Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 18 januari 2021 en de videoconferentie van de leden van de Europese Raad van 21 januari 2021 (Kamerstuk 21501-02-2257)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2260
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 januari 2021
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Ministers van Buitenlandse Zaken over de brief van 12 januari 2021 over de
geannoteerde agenda voor de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken
van 18 januari 2021 en de videoconferentie van de leden van de Europese Raad van 21 januari
2021 (Kamerstukken 21 501-02 en 21 501-20, nr. 2257).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 januari 2021 aan de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 18 januari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Veldman
Adjunct-griffier van de commissie, Buisman
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 18 januari 2021 en de
videoconferentie van de leden van de Europese Raad van 21 januari 2021. Zij hebben
hierbij nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 18 januari 2021 en de
videoconferentie van de leden van de Europese Raad van 21 januari 2021. Zij hebben
hierbij nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie willen dit schriftelijk overleg aangrijpen om geïnformeerd
te worden over de voortgang van de Brexit en de daarbij gepaard gaande problemen.
Tevens hebben deze leden vragen over de Conferentie over de Toekomst van Europa, de
aanpak van de COVID-19-crisis en een vraag over de mogelijkheid om het Wereldkampioenschap
ijshockey in Wit-Rusland te boycotten door de Europese Unie.
Ten eerste willen de leden van de CDA-fractie opmerken dat het weer gaat over twee
informele vergaderingen waarbij geen agenda, geen notulen en geen besluitvorming voorzien
zijn. Deze leden vragen het kabinet in beide vergaderingen er bij het Portugese Voorzitterschap
op aan te dringen om transparantie in de Europese Raden te bevorderen en verzoeken
het kabinet voorts eventuele afspraken tot besluitvorming, in bijvoorbeeld een schriftelijke
procedure naar aanleiding van deze informele vergaderingen, expliciet en tijdig met
de Kamer te delen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Hierover
hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
voor de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 18 januari 2021
en de videoconferentie van de leden van de Europese Raad van 21 januari 2021. Zij
hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor
de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 18 januari 2021 en
de videoconferentie van de leden van de Europese Raad van 21 januari 2021. Zij hebben
hierbij nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
voor de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 18 januari 2021
en de videoconferentie van de leden van de Europese Raad van 21 januari 2021 en de
Kabinetsappreciatie Commissie Werkprogramma 2021 en hebben hierover nog enkele vragen.
COVID-19
De leden van de VVD-fractie hechten eraan dat gezondheidszorg een nationale competentie
is, en dat dit ook zo moet blijven. Maar gezien de ongekende schaal van de huidige
coronacrisis is het wel van groot belang dat lidstaten nauw samenwerken en de Europese
Commissie hierbij een actieve ondersteunende en coördinerende rol op zicht neemt.
De leden van de VVD-fractie zijn dankbaar voor de onderlinge steun tussen lidstaten.
Zo hebben Nederlandse patiënten gebruik mogen maken van de beschikbaarheid van Intensive
Care (IC)-capaciteit in Duitsland en is het verstandig om samen te werken bij de inkoop
van vaccins of het zoveel mogelijk onderling afstemmen van beperkingen aan de grens.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de huidige stand van zaken rondom de verschillende
variaties van het coronavirus besproken gaan worden tijdens de komende Raad Algemene
Zaken (RAZ). In hoeverre ziet het kabinet een rol weggelegd voor de Commissie in het
coördineren van een Europese aanpak? In welke vorm zouden de lidstaten gezamenlijk
kunnen optrekken om de verspreiding van bijvoorbeeld «de Britse variant» zo veel als
mogelijk tegen te gaan? Worden de eerste lessons learned daarbij in overweging genomen? En zo ja, op welke manier?
1. Antwoord van het kabinet
De recentelijk opgedoken virusmutaties die meer besmettelijk lijken te zijn, specifiek
de «Britse, Zuid-Afrikaanse en Braziliaanse varianten», baren veel zorgen. Diverse
lidstaten, waaronder Nederland, troffen al maatregelen om verdere verspreiding te
voorkomen. Het kabinet zet zich dan ook actief in voor een Europese aanpak om reizen
vanuit gebieden met een prevalentie van virusmutaties beter te coördineren, zowel
vanuit buiten als binnen de EU. Het coördineren van nationale maatregelen op EU-niveau
kan de efficiëntie en effectiviteit van het tegengaan van verdere verspreiding ten
goede komen. Verdere exponentiele groei kan zo worden tegengegaan. De Minister van
Justitie en Veiligheid riep in een brief van 15 januari jl. zijn Europese collega’s
dan ook op tot verdere coördinatie. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hier
op de informele videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 18 januari
jl. specifiek aandacht voor gevraagd en het voorzitterschap uitgenodigd om samen met
de Europese Commissie een aanbeveling hiertoe te overwegen. Ook tijdens de informele
videoconferentie van de leden van de Europese Raad op 21 januari zal Nederland dit
standpunt uitdragen. Een belangrijke «lesson learned» is het zo vroeg mogelijk streven
naar coördinatie van maatregelen op EU niveau om daarmee de impact op het vrij verkeer
te minimaliseren. In dat licht moet ook de oproep om een voorstel tot een aanbeveling
te doen, worden gezien.
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat er tijdens de Raad Algemene Zaken gesproken
gaat worden over «het tegengaan van de verspreiding van desinformatie over vaccins.»
Betekent dit dat er vooral informatie zal worden gedeeld of voorziet het kabinet ook
een concrete aanpak vanuit de Commissie? En zo ja, hoe gaat dat er uit zien?
2. Antwoord van het kabinet
In 2018 is de Europese Commissie gestart met de aanpak ter bestrijding van desinformatie
middels een actieplan. De Europese Commissie heeft deze strijd tegen desinformatie,
misinformatie en buitenlandse inmenging op het terrein van COVID-19 in juni op alle
fronten opgevoerd, onder andere door acties hiertoe uiteen te zetten in een mededeling.1 De Europese Commissie zet alle beschikbare instrumenten in en financiert onderzoek
dat de lidstaten in deze strijd kan helpen. Desinformatie houdt, ook bij COVID-19,
niet op bij de grenzen. Het kabinet verwelkomt dan ook de acties van de Commissie
op dit gebied. De nadruk die de Commissie legt op het waarborgen van rechtsstatelijke
waarden en grondrechten is daarbij van belang, ook in tijden van crisis. Daarnaast
heeft de Europese Commissie onlangs een European Democracy Action Plan gepubliceerd. Hierin worden verdere stappen om o.a. desinformatie te adresseren uiteengezet.
Ook de Digital Services Act, die digitale diensten zal reguleren, zal onderdeel zijn van deze bredere inzet tegen
desinformatie. De acties uit de mededelingen passen grotendeels bij de kabinetsbrede
beleidsaanpak van desinformatie (preventie, informatiepositie verstevigen, reageren),
die recent ook op de context van COVID-19 is toegepast. Uw Kamer wordt op korte termijn
geïnformeerd over de kabinetsinzet ten aanzien van beide voorstellen via de gebruikelijke
BNC-fiches.
De leden van de CDA-fractie constateren dat er vanuit Europese landen steeds meer
kritiek komt op het regelen van nieuwe vaccins door de Europese Commissie. Brussel
verwerpt deze kritiek en verwijt de nationale overheden juist gebrek aan samenwerking.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of dit dispuut geagendeerd is voor
de komende Raad Algemene Zaken, hoe deze onenigheid wordt opgelost en het belangrijkste,
welke strategie de Europese Commissie aanhangt om meer nieuwe vaccins te verwerven.
Voorts vragen deze leden het kabinet hoe de lidstaten en de Europese Commissie elkaar
kunnen aanvullen en versterken in de werving van vaccins. De leden van de CDA-fractie
vragen het kabinet hoe de Europese Unie dus gaat zorgen dat er meer vaccins beschikbaar
komen.
3. Antwoord van het kabinet
De bespreking van vaccins in den brede stond geagendeerd voor de informele Raad Algemene
Zaken. De Europese Commissie, daarin gesteund door een aantal lidstaten heeft het
belang van een gezamenlijke Europese aanpak wat betreft vooraankoop en de daarbij
behorende afspraken benadrukt en aangegeven dat daarnaast geen bilaterale afspraken
kunnen worden gemaakt door lidstaten. Door gezamenlijke inkoop kunnen de gewenste
hoeveelheden tegen de best mogelijke prijs worden verkregen.
In de afgelopen periode heeft het proces rond de aankoop van COVID-19-vaccins een
nieuwe impuls gekregen: de Europese Commissie en BioNTech/Pfizer hebben een nieuwe
overeenkomst gesloten die leidt tot nog eens 200 miljoen doses, met een optie op 100
miljoen additionele doses. Ook heeft de Commissie aangegeven met twee extra producenten
het gesprek aan te gaan. Het kabinet verwelkomt het optreden van de Europese Commissie
en de rol die zij hierin op zich heeft genomen.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hoe er op zeer korte termijn voor de
hele Europese Unie een consistente strategie wordt ontwikkeld om de verspreiding van
de Britse variant van het virus in te perken. Deze leden vragen het kabinet wat Nederland
tijdens de Raad Algemene Zaken en tijdens de Raad hierover zal inbrengen. Daarbij
vragen de leden in hoeverre de mogelijkheid op tafel ligt om grenzen tijdelijk te
sluiten zoals dat ook het geval was in het voorjaar 2020.
4. Antwoord van het kabinet
De recentelijk opgedoken virusmutaties die meer besmettelijk lijken te zijn, specifiek
de «Britse, Zuid-Afrikaanse en Braziliaanse varianten», baren veel zorgen. Diverse
lidstaten, waaronder Nederland, troffen al maatregelen om verdere verspreiding te
voorkomen. Het kabinet zet zich dan ook actief in voor een Europese aanpak om reizen
vanuit gebieden met een prevalentie van virusmutaties beter te coördineren, zowel
vanuit buiten als binnen de EU. Het coördineren van nationale maatregelen op EU-niveau
kan de efficiëntie en effectiviteit van het tegengaan van verdere verspreiding ten
goede komen. Verdere exponentiele groei kan zo voorkomen worden. De Minister van Justitie
en Veiligheid riep in een brief van 15 januari jl. zijn Europese collega’s dan ook
op tot verdere coördinatie. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hier bij de informele
videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 18 januari jl. specifiek
aandacht voor gevraagd en het voorzitterschap uitgenodigd om samen met de Europese
Commissie een aanbeveling hiertoe te overwegen. Ook tijdens de informele videoconferentie
van de leden van de Europese Raad op 21 januari zal Nederland dit standpunt uitdragen.
Er zijn verschillende maatregelen die genomen kunnen worden, zoals het verplicht stellen
van testen, instellen van een tijdelijk vliegverbod, verdere beperking van het EU-inreisverbod
en eventueel het sluiten van de grenzen. Nederland stelt zich op het standpunt dat
het sluiten van de grenzen alleen mogelijk zou moeten zijn als laatste redmiddel.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of het kabinet het uitgangspunt deelt
dat de nood hoog is en er snel actie ondernomen moet worden en hoe dat valt te verenigen
met informele raden waar geen beslissingen kunnen worden genomen.
5. Antwoord van het kabinet
Het kabinet erkent dat sprake is van een bijzondere crisisperiode waar effectieve
Europese besluitvorming voor nodig is. De Nederlandse inzet is dat ondanks de uitdagingen
die COVID-19 oproept, de EU besluitvorming goed voorbereid en ordentelijk verloopt.
De besluitvormingsprocessen van de Raad zijn tijdelijk aangepast om besluitvorming
zo goed mogelijk doorgang te laten vinden. Eventuele besluiten die voortvloeien uit
de informele Raden, welke per videoverbinding plaatsvinden, worden genomen via een
aansluitende schriftelijke procedure. Er kunnen immers geen formele besluiten in videoconferenties
worden genomen, aangezien zij informeel van aard zijn. Door gebruikmaking van de schriftelijke
procedure blijft de EU besluitvaardig en voldoende uitgerust om de COVID-19 crisis
zo goed mogelijk het hoofd te bieden. Daarbij merkt het kabinet dat coördinatie van
beleid en uitwisseling van informatie in Raadsverband naar wens verloopt in de overleggen
per videoverbinding. Waarbij, als nodig, deze overleggen op korte termijn kunnen worden
opgezet. Uw Kamer wordt over de inzet van het kabinet voor een informele videoconferentie
via de geannoteerde agenda geïnformeerd. Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda
voor de informele videoconferentie van de leden van de Europese Raad van 21 januari
(referentie 21 501-02-2257) is deze vergadering primair gericht op het uitwisselen van informatie.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of er gesproken wordt over uitbreiden
van capaciteit en het mandaten van het Europees Medicijnagentschap (EMA) en het Europese
Centrum voor Infectiebestrijding (ECDC) naar aanleiding van voorstellen van de Europese
Commissie hierover en hoe hoog de urgentie hiervan is.
6. Antwoord van het kabinet
Tijdens de Raad Algemene Zaken en de Europese Raad staan de voorstellen van de Europese
Commissie ten aanzien van de nadere uitwerking van een EU Gezondheidsunie niet geagendeerd.
