om de warmte die vrijkomt bij de omzetting van elektriciteit in waterstof
te benutten in warmtenetwerken.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het verslag
van de Europese Commissie over de werking van de Europese koolstofmarkt. De Minister
geeft aan dat de inzet van Nederland bij het aanscherpen van het Europese systeem
voor emissiehandel (EU-ETS) onder meer gaat over het versterken van de marktstabiliteitsreserve
en de aanscherping van de lineaire reductiefactor. Deze leden ondersteunen deze inzet,
temeer daar de aanscherping van het EU-ETS een van de beste methodes is om in gezamenlijk
EU-verband tot invulling van een hogere reductiedoelstelling met behoud van gelijk
speelveld te komen. Deze leden vragen of Nederland ook al een kwantitatieve inzet
heeft bepaald op de mate van aanscherping van het EU-ETS, zodanig dat deze aanscherping
voldoende bijdraagt aan het behalen van een opgehoogde EU-doelstelling van 55 procent.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister de eerste resultaten van de
aanvragen Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) 2020 heeft.
De Minister heeft aangekondigd de Kamer in het voorjaar te informeren over de vormgeving
van de SDE++ 2021. Gaat de Minister bij die gelegenheid ook in op de toezegging, zoals
gedaan bij de behandeling van de begroting Economische Zaken en Klimaat 2021, om dan
ook bij voorrang te kijken naar het toevoegen van die instrumenten die CO2-heffingbetalende industrie nodig heeft om op tijd van die heffing af te komen door
te verduurzamen?
De leden van de VVD-fractie vernemen in de brief over de voortgang van de beleidsagenda
waterstof dat de Minister erkent dat de momenteel gereserveerde middelen nog onvoldoende
zijn, maar dat hij tegelijkertijd mogelijkheden ziet voor financiering. Deze leden
vragen wanneer de Minister duidelijkheid verwacht over omvang en timing van de beschikbaarheid
van deze middelen. Aan welke projecten denkt de Minister in het kader van een aanvraag
voor de Recovery and Resilience Facility (RRF)?
De leden van de VVD-fractie constateren dat in het notaoverleg in december de Minister
toezegde een inventarisatie te maken van no-regret maatregelen uit het advies van
de Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie (TIKI) zoals de waterstof backbone.
Deze zouden mogelijk versneld gerealiseerd kunnen worden, mede door gebruikmaking
van Europese fondsen. Deze leden vragen op welke termijn de Minister de Kamer daarover
verwacht te informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor
het schriftelijk overleg Klimaat en energie en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat inwoners die in de buurt van windmolens
wonen vaak overlast ondervinden door de felle, rode, knipperende verlichting die in
verband met de vliegveiligheid op de windmolens wordt geplaatst. De Minister heeft
aangegeven dat er pilots gaande zijn om naar alternatieven te zoeken voor het plaatsen
van rode verlichting op iedere windmolen. Deze leden vragen de Minister om een overzicht
te geven van deze pilots en daarbij ook de verschillende oplossingen te benoemen die
in deze pilots worden getest. Wanneer zullen de resultaten van de genoemde pilots
bekend worden? Ook vragen deze leden de Minister of hij bekend is met de mogelijkheid
om met naderingsdetectie door middel van een passief radarsysteem de rode lampen standaard
uit te zetten en deze lampen alleen bij naderend vliegverkeer te laten knipperen.
In Duitsland is zelfs al een flink aantal windparken met dergelijke naderingsdetectie
voor de obstakelverlichting uitgerust. Kan de Minister uitleggen wat de reden is dat
dit in Duitsland al wel mogelijk is en in Nederland nog niet? Is het juist dat het
mogelijk is om met een dergelijk systeem voor een relatief laag bedrag alle windmolens
in een gebied van 15 bij 15 kilometer uit te rusten? Zo ja, waarom is er in Nederland
dan nog niet voor een dergelijk systeem gekozen? Op welke termijn verwacht de Minister
dat alternatieven zoals naderingsdetectie voor de hinderlijke verlichting ook in Nederland
zullen worden toegepast? Wanneer gaat hij de Kamer daarover infomeren?
De leden van de CDA-fractie hebben tijdens het notaoverleg op 26 november 2020 en
3 december 2020 vragen gesteld over de projectorganisatie van de Regionale Energiestrategieën
(RES). Deze leden willen dat het NP RES na 1 juli 2021 wordt voorgezet en dat de RES-regio’s
meer tijd krijgen om de RES beter met de inwoners te doordenken. De Minister zou daar
het volgende overleg op terugkomen, maar deze leden hebben die brief nog niet gezien.
Zij zouden graag zien dat de RES-regio’s daarbij het Burgerberaad en de uitkomsten
van het onderzoek daarnaar in antwoord op de motie van het lid Agnes Mulder c.s. over
burgerpanels betrekken. Is de Minister voornemens die wens met het NP RES en verantwoordelijke
bestuurders bij de RES te bespreken? Zou de Minister de brief zo spoedig mogelijk
naar de Kamer willen sturen?
De leden van de CDA-fractie hebben bij het vorige debat aan de Minister vragen gesteld
over de verzekerbaarheid van zonnepanelen. De Minister gaf aan veelvuldig in overleg
te zijn met de sector. Kan hij aangeven wat dat tot op heden heeft opgeleverd? Deze
leden danken hem voor het geven van het oordeel Kamer aan de motie over een onafhankelijk
onderzoek naar de factoren die van invloed zijn op de verzekerbaarheid van zonnepanelen.
Kan de Minister aangeven hoe het staat met de uitvoering van deze aangenomen motie?
De Minister heeft tijdens datzelfde debat een toezegging gedaan om een brief te sturen
over de uitvoering van de motie van de leden Beckerman en Agnes Mulder over datacenters
(Kamerstuk 32 813, nr. 590). Wanneer komt die brief naar de Kamer? Deze leden zouden de brief voor het eerstvolgende
debat willen ontvangen, zoals is toegezegd.
De leden van de CDA-fractie zien de problemen met de netcongestie eerder toenemen
dan dat zij lijken te worden opgelost. Deze week speelden problemen op bij filevorming
op het Limburgse stroomnetwerk. De Minister heeft toegezegd een brief over de congestie
in het voorjaar naar de Kamer te sturen. Wil de Minister in zijn brief ook op de problemen
in het zuiden van het land terugkomen? Voor deze leden is het onwerkelijk dat tegelijkertijd
de RES-regio’s gevraagd worden om plannen te maken en dat al die mooie plannen mogelijk
niet eens het licht zullen zien omdat het netwerk daar niet klaar voor is. Dat frustreert
iedereen die probeert een positieve bijdrage te leveren aan de klimaat- en energietransitie.
Deze leden hopen dat de Minister hier bovenregionaal naar wil kijken. De netbeheerders
hebben netimpactanalyses gemaakt met aanbevelingen om integraal naar het energiesysteem
te kijken over de verschillende sectoren heen. Hoe waardeert de Minister deze aanbevelingen?
Graag ontvangen deze leden een reactie.
De leden van de CDA-fractie nemen waar dat de Minister tijdens het vorige debat heeft
toegezegd om over grensoverschrijdende energieprojecten in gesprek te gaan met de
gemeenten Kerkrade, Losser en Emmen en dat hij daar de Kamer in het voorjaar van 2021
over informeert. Is daar al meer over te melden op dit moment?
Waterstof
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Minister in zijn brief over de voortgang
van de kabinetsvisie waterstof schrijft dat er voor het creëren van experimenteerruimte
voor waterstofprojecten een wettelijke grondslag nodig is die zich specifiek richt
op activiteiten op het gebied van waterstof voordat (tijdelijke) taken door middel
van een algemene maatregel van bestuur (AMvB) aan netbeheerders kunnen worden toegewezen.
Kan de Minister aangeven welk tijdsplan hij in gedachten heeft om de nodige experimenteerruimte
te creëren en met welke partijen hij daarover in gesprek zal gaan? Zal de Minister
daarbij ook in gesprek gaan met bijvoorbeeld marktpartijen en lokale overheden over
hun behoeftes voor experimenteerruimte? Ook in de scheepvaart liggen kansen voor het
gebruik van waterstof, zo constateren deze leden. Uit onderzoek blijkt dat er veel
initiatief is vanuit de sector en dat Nederland vooroploopt, maar dat er belemmeringen
zijn voor verdere ontwikkeling, bijvoorbeeld als het gaat om regelgeving, veiligheidsstandaarden
en technische systemen. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan en hoe ziet hij de rol
van het Rijk hierin? Welke stappen gaat hij zetten om ontwikkeling van waterstof in
de scheepvaart mogelijk te maken?
