Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 650 XIV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 december 2020
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 4 december 2020 voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit. Bij brief van 11 december 2020 zijn ze door de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Goorden
1
Is het correct dat de PAS-melders opgeroepen zijn om hun gegevens bij de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in te dienen? Gaat u met deze gegevens voor elke
PAS-melder een natuurvergunning (proberen te) regelen?
Antwoord
Het klopt dat de initiatiefnemers van PAS-meldingen zijn gevraagd gegevens aan te
leveren. Deze gegevens zijn nodig om de meldingen te verifiëren. Als de melding aan
de verificatiecriteria voldoet, zal inderdaad een vergunning worden verleend.
2
Op welke wijze voorziet u voldoende stikstofruimte te creëren voor de legalisatie
van de PAS-melders?
Antwoord
Voor het omzetten van de meldingen in vergunningen is een basisaanpak in uitvoering
op basis van de bronmaatregelen uit de structurele aanpak waarover ik uw Kamer op
korte termijn nader zal informeren. Voor deze omzetting zal er voldoende stikstofruimte
beschikbaar zijn, aangezien verschillende maatregelen ingezet kunnen worden die verspreid
over het land effect sorteren. Ten aanzien hiervan onderzoek ik of er versnelling
plaats kan vinden, bijvoorbeeld door de stikstofruimte te benutten die ontstaat door
transacties in de regio wanneer (rest)ruimte overblijft bij extern salderen. Tot slot
onderzoek ik ook of aanvullend de ADC-toets kan worden doorlopen voor het omzetten
van meldingen in vergunningen waar de depositie met de inzet van de maatregelen moeilijker
te mitigeren is.
3
Wat is de gemiddelde subsidie die een varkenshouder ontvangt om te stoppen middels
de Subsidieregeling sanering varkenshouderij (Srv)?
Antwoord
Op dit moment is het gemiddelde beschikte subsidiebedrag van de Subsidieregeling sanering
varkenshouderijen (Srv) per aanmelder circa 1 miljoen euro.
4
Welk deel van de ontvangen Srv-subsidie gaat bij een varkenshouder gemiddeld naar
het aflossen van leningen bij een bank?
Antwoord
In het kader van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) wordt een tweeledige
subsidie verstrekt aan aanmelders die aan de vereisten voldoen. Enerzijds een marktconforme
vergoeding voor het varkensrecht en anderzijds 65% van het waardeverlies voor stallen,
mestkelders, voer- en mestsilo’s.
De subsidieontvanger kan hiermee een deel van de kosten van de bedrijfsbeëindiging
dekken. Het is aan de subsidieontvanger om te bepalen of hij daarbij subsidiegeld
aanwendt om een lening af te lossen. De financiële positie rondom leningen is bij
mij, noch bij RVO bekend en zal individueel per aanmelder sterk verschillen. Over
het deel van de subsidie dat wordt gebruikt voor het aflossen van leningen kan ik
dus geen informatie verstrekken.
5
Hoeveel stikstofdepositievermindering wordt momenteel naar schatting gerealiseerd
door de Srv en hoeveel minder is dat dan de ramingen van het voorjaar van 2020?
Antwoord
Circa 20% van de potentiële deelnemers aan de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen
(Srv) moet nog een definitief besluit nemen over hun deelname. Daardoor zit er nog
altijd een aanzienlijke onzekerheidsmarge op de stikstofvermindering die met de Srv
kan worden gerealiseerd. Het nemen van een definitief besluit in deze groep duurt
langer dan verwacht, bijvoorbeeld doordat er afspraken met betrokken gemeenten moeten
worden gemaakt over nieuwe bestemmingsplannen. Ik verwacht half januari meer zicht
te hebben op de opbrengst van de regeling en zal dan, op basis de uiteindelijke groep
deelnemers, een nieuwe doorrekening van de stikstofeffecten laten uitvoeren.
6
Hoeveel varkens zullen er in Nederland minder gehouden worden (naar schatting) als
gevolg van de Srv?
Antwoord
In het kader van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) is de verwachting
dat op landelijk niveau uiteindelijk een reductie van 5–7% van het huidige varkensrecht
zal optreden nadat de bedrijfslocaties zijn beëindigd. Op dit moment kan dat (nog)
niet in aantallen varkens worden vertaald, omdat dit bedrijfs- en locatieafhankelijk
is. Pas als bedrijven overgaan tot beëindigen en hun dieren zijn afgevoerd kan dit
nader worden bezien. De verwachting is dat dit medio 2021 bekend zal zijn.
7
Op welk moment zal de «stikstofruimte» uit de Srv ingeboekt worden in het stikstofregistratiesysteem?