Hierover wordt naar verwachting dan ook niet gesproken. Onderdeel van dit pakket zijn
onder andere de voorgestelde versterking van zowel het EMA als het ECDC met het oog
op volgende grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. Uw Kamer kan deze maand
de appreciatie van het kabinet van deze voorstellen middels BNC fiches tegemoet zien.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister en de premier nadere toelichting te
vragen bij de Europese Commissie over de alleingang van Duitsland in het kopen van dertig miljoen extra vaccins, wat dit doet met de
solidariteit van EU-samenwerking, welke formele en informele reactie de Europese Commissie
heeft gegeven richting Duitsland en wat de beweegredenen van Duitsland zijn geweest
om dit te doen.
7. Antwoord van het kabinet
Duitsland heeft een zeer grote investering gedaan in het bedrijf Biontech en daarmee
een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het vaccin door Biontech
in samenwerking met Pfizer. Duitsland betaalt nu bij de levering van deze vaccins
dezelfde prijs als andere lidstaten en krijgt het aantal vaccins naar rato van het
inwoneraantal. Binnen Duitsland is hierover een discussie ontstaan. Duitsland heeft
onderzocht of Biontech extra vaccins kan leveren nadat de leveringsafspraken met de
EU-landen zijn nagekomen. Voor zover bekend bij het kabinet heeft dit tot nu toe niet
tot een overeenkomst geleid tussen Duitsland en Biontech. In het algemeen is het kabinet
van mening dat lidstaten gezamenlijk moeten blijven optrekken bij de aankoop van vaccins.
De Commissie heeft dezelfde positie tijdens de informele videoconferentie van de leden
van de Raad van Algemene Zaken kenbaar gemaakt.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of het klopt dat de Europese Commissie
onderhandelingen voert met het Gamaleya Research Institute, de ontwikkelaar van het
Sputnik V-vaccin uit Rusland. Tevens vragen deze leden of de EU ook onderhandelt over
het vaccin dat in China wordt gebruikt.
8. Antwoord van het kabinet
Er worden op dit moment door de Europese Commissie geen onderhandelingen gevoerd over
het Sputnik V-vaccin of over het Chinese vaccin.
De vaccinovereenkomst met CureVac is vertrouwelijk ter inzage beschikbaar gemaakt
voor Europarlementariërs. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om via de
Raad er bij de Europese Commissie op aan te dringen om de onderhandelingsdocumenten
met de vaccin producenten vertrouwelijk te delen met nationale parlementen. De leden
van de CDA-fractie vernemen graag van het kabinet hoe de overdracht van de inkoop
van vaccins in juni 2020 verlopen is. Hoe en waarom hebben de nationale regeringen
dit overgedragen aan de Europese Commissie en zijn alle bestelde vaccins ook overgenomen
door de Unie. Voorts willen deze leden graag een lijst hebben, wanneer besluiten om
vaccins te kopen zijn voorgelegd aan de Ministers en wanneer er wel en wanneer er
niet ingestemd is met de inkoop en wat daarvoor de redenen waren. De leden van de
CDA-fractie vragen het kabinet een lijst van al deze besluiten.
9. Antwoord van het kabinet
De overeenkomsten met de vaccinontwikkelaars zijn vertrouwelijk en mogen niet gedeeld
worden. Het is niet de Europese Commissie op zichzelf die besluit over deze vertrouwelijkheid,
maar een zaak van de Europese Commissie, het bedrijf en de lidstaat tezamen. Zoals
u weet is het de Minister van VWS die verantwoordelijk is voor de aankoop van de vaccins.
Ik heb de Minister van VWS daarom verzocht om te bezien of het mogelijk is om dit
in een vertrouwelijke setting met het parlement te bespreken.
Zoals ik uw Kamer heb geïnformeerd op 6 augustus is de Inclusieve Vaccin Alliantie
opgegaan in een initiatief van de Europese Commissie voor de centrale aankoop van
COVID-19-vaccins voor alle lidstaten van de EU. Bij de onderhandelingen met vaccinproducenten
maakt de Europese Commissie prijsafspraken met producenten waarbij betaalbaarheid
en toegankelijkheid van elk Covid-19-vaccin, conform de wens van uw Kamer in de motie
van het lid Ellemeet (Kamerstuk 35 493, nr. 13) over eisen voor de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van het COVID-19- vaccin
van 2 juli jl., belangrijke uitgangspunten zijn. De aangekochte vaccins zijn door
de lidstaten afgenomen.
De leden van de D66-fractie zien dat sommige lidstaten, zoals Polen, individueel zijn
begonnen met het vormgeven van vaccinatiebewijzen. Ook vliegtuigmaatschappijen geven
aan te willen werken met dergelijke bewijzen. Commissievoorzitter Von der Leyen verwelkomde
de Griekse oproep voor een gezamenlijke erkenning van een vaccinatiebewijs, zodat
mensen die gevaccineerd zijn sneller vrij kunnen reizen. Andere lidstaten, waaronder
Frankrijk, staan kritisch tegenover dit plan. Steunt het kabinet de Griekse oproep
voor een gezamenlijke erkenning van vaccinatiebewijzen? Hoe garanderen we dat het
vrij verkeer van personen niet belemmerd door een gefragmenteerde erkenning van vaccinatiebewijzen,
zo vragen de leden van de D66-fractie? Verwacht het kabinet een voorstel van de Commissie
hiertoe? Welke eisen moeten er volgens het kabinet worden gesteld aan een EU-breed
vaccinatiebewijs? Hoe wordt de privacy van medische gegevens gewaarborgd? Welke autoriteiten
zouden toegang moeten krijgen tot de gegevens? Wordt er nagedacht of de vrijheid van
personenverkeer in het geding komt indien mensen (om wat voor een reden dan ook) niet
gevaccineerd kunnen worden? De aan het woord zijnde leden horen graag van het kabinet
of lidstaten van plan zijn vaccinatiestrategieën af te stemmen met elkaar? Er wordt
over het algemeen gekozen voor ouderen en zorgmedewerkers maar we zien ook daar verschillen.
Bijvoorbeeld Nederland die ouderen niet als allereerst vaccineert.
10. Antwoord van het kabinet
Er is nog onvoldoende duidelijkheid over de duur van de werking van een vaccin en
de vraag of mensen die zijn gevaccineerd het virus kunnen overbrengen. Mede om die
reden is het kabinet terughoudend ten aanzien van gezamenlijk erkenning van vaccinatiecertificaten
om sneller vrij te kunnen reizen. De Wereldgezondheidsorganisatie, riep recent op
nog niet in te zetten op vaccinatie- of immuniteitscertificaten, gezien deze onduidelijkheden
rondom immuniteit en transmissie. Het kabinet heeft daarnaast de Gezondheidsraad om
advies gevraagd aangaande de ethische en juridische zaken omtrent de mogelijke invoering
van een vaccinatiecertificaat. Nederland heeft tijdens de informele videoconferentie
van de leden van de Raad Algemene Zaken aangedrongen op een zorgvuldige behandeling
van dit onderwerp, gezien de eerder genoemde elementen. Meerdere lidstaten en de Europese
Commissie toonden zich tijdens de videoconferentie bewust van de gevoeligheid van
dit onderwerp en het belang van gelijke behandeling in het licht van het vrij verkeer.
Deze kwestie vraagt daarom een door de Lidstaten gecoördineerde benadering maar het
is nog niet mogelijk steun uit te spreken voor een gezamenlijke erkenning van vaccinatiecertificaten
om sneller vrij reizen mogelijk te maken.
De Commissie heeft een mededeling aangekondigd voor 20 januari a.s. waar zal worden
ingegaan op onder andere de beschikbaarheid van vaccins, vaccinatiestrategieën, productie
van vaccins en vaccinatiecertificaten. Het kabinet zal uw Kamer naar aanleiding van
deze mededeling en het advies van de Gezondheidsraad nader informeren over zijn positie
ten aanzien van vaccinatiecertificaten.
Lidstaten bespreken de nationale vaccinatiestrategieën en stemmen deze zo goed mogelijk
op elkaar af. Hoewel er sprake is van verschil in de precieze uitvoering door lidstaten
zien we wel dat iedere lidstaat prioriteit geeft aan de bescherming van de meest kwetsbare
burgers.
Momenteel kennen Denemarken, Duitsland en Oostenrijk vliegverboden voor Zuid-Afrika
en het Verenigd Koninkrijk, maar vele andere landen niet, zo constateren de leden
van de D66-fractie. Is het kabinet voornemens (voor te stellen) de reisbeperkingen
van en naar het Schengengebied beter Europees te coördineren? Zowel voor inreizende
EU-burgers als inreizende niet-EU-burgers die uitgezonderd zijn van het algemene inreisverbod.
Acht het kabinet het ook noodzakelijk om op het gebied van reizen en quarantaineregels
meer eensgezindheid te krijgen binnen Europa, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Zo zijn er voorbeelden van verschillen in de duur van de quarantaine en het wel of
niet overhandigen van negatieve tests.
11. Antwoord van het kabinet
De recentelijk opgedoken virusmutaties die meer besmettelijk lijken te zijn, specifiek
de «Britse, Zuid-Afrikaanse en Braziliaanse varianten», baren veel zorgen. Diverse
lidstaten, waaronder Nederland, troffen al maatregelen om verdere verspreiding te
voorkomen. Het kabinet zet zich dan ook actief in voor een Europese aanpak om reizen
vanuit gebieden met een prevalentie van virusmutaties beter te coördineren, zowel
vanuit buiten als binnen de EU. Het coördineren van nationale maatregelen op EU-niveau
kan de efficiëntie en effectiviteit van het tegengaan van verdere verspreiding ten
goede komen. Verdere exponentiele groei kan zo voorkomen worden. De Minister van Justitie
en Veiligheid riep in een brief van 15 januari jl. zijn Europese collega’s dan ook
op tot verdere coördinatie. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hier tijdens
de informele videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 18 januari
jl. specifiek aandacht voor gevraagd en het voorzitterschap uitgenodigd om samen met
de Europese Commissie een aanbeveling hiertoe te overwegen. Ook tijdens de informele
Europese Raad zal Nederland dit standpunt uitdragen.
Ook voor het EU interne test- en quarantainebeleid geldt dat Nederland zich inspant
voor Europese coördinatie. In Europees verband zijn al afspraken gemaakt over maatregelen
die lidstaten kunnen treffen voor reizigers uit gebieden met een hoog risico op besmetting.
In dat verband heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor een gemeenschappelijk
raamwerk voor sneltesten2 (zgn. rapid antigen tests) waarmee het kabinet voornemens is in te stemmen. Uw Kamer zal zo spoedig mogelijk
in meer detail over dit voorstel worden geïnformeerd. Bij het beoordelen van dergelijke
voorstellen acht het kabinet het steeds van belang dat er voldoende ruimte blijft
voor nationale afwegingen op het gebied van volksgezondheid, passend bij de nationale
context.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben vragen over eerdere plannen om middels
een «Inclusieve Vaccinatie Alliantie» van Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland
COVID-19-vaccins beschikbaar te stellen voor ontwikkelingslanden. Zij vragen of het
kabinet meer informatie heeft over deze reeds in april 2020 ingestelde ambitie en
wat hiervan terecht is gekomen tot nu toe? Zij vragen zich tevens af wat het kabinet
vindt van de appreciatie dat er geen mondiaal economisch herstel mogelijk is, zonder
dat ontwikkelingslanden tijdig deze vaccins ontvangen, en zijn benieuwd of het kabinet
deze bevindingen wil delen tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken op 18 januari?3
12. Antwoord van het kabinet
Na oprichting van de Inclusieve Vaccin Alliantie besloot de Europese Commissie om
samen met de overige EU lidstaten een Europese Vaccin Strategie te ontwikkelen en
gezamenlijk te komen tot verwerving van Covid-19-vaccins.
Inmiddels trekken de Commissie en de lidstaten ook gezamenlijk op om kwetsbare landen
te ondersteunen. In de Kamerbrief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
over solidaire toegang tot vaccins van dd 18 december jl (Kamerstuk 25 295, nr. 902) en de voortgangsbrief over COVID-19 van dd 13 januari (Kamerstuk 25 295, nr. 874) is de inzet van Nederland en de Europese Unie op dit onderwerp toegelicht. Hierin
is benadrukt dat eerlijke toegang tot vaccins niet alleen belangrijk is vanuit het
oogpunt van solidariteit, maar ook bijdraagt aan maximale impact op de bestrijding
van de pandemie. In die zin heeft wereldwijde toegang tot vaccins dus een impact op
het wereldwijde economisch herstel.
In de kamerbrieven wordt onder meer ingegaan op de directe financiële steun vanuit
Nederland en de Europese Commissie richting het multilaterale initiatief COVAX. Ook
is aangegeven hoe de vroege en grootschalige inkoop van vaccins voor EU-landen indirect
heeft bijgedragen aan verbeterde toegang wereldwijd, door opschaling van productiecapaciteit
in Europa en daarbuiten.