Groen gas
De leden van de CDA-fractie zijn voor hergebruik van het gasnet en groen gas speelt
daarin naast waterstof een belangrijke rol. Vanwege de lage gasprijs op dit moment
komt een aantal groen gasprojecten in de problemen. Een producent krijgt namelijk
Subsidie Duurzame Energie (SDE) met aftrek van de ingeschatte marktprijs voor gas.
In de SDE-toekenning is tevens een zogenaamde limietprijs opgenomen. Als de prijs
onder deze limiet komt dan wordt er geen SDE-subsidie uitgekeerd over dit deel. Dit
betekent dat met de huidige lage gasprijs er soms zelfs al voor wordt gekozen om een
installatie tijdelijk stil te leggen. Door deze situatie wordt de productie van groen
gas minder gestimuleerd. Deze leden pleiten al langer voor een bijmengingsverplichting
van groen gas. Deze bijmengingsverplichting is een mogelijke oplossingsrichting voor
dit probleem (fysiek of virtueel). Het percentage bijmenging moet daarbij wel realistisch
zijn en in de tijd worden opgebouwd. De Minister schrijft dat hij een administratieve
bijmengingsverplichting voor waterstof als mogelijke optie zal betrekken bij de opschaling
en uitrol van waterstof. Deze leden pleiten voor een bijmengingsverplichting voor
groen gas. Uit de sector horen zij dat de Minister hier nog niet heel veel haast mee
heeft gemaakt en dat dit wel eens vier jaar zou kunnen duren. Deze leden zouden daar
graag versnelling in aanbrengen. Is het mogelijk om de bijmengingsverplichting voor
groen gas binnen twee jaar uit te werken en in te voeren? Vooralsnog worden alle gasvormige
energiedragers binnen de energiebelasting gelijk belast en dat knelt ten aanzien van
de opschaling van de productie van waterstof en groen gas. Kan de Minister bij de
lopende evaluatie van de energiebelasting bezien hoe het systeem van energiebelasting
juist kan bijdragen aan de opschaling van groen gas en groene waterstof, wat de voor-
en nadelen zijn (ook in relatie tot elektriciteit) en of de Minister zich hiervoor
ook hard kan maken bij de behandeling van een in juni te verschijnen conceptherziening
van de Europese Energy Taxation Directive?
Uitvoeringsproblemen bij verduurzaming gebouwde omgeving
De leden van de CDA-fractie signaleren een aantal praktische uitvoeringsproblemen
bij de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Deze leden spraken met een gedreven
Limburgse ondernemer die een innovatieve oplossing heeft voor Verenigingen van Eigenaren
(VvE) en woningcorporaties. Met een lokale elektriciteitscentrale (op kleine schaal)
en een warmtekrachtkoppeling (WKK) worden woningen zodanig verduurzaamd dat er tot
57 procent minder gas wordt verbruikt. Omdat het hier om een zowel technisch als financieel
innovatiemodel gaat loopt de initiatiefnemer tegen obstakels in regelgeving aan. Is
de Minister bereid hier in te duiken? Een ander voorbeeld is Utrecht (Overvecht-Noord)
waar de gemeente de vervanging van gasleidingen die enkel voor kookgas gebruikt worden
wil voorkomen waar mogelijk. Voor de warmte zitten de bewoners al op het warmtenet.
Dat is mogelijk als bewoners over kunnen stappen op elektrisch koken. Deze leden willen
de Minister vragen welke opties hij ziet om deze pilot met gasloos koken op te schalen.
In heel Nederland zijn er plekken waarmee driehonderdduizend woningen relatief gemakkelijk
gasloos zouden kunnen worden. Wil de Minister daar samen met de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties naar kijken?
Hoogwaardig gebruik biogrondstoffen
De leden van de CDA-fractie constateren dat de voordelen van het vastleggen van CO2 in materialen zoals hout in gebouwen nu niet goed worden meegerekend. Als dit wel
gebeurt kan dat een stimulans zijn voor het hoogwaardig gebruiken van biogrondstoffen.
Om de klimaatdoelen te halen zullen traditionele bouwmaterialen zoals beton en staal
geleidelijk worden vervangen door relatief emissiearme grondstoffen zoals hout. In
de huidige nationale en Europese normen wordt dit echter nauwelijks gestimuleerd of
zelfs eerder ontmoedigd. Deze leden vragen de Minister hoe dit beter kan en hoe het
hoogwaardig gebruik van biogrondstoffen/biomaterialen kan worden gestimuleerd. Ziet
de Minister hierbij ook een rol voor de overheid als launching customer? In hoeverre
zie de Minister in de komende SDE++ ronde mogelijkheden om warmteopties voldoende
te kunnen stimuleren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
55 procent doelstelling
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport «Bestemming
Parijs: Wegwijzer voor Klimaatkeuzes 2030, 2050» van de ambtelijke studiegroep van
Laura van Geest. Deze leden vragen de Minister wanneer de Kamer een appreciatie van
het kabinet kan verwachten op dit rapport. Deze leden vragen tevens wanneer naar verwachting
de resultaten van de uitvraag bij de brede samenleving gedeeld zal worden met de Kamer.
De leden van de D66-fractie zijn blij met het besluit tot een Europees doel van 55 procent
CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Dit Europees doel zal ook gevolgen hebben
voor het CO2-reductiedoel voor Nederland als Europese lidstaat. Deze leden vragen de Minister
om meer inzicht te geven in de timing en het traject van de vertaling van dit Europese
doel naar een CO2-reductiedoel voor elke lidstaat. Daarbij vragen deze leden of de Minister in kan
gaan op de factoren die invloed hebben op het uiteindelijke besluit tot het bepalen
van een concreet klimaatdoel voor een lidstaat.
Biomassa
De leden van de D66-fractie vragen de Minister hoe het staat met de uitvoering van
de motie Sienot c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 537) voor een versneld afbouwpad en eindjaar. Deze leden wil dat de Minister zo snel
mogelijk uitvoering geeft aan deze motie zodat de markt duidelijkheid heeft en een
volgend kabinet hierover voortvarende besluiten kan nemen.
RADAR en warmtewet 2.0
De leden van de D66-fractie constateerden dat tijdens de uitzending van het tv-programma
RADAR van 8 februari 20211, meerdere bewoners hun zorgen over en hun negatieve ervaringen met een warmtenet
hebben gedeeld. Zo hebben klanten te maken met storingen, met koude in de winter en
hoge rekeningen. Deze leden maken zich zorgen over deze problematiek die het draagvlak
voor warmtenetten niet ten goede komt. Met de Warmtewet 2.0 is er een kans om dit
soort praktijken te voorkomen, echter, deze wet is nog steeds niet behandeld in de
Kamer. Deze leden zien nog nodige verbeteringen voor de Warmtewet 2.0 waaronder meer
ruimte om als warmtecoöperatie organisch te groeien en meer ruimte voor nieuwe spelers.
Voor deze klanten komt deze wetswijziging sowieso te laat. De leden van de D66-fractie
vragen daarom naar de voortgang van de Warmtewet 2.0. Deze leden dringen aan op haast
maken met de gewenste wijzigingen, zoals het loslaten van de Niet Meer dan Anders
prijs (waardoor de prijs van warmtenetten gekoppeld is aan de stijgende gasprijs),
mogelijk al voorafgaand aan de behandeling van de Warmtewet 2.0 indien niet anders
mogelijk. Deze leden vragen de Minister om samen met de Autoriteit Consument & Markt
(ACM) in gesprek te gaan met klanten van onder andere het warmtenet in Transvaal en
het warmtenet in Dongen en daarbij open te staan voor de oplossingen die deze bewoners
voorstellen. Daarbij vragen deze leden wat de Minister van de suggestie vindt om de
boetes van ACM aan warmtebedrijven die zich niet aan de wettelijke regels houden te
verhogen.
Rijksarchitect
De leden van de D66-fractie zien de krapte op het elektriciteitsnet als een van de
belangrijkste belemmeringen in de energietransitie. Het is een landelijk probleem
waardoor onder andere zonne- en windenergieprojecten vertraging oplopen, terwijl schone
energie van eigen bodem keihard nodig is om de klimaatdoelen te halen. Deze problematiek
wordt urgenter, gezien de RES die nu worden gemaakt in de regio’s waarin besloten
wordt tot uitrol van zonne- en windenergie in Nederland. Daar is een goede netaansluiting
cruciaal voor, zo menen deze leden. Gebrek aan nationale regie over deze regionale
plannen kan negatieve gevolgen hebben voor de gewenste voortgang van deze regionale
plannen. Derhalve zijn deze leden voorstander van het aanstellen van een Rijksarchitect
die ervoor zorgt dat Rijk, provincies en gemeenten samenwerken zodat hun plannen goed
op elkaar afgestemd zijn. Deze leden vragen daarom of de Minister ertoe bereid is
om de mogelijkheden van het aanstellen van een Rijksarchitect te onderzoeken.