Antwoord
Het moment van het inboeken in het SSRS van de depositievermindering die door de Srv
tot stand komt zal zijn nadat deelname van een varkenshouderij aan de SRV definitief
en onomkeerbaar is. In het geval van de Srv is dat als de NVWA gecontroleerd heeft
dat de aanvrager daadwerkelijk gestopt is met zijn varkenshouderij. Daarnaast worden
varkensrechten doorgehaald en o.a. enkele bijbehorende vergunningen aangepast of ingetrokken.
Uiterlijk 8 maanden nadat de varkenshouder zijn beschikking heeft ontvangen moet de
varkenshouder definitief gestopt zijn. Vergunningen gebaseerd op depositievermindering
door deelnemende bedrijven aan de Srv kunnen verleend worden nadat de depositievermindering
daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
8
Zijn de vergunningen voor de 75.000 woningen waarvoor het stikstofregistratiesysteem
ruimte moest bieden in 2020 volledig uitgegeven? Zo ja, om hoeveel stikstofruimte
ging het? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Op dit moment (peildatum: 1 december 2020) zijn er vanuit het stikstofregistratiesysteem
(SSRS) 65 vergunningen verleend tbv ca 20.000 woningen, voor ca 3.000 woningen zijn
er vergunningaanvragen in behandeling. Ook is er één Tracébesluit mede gebaseerd op
ruimte uit het registratiesysteem.
Met de vergeven vergunningen is nog ruimte in het SSRS beschikbaar en vergunningverlening
zal doorlopen zolang er voldoende depositieruimte in het systeem zit. Aanvullende
depositieruimte die in SSRS benut zal worden en gebruikt kan worden voor vergunningverlening
komt in het voorjaar van 2021 beschikbaar wanneer de effecten van de warme sanering
varkenshouderijen ook daadwerkelijk optreden. Tot slot zal de voorgenomen bouwvrijstelling
voor de aanlegfase meer ruimte bieden voor woningbouw.
9
Waarom wordt het subsidieplafond voor de Srv niet volledig benut?
Antwoord
In het kader van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) zijn op 15 januari
2020 ruim 500 aanmeldingen binnengekomen. Na beoordeling van de subsidieaanvragen
voldeden ruim 400 aanvragen aan de gestelde voorwaarden, waarop het besluit van het
kabinet om het subsidieplafond op te hogen, is gebaseerd. Op deze manier was beschikking
door RVO mogelijk. Voor de zomer zijn deze 400 aanmelders door RVO.nl met een subsidie
beschikt. Niet alle beschikte varkenshouders hebben gebruik willen maken van de subsidie,
om verschillende redenen, bijvoorbeeld hun individuele economische situatie. Daardoor
zal het beschikbare subsidieplafond niet volledig worden benut.
10
Welk deel van het subsidieplafond voor de Srv van de totale 450 miljoen wordt niet
benut? Om welk bedrag gaat dit?
Antwoord
Op dit moment is nog niet bekend hoeveel van de met een subsidie beschikte aanmelders
ook daadwerkelijk hun varkenshouderijlocatie zullen beëindigen. Naar verwachting is
dit begin 2021 beter in beeld. Pas op dat moment kan worden ingeschat welk deel van
het subsidieplafond daadwerkelijk wordt benut.
11
Hoeveel varkenshouders hebben zich nu aangemeld voor de Srv?
Antwoord
Op 15 januari 2020, bij het einde van de aanvraagperiode voor de Subsidieregeling
sanering varkenshouderijen (Srv) hadden zich ruim 500 varkenshouders aangemeld. Na
beoordeling door RVO bleken ruim 400 aanmelders te voldoen aan de gestelde vereisten,
zij ontvingen een subsidiebeschikking in de periode tot medio 2020.
Op dit moment hebben nog niet al deze varkenshouders de vereiste modelovereenkomst
geretourneerd aan RVO. Er moeten nog varkenshouders een modelovereenkomst retourneren,
zij hebben namelijk uitstel gevraagd om daarover een beslissing te nemen en dit uitstel
is verleend. Naar verwachting is begin 2021 hierover duidelijkheid.
12
Wanneer kunt u meer duidelijkheid geven over waar de overgebleven middelen van de
Srv aan worden uitgegeven in het kader van de aanpak van de stikstofproblematiek?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar antwoord op vraag 10.
13
Welke gevolgen heeft deze onderuitputting voor de stikstofaanpak? Hoe bent u nu van
plan de geplande stikstofreductie realiseren?
Antwoord
De gevolgen voor de stikstofaanpak zijn zeer afhankelijk van de uiteindelijke stikstofeffecten
van de Srv en de exacte locatie waar die effecten optreden. In algemene zin geldt
dat een lager aantal deelnemers leidt tot minder stikstofeffect van de Srv en tegelijkertijd
tot een grotere onderuitputting. Nadere besluitvorming volgt over het inzetten van
de onderuitputting voor een effectieve en efficiënte alternatieve maatregel, om de
misgelopen stikstofeffecten van de srv te compenseren.