Nederland dringt er bij de Europese Commissie en bij andere lidstaten op aan om eventueel
toekomstige surplus van vaccins binnen de EU via COVAX, of tenminste in nauwe afstemming
met COVAX, te herdistribueren.
De Europese inzet alleen, kan echter niet zorgen voor wereldwijde toegang tot vaccins.
Daarom is het belangrijk dat ook andere landen en regionale en multilaterale organisaties
hun verantwoordelijkheid nemen door financieel bij te dragen aan COVAX zodat toegang
tot Covid-19-vaccin mondiaal mogelijk is. Nederland roept hiertoe op in de relevante
internationale fora.
De leden van de PvdA-fractie verwelkomen de inspanningen van de Europese Commissie
en de lidstaten om zoveel samen te werken om nationale gezondheidszorgstelsels te
versterken en de verspreiding van het virus tegen te gaan. In dat kader is het positief
dat de Commissie namens lidstaten onderhandelt om op korte termijn meer vaccins voor
de lidstaten ter beschikking te stellen. Op welke termijn krijgt Nederland beschikking
over de extra vaccins die vallen onder de recent gesloten vaccinovereenkomsten? Kan
het kabinet er daarnaast voor zorgen dat de reeds gesloten en toekomstige overeenkomsten
ook ter inzage worden voorgelegd aan de Tweede Kamer?
13. Antwoord van het kabinet
In de afgelopen week heeft het proces rond de aankoop van COVID-19 vaccins een nieuwe
impuls gekregen: de Europese Commissie en BioNTech/Pfizer hebben een nieuwe overeenkomst
gesloten. De EU heeft hiermee het recht bedongen op de afname van nogmaals 200 miljoen
doses van het vaccin van BioNTech/Pfizer, met een optie op later nog eens 100 miljoen
doses. Het kabinet is voornemens om van deze eerste 200 miljoen doses, het Nederlandse
pro-rata-deel van 7.258.778 doses af te nemen. Mochten landen minder willen afnemen
dan hun deel, dan opteert het kabinet vanzelfsprekend voor een groter aantal. De inzet
is om zoveel vaccins als mogelijk aan te kopen, zodat we zo snel mogelijk, nog voor
deze zomer, de prioritaire doelgroepen conform het advies van de Gezondheidsraad kunnen
vaccineren. Deze extra vaccins worden geleverd vanaf het tweede kwartaal van dit jaar.
De overeenkomsten met de vaccinontwikkelaars zijn vertrouwelijk en mogen niet gedeeld
worden. Het is niet de Europese Commissie op zichzelf die besluit over deze vertrouwelijkheid,
maar dat is een zaak van de Europese Commissie, het bedrijf en de lidstaat tezamen.
Zoals u weet is het de Minister van VWS die verantwoordelijk is voor de aankoop van
de vaccins. Ik heb de Minister van VWS daarom verzocht om te bezien of het mogelijk
is om dit in een vertrouwelijke setting met het parlement te bespreken. Het kabinet
zal uw Kamer hier zo spoedig mogelijk over informeren.
Voor de leden van de PvdA-fractie staat voorop dat de vaccins voor iedereen toegankelijk
en betaalbaar moeten zijn. Is het kabinet bereid om de toegankelijkheid en betaalbaarheid,
ook voor lage- en middeninkomenslanden, van vaccins op de agenda te zetten? Heeft
de Commissie bij het onderhandelen over de recente inkoop van vaccins ook onderhandeld,
of de optie overwogen, om gebruik te maken van dwanglicenties? Zo niet, is het kabinet
bereid om er bij de Commissie voor te pleiten dat er bindende afspraken worden gemaakt
over het delen van octrooien van vaccins?
14. Antwoord van het kabinet
Tijdens de aankomende Europese overleggen staat ook de toegang tot vaccins voor partnerlanden
op de agenda. Het kabinet onderstreept het belang van een solidaire verdeling van
vaccins. Op 18 december 2020 heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
een overzicht gegeven van de inspanningen die dit kabinet in 2020 op dit terrein heeft
verricht (Kamerstuk 25 295, nr. 902). Zoals gedeeld in de voortgangsbrief over COVID-19 van dd. 13 januari (Kamerstuk
25 295, nr. 874) wordt daarnaast een extra bijdrage van EUR 25 mln. beschikbaar gesteld voor COVAX
AMC. Dit is de pijler van COVAX die vaccins zal aankopen en distribueren aan lagere-
en middeninkomenslanden. Nederland streeft er naar de verdeling van vaccins buiten
de EU zoveel mogelijk via COVAX of in afstemming met COVAX te laten verlopen en roept
de Europese Commissie op eenzelfde lijn te volgen. Nederland overweegt nog of- en
in hoeverre – deelname aan aparte Europese initiatieven wenselijk is.
Het systeem van intellectueel eigendom heeft in deze pandemie grootschalig en kostbaar
onderzoek naar mogelijke vaccins gestimuleerd. Dat heeft nu geleid tot de eerste positieve
resultaten met beschikbare vaccins. Dit toont aan dat het systeem van intellectueel
eigendom, als stimulans om te investeren en te innoveren, zijn vruchten afwerpt. Nederland
heeft geen indicatie dat octrooien een barrière vormen voor het opschalen van de productiecapaciteit
of beschikbaarheid van vaccins. Het stelsel van octrooibescherming stelt bedrijven
juist in staat hun innovaties te delen, kennis en gegevens uit te wisselen, licenties
te verlenen en productie op grote schaal te waarborgen, ook voor lage- en middeninkomenslanden.
Een dwanglicentie komt pas in beeld als de octrooihouder niet bereid is de licentie
onder redelijke voorwaarden vrijwillig te verlenen, andere instrumenten niet helpen,
inzet van de dwanglicentie proportioneel is richting octrooihouder en daadwerkelijk
kan leiden tot beschikbaarheid van een vaccin. Het kabinet heeft geen indicatie dat
een dergelijke situatie zich nu voordoet. In antwoord op vragen van het lid Van Gerven
over de ontwikkeling en distributie van coronavaccins is op 2 december 2020 (Aanhangsel
Handelingen II 2020/21, nr. 992) ook aangegeven het kabinet geen indicatie heeft dat octrooien in de weg staan bij
het opschalen van de productiecapaciteit.
Het kabinet is van mening dat wel voortdurend goed gekeken moet worden naar mogelijke
knelpunten op het gebied van intellectueel eigendom die opschaling van productie en
betaalbaarheid van COVID-19-vaccins zouden kunnen belemmeren. Per brief van 18 december
2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 902) is de Kamer reeds geïnformeerd dat Nederland daarom binnen de EU en (via de Europese
Commissie) in de Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) Council van de WTO het belang van toegang tot veilige, efficiënte en betaalbare vaccins en
medicijnen voor iedereen benadrukt, ook voor ontwikkelingslanden. Nederland steunt
daartoe actief de inzet van de Commissie om zorgen hierover serieus te onderzoeken
en te bekijken of er op onderdelen pragmatische stappen nodig zijn.
De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen de inzet van de Commissie op het gebied
van vaccinatiedeals en erkennen het belang van het akkoord met BioNTech-Pfizer over
uitbreiding van de doses en daarnaast de gesprekken met Valneva. Het is positief dat
na eerdere frictie over Europese vaccinaankopen de Commissie zich nu verzekerd heeft
van genoeg doses om – naar eigen zeggen – 80% van de Europese bevolking te kunnen
vaccineren. Tegelijkertijd lopen de lidstaten qua daadwerkelijke vaccinaties momenteel
nog fors achter op bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk (VK) en Israël. Wordt er ook
Europees gesproken over lessen die daarvan geleerd kunnen worden? We weten dat de
voorzitter van de Europese Commissie aangaf dat het de verwachting is dat voor zomer
2021 het grootste deel van de bevolking ingeënt moet kunnen zijn. Tegelijkertijd wordt
het grootste deel van de 300 miljoen extra vaccins pas in de tweede helft van dit
jaar geleverd. Kan het kabinet meer duidelijkheid geven over deze ambitie? Daarnaast
zien we dat de vaccinatiebereidheid in Europa erg verschilt per lidstaat en bovendien
in verschillende lidstaten daalt. Is dit onderdeel van de Europese politieke beraadslaging
en hoe wordt hier op ingezet? Verder constateren deze leden dat er op 17 december
2020 Raadsconclusies zijn aangenomen over de lessons learned over COVID-19 in de gezondheidszorg. Zij zien het belang van verschillende aanbevelingen,
bijvoorbeeld op het gebied van het aanbod van geneesmiddelen. Zij vragen het kabinet
daarnaast om een appreciatie van thema vier voor de lessons learned: een sterkere rol van de Europese Unie in de mondiale volksgezondheid. Deelt het kabinet
deze ambitie?
15. Antwoord van het kabinet
Binnen de Europese Unie staat in alle lidstaten vaccinatie hoog op de agenda. Bij
de uitvoer van de diverse vaccinatiestrategieën wordt er zeker ook naar de strategieën
van landen buiten de Unie gekeken. Tegelijkertijd zijn er verschillen tussen landen
en kan een vaccinatiestrategie niet één op één worden toegepast in een ander land.
Binnen de Unie bespreken lidstaten de nationale vaccinatiestrategieën en stemmen deze
zo goed mogelijk op elkaar af. Hoewel er sprake is van verschil in de precieze uitvoering
door lidstaten zien we wel dat iedere lidstaat prioriteit geeft aan de bescherming
van de meest kwetsbare burgers.
We hopen in Nederland deze kwetsbare groepen zoals benoemd in het Gezondheidsraadadvies
over vaccinaties voor de zomer gevaccineerd te hebben tegen het virus. Dat betekent
niet dat de gehele bevolking dan reeds gevaccineerd is. Andere landen hebben vergelijkbare
ambities.
De vaccinatiebereidheid verschilt per lidstaat maar de algemene trend die we zien
is positief. De vaccinatiebereidheid lijkt toe te nemen. Vanuit de Europese Commissie
maar ook vanuit de verschillende lidstaten wordt er hard gewerkt om desinformatie
tegen te gaan en het belang van vaccineren te benadrukken.
Ten aanzien van de aangenomen raadsconclusies lessons learned en dan met name met betrekking tot de rol van de Europese Unie ten aanzien van de
mondiale volksgezondheid geldt dat het kabinet de aangenomen raadconclusies over de
lessons learned,4 inclusief de conclusies over de rol van de EU bij het versterken van de Wereldgezondheidsorganisatie5, ondersteunt. Tevens verwijs ik u graag naar de Commissievoorstellen voor een EU
Gezondheidsunie en een Farmaceutische strategie voor Europa en de binnenkort door
uw Kamer te ontvangen BNC-fiches over deze voorstellen. De Commissie gaat in deze
voorstellen in op een sterkere rol van de Europese Unie in de mondiale volksgezondheid
en het kabinet zal hier in het BNC-fiche op reageren.
Prioriteiten EU-voorzitterschap Portugal (informatiepunt)
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de prioriteiten
van het Portugese voorzitterschap en de bijbehorende vijf actielijnen. Wat de leden
van de VVD-fractie betreft is het goed dat Portugal aanzet geeft tot een discussie
over de open strategische autonomie van de EU, zeker in het licht van de coronacrisis.
In de bredere discussie onderstrepen de leden van de VVD-fractie het standpunt van
het kabinet: het nastreven van autonomie moet voor de Unie geen doel op zich zijn,
maar het is van belang dat de weerbaarheid wordt versterkt zodat Europa in staat is
om zijn eigen publieke belangen te borgen en economisch concurrerend te blijven.
De leden van de VVD-fractie willen hier graag nogmaals benadrukken dat zij grote waarde
hechten aan respect voor gedeelde waarden binnen de Europese Unie, zoals rechtsstatelijkheid.
Zij zijn dan ook benieuwd op welke manier het Portugese voorzitterschap de implementatie
van het rechtsstaatmechanisme gaat faciliteren en bevorderen. Hoe ziet het kabinet
dit?
16. Antwoord van het kabinet
De MFK-rechtsstaatverordening is van toepassing per 1 januari 2021.
Hiermee beschikt de EU voor het eerst over een mechanisme dat een directe koppeling
legt tussen de ontvangst van middelen uit de EU-begroting, inclusief het Herstelinstrument,
en de eerbiediging van de beginselen van de rechtsstaat.
In artikel 6 van de MFK-rechtsstaatverordening staat de procedure beschreven die de
Commissie dient te volgen indien zij vaststelt dat sprake is van schendingen van de
beginselen van de rechtsstaat in een lidstaat die de beginselen van goed financieel
beheer of de bescherming van de financiële belangen van de Unie serieus dreigen aan
te tasten. Polen en Hongarije hebben aangegeven bij het Europese Hof van Justitie
een beroep tot nietigverklaring tegen de MFK-rechtsstaatverordening te zullen indienen.
Door de voorzitter van de Commissie is evenwel bevestigd dat de Commissie haar onderzoekende
werk start per 1 januari 2021 en dat al deze bevindingen (geconstateerde schendingen
van de beginselen van de rechtsstaat) zullen worden betrokken bij eventuele maatregelen
die de Commissie na vaststelling van de door haar op te stellen richtsnoeren en de
uitspraak van het Europese Hof van Justitie zal voorstellen op basis van de MFK-rechtsstaatverordening.