Windenergie op zee
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de wijziging van de Wet windenergie
op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee) (Kamerstuk 35 092) is aangenomen door de Kamer en vragen aan de Minister of de moties van de Kamer
zo snel mogelijk uitgevoerd kunnen worden. Daarbij vragen deze leden naar de inzet
van de Minister om de uitrol van windparken op zee te versnellen.
Routekaart zon op water
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Routekaart zon
op water van de Minister. Deze leden hebben samen met de leden van de CDA-fractie
middels een motie gevraagd om een ecologisch onderzoek (Kamerstuk 32 813, nr. 427). Daar wordt op ingegaan in de routekaart, maar toch zijn deze leden benieuwd naar
de achterliggende onderzoeksdata omtrent ecologie en zonne-energie op water.
De leden van de D66-fractie zien zonne-energie op water als een kans voor de energietransitie,
waarbij het van belang is dat dit zorgvuldig gebeurt met respect voor natuur, recreatie
en ecologie. Deze leden vragen wat het ambitieniveau is van de Minister en hoe deze
routekaart vertaald zal worden naar concrete beleidsvoornemens en regelgeving. Zij
zijn ervan doordrongen dat netcongestie een breed probleem is in Nederland en een
belemmering voor de energietransitie en vragen de Minister wat de invloed van de netcongestieproblematiek
is op deze routekaart.
De leden van de D66-fractie constateren tot slot dat bij de ontwikkeling van zonne-energie
op water er zowel een watervergunning als een omgevingsvergunning moet worden verkregen.
Deze leden vragen of er mogelijkheden zijn om de vergunningenprocedure te vereenvoudigen,
bijvoorbeeld door voor zonne-energieprojecten op water een integrale vergunningsaanvraag
mogelijk te maken bij een enkel bevoegd gezag. Tevens vragen deze leden naar de mogelijkheden
of bij zon op water hetzelfde mogelijk is zoals bij wind op zee, namelijk: een kavelbesluit
waarin alle vergunningsvoorschriften zijn opgenomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de verwachtingen rondom de RES-sen
positief zijn, maar hechten eraan te benadrukken dat de aandacht voor het daadwerkelijk
realiseren van de doelen niet moet verslappen. Pas wanneer de windmolens en zonnepanelen
daadwerkelijk staan en liggen is het doel bereikt. Daarnaast is het waarschijnlijk
noodzakelijk om de taakdoelstelling voor duurzame energieopwekking op land te verhogen
wanneer het klimaatdoel wordt verhoogd. Er ligt dus een grote en vaak moeilijke taak
bij de regio’s, met name ook omdat het plaatsen van windmolens en zonneparken soms
voor spanningen zorgt. Hoe ondersteunt de Minister de regio’s en met name kleine gemeentes
bij het realiseren van de doelstelling? Hoe draagt de Minister bij aan het creëren
van meer draagvlak voor duurzame energie? Hoe kan misinformatie worden bestreden (bijvoorbeeld
bewerkte foto’s waarop windmolens onrealistisch groot worden afgebeeld)? Kan het onderzoek
van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over gezondheidseffecten
en hinder beter onder de aandacht worden gebracht? Kunnen hinderbeperkende maatregelen
worden gesubsidieerd en hoeveel zou dit kosten?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat energiecoöperaties een belangrijke rol
hebben in de energietransitie. Omtrent het afbouwen van de postcoderoosregeling lijken
er echter een aantal problemen te ontstaan. Deze leden hebben vernomen dat er geen
nieuwe leden mogen worden toegevoegd aan energiecoöperaties die werken met de postcoderoosregeling. Tot nu toe kon dit wel bij overlijden of bij verhuizing buiten de postcoderoos.
Het aandeel mag slechts worden verdeeld. Dit zal wellicht leiden tot een voortijdig
einde van een aantal projecten. Door natuurlijk verloop worden de coöperaties kleiner,
soms te klein om nog langer recht te hebben op teruggave van de energiebelasting.
Kan hiernaar worden gekeken en kan dit worden herzien? Ook vernemen deze leden dat
bij overgang van een lid naar een andere energiemaatschappij gedurende het jaar, door
de energiecoöperatie een splitsing moet worden aangebracht per energiemaatschappij.
Dit maakt de regeling nog complexer en dit legt een groot beslag op vrijwilligers.
Kan dit punt worden herzien? Tot slot kunnen er na 1 april 2021 geen nieuwe verlaagd
tariefregelingencontracten worden afgesloten tussen energiecoöperaties en energieleveranciers.
Dit terwijl bestaande projecten nog vijftien jaar gebruik mogen maken van bestaande
postcoderoosregelingen. Is de Minister het met deze leden eens dat dit niet houdbaar
is?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer bezorgd over de signalen dat de industrie
aandringt op meer gratis emissierechten binnen het EU-ETS. Dit mag volgens deze leden
absoluut niet gebeuren. Wil de Minister in de EU pleiten voor een afbouw van de gratis
rechten? Deze leden zijn het niet eens met de conclusie dat EU-ETS effectief was voor
het indammen van de CO2-uitstoot van de luchtvaart. De CO2-uitstoot van de luchtvaart steeg alleen maar, met uitzondering van afgelopen jaar
vanwege de coronapandemie. Wil de Minister werken aan een eerlijke prijs voor vliegtickets
op EU-niveau bij het aanpassen van de Energy Tax Directive?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de waterstofvisie van de Minister met interesse
gelezen en delen veel van de uitgangspunten van deze brief. Wel maken deze leden zich
zorgen over het gebrek aan financiële middelen om groene waterstof aan te jagen: 35 miljoen euro
per jaar zet geen zoden aan de dijk. De landen om Nederland heen geven juist miljarden
uit aan het stimuleren van groene waterstof. Deelt de Minister deze zorgen en erkent
de Minister dat er significant meer middelen nodig zijn om Nederland koploper te maken
op het gebied van groene waterstof? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat het opschalingsinstrument
wat in de brief beschreven wordt, goedgekeurd wordt door de Europese Commissie?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat zowel waterstofgas als groen gas
op dit moment fiscaal hetzelfde worden behandeld als aardgas. Dit staat de energietransitie
in de weg. Wat zijn de voor- en nadelen van het minder belasten van waterstof en groen
gas, ook in relatie met elektrificatie? Hoe kan de energiebelasting bijdragen aan
de opschaling van groen gas en waterstof? Ook vragen deze leden of het mogelijk zou
zijn om groene waterstofproductie uit reststromen op te nemen als SDE++ categorie.
Wat zijn hier de voor- en nadelen van?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn teleurgesteld over de (niet) gerealiseerde
energiebesparing van de industrie en hebben hier vaker Kamervragen over gesteld en
op andere manieren aandacht voor gevraagd. In de brief van de Minister over energiebesparing
wordt duidelijk dat de Minister een uitbreiding van de terugverdientijd naar zeven
jaar niet nuttig vindt. Deze leden vinden dat er beter moet worden gekeken naar de
daadwerkelijke terugverdientijd, waarbij bijvoorbeeld ook mogelijke subsidies moeten
worden meegerekend. Deze leden hebben ook een notitie geschreven over energiebesparing
in de industrie2 waarin wordt gepleit voor een energiebesparingsverplichting voor ETS-bedrijven. Zij
kijken uit naar het nader onderzoek hierover, wat is toegelicht in de brief over energiebesparing.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen verder in de brief over de verbreding van
de energiebesparingsverplichting dat ook zonnepanelen verplicht worden gesteld. Klopt
dit? Voor welke bedrijven geldt deze verplichting? Deze leden lezen ook dat complexe
milieuvergunningsplichtige bedrijven worden uitgezonderd. Zij zijn het hier niet mee
eens, ook omdat hiermee juist geen gelijk speelveld wordt gecreëerd. Dit zijn veelal
energie-intensieve bedrijven die niet onder de EU-ETS vallen. De provincies vinden
het te complex om dit via een nieuwe vergunning te regelen. Kan de Minister hierop
ingaan?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het een optie is om door middel van de
SDE++ technieken als elektrolyse en opslag te stimuleren zodat het net op piekuren
wordt ontlast en het invoeden van energie gespreid wordt over de tijd. In andere landen
wordt bijvoorbeeld ook energieopslag in tenders verwerkt. Kan hierover in gesprek
worden gegaan met de netbeheerders?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het Besluit experimenten Elektriciteitswet
1998 en Gaswet niet voor bekrachtiging voorgedragen wordt. Volgens de Minister zijn
er mogelijkheden om in te spelen op nieuwe instrumenten of behoefte in het kader van
de energietransitie. Deze leden achten voldoende experimenteerruimte noodzakelijk
en vragen of er daadwerkelijk wel genoeg experimenteerruimte is. Kan in overleg worden
gegaan met de netbeheerders en bijvoorbeeld de Raad van State over flexibele en adaptieve
wetgeving?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tot slot wat de stand van zaken is rondom
de motie Van der Lee over het verlagen van de temperatuur van warm tapwater (Kamerstuk
34 902, nr. 6).