14
Aan welke stikstofmaatregelen wilt u de overblijvende middelen besteden?
Antwoord
Hier zal op korte termijn nadere besluitvorming over plaatsvinden. Naar verwachting
zal de keuze gericht worden op de maatregelen die in de Kamerbrief van april 2020
genoemd zijn, opdat de gestelde stikstofambitie en natuurherstel daadwerkelijk effectief
en efficiënt gerealiseerd wordt, tenzij op moment van besluitvorming andere, meer
kosteneffectieve maatregelen t.b.v. stikstofreductie bekend worden. Dan zal worden
bekeken of deze kunnen worden meegenomen.
15
Kunt u toelichten hoeveel ondernemers een beroep gedaan hebben op de Regeling tegemoetkoming
land- en tuinbouwondernemers COVID-19?
Antwoord
Oorspronkelijk hebben 1201 ondernemers in de fritesaardappelensector en 1622 ondernemers
in de sierteelt en het horeca-segment van de voedingstuinbouw een aanvraag voor een
tegemoetkoming ingediend. Op 30 november is de termijn voor aanvraag van de definitieve
subsidievaststelling van de tegemoetkoming gesloten. Nog niet alle aanvragen voor
vaststelling zijn beoordeeld, de definitieve aantallen en bedragen zijn begin 2021
bekend.
16
Kunt u bevestigen dat er nu dus geen ondernemers in de land- en tuinbouw zijn die
behoefte hebben aan financiële ondersteuning als gevolg van COVID-19, terwijl de COVID-19-pandemie
nog steeds gaande is?
Antwoord
Nee, er zijn zeker ondernemers in de land- en tuinbouw die behoefte hebben aan ondersteuning.
De tweede coronagolf raakt diverse Nederlandse sectoren, waaronder ook de land- en
tuinbouwsector. Vooral bij die delen van de land- en tuinbouwsector die hoofzakelijk
produceren voor de horeca en foodservice sector in binnen- en buitenland, is behoefte
aan financiële ondersteuning. Daarom ben ik tijdens de eerste coronagolf met de sectorspecifieke
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 gekomen. Mijn inzet
blijft om deze generieke maatregelen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de
behoeften van de land- en tuinbouwsectoren.
17
Wat gebeurt er met de verlaging van 350 miljoen euro die niet is uitgegeven in de
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers?
Antwoord
Binnen het kabinet is afgesproken dat middelen die niet binnen de steunregeling worden
benut, terugvloeien naar de algemene middelen.
18
Welke andere sectoren hebben het nu, net als de sierteelt en de aardappelsector toen,
zwaar door de COVID-19 crisis en welke mogelijkheden ziet u om de niet uitgegeven
350 miljoen euro te gebruiken om deze sectoren tegemoet te komen?
Antwoord
Meerdere sectoren worden door het aanhouden van de COVID-19-crisis getroffen. Het
gaat binnen de land- en tuinbouw vooral om die sectoren die hoofzakelijk produceren
voor de horeca en foodservice sector in binnen- en buitenland, zoals de kalveren-,
eenden-, en tuinbouwsector, ieder met zijn eigen specifieke problematiek. Mijn inzet
blijft om deze generieke maatregelen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de
specifieke behoeften van de land- en tuinbouwsectoren. De suggestie om de ongebruikte
€ 350 mln. van de in totaal € 650 mln. die beschikbaar was voor de Regeling tegemoetkoming
land- en tuinbouwondernemers COVID-19, te gebruiken voor de ondersteuning van de sector
is niet mogelijk. Het geld wat niet gebruikt is, is teruggevloeid naar de algemene
middelen.
19
Waarom is de 10 miljoen euro die beschikbaar is voor gemeenten in regio’s waar de
saneringsproblematiek aan de orde is, niet uitgegeven? Hoeveel en welke gemeenten
hebben een beroep op de ondersteuning gedaan? Wat is de afweging om deze gemeenten
niet tegemoet te komen, ook gezien de problematiek met de vervroegde beëindiging van
de pelsdierhouderij?
Antwoord
Op 16 november 2020 is de specifieke uitkering (SPUK) Subsidieregeling sanering varkenshouderijen
(Srv) gepubliceerd, waarmee gemeenten in staat worden gesteld om voor hun inspanningen
aangaande deelnemende varkenshouderijlocaties aan de Srv het vastgestelde bedrag (25.000
euro per deelnemer die zijn locatie heeft beëindigd) te kunnen ontvangen. Gemeenten
dienen eenmalig een aanvraag in voor alle deelnemende varkenshouderijlocaties op het
moment dat zij de uitvoeringsactiviteiten in het kader van de Srv hebben verricht.
In 2021 zal tot uitbetaling worden overgegaan. Met de kasschuif blijven de middelen
beschikbaar in 2021.