Het kabinet zal er nauwlettend op blijven toezien dat de Commissie haar rol als onafhankelijk
hoedster van de Verdragen, ook op het terrein van de rechtsstaat, proactief en consequent
blijft vervullen.
De leden van de D66-fractie horen graag hoe het kabinet staat tegenover het voornemen
van het Portugees voorzitterschap om India als eerste te plaatsen op de lijst met
partners van de Europese Unie. Welke gevolgen verwacht het kabinet hierdoor in de
relatie tussen de Europese Unie en India?
17. Antwoord van het kabinet
In geopolitiek opzicht groeit het belang van India als strategische partner voor Nederland
en de EU. India is de grootste democratie ter wereld, zal voor 2025 de grootste bevolking
van de wereld hebben en de EU en India delen belangrijke waarden als democratie en
respect voor de rechtsstaat. In een tijd dat de internationale context verandert en
de wereld complexer wordt, is India een belangrijke partner in multilateraal verband
bij het beschermen van de internationale rechtsorde. Het is daarom van belang om te
blijven engageren op politieke dossiers als veiligheid, vrijhandel en klimaat.
Het kabinet verwelkomt derhalve de prioriteit die het Portugese voorzitterschap geeft
aan dit partnerschap. Naast onze bilaterale inzet, blijft Nederland ook inzetten op
de EU-India relatie. Eind 2018 heeft de EU een EU-India strategie gepresenteerd waarin
India als een strategische partner van de EU wordt benoemd. De strategie biedt het
politieke raamwerk voor de EU om samen te werken met India. In juli 2020 heeft de
EU-India top plaatsgevonden en tijdens het Portugese voorzitterschap zal hier een
vervolg aan worden gegeven, zoals met de lokale EU-India mensenrechtendialoog die
binnenkort in New Delhi dient plaats te vinden. Tenslotte biedt de Indo Pacific leidraad
die op 13 november uw Kamer toeging ook mogelijkheden om de samenwerking met India
verder te intensiveren.
De leden van de fractie van GroenLinks kijken uit naar de uitvoering van de prioriteiten
die het Portugese voorzitterschap heeft opgesteld. Deze leden hebben met grote belangstelling
kennisgenomen van de prioriteit Green Europe: «Promoting the EU as a leader in climate action» en de in dat kader geplande conferenties, en hebben hierover enkele vragen. Kan het
kabinet toelichten welke rol Nederland voor deze prioriteit ziet weggelegd, met name
op het gebied van biodiversiteit en de aankomende biodiversiteitsconferentie in Kunming,
China van 17 tot 30 mei 2021?
18. Antwoord van het kabinet
Nederland zet in op een ambitieus nieuw Global Biodiversity Framework met bindende doelen overeen te komen tijdens de biodiversiteitsconferentie in Kunming.
Dit is in overeenstemming met de motie van de leden Jetten en de Groot (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1440). In de kamerbrief versterkte inzet internationale biodiversiteit (Kamerstukken 26 407 nr 134) wordt de kabinetsinzet nader uiteengezet. Door het uitstellen van de onderhandelingen
vanwege de COVID-19 is deze inzet nog steeds actueel. Daarnaast heeft Nederland zich
aangesloten bij de High Ambition Coalition for Nature and People en heeft Nederland de Leader's Pledge for nature onderschreven.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de prioriteiten van het Portugese
voorzitterschap voor het komende halfjaar. Het is positief dat het voorzitterschap
zich middels een sociale EU-top op 7 mei 2021 richt op de sociale dimensie van Europa.
Het is tijd dat gemeenschappelijke sociale ondergrenzen in Europa sociale dumping
tegengaan. Op welke manier is het voorzitterschap van plan toe te werken naar deze
top? Is het kabinet bereid om samen met Portugal op te trekken om tot afspraken te
komen op het gebied van nul-urencontracten, hogere minimumlonen en meer betaalbare
woningen?
19. Antwoord van het kabinet
Het is nog niet bekend hoe het voorzitterschap wil toewerken naar de Top, evenmin
wat de exacte resultaten van de Top zullen zijn. Zodra hier voldoende duidelijkheid
over bestaat zal uw Kamer worden geïnformeerd. Ten aanzien van een sociaal Europa
is de Kamerbrief van Minister Koolmees over de toekomst van de sociale dimensie van
de EU leidend. Initiatieven op sociaaleconomisch terrein moeten de bestaande bevoegdheidsverdeling
respecteren, ruimte laten voor invulling door lidstaten, bijdragen aan opwaartse convergentie
en een gelijk speelveld bevorderen. Daarnaast kunnen EU-initiatieven op dit terrein
bijdragen aan het ondersteunen van de groene, digitale en demografische transities.
Daarnaast verwelkomen de leden van de PvdA-fractie de focus van het voorzitterschap
op het buitenlandbeleid van de Europese Unie. Op welke manier wordt de komende maanden
de nieuwe Trans-Atlantische agenda met de nieuwe Amerikaanse president Joe Biden vormgegeven?
Wat moeten volgens het kabinet prioriteiten zijn in de relatie tussen Europa en de
Verenigde Staten (VS)?
20. Antwoord van het kabinet
Het kabinet kan zich vinden in het streven van het Portugese voorzitterschap om de
samenwerking met de VS verder te versterken en te verdiepen. Als basis hiervoor gelden
de Raadsconclusies van 7 december 2020, het verslag van deze Raad Buitenlandse Zaken
is uw Kamer reeds toegegaan (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2250). In ditzelfde verslag heeft het kabinet ook een appreciatie gegeven van de Gezamenlijke
Mededeling van de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie van 2 december 2020, A new EU-US agenda for global change. Verschillende voorstellen uit deze Gezamenlijke Mededeling liggen in het verlengde
van de Nederlandse prioriteiten voor trans-Atlantische samenwerking, waaronder het
belang van nauwere samenwerking op het terrein van economische veiligheid, de relatie
met China, de mogelijke terugkeer van de VS naar het JCPOA en de aangekondigde Summit for Democracy. Zoals aangegeven, ziet het kabinet uit naar nauwe samenwerking met lidstaten en
EU-instellingen om de voorstellen van deze Gezamenlijke Mededeling te operationaliseren.
Nederland steunt verder het streven van de Commissie en EDEO naar een EU-VS top in
de eerste helft van 2021, alsook het vroegtijdig uitnodigen van de heer Tony Blinken
voor een overleg met de Raad Buitenlandse Zaken, zodra zijn benoeming als Secretary of State door de Senaat bekrachtigd is.
Ook is het positief dat het voorzitterschap een nieuwe agenda wil maken met landen
in Afrika. De leden van de PvdA-fractie pleiten voor een gelijkwaardig en geopolitiek
partnerschap met ons buurcontinent, waarbij er afspraken worden gemaakt over eerlijke
handel, het tegengaan van belastingontwijking, klimaatverandering, veiligheid en gereguleerde
migratie. Wat gaat het kabinet doen om de gelijkwaardige samenwerking met Afrikaanse
landen te intensiveren en is de Minister daarnaast bereid om ervoor te pleiten dat
de uitgestelde top tussen de EU en de Afrikaanse Unie (AU) zo snel mogelijk doorgang
weet te vinden?
21. Antwoord van het kabinet
Het kabinet verwelkomt de prioriteit die het Portugees voorzitterschap geeft aan het
versterkte partnerschap van de EU met Afrika. De Europese Commissie, de Europese Dienst
voor Extern Optreden (EDEO) en de Raad hebben hier het afgelopen jaar al belangrijke
stappen in gezet door het publiceren van de Gezamenlijke Mededeling «Towards a Comprehensive Strategy with Africa», de Raadconclusies die hierop volgden en de bespreking in de Europese Raad in oktober
2020. Helaas konden geplande ontmoetingen tussen de EU en Afrikaanse leiders op hoog
niveau in 2020 niet doorgaan, vanwege COVID-19-beperkingen. Nederland pleit ervoor
dat dergelijke ontmoetingen zo snel mogelijk alsnog doorgang vinden om zo het belang
van het partnerschap te benadrukken en verder vorm te geven. Daarbij vindt het kabinet
het van belang dat het partnerschap is gebaseerd op gelijkwaardigheid en op wederzijdse
belangen en kansen (in lijn met motie Kamerstuk 21 501-20, nr. 1618 Leijten c.s). Met name op het gebied van klimaat, banen en investeringen, landbouw
en voedselzekerheid en migratie en mobiliteit ziet het kabinet kansen voor verdere
samenwerking. Hiertoe zet Nederland zich ook in voor nauwe betrokkenheid van het maatschappelijk
middenveld bij de voorbereiding van een zesde EU-AU Top en het verder vormgeven van
het partnerschap.
De leden van de PvdA-fractie zijn bezorgd over de implementatie van het nieuwe Europese
migratiepact. Met name de aanhoudende humanitaire situatie op de Griekse eilanden
blijft zeer schrijnend. Welke stappen zijn er sinds de presentatie van het migratiepact
gezet om de onmenselijke omstandigheden in de opvangkampen te verbeteren? Wat gaat
er de komende maanden op Europees niveau gebeuren om de intenties uit het migratiepact
te verwezenlijken? Is het kabinet bereid om namens Nederland ook zelf verantwoordelijkheid
te nemen door een groter aantal kwetsbare mensen op korte termijn een veilig thuis
in Nederland te bieden?
22. Antwoord van het kabinet
De Commissie voorstellen van 23 september jl. zijn niet specifiek gericht op de situatie
op de Griekse eilanden. De Commissie beoogt met deze voorstellen een versterkt alomvattend
Europees asiel- en migratiebeleid dat crisisbestendig is, een structureel solidariteitsmechanisme
biedt en waar wordt gezorgd voor beter functionerende nationale asielstelsels. Over
de inzet van het kabinet en de voortgang van deze voorstellen wordt uw Kamer o.a geïnformeerd
middels de Geannoteerde Agenda en verslagen van de JBZ-raden, op grond van de met
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid gemaakte informatie-afspraken als gevolg
van het door uw Kamer geplaatste behandelvoorbehoud bij enkele wetgevingsvoorstellen
en de overkoepelende mededeling. Van implementatie van de voorstellen is in dit stadium
dan ook geen sprake.
Uiteraard wenst de Commissie met een dergelijk systeem situaties als op de Griekse
eilanden te voorkomen. Het kabinet deelt de zorgen in uw Kamer en is het met uw Kamer
eens dat de situatie op de Griekse eilanden verder moet verbeteren en daar zet het
kabinet zich ook voor in. Het kabinet dringt hier in Europees verband ook mede op
verzoek van uw Kamer doorlopend op aan.
Sinds eind september is mede door de speciaal daarvoor opgerichte Taskforce van de
Europese Commissie veel werk verzet. De afspraken in het kader van de EU taskforce
zijn vastgelegd in een Memorandum of Understanding (MoU).6De Griekse autoriteiten hebben de afgelopen periode het merendeel van de kwetsbare
migranten en vluchtelingen overgebracht van de Griekse eilanden naar het vaste land.
In maart 2020 verbleven er nog ca. 40.000 vluchtelingen en migranten op de eilanden,
nu zijn dat er nog ca. 17.000.
Ook hebben de Griekse autoriteiten, in samenwerking met de Europese Commissie, Europese
lidstaten en internationale organisaties, hard gewerkt om een nieuwe opvangvoorziening
op Lesbos op te zetten, na de brand die Moria verwoestte. Dit nieuwe kamp is ruimer,
meer gestructureerd, schoner en alle migranten hebben onderdak in tenten die door
UNHCR winterklaar zijn gemaakt. Momenteel zijn er meer dan 400 werkende toiletten
aanwezig en circa 180 douches. Daarnaast wordt gewerkt aan additionele warme douches.
Ook is in alle tenten elektriciteit beschikbaar. Er wordt gewerkt aan verdere verbetering
van het elektriciteitsnetwerk, zodat het ook mogelijk zal zijn om in de tenten elektrische
verwarming aan te sluiten. De voedseldistributie verloopt inmiddels goed en medische
faciliteiten zijn aanwezig, en worden verder verbeterd. Het feit dat, in tegenstelling
tot Moria, alle migranten en vluchtelingen binnen de parameters van het kamp Mavrovouni
verblijven is ook de veiligheid ten goede gekomen. De aanwezigheid van een 300-koppige
permanente politiemacht – in 3 dagelijkse shifts van steeds 100 politiemensen – en
cameratoezicht hebben de veiligheidssituatie verder verbeterd.