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. Zij hebben
hierbij de volgende vragen en opmerkingen.
RWE
De leden van de SP-fractie hebben met verbijstering kennisgenomen van de aangekondigde
claim van RWE. Hoe oordeelt de Minister over deze gang van zaken? Deelt hij de mening
dat het ongehoord is dat een bedrijf het klimaatbeleid van een soevereine staat denkt
te kunnen bepalen? Is de Minister bereid over te gaan tot het zo snel mogelijk afschaffen
van deze bepalingen in internationale handelsverdragen? Zo nee, hoe gaat dan voorkomen
worden dat niet een democratische regering maar een willekeurige multinational het
beleid gaat bepalen, dan wel beïnvloeden middels dit soort claims? Waar gaat de 1,5 miljard euro
vandaan komen die de Staat dan cadeau gaat geven aan dit bedrijf? Welke consequenties
heeft dit voor het klimaatbeleid? Verder vragen deze leden of verduidelijkt kan worden
wat de huidige situatie (dat de wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie
in verband met beperking van de CO2-emissie (Kamerstuk 35 668) niet controversieel is verklaard maar de brief van 9 december 2020 over de Klimaat-
en Energieverkenning 2020 en uitvoering Urgenda-vonnis (Kamerstuk 32 813, nr. 644) wel) betekent voor het personeel van de kolencentrale(s).
Warmtetransitie/brief G40
De leden van de SP-fractie vragen de Minister in te gaan op de zorgen geuit door de
G40-gemeenten in hun brief aan de Kamercommissie en de Minister over de betaalbaarheid
van de warmtetransitie. Ook deze leden maken zich grote zorgen over de betaalbaarheid
voor huishoudens. Is de Minister bereid uitbreiding van de regeling van de Investeringssubsidie
duurzame energie en energiebesparing (ISDE) te onderzoeken om zo meer huishoudens
met meer middelen te kunnen ondersteunen bij de verduurzaming van hun woning? Zo nee,
hoe gaat voorkomen worden dat de transitie vertraging oploopt als gevolg van gebrekkige
financieringsmogelijkheden? Hetzelfde vragen deze leden over de Regeling Reductie
Energiegebruik Woningen (RREW) om huurders en woningeigenaren te stimuleren om energie
te besparen. Klopt het dat het budget van 70 miljoen euro een dag na openstelling
al met 10 miljoen werd overschreden en in de dagen daarna opliep tot bijna 130 miljoen euro?
De leden van de SP-fractie willen weten op welke wijze de belofte van woonlastenneutraliteit
nu echt concreet vormgegeven gaat worden, op een structurele manier met oog voor de
lange termijn. Verder vragen deze leden de Minister om in te gaan op de vrees van
deze gemeenten dat net als bij de decentralisatie van de jeugdzorg er wel veel taken
bijkomen, maar niet een passend budget gerealiseerd wordt. Hoe wordt voorkomen dat
gemeenten als gevolg van de energietransitie zich gedwongen zien nog verder te bezuinigen
op andere grote sociale posten?
Motie Mulder burgerpanels
De leden van de SP-fractie stellen dat het betrekken van bewoners essentieel is in
de energietransitie. Zij hebben daarom ook mede deze motie ondertekend. Het actief
betrekken van bewoners in fora is alleen niet voldoende volgens deze leden. Op welke
wijze wordt geborgd dat bewoners ook echt inspraak gaan krijgen en ook mee kunnen
delen in de transitie? Worden deze punten ook meegenomen in het onderzoek?
Middelenverdeling Nederlandse enveloppes Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
(EFRO) en het nieuwe fonds voor een rechtvaardige transitie (het JTF)
De leden van de SP-fractie vragen of kan worden toegelicht waarom Groningen niet als
overgangsregio is aangemerkt. Wat is de rol van het beschikbaar komen van de gelden
voor het JTF hierin? Deze leden merken op dat het nog maar zeer de vraag is of deze
middelen ook echt ten goede komen aan de Groningers zelf. Waarom gaat het grootste
deel van de Europese gelden naar de Randstad? Kortom, deze leden vragen om een meer
inhoudelijke toelichting op de afwegingen bij deze middelenverdeling. Verder vragen
zij wat de precieze rol van de regio’s en de gekozen volksvertegenwoordigers gaat
zijn in de uiteindelijke toekenning en invulling van deze middelen.
Verbreding energiebesparingsplicht
De leden van de SP-fractie hebben vaker benadrukt dat een goede naleving en verscherping
van de energiebesparingsplicht veel CO2-winst kan opleveren. Er zijn nog te veel bedrijven die te weinig doen en de wettelijke
verplichting niet naleven. Deze leden vernemen met teleurstelling dat de huidige regels
niet verder worden aangescherpt. Zij hadden graag gezien dat de terugverdientijd opgerekt
zou worden en de naleving strikter gehandhaafd. Deze leden menen dat hier een voor
de hand liggende kans op makkelijke CO2-reductie blijft liggen. Zij vinden dat in de voorliggende brief het besluit de terugverdientijd
niet op zeven jaar te zetten ondanks een aangenomen motie dat wel te doen, niet afdoende
wordt onderbouwd. Deze leden roepen dus op om bij de aangekondigde verbreding dit
te herzien en ook een striktere vorm van handhaving daarbij mee te nemen.
Evaluatie Regeling gebiedsaanwijzing gasaansluitplicht
De leden van de SP-fractie merken op dat de ruime interpretatiemogelijkheden om te
besluiten wel een nieuwe wijk aan gas aan te sluiten, in stand worden gehouden. Deze
leden vragen waarom hiervoor wordt gekozen, nu de afgelopen periode blijkt dat er
weldegelijk nog vrij veel nieuwbouwwijken alsnog een gasaansluiting krijgen, dan wel
hebben gekregen. Kan verder worden toegelicht waarom de overgangsregeling nauwelijks
tot geen invloed heeft gehad op de besluiten van gemeenten? Komt dat omdat de interpretatiemogelijkheden
zo ruim zijn dat gemeenten daarmee elke gewenste kant op kunnen? Kan hier verder op
in worden gegaan door de Minister? Verder vragen deze leden hoeveel wijken er het
afgelopen jaar aan het gas zijn aangesloten en hoeveel er voor het komende jaar gepland
zijn.
Fiche EU-strategie hernieuwbare offshore energie
De leden van de SP-fractie delen de mening dat internationale samenwerking op het
gebied van duurzame energie en wind op zee zeer gewenst kan zijn. Deze leden zijn
echter zeer kritisch op de wijze waarop dit door de EU wordt vormgegeven. Het marktdenken
is daarbij allesoverheersend, wat voor onnodige belemmeringen zorgt. Deze leden vragen
of uiteengezet kan worden waarom niet meer landen onderling tot goede afspraken zouden
kunnen komen. Waarom wordt de mogelijkheid publiek te investeren in, en te sturen
op, schone energie onmogelijk gemaakt door onder meer staatssteunregelingen? Deze
leden verwijzen naar de door hen gestelde Kamervragen op 10 februari 2021 over het
feit dat windenergie opgewekt in de Nederlandse Noordzee direct naar Amazon verdwijnt
en dus niet ten goede komt aan de verduurzaming van Nederland (documentnummer 2021Z02807). Deze leden wijzen erop dat dit feilloos het falen van de markt aantoont en dat
de opwekking van duurzame energie juist meer publiek gestuurd zou moeten worden. Ook
wijzen deze leden erop dat het testcentrum voor getijdenenergie in Zeeland een grote
mislukking dreigt te worden. Hoe gaat meer EU en meer markt dit soort falen oplossen,
zo vragen deze leden. Wordt het niet tijd voor meer overheid om voldoende schone energie
voor iedereen op te wekken? Deze leden vragen hier een reflectie op van de Minister.
Kabinetsreactie inzake de werking van de Europese koolstofmarkt
De leden van de SP-fractie vinden het vreemd dat het EU-ETS nog steeds zo wordt geprezen.
De Nederlandse ETS-bedrijven stoten alleen maar meer uit. De Europese daling is laag
gezien de urgentie en de gestelde doelen. Deze leden menen dat er buiten de markt
naar oplossingen gezocht moet worden om de industrie tot de benodigde radicale CO2-reductie te krijgen. De voorgestelde wijzigingen zullen te weinig effect hebben om
de gestelde doelen te halen, vrezen zij. Deze leden zien hier graag een reactie op
van de Minister.