20
Waarom bedragen de uitvoeringskosten van de nadeelcompensatieregeling voor nertsenhouders
20 miljoen euro? Hoe verklaart u dit hoge bedrag?
Antwoord
Er is een bedrag van maximaal € 20 miljoen gereserveerd voor de uitvoeringskosten
van het vervroegd verbod op de pelsdierhouderij; dit betreft hoofdzakelijk de door
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) te maken uitvoeringskosten van de
nadeelcompensatieregeling. Het betreft de voorbereiding, de communicatie over de voorwaarden,
het inregelen van het proces en de ICT, de vaststelling en uitbetaling van de nadeelcompensatie,
inclusief de eventuele inzet van deskundigen ter plaatse ter beoordeling van specifieke
elementen van de nadeelcompensatie, en bezwaar- en beroepszaken.
21
Voorziet u naast de 75 miljoen euro die is gereserveerd voor het ruimen van nertsenbedrijven
nog extra kosten?
Antwoord
In de prognose van 75 mln is uitgegaan van 75 ruimingslocaties en dat zijn er 70 geworden.
Met de kennis van nu blijven we binnen de € 75 mln. Voor de laatste storting is het
bedrag zelfs iets naar beneden bijgesteld naar € 70 mln. Hierin is meegenomen:
– Tegemoetkoming in de schade
– Ruimingskosten
– Kosten voor verdenkingen
– Early warning en screening
22
Welke dierhoudende sectoren dragen momenteel niet bij aan het Diergezondheidsfonds?
Antwoord
De diergezondheidsheffing wordt geheven bij houders van kippen, kalkoenen, eenden,
schapen, geiten, varkens en runderen. Bij andere dierhoudende sectoren wordt op dit
moment geen diergezondheidsheffing geheven.
23
Welke dierhoudende sectoren dragen momenteel wel bij aan het Diergezondheidsfonds?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 22.
24
Voorziet u in 2020 nog een stijging van de ruimingskosten bij mogelijk nieuwe besmettingen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 21.
25
Hoe wilt u in de toekomst omgaan met onverhoopte grootschalige ruimingen in dierhoudende
sectoren die nu niet bijdragen aan het Diergezondheidsfond?
Antwoord
In de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren wordt bepaald dat eigenaren een tegemoetkoming
in schade ontvangen uit het Diergezondheidsfonds als op last van de Minister en ter
bestrijding van een besmettelijke dierziekte een dier wordt gedood en producten en
voorwerpen onschadelijk worden gemaakt. Ook eigenaren die geen diergezondheidsheffing
betalen komen voor deze tegemoetkoming in aanmerking. In deze wet wordt ook geregeld
dat houders van diersoorten die nog niet bijdragen aan het DGF kunnen worden aangewezen
voor betaling van diergezondheidsheffing. Bij het nemen van een dergelijk besluit
zal een afweging worden gemaakt van alle relevante factoren. Omdat er bij de nertsen
gelijktijdig met de dierziektebestrijding gewerkt werd aan een beëindigingsregeling,
heb ik bij deze sector geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
26
Wat is de reden van de vertraging van de middelen die beschikbaar zijn voor innovatie
op het boerenerf en waarom wordt hier gezien de stikstofproblematiek niet meer urgentie
aan gegeven?
Antwoord
Er is een aantal redenen voor de vertraging in de besteding van de middelen voor innovatie
op het boerenerf. De belangrijkste reden voor de vertraging in de besteding van de
middelen is dat de werkelijke uitgaven voor de vouchers en projectsubsidies, die voortvloeien
uit de eerste openstelling van de Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en
educatie (Sabe), pas na de jaargrens worden gedaan. De openstelling van de Sabe en
een deel van de verplichtingen vonden weliswaar in 2020 plaats, de betalingen zullen
in de periode 2021 (voor de vouchers) tot 2023 (voor de projectsubsidies) plaatsvinden.
Daarnaast heeft Corona enige vertraging veroorzaakt. Door Corona heeft het langer
geduurd voordat werd begonnen met de erkenning van adviseurs die nodig was voor opname
van deze adviseurs in het register van het Bedrijfsadviseringssysteem (BAS). De Subsidiemodule
agrarische bedrijfsadvisering en educatie is uiteindelijk een maand later dan eerder
voorzien, gepubliceerd.
Voor de eerste openstelling was veel belangstelling. Op de eerste dag dat vouchers
konden worden aangevraagd, werden er door agrariërs al meer vouchers voor advisering
of scholing aangevraagd dan er bij deze openstelling beschikbaar waren. Overwogen
wordt nu om de tweede openstelling, die voor medio 2021 was voorzien, te vervroegen.
27
Kunt u een toelichting geven op de 276 miljoen euro uit het Klimaatakkoord voor de
veenweideaanpak en daarbij aangeven wat het verschil is tussen deze 276 miljoen en
de 100 miljoen die is gereserveerd voor de impuls van veenweiden?