Bovenstaande neemt niet weg dat ook in het nieuwe opvangkamp de omstandigheden niet
aan alle standaarden voldoen en verdere structurele verbeteringen doorgevoerd dienen
te worden. Eerder genoemde Taskforce van de Europese Commissie ondersteunt de Griekse
autoriteiten hierbij. Momenteel is de Taskforce bezig om de locatie van een «Multi Purpose Registration Identification Center» (MPRIC) op Lesbos te bepalen. Naar verwachting komt hier eind januari uitsluitsel
over, oplevering is voorzien in september 2021. Ook op de overige hotspoteilanden
wordt gewerkt aan de structurele verbetering van de opvang- en asielvoorzieningen
door middel van de bouw van deze MPRICs. De centra op Kos en Leros zijn gereed en
al in gebruik genomen. Daarnaast is de nieuwe opvang op Samos, met een capaciteit
van 1.000, nagenoeg gereed voor gebruik. De MPRIC voor Chios zal openen in december
2021. Daarnaast ondersteunt de EU taskforce, Griekenland in het doorvoeren van structurele
verbeteringen op het gebied van o.a. asiel- en terugkeerprocedures, opvang en integratie.
Over de inzet en bijdragen van het kabinet in Griekenland is de Kamer meermaals geïnformeerd7. In verschillende contacten met de Griekse autoriteiten en de Europese Commissie
dringt het kabinet aan op verdere verbeteringen. Uit het bovenstaande moge blijken
dat de Griekse autoriteiten, met steun van de Commissie, UNHCR en diverse NGO’s, inderdaad
gestaag verder werken aan verbeteringen, binnen de randvoorwaarden van een tijdelijke
voorziening. Dit laat onverlet dat er nog meer nodig is. Het kabinet levert regelmatig
experts aan hogergenoemde Taskforce om dit verder te bevorderen.
In lijn met de motie van het lid Voordewind c.s. (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 65) wordt alles op alles gezet om te zorgen dat zo snel mogelijk invulling wordt gegeven
aan het herplaatsingsaanbod. Over de uitvoering van het herplaatsingsaanbod heeft
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de Kamer onlangs separaat geïnformeerd.
Het kabinet is niet voornemens om het eerdere herplaatsingsaanbod van 100 kwetsbare
personen te verhogen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren voorts dat Portugal op 1 januari
2021 het voorzitterschap van de Europese Unie heeft overgenomen van Duitsland. Zij
hebben met interesse kennisgenomen van de prioriteiten tijdens dit voorzitterschap.
Op welke manier zal Portugal (samen met de Europese Commissie) de implementatie van
de nieuwe EU-meerjarenbegroting en het corona-herstelfonds, inclusief het rechtsstaatmechanisme,
faciliteren en bevorderen? Hoe ziet het kabinet dit, en hoe gaat zij hier een bijdrage
aan leveren?
23. Antwoord van het kabinet
Het Portugees voorzitterschap heeft van de implementatie van het MFK en het herstelinstrument
een van haar prioriteiten gemaakt. Onderdeel hiervan vormt de afronding van de wetgevingsprocedures
van alle deelverordeningen onder het MFK en het herstelinstrument, de ratificatie
van het Eigenmiddelenbesluit, en het organiseren van een conferentie over Europees
herstel in juni, waar er onder meer over de financieel-economische situatie en de
herstelplannen zal worden gesproken. Het kabinet acht deze onderwerpen eveneens van
groot belang en ziet uit naar nadere informatie over de exacte invulling van de conferentie
over herstel. De MFK-rechtsstaatverordening is sinds 1 januari 2021 van toepassing.
Relatie Europese Unie – Verenigd Koninkrijk
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of er al is overwogen om gebruik te
maken van artikel X uit de Verzamelwet Brexit.
24. Antwoord van het kabinet
Uw Kamer is op 4 januari jl. geïnformeerd over de implementatieverplichtingen die
voortvloeien uit de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK (HSO)8, waarbij is aangegeven dat de HSO op het terrein van rechtshandhaving en justitiële
samenwerking aanleiding geeft voor Nederland om implementatiewetgeving aan te nemen
om het nationaal recht in overeenstemming met de HSO te brengen. Uw Kamer is op 14 januari
jl. nader geïnformeerd over die onderdelen van de samenwerking inzake rechtshandhaving
en justitie waaruit implementatieverplichtingen voor Nederland voortvloeien en de
wijze waarop het kabinet beoogt deze wetswijzigingen spoedig tot stand te brengen.9 Daarbij is het kabinet in twee gevallen voornemens om gebruik te maken van de mogelijkheid
om met spoed een tijdelijke voorziening te treffen op grond van artikel X van de Verzamelwet
Brexit. Deze voorzieningen strekken tot continuering van de situatie zoals die bestond
voorafgaand aan het aflopen van de overgangsperiode op 31 december 2020. De onderwerpen
betreffen (i) de doorgifte van justitiële gegevens ten behoeve van het onderzoek met
betrekking tot de afgifte van een VOG in verband met werving of vrijwillige activiteiten
waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen, en (ii) de doorgifte
van PNR-gegevens met het oog op het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen
van terrorisme of ernstige criminaliteit. Er wordt naar gestreefd dat deze tijdelijke
voorzieningen volgende maand in werking kunnen treden. Het betreft een ministeriële
regeling die overeenkomstig artikel X wordt nagehangen bij beide Kamers van de Staten-Generaal.
Mocht blijken dat er nog andere situaties ontstaan waarin het noodzakelijk is op zeer
korte termijn maatregelen te nemen, dan zal het kabinet artikel X van de Verzamelwet
Brexit gebruiken indien dit noodzakelijk en mogelijk is. Uw Kamer zal hierbij worden
betrokken conform de procedures zoals uiteengezet in artikel X.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet duidelijkheid te geven over de commotie
die is ontstaan in de Britse media over Nederlandse douaniers die het vleesbeleg van
de lunch van Britse vrachtwagenchauffeurs niet toelieten in de Europese Unie.
25. Antwoord van het kabinet
Met het aflopen van de overgangsperiode en het vertrek van het VK uit de interne markt
en de douane-unie gelden bij de invoer van producten dezelfde regels voor het VK als
die voor andere derde landen gelden. Hierbij geldt onder andere dat goederen van dierlijke
en plantaardige oorsprong moeten voldoen aan Europese wet- en regelgeving. Meer specifiek
voor de commotie in het VK over de beelden waarin Nederlandse douaniers broodjes met
vleesbeleg van Britse vrachtwagenchauffeurs niet toelieten tot de Europese Unie geldt
de EU-regelgeving voor derde landen op dit terrein voor persoonsbagage. Voor persoonsbagage
geldt dat slechts enkele producten van dierlijke oorsprong onder voorwaarden (bijvoorbeeld
poedermelk voor zuigelingen tot maximaal 2 kg) zijn vrijgesteld van officiële controles
in grenscontroleposten. EU-regelgeving is daarnaast expliciet over de goederen van
dierlijke oorsprong die niet zijn vrijgesteld van officiële controles in grenscontroleposten.
Het gaat dan o.a. om zuivel, vlees en vleesproducten zoals bijvoorbeeld ham. Deze
goederen mogen reizigers dus alleen meenemen als ze voldoen aan alle benodigde vereisten
voor invoer (inclusief gezondheidscertificaat verstrekt door VK autoriteiten, vooraanmeldingen
en controle op de buitengrensinspectiepost). Het meenemen van deze goederen in bagage
voldoet hier niet aan. Deze regelgeving is door de EU gemaakt om de binnenkomst van
dierziekten te voorkomen, bv. mond en klauwzeer via zuivelproducten of varkenspest
via ham. Dit verbod geldt voor alle derde landen en sinds 1 januari 2021 jl. dus ook
voor het VK en dit is van toepassing ongeacht of iemand deze goederen per vliegtuig
of per ferry meeneemt. Bovendien is dit reeds bestaande EU wet- en regelgeving en
is het VK hiermee bekend als voormalig EU-lidstaat. De aandacht voor de handhaving
van deze EU-regel in de media helpt hopelijk om reizigers sneller van de nieuwe regels
te doordringen, waarmee onnodige voedselverspilling wordt voorkomen.
Nederland zou uit het Brexit Adjustment Reserve (BAR) ruim 700 miljoen euro ontvangen,
de leden van de CDA fractie vragen het kabinet dit te bevestigen, wanneer komt dat
geld de Nederlandse kant op en op welke manier is dat gelabeld, wat komt er bij de
visserijsector terecht?
26. Antwoord van het kabinet
In het voorstel van de Europese Commissie voor de Brexit Adjustment Reserve (BAR) zou Nederland circa 714 miljoen euro ontvangen (uitgedrukt in 2018 prijzen).
Daarvan zou circa 131 miljoen euro gealloceerd worden op basis van de verwevenheid
van de visserijsector met het VK.
Het kabinet bestudeert op dit moment het voorstel. De kabinetsappreciatie van het
voorstel volgt in een BNC-fiche binnen de daarvoor geldende termijn. Er wordt momenteel
door de Raad en het Europees parlement onderhandeld over het voorstel van de Commissie,
inclusief over de verdeling van de middelen tussen de lidstaten. Het is daarom nu
nog niet zeker welk bedrag elke lidstaat definitief krijgt toegewezen. Aangezien Nederland
één van de hardst geraakte lidstaten is als gevolg van Brexit, zal het kabinet de
vormgeving van de BAR nauwgezet volgen. Daarnaast zal het kabinet zich er voor inzetten
dat de middelen uit het instrument snel en efficiënt gebruikt kunnen worden.
Inwoners van de Europese Unie zouden vanaf oktober niet meer naar het Verenigd Koninkrijk
kunnen met alleen een identiteitskaart. Dat melden Britse media. De leden van de CDA-fractie
vragen het kabinet dit te bevestigen en via gewenste kanalen bij de Britten aan te
geven dat dit niet wenselijk is.
27. Antwoord van het kabinet
EU burgers kunnen vanaf oktober 2021 inderdaad geen gebruik meer maken van de identiteitskaart
voor een reis naar het VK. Het VK heeft ervoor gekozen per 1 oktober 2021 alleen nog
een paspoort als geldig reisdocument richting het VK te accepteren. Burgers die onder
het terugtrekkingsakkoord vallen kunnen wel tot tenminste eind 2025 gebruik blijven
maken van hun ID-kaart voor een reis naar het VK. Deze informatie is beschikbaar gesteld
op rijksoverheid.nl10 en opgenomen in het reisadvies voor het VK zodra het VK ze bekendmaakte.11 Tevens is deze informatie gedeeld met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, de
Nederlandse vereniging voor burgerzaken en de Vereniging van Nederlandse gemeenten,
met het oog op optimale voorbereiding op en voorlichting over deze verandering in
reizen naar het VK.
De identiteitskaart is overigens geen reisdocument. Burgers van de Europese Unie kunnen
onder andere met hun identiteitskaart gebruik maken van het recht op vrij verkeer.
Dat wil zeggen dat zij in een andere dan de eigen lidstaten van de Unie kunnen verblijven.
Nu het VK niet langer gebonden is aan deze richtlijn vervalt deze mogelijkheid en
zal voor een reis naar het VK voortaan een reisdocument (d.w.z. een paspoort) nodig
zijn.
Het koeriersbedrijf DPD zal voorlopig geen bestellingen via de weg meer uitvoeren
tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie, zo weten de leden van de CDA-fractie.
Dat geldt ook voor bestellingen van en naar Ierland. Het bedrijf wijt dat aan de complexe
procedures wegens de Brexit. Veel vrachtwagens die op weg zijn van het Verenigd Koninkrijk
naar Frankrijk hebben niet het juiste papierwerk en worden daarom tegengehouden bij
de grens of lopen vertraging op, zegt ferryorganisatie DFDS. De leden van de CDA-fractie
vragen het kabinet dit te bevestigen en aan te geven of dat ook de dagelijkse praktijk
in Nederland is. Tevens vragen deze leden het kabinet aan te geven of er meer bedrijven
zijn die handel en contact met het Verenigd Koninkrijk zijn gestopt vanwege onduidelijkheden
uit de Brexit deal.
28. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichtgeving in de media over opschorting
van vervoer door individuele ondernemingen, dan wel problemen bij het voldoen aan
grensformaliteiten. Er is geen uitputtend overzicht te geven van ondernemingen die
tot nader order bestellingen cq. verzendingen van en naar het VK hebben opgeschort,
anders dan anekdotische berichtgeving in de media.
Met het aflopen van de overgangsperiode en het vertrek van het VK uit de interne markt
en de douane-unie gelden bij de invoer van producten dezelfde regels voor het VK als
die voor andere derde landen gelden. Zendingen waarvoor de grensformaliteiten niet
op een juiste, tijdige en volledige wijze vervuld zijn, kunnen niet verder. Dat geldt
in alle lidstaten van de EU.
In het algemeen zijn in de Nederlandse ferryhavens en de ferryhavens in het VK met
verbindingen naar Nederland nog geen onoverkomelijke problemen geconstateerd. Een
klein deel van de vrachtwagens blijkt niet volledig of niet correct voorbereid, deze
worden doorgeleid naar een tijdelijke parkeerlocatie om de papieren op orde te maken
alvorens te kunnen worden toegelaten tot de ferryterreinen. Verreweg de meeste vrachtwagens
lukt het de papieren alsnog tijdig op orde te krijgen op deze tijdelijke parkeerlocaties.
Ook al is in sommige gevallen sprake van een onvolledige voorbereiding waardoor vrachtwagens
niet toegelaten worden tot de ferryterreinen, dit heeft tot dusverre niet geleid tot
noemenswaardige congestie. De verkeerscirculatieplannen die in werking zijn functioneren
volgens plan.