Wijziging ISDE
De leden van de SP-fractie zijn blij met de verbreding van de ISDE. Dat ook isolerende
maatregelen hieronder vallen is een goede extra stimulans. Wel vinden deze leden het
jammer dat ook nu nog steeds twee maatregelen nodig zijn om in aanmerking voor subsidie
te komen. Dit is voor veel huishoudens teveel om gefinancierd te kunnen krijgen, waardoor
juist de minder draagkrachtige huishoudens niet in aanmerking komen. Waarom wordt
daar dan toch aan vastgehouden? Want dat een enkelvoudige maatregel zich zo makkelijk
laat terugverdienen zoals gesteld in deze brief ervaren veel huishoudens helemaal
niet zo. Graag ontvangen deze leden een reactie van de Minister. Deze leden zijn ook
verbaasd door het beschikbare budget. Waarom zo weinig middelen terwijl de opgave
in de gebouwde omgeving zo groot is? Wordt bij overvraging het budget opgehoogd?
Internetconsultatie van de Wet Collectieve Warmtevoorziening
De leden van de SP-fractie zijn positief over het feit dat gemeenten de regie voeren.
Wel vragen deze leden of er niet teveel macht bij een enkel bedrijf komt te liggen
wanneer er een warmtebedrijf wordt aangewezen voor meerdere decennia. Wat betekent
dit voor de tarieven wanneer mensen geen andere keuze hebben? Dat dit met de voorgestelde
tariefregulering wel goed komt valt nog te bezien menen deze leden, het gaat immers
om een commercieel bedrijf. Waarom wordt niet gekozen dit publiek te beheren? Deze
leden vinden dit een uitgelezen kans om de energievoorziening weer publiek te maken.
Graag ontvangen zij een reactie van de Minister. Verder merken deze leden op dat de
prestatienorm om stapsgewijs tot CO2-neutraliteit in 2050 te komen, lock-in situaties niet gaat voorkomen. Hoe wordt dit
opgevangen? Deze leden vragen verder wat het betekent dat het warmtebedrijf verantwoordelijk
is voor leveringszekerheid. Wat gebeurt er in de praktijk als een warmtebron (tijdelijk)
niet voldoende kan leveren? Hoe wordt dat opgevangen en wat zijn de consequenties
voor het warmtebedrijf wanneer dit niet lukt? Deze leden zien dit in de voorgestelde
wijzigingen naar aanleiding van de internetconsultatie niet direct terug. De wijziging
in mogelijkheid voor een tijdelijke ontheffing inzake de duurzaamheidsnorm bezien
deze leden met argusogen. Hoe wordt verzekerd dat er van uitstel geen afstel komt
en hoe wordt de «uitzonderlijkheid» van de situatie bepaald? Deze leden vragen of
hier een verdere uitwerking van volgt. Wat hier nu staat lijkt onvoldoende waarborgen
te bieden, zo menen deze leden. Graag ontvangen zij een reactie van de Minister.
Motie van de leden Sienot en Dik-Faber om additionele voorstellen op te halen die
bijdragen aan 55% CO2-reductie in 2030
De leden van de SP-fractie vinden het opmerkelijk om juist de partijen uit het Klimaatakkoord,
die nu al moeite hebben de doelen te halen, te vragen zelf met oplossingen te komen
om de ambitieuzere doelen te bereiken. Is het niet tijd dat de overheid hierin veel
meer de regie neemt en stopt met het eindeloze gepolder met de industriesector? Deze
leden merken op dat er vele miljarden aan vrijstellingen mee zijn gemoeid om juist
de zware industrie te ontzien. Deze leden stellen dat het hoog tijd is hiermee te
stoppen en treuzelende bedrijven tot meer verduurzaming te dwingen middels effectief
beleid. Zij horen graag hoe de Minister denkt de doelen te kunnen halen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de diverse stukken op de agenda
van dit schriftelijk overleg en hebben hier enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de opwekking van duurzame warmte, door
bijvoorbeeld geothermie en aquathermie, beperkt wordt gestimuleerd in de eerste openstelling
van de SDE++. Deelt de Minister de zorg dat de ontwikkeling en opschaling van duurzame
warmtebronnen een cruciaal onderdeel is voor de ontwikkeling van warmtenetten en het
uitfaseren van aardgas? Wordt de mening van deze leden gedeeld dat de warmtetransitie
een veel grootschaligere aanwending van middelen vereist en op deze manier niet van
de grond zal komen? Zo nee, waarom niet? Welke mogelijke oplossingen zijn er om in
de komende SDE++ ronde warmteopties voldoende te kunnen stimuleren? Kan er een overzicht
per jaar geven worden van het aandeel SDE+(+) dat in deze kabinetsperiode naar technieken
en bronnen met betrekking tot duurzame warmte is gegaan? Welke andere instrumenten
hanteert de Minister voor de stimulering van duurzame warmte?
De leden van de PvdA-fractie constateren met betrekking tot de verduurzaming van de
gebouwde omgeving dat er ook een groot contrast bestaat tussen de hoge ambitie voor
2030 en de middelen die gemeenten krijgen om die ambitie te realiseren. Hoe beoordeelt
de Minister de vraag van de G40-steden naar gepaste financiële ondersteuning om woningen
aardgasvrij te maken? Is de Minister van mening dat hij met de huidige middelen de
gemeenten met een onmogelijke taak heeft opgezadeld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan
hij een inschatting maken van de additioneel benodigde middelen? Is de Minister bereid
om, in samenspraak met gemeenten, onafhankelijk, gezaghebbend onderzoek hiernaar te
verrichten, zodanig dat de uitkomsten door formerende partijen desgewenst kunnen worden
betrokken bij het opstellen van een regeerakkoord?
De leden van de PvdA-fractie zien de congestieproblematiek op het elektriciteitsnetwerk
als een grote dreiging voor het realiseren van de klimaatdoelen. Deze leden vragen
of de Minister kan reflecteren op deze problematiek met het oog op de plannen die
worden ontwikkeld onder het NP RES. Verwacht hij dat de ambitie voor opwek van hernieuwbare
elektriciteit op land in 2030 in gevaar komt wegens beperkte netcapaciteit? Netbeheer
Nederland geeft aan dat 83 procent van de aanvragen voor transportindicaties bij de
najaarsronde van de SDE++ zijn gehonoreerd. Hoe oordeelt de Minister hierover? Hoe
beoordeelt de Minister het voorstel van Netbeheer Nederland om een financiële stimulans
in te bouwen in de SDE++ om duurzame opwekkers te combineren met slimme nieuwe technieken
als elektrolyse en opslag? Welke alternatieve oplossingen ziet hij? Welke aanvullende
inspanningen voor het elektriciteitsnet moeten er gemaakt worden bij een ophoging
van het Europese klimaatdoel naar 55 procent? Wat is de status van de motie Moorlag
(Kamerstuk 32 813, nr. 576) waarin wordt verzocht om beleidsvoorstellen uit te werken om de piekbelasting op
het elektriciteitsnetwerk te verminderen? Op welke wijze geeft de Minister uitvoering
aan het verzoek dat is opgenomen in de motie?
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het afbreken van de overnamegesprekken
tussen SSAB en Tata Steel. Deze leden vragen, met het oog op de motie Moorlag (Kamerstuk
33 009, nr. 87), die oproept om zo nodig onconventionele middelen te gebruiken, wat het plan van
aanpak is om de werkgelegenheid van Tata Steel IJmuiden te behouden en de verduurzaming
van het productieproces te bevorderen. Welke verschillende opties ziet de Minister?
Is de Minister van mening dat een maximale inzet op groene waterstof in plaats van
CO2-afvang en -opslag (CCS) de juiste weg voorwaarts is en hierbij ondersteund moet worden?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts wat de status is van het besluit over de
indirecte kostencompensatie EU-ETS voor de periode 2021 – 2030. Welk besluit hebben
omringende landen genomen over een dergelijke regeling? Welke impact heeft het Nederlands
beleid met betrekking tot de indirecte kostencompensatie op het internationale speelveld
waarin energie-intensieve bedrijven opereren? Worden door het niet tijdig en/of niet
volledig inzetten van dit instrument banen in Nederland bedreigd? Acht de Minister
dit acceptabel? In hoeverre wordt het risico gelopen dat de continuïteit van energie-intensieve
bedrijven, die door modulerende afname van elektriciteit, zoals Damco Aldel in Delfzijl,
een belangrijke functie kunnen vervullen in het stabiliseren van het elektriciteitsnet?
Deze leden vragen aan de Minister of de zienswijze wordt gedeeld dat deze potentiële
functie belangrijk is voor het publieke belang en vragen hoe het geborgd kan worden
dat de potentie van deze functie niet verloren gaat, maar juist kan worden ontwikkeld.