Antwoord
In het Klimaatakkoord is € 276 mln. beschikbaar gesteld voor de aanpak van veenweidegebieden.
De uitvoering van de aanpak voor de periode tot en met 2030 is vormgegeven in het
Veenplan. De beschikbare € 276 mln. is onderverdeeld in drie onderdelen. € 100 mln.
is bestemd voor een eerste impuls in veenweidegebieden om beweging te brengen in gebiedsprocessen
en voor uitvoering van maatregelen. Dit als eerste stap richting het realiseren van
de doelstelling van 1Mton CO2-eq. reductie in 2030. De middelen zijn dit najaar middels een specifieke uitkering
aan provincies beschikbaar gesteld. Verder is er voor de periode 2020–2030 € 76,5
miljoen beschikbaar voor het verrichten van onderzoek en pilots, waaronder het Nationaal
Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweide (NOBV) waarmee onderzoek wordt gedaan
naar de emissies van broeikasgassen uit veenbodems en het effect van mogelijke maatregelen
op de reductie daarvan. De resterende € 99,5 miljoen is gereserveerd voor de uitrol
van maatregelen voor de jaren 2022–2030.
28
Kunt u een overzicht geven van de projecten die financieel ondersteund worden in het
kader van de Floriade?
Antwoord
LNV voorziet in medefinanciering van innovatieve projecten op het eigen beleidsterrein.
De intentie is om een bijdrage te leveren aan:
• Floriade Agroforestry Experience;
• Floriade Kennisprogramma 2020–2022;
• Kascomplex Floriade Expo 2022, «De Reis door de Tuinbouw».
Tevens wil LNV een bijdrage leveren aan het project waarin het publiek op een inspirerende
wijze het duurzame leven van de toekomst kan ervaren, de Dutch Innovation Experience.
29
Op welke manier vindt de verantwoording van de gelden voor gerichte opkoop plaats?
Antwoord
De regeling provinciale aankoop veehouderijen bij natuurgebieden (maatregel gerichte
opkoop) betreft een specifieke uitkering aan provincies. Overeenkomstig de Financiële-verhoudingswet
geldt voor het afleggen van verantwoording over de besteding van specifieke uitkeringen
een afzonderlijk regime. De provincie dient, conform de SiSa-methodiek, bij de jaarrekening
een bijlage te voegen waarin verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen
wordt verstrekt op basis van indicatoren. Dat betreft onder andere het voldoen aan
de minimale vereiste ten aanzien van de stikstofdepositie (de drempelwaarde), de kosteneffectiviteit
en de borging van blijvende reductie. De verantwoordingsinformatie dient aldus betrekking
te hebben op voorwaarden die de regeling bevat voor de aanwending van de specifieke
uitkering voor aankopen van veehouderijen. Bij de vaststelling van de specifieke uitkering
beoordeelt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) of is voldaan aan de voorwaarden
voor de besteding van de uitkering. Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt
dat aan de voorwaarden van de regeling is voldaan, zal de Minister van LNV de uitkering
vaststellen overeenkomstig de verlening.
30
Kunt u de Kamer informeren over de voortgang van de gebiedsprocessen?
Antwoord
De gebiedsprocessen van de provincies ten behoeve van de gerichte opkoop starten naar
verwachting voorjaar 2021. De voortgang van de gebiedsprocessen wordt samen met de
provincies gemonitord en op basis daarvan wordt de uitvoering van de 1e tranche rond
de zomer van 2021 geëvalueerd. De ervaringen en lessen die volgen uit de monitoring
en evaluatie worden meegenomen in de vormgeving, de financiering en de voorwaarden
van de tweede en derde tranche van de regeling.
31
Kunt u een actueel overzicht geven van de animo en het aantal inschrijvingen voor
de diverse stoppersregeling die zijn afgekondigd door de rijksoverheid en de provincies?
Antwoord
Met betrekking tot regeling provinciale aankoop veehouderijen:
De maatregel gerichte opkoop is sinds begin november gepubliceerd. Dat betekent dat
provincies vanaf dat moment een aanvraag konden indienen voor budget en een start
konden maken met opkopen. De eerste aanvragen daartoe worden begin januari verwacht,
waarna een start kan worden gemaakt met de daadwerkelijke opkopen. Op dit moment is
er nog geen goed overzicht van het aantal piekbelastende bedrijven wat zich heeft
aangemeld. Provincies geven wel aan dat er belangstelling is. Gegevens daarover verwacht
ik in het 1e kwartaal van 2021.
Met betrekking tot de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijen:
De Lbv is nog niet opengesteld. De inzet is om dat in de zomer van 2021 te doen.