De Douane constateert wel dat op dit moment de vrachtvolumes geringer zijn dan «normaal»,
met name aan de importzijde waar zich vooral problemen voordoen rond de import van
veterinaire goederen. Of de geringere volumes een gevolg zijn van veranderende handelspatronen
als gevolg van Brexit of van de coronacrisis dan wel van een afwachtende houding van
het bedrijfsleven is niet bekend.
De prijzen van vis die is gevangen in Schotland staan sterk onder druk vanwege grensvertragingen
bij het transporteren naar de Europese Unie door de Brexit. Door bureaucratische rompslomp
duurt het erg lang voordat de vis kan worden verkocht in de Europese Unie. De prijs
van sommige visproducten is met 80 procent ingestort. De leden van de CDA-fractie
vragen het kabinet dat te bevestigen en aan te geven in hoeverre dit gevolgen heeft
voor Nederlandse bedrijven in de visverwerkende industrie.De Vissersbond roept de
leden, die in Engelse wateren vissen of willen gaan vissen, op om kennis te nemen
van de Britse voorschriften op het gebied van panelen en het feit dat er verschillen
zijn met de Europese regels hiervoor. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet
hoe de overheid deze vissers ondersteund in informatievoorziening over voorschriften
en veranderende regelgeving die gelden in het Verenigd Koninkrijk.Nederlandse vissers
hadden nog geen groen licht om vanaf het nieuwe jaar in Britse wateren te vissen.
Vanwege het Brexit-akkoord moest het Verenigd Koninkrijk visvergunningen afgeven en
dat was nog niet gebeurd. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hoe het staat
met de afgifte van deze vergunningen.
29. Antwoord van het kabinet
Door het vertrek van het VK uit de interne markt en douane-unie van de EU na afloop
van de overgangsperiode wordt het VK sinds 1 januari jl. als derde land behandeld,
wat betekent dat het aanlanden van vis en het in- en uitvoeren van vis(producten)
verloopt volgens reeds bestaande EU wet- en regelgeving voor derde landen. Deze EU
wet- en regelgeving is onveranderd en zowel de Nederlandse sector als het VK als voormalig
EU-lidstaat zijn hiervan op de hoogte en/of mee bekend. Vanaf het begin is duidelijk
geweest dat Brexit impact zou hebben op de (individuele) bedrijfslogistiek van de
sector. De mate van impact is uiteraard wel afhankelijk van diverse factoren zoals
het type handelswaar, de richting van de handel (import en/of export), het voorbereidingsniveau
van de sector/bedrijf en de inrichting van de bedrijfsprocessen en -planningen.
Om bedrijven te helpen zich voor te bereiden op de nieuwe situatie en de eigen logistiek
door te lopen heeft de NVWA (samen met Douane en andere keuringsdiensten) doorlopend
informatie met de sectoren en bedrijven gedeeld en serious games aangeboden. Daarnaast hebben het Ministerie van LNV en de NVWA in aanloop naar het
aflopen van de overgangsperiode steeds nauw contact gehad met de visserijsector via
maandelijkse Brexit stakeholderbijeenkomsten en speciale sectoroverleggen om de sector
bij te praten over de stand van zaken m.b.t. de onderhandelingen en bij te staan bij
de readiness voorbereidingen voor het aflopen van de overgangsperiode. Door de frequentie van
stakeholderbijeenkomsten is het contact tussen het Ministerie van LNV, NVWA, keuringdiensten
en de sector laagdrempelig en weet men elkaar direct te vinden bij vragen en/of problemen.
Dat ook de prijzen van vis door dit gevolg van Brexit worden beïnvloed is aannemelijk,
maar hoe groot dit effect precies is kan op dit moment niet vastgesteld worden. Ook
andere factoren zoals de Coronacrisis spelen mee bij de hoogte van de prijzen in de
markt. Vooralsnog wordt uitgegaan van aanloopproblematiek die mettertijd zal stabiliseren
en daarmee dus ook de prijzen.
Het VK heeft de bestaande Europese wet- en regelgeving voor visserij grotendeels overgenomen
van de EU. Wel zijn er daarnaast ook nationale VK-voorschriften van toepassing verklaard
op EU vaartuigen. Deze situatie is nieuw en roept vragen op bij de vissers. Daarom
is er intensief contact tussen sectorvertegenwoordiging en NVWA, RVO en LNV over alle
onderwerpen die de visserij raken, zo ook de Britse voorschriften. De vragen die er
zijn over de technische voorschriften moeten beantwoord worden door het VK. Daarom
heeft Nederland met enkele andere lidstaten, de Europese Commissie verzocht op korte
termijn deze vragen te bespreken met het VK, zodat er helderheid is over de interpretatie
van de Britse regelgeving. Op het moment dat deze duidelijkheid er is zal hierover
met de vissers gecommuniceerd worden. Wat de vismachtigingen betreft zijn er op 1 januari
jl. tijdelijke vismachtigingen verstrekt door de Britse autoriteiten. De verwachting
is dat vissers voor 22 januari een definitieve vismachtiging voor heel 2021 ontvangen
van het VK, waarmee zij toegang hebben tot de Britse wateren.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet aangaande de Brexit tenslotte een gedetailleerd
verslag van de voortgang van de uitvoering van de toezeggingen uit het notaoverleg
Brexit deal, en verzoeken het kabinet daarbij aan te geven welke van deze toezeggingen
worden geadresseerd tijdens de aanstaande RAZ. Voorts vragen deze leden of het kabinet
kan aangeven op welke manier er nu verder wordt onderhandeld tussen de Europese Unie
en het Verenigd Koninkrijk.
30. Antwoord van het kabinet
Uw Kamer is op 4 januari jl. een brief toegegaan waarin nader werd ingegaan op een
aantal onderwerpen die in het Notaoverleg en de ambtelijke technische briefing over
de HSO aan de orde kwamen.12 Hiermee is voldaan aan de toezegging om schriftelijk terug te komen op vragen over
belasting toegevoegde waarde, het voorzorgsbeginsel en oorsprongsregels. Tevens is
in deze brief toegelicht hoe uitvoering is gegeven aan de motie van de leden Bisschop
en Leijten over een voorbehoud van voorlopige inwerkingtreding bij gedeelde en ondersteunende
bevoegdheden.13 Ook is hierin nadere duiding gegeven bij de motie van het lid Omtzigt c.s. over het
opzetten van een helpdesk en het bedrijfsleven een passende periode van gewenning
te geven.14 In lijn met deze motie kunnen alle stakeholders voor uitleg over de HSO terecht op
de voor hen gebruikelijke communicatiekanalen, zoals het Brexitloket voor ondernemers
en bedrijven, de Brexit website van de rijksoverheid voor burgers en de website van
Kennis Centrum Europa Decentraal voor (mede)overheden. Deze kanalen kennen allemaal
ook hun eigen vorm van telefonische bereikbaarheid. Tevens wordt momenteel het Brexitloket
aangepast, met daarbij aandacht voor ruimte in de geldende regelgeving om laatste
aanpassingen aan de nieuwe situatie eventueel later te voltooien.
Uw Kamer is op 14 januari jl. een brief toegegaan waarin nader werd ingegaan op de
governance van de HSO.15 Met deze brief werd uitvoering gegeven aan de motie van de leden Bisschop en Leijten
over zeggenschap over de inzet van de EU binnen de Partnerschapsraad en de motie van
de leden Omtzigt en Van der Graaf over herstel van het democratisch deficit.16 Ook werd met deze brief opvolging gegeven aan de toezegging tijdens het notaoverleg
van 28 december jl. om schriftelijk terug te komen op de wijze van betrokkenheid van
nationale parlementen bij de besluitvorming in de Partnerschapsraad waar het met name
beleidsmatige kwesties betreft. Met de bijlage van deze brief werd voldaan aan de
toezegging aan het lid Van Otterloo om uw kamer een vergelijkingstabel tussen HSO
en de afspraken tussen de EU en Noorwegen en de EU en Zwitserland toe te sturen.17
Aan de motie van het lid Van Ojik c.s. over het bestendigen van de samenwerking op
gebied van buitenlands- en veiligheidsbeleid wordt doorlopend uitvoering gegeven.18 Het kabinet zet in lijn met deze motie in op nauwe samenwerking tussen de EU en het
VK, ook op het gebied van het GBVB en het GVDB. Hierbij kan onder meer gedacht worden
aan samenwerking op het vlak van sancties, deelname aan EU-missies en operaties en
capaciteitsontwikkeling (EDA, EDF, PESCO), gezamenlijk optrekken bij hybride dreigingen
en externe aspecten van terrorismebestrijding en cybersecurity. Het VK en Nederland
blijven daarnaast zowel op bilaterale basis als in multilateraal verband nauw samenwerken
en mogelijkheden zoeken om deze samenwerking verder te verdiepen. De relaties tussen
de EU en het VK op gebied van buitenlands- en veiligheidsbeleid worden besproken tijdens
een informele lunch tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 25 januari as. Hierover
is uw Kamer separaat geïnformeerd.19
In lijn met de motie van het lid Bouali c.s. over wederkerige afspraken met het Verenigd
Koninkrijk over diensten20 zal het kabinet zich inzetten voor een ambitieuze invulling van die onderwerpen waar
het akkoord ruimte biedt om nadere afspraken te maken tussen de EU en het VK. Dit
geldt bijvoorbeeld voor het onderwerp beroepskwalificaties. Gesprekken hierover zijn
nog niet gestart, maar wanneer dit het geval is zal uw Kamer hier nader over worden
geïnformeerd.
Conform de motie van het lid Bouali over de uitwisseling van studenten21 onderzoekt het kabinet de mogelijkheden om de uitwisseling van studenten aan beide
kanten van het Kanaal te bestendigen nu het VK geen onderdeel meer uitmaakt van het
Erasmusprogramma. Aan deze motie wordt uitvoering gegeven door de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en hierover wordt uw Kamer separaat geïnformeerd.
Aan de bij het Notaoverleg (Kamerstuk 35 393, nr. 60) ingediende moties over visserij wordt uitvoering gegeven door de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselveiligheid en hier wordt uw Kamer over geïnformeerd.22
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de Brexit. Ten eerste vragen
zij graag naar het Brexitfonds, dat Brexitschade zal vergoeden. Klopt het dat Nederland
aanspraak kan maken op 757,4 miljoen euro in 2021? Kan het kabinet toelichten hoe
dit geld besteed dient te worden? Hoe wordt het verdeeld over sectoren? Welke voorwaarden
zijn daaraan verbonden? Steunt het kabinet de verdeling van het geld zoals die door
de Commissie is voorgesteld? Wanneer zal dit geld uitgekeerd worden? Deze leden begrijpen
dat het voorstel een voorstel van wet is. Kan het kabinet een inschatting maken van
het krachtenveld in de Raad en de positie van het Europees parlement? Verwacht het
kabinet dat het bedrag van 757,4 miljoen euro voor dit jaar de uitkomst zal zijn?
Kan het kabinet een tijdpad voor besluitvorming schetsen?
31. Antwoord van het kabinet
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 26 stelt de Europese Commissie voor
dat Nederland circa 714 miljoen euro ontvangt uit de BAR (uitgedrukt in 2018 prijzen;
bedraagt 757,4 miljard euro in lopende prijzen). Daarvan wordt circa 131 miljoen euro
gealloceerd op basis van de verwevenheid van de visserijsector met het VK.
Het kabinet bestudeert op dit moment het voorstel. De kabinetsappreciatie van het
voorstel volgt in een BNC-fiche binnen de daarvoor geldende termijn. Er wordt door
de Raad en het Europees parlement onderhandeld over het voorstel, waaronder over de
verdeling van de middelen tussen de lidstaten. Het is daarom nu nog niet zeker welk
bedrag elke lidstaat definitief krijgt toegewezen. Aangezien Nederland één van de
hardst geraakte lidstaten is als gevolg van Brexit, zal het kabinet de vormgeving
van de BAR nauwgezet volgen. Daarnaast zal het kabinet zich er voor inzetten dat de
middelen uit het instrument snel en efficiënt gebruikt kunnen worden.
Verder vragen de leden van de D66-fractie graag een overzicht van «open eindjes» uit
het recent bereikte akkoord. Op welke onderwerpen zijn de Europese Unie en het Verenigd
Koninkrijk verplicht de komende jaren nog nieuwe afspraken te maken of basisafspraken
nader uit te werken? Voorbeelden hiervan zijn Horizon Europe enfinanciële diensten.
Kan het kabinet hiervan een overzicht met de Kamer delen? Wat is de Nederlandse inzet
op die punten?
32. Antwoord van het kabinet
De HSO biedt beperkt ruimte om op een aantal onderwerpen nadere afspraken te maken.
Het maken van dergelijke afspraken is echter niet verplicht en is niet noodzakelijk
voor het functioneren van het akkoord. Wel zijn de partijen verplicht om binnen 180
dagen na het van toepassing worden van de overeenkomst tot een gezamenlijke lijst
van arbiters te komen.