De leden van de PvdA-fractie merken met betrekking tot het verschuiven van de belasting
op het verbruik van elektriciteit naar aardgas op dat dit impact heeft op het vermarkten
van groen gas en waterstofgas en dat het bedreigend is voor de opschaling. Deelt de
Minister deze zorg? Hoe en in welke mate wordt dit betrokken bij de evaluatie van
de energiebelasting? Worden daarbij de producenten van groen gas en waterstof betrokken?
Is de Minister bereid te bezien op welke wijze het systeem van belasting juist kan
bijdragen aan het opschalen van de productie en het verbruik van groen gas en waterstof?
Wil de Minister zich ook hiervoor hardmaken in Europa bij de conceptherziening van
de Europese Energy Taxation Directive? Zo ja, op welke wijze?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat uit de Noordzee Energie Outlook blijkt
dat de potentie voor de productie van windenergie op de Noordzee zeer groot is, maar
dat de weg naar ontwikkeling ook nog vele hobbels kent. Op welke wijze gaat de Minister
hier regie nemen en zorgen voor een stabiel investeringsklimaat met kosteneffectieve
en stabiele verdienmodellen voor producenten? Gaat of is de Minister hierover in overleg
met de brancheorganisaties? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wil de Minister de Kamer informeren
over het verloop van het overleg? Welke knelpunten zijn er of worden zo nodig geïdentificeerd
en op welke wijze worden deze verminderd, of zo nodig, weggenomen?
De leden van de PvdA-fractie brengen graag onder de aandacht van de Minister dat na
het notaoverleg Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee de Kamer
een motie heeft aangenomen (Kamerstuk 33 450, nr. 98), waarin wordt opgeroepen om kabels en leidingen, waarmee op zee gewonnen energie
aan land wordt gebracht, zo veel mogelijk te bundelen en er zorg voor te dragen dat
landbouw- en natuurwaarden zo min mogelijk worden geschaad. Deze leden verzoeken de
Minister kenbaar te maken hoe uitvoering aan deze motie wordt gegeven. Voorts vragen
deze leden of het verzoek van de Kamer leidt tot heroverweging van tracé voor de aanlanding
van elektriciteit van de Noordzee ten noorden van de Wadden, gelet op het gegeven
dat het voorkeurstracé natuur- en landbouwwaarden ernstig aantast en daarom zowel
natuur- en milieuorganisaties als vertegenwoordigende landbouworganisaties het huidige
voorkeurstracé volstrekt onwenselijk vinden. Is de Minister bereid de aanlanding niet
via Schiermonnikoog en de polders van de Groninger waddenkust te leiden, maar in plaats
daarvan te kiezen voor het tracé dat voorziet in aanlanding in, of zo nodig, nabij
de Eemshaven? In het notaoverleg is ook een motie (Kamerstuk 33 450, nr. 99) ingediend en door de Kamer aangenomen, waarin de regering wordt verzocht nieuw aan
te leggen eilanden op de Noordzee multifunctioneel te gaan ontwerpen en te ontwikkelen.
Op welke wijze wordt deze motie tot uitvoering gebracht?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat verschillende moties op het gebied van
klimaat en energie momenteel worden uitgevoerd of nog uitgevoerd dienen te worden,
maar dat nieuwe Kamerleden vanaf 17 maart 2021 zich hier niet bewust van zullen zijn.
Daarom vragen deze leden of er een overzicht gegeven kan worden van de in de Kamer
aangenomen moties die uitgevoerd worden of nog uitgevoerd moeten worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister
over de voortgang van de stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie.
Deze leden hebben nog enkele vragen. Om de internationale doelen te halen zal er vanaf
nu jaarlijks ruim zeven megaton CO2-reductie nodig zijn. Hoe trager de transitie op korte termijn, des te groter en uitdagender
de inhaalslag. Is de Minister bereid om versnellingsopties in kaart te brengen en
te overwegen in 2021 een extra impuls te geven aan de energietransitie?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister de uitvoering is gestart
van de motie van het lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 541), waarin verzocht wordt om in kaart te brengen hoe in de SDE++ voor alle technieken
de gehele economische levensduur mee kan worden genomen in de berekening van de CO2-reductie. Kan de Minister toezeggen dat voor de volgende openstelling van SDE++ subsidies,
de economische levensduur wordt meegenomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd te zien hoe hard regionale besturen
en gemeenten aan de slag zijn gegaan met de RES. De eerste cijfers van het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL) lieten zien dat de ambities groot zijn, maar dat er ook
zorgen zijn over de uitvoerbaarheid van het Klimaatakkoord, in het bijzonder over
de energietransitie in de wijken. Gemeenten maken zich zorgen over de kosten. Ook
missen zij de wettelijke bevoegdheid om een wijk van het aardgas af te kunnen halen.
Gaat de Minister voor het juiste instrumentarium zorgen? Hoe worden duurdere, maar
maatschappelijk wenselijkere opties gefinancierd? Deze kunnen zorgen voor meer draagvlak,
betere ruimtelijke inpassing en daarmee bescherming van het landschap. De commissie
Van Geest3 adviseert de inrichting van een sectoroverstijgend programma gericht op de investeringsagenda
voor de aankomende jaren. Is de Minister bereid deze op te zetten? Kan er bij vergunningverlening
actiever getoetst worden of de ontwikkelaar is aangesloten bij de breed gedragen gedragscodes
met afspraken over omgang met de omgeving? Hoe kan de verspreiding van misinformatie
van tegenstanders worden tegengegaan? Kan de Minister lokale overheden daarbij ondersteunen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de RES ook dat de plannen voor warmte
minder concreet zijn dan die voor hernieuwbare energie. Hoe kan de Minister de kennis
voor warmteopties bij RES-ontwikkelaars vergroten?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vernomen dat de Subsidieregeling energiebesparing
eigen huis (SEEH) wordt gesloten na uitputting van het budget. Deze leden zijn blij
met de grote vraag naar ondersteuning van de verduurzaming van gebouwen. Is de Minister
derhalve bereid de subsidiepot te vergroten en de regeling langer open te stellen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de stand van zaken is ten opzichte
van het versnellen van de elektrificatie van de industrie. De Nederlandse Organisatie
voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) heeft recent onderzoek gedaan
naar diverse beleidsinstrumenten. Wat is de reactie van de Minister op dat onderzoek?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de innovatieagenda Groen
Gas en de stand van zaken van de uitvoering Routekaart Groen Gas. Deze leden lezen
dat er haast geboden is bij de uitontwikkeling en grootschalige implementatie van
innovaties op het gebied van groen gas om de Klimaatakkoorddoelstelling van twee miljard
kubieke meter groen gas in 2030 te halen. Welke concrete stappen kan de Minister daartoe
op korte termijn zetten?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de
ISDE. Deze leden zijn blij met de uitbreiding naar isolatiemaatregelen naar woningen.
In woningisolatie kan een grote slag gemaakt worden op het gebied van energiebesparing
en het levert mensen een comfortabeler huis en lagere energierekening op. Dit maakt
het een logische eerste stap in de energietransitie. Ook ondersteunen deze ledende
uitbreiding naar zonne-energie en kleine windmolens door het midden- en kleinbedrijf.
Kleinschalige, lokale energiewinning is beter ruimtelijk inpasbaar en ook conform
de zonneladder te maken.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de resultaten van de
internetconsultatie Wet Collectieve Warmtevoorziening. Deze leden bekijken deze ontwikkeling
toch ook met enige zorgen, die zij delen met de Unie van Waterschappen. Kan de Minister
het voorkomen van opwarming van drinkwater als randvoorwaarde opnemen voor vergunningen
voor de aanleg van warmtenetten? Wordt de impact van warmtenetten op de drinkwaterinfrastructuur
en de kosten ervan meegewogen in de besluitvorming? Netbeheerders, gemeenten en waterschappen
zullen goed moeten samenwerken. Kan de Minister gemeenten oproepen om een geordende
aanleg en voldoende toezicht en handhaving te borgen in gemeentelijke verordeningen?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang van de
beleidsagenda kabinetsvisie waterstof. Deze leden zijn blij met de internationale
erkenning dat waterstof een noodzakelijke stap is in de energietransitie, temeer omdat
dit kansen biedt voor het Nederlandse bedrijfsleven. In hoeverre is de Minister bereid
om naast bedrijvigheid, ook het vergroten van kennis op het gebied van waterstof,
en technologieën als elektrolysers en brandstofcellen te stimuleren en ondersteunen,
bijvoorbeeld door onderzoek aan de Technische Universiteiten van Delft en Eindhoven?
Welke stappen heeft de Minister gezet om Groningen, na het stoppen van de gaswinning,
te ondersteunen in haar «groene-waterstofambities»?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat RWE de
Staat heeft gedaagd voor het International Centre for Settlement of Investment Disputes
(ICSID) op basis van het Energy Charter. Naast het feit dat deze leden deze stap van
RWE zeer betreuren, maken zij zich grote zorgen over wat dit betekent voor de energietransitie.