Met betrekking tot de subsidieregeling sanering varkenshouderijen:
Deze regeling had oorspronkelijk 503 inschrijvingen. Het definitief aantal deelnemers
is nog onzeker en kan nog altijd binnen een aanzienlijke bandbreedte uitkomen. Dit
komt onder andere doordat varkenshouders nog in onderhandeling zijn met gemeenten
over nieuwe bestemmingsplannen. In januari verwacht ik meer duidelijkheid te kunnen
leveren op het definitief aantal deelnemers.
32
Welke mogelijkheden worden de tuinders, die een heffing opgelegd krijgen van 4,5 miljoen
euro vanwege een overschrijding van het heffingsplafond, geboden als zij door de COVID-19-crisis
moeite hebben met het betalen van de opgelegde extra heffing in 2020? Is een betaalregeling
mogelijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt de betaalregeling vormgegeven?
Antwoord
De tuinders kunnen een betalingsregeling afspreken met RVO, die de heffing int. RVO
zal afhankelijk van de individuele situatie bekijken hoe deze regeling eruit komt
te zien.
33
Kunt u een toelichting geven op de extra middelen van 3,1 miljoen voor onderzoek en
pilots? Welke pilots en demo’s worden/zijn er opgestart? Hoe wordt er naast extra
middelen ook in regelgeving meer ruimte geboden aan nieuw onderzoek, pilots en demo’s?
Antwoord
In het Klimaatakkoord is afgesproken de broeikasgasemissie vanuit de veehouderij met
1,2 Mton CO2-eq/jaar te reduceren met een ambitie om de emissie zelfs met 2,7 Mton CO2-eq/jaar te reduceren. Afgesproken is dat via kennis- en demoprojecten veehouders
gedurende de gehele looptijd van het akkoord worden ondersteund. In 2020 is er € 3,1
mln. aan kennis- en demoprojecten opgestart in de varkens- en melkveesector. Met deze
middelen worden innovatieve technieken ontwikkeld en uitgeprobeerd in de praktijk.
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om pilots met betrekking tot sensortechnologie, mestscheiding,
mestkoeling of methaanoxidatie.
Voor een succesvolle implementatie van innovatieve technieken is het belangrijk dat
dit mogelijk is in de vergunningverlening. Zo heb ik samen met onder andere vertegenwoordigers
van de sector en de decentrale overheden een Taskforce Versnelling Innovatieproces
ingesteld. Deze Taskforce rapporteert nog dit jaar.
34
Waarom is het mestprogramma vertraagd bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) en RVO? Op basis van welke argumenten is een prioritering gemaakt waardoor
het mestprogramma vertraagd is en wat zijn de gevolgen hiervan?
Antwoord
De Versterkte Handhavingsstrategie, welke is gepresenteerd in september 2018, bevat
meerdere sporen waarin wordt toegewerkt naar een effectievere en efficiëntere handhaving.
Binnen de uitwerking hiervan is op meerdere punten minder uitgeput dan verwacht. Een
voorbeeld hierin is de realisatie van de digitalisering van het Vervoersbewijs Dierlijke
Mest (VDM). Voor het realiseren van deze digitale real time variant (rVDM) is aanpassing
van wet- en regelgeving noodzakelijk. Daarnaast betreft dit een grote verandering
voor zowel de betrokken stakeholders als sectorpartijen. Gebleken is dat de complexiteit
en afhankelijkheden binnen het traject om meer structurele afstemming vraagt dan verwacht.
De ambitie en inzet op dit traject blijft echter onverminderd hoog, zodat realisatie
in 2021 zal plaatsvinden.
Naast deze ontwikkelingen heeft ook Covid-19 impact gehad op de mogelijkheden voor
het uitvoeren van inspecties en daarmee de bijbehorende bestedingen.
35
Wat houdt de technische herschikking van artikel 12 naar artikel 11 precies in en
waar gaat dit over?
Antwoord
Het gaat om een technische herschikking omdat in het verleden de verdeling van de
middelen over de artikelen 11 en 12 niet precies aansloot bij de verdeling volgens
de opdracht aan de NVWA. De verdeling van de budgetten voor de NVWA over de beleidsartikelen
11 en 12 is door deze overheveling van € 1.962.000 van het onderdeel bijdrage aan
de NVWA op artikel 12 naar het onderdeel bijdrage aan de NVWA op artikel 11 in lijn
gebracht met de opdracht aan de NVWA. Voor de begroting 2021 e.v. is de totaal opdracht
aan de NVWA onderdeel van artikel 24 «Uitvoering en toezicht».
36
Hoeveel extra fte denkt de NVWA nodig te hebben om de huidige onderbezetting op het
gebied van handhaving op te lossen?
Antwoord
Met een extern onderzoek dat ik op 16 oktober 2020 aan uw Kamer heb aan geboden (Kamerstuk
33 835, nr. 171) heb ik de verschillen tussen het takenpakket van de NVWA en de daarvoor beschikbare
middelen in kaart gebracht. De NVWA en de Ministeries van LNV en VWS zijn op basis
van dit onderzoek de handelingsperspectieven in kaart aan het brengen. Voor het AO
van 27 januari zal ik meer duidelijkheid geven over de oplossingsrichtingen.