Voorbeelden van onderwerpen waarover nadere afspraken kunnen worden gemaakt zijn douanesamenwerking,
beroepskwalificaties, klimaat en carbon pricing en energie. De afspraken voor deelname van het VK aan bepaalde unieprogramma’s (waaronder
Horizon Europe) staan in een apart protocol. In lijn met de kabinetsinzet gedurende
de onderhandelingen over de toekomstige relatie zal Nederland daarbij steeds inzetten
op een ambitieuze invulling van de samenwerking tussen de EU en het VK.
Bij de nadere invulling ten aanzien van financiële diensten dient te worden opgemerkt
dat nadere afspraken buiten het kader van de HSO worden gemaakt. Zoals gebruikelijk
bij financiële dienstverlening beslissen jurisdicties unilateraal over toegang van
marktpartijen afkomstig uit andere jurisdicties via equivalentiebeoordelingen per
specifieke sector cq. activiteit, voor zover toegestaan op basis van eigen wet- en
regelgeving. Deze beoordelingen staan daarmee los van het HSO.23
Ook vragen de leden van de D66-fractie graag naar de uitvoering van de moties die
het lid Bouali heeft ingediend bij het notaoverleg (Kamerstuk 35 393, nr. 30) over het handelsakkoord met het Verenigd Koninkrijk op 28 december 2020 over de
volgende onderwerpen: samenwerking met het Verenigd Koninkrijk in buitenland- en veiligheidsbeleid,
wederkerige afspraken met het Verenigd Koninkrijk over diensten en over de uitwisseling
van studenten (Kamerstuk 35 393, nr. 25, Kamerstuk 35 393, nr. 26 en Kamerstuk 35 393, nr. 27). Kan het kabinet toelichten welke acties het onderneemt of zal ondernemen om deze
aangenomen moties uit te voeren?
33. Antwoord van het kabinet
Aan de motie van het lid Van Ojik c.s. over de samenwerking op buitenlands- en veiligheidsbeleid
bestendigen wordt doorlopend uitvoering gegeven.24 Het kabinet zet in lijn met de motie in op een nauwe samenwerking tussen de EU en
het VK, ook op het gebied van het GBVB en het GVDB. Hierbij kan onder meer gedacht
worden aan samenwerking op vlak van sancties, deelname aan EU-missies en operaties,
capaciteitsontwikkeling (EDA, EDF, PESCO), gezamenlijk optrekken bij hybride dreigingen
en externe aspecten van terrorismebestrijding en cybersecurity. Het VK en Nederland
blijven daarnaast, zowel op bilaterale basis, als in multilateraal verband, nauw samenwerken,
en kijken naar mogelijkheden om deze samenwerking verder te verdiepen. De relaties
tussen de EU en het VK op buitenlands- en veiligheidsbeleid worden besproken tijdens
een informele lunch tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 25 januari. Hierover is
uw Kamer separaat geïnformeerd.25
In lijn met de motie van het lid Bouali c.s. over wederkerige afspraken met het Verenigd
Koninkrijk over diensten26, zal het kabinet zich inzetten voor een ambitieuze invulling van die onderwerpen
waar het akkoord ruimte biedt om nadere afspraken te maken tussen de EU en het VK.
Dit geldt bijvoorbeeld voor het onderwerp beroepskwalificaties. Gesprekken hierover
zijn nog niet gestart, maar wanneer dit het geval is zal uw Kamer hier nader over
worden geïnformeerd.
Conform de motie van het lid Bouali over de uitwisseling van studenten27 onderzoekt het kabinet de mogelijkheden om de uitwisseling van studenten aan beide
kanten van het kanaal te bestendigen nu het VK geen onderdeel meer uitmaakt van het
Erasmusprogramma. Aan deze motie wordt uitvoering gegeven door de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en hier wordt uw Kamer separaat over geïnformeerd.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat er nog enige onduidelijkheden zijn
rondom de Brexit-deal. De leden van de fractie van GroenLinks hopen dat er ruimte
gezocht zal worden een ambitieuze samenwerking op het terrein van buitenlandbeleid
van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk vorm te geven en hebben daarover enkele
vragen. De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat ook het Portugese voorzitterschap
van de Europese Unie aangeeft dat ze willen dat de samenwerking met Verenigd Koninkrijk
«as close as possible» is. Kan het kabinet toelichten hoe het traject eruit ziet waarin de vormgeving van
deze samenwerking besproken zal worden? Hoe schat het kabinet de bereidheid van de
Britten in om ook zonder harde afspraken samen te werken met de EU op deze gebieden,
en kan het kabinet hiervan enkele concrete voorbeelden geven?
34. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in lijn met de motie van het lid Van Ojik c.s. (Kamerstuk 35 393, nr. 25) over bestendigen van de samenwerking op buitenlands- en veiligheidsbeleid in op
nauwe samenwerking tussen de EU en het VK, ook op het gebied van het GBVB en het GVDB.
Hierbij kan onder meer gedacht worden aan samenwerking op vlak van sancties, deelname
aan EU-missies en operaties, capaciteitsontwikkeling (EDA, EDF, PESCO), gezamenlijk
optrekken bij hybride dreigingen en externe aspecten van terrorismebestrijding en
cybersecurity. Het VK en Nederland blijven daarnaast zowel op bilaterale basis als
in multilateraal verband nauw samenwerken en zoeken naar mogelijkheden om deze samenwerking
verder te verdiepen. De relaties tussen de EU en het VK op gebied van buitenlands-
en veiligheidsbeleid worden besproken tijdens een informele lunch tijdens de Raad
Buitenlandse Zaken op 25 januari. Hierover is uw kamer separaat geïnformeerd.28
Conferentie over de Toekomst van Europa (informatiepunt)
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet wat de status is en de tijdlijn tot
het begin van de Conferentie over de Toekomst van Europa. Deze leden vragen het kabinet
of er al teksten zijn van de gezamenlijke verklaring van de Raad, Europees parlement
en Commissie. Tevens vragen deze leden hoe het kabinet aankijkt tegen het idee van
een roulerend voorzitterschap.
35. Antwoord van het kabinet
In het Coreper van 24 juni 2020 is overeenstemming bereikt over het Raadsmandaat over
de Conferentie. Het Portugese voorzitterschap onderhandelt nu, namens de Raad, met
het Europees parlement en de Commissie over het mandaat, inhoud en vorm van de Conferentie.
Dat zal worden vastgelegd in de gezamenlijke verklaring. Op dit moment zijn er nog
geen teksten daarvan beschikbaar. Het kabinet vraagt er aandacht voor dat de Raad
tussentijds wordt geïnformeerd en geraadpleegd over de onderhandelingen, zodat wij
uw Kamer tijdig kunnen informeren. De startdatum van de Conferentie is nog niet bekend,
deze zal vermoedelijk na het overeenkomen van de gezamenlijke verklaring worden aangekondigd.
Het kabinet is voorstander van een voorzitter die objectief en onafhankelijk is, en
boven de EU-instellingen staat. Het kabinet is niet bekend met het idee van een roulerend
voorzitterschap en ziet daar op het eerste gezicht niet direct de meerwaarde van in.
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld over het feit dat er nog steeds geen
akkoord is bereikt over de inhoud en de vormgeving van de Conferentie over de Toekomst
van Europa. Wat de leden van de D66-fractie betreft is deze Conferentie nodig om eerste
stappen te zetten om de Europese Unie democratisch te hervormen en daarbij burgers
van alle lidstaten intensief te betrekken. De Unie is niet alleen een unie van staten,
maar ook van burgers. Is het kabinet het eens met de aan het woord zijnde leden dat
de vertraging die de Conferentie heeft opgelopen, ongewenst is? Klopt het dat de Raad,
het Europees parlement (EP) en de Commissie er niet uit komen vanwege onenigheid over
wie de Conferentie moet voorzitten? Zijn er nog andere punten waarop de drie instellingen
het niet eens zijn? Hoe zet het kabinet zich er voor in dat er snel een akkoord komt
voor een ambitieuze conferentie? Kan hij afstand nemen van de woorden van de premier
die de Conferentie gelijk stelde aan «eindeloos naar je eigen navel staren»? Ook vragen
deze leden zich af hoe het kabinet Nederlandse burgers wil betrekken bij deze Conferentie?
36. Antwoord van het kabinet
Het kabinet ziet de Conferentie onverminderd als middel dat kan bijdragen aan het
dichterbij brengen van de Europese Unie bij de burger, en daarmee de democratische
legitimiteit van de Unie en het draagvlak voor het beleid kan versterken. Dat de Conferentie
niet van start kon gaan op de eerder voorziene datum, was niet gewenst, maar gezien
de context van de COVID-19-crisis en het verloop van de onderhandelingen, wel verklaarbaar.
Het Portugese voorzitterschap onderhandelt nu, namens de Raad, met het Europees parlement
en de Commissie over het mandaat, inhoud en vorm van de Conferentie. Dat zal worden
vastgelegd in de gezamenlijke verklaring. Het is juist dat enkele punten omtrent de
governance momenteel overeenstemming tussen de instellingen in de weg staat, waarbij het voorzitterschap
de voornaamste bottleneck vormt. Het kabinet hoopt op – en zet zich in voor – een
gezamenlijke verklaring die zo dicht mogelijk bij het Raadsmandaat blijft. Mede hiermee
wil het kabinet het door u genoemde navelstaren voorkomen, door met de Conferentie
naar concrete resultaten te werken gericht op de implementatie van de Strategische
Agenda en het voorkomen van «overpromise, underdeliver» richting de burgers.
Wat betreft het betrekken van burgers in Nederland onderzoekt het kabinet momenteel
welke vorm van burgerdialoog opportuun is, ook gezien de context van de Covid-crisis.
Dit zal deels ook afhangen van de inhoud van de gezamenlijke verklaring. Nationale
parlementen kunnen eveneens een rol vervullen in het versterken van de dialoog met
burgers. Het kabinet nodigt uw Kamer uit om actief een rol te vervullen in de uitvoering
van de burgerconsultaties.
Rechtsstaat
Het lid Groothuizen van de D66-fractie heeft samen met de leden Van Dam (CDA) en Buitenweg
(GroenLinks) een motie ingediend (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 58) – die de Kamer vervolgens heeft aangenomen – die het kabinet verzoekt te onderzoeken
en de nodige voorbereidingen te treffen om, bij voorkeur in samenwerking met gelijkgezinde
lidstaten, Polen voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen voor het
niet-nakomen van een verplichting die krachtens de verdragen op Polen rust. Kan het
kabinet toelichten hoe het kabinet deze motie uitvoert? Eerder stelde de premier dat
de voorbereidingen gestart zijn. Kan het kabinet dit toelichten? Met welke lidstaten
werkt Nederland samen? Wat is de planning, zo vragen deze leden?
37. Antwoord van het kabinet
Ter uitvoering van de genoemde motie-Groothuizen is het kabinet op dit moment nog
in overleg met gelijkgezinde lidstaten over de kansen en risico’s van mogelijke inzet
van artikel 259 VWEU op het terrein van de rechtsstaat. Tijdens het geplande Algemeen
Overleg Rechtsstatelijke ontwikkelingen in de Europese Unie van 27 januari a.s. zal
het kabinet de voortgang hiervan nader toelichten.
EU-uitbreiding
De leden van de fractie van GroenLinks hebben ook enkele vragen met betrekking tot
het uitbreidingsbeleid van Europese Unie. Deze leden lezen in het verslag van de Raad
Algemene Zaken van 8 december 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2253) dat één lidstaat niet kan instemmen met het onderhandelingsraamwerk voor Noord-Macedonië,
laat staan voor Albanië. Zij vragen zich af welke lidstaat dit is en of er enig zicht
is dat deze lidstaat zal bijdraaien bij het bereiken van consensus over deze belangrijke
kwestie? De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af welke rol Nederland
hierbij speelt en of het kabinet bereid is deze lidstaat richting een «akkoord» te
bewegen? Deelt het kabinet met de leden van de GroenLinks-fractie dat het onwenselijk
is dat deze onderhandelingen en het komen tot een onderhandelingsraamwerk verdere
vertraging oploopt? Kan het kabinet ook een indicatie geven van hoeveel vertraging
de onderhandelingen hierdoor oplopen? Kan het kabinet tot slot toelichten wat de consequenties
zijn voor de toetredingsonderhandelingen als hierover geen overeenstemming wordt bereikt
en hoe Noord-Macedonië en Albanië deze opstelling appreciëren, zo vragen de leden
van de fractie van GroenLinks?
38. Antwoord van het kabinet
Het kabinet doet geen uitspraken over de positie van individuele lidstaten en kan
ook niet speculeren over wanneer consensus over het onderhandelingsraamwerk voor Noord-Macedonië
mogelijk zal zijn. Het kabinet heeft, net als een groot aantal andere lidstaten, tijdens
de onderhandelingen opgeroepen om bilaterale kwesties buiten het raamwerk te houden
maar dit heeft vooralsnog niet geresulteerd in een doorbraak. Het Portugese voorzitterschap
probeert een oplossing te bewerkstelligen met de betrokken partijen.
Het kabinet is van mening dat de eerste Intergouvernementele Conferentie (IGC) met
Noord-Macedonië kan plaatsvinden zodra er overeenstemming is over het onderhandelingsraamwerk.
Het kabinet betreurt het dat dit nog niet het geval is. Met betrekking tot Albanië
is een eerste IGC pas aan de orde als overtuigend is voldaan aan de voorwaarden zoals
gesteld in de raadsconclusies van maart. Uit het laatste voortgangsrapport van de
Commissie blijkt dat dit nog niet het geval is.
Zowel Noord-Macedonië als Albanië blijven zich, ondanks de teleurstelling over het
uitblijven van overeenstemming over de onderhandelingsraamwerken, inzetten voor de
benodigde hervormingen in het kader van hun toenadering tot de EU.
Commissiewerkprogramma / Overig
Naar aanleiding van de aangenomen motie (Kamerstuk 21 501-20 nr. 1627) van het lid Emiel van Dijk (PVV) over een krachtig statement tegen de provocatie
betreffende de aangifte van de Turkse president Erdogan tegen de heer Wilders, zijn
de leden van de PVV-fractie benieuwd naar de reactie van de overige lidstaten in de
Raad. Hoe hebben de overige lidstaten gereageerd op de oproep van het kabinet om deze
aangifte te verwerpen? Welke landen steunen deze oproep? Is de aangifte tegen de heer
Wilders al van tafel? Zo nee, wanneer gaat dit alsnog gebeuren?
39. Antwoord van het kabinet
De EU acht de vrijheid van meningsuiting van groot belang. Mede dankzij Nederlandse
inzet spreekt de EU regelmatig zorgen uit over de mensenrechten en de vrijheid van
meningsuiting in Turkije. Tijdens de Europese Raad van december jl. spraken de lidstaten
zich o.a. uit tegen Turkse provocaties en retoriek. De Minister-President heeft daarbij
nogmaals aangegeven dat het onacceptabel is dat de Turkse president probeert de vrijheid
van meningsuiting van een Kamerlid, de heer Wilders te beperken door tegen hem aangifte
te doen. De Nederlandse ambassadeur heeft deze kwestie ook meerdere malen bij Turkije
aangekaart. Nederland zal in gesprekken met Turkije de boodschap blijven herhalen
dat deze aangifte onacceptabel was en wijzen op de vrijheid van meningsuiting van
parlementariërs.
Op het moment dat president Erdogan met Turkije toenadering zoekt tot de Europese
Unie, moet, wat de leden van de PVV-fractie betreft, eens en temeer duidelijk worden
gemaakt dat het over en uit is met de pret. Turkije wordt nooit lid van de Europese
Unie zolang Nederland lid is van de Unie. Is het kabinet bereid om nu eens en voor
altijd deze duidelijkheid te geven aan de Turken en daarmee ook een eind te maken
aan de grenzeloze stroom aan miljarden richting dat land? Kan het kabinet dit toezeggen?
Zo nee, waarom niet, en wat gaat het kabinet dan wel verkondigen tijdens de informele
en formele Raad betreffende Turkije? Wat wordt het standpunt van het kabinet? Mag
Turkije wel of geen lid worden van de Europese Unie als het aan het Nederlandse kabinet
ligt, zo vragen de leden van de PVV-fractie?
40. Antwoord van het kabinet
Turkije staat niet op de agenda van deze Raad. Onder de huidige omstandigheden kan
geen sprake zijn van verdere voortgang in het toetredingsproces met Turkije. De toetredingsonderhandelingen
liggen daarom al langere tijd feitelijk stil. In lijn met de motie-Omtzigt/Koopmans
(Kamerstuk 32 623 nr. 265) en de motie-Karabulut (Kamerstuk 32 623 nr. 261) bepleitte Nederland eerder al om de toetredingsonderhandelingen dan ook formeel
stop te zetten en verzocht de Commissie om alternatieve vormen van samenwerking uit
te werken. Dit pleidooi kreeg evenwel geen bijval. Zoals bekend pleit het kabinet
conform de motie van de leden Roemer en Segers (Kamerstuk 32 824 en 29279, nr. 158) in Europees kader reeds geruime tijd voor de opschorting van pretoetredingssteun
aan Turkije. Het kabinet zal dit blijven doen.
De leden van de PVV-fractie hebben met afgrijzen de kabinetsappreciatie op het werkprogramma
van de Europese Commissie (Kamerstuk 22 112 nr. 2998) gelezen. Het kabinet is voorstander van de Europese Green Deal die ons vele miljarden
euro’s gaat kosten. Kan het kabinet aangeven wat bij benadering de kosten zijn voor
Nederland van deze Europese Green Deal? Het kan toch niet zo zijn dat het kabinet
staat te jubelen voor plannen, waarvan ze niet eens op de hoogte zijn wat de financiële
consequenties voor de Nederlandse belastingbetalers zullen zijn, zo vragen de leden
van de PVV-fractie. De leden van de PVV-fractie zijn hoe dan ook tegenstander van
nog meer klimaatwaanzin en al helemaal als die Brusselse dictaten met zich meebrengen
die de Nederlanders van hun zuurverdiende loon zullen ontdoen om deze linkse hobby
te betalen.
41. Antwoord van het kabinet
Wat precies de kosten van de Green Deal voor NL zullen zijn, valt nu nog niet te zeggen, aangezien het nog niet duidelijk
voor welke maatregelen precies gekozen zal worden om de doelen te realiseren. De specifieke
voorstellen en bijbehorende effectbeoordelingen worden medio 2021 gepresenteerd. Zoals
de effectbeoordeling en het Climate Target Plan van de Commissie laten zien, is het vroegtijdig nemen van klimaatactie onderdeel
van het meest (kosten)effectieve pad naar klimaatneutraliteit in 2050. Duidelijk is
dat het overeengekomen Europese klimaatdoel van ten minste 55% in 2030 t.o.v. 1990
in lijn is met het Parijsakkoord. Voor Nederland staat een kosteneffectieve aanpak
centraal. Het kabinet zal toekomstige voorstellen daarom toetsen aan de hand van het
principe van kosteneffectiviteit en sturen op CO2-reductie.
De Europese Commissie heeft het in haar hoofd gehaald om een offensief te beginnen
tegen de vrijheid van meningsuiting, zo constateren de leden van de PVV-fractie. Dit
onder het mom van het bestrijden van «haat zaaien». De leden van de PVV-fractie leggen
de grens bij aanzetten tot geweld. Onwelgevallige meningen, hoe onsmakelijk soms ook,
dienen te worden beschermd, niet gecensureerd. We kunnen zien wat er momenteel in
de Verenigde Staten gebeurt op het gebied van «het bestrijden van haat zaaien». Grote
technologische bedrijven met de facto een monopolie op «het internet» zijn gaan bepalen welke meningen wel en niet zijn
toegestaan, zo vinden de leden van de PVV-fractie. Zo mogen linkse oproepen tot geweld
en antisemitisme gewoon blijven staan, terwijl conservatieve en non-conformistische
meningen worden gecensureerd. De leden van de PVV-fractie zijn daarom ook van mening
dat de Europese Unie ver weg moet blijven van ONZE vrijheid van meningsuiting en dat
het laatste dat we nu kunnen gebruiken is (naast de Google’s en Twitter’s en Facebook’s
van deze wereld) een zoveelste politiek correcte gedachtenpolitie die gaat bepalen
welke meningen wel en niet meer zijn toegelaten in de Europese Unie. Genoeg is genoeg,
zo vinden de leden van de PVV-fractie. Kan het kabinet garanderen dat er niet zal
worden getornd aan de vrijheid van meningsuiting en dat er onder geen beding meningen,
hoe onwelgevallig dan ook, zullen worden gecensureerd, zo vragen deze leden?
42. Antwoord van het kabinet
De vrijheid van meningsuiting is een groot goed in een pluriforme en democratische
samenleving als de onze. Een democratische samenleving veronderstelt een vrij maatschappelijk
debat, waarin een ieder zijn of haar gedachten kan verwoorden. De vrijheid van meningsuiting
biedt bescherming aan zowel denkbeelden die positief of onverschillig worden ontvangen,
alsook meningsuitingen die mogelijk worden ervaren als kwetsend, schokkend en/of verontrustend.
Echter, de vrijheid van meningsuiting is niet onbegrensd en het brengt plichten en
verantwoordelijkheden met zich mee. Zo vloeit uit onze nationale wetgeving voort,
dat een vrije meningsuiting geen vrijbrief is voor aanzetten tot discriminatie, haat
en geweld, en het verspreiden van terroristische content en kinderpornografie. Daar
trekt het kabinet de grens. Het kabinet steunt, mede vanwege het inherent grensoverschrijdende
karakter van het internet, een gezamenlijke Europese aanpak van (online) haatzaaien
als verschijningsvorm van illegale content. Daarbij is voor het kabinet van belang,
dat een oordeel of de grenzen van de vrijheid van meningsuiting worden overschreden
tot stand komt op grond van een onafhankelijke juridische toetsing aan het nationale
recht.
Wit-Rusland zal van 21 mei tot 6 juni 2021 het Wereldkampioenschap ijshockey organiseren.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet in de Raad Algemene Zaken te adresseren
dat de Europese Unie zich daar tegen uitspreken en de EU-lidstaten die mee zouden
gaan doen oproepen dit toernooi te boycotten en daar eveneens voor te pleiten bij
bondgenoten Verenigde Staten en Canada.
43. Antwoord van het kabinet
Samen met de regeringen van EU-lidstaten en andere internationale partners heeft het
kabinet het geweld tegen vreedzame demonstranten in Belarus luid en duidelijk veroordeeld.
In breed verband zet Nederland zich in om de druk op de overheid van Belarus verder
op te voeren, bijvoorbeeld door middel van sancties. Inmiddels heeft de internationale
ijshockeyfederatie besloten het wereldkampioenschap niet in Belarus te houden.
Tijdens de Europese Top op 8 december 2020 heeft Nederland op alle niveaus kraakhelder
de boodschap richting Turkije overgebracht dat de vrijheid van meningsuiting van het
grootste belang is in Nederland, zeker ook die van parlementariërs. Het kabinet heeft
tijdens de Raad uitgesproken dat het onacceptabel is dat de Turkse president probeert
de vrijheid van meningsuiting van Geert Wilders te beperken door tegen hem aangifte
te doen. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet welke gevolgen uit deze adressering
in de Raad zijn voortgevloeid, dus welke acties de Europese Unie inmiddels ondernomen
heeft.
44. Antwoord van het kabinet
De Europese Raad heeft zich uitgesproken tegen Turkse provocaties en retoriek. De
rechtsstaat en de mensenrechten, waaronder ook de vrijheid van meningsuiting en het
recht van parlementariërs om onbelemmerd hun werk te kunnen doen, spelen een centrale
rol in de EU-Turkije relatie. Mede dankzij Nederlandse inzet spreekt de EU regelmatig
zorgen uit over de mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting in Turkije.
De leden van de ChristenUnie-fractie onderstrepen de kernprioriteiten vanuit het werkprogramma
van de Europese Commissie. Het is goed om te constateren dat er specifieke aandacht
is voor bijvoorbeeld de aanpak van mensenhandel en bestrijding van antisemitisme.
Tegelijkertijd constateren zij in het programma en de kabinetsappreciatie weinig aandacht
voor en ambitie op het gebied van de rechtsstaat. Kan het kabinet reflecteren op het
belang hiervan – zeker met het oog op het streven naar «Een Unie van vitaliteit in
een kwetsbare wereld»? Had dit thema niet een prominentere plek verdiend binnen bijvoorbeeld
kernambitie 4) Een sterker Europa in de wereld en 6) Een nieuwe impuls voor Europese democratie, zo vragen deze leden?
45. Antwoord van het kabinet
Het jaarlijkse werkprogramma van de Europese Commissie richt zich op concrete voorstellen
voor het aankomende jaar. Op het terrein van de rechtsstaat hebben deze concrete voorstellen
vorig jaar reeds hun beslag gekregen, met name door middel van de aangenomen rechtsstaatverordening
in het kader van de EU-begroting en het eerste jaarlijkse Rechtsstaatrapport dat is
verschenen. Het feit dat er in het werkprogramma voor 2021 geen nieuwe concrete voorstellen
voor 2021 zijn aangekondigd, zegt dan ook weinig over het ambitieniveau of de aandacht
van het kabinet of de Europese Commissie ten aanzien van rechtsstatelijkheid. Het
is nu zaak om dit versterkte EU-instrumentarium ten volle in te blijven zetten. Nederland
zal zich daarvoor met gelijkgezinde lidstaten hard blijven maken. De voorbereidingen
voor het Rechtsstaatrapport 2021 zijn inmiddels begonnen, en daarnaast loopt er een
aantal inbreukzaken op het terrein van de rechtsstaat die door de Commissie zijn gestart.
Ook is het Portugees Voorzitterschap voornemens om de landenspecifieke dialoog met
de volgende vijf lidstaten (Duitsland, Ierland, Griekenland, Spanje en Frankrijk)
op basis van de landenhoofdstukken in het Rechtsstaatrapport voort te zetten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
H.P.C. Buisman, adjunct-griffier