Deze leden zijn altijd al kritisch geweest op soortgelijke arbitrageclausules in internationale
verdragen. Volgens deze leden is de Nederlandse rechtstaat meer dan afdoende in staat
om via het reguliere bestuursrecht soortgelijke zaken af te handelen. Zij maken zich
zorgen over de onafhankelijkheid van het arbitragehof. Daarnaast vinden deze leden
het onacceptabel dat de energietransitie vertraagd dreigt te worden door arbitragezaken
aangespannen door de fossiele industrie. Ook de kosten en moeite die gepaard gaan
met zo’n zaak, staat het maken van goede, onafhankelijke beslissingen op het terrein
van de energietransitie in de weg, omdat wellicht geprobeerd wordt om dit soort disputen
te vermijden. Tot slot willen deze leden de Minister erop wijzen, dat bij debatten
over internationale verdragen die deze arbitrageclausules kennen, altijd door de Minister
gesteld werd dat Nederland niet zulke grote risico’s liep. Welke andere verdragen
kennen een soortgelijke arbitrageclausule? Herziet de Minister zijn standpunt dat
deze clausules geen risico vormen voor obstructie van de energietransitie? Is de Minister
bereid om in Europa aan te geven dat Nederland niet langer zulke clausules in internationale
verdragen accepteert en dat bij reeds ondertekende verdragen opnieuw gekeken moet
worden naar de wenselijkheid van deze clausules?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in de praktijk de zonneladder
onvoldoende nageleefd wordt, omdat binnen de systematiek van de SDE-subsidies grootschaligere
projecten prevaleren boven kleine, inpasbare zon-op-dakprojecten van energiecoöperaties.
Dat terwijl deze laatste ruimtelijk veel beter inpasbaar zijn. Ook binnen het opstellen
van de RES wordt dit probleem erkend. Wanneer deze werkwijze wordt doorgezet, zouden
dus ook grote zonprojecten op water eerder in aanmerking komen voor een subsidie dan
kleine projecten op daken. Erkent de Minister dit probleem met het naleven van de
zonneladder in de praktijk? Welke mogelijkheden ziet de Minister om kleine zonneprojecten
op daken ook in praktijk de eerste keus te laten zijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat zonneprojecten op water vrijwel
per definitie een grote ruimtelijke impact hebben. Het is volgens deze leden dan ook
onvoldoende om te stellen dat zonne-energie voldoet aan de definitie van de zonneladder
wanneer natuurgebieden worden ontzien of gekozen voor slimme functiecombinaties met
de natuur.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de uitvoering
van de motie van de leden Sienot en Dik-Faber om additionele voorstellen op te halen
die bijdragen aan de 55 procent CO2-reductie in 2030. Deze leden kijken uit naar de voorstellen die voortvloeien uit
de debatten en de overlegplatforms.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Burgerpanels
De leden van de PvdD-fractie zijn voorstander van de oprichting van burgerpanels (ook
wel «burgerberaad» of «burgerconventie» genaamd) en voorstander om deze te betrekken
bij het vormgeven van klimaatbeleid. Mits goed vormgegeven, kan dit een belangrijk
instrument worden om de participatie van burgers te vergroten en de invloed van lobbyisten
van vervuilende sectoren te verkleinen. Frankrijk en Ierland kennen al betekenisvolle
voorbeelden van het betrekken van burgers bij het klimaatbeleid via een burgerconventie.4, 5 Ook Denemarken zal een dergelijke burgerconventie oprichten om klimaatmaatregelen
te bespreken.6
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrieven (Kamerstuk 32 813, nr. 624) over de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Agnes Mulder c.s. over de
mogelijkheden van burgerpanels (Kamerstuk 32 813, nr. 578 en Kamerstuk 32 813, nr. 659) en de Kamerbrief (Kamerstuk 31 936, nr. 831) over de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Van Raan c.s. over het inzetten
van burgerpanels bij het overleg over de toekomst van luchthavens (Kamerstuk 35 570 XII, nr. 50). Deze leden valt het op dat de uitvoering van beide moties nog weinig op elkaar
lijkt te zijn afgestemd. Kan de Minister toelichten in hoeverre er al contact is geweest
tussen de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Infrastructuur en Waterstaat
over de uitvoering van deze twee moties? Wat heeft dit contact opgeleverd? Wat gaat
de Minister doen om de uitvoering van beide moties beter op elkaar af te stemmen?
Hoe gaat de Minister voorkomen dat de uitvoering van beide moties te veel van elkaar
gaat verschillen? Op welke wijze gaat de vers aangestelde expertcommissie contact
onderhouden met de Expertisegroep Burgerberaad van Extinction Rebellion? Erkent de
Minister dat het opzetten en onderhouden van constructief contact tussen beiden waardevol
kan zijn? Zo nee, waarom niet?
Shell – The Energy Transformation Scenarios
De leden van de PvdD-fractie willen graag het nieuwe rapport van Shell7, «The Energy Transformation Scenarios», onder de aandacht brengen van de Minister.
Hoe is het mogelijk dat Shell beweert de afspraken van Parijs te honoreren terwijl
de bedrijfsvoering gericht blijft op het oude doodlopende fossiele stelsel? Het «Sky
1.5 scenario» koerst zelfs af op het (tijdelijk) overschrijden van het 1,5°C-doel,
het pas in de verre toekomst terugbrengen van de CO2-uitstoot naar «net-zero» en het blijven investeren in olie en gas (waarvan de pieken
pas in respectievelijk 2025 en 2034 worden bereikt). Dat staat allemaal haaks op wat
nodig is om de klimaatcrisis te beteugelen: zo snel mogelijk, zo veel mogelijk uitstoot
reduceren. Deelt de Minister de mening van deze leden dat dit rapport van Shell een
zware onvoldoende verdient? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvddD-fractie zien ook dat Shell massaal inzet op negatieve emissietechnologie,
waaronder het opslaan van CO2 onder de grond. Deze techniek heeft zich echter onvoldoende bewezen. Shell wil er
enorme subsidies voor die beter kunnen worden uitgegeven aan echte duurzame investeringen.
De inzet op compensatie leidt af van de noodzaak om zoveel mogelijk echte reductie
te realiseren. Is de Minister het hiermee eens? Zo nee, waarom niet? Daarnaast hanteert
Shell in dit rapport een (mediaan) carbon budget van 747 gigaton CO2 (zie pagina 93 van het rapport) om binnen de 1,5°C te blijven. Dat is echter een
enorme overschrijding van het wereldwijde emissiebudget van 235 gigaton CO2-equivalenten, met ingang van begin 2020, dat past bij een kans van meer dan 66 procent
op het behalen van het 1,5°C-doel8. Indien de wereldwijde uitstoot niet zou dalen, dan is dit emissiebudget medio 2025
opgebruikt. Erkent de Minister dat Shell zich hier wederom niets aantrekt van wat
nodig is voor het klimaat? Zo nee, waarom niet? Gaat de Minister ook uit van een carbon
budget? Zo ja, welk carbon budget hanteert de Minister? Zo nee, waarom niet? Deelt
de Minister de mening van deze leden dat dit soort rapporten waarin Shell zichzelf
een groen imago probeert aan te meten, enkel schadelijk zijn voor de enorme opgave
die ons te wachten staat om de klimaatcrisis op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Biomassa
De leden van de PvdD-fractie merken op dat het afbouwpad voor houtige biomassa nog
steeds op zich laat wachten. Hierdoor blijft de Minister in gebreke bij het uitvoeren
van een aangenomen Kamermotie (Kamerstuk 32 813, nr. 537) en diverse toezeggingen (documentnummer 2021D01264). Hierdoor bestaat het gevaar dat het biomassabeleid met betrekking tot het afbouwpad
over de verkiezingen wordt getild en subsidies voor houtige biomassa nog altijd aangevraagd
en uitgegeven kunnen worden. Kan de Minister alsnog een concrete einddatum voor houtige
biomassa voor de verkiezingen in het vooruitzicht stellen? Is de Minister bekend met
de uitspraak van Diederik Samson9 (kabinetschef van Europees commissaris Frans Timmermans) dat in theorie biomassa
CO2 neutraal kan zijn, maar alleen wanneer men een deel van het resthout van het bos
gebruikt, hetgeen in de praktijk niet zo werkt?
De leden van de PvdD-fractie merken hierbij op dat resthout juist in het bos moet
blijven, omdat het een belangrijke functie heeft voor de biodiversiteit. Kent de Minister
de berekening van prof. D. Smeulders10 van de Technische Universiteit Eindhoven dat biomassa geen oplossing is voor de energietransitie
en dat in heel Europa slechts tien biomassacentrales kunnen draaien op het resthout
van de drie miljard bomen die Europa zou willen planten? Zo ja, beaamt de Minister
dat het verstoken van houtige biomassa niet duurzaam is, noch haalbaar, noch bijdraagt
aan de energietransitie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Minister bereid om de subsidiëring
van houtige biomassa vanaf de nieuwste SDE++ ronde van 2021 af te schaffen?
Energiebesparingsplicht
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken over de energiebesparingsplicht
en hebben hier nog enkele vragen over. Kan de Minister aangeven voor hoeveel bedrijven
de plicht momenteel niet geldt en hoeveel C02 deze bedrijven uitstoten? Wat doet de
Minister om deze bedrijven te stimuleren om energie te besparen? De Minister stelt
dat de plicht in het algemeen goed werkt. Maar deze leden merken op dat in oktober
2020 42 procent (37.5000) van de bedrijven die onder de energiebesparingsplicht vallen
geen informatie heeft verstrekt. Het decentraal bevoegd gezag moet deze bedrijven
alsnog bewegen om te rapporteren. Hierbij geldt dat in 2021 de ondersteuningsregeling
«versterkte uitvoering energiebesparings- en informatieplicht» voor gemeenten en omgevingsdiensten
ophoudt. Kan de Minister in het licht van deze beperkingen aangeven op basis van welke
gegevens hij meent dat de energiebesparingsplicht goed werkt? Hoe gaat de Minister
decentraal bevoegd gezag na 2021 ondersteunen met handhaving van de energieplicht,
nu de ondersteuningsregeling in 2021 ophoudt? Is de Minister voornemens een nieuwe
ondersteuningsregeling te maken? Zo nee, waarom niet? Bovendien geeft de Minister
aan dat hij wil onderzoeken wat de wenselijkheid en het effect is van een besparingsplicht
voor ETS-bedrijven. Hierbij vermeldt de Minister dat investeringen in verplichte energiebesparingsmaatregelen
wellicht ten koste kunnen gaan van investeringen in andere, effectievere CO2-reducerende maatregelen.
De leden van de PvdD-fractie merken hierbij op dat deze uitspraak haaks lijkt te staan
op de beoogde verbreding van de energiebesparingsplicht, door ook het opwekken van
energie door zonnepanelen mee te laten tellen in de aangepaste energiebesparingsplicht.
Beaamt de Minister dat het beleid tegenstrijdig is? Kan de Minister aangeven aan welke
andere effectievere CO2-reducerende maatregelen wordt gedacht waar energiebesparing per definitie CO2 reduceert? Denkt de Minister hierbij wellicht aan Carbon Capture and Storage (CCS)?
Zo ja, erkent de Minister dat energiebesparing prioriteit heeft boven het continueren
van dezelfde productiewijze, om vervolgens CO2 af te vangen? Zo nee, waarom niet?
Natuurinclusieve energietransitie in de energiebesparingsplicht en de ISDE
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister kan aangeven op welke manier natuurinclusieve
energiebesparings- en opwekmaatregelen kunnen worden gestimuleerd via de energiebesparingsplicht
en via de ISDE. Want het is het doel van de Minister om in te zetten op een natuurinclusieve
energietransitie, zoals gesteld in het Programma Versterken Biodiversiteit? Kan de
Minister onderzoeken hoe er natuurinclusief gestimuleerd kan worden? Zo nee, waarom
niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Fiche Methaanstrategie
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de importheffing voor buitenlands
afval naar aanleiding van de Europese Methaanstrategie. In het betreffende BNC-fiche
geeft de Minister aan dat vanwege de omvang van het probleem en het grensoverschrijdende
karakter van methaanproductie en -emissies acties op het niveau van lidstaten niet
genoeg zijn om de doelstelling te realiseren. Deze leden hebben in dit verband enkele
vragen.
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister bekend is met de onderzoeken van
PWC11, CE Delft12, TNO13 en Eunomia14 naar de impact van de importheffing op buitenlands afval die concludeerden dat deze
heffing in de eerste plaats niet leidt tot de beoogde beperking van de CO2-uitstoot in Nederland, vervolgens mondiaal tot meer CO2-uitstoot en methaanemissies leidt omdat in omringende landen, zoals het Verenigd
Koninkrijk, onnodig afval gestort wordt en tot slot een negatieve impact heeft op
het financieel rendement van afvalenergiecentrales en daarmee op verdere investeringen
in duurzaamheid en recycling. Is de Minister bekend met het alternatieve plan van
de afvalsector dat wel de beoogde besparing oplevert zonder daarbij CO2- en methaan-uitstoot in het buitenland te verhogen en in andere negatieve bijeffecten
te resulteren en (naar dat deze leden begrepen hebben) inmiddels al langer dan een
jaar ter validatie bij de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Economische
Zaken en Klimaat ligt? Is de Minister bereid ervoor te zorgen dat dit plan zo snel
mogelijk behandeld en opgepakt wordt?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister eerder heeft aangegeven dat
de Kamer pas bij de volgende Klimaat en Energieverkenning (KEV) geïnformeerd zal worden
over de effecten van de importheffing. Deze leden vinden dit te lang duren met het
oog op het komende Belastingplan. Is de Minister bereid ervoor te zorgen dat de Kamer
voor de zomer geïnformeerd wordt over de effecten van de importheffing?
De leden van de SGP-fractie willen erop wijzen dat afvalenergiecentrales inmiddels
ook geconfronteerd zijn met een CO2-heffing. Deze leden constateren tevens dat vanaf 2022 geen belastingopbrengsten door
de importheffing voorzien zijn, omdat de import dan geminimaliseerd zou zijn. Dat
lijkt in de praktijk niet het geval te zijn. Is de Minister bereid, gegeven voorgaande
constateringen en het alternatieve plan, ervoor te zorgen dat de importheffing per
1 januari 2022 ingetrokken wordt?
Noordzee Energy Outlook
De leden van de SGP-fractie lezen in de Noordzee Energy Outlook dat richting 2050
mogelijk 38 gigawatt (GW) tot 72 GW aan wind op zee gerealiseerd moet worden. Dat
is vele malen meer dan de huidige capaciteit van 2,4 GW. Kan de Minister aangeven
wat dit betekent voor het percentage van het Nederlandse deel van de Noordzee dat
ingenomen zal worden door windmolenparken? Wat betekent dit voor het huidige natuurlijke
en open karakter van de Noordzee en de ruimte voor andere gebruikers van de zee?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Noordzee Energy Outlook en andere rapporten
duidelijk aangeven dat het opschalen van een duurzame energievoorziening in balans
met de vraagontwikkeling en het behoud van leveringszekerheid geen sinecure is en
een zorgvuldige aanpak vergt. Deelt de Minister de mening van deze leden dat een zorgvuldige
aanpak tijd vergt en dat problemen door te grote klimaatambities, zoals 55 procent
CO2-emissiereductie in 2030, voorkomen worden?
Overig
De leden van de SGP-fractie lezen in de recente Monitoring Leveringszekerheid 2020
van TenneT dat na 2025 een grotere importafhankelijkheid op zal treden met risico’s
voor de leveringszekerheid. Dat zal na 2030 eerder meer dan minder worden. Hoe gaat
de Minister op langere termijn de leveringszekerheid borgen?
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de compensatieregelingen voor
de verhoogde heffing Opslag Duurzame Energie (ODE) voor het mkb. De regering schreef
in de memorie van toelichting bij de wijziging van de Wet opslag duurzame energie-
en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021
en 2022 (Kamerstuk 35 579) dat ze op korte termijn meer gerichte maatregelen wilde treffen om het handelingsperspectief
van de getroffen sectoren te verbeteren. Deze leden hebben begrepen dat de Minister
daarbij inzet op de VEKI-regeling (Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie). Daar
zetten deze leden grote vraagtekens bij. Is de veronderstelling juist dat deze investeringsregeling
niet specifiek gericht is op de sectoren die in het bijzonder geraakt worden door
de verhoogde ODE-heffing? Is de veronderstelling juist dat bedrijven alleen kunnen
profiteren als ze voldoende cashflow hebben voor investeringen en dat dit bij verschillende
bedrijven lastig is vanwege de sterk opgelopen energielasten en de coronacrisis? Deelt
de Minister de mening van deze leden dat op deze wijze geen sprake is van gerichte
maatregelen om het handelingsperspectief van de getroffen sectoren te verbeteren,
laat staan van compensatie? Is de Minister bereid alsnog in te zetten op een volwaardige
compensatieregeling en het beschikbare budget gericht in te zetten voor de sectoren
die in het bijzonder getroffen zijn?
De leden van de SGP-fractie horen tot slot graag wat de stand van zaken is met betrekking
tot de uitwerking van de compensatieregeling voor de glastuinbouw in verband met de
verhoogde ODE-heffing.
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
S. Yaqut, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.