37
Hoeveel extra dierenartsen heeft de NVWA het afgelopen jaar geworven?
Antwoord
Onderbezetting van het aantal dierenartsen is blijvend een zorg voor de NVWA. De NVWA
zet de arbeidsmarktcommunicatie en recruitmentactiviteiten dan ook voort. Er zijn
in 2020 via de reguliere werving 16 dierenartsen geworven (peildatum 7 december 2020).
Via een apart traject zijn er in 2020 daarnaast nog 22 dierenartsen geworven (peildatum
7 december 2020), bovenop op de reguliere werving (met name met het oog op Brexit).
38
Bent u als gevolg van recente zoönosen van plan om het aantal diersectoren dat aangesloten
is bij het Diergezondheidsfonds uit te breiden? Zo ja, met welke sectoren?
Antwoord
Het beleid van mij en de Minister van VWS is gericht op het vroegtijdig opsporen van
nieuwe of opkomende ziekten middels de basismonitoring en het signaleringsoverleg
(onderdeel van de zoönosestructuur). Als ontwikkelingen leiden tot de invoering van
structurele en kostbare bewakings- en/of bestrijdingsprogramma’s bij sectoren die
nu niet onder het DGF vallen, is het mogelijk om houders van deze diersoorten een
diergezondheidsheffing te laten betalen (zie vraag 25). Dat zal – wanneer dat aan
de orde is – worden afgewogen. Op dit moment werk ik niet aan het uitbreiden van het
aantal diersectoren die bijdragen aan het DGF.
39
Hoe kan de forse toename van 3,5 miljoen worden verklaard in het aantal boetes?
Antwoord
De verwachting is dat de opbrengsten uit bestuurlijke boetes op grond van de Gezondheids-
en welzijnswet voor Dieren en de Wet Dieren in lijn met voorgaande jaren op een hoger
niveau blijven liggen door een toename van bestuursrechtelijke in plaats van strafrechtelijke
handhaving en tegelijkertijd een verhoging van de boeteplafonds en het aantal boetes.
Over de ontwikkeling van het aantal boetes wordt u in de verantwoordingsrapportage
van de NVWA geïnformeerd.
40
Kunt u een toelichting geven op de apparaatskosten en de stijgingen over de afgelopen
vijf jaar (zowel in absolute als procentuele zin)? Hoe is deze stijging te verklaren
en blijft deze stijging doorzetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Antwoord
LNV heeft een eigenstandige apparaatsbegroting vanaf 1 januari 2019. Wanneer de uitgaven
aan het LNV apparaat in 2019 worden vergeleken met de na najaarsnota 2020 voor 2020
gereserveerde budgetten voor het LNV apparaat zien we een stijging van 13,5%. Het
gaat om een stijging van € 18.771.000. Deze stijging is voornamelijk te verklaren
door nieuwe ontwikkelingen in 2020 zoals de oprichting van een programma DG Stikstof,
budgettoevoegingen (uitvoeringskosten) vanuit intensiveringsenveloppes en de invoering
van het Individueel keuzebudget. Voor de invoering van het Individueel keuzebudget
is voor 2020 compensatie ontvangen. Het is niet de verwachting dat deze stijging zich
in dezelfde omvang in 2021 blijft doorzetten, met uitzondering van budget toevoegingen
vanuit enveloppes.
41
Denkt u dat de apparaatskosten ook in 2021 zullen stijgen?
Antwoord
Het is de verwachting dat de apparaatskosten ten opzichte van de Ontwerpbegroting
2021 zullen stijgen door budgettoevoegingen (uitvoeringskosten) vanuit intensiveringsenveloppes
en door reguliere toevoeging van de loon- en prijsbijstelling.
42
Kunt u een nadere toelichting geven op de stijging van de departementsuitgaven van
24% tussen de vastgestelde begroting en de tweede suppletoire begroting? Welk deel
van de stijging wordt verklaard door het programma DG Stikstof en voor welke activiteiten
is dat (op hoofdlijnen)?
Antwoord
De reserveerde budgetten voor 2020 voor het apparaat van LNV zijn na najaarsnota gestegen
met 24% ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2020. In 2020 hebben diverse mutaties
plaatsgevonden. Het gaat om reguliere mutaties zoals loon- en prijsbijstelling, maar
ook mutaties door nieuwe ontwikkelingen in 2020 zoals de oprichting van een programma
DG Stikstof, budgettoevoegingen (uitvoeringskosten) vanuit intensiveringsenveloppes
en de invoering van het Individueel keuzebudget. Voor de invoering van het Individueel
keuzebudget is voor 2020 compensatie ontvangen. Daarnaast zijn er middelen overgeheveld
vanuit «artikel 51 nog onverdeeld» voor opdrachten voor Informatie Beveiliging en
voor de herinrichting van ICT van LNV/EZK.
Ook heeft een toevoeging plaatsgevonden voor de Landbouwraden die in dienst zijn van
LNV. Deze laatste post wordt sinds 2019 niet meer via RVO gedaan, maar rechtstreeks
ten laste van het personeelsartikel van LNV gebracht.
Door de oprichting van de programma DG Stikstof is de apparaatsbegroting van LNV met
6% gestegen. Inhuur voor het programma DG Stikstof heeft plaatsgevonden voor het afhandelen
van WOB-verzoeken, voor specifieke, tijdelijk benodigde expertise zoals ondersteuning
bij de opbouw en organisatie van het programma DG en voor tijdelijke inzet ter overbrugging
naar structurele bemensing voor de looptijd van het programma DG.
43
Kunt u specificeren waaruit de extra personele kosten voor het nieuw opgerichte programma
van het DG Stikstof bestaan?
Antwoord
De personele kosten in 2020 vanwege het nieuw opgerichte programma DG Stikstof bestaan
uit: apparaatskosten (personeel en materieel) van het programma DG en van stafdirecties
als juridische zaken (totaal € 5,8 mln.), inhuur voor tijdelijk benodigde expertise
en tijdelijke inzet (totaal € 1,8 mln.) en extra budget voor inzet van de Landsadvocaat
(€ 0,2 mln.).
44
Welke werkzaamheden kunnen niet worden uitgevoerd door de NVWA en waarom loopt het
herstel minder voorspoedig dan eerder ingeschat?
Antwoord
Om de voedselzekerheid en de voedselveiligheid te garanderen, heeft het kabinet de
voedselvoorziening aan het begin van de coronacrisis aangewezen als vitale sector.
Als gevolg daarvan is de NVWA haar werkzaamheden op dit punt blijven uitvoeren. Vanuit
haar verantwoordelijkheid als werkgever heeft het management van de NVWA zo veel als
mogelijk gedaan om te zorgen dat medewerkers van de NVWA en KDS (Kwaliteitskeuring
Dierlijke Sector) veilig hun werk konden en kunnen doen.
Voor andere domeinen geldt dat de NVWA aan het begin van de crisis, gelet op veiligheid
van de medewerkers, in principe geen fysieke inspecties heeft uitgevoerd. Fysieke
inspecties vonden alleen plaats als er meldingen bij de NVWA binnenkwamen die vanwege
de ernst van de overtreding en/of de mogelijke gevolgen onmiddellijk om een inspectie
vroegen. Inmiddels zijn daar waar mogelijk fysieke inspecties weer opgestart.
Doordat de coronamaatregelen langer doorliepen dan eerder gedacht, en doordat de 1,5
metermaatschappij nieuwe risico’s meebrengt, is een andere inzet van het toezicht
nodig. De NVWA heeft, gegeven de coronamaatregelen, steeds actief en zorgvuldig gezocht
naar de balans tussen controles op afstand en fysieke inspecties waar nodig bij «vitale»
onderdelen in het keurings- en handhavingsproces. In dit opschalingsproces hanteert
de NVWA een beslisboom en wordt een arbotoets gedaan om de veiligheid van de medewerkers
van de NVWA bij het uitvoeren van hun werkzaamheden te waarborgen. Door de corona-uitbraak
heeft de NVWA bovendien werkzaamheden uitgevoerd die eerder juist niet voorzien waren.
Zo is een groot aantal nertsenfokkerijen geruimd.
Recente verzwaringen van de corona-maatregelen hebben wederom effect, ook op eerder
opgeschaalde werkzaamheden. Het sluiten van de horeca heeft bijvoorbeeld consequenties
voor de horecateams. Het is duidelijk geworden dat door de coronacrisis niet alle
jaarplanresultaten gerealiseerd kunnen worden. Voor meer details zie ook de tussentijdse
verantwoording 2020 van de NVWA.1
45
Waaruit bestaan de overige personele kosten (12 miljoen euro) van het agentschap NVWA?
Antwoord
De overige personele kosten bestaan voornamelijk uit kosten voor opleiding en scholing,
reiskosten en Arbo-voorzieningen.
46
Kunt u specificeren waaruit de materiële kosten voor het agentschap NVWA bestaan?
Antwoord
De materiële kosten bestaan uit kosten voor uitbesteed onderzoek in opdracht van de
opdrachtgevers (de Ministeries van LNV en VWS), bijvoorbeeld uitgevoerd door het RIVM
en het lab Wageningen Food Safety Research. De materiële kosten bestaan daarnaast
uit kosten voor Shared Services Organisaties (Dictu en Rijksvastgoedbedrijf), inhuur
practitioners, kosten dienstauto’s, bureaukosten, dienstkleding en overige huisvestingskosten
en ICT-kosten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier