Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de Najaarsnota 2020
35 650 Najaarsnota 2020
Nr. 2
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 16 december 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over de brief van 30 november 2020 inzake de Najaarsnota 2020 (Kamerstuk
35 650, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 december 2020. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Vraag 1
Hoeveel geld inzake de toeslagenaffaire is reeds uitgekeerd aan gedupeerden? Waar
is de rest aan opgegaan?
Antwoord op vraag 1
Tot en met 7 december 2020 is circa 8,2 miljoen euro uitgekeerd aan gedupeerden voor
compensatie en herstel. Daarnaast worden in 2020 programma-uitgaven gedaan ten behoeve
van de noodvoorziening en de eenmalige tegemoetkoming van 750 euro. Ook vindt een
overboeking aan het Ministerie van SZW (1 miljoen euro) plaats ten behoeve van nabetalingen
kinderopvangtoeslag in het kader van de hardheidstegemoetkoming. In totaal wordt daarmee
voor deze onderwerpen in 2020 naar verwachting 18 miljoen euro aan programma-uitgaven
gedaan.
Omdat bij Miljoenennota (Kamerstuk 35 570, nrs. 1 en 2) in totaal nog 150 miljoen euro aan programmamiddelen voor 2020 beschikbaar was,
betekent dit dat bij tweede suppletoire begroting de overige 132 miljoen euro dit
jaar niet tot besteding zal komen en geheel wordt doorgeschoven naar latere jaren,
zodat de middelen beschikbaar blijven voor de compensatie van gedupeerden.
Daarnaast is recent besloten de eenmalige tegemoetkoming van 750 euro uit te breiden,
zoals op pagina’s 6 en 26 van de vierde voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag1 is toegelicht. De additionele kosten hiervan bedragen circa 6 miljoen euro. Uw kamer
wordt medio december 2020 met de Veegbrief formeel over deze budgettaire wijzigingen
geïnformeerd.
Ten slotte wordt in 2020 tevens 11 miljoen euro overgeheveld naar betrokken gemeenten
ten behoeve van hun inzet om gedupeerden te ondersteunen en in bredere zin te helpen.
Vraag 2
Kunt u aangeven of er pensioenfondsen naar verwachting moeten korten in 2021, op basis
van de meest recente gegevens over de dekkingsgraden? Wordt er rekening gehouden met
lagere belastingontvangsten in 2021 als gevolg van pensioenkortingen?
Antwoord op vraag 2
Sommige grote pensioenfondsen hebben op dit moment lage dekkingsgraden. Of ze daadwerkelijk
moeten korten hangt af van de dekkingsgraad die ze hebben op 31 december. De raming
voor de belastingontvangsten voor 2020 in de Najaarsnota is gebaseerd op de macro-economische
verkenning (MEV) van het CPB naast de kasrealisaties tot en met oktober. Het CPB houdt
in de MEV rekening met een bepaalde korting van de pensioenen en daarmee is dit via
de macro-economische grootheden ook meegenomen in de raming van de inkomsten in de
Miljoenennota.
Vraag 3
Kan worden aangegeven waar de economische meevallers als gevolg van de coronacrisis
zitten? Welke sectoren hebben beter gedraaid dan verwacht? En welke sectoren minder
dan verwacht?
Antwoord op vraag 3
Vergeleken met de vooruitzichten voor de uitbraak van corona (CEP 2020) vallen een
aantal sectoren op. De sector landbouw, bosbouw en visserij heeft vooralsnog (over
het geheel) weinig hinder van de coronacrisis. De sector verhuur en handel in onroerend
goed en de financiële dienstverlening doen het tot nog toe zelfs beter dan verwacht
voor corona. Ook de additionele krimp in de bouw valt mee ten opzichte van de voor
corona geraamde krimp (als gevolg van de stikstof- en pfas-problematiek en personeelstekorten).
De sterkste dalingen zijn te zien bij de delfstoffenwinning, de zakelijke dienstverlening
en de cultuursector.
Mutatie toegevoegde waarde, in procenten
CEP 2020
Panteia (voorjaar)
CBS (3e kwartaal)
A-U Alle economische activiteiten
1,5
– 5
– 2,7
A landbouw, bosbouw en visserij
1
– 8,75
1
B delfstoffenwinning
– 11,5
– 12,25
– 35,2
C industrie
1,5
– 6,5
– 2,1
F bouw
– 2,25
– 3,75
– 3
G-I handel, vervoer en horeca
2
– 11
– 2,3
J informatie en communicatie
3
3
– 2
K financiële dienstverlening
– 1,75
– 2,75
– 0,6
L verhuur en handel van onroerend goed
2,25
– 0,5
3,4
M-N zakelijke diensten
2,0
– 9,75
– 8,5
R-U cultuur, recreatie en overige diensten
1,75
– 29,75
– 23,9
Vergeleken met de doorrekening die in het voorjaar in opdracht van het Ministerie
van Economisch Zaken en Klimaat door Panteia is gemaakt (bijlage bij de kamerbrief
Noodpakket banen en economie 2.0) vallen een aantal sectoren op. Hieronder de doorrekening
van Panteia voor scenario 2 van het CPB (Scenario’s economische gevolgen coronacrisis,
maart 2020), omdat dit scenario het dichtst in de buurt komt van de huidige economische
omstandigheden, met een destijds geraamde economische krimp van 5 procent in 2020,
en een werkloosheid die oploopt naar 4,2 procent. Deze cijfers worden afgezet tegen
de realisaties uit het derde kwartaal. Deze cijfers zullen in het vierde kwartaal
naar verwachting nog verslechteren.
De sector landbouw, bosbouw en visserij doet het beter dan verwacht. Dat geldt ook
voor de verhuur en handel in onroerend goed. Ook de sector handel vervoer en horeca
houdt zich tot op heden beter dan verwacht. Met name de detailhandel heeft zich goed
hersteld.hersteld. De detailhandel haalt als geheel hogere omzetten dan een jaar eerder:
in oktober 7,1 procent meer dan in oktober 2019. De winkels in doe-het-zelfartikelen,
keukens en vloeren realiseerden in oktober de hoogste omzetgroei. De winkels in schoenen
en lederwaren en de kledingwinkels kampten, na de kleine opleving in de voorafgaande
maanden, in oktober weer met sterke omzetdalingen. De kledingwinkels hebben in 2020
in nog geen enkele maand meer omgezet dan in de vergelijkbare maand van 2019. De groothandel
en handelsbemiddeling heeft in het derde kwartaal van 2020 bijna 3 procent minder
omgezet dan in dezelfde periode een jaar eerder (in het tweede kwartaal was de omzet
nog 9 procent lager dan een jaar eerder). De horeca en transportsector hebben het
nog steeds lastig. De cultuursector stond in het derde kwartaal op een minder extreme
krimp als gevreesd in het voorjaar, maar het vierde kwartaal zal hier wellicht voor
een aanzienlijke verdere verslechtering zorgen ten opzichte van het derde kwartaal.
De krimp in de sector informatie en communicatie is opvallend, omdat in het voorjaar
nog werd verwacht dat deze sector relatief weinig last zou hebben van de coronacrisis.
Vraag 4
Wat zijn de effecten van de verschillende economische stimuleringsmaatregelen op consumentenuitgaven
in 2020? En op de uitgaven van verschillende samenstellingen van huishoudens? Wat
is de terugval in consumptie van huishoudens in 2020 en met welke maatregelen wordt
die consumptie gestimuleerd in 2020 en in 2021?
Antwoord op vraag 4
Het steun- en herstelpakket heeft een stabiliserende impact gehad op de binnenlandse
vraag en werkgelegenheid. Het is echter lastig om precies aan te geven wat het effect
is van stimuleringsmaatregelen op de consumptie van huishoudens. Deze vertaling van
macro-economische effect naar huishoudconsumptie geldt nog sterker dit jaar omdat
de pandemie en de economische crisis ook een zeer groot effect hebben op de verwachtingen
en bestedingspatronen van huishoudens.
De consumptie van huishoudens heeft zich als volgt ontwikkeld:
Percentuele verandering in het volume (koopdaggecorrigeerd), bron: CBS
In september lag de totale (binnenlandse) consumptie van huishoudens nog 3,5 procent
onder het niveau van een jaar eerder. Dat komt doordat er nog steeds aanzienlijk minder
diensten werden geconsumeerd. Vooral aan diensten als een bezoek aan restaurant, theater,
pretpark, sportschool en voetbalwedstrijden en aan het gebruik van openbaar vervoer
is minder besteed. De consumptie van goederen nam minder af, en herstelde sneller.
Huishoudens kochten in september vooral meer elektronische apparatuur en woninginrichtingsartikelen.
Er zijn niet direct consumptiecijfers beschikbaar voor verschillende soorten huishoudens.
De koopbereidheid is wel beschikbaar voor verschillende leeftijds- en opleidingscategorieën.
Deze deelindicator van het consumentenvertrouwen is het gemiddelde van de saldi van
de percentages van positieve en negatieve antwoorden op de vragen over de financiële
situatie van het huishouden in de afgelopen en komende 12 maanden en of het een gunstige
tijd is om grote aankopen te doen. Bij een waarde van 0 is het aandeel pessimisten
gelijk aan het aandeel optimisten.
Het kabinet ondersteunt de consumptie met name door met de omvangrijke steunmaatregelen
bij te dragen aan het op peil houden van de inkomens van huishoudens. Mede hierdoor
nam het besteedbaar inkomen van huishoudens in het tweede kwartaal nog toe met 2,4
miljard euro ten opzichte van een jaar eerder. Deze effecten op macroniveau gaan voorbij
aan de inkomenseffecten die op individueel niveau kunnen optreden bij burgers als
gevolg van de coronacrisis. De stijging van het besteedbaar inkomen van werknemers
kwam voornamelijk doordat de beloning van werknemers met 2,2 miljard euro steeg ten
opzichte van een jaar eerder. Het inkomen van zelfstandigen bleef gemiddeld op peil;
dit werd ondersteund door de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
(Tozo). In het tweede kwartaal werd hier 1,7 miljard euro aan uitgekeerd. Aanvullend
kregen zelfstandigen nog eens 1,3 miljard euro aan coronacompensatie.
Om ook huishoudens die met baanverlies te maken hebben goed te kunnen ondersteunen
investeert het kabinet met het aanvullend sociaal pakket in totaal 1,4 miljard euro
in intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk, scholing en ontwikkeling
voor behoud van werk, bestrijding van jeugdwerkloosheid en aanpak van armoede en schulden.
Vraag 5
Hoeveel taakstellingen worden er in de Najaarsnota ingevuld en hoe worden die ingevuld?
En welke taakstellingen staan nog open?
Antwoord op vraag 5
Op de begroting van LNV (Kamerstuk 35 570 XIV) is een taakstelling van 10 miljoen euro voor uitvoeringskosten van de stoppersregeling
nertsenhouderijen ingevuld. De taakstelling op de SZW-begroting (Kamerstuk \35 570 XV) van 19 miljoen euro, die bij Miljoenennota is ingeboekt om de tegenvaller op een
aantal regelingen als gevolg van onder meer de oplopende werkloosheid te verkleinen,
is bij deze Najaarsnota ingevuld met meevallers op de apparaats- en beleidsondersteunende
budgetten. De rijksbrede in=uit-taakstelling is voor 100 miljoen euro ingevuld met
rijksbrede onderuitputting. De resterende in=uit-taakstelling voor de Slotwet bedraagt
1,2 miljard euro. Dit is een risico voor de schatkist: als de taakstelling niet ingevuld
kan worden bij de Slotwet betekent dit een plafondoverschrijding en een verslechtering
van het EMU-saldo. Er staan geen andere taakstellingen open voor 2020.
Vraag 6
Kunt u aangeven waarom de herfstramingen van de Europese Commissie een somberder beeld
geven van de economische groei in Nederland in 2020 en 2021 dan de ramingen van het
Centraal Planbureau (CPB)?
Antwoord op vraag 6
De lagere groei in 2020 kan worden verklaard doordat de raming van de Commissie nog
geen rekening houdt met het sterker dan verwachte herstel in het derde kwartaal. De
Commissie is voor 2021 pessimistischer over het herstel van de consumptie van huishoudens,
en verwacht ook een lagere groei van de consumptie van de overheid (voor de steunpakketten
heeft de Commissie een vergelijkbare inschatting als het CPB). Gezien de groter dan
normale onzekerheid rond de ramingen (en de verschillende tijdstippen waarop de ramingen
zijn gemaakt) kan echter gesteld worden dat het economisch beeld van de Commissie
grotendeels in lijn is met het CPB; een forse klap in 2020, gevolgd door een onvolledig
herstel in 2021, waarbij de werkloosheid (ondanks de groei) oploopt tot boven de 6
procent.
Vraag 7
Hoe kijkt u aan tegen het risico van een faillissementsgolf in 2021 in relatie tot
de steunpakketten?
Vraag 16
Kan een overzicht gegeven worden van het aantal faillissementen per kwartaal in 2020
en hoe dit zich in relatieve zin verhoudt tot het aantal faillissementen in Nederland
sinds 2007?
Antwoord op vragen 7 en 16
Hierbij een overzicht van de faillissementen per kwartaal sinds 2007 (bron: CBS):
Faillissementen, zittingsdaggecorrigeerd
Bedrijven en instellingen
k1
k2
k3
k4
2007
915
863
940
871
2008
874
907
886
1.175
2009
1.668
1.811
1.771
1.692
2010
1.646
1.528
1.438
1.550
2011
1.524
1.434
1.476
1.683
2012
1.823
1.840
1.750
1.936
2013
2.289
2.286
1.948
1.853
2014
1.834
1.723
1.543
1.545
2015
1.579
1.353
1.113
1.226
2016
1.278
1.112
957
1.052
2017
932
844
734
781
2018
771
773
732
869
2019
817
816
792
783
2020
802
831
563
In een grafiek:
Het kabinet heeft tijdens deze crisis gekozen om zeer omvangrijke en laagdrempelige
steunmaatregelen op te zetten, om bedrijven en huishoudens zo snel mogelijk van steun
te voorzien. Een domino-effect is daarmee voorkomen, zodat het bedrijfsleven tijd
heeft om noodzakelijke aanpassingen te doen. Een gevolg van de brede opzet van de
maatregelen is dat er relatief weinig bedrijven failliet zijn gegaan dit jaar. Het
is de verwachting dat de faillissementen volgend jaar op zullen lopen, maar in hoeverre
dit zal leiden tot een sterke stijging volgend jaar is op dit moment moeilijk aan
te geven. Dit is sterk afhankelijk van het verdere verloop van de pandemie en de mate
van herstel. Er is mogelijk ook sprake van een aanzienlijke opgespaarde en uitgestelde
vraag. Door de contactmaatregelen en de onzekerheid hebben huishoudens duurzame aankopen
en bepaalde diensten uitgesteld. Ook heeft een deel van de huishoudens tot nog toe
meer gespaard dan normaal. Dit kan leiden tot hoger vraag, indien de coronapandemie
onder controle blijft en er sprake is van substantiële vaccinatie, zodat de economie
geleidelijk weer verder geopend kan worden. Dit kan het bedrijfsleven een steuntje
in de rug geven komend jaar.
Om bedrijven te helpen zal het kabinet ruimhartig zijn bij het aflossen van de belastingschuld
die in de afgelopen maanden is opgebouwd. Het kabinet heeft daarom besloten om ondernemers
de gelegenheid te geven om pas vanaf 1 juli 2021 de aflossing van opgebouwde schulden
te starten, met een aflossingstermijn van maximaal 36 maanden. Ook werkt het kabinet
met stakeholders aan een time-out arrangement (TOA). Dit is bedoeld om ondernemers
te helpen bij de inzet van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA). De WHOA helpt
ondernemers om een akkoord met schuldeisers (en aandeelhouders) tot stand te brengen
waarbij de schulden worden gesaneerd en faillissementen worden voorkomen.
Vraag 8
Op welke manier zijn de cijfers van de novemberraming van het CPB verwerkt in de Najaarsnota?
Vraag 9
Kunt u aangeven wat de impact op het EMU-saldo en de EMU-schuld is wanneer u daarin
de novemberraming van het CPB meeneemt?
Vraag 43
Waardoor worden de verschillen tussen de novemberraming van het CPB en de Najaarsnota
in EMU-saldo en EMU-schuld veroorzaakt?
Vraag 44
Wat zijn de laatste cijfers die in de Najaarsnota zijn meegenomen en wat zijn de laatste
cijfers die in de novemberraming van het CPB zijn meegenomen? Kan het dat het tekort
veel oploopt als de Najaarsnota wordt geactualiseerd aan de hand van de laatste cijfers
van het CPB?
Vraag 45
Wat zijn de verschillen tussen de Najaarsnota en de CPB-raming van 26 november 2020
en welke gevolgen heeft dit voor de cijfers in de Najaarsnota?
Vraag 129
Kan een actuele stand van zaken en raming gegeven worden voor 2020 en 2021 inzake
de paragraaf over de technische mutaties bij de werkloosheidswet (WW)?
Antwoord op vragen 8, 9, 43, 44, 45 en 129
Op 26 november heeft het Centraal Planbureau (CPB) een nieuwe economische raming gepubliceerd
voor 2020 en 2021, de Novemberraming. Normaal gesproken publiceert het CPB deze raming
pas half december, de Decemberraming. In de Decemberraming neemt het CPB dan ook de
besluitvorming uit de Najaarsnota mee. In verband met de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s
heeft het CPB dit jaar de publicatie van deze raming vervroegd naar november.
Door de vervroegde publicatie heeft het CPB de besluitvorming over de Najaarsnota
niet kunnen meenemen in de raming voor 2020. Op pagina 27 van de Novemberraming heeft
het CPB de beleidsuitgangspunten die wel zijn meegenomen en wijzigingen ten opzichte
van de MEV toegelicht. Vanwege vrijwel gelijktijdige publicatie van Najaarsnota en
Novemberraming heeft het kabinet de nieuwste economische inzichten voor 2020 niet
kunnen verwerken in de Najaarsnota. Wel heeft het kabinet alle bekende realisaties
al zo goed als mogelijk verwerkt in de Najaarsnota, bijvoorbeeld bij de uitgaven aan
de werkloosheidswet (WW). De WW-uitgaven worden geactualiseerd bij Slotwet (2020)
en Eerste suppletoire begrotingswet (2021).
De raming van EMU-saldo en EMU-schuld laat een relatief beperkt verschil zien tussen
Najaarsnota en Novemberraming. Dit ontstaat allereerst doordat de uitgaven aan coronamaatregelen
die mee-ademen met de economie niet zijn aangepast in de Najaarsnota. Het CPB verwacht
op basis van het economische beeld in 2020 hogere uitgaven aan deze coronamaatregelen
(bijv. NOW). De Kamer wordt separaat geïnformeerd over de bijstelling van uitgaven
aan coronamaatregelen. Daarnaast draagt het bbp-niveau waarmee gerekend is bij aan
het verschil. Het CPB heeft het tekort en schuld in miljarden euro gedeeld door het
bbp-niveau uit de Novemberraming. In de Najaarsnota zijn tekort en schuld in miljarden
euro gedeeld door het bbp niveau uit de MEV (september 2020). In onderstaande tabel
is weergegeven waar saldo en schuld uit de Najaarsnota op uit komen indien wordt aangesloten
bij het bbp-niveau uit de Novemberraming. Het verschil tussen Najaarsnota en Novemberraming
wordt in dat geval kleiner.
In de huidige omstandigheden is de onzekerheid van deze ramingen groter dan in reguliere
jaren. Dat betekent dat de precieze ontwikkeling van de EMU-saldo, EMU-schuld en bbp-niveau
lastig te voorspellen blijft.
(in procenten bbp)
Novemberraming
CPB
Najaarsnota
(obv bbp MEV)
Stand Najaarsnota
obv bbp novemberraming
EMU-saldo 2020
– 6,1
– 6,2
– 6,1
EMU-schuld 2020
56,7
57,4
56,6
Vraag 10
Kunt u inzicht geven per wanneer de brede bespiegeling over schuldenstabiliteit, groei
en rentebeleid, zoals toegezegd tijdens de algemene financiële beschouwingen, kan
worden verwacht? Kan hierover worden beschikt voor het debat over de Najaarsnota,
dat vooralsnog is voorzien voor 16 december 2020?
Vraag 40
Kunt u de toezegging gedaan aan de leden Nijboer, Sneller en Snels, om voor het einde
van het jaar nog met een brede bespiegeling over stabiliteit en groei te komen, gestalte
doen geven door deze voor de behandeling van de Najaarsnota, voorzien op 16 december,
aan te leveren?
Antwoord op vragen 10 en 40
De brede bespiegeling inzake het Stabiliteits- en Groeipact, waarin ook de lagerenteomgeving
wordt meegenomen, zal ik u voor 16 december 2020 sturen. Daarnaast stuur ik u mijn
reactie op te moties van het lid Van der Staaij en van de leden Bruins en Snels (Kamerstuk
35 570, nr. 29 en 35 350, nr. 8) voor 16 december.
Vraag 11
Wat is gegeven het bijgestelde begrotingssaldo de verwachte reeks voor de jaren tot
2025?
Vraag 76
Wat is de raming van het EMU-saldo voor 2021?
Vraag 77
Wat is de raming van de EMU-schuld voor 2021?
Antwoord op vragen 11, 76 en 77
Het kabinet presenteert eenmaal per jaar, bij Miljoenennota, een meerjarige raming
van EMU-saldo en EMU-schuld. In de Voorjaarsnota publiceert het kabinet een actualisatie
van de raming van EMU-saldo en EMU-schuld voor 2021.
Het Centraal Planbureau (CPB) publiceert normaal gesproken eenmaal per jaar, bij het
Centraal Economisch Plan (CEP) in maart, een meerjarige raming van EMU-saldo en EMU-schuld.
Hierop heeft het CPB dit jaar een uitzondering gemaakt in verband met de naderende
verkiezingen. Voor het rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte heeft het CPB bij
de MEV een nieuwe middellangetermijnverkenning (mlt) gepubliceerd en voor de doorrekening
van de verkiezingsprogramma’s heeft het CPB deze mlt geactualiseerd bij de novemberraming.
Onderstaande tabel presenteert de raming van EMU-saldo en EMU-schuld voor de jaren
2020–2025 uit de mlt bij de novemberraming. Deze raming is gebaseerd op een nieuwe
raming van het economisch beeld in november. In Bijlage A van de Actualisatie Verkenning middellange termijn 2022–2025 heeft het CPB de verwerkte beleidsuitgangspunten en verschillen met de raming van
het kabinet toegelicht.
(in procenten bbp)
2020
2021
2022
2023
2024
2025
EMU-saldo CPB (november 2020)
– 6,1
– 4,6
– 2,4
– 1,6
– 1,2
– 1,2
EMU-schuld CPB (november 2020)
56,7
59,0
59,5
59,8
59,8
59,7
Vraag 12
Hoeveel uitgestelde belastingplicht staat er op dit moment open bij ondernemers vanwege
corona? Wanneer is de verwachting dat deze terugbetaald zullen worden?
Antwoord op vraag 12
De openstaande belastingschuld onder de regeling van bijzonder uitstel van betaling
vanwege corona bedraagt op 2 december 12,6 miljard euro. Dit bedrag is verdeeld over
ongeveer 220 duizend debiteuren. Voor deze belastingschuld geldt een verruimde betalingsregeling.
Ondernemers moeten de schuld vanaf 1 juli 2021 aflossen. Deze aflossing zal plaatsvinden
in 36 maandelijkse termijnen. Ondernemers die financiële ruimte hebben, kunnen er
ook voor kiezen hun schuld sneller af te lossen.
Vraag 13
Kan een update gegeven worden van de «versnelde investeringen» en «naar voren gehaalde
uitgaven» die bij Miljoenennota zijn afgesproken?
Antwoord op vraag 13
In de Miljoenennota 2021 is voor een bedrag van circa 1,5 miljard euro aan uitgaven
voor investeringen en projecten in de periode 2021 tot en met 2025 versneld. In deze
Najaarsnota – die ziet op de uitvoering van de begroting 2020 – zijn geen wijzigingen
verwerkt op deze voorgenomen versnellingen.
Een van de projecten van de versnellingen ziet op het Strategische Plan Verkeersveiligheid.
Oorspronkelijk zou deze versnelling in 2021 gerealiseerd worden, maar een deel van
de uitgaven voor dit project is al in 2020 tot besteding gekomen. Dit vindt u ook
terug in de Najaarsnota.
Over de update van de andere bij Miljoenennota aangekondigde versnellingen wordt u
bij Voorjaarsnota 2021 geïnformeerd.
Vraag 14
Waarom wordt vooraf al betaald aan de Europese Commissie? Waarom wordt niet gewacht
tot een definitief besluit?
Antwoord op vraag 14
De voornaamste reden om het bedrag aan traditionele eigen middelen onder voorbehoud
af te dragen, is het voorkomen van het verder oplopen van de potentiële vertragingsrente.
Het kan vele jaren duren totdat er een rechtszaak komt, waardoor de potentiële renterekening
snel blijft stijgen.
Door betaling onder voorbehoud is de Europese Commissie voorts gehouden tot het aangaan
van een constructieve dialoog met Nederland. Mocht deze dialoog niet leiden tot een
bevredigende oplossing, dan kan Nederland op eigen initiatief een procedure starten
bij de EU-rechter wegens ongerechtvaardigde verrijking.
Vraag 15
Welke begrotingsreserves heeft het kabinet op dit moment? En wat is de stand daarvan?
Wat zijn de verwachte uitgaven in de komende jaren?
Antwoord op vraag 15
Op dit moment zijn er een beperkt aantal begrotingsreserves. De onderstaande tabel
laat de standen en verwachte uitgaven zien.
Begrotingsreserves
(In miljoenen euro’s)
Omvang 2020
Verwachte uitgaven 2021
Asiel
53,7
53,7
Museaal Aankoopfonds
52,1
11,9
CO2 reductie
4,61
02
Stikstof
375
375
SDE3
4.1411
1.545
X Noot
1
Betreft geraamde stand per 31/12/2020, zoals opgenomen in 2de suppletoire begroting
X Noot
2
Begrotingsreserve vervalt per 2021
X Noot
3
Betreft verwacht saldo stortingen en onttrekkingen voor 2021–2028, zoals opgenomen
in begroting EZK 2021
Vraag 17
Kunt u aangeven op welk moment de Kamer geïnformeerd zal worden over de mogelijke
bijdrage van 300 miljoen euro aan het Solvabiliteitsfonds en op welke wijze dit voor
2021 budgettair verwerkt zal worden?
Vraag 18
Kunt u aangeven waarom de gereserveerde 300 miljoen euro van het Solvabiliteitsfonds
nog steeds op de aanvullende post staat? Wat is de huidige stand van zaken met betrekking
tot het in werking laten treden van dit fonds?
Antwoord op vragen 17 en 18
Omwille van de budgettaire systematiek heeft het kabinet eerder dit jaar alvast 300
miljoen euro gereserveerd voor een bijdrage in het fondskapitaal van het solvabiliteitsfonds.
Deze reservering betekent niet dat al is besloten over daadwerkelijke deelname.
De private initiatiefnemers zijn momenteel nog bezig met de uitwerking van het fonds,
waardoor een definitief kabinetsbesluit over deelname in het fondskapitaal pas volgend
jaar kan plaatsvinden. Zodra het fonds is uitgewerkt en het kabinet heeft besloten
over een bijdrage, dan zal het dit conform de Comptabiliteitswet voorhangen bij het
parlement en de budgettaire consequenties verwerken via een suppletoire begroting
op de EZK-begroting
Vraag 19
Is er sinds de aankondiging van het Solvabiliteitsfonds bij de Miljoenennota op enig
moment een concrete economische ontwikkeling geweest die de doeltreffendheid en doelmatigheid
van dit fonds onderschrijft?
Antwoord op vraag 19
Veel maatregelen in de noodpakketten zijn gericht geweest op het verschaffen van liquiditeit.
Vanwege de coronacrisis bestaat de kans dat Nederlandse bedrijven in toenemende mate
met solvabiliteitsproblemen worden geconfronteerd, zeker al naar gelang de coronacrisis
langer voortduurt (onder meer vanwege de tweede golf).
Bedrijven kunnen dan behoefte hebben aan een herkapitalisatie. VNO-NCW heeft vanuit
deze gedachte het initiatief genomen om samen met institutionele beleggers een fonds
op te richten dat niet-beursgenoteerde Nederlandse middelgrote bedrijven zou kunnen herkapitaliseren.
Het kabinet vindt het positief dat private partijen met dit initiatief zijn gekomen.
Het kabinet vindt het belangrijk dat in de kern gezonde bedrijven voor Nederland worden
behouden. Dit is belangrijk voor werkgelegenheid.
Vraag 20
Kan uitgesplitst worden of in ieder geval een indicatie gegeven worden van de mate
waarin er reeds gebruik gemaakt is van de verschillende coronamaatregelen?
Vraag 41
Kunt u alsnog een overzicht verstrekken in welke mate daadwerkelijk gebruik is gemaakt
van de verschillende coronamaatregelen?
Antwoord op vragen 20 en 41
De ramingen voor de coronamaatregelen worden gedurende het jaar bijgesteld naar de
meest recente inzichten van het gebruik. Ook bij Najaarsnota zijn de ramingen bijgesteld,
bijvoorbeeld bij de TOZO. Het kabinet heeft uw Kamer deze week in de brief over het
economische steun- en herstelpakket over het gebruik van de generieke regelingen geïnformeerd.
De ramingsbijstellingen op de generieke maatregelen die volgen uit deze brief zijn
weergegeven in de budgettaire tabel in het antwoord op vraag 80. Over de definitieve
uitputting van de verschillende coronamaatregelen in 2020 kan naar verwachting pas
bij het Financieel Jaarverslag Rijk en de departementale jaarverslagen worden gerapporteerd.
Vraag 21
Kunt u een totaaloverzicht geven van alle omvangrijke verschuivingen naar volgend
jaar, en op welke wijze dit gebeurt? Kunt u daarbij een onderscheid maken tussen reguliere
uitgaven en noodmaatregelen?
Antwoord op vraag 21
In totaal wordt er voor 346 miljoen euro aan budget voor reguliere uitgaven met kasschuiven
geschoven naar 2021. Hieronder treft u een uitsplitsing van het totaalbedrag naar
de verschillende budgetten.
Kasschuiven Najaarsnota 2020 naar 2021
(Omvang in miljoenen euro’s)
Toeslagen (FIN)
132
Urgenda en Klimaat middelen
103
Stikstof middelen
66
VWS
38
Hoge Colleges van Staat
7
Totaal
346
Daarnaast wordt op de Aanvullende Post een bedrag van 460 miljoen euro naar 2021 geschoven.
De Aanvullende Post kent geen eindejaarsmarge. De middelen worden daarom bij deze
Najaarsnota afgeboekt en bij de Voorjaarsnota 2021 toegevoegd aan de begroting. Als
tegenhanger van deze toevoeging aan de begroting wordt de in=uittaakstelling in 2021
met 460 miljoen euro verhoogd. Deze in=uit taakstelling wordt gedurende het jaar in
2021 gevuld met onderuitputting en meevallers.
Aanvullende Post 2020 naar 2021
(Omvang in miljoenen euro’s)
Urgenda en Klimaat
30
Stikstof
2
Reservering wederopbouw St. Maarten
101
Reservering digitale veiligheid
201
Groningen
55
Zeeland
71
Totaal
460
Per saldo zijn de geschatte kosten van de nood- en steunpakketten voor dit jaar met
1,6 miljard euro neerwaarts bijgesteld in de Najaarsnota. Dit komt omdat voor verschillende
regelingen de uitgaven van 2020 doorschuiven naar 2021. Voor de NOW geldt bijvoorbeeld
dat een groter deel in 2021 wordt uitbetaald in plaats van in 2020, omdat NOW 3.1
in drie maandelijkse tranches wordt uitbetaald in plaats van één tranche van drie
maanden. Deze mutaties worden toegelicht in de plafondtoetsen voor het deelplafond
Rijksbegroting en Sociale Zekerheid. Zie ook het antwoord op vraag 79.
Vraag 22
Kunt u aangeven op welke maatregelen u doelt bij uw conclusie in de Najaarsnota dat
sommige uitgaven voor corona ook met een plafondcorrectie verwerkt hadden moeten worden,
waardoor de uitgaven die gelabeld zijn als corona-uitgaven met 150 miljoen euro zijn
toegenomen (pagina 12)?
Antwoord op vraag 22
Bij de Najaarsnota is de technische verwerking van alle corona-uitgaven nog een keer
tegen het licht gehouden. Hierbij is geconcludeerd dat sommige uitgaven voor corona
ook met een plafondcorrectie verwerkt hadden moeten worden, waar dit eerder niet het
geval was.
Departement
Omvang (in miljoenen euro’s)
JenV
60
Defensie
60
VWS (sport)
25
EZK
5
Totaal
150
Bij JenV gaat het om middelen voor personele bescherming, om processen corona-proof
te maken, en om achterstanden binnen de strafrechtsketen weg te werken. Ook worden
lagere ontvangsten voorzien bij de griffierechten en de administratiekosten CJIB als
gevolg van COVID-19.
Defensie heeft 60 miljoen euro ontvangen ter compensatie van meerkosten als gevolg
van de coronacrisis. Deze middelen zijn gebruikt voor onder andere de dekking van
de Karel Doorman, het Nationaal Crisis Centrum en het aanschaffen van beschermingsmiddelen.
Bij VWS gaat het om 25 miljoen euro voor de compensatie van de sportsector. Bij EZK
betrof het 5 miljoen euro als tegemoetkoming voor vaste lasten in de recreatieve vliegsector.
Vraag 23
Wat heeft u gedaan om collega’s te doordringen van het belang van het budgetrecht
van het parlement en terughoudendheid te betrachten met het gebruik van artikel 2.27
Comptabiliteitswet (CW), indachtig de vaststelling dat er nog steeds veel gebruik
gemaakt van artikel 2.27 CW, in tegenstelling tot wat u eerder heeft aangegeven?
Vraag 25
Waarom is er klaarblijkelijk ook nog na de onmiddellijke crisisperiode van dit voorjaar
op dezelfde standaardwijze gebruik gemaakt van CW artikel 2.27? Vindt u niet dat u
veel scherper had moeten communiceren richting collega's over het belang van correct
gebruik van CW 2.27?
Antwoord op vragen 23 en 25
Het budgetrecht van het parlement houdt in dat de Ministers pas verplichtingen mogen
aangaan en uitgaven mogen doen – nadat het parlement (het voornemen tot) de verplichtingen
en uitgaven heeft geautoriseerd. Artikel 2.27 CW, tweede lid, regelt daarom dat nieuw
beleid niet wordt uitgevoerd – vóórdat een begrotingswet is vastgesteld – tenzij uitstel
van de uitvoering naar oordeel van de Minister niet in het belang van het Rijk is
en het parlement daarover wordt geïnformeerd. Het onderhavig lid wordt daarom thans
alléén gehanteerd in gevallen van spoedeisende maatregelen – vooruitlopend op de vaststelling
van een suppletoire begroting. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat het parlement
vooraf goed en volledig per brief wordt geïnformeerd en daarmee gelegenheid krijgt
om zich uit te spreken over het voorgenomen beleid.
Het afgelopen jaar is inderdaad regelmatig een beroep gedaan op artikel 2.27 CW, tweede
lid. In het licht van de crisis is dat begrijpelijk. Vanuit het begrotingsproces bezien
heeft het de voorkeur dat – waar dat kan- wordt gewacht tot het volgende reguliere
begrotingsmoment. Daar waar het kabinet oordeelt dat het eerstvolgende reguliere moment
te lang op zich laat wachten wordt een incidentele suppletoire begroting opgesteld.
Als er ook in het geval van een incidentele suppletoire begroting in bepaalde mate
sprake is van spoed, dan kan een beroep op het onderhavig lid worden gedaan. Zonder
een beroep op dat artikellid moet het uitvoeren van nieuw beleid wachten, terwijl
er in het algemeen belang van het Rijk het nieuw beleid zo spoedig mogelijk moet worden
uitgevoerd. Daarbij is een adequate toelichting over waarom de maatregelen spoed hebben
en per wanneer de verplichtingen en uitgaven voor het nieuw beleid moeten worden aangegaan,
essentieel. Om uw budgetrecht te bevorderen heb ik daarom interdepartementaal aandacht
gevraagd voor de motivering in de brieven waarin een beroep op artikel 2.27 CW, tweede
lid, wordt gedaan.
Ik ben van mening dat op basis van ervaringen in het voorjaar voldoende scherp is
gecommuniceerd richting de departementen over het gebruik van dit artikellid. De collegaministers
heb ik recentelijk gevraagd om in het vervolg bij de aankondiging van beleidsvoorstellen
in de kamerbrieven expliciet aan te geven wanneer de voorgenomen verplichtingen en
uitgaven uiterlijk moeten worden gedaan en indien de parlementaire behandeling voor
die tijd niet is afgerond de verplichtingen en uitgaven op grond van artikel 2.27,
tweede lid, van de CW zullen worden gedaan. Helaas noopten diverse spoedeisende COVID-19
gerelateerde maatregelen – ook na de eerste crisisperiode – tot een beroep op artikel
2.27, tweede lid, van de CW.
Vraag 24
Kunt u aangeven in welke gevallen, met een beroep op artikel 2.27 CW, in het afgelopen
jaar ook daadwerkelijk uitgaven zijn gedaan voorafgaand aan goedkeuring van het parlement?
Antwoord op vraag 24
Bij de verantwoordingsstukken zal ik uw Kamer van een overzicht voorzien waarin is
weergegeven in welke gevallen een incidentele suppletoire begroting, waarin een beroep
is gedaan op artikel 2.27, tweede lid van de CW, ook daadwerkelijk heeft geleid tot
uitgaven alvorens deze zijn geautoriseerd.
Vraag 26
Hoeveel stijgt de energierekening in 2020 en in 2021?
Antwoord op vraag 26
De energierekening bestaat uit de leveringstarieven, nettarieven en belastingen op
energie. Het kabinet heeft alleen directe invloed op de energiebelastingen en kan
daarom geen uitspraken doen over de ontwikkeling van de totale energierekening.
Het CBS schetst met ingang van dit jaar jaarlijks een beeld van de ontwikkeling van
de totale energierekening. Deze publicatie van 3 maart 2020 is verschenen onder de
naam «Huishoudens betalen bijna 10 procent minder voor energie». Het CBS maakt in
deze publicatie een vergelijking tussen de energierekening in januari 2020 en de energierekening
van januari 2019 voor een huishouden met een gemiddeld energieverbruik. Voor een uitgebreide
toelichting wordt verwezen naar de Kamerbrief van 3 maart jl. «Toelichting op de ontwikkeling
van de energierekening».2
Uit de publicatie volgt dat een elektriciteits- en gasrekening (inclusief btw) voor
huishoudens met een gemiddeld energieverbruik van 2.450 kWh elektriciteit en 1.197
m3 gas op basis van de tarieven in januari 2020 optelt tot circa 1.574 euro, dat is
170 euro lager dan in 2019. Het totale belastingdeel (energiebelasting, ODE en vermindering
van de energiebelasting) valt in januari 2020 100 euro lager uit ten opzichte van
2019.
Het CBS zal komend voorjaar een inschatting maken voor de energierekening voor het
jaar 2021. Het PBL heeft overigens in een achtergrondrapport3 bij de Klimaat- en Energieverkenning 2020 al inzicht geboden in de verwachte ontwikkeling
van de energierekening voor huishoudens op de lange termijn.
Vraag 27
Hoeveel kost het bevriezen van de AOW-leeftijd op 66 jaar en vier maanden?
Antwoord op vraag 27
De gevolgen van het bevriezen van de AOW-leeftijd voor de overheidsfinanciën laten
zich het best uitdrukken in de gevolgen voor het houdbaarheidssaldo. Het houdbaarheidssaldo
houdt naast de ex ante gevolgen voor de overheidsbestedingen ook rekening met de gevolgen
voor de belasting- en premie-inkomsten en de gevolgen voor de arbeidsparticipatie
en de doorwerking daarvan op de economische groei.
In het rapport
Kansrijk Uittreedbeleid – Update uittreedleeftijd en AOW (CPB, 2020) worden de gevolgen voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in kaart gebracht
van verschillende beleidsvarianten. Het bevriezen van de AOW-leeftijd op 67 jaar leidt
tot een verslechtering van het houdbaarheidssaldo van 0,5 procent van het bbp. Het
verlagen van de AOW-leeftijd met één jaar leidt tot een verslechtering van het houdbaarheidssaldo
met 0,3 procent van het bbp. Het bevriezen van de AOW-leeftijd op 66 jaar en 4 maanden
komt derhalve grofweg uit op een verslechtering van het houdbaarheidssaldo met 0,7
procent van het bbp. Dit komt neer op ongeveer 5,5 miljard per jaar, met als uitgangspunt
het bij de Najaarsnota geraamde bbp voor 2020.
Vraag 28
Op welke begrotingen is in 2020 structurele onderuitputting ingeboekt?
Antwoord op vraag 28
Bij Najaarsnota is geen structurele onderuitputting op de begrotingen ingeboekt. Het
kabinet verwerkt bij de Najaarsnota alleen wijzigingen voor het lopende begrotingsjaar
2020. Als onderuitputting een structureel karakter heeft dan wordt deze in voorbereiding
op de Voorjaarsnota 2021 of de Miljoenennota 2022 bezien.
Vraag 29
Wat zijn de kosten voor het verlagen van de AOW-leeftijd naar 65 jaar in de jaren
2021 t/m 2025 (graag per jaar aangeven)?
Antwoord op vraag 29
Het verlagen van de AOW-leeftijd naar 65 jaar vergt een wetswijziging. Een wetswijziging
kent doorgaans een doorlooptijd van 18 maanden. Het ex-ante budgettaire effect in
2023 bedraagt circa 4,4 miljard euro en 4,8 miljard euro in 2024 en 2025. Dat ex-ante
budgettair effect betreft de meeruitgaven aan AOW, de besparing op socialezekerheidsuitkeringen
en de derving van belasting- en premie-inkomsten. Het ex-ante budgettaire effect houdt
geen rekening met de doorwerking van de lagere arbeidsparticipatie op de belastinginkomsten
of de economische groei. Om alle hierboven genoemde effecten van de aanpassing van
de AOW-en pensioenrichtleeftijd mee te nemen, wordt gekeken naar het effect op de
houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn. Het bevriezen van de AOW-leeftijd
op de lange termijn verslechtert de houdbaarheid van de overheidsfinanciën met circa
1,1 procent van het bbp. Dit komt neer op ongeveer 8,6 miljard euro per jaar, met
als uitgangspunt het bij de Najaarsnota geraamde bbp voor 2020.
Vraag 30
Hoe verhouden de verwachte totale uitgaven van 2,4 miljard euro zich tot de eerdere
raming van verwachte uitgaven vanuit garantieverplichtingen van 3,3 miljard euro?
Ziet dat laatste bedrag op een ander tijdpad, of is er een nieuwe raming gemaakt?
Antwoord op vraag 30
De garanties die worden gepresenteerd in de Najaarsnota zijn corona-gerelateerde garanties.
De raming van de verwachte uitgaven van de garantieverplichtingen zijn bijgesteld
op basis van realisaties en de mate waarin er gebruik wordt gemaakt van de regelingen.
De bijgestelde raming leidt in sommige gevallen tot hogere verwachte uitgaven en in
andere gevallen tot lagere verwachte uitgaven. Per saldo vallen de totale verwachte
uitgaven mee ten opzichte van de eerdere raming.
Vraag 31
Kunt u een update geven van hoeveel Nederland in 2020, 2021 en 2022 in totaal afdraagt
aan de EU (s.v.p. uitsplitsen naar BNI-afdracht, btw-afdracht, landbouwheffingen,
invoerrechten, perceptiekostenvergoeding voor inning invoerrechten en overige inkomsten)?
Antwoord op vraag 31
De cijfers voor de EU-afdrachten zijn opgenomen in de begroting van Buitenlandse Zaken,
Art. 3.1 en Art 3.10. Onderstaande tabel geeft de meest recente cijfers uit de begroting
weer. De cijfers voor 2020 komen uit de 2e suppletoire begroting van 2020, de cijfers voor 2021 en 2022 uit de Ontwerpbegroting
2021. Landbouwheffingen worden sinds enkele jaren niet meer geheven door de Europese
Unie, daarom ontbreken deze in het overzicht. Vanaf 2021 wordt ook een afdracht op
basis van niet-gerecycled plastic in de begroting opgenomen. Deze laatste is voor
de volledigheid ook in onderstaande tabel gezet.
(Bedragen in miljoenen euro’s, negatieve bedragen zijn een ontvangst)
2020
2021
2022
BNI-afdracht
5.282
5.353
5.076
BTW-afdracht
554
977
1.068
Invoerrechten
3.936
3.268
3.333
Plastic
0
216
220
Perceptiekostenvergoeding
– 780
– 817
– 833
Overig
– 21
0
0
Vraag 32
Hoeveel dragen de niet EU-landen in 2019, 2020 en 2021 af aan de EU (graag per land
uitsplitsen)?
Antwoord op vraag 32
Het kabinet beschikt niet over deze informatie.
Vraag 33
Kunt u per branche aangeven met hoeveel de omzet is gedaald als gevolg van de coronacrisis?
Antwoord op vraag 33
In het kader van de coronamonitor van het CBS is bij de vierde rapportage gekeken
naar de ontwikkeling van de omzet in het tweede kwartaal 2020 (ten opzichte van het
tweede kwartaal van 2019) in relatie tot gebruik van een aantal regelingen (NOW, TOGS,
belastinguitstel). Dit staat gepubliceerd in de tabel «financiële corona-noodregelingen»
(tabel 16) op https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2020/40/gebruik-van-financiele-corona…. Begin 2021 (publicatie naar verwachting half februari) worden de gegevens geactualiseerd
op basis van omzetgegevens van het derde kwartaal van 2020.
Vraag 34
Waarom wordt er zo weinig gebruik gemaakt van de kredietgarantieregelingen (Borgstelling
MKB-kredieten – BMKB, Garantie Ondernemingsfinanciering – GO, Kleine Kredieten Corona
– KKC)? Waarom worden deze dan toch naar boven bijgesteld (bijlage 4)? Welke premie
is verschuldigd voor elk type garantie?
Antwoord op vraag 34
De benutting van garanties is geen doel op zich. De garantieregelingen bieden de mogelijkheid
aan banken om de kredietverlening aan ondernemingen mogelijk te maken en zijn additioneel
aan financiering door de markt. Bij de lancering van de corona gerelateerde garantieregelingen
zoals de Borgstelling MKB-Coronaluik (BMKB-C), Garantie Ondernemersfinanciering Coronaluik
(GO-C), Kleine Kredieten Corona (KKC) en Borgstelling Landbouw Coronaluik (BL-C) was
inmiddels ook de NOW-regeling beschikbaar en konden bedrijven uitstel van belastingbetalingen
en aflossingen krijgen, waarvan op grote schaal gebruik is gemaakt. Dit verklaart
mede waarom de benutting van de garantieregelingen achterblijft bij de aanvankelijke
verwachtingen bij aanvang van de coronacrisis toen nog niet duidelijk was hoe groot
de impact op het bedrijfsleven zou zijn en wat het effect van het totale steunpakket
zou zijn. De beschikbare garantieplafonds worden daarom niet volledig benut. Bij de
verlenging van de Corona gerelateerde garantieregelingen in 2021 is rekening gehouden
met de lagere benutting. Voor de KKC en de GO-C heeft dit geleid tot lagere garantieplafonds.
Voor het opvangen van eventuele verliesdeclaraties in het kader van de verstrekte
garanties onder de garantieregelingen is inderdaad aanvullend kasbudget ter beschikking
gesteld. In het voorjaar van 2021 worden deze kasbuffers herijkt op basis van de (verwachte)
benutting van de garantieregelingen.
Voor de KKC is eenmalig 2 procent garantiepremie verschuldigd. Voor de GO en GO-C
is de jaarlijkse premie gelijk aan de door de bank ontvangen inkomsten over het gegarandeerde
deel van het krediet, minus een afslag voor beheerkosten, fundingkosten vermeerderd
met een liquiditeitsopslag en afsluitprovisie. Dit kan per garantie verschillen op
basis van de risicoclassificatie van de bank. Voor de BMKB-C is de premie 2 procent
voor borgstellingen met een looptijd tot en met 2 jaar en 3 procent voor borgstellingen
met een looptijd van 3 en 4 jaar. Voor de reguliere BMKB is voor een MKB-ondernemer
de eenmalige premie 3,9 procent voor een loopt tot en met 2 jaar, 4,25 procent voor
een looptijd langer dan 2 jaar tot en met 6 jaar, 5,85 procent voor een looptijd van
langer dan 6 jaar tot en met 12 jaar (voor een innovatieve MKB ondernemer is dit respectievelijk
5,55 procent; 6,10 procent; 8,35 procent).
Vraag 35
Welke stappen gaan u en uw collega's zetten om in de toekomst de tekortkomingen in
het invullen van de toetsingskaders risicoregelingen teniet te doen?
Antwoord op vraag 35
Hoewel de meeste toetsingskaders voor coronagerelateerde garanties en leningen tijdig
naar het parlement zijn verstuurd, zijn enkele met vertraging aangeleverd. Dit is
te verklaren door de vereiste snelheid van getroffen maatregelen, die met brede instemming
van het parlement zijn genomen. Het tijdig verzenden van toetsingskaders is een verantwoordelijkheid
van de vakdepartementen. Ik zal mijn collega-Ministers hier via een brief op wijzen.
Vraag 36
Wat is de samenhang tussen het premiebeleid en verwachte uitgaven bij risicoregelingen?
Vraag 94
Is er bij de garanties een vaste systematiek als het gaat om risico-inschatting, bijvoorbeeld
hoe veilig de garantie is en welke tegenvallers we kunnen verwachten? Of is de risico-inschatting
bijvoorbeeld per regeling gebaseerd op historische gegevens?
Vraag 95
Hoe werkt de systematiek van de garanties? Als de staat hoge risico’s heeft uitstaan,
gaat dit dan gepaard met het aanbrengen van hogere voorzieningen? En kun je dit geld
aan uitstaand risico dan ergens anders voor benutten?
Antwoord op vragen 36, 94 en 95
Bij de start van een risicoregeling (een garantie of lening) wordt de te verwachten
schade geraamd. Op basis van die raming wordt een marktconforme premie bepaald. De
premie vormt een reële weergave van het risico en is in principe de optelsom van de
verwachte schade, de uitvoeringskosten en een risico-opslag. De methode voor de inschatting
van dit risico verschilt per garantie.
Zowel de premie als een eventuele storting door een departement worden gestort in
een risicovoorziening. De voorziening blijft meerjarig beschikbaar en is uitsluitend
bedoeld voor het doen van uitgaven voorkomend uit de risicoregeling en kan derhalve
niet voor andere doelen worden aangewend.
Vraag 37
Waarom moet er meerdere keren extra worden afgedragen aan de EU op basis van BNI,
terwijl het bbp dit jaar juist veel lager uitkomt?
Antwoord op vraag 37
De Europese begroting wordt voor het grootste deel gefinancierd uit bijdragen van
de lidstaten binnen de regels van het Eigenmiddelenbesluit (EMB). Daardoor is het
onvermijdelijk dat een toename van uitgaven door de Europese Unie, dit jaar met name
in verband met extra uitgaven rondom COVID-19, leidt tot een toename van de EU-afdracht
van lidstaten. Verder is vastgelegd dat hogere afdrachten als gevolg van hogere EU-uitgaven
worden gefinancierd door lidstaten vanuit de afdracht op basis van het nationale aandeel
van elke lidstaat in het EU-BNI (het BNI-middel), dat de sluitpost vormt van de eigen
middelen van de Unie (na de invoerrechten, de btw-afdracht en de overige inkomsten).
Daardoor is het mogelijk dat ook als het bbp (en/of BNI) daalt, de BNI-afdracht toeneemt.
Ook met deze toename blijft de omvang van de EU-begroting in 2020 binnen de daarvoor
in het huidige Meerjarige Financiële Kader (MFK 2014–2020) afgesproken plafonds.
Vraag 38
Is de herstelactie ten aanzien van het geld van het kindgebonden budget dat in 2019
niet is uitgekeerd nu afgerond?
Antwoord op vraag 38
Alle huishoudens waarvan Belastingdienst Toeslagen (BD/T) voldoende (zekere) gegevens
had om tot uitbetaling te komen, hebben herstelbetalingen ontvangen. Hiermee is ca.
90 procent van de hersteloperatie afgerond (ca. 590.000 euro beschikkingen, 447 miljoen
euro). Daarmee zijn ook de gevallen die in 2019 als gevolg van vertraging niet meer
aan bod kwamen in 2020 inmiddels hersteld.
Er resteert nog een aantal groepen huishoudens die tot nu toe niet een herstelbetaling
hebben ontvangen door het ontbreken van voldoende (zekere) gegevens. Dat zijn bijvoorbeeld
huishoudens die VOW (Vertrokken Onbekend Waarheen) zijn, huishoudens die nog geen
definitief vastgesteld inkomen hebben en huishoudens met ontbrekende gegevens in een
buitenlandsituatie. Zodra alle noodzakelijke gegevens bij BD/T bekend zijn, kan aan
deze burgers in 2021 worden uitbetaald. Op korte termijn wordt uw Kamer uitgebreider
geïnformeerd over de voortgang van de hersteloperatie.
Vraag 39
Kunt u ten aanzien van de uitstaande garantieregelingen een perspectief schetsen van
«het pad naar beneden»?
Vraag 93
Wanneer en hoe worden deze hoge garanties weer afgebouwd?
Antwoord op vragen 39 en 93
De meeste corona-gerelateerde risicoregelingen die in de Najaarsnota worden besproken
kennen een horizonbepaling in 2021. Dat betekent dat de garantie wordt beëindigd en
het uitstaande risico afneemt. Op die manier wordt «het pad naar beneden» standaard
ingezet. Dit is in lijn met het «nee-tenzij-beleid» dat het kabinet hanteert, zoals
nader wordt toegelicht in de update overheidsfinanciën juni 20204.
Vraag 42
Bovenop de reguliere eindejaarsmarge blijft 0,8 miljard euro in latere jaren beschikbaar
voor een aantal belangrijke kabinetsbrede dossiers zoals het Urgenda-vonnis, het Klimaatakkoord,
de uitbetaling van de toeslagen, de wederopbouw van Sint-Maarten, de digitale veiligheid,
de versterkingsoperatie in Groningen en stikstofmaatregelen; welke middelen blijven
niet beschikbaar? Om hoeveel geld gaat het? Ten koste waarvan worden deze afgeroomd?
Antwoord op vraag 42
Departementen kunnen onderuitputting via de eindejaarsmarge meenemen naar volgend
jaar. Hiervoor geldt een maximum van 1 procent van de totale begroting, uitgezonderd
het defensiematerieelbegrotingsfonds en het infrastructuurfonds, die een 100 procent
eindejaarsmarge hebben (zie ook eerdere vraag). Op dit moment zijn er geen middelen
die niet beschikbaar blijven. Bij Slotwet wordt duidelijk of de onderuitputting op
de begrotingen meer dan 1 procent bedraagt. Voor een aantal belangrijke kabinetsbrede
dossiers is besloten om deze middelen beschikbaar te houden ongeacht of deze binnen
de reguliere eindejaarsmarge meegenomen kunnen worden. Voor zover deze middelen al
op de departementale begrotingen staan worden deze meegenomen met kasschuiven. Dit
betekent dat deze uitgaven onder het uitgavenplafond van 2021 ingepast moeten worden.
Bij de Voorjaarsnota 2021 wordt de Tweede Kamer hier nader over geïnformeerd. Voor
de middelen die op de Aanvullende Post staan en worden meegenomen naar 2021 wordt
de in=uit taakstelling opgehoogd, deze taakstelling wordt gedurende het jaar in 2021
gevuld met onderuitputting en meevallers.
Vraag 46
Waarom komen de betalingen van de NAM pas binnen in 2021 en niet in 2020? En waarom
was hier eerder niet al rekening mee gehouden?
Vraag 111
Wat is de reden van de lagere ontvangsten Groningen schadebetalingen?
Vraag 112
Wat is de reden van de lagere ontvangsten NAM waardedaling Groningen?
Antwoord op vragen 46, 111 en 112:
De kosten voor de schadeafhandeling (inclusief waardedaling en immateriële schade)
worden achteraf en op basis van feitelijke realisatie verhaald op NAM. Dit betekent
dat de kosten over het vierde kwartaal van 2020, pas in het eerste kwartaal van 2021
bij NAM in rekening gebracht kunnen worden. Dit is bij Najaarsnota 2020 verwerkt.
In de Voorjaarsnota 2021 en 1e suppletoire begroting van EZK 2021 worden deze ontvangsten alsnog in de begroting
geraamd. Het betreft dus een verandering in het kasritme, niet in de totale ontvangst
van NAM voor de schadeafhandeling. Omdat vaak pas in het laatste kwartaal duidelijk
wordt hoe de uitgaven (en daarmee de ontvangsten) zich daadwerkelijk ontwikkelen,
kan hier niet op voorhand op geanticipeerd worden.
Vraag 47
Hoe gaat het kabinet de bij de Slotwet nog resterende 1,2 miljard euro aan in=uit-taakstelling
invullen en hoe realistisch is dat? En waarom wordt er door het kabinet dan toch positief
gereageerd op voorstellen bij de begroting om zaken te dekken uit onderuitputting?
Vraag 71
Hoe kan het dat de in=uittaakstelling in de Najaarsnota 1,2 miljard euro bedraagt?
Vraag 72
In hoeverre kan de in=uittaakstelling in 2020 nog verder worden ingelopen? Wat zijn
de risico's als de in=uit taakstelling niet verder wordt ingelopen?
Antwoord op vragen 47, 71 en 72
De in=uit-taakstelling is de boekhoudkundige tegenhanger van de eindejaarsmarge. De
eindejaarsmarge is bedoeld om ondoelmatige besteding van middelen aan het einde van
het jaar te voorkomen door de onbestede middelen naar het volgende jaar door te schuiven.
Hiervoor geldt een maximum van 1,0 procent van de totale begroting. Voor de begrotingsfondsen
en een aantal specifieke dossiers is deze regel anders en geldt een onbeperkte eindejaarsmarge.
Om te voorkomen dat het uitgavenplafond wordt overschreden als gevolg van de eindejaarsmarge,
wordt tegelijkertijd een even grote taakstelling ingeboekt, de zogenaamde in=uit-taakstelling.
Hierdoor levert het doorschuiven van onbestede middelen uit het lopende begrotingsjaar
via de eindejaarsmarge geen plafondoverschrijding het daaropvolgende jaar. De eindejaarsmarge
en de in=uit-taakstelling bedroegen dit jaar 1,3 miljard euro.
De in=uit-taakstelling kent geen concrete invulling, maar wordt gaandeweg het begrotingsjaar
ingevuld. De invulling kan bestaan uit onderuitputting of andere meevallers. De in=uit
taakstelling wordt bij deze Najaarsnota voor 0,1 miljard euro ingevuld. De resterende
in=uit taakstelling voor de Slotwet bedraagt daarmee 1,2 miljard euro. Als de taakstelling
niet ingevuld kan worden bij de Slotwet betekent dit een plafondoverschrijding en
een verslechtering van het EMU-saldo.
Het is de kabinetsbrede lijn dat onderuitputting wordt ingeleverd ten behoeve van
de invulling van de in=uit-taakstelling.
Vraag 48
Wat zijn de gevolgen voor de (goedkeurende) verklaring 2020? In hoeverre verwacht
de regering een goedkeurende verklaring te krijgen over het jaar 2020?
Vraag 103
Wat is het risico van een afkeurende verklaring van de Algemene Rekenkamer als gevolg
van het proces rondom alle coronamaatregelen? Wat zijn zaken waarom de Rekenkamer
hiertoe zou moeten besluiten? Welke mitigerende maatregelen heeft het kabinet daarvoor
genomen dan wel gaat het kabinet nog nemen om ervoor te zorgen dat er over 2020 een
goedkeurende verklaring afgegeven kan worden?
Antwoord op vragen 48 en 103
De Algemene Rekenkamer geeft op Verantwoordingsdag, de derde woensdag in mei, een
oordeel over de rijksrekening en saldibalans van het Rijk. Dit oordeel is gebaseerd
op het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer dat begin 2021 van start
gaat.
Volgens de Comptabiliteitswet kan de Algemene Rekenkamer de rijksrekening alleen goedkeuren.
De Algemene Rekenkamer kan in uitzonderlijke situaties de goedkeuring tijdelijk aanhouden
of een aantekening maken. Hierdoor kunnen belangrijke kwesties nadrukkelijk bij beide
Kamers van de Staten-Generaal onder de aandacht gebracht worden. Daarnaast kan de
Algemene Rekenkamer bezwaar maken tegen de rechtmatigheid, het financieel beheer en/of
materieel beheer. De betreffende Minister stelt de Algemene Rekenkamer op de hoogte
van de maatregelen die hij/zij treft om het bezwaar te kunnen opheffen. Als de Algemene
Rekenkamer het bezwaar handhaaft en het bezwaar betrekking heeft op de rechtmatigheid,
dan zendt de regering binnen twee maanden een voorstel tot vaststelling van een Indemniteitswet
naar de Staten-Generaal. De regering doet dit op voorstel van de betrokken Minister.
Met een Indemniteitswet kunnen onrechtmatigheden alsnog door behandeling in de Staten-Generaal
worden weggenomen.
Het oordeel is aan de Algemene Rekenkamer. Ik kan hier niet op vooruitlopen. Ik kan
wel aangeven dat mijn collega’s en ik er alles aan doen om verplichtingen rechtmatig
aan te gaan en uitgaven rechtmatig te verrichten. Indien achteraf toch een onrechtmatigheid
wordt geconstateerd, wordt onderzocht of dit opgelost kan worden.
De onrechtmatigheden die de gestelde grenzen overschrijden, worden gerapporteerd in
de bedrijfsvoeringsparagraaf van de jaarverslagen van de betreffende departementen.
In het jaarverslag van 2020 zal speciaal aandacht worden besteed aan de coronasteunmaatregelen
door overschrijdingen naar aanleiding van de steunmaatregelen afzonderlijk op te nemen.
Zo borgen we een transparante en complete verantwoording.
Vraag 49
In hoeverre zijn de hogere uitgaven aan I&W een gevolg van de overprogrammering en
in
hoeverre van overschrijding, bij bijvoorbeeld de zeesluis IJmuiden, Afsluitdijk, zuidelijke
ringweg Groningen?
Antwoord op vraag 49
De reden voor de overschrijding op de fondsen is dat de overprogrammering van 534
miljoen euro op het Infra- en Deltafonds niet volledig wordt gecompenseerd door vertragingen.
Tevens hebben enkele versnellingen in de programmering plaatsgevonden. Zoals toegelicht
in de Najaarsnota komt de overschrijding een versnelling op het Strategische Plan
Verkeersveiligheid (50 miljoen euro). Daarnaast hebben door onvoorziene omstandigheden
overschrijdingen plaatsgevonden, o.a. bij het project Afsluitdijk en op het beheer
en onderhoud van het Hoofdwegennet. Per saldo is hierdoor in 2020 sprake van een overschrijding
van 394 miljoen euro. Voor de onderbouwing verwijs ik u naar de tweede suppletoire
begroting van het Infrastructuurfonds en Deltafonds.
Vraag 50
Waarom wordt 500 miljoen euro voor de beschikbaarheidsvergoeding OV naar 2021 doorgeschoven?
Was dit in 2020 niet nodig en waarom dan niet, en waarom is dit dan wel geraamd voor
2020? En valt dit onder de eindejaarsmarge?
Antwoord op vraag 50
In 2020 heeft het kabinet besloten tot een beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar
vervoer onder concessie. De geraamde hoogte is 1,488 miljard euro. Dit bedrag is gebaseerd
op prognoses van vervoerders zelf. Een deel van de vergoeding is dit jaar als voorschot
uitgekeerd. Het overige deel wordt uitgekeerd op basis van realisaties van vervoerders.
Het deel dat op basis van realisaties wordt uitgekeerd schuift door naar 2021. Dit
bedrag valt buiten de eindejaarsmarge en wordt met een plafondcorrectie afgeboekt.
De middelen zullen in 2021, opnieuw via een plafondcorrectie, worden toegevoegd aan
de begroting van IenW.
Vraag 51
Hoe komt het dat de uitgaven aan de zorgbonus met 800 miljoen naar boven zijn bijgesteld?
Waar is dit op gebaseerd? Hoe komt het dat het kabinet hier geen rekening mee heeft
gehouden? Gaat dit enkel over de zorgbonus van 1.000 euro of is hier tevens de zorgbonus
van 500 euro van volgend jaar bij opgeteld? Zo niet, wat zijn de verwachte uitgaven
aan de zorgbonus van 500 euro?
Vraag 52
Wanneer wordt de zorgbonus van 1.000 euro aan al het zorgpersoneel uitgekeerd? Wanneer
wordt de zorgbonus van 500 euro aan al het zorgpersoneel uitgekeerd?
Vraag 125
Is er bij de zorgbonusoverschrijding van 800 miljoen euro in 2020, ten opzichte van
de oorspronkelijke raming van 1,4 miljard euro, enige aanleiding om te vermoeden dat
er misbruik is gemaakt van deze regeling?
Vraag 126
Worden de extra kosten voor de zorgbonus uit de onderschrijding van de zorgkosten
voldaan?
Antwoord op vragen 51, 52, 125 en 126
Naar aanleiding van de motie van het lid Van Kooten-Arissen (Kamerstuk 25 295, nr. 171) heeft het kabinet een bonusregeling uitgewerkt. De uitgaven voor de bonus van 1.000
euro netto in 2020 werden geraamd op 1.440 miljoen euro. Deze uitgaven waren gebaseerd
op een bonus voor ca. 800.000 zorgprofessionals op basis van een bruto bedrag met
de eindheffing loonbelasting.
Conform de motie Van Kooten-Arissen ziet de bonus op twee doelgroepen: 1) zorgprofessionals
die zich hebben ingezet voor patiënten en cliënten met COVID-19 (bijvoorbeeld door
te verzorgen, verplegen, behandelen, begeleiden of triage te verlenen), en 2) zorgprofessionals
die hebben bijgedragen aan de strijd tegen COVID-19 (bijvoorbeeld door extra uren
te werken, collega’s te vervangen of preventieve taken uit te voeren om het risico
op verspreiding te verkleinen). Zorgaanbieders is gevraagd om voor de medewerkers
die onder deze doelgroepen vallen een bonus aan te vragen.
Het aanvraagloket voor de bonusregeling was geopend van 1 oktober tot medio november
en de aanvragen worden momenteel geanalyseerd en verwerkt. Tot op heden is voor een
bedrag van 1,7 miljard euro aan subsidies verstrekt en dat bedrag zal de komende weken
verder oplopen. Op basis van de thans beoordeelde aanvragen kan worden geconcludeerd
dat de bonus breed is aangevraagd. Voor bijna iedere zorgprofessional in de sector
zorg en welzijn is een bonus aangevraagd. Op basis van geanalyseerde aanvragen blijkt
dat zorgaanbieders gemiddeld genomen voor ongeveer 85–90 procent van hun personeelsbestand
een bonus hebben aangevraagd plus voor een groot aantal derden. De verwachting is
dat de bonus nog in 2020 wordt uitgekeerd.
Daarom zijn de uitgaven voor de bonus in 2020 in de Najaarsnota naar boven bijgesteld
met 800 miljoen euro.
Het kabinet heeft reeds besloten ook voor 2021 een zorgbonus uit te keren. Hiervoor
is 720 miljoen euro geraamd. De Minister voor Medische Zorg gaat in gesprek met de
sector om te bezien hoe kan worden gekomen tot een bonusregeling die recht doet aan
de waardering voor de zorgprofessionals in de strijd tegen COVID-19 en die binnen
het budget van 720 miljoen euro in 2021 blijft. De komende periode wordt de uitvoering
van de bonusregeling 2021 verder uitgewerkt.
Vraag 53
Kunt u uiteenzetten wat precies wordt bedoeld met de opmerking «de hoogte en monitoring
van de overprogrammering op de fondsen (Infrastructuurfonds en Deltafonds) zal daarom
opnieuw worden bezien in het licht van deze overschrijding»?
Vraag 54
Is de regering voornemens om nu al te stoppen met of te besparen op de «overprogrammering
op de fondsen (Infrastructuurfonds en Deltafonds)»?
Vraag 134
Wat is de reden dat er nu naar de overprogrammering gekeken gaat worden, want het
kabinet zet toch juist in op het naar voren halen van investeringen infrastructuur
met het oog op de crisis?
Antwoord op vragen 53, 54, 134
Mede op verzoek van de Kamer is meer gebruik gemaakt van het instrument overprogrammering.
Dit is een middel om onderbesteding van aanlegbudgetten uit de fondsen te voorkomen.
De aanleiding om in het voorjaar de monitoring te bezien is om te bepalen of de geplande
overprogrammering voor 2021 (meer dan 700 miljoen euro bovenop de versnelling) past
bij de beheersing van de aanlegbudgetten in 2021. Ook wordt bezien hoe de monitoring
zodanig kan worden ingericht dat er een actueel beeld is van de prognoses en uitputting
op aanlegprojecten en onderhoud. Op deze manier kan indien nodig en gewenst worden
bijgestuurd om de budgetten beheerst en volgens het voorgenomen ritme te besteden.
We blijven uiteraard oog houden voor de positie van de markt in deze moeilijke tijden.
Vraag 55
Kunt u een overzicht geven van de herkomstlanden van de zonnepanelen zoals genoemd
op pagina 9?
Antwoord op vraag 55
De zonnepanelen zijn verzonden uit de Verenigde Arabische Emiraten, Canada, de Dominicaanse
Republiek, Hongkong, Indonesië, India, Japan, Zuid-Korea, Mexico, Filipijnen, Singapore,
Thailand, Turkije, de Verenigde Staten, Vietnam en Zuid-Afrika. Het gaat specifiek
om zonnecellen van oorsprong uit Maleisië of Taiwan die tot zonnepanelen zijn geassembleerd
in andere derde landen als Mexico, India en Vietnam.
Vraag 56
Klopt het dat dumping van zonnepanelen op de Europese markt schade toebrengt aan de
eigen productie van zonnepanelen in Nederland en in Europa? Weegt Nederland dit mee
in haar geschil met de Europese Commissie en zo ja, hoe?
Antwoord op vraag 56
Van dumping in juridische zin is sprake als aan diverse voorwaarden wordt voldaan.
Zo wordt geacht dat dumping plaatsvindt ten aanzien van een product indien de prijs
van dit product bij uitvoer naar de EU lager is dan een vergelijkbare prijs die in
het kader van normale handelstransacties voor het soortgelijke product voor het land
van uitvoer is vastgesteld. Er kan dan sprake zijn van «oneerlijke concurrentie» die
schade toebrengt aan de economie of industrie van de EU. Het Europese antidumpingbeleid
is gericht op het voorkomen of beperken van economische schade, maar die schade speelt
in dit geval geen rol in het geschil met de Commissie.
Antidumpingrechten kunnen alleen worden geheven als op de goederen die in de EU worden
ingevoerd specifieke antidumpingverordeningen van toepassing zijn. Dit is in het onderhavige
geval niet aan de orde. Weliswaar is in het onderhavige geval een antidumpingverordening
ingesteld tegen zonnepanelen verzonden uit Maleisië en Taiwan, maar volgens Nederland
zijn de antidumpingrechten niet van toepassing op de betreffende zonnepanelen. Volgens
een algemene regel uit het EU-douanerecht moet bij assemblage van een goed in een
tussenliggend land, dit tussenliggende land worden aangemerkt als land van verzending.
De zonnepanelen zijn daarom, juridisch gezien, verzonden uit het land waar de assemblage
heeft plaatsgevonden, zoals Mexico, India en Vietnam. Dit is het standpunt van Nederland
in het geschil met de Commissie.
Op zonnepanelen en -cellen verzonden uit Maleisië en Taiwan heeft Nederland conform
de verordeningen de antidumpingrechten (en compenserende rechten) geheven. De Nederlandse
Douane heeft ook actief signalen aan de Europese Commissie aangeleverd over mogelijke
ontwijking van de ingestelde rechten.
Vraag 57
Hoeveel zijn we met de extra EU-afdrachten nog van het betalingenplafond van de Europese
begroting verwijderd?
Antwoord op vraag 57
Met inbegrip van de effecten van de 1e tot en met 9e aanvullende Europese begrotingen voor 2020 is de ruimte onder het betalingenplafond
voor 2020 op dit moment nog ca. 11,3 miljard euro.
Overigens leidt een incidentele hogere afdracht door een lidstaat niet tot minder
ruimte onder het betalingenplafond. Immers, het betalingenplafond is het maximum wat
de Europese Unie mag uitgeven. Dat is vastgelegd in de uitgavenkant van de Europese
begroting en wordt niet beïnvloed door een incidentele extra betaling door een lidstaat.
Vraag 58
Waar wordt de meeropbrengst bij boeten en transacties door veroorzaakt?
Vraag 63
Van welke type boetes en transacties wordt een meeropbrengst verwacht?
Antwoord op vragen 58 en 63
Ten opzichte van de verwachte tegenvaller van 147 miljoen euro, wegens minder wegverkeer
door corona en de tegenvaller van 2,5 miljoen euro als gevolg van de maatregel verlopen
rijbewijzen en APK’s die zijn verwerkt bij Miljoenennota, wordt nu bij de Najaarsnota
op basis van de laatste raming een meevaller van 40 miljoen in 2020 verwacht bij de
ontvangsten van boeten en transacties. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat
het aantal verkeersbewegingen zich sneller herstelde dan eerder werd verwacht.
Vraag 59
Hoe heeft de vorderingsrente van 300 miljoen euro, bijna de helft van de af te dragen
invoerrechten op de Chinese zonnepanelen, tot zo’n hoogte kunnen oplopen? (In hoeverre)
had het kabinet dit kunnen voorkomen?
Antwoord op vraag 59
De potentieel verschuldigde vertragingsrente betreft rente voor de periode vanaf het
moment dat de Europese Unie over het geld had kunnen beschikken. Dit is wanneer Nederland
de traditionele eigen middelen direct bij invoer had opgelegd, geïnd en had afgedragen
aan de EU. Toen Nederland de bevinding van de Europese Commissie (hierna: Commissie)
ontving, had de eerste invoer van de betreffende zonnepanelen al jaren eerder plaatsgevonden.
De eerste invoer dateert uit 2015. De bevinding dateert uit 2019. De potentiële renterekening
was op het moment van ontvangst van de bevinding al fors. De vertragingsrente heeft
een verhoogd en progressief tarief en loopt door totdat de hoofdsom wordt betaald.
De rente bestaat uit de ECB rente voor basisherfinancieringstransacties, plus een
vaste verhoging (voor een deel van de periode 2 procentpunt en voor een deel 2,5 procentpunt)
en een variabele verhoging per maand vertraging (van 0,25 procentpunt per maand).
Het (verhoogde) rentetarief geldt voor de hele periode van de vertraging. Sinds 1 oktober
2016 geldt een maximum van 16 procent per jaar voor nieuw bekend geworden gevallen.
Overigens heeft de nabetaling onder voorbehoud en de potentieel verschuldigde rente
geen betrekking op Chinese zonnepanelen, maar op de invoer van zonnepanelen met cellen
van oorsprong uit Maleisië of Taiwan die vervolgens tot zonnepanelen zijn geassembleerd
in landen als Mexico, India en Vietnam.
EU-lidstaten konden tot voor kort geschillen met de Commissie over de afdracht van
traditionele eigen middelen niet zelf juridisch aanvechten. De Commissie had na het
betalen van een EU-lidstaat dan ook geen directe reden het geschil alsnog voor de
EU-rechter te brengen. Nederland zat daarmee in een klem tussen twee onaantrekkelijke
opties: de hoofdsom plus op dat moment verschuldigde rente afdragen met het risico
dat het nooit tot een uitspraak over het geschil zou komen waarmee de betreffende
betaling nooit aan Nederland terugbetaald zou worden; of niet afdragen en de rente
verder laten oplopen.
Omdat het kabinet van mening is een goed pleitbaar standpunt te hebben, is toentertijd
besloten ter behoud van rechten niet over te gaan tot betaling aan de Commissie, maar
oplossingen voor het verschil van inzicht te verkennen door in gesprek te gaan met
de Commissie en tegelijk de uitkomst van de zaak C-575/18 P (Tsjechië/Commissie) af
te wachten. Genoemde zaak betrof een procedure die Tsjechië had aangespannen tegen
de Commissie. De zaak draaide om het ontbreken van rechtsbescherming voor EU-lidstaten,
in het geval een EU-lidstaat het niet eens is met de Commissie over de betaling van
traditionele eigen middelen.
Doordat het Hof van Justitie van de Europese Unie Tsjechië in bovengenoemde zaak gelijk
heeft gegeven, is relevante Europese jurisprudentie ontstaan. Nu kan Nederland wel
onder voorbehoud betalen, omdat er nu kans is dat dit zal worden terugbetaald. Commissie
is immers verplicht een constructieve dialoog met Nederland aan te gaan. Bovendien
heeft Nederland een rechtsingang om het geschil aan de EU-rechter voor te leggen.
Doordat Nederland onder voorbehoud betaald, loopt de potentieel verschuldigde vertragingsrente
niet langer op.
Verder neemt Nederland, gezamenlijk met andere EU-lidstaten, stappen om tot verandering
van de betreffende EU-regelgeving te komen, met name waar het de sterke oploop van
de vertragingsrente betreft. Doel is tot een verbetering te komen van de positie van
de EU-lidstaten in situaties waarin de Commissie een nabetaling traditionele eigen
middelen vraagt.
Vraag 60
Waarom is de vorderingsrente van 300 miljoen euro nog niet budgettair verwerkt?
Antwoord op vraag 60
De vragensteller bedoelt waarschijnlijk de vertragingsrente. De vertragingsrente is
nog niet budgettair verwerkt omdat Nederland deze rente op dit moment niet verschuldigd
is aan de Europese Commissie.
Op basis van een recente uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt
de Europese Commissie bij een betaling van de traditionele eigen middelen (i.e. de
hoofdsom) onder voorbehoud gehouden tot het aangaan van een zogenoemde «constructieve
dialoog» over het geschil. Mocht deze dialoog niet leiden tot een voor beide partijen
bevredigende oplossing, dan kunnen zowel Nederland als de Europese Commissie een procedure
voor het Hof van Justitie starten. Nederland is de vertragingsrente pas verschuldigd
indien aan het einde van dit proces blijkt dat Nederland de hoofdsom definitief is
verschuldigd.
Vraag 61
Wanneer wordt bekend of Nederland de invoerrechten op de zonnepanelen ook daadwerkelijk
moet afdragen?
Antwoord op vraag 61
Een concreet antwoord op deze vraag kan op dit moment niet worden gegeven. Het antwoord
is namelijk afhankelijk van de constructieve dialoog die Nederland met de Europese
Commissie gaat voeren en van de uitkomst van de eventuele procedure bij het Hof van
Justitie van de Europese Unie die daarna kan volgen. Het standpunt van Nederland op
de bevinding van de Europese Commissie is dat de traditionele eigen middelen niet
zijn verschuldigd.
De constructieve dialoog is een nieuw concept in de relatie tussen de Europese Commissie
en de EU-lidstaten inzake geschillen over betalingen van traditionele eigen middelen.
Hoe een dergelijke dialoog en het tijdpad er precies uit zullen zien, is nog niet
bekend. De Kamer wordt op de hoogte gehouden van het proces. Zie ook het antwoord
op vraag 64.
Vraag 62
Waarom worden de afdrachten met 415 miljoen euro opwaarts bijgesteld, terwijl er nog
300 miljard euro uit het oude meerjarig financieel kader (MFK) op de plank ligt?
Antwoord op vraag 62
De ca. 300 miljard euro RAL (Reste á Liquider) betreft vastleggingen (verplichtingen)
waarvan de betaling (kasuitgave) niet voorzien is voor 2020, maar voor latere jaren.
Voor RAL-vastleggingen wordt pas geld afgedragen in het jaar waarvoor de Commissie
voorziet dat het de vastlegging zal moeten betalen. Het feit dat de RAL ca. 300 miljard
euro bedraagt, betekent dus niet dat de Commissie 300 miljard euro «op de plank» heeft
liggen om betalingen te doen, maar betekent dat de komende jaren er nog ca. 300 miljard
euro bij de lidstaten opgehaald gaat worden om betalingen te doen voor verplichtingen
die nu reeds zijn aangegaan. Voor het Nederlandse deel van die ca. 300 miljard euro
is al volledig rekening gehouden in de Nederlandse begroting voor de komende jaren.
Omdat de Commissie dus geen geld achter de hand heeft, leidt een toename van de betalingen,
zoals nu vanwege COVID-19, tot een verhoging van de afdrachten gedurende het jaar.
Vraag 64
Waar komt het verschil in inzicht tussen Nederland en de Europese Commissie vandaan
betreffende de zonnepanelen? Waarom maakt Nederland nu al het nettobedrag van 659
miljoen euro over? Kan een financiële onderbouwing worden gegeven dat het geld nu
overmaken financieel gunstiger is dan het nu niet te doen? Wanneer verwacht het kabinet
meer duidelijkheid te hebben over de dialoog met de Europese Commissie en de eventuele
noodzakelijke procedure bij het Hof van Justitie? Kan de regering de Kamer hiervan
op de hoogte houden? Welke stappen is de regering voornemens te zetten om gelijksoortige
situaties in de toekomst te voorkomen? Waarop is gebaseerd dat Nederland sterk zou
staan in deze casus? Welke andere landen in de EU hebben te maken met deze problematiek
en hoe gaan zij hiermee om? Klopt het dat Nederland nog geen juridische procedure
is gestart, en waarom is die nog niet gestart? Wat zijn de gevolgen van het arrest
van het Europees Hof van Justitie van 9 juli jl.? In hoeverre is deze casus vergelijkbaar
met de Nederlandse?
Antwoord op vraag 64
De achtergrond van het verschil van inzicht tussen Nederland en de Commissie is als
volgt. De Commissie is van mening dat de Nederlandse Douane stelselmatig de EU-wetgeving
voor de antidumpingrechten en compenserende rechten niet correct zou hebben toegepast
bij de invoer van bepaalde zonnepanelen. Op zonnepanelen verzonden uit Maleisië of
Taiwan waren antidumpingrechten en compenserende rechten, traditionele eigen middelen,
verschuldigd. De Commissie is van mening dat deze rechten ook verschuldigd zijn op
de invoer van zonnecellen van oorsprong uit Maleisië of Taiwan die vervolgens tot
zonnepanelen zijn geassembleerd in andere derde landen als Mexico, India en Vietnam.
Volgens Nederland zijn de traditionele eigen middelen niet verschuldigd over de zonnepanelen
omdat deze juridisch gezien zijn verzonden uit het land waar de assemblage heeft plaatsgevonden,
zoals Mexico, India en Vietnam. De Commissie ziet dit anders.
Gevraagd wordt waarop is gebaseerd dat Nederland sterk zou staan in deze casus. Het
kabinet is van mening dat Nederland een juridisch pleitbaar standpunt heeft. Omdat
het essentiële begrip «verzonden uit» niet is gedefinieerd in de betreffende wetgeving,
is een algemene regel uit het EU-douanerecht van toepassing. Deze algemene regel schrijft
voor dat bij assemblage van een goed in een tussenliggend land, dit tussenliggende
land moet worden aangemerkt als land van verzending. Nederland heeft de Commissie
meermaals gevraagd hoe de betreffende EU-wetgeving precies moest worden uitgelegd,
juist omdat het begrip «verzonden uit» niet is gedefinieerd. Dit heeft aldus tot gevolg
dat een algemene regel uit het EU-douanerecht geldt. De Commissie heeft deze zienswijze
in het verleden ook bevestigd. Verder strookt de zienswijze van Nederland met Europese
jurisprudentie.
Antwoord op de vraag waarom de hoofdsom onder voorbehoud wordt afgedragen, is als
volgt. De voornaamste reden om het bedrag aan traditionele eigen middelen onder voorbehoud
af te dragen, is het voorkomen van het verder oplopen van de vertragingsrente. Het
kan vele jaren duren totdat er een rechtszaak komt, waardoor de potentiële renterekening
hoog op zou lopen.
Gevraagd wordt of (en waarom) Nederland nog geen juridische procedure is gestart.
Nederland is (nog) geen juridische procedure gestart omdat dit nog niet mogelijk is.
Vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie is dat een bevinding
van de Commissie geen rechtshandeling is waartegen een juridische procedure mogelijk
is. Door betaling onder voorbehoud is de Commissie gehouden tot het aangaan van een
constructieve dialoog met Nederland. Mocht deze dialoog niet leiden tot een bevredigende
oplossing, dan kan Nederland op eigen initiatief een procedure starten bij de EU-rechter
wegens ongerechtvaardigde verrijking.
Dan de gevolgen van het arrest van 9 juli 2020 van het Hof van Justitie van de Europese
Unie in de zaak C-575/18 P (Tsjechië/Commissie). Dit betrof een procedure die Tsjechië
had aangespannen tegen de Commissie. Deze zaak draaide om het ontbreken van rechtsbescherming
voor EU-lidstaten, in het geval een EU-lidstaat het niet eens is met de Commissie
over de betaling van traditionele eigen middelen. Het ontbreken van rechtsbescherming
was dus eerder voor Nederland reden om de door de Commissie geclaimde hoofdsom niet
onder voorbehoud af te dragen. Dit is dan ook de overeenkomst met de zaak, waar ook
naar wordt gevraagd.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft geoordeeld dat een EU-lidstaat in
een dergelijk geval onder voorbehoud ten aanzien van de gegrondheid van het standpunt
van de Commissie kan betalen. Dit verplicht de Commissie om overeenkomstig het beginsel
van loyale samenwerking een constructieve dialoog aan te gaan met de EU-lidstaat.
Door de betaling onder voorbehoud wordt de vertragingsrente gestuit. Mocht deze dialoog
niet leiden tot een bevredigende oplossing, dan kan Nederland op eigen initiatief
een juridische procedure starten bij de EU-rechter (het Gerecht) wegens ongerechtvaardigde
verrijking.
Door de betaling onder voorbehoud kan een EU-lidstaat dus zelf het initiatief nemen
om het geschil voor de EU-rechter te brengen en is de EU-lidstaat niet meer afhankelijk
van het initiatief van de Commissie om een inbreukprocedure te starten. De Commissie
kan overigens wel een inbreukprocedure starten bij het Hof van Justitie van de Europese
Unie (hoewel zij daar weinig aanleiding toe heeft, wanneer de hoofdsom is betaald).
Ook dan zal het geschil dus voor de EU-rechter komen.
Gevraagd wordt wanneer meer duidelijkheid komt over de vervolgstappen. De constructieve
dialoog is een nieuw concept in de relatie tussen de Commissie en de EU-lidstaten
inzake geschillen over betalingen van traditionele eigen middelen. Hoe een dergelijke
dialoog en het tijdpad er precies uit zullen zien, is daarom nog niet bekend. Wat
de verdere juridische vervolgstappen zijn, is hiervoor uitgelegd. De Kamer wordt op
de hoogte gehouden van het proces.
Gevraagd wordt naar de beoogde stappen om gelijksoortige situaties in de toekomst
te voorkomen. Bij de beantwoording van deze vraag moet onderscheid gemaakt worden
tussen de situaties (i) achteraf verschuldigdheid van de traditionele eigen middelen;
en (ii) de vertragingsrente.
(i) De Commissie (meer specifiek DG Budget) controleert of Nederland de wetgeving
juist heeft toegepast en de correcte bedragen aan traditionele eigen middelen heeft
afgedragen. Nederland probeert bij twijfel over de juistheid van de eigen interpretatie
van de wetgeving vooraf duidelijkheid te verkrijgen bij de Commissie, onder meer door
het stellen van gerichte vragen. Dit is ook gedaan bij het dossier zonnepanelen. Juist
omdat Nederland dit gedaan heeft, was de bevinding van de Commissie inzake zonnepanelen
onverwacht.
(ii) De regels rondom wat lidstaten moeten afdragen aan de EU en de berekening van
de zogenoemde vertragingsrente zijn vastgelegd in de Making Available Regulation (MAR).
Nederland zet zich samen met een brede coalitie van andere EU-lidstaten in om de Commissie
ervan te overtuigen dat aanpassing van de MAR nodig is, met name waar het de sterke
oploop van de vertragingsrente betreft. Doel is tot een verbetering te komen van de
positie van de EU-lidstaten in situaties waarin de Commissie een nabetaling traditionele
eigen middelen vraagt. In de conclusies van de Europese Raad van juli jl. is hierover
ook een passage opgenomen. De Commissie heeft laten weten dat ze verwachten de komende
maand een eerste reactie te kunnen geven op de Europese Raadsconclusies. Alleen de
Commissie kan een voorstel indienen tot wijziging van de MAR. Pas op dat moment kunnen
wijzigingsvoorstellen worden ingebracht door EU-lidstaten.
Tot slot de vraag over deze problematiek bij ander EU-lidstaten. De Commissie heeft
bij verschillende EU-lidstaten een inspectie uitgevoerd ten aanzien van de controlestrategie
op zonnepanelen. Het is niet aan Nederland om het resultaat van inspecties bij andere
EU-lidstaten openbaar te maken. Nederland staat wel in contact met een andere EU-lidstaat
om te kijken of het zinvol en mogelijk is samen te werken. Dit geldt zoals gezegd
ook voor het zoeken naar een meer structurele oplossing voor geschillen met de Commissie
over een afdrachtverplichting van traditionele eigen middelen, waarover met meerdere
EU-lidstaten contact is.
Vraag 65
Kunt u de extra uitgaven van 415 miljoen euro aan de EU uitsplitsen?
Antwoord op vraag 65
De afdrachten aan de EU worden verantwoord op de begroting van Buitenlandse Zaken.
U kunt een volledige toelichting terugvinden bij Art. 3.1 en Art. 3.10 in de memorie
van toelichting op de 2e suppletoire begroting van 2020. Onderstaande tabel geeft een uitsplitsing van de
mutaties op de BNI-afdracht (392 mln) en de BTW-afdracht (23 mln), samen 415 mln euro.
Mutaties BNI- en BTW-afdracht 2e suppletoire begroting Buitenlandse Zaken 2020
Mutatie
Bedrag (in miljoenen euro’s)
Totale mutatie per afdrachtsoort
BNI-afdracht
3921
Draft Amending Budget 8 (CRI++ en ESI-fondsen voor COVID)
369
Draft Amending Budget 9 Solidariteitsfonds
24
BTW-afdracht
23
Technische herberekening Britse korting2
23
X Noot
1
Door afrondingsverschillen kan het totaal afwijken van de som der delen.
X Noot
2
De Nederlandse bijdrage aan de Britse korting wordt in de Nederlandse begroting verwerkt
in de BTW-afdracht
Vraag 66
Klopt het dat lidstaten die treuzelen met het afdragen van belastingen aan de EU een
flinke rente moeten betalen en dat deze voor Nederland inmiddels is opgelopen tot
300 miljoen euro? Waar is deze rente precies op gebaseerd? Hoe hoog is de rente die
andere lidstaten hierdoor hebben moeten betalen?
Antwoord op vraag 66
Volgens Europese regels betaalt een EU-lidstaat rente over een ten onrechte niet afgedragen
bedrag aan traditionele eigen middelen zolang die middelen niet zijn afgedragen. Het
bedrag aan (potentiële) vertragingsrente in de onderhavige zaak is naar schatting
300 miljoen euro (peildatum 1 december 2020), bij een maximaal risico van 659 miljoen
euro.
De vertragingsrente is geregeld in de Making Available Regulation (MAR) en heeft een
verhoogd en progressief tarief. De rente bestaat uit de ECB rente voor basisherfinancieringstransacties,
plus een vaste verhoging (voor een deel van de periode 2 procentpunt en voor een deel
2,5 procentpunt) en een variabele verhoging per maand vertraging (van 0,25 procentpunt
per maand). Het (verhoogde) rentetarief geldt voor de hele periode van de vertraging.
Tot een paar jaar geleden was het tarief niet gemaximeerd. Inmiddels geldt sinds 1 oktober
2016 een maximum van 16 procent per jaar voor nieuw bekend geworden gevallen. De bevinding
met betrekking tot de zonnepanelen is bekend geworden na die datum en dus geldt voor
het volledige bedrag aan potentieel verschuldigde bedrag een maximum van 16 procent
aan vertragingsrente. De eerste aangiften waarover nu een geschil met de Commissie
is, gaan terug tot juni 2015. Het rentetarief over deze (oudste) bedragen is al opgelopen
tot het maximum van 16 procent.
Verschillende EU-lidstaten hebben een inspectie gehad over de controlestrategie op
zonnepanelen. Nederland beschikt niet over informatie over de betaalde vertragingsrente
door andere EU-lidstaten. Verder is het ook niet aan Nederland om het resultaat van
inspecties bij andere EU-lidstaten openbaar te maken.
Vraag 67
Zal Nederland eerst een «constructieve dialoog» met de Commissie voeren of is Nederland
sowieso voornemens om binnenkort het bedrag van 659 miljoen euro over te maken aan
de Europese Commissie? Waar is dit precies op gebaseerd en heeft de Europese Commissie
daar recht op? Gaan alle invoerrechten naar de EU? Wie heeft hiervan geprofiteerd?
Antwoord op vraag 67
Nederland is voornemens nog voor het eind van dit jaar over te gaan tot betaling onder
voorbehoud van het maximale bedrag aan traditionele eigen middelen dat verschuldigd
zou zijn indien Nederland in het ongelijk zou worden gesteld. De Europese Commissie
(hierna: Commissie) is pas verplicht een constructieve dialoog met Nederland aan te
gaan na betaling onder voorbehoud. Nederland probeert de Commissie daarbij alsnog
van zijn gelijk te overtuigen. Mocht deze dialoog niet leiden tot een bevredigende
oplossing, dan kan Nederland op eigen initiatief een procedure starten bij de EU-rechter
wegens ongerechtvaardigde verrijking. Door onder voorbehoud te betalen, wordt bovendien
de vertragingsrente gestuit en kan de potentiële renterekening niet verder oplopen.
Het huidige inzicht van het maximale risico is 659 miljoen euro. Het daadwerkelijke
betwiste bedrag kan lager uitvallen door eventuele vrijstellingen in de totale aangiftestroom.
Voor die aangiftes zou dan ook in de lezing van de Commissie geen traditionele eigen
middelen verschuldigd zijn. De Douane doet hier nu onderzoek naar. Het betreft ongeveer
10.000 aangiftes waarvoor onder meer additionele documentatie bij klanten moet worden
opgevraagd en vervolgens geanalyseerd. De afdracht onder voorbehoud zal zoals aangegeven
eind 2020 plaatsvinden waarbij de laatste inzichten van het onderzoek worden meegenomen.
Het onderzoek naar de vrijstellingen loopt door tot in 2021. Eventueel te veel (onder
voorbehoud) afgedragen bedragen kunnen ook worden teruggevorderd wegens ongerechtvaardigde
verrijking van de EU.
De Commissie vindt dat Nederland traditionele eigen middelen moet betalen over zonnepanelen
die in de periode 2015–2018 in Nederland in het vrije verkeer zijn gebracht. Nederland
is het daar niet mee eens. Het betreft zonnecellen van oorsprong uit Maleisië of Taiwan
die vervolgens tot zonnepanelen zijn geassembleerd in andere derde landen als Mexico,
India en Vietnam. De traditionele eigen middelen betreffen in deze casus antidumpingrechten
en compenserende rechten.
Douanediensten in EU-lidstaten heffen invoerrechten over bepaalde goederen die worden
ingevoerd in de EU-douane-unie. Die invoerrechten zijn traditionele eigen middelen
van de EU. De EU-lidstaten dragen deze traditionele eigen middelen dan ook op grond
van EU-wetgeving grotendeels, momenteel 80 procent, af aan Brussel. Op dit moment
wordt 20 procent van de geïnde bedragen door EU-lidstaten ingehouden als inningskosten.
Nederland is van mening dat de traditionele eigen middelen terecht niet zijn geheven,
geïnd en afgedragen en dat zij de wetgeving op de correcte manier heeft toegepast.
Vraag 68
Wordt verwacht dat de niet-ingezette middelen bij het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat voor verduurzaming van de industrie en Urgenda in 2021 wel volledig worden
uitgegeven en de middelen die voor 2021 zijn ingeboekt ook in 2021 zullen worden besteed?
Komt de onderbesteding door de gevolgen van corona, of lukt het in het algemeen niet
goed de middelen weg te zetten? Zitten er investeringselementen in de Urgendamiddelen
die juist in deze crisistijd hadden kunnen worden gebruikt?
Antwoord op vraag 68
De onderuitputting bij EZK voor verduurzaming van de Industrie en Urgenda zal voor
een deel wel/alsnog in 2021 tot besteding komen. In het kader van Urgenda wordt er
17 miljoen euro doorgeschoven voor 2 specifieke projecten in de Industrie die alsnog
in 2021 gerealiseerd zullen worden. Deze projecten zijn o.a. vertraagd vanwege een
langere doorlooptijd van de vereiste Europese staatssteuntoets. Een deel van de Urgendamiddelen
(8 miljoen euro in 2020) valt vrij ten gunste van het generale beeld, omdat te subsidiëren
projecten reeds op andere wijze gefinancierd zijn (bijv. met EU-subsidie). De onderuitputting
die ontstaat op de regeling Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI, ca. 10
miljoen euro) heeft te maken met de gevolgen van corona en de korte periode waarin
investeringen gerealiseerd moeten worden. Hiertoe is de regeling en uitvoeringstermijn
inmiddels verlengd en uitgebreid met bestaande middelen uit de klimaatenveloppe voor
de Industrie. De onderuitputting in kas op de klimaatmiddelen voor pilot en demo’s
in de Industrie (DEI+, ca. 20 miljoen euro) heeft te maken met spreiding van de (uit)financiering
van de regeling over meerdere jaren. Naar verwachting zullen de nu in 2021 beschikbare
middelen op de begroting van EZK ook goeddeels in 2021 worden besteed.
Vraag 69
Wat is een negatieve eindejaarsmarge? Is deze al een keer eerder gebruikt en zo ja,
waarvoor?
Antwoord op vraag 69
Een negatieve eindejaarsmarge is het directe gevolg van een overschrijding van de
gehele begroting in het vorige jaar. Deze overschrijding wordt volgens de begrotingsregels
in het daaropvolgende jaar gecompenseerd met een negatieve eindejaarsmarge. Negatieve
eindejaarsmarges worden betrokken bij de voorjaarsbesluitvorming en dienen specifiek
door het verantwoordelijke ministerie te worden gecompenseerd. De negatieve eindejaarsmarge
is conform de begrotingsregels afgelopen jaren gebruikt bij de departementen die een
overschrijding op de gehele begroting hadden.
Vraag 70
Hoe kan het dat in 2020 slechts 18 miljoen euro, zelfs inclusief de tegemoetkoming
van 750 euro aan gedupeerde ouders, is uitgekeerd aan compensatie- en herstelbetalingen
van toeslagen, terwijl er 132 miljoen euro meer was ingeboekt? Waarom is een zodanig
hoog bedrag ingeboekt voor 2020?
Antwoord op vraag 70
Ten tijde van het opstellen van de Ontwerpbegroting is, op basis van de toen beschikbare
informatie, een schatting gemaakt van de benodigde programmamiddelen voor Toeslagenherstel
dit jaar. Zoals ik uw Kamer eerder heb laten weten5, is gedurende de daaropvolgende maanden gebleken dat het integraal beoordelen en
het adequaat helpen van gedupeerden complexer bleek dan gedacht, en dat meer tijd
nodig was om de herstelorganisatie robuust in te richten. Dit heeft als gevolg dat
er in 2020 minder compensatie- en herstelbetalingen worden uitgevoerd dan ten tijde
van het opstellen van de Ontwerpbegroting werd voorzien: naar verwachting wordt dit
jaar 18 miljoen euro besteed voor de herstelactie (waarvan 1 miljoen euro via de SZW-begroting
wordt verantwoord). De resterende 132 miljoen euro doorgeschoven naar latere jaren
zodat de middelen volledig beschikbaar blijven voor de compensatie van gedupeerden.
Naast bovengenoemde 18 miljoen euro wordt dit jaar nog circa 6 miljoen euro besteed
uit hoofde van het recente besluit (zoals op pagina’s 6 en 26 van de vierde voortgangsrapportage
is toegelicht) om de doelgroep van de eenmalige tegemoetkoming van 750 euro uit te
breiden. Deze uitgaven worden ingepast binnen het geheel van artikel 1 en uw kamer
wordt medio december 2020 met de veegbrief formeel over deze budgettaire wijzigingen
geïnformeerd.
Vraag 73
Waar is de overschrijding van 257 miljoen euro in 2020 op het deelplafond Sociale
Zekerheid door veroorzaakt, waar bij de Miljoenennota nog sprake was van een overschrijding
van 59 miljoen euro?
Antwoord op vraag 73
De overschrijding wordt veroorzaakt door de volgende mutaties:
Uitgavenmutaties met beslag budgettaire ruimte
(in miljoenen euro’s)
Compensatie Transitievergoeding bij Langdurige Arbeidsongeschiktheid
306
Arbeidsongeschiktheidsregelingen
– 66
Ziektewet
69
AOW
– 30
Integratie en maatschappelijke samenhang
– 23
Uitvoering
– 24
Diversen
– 34
De overschrijding wordt grotendeels verklaard door de tegenvaller op de Compensatie
Transitievergoeding bij Langdurige Arbeidsongeschiktheid (CTVLAO) ad 306 miljoen euro.
Deze wordt met name veroorzaakt door een hogere gemiddelde prijs van de transitievergoedingen
dan geraamd. Dit betreft een tegenvaller die over vijf jaar (cumulatief) is opgebouwd
omdat de CTVLAO met terugwerkende kracht is ingevoerd. Daarnaast is het aantal uitkeringen
in de Ziektewet gestegen, wat leidt tot een tegenvaller van 69 miljoen euro. Deze
tegenvallers worden gedeeltelijk gecompenseerd met meevallers in de arbeidsongeschiktheidsregelingen
(66 miljoen euro), AOW (30 miljoen euro), integratie en maatschappelijke samenhang
(23 miljoen euro) en uitvoering (24 miljoen euro). De bovenstaande mutaties inclusief
de overschrijding bij de Miljoenennota van 59 miljoen euro leiden tot de tegenvaller
van 257 miljoen euro bij Najaarsnota.
Vraag 74
Hoe kan het dat er een meevaller is op de Algemene Kinderbijslagwet?
Antwoord op vraag 74
Het aantal kinderen/ouders dat recht heeft op AKW komt iets lager uit dan geraamd.
Dit komt onder andere doordat de migratie is verminderd als gevolg van de coronacrisis.
Dit leidt tot een meevaller.
Vraag 75
In welke belastinginkomsten zijn nog de grootste wijzigingen te verwachten bij de
definitieve vaststelling?
Antwoord op vraag 75
De raming van de belasting- en premieontvangsten in de Najaarsnota 2020 is gebaseerd
op de kasrealisaties tot en met oktober 2020 en de meest recente macro-economische
raming van het CPB ten tijde van het opstellen van de Najaarsnota (Macro-Economische
Verkenning 2021). De onzekerheden zijn op dit moment groter dan anders. De verschillen
tussen de nieuwe raming van het CPB (Novemberraming) en de Macro-Economische Verkenning
2021 illustreren dat. Dat heeft weerslag op de belasting- en premieontvangsten. Omdat
de loonheffingen (loonbelasting, premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen)
en de omzetbelasting gezamenlijk het merendeel van de belastinginkomsten vormen, hebben
eventuele wijzigingen in deze belastingen een grote invloed op de totaalraming. Zo
zijn de kwartaalaangiftes over het vierde kwartaal van 2020 in de omzetbelasting (btw)
belangrijk voor de nog te realiseren ontvangsten. In het Financieel Jaarverslag Rijk
zullen de belasting- en premieontvangsten definitief vastgesteld worden.
Vraag 78
De reguliere uitgaven in 2020 vallen ongeveer 10 miljard hoger uit dan de reguliere
uitgaven in 2019; waar komt dit verschil vandaan ten opzichte van de uitgaven in 2019?
Antwoord op vraag 78
In onderstaande tabel is de ontwikkeling van de plafondrelevante uitgaven weergegeven
per deelplafond. Er wordt per deelplafond onderscheid gemaakt tussen reguliere uitgaven
en uitgaven aan coronamaatregelen. De reguliere uitgaven stijgen in 2020 ten opzichte
van 2019 met 13,9 miljard euro. Alle deelplafonds laten een stijging zien. Deze stijging
is onder andere het gevolg van gestegen lonen en prijzen, van toegenomen beroep op
openeinderegelingen in sociale zekerheid (o.a. AOW en WW) en zorg (Zvw en Wlz) en
van intensiveringen waartoe in het Regeerakkoord en door dit kabinet is besloten.
(in miljarden euro’s)
2019
(stand FJR)
2020
(stand Najaarnota)
Groei 2020 t.o.v. 2019 (miljarden euro’s)
Groei 2020 t.o.v. 2019
(procent)
Uitgaven plafond Rijksbegroting
139,0
156,4
17,4
12,5
w.v. regulier
139,0
144,4
5,4
3,9
w.v. corona
12,0
12,0
Uitgaven plafond Sociale zekerheid
80,8
102,8
22,1
27,3
w.v. regulier
80,8
85,8
5,1
6,3
w.v. corona
17,0
17,0
Uitgaven plafond Zorg
69,7
73,4
3,7
5,3
w.v. regulier
69,7
73,2
3,4
4,9
w.v. corona
0,3
0,3
Totaal uitgavenplafond
289,5
332,7
43,2
14,9
w.v. regulier
289,5
303,4
13,9
4,8
w.v. corona
29,3
29,3
Vraag 79
In hoeverre vallen de beschikbaar gestelde middelen voor de coronamaatregelen onder
eindejaarsmarges van de betrokken ministeries? Of kunnen deze onbeperkt doorgeschoven
worden? Wat zijn valide redenen om geld door te schuiven? Kan worden aangegeven bij
welke maatregelen het de verwachting is dat er geld doorgeschoven gaat worden naar
2021? Kan al iets gezegd worden over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verschillende
maatregelen? Van welke maatregelen wordt veel minder gebruik gemaakt dan was verwacht
en wat is daar de reden van?
Antwoord op vraag 79
De middelen voor de coronamaatregelen vallen niet onder de eindejaarsmarges van betrokken
ministeries. Als middelen volgend jaar worden besteed in plaats van dit jaar dan wordt
hiervoor het uitgavenplafond gecorrigeerd. Het is daarom niet nodig hiervoor eindejaarsmarge
in te zetten.
De algemene regel is namelijk dat voor uitgaven voor coronamaatregelen het uitgavenplafond
wordt gecorrigeerd. Als middelen niet tot besteding komen dan komen zij niet ten koste
van de EMU-schuld.
De ramingen in de Najaarsnota dateren van 30 november 2020. Per saldo zijn de geschatte
kosten van de nood- en steunpakketten voor dit jaar met 1,6 miljard euro neerwaarts
bijgesteld in de Najaarsnota. Dit komt omdat voor verschillende regelingen de uitgaven
van 2020 doorschuiven naar 2021. Voor de NOW geldt bijvoorbeeld dat een groter deel
in 2021 wordt uitbetaald in plaats van in 2020, omdat NOW 3.1 in drie maandelijkse
tranches wordt uitbetaald in plaats van één tranche van drie maanden. Deze mutaties
worden toegelicht in de plafondtoetsen voor het deelplafond Rijksbegroting en Sociale
Zekerheid.
Tijdens het verantwoordingsdebat van 26 mei jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 74, item 23) hebben de leden Snels en Bruins mij verzocht om na te denken over de evaluatie-aanpak
van de sociaaleconomische steunpakketten. Ik ben voornemens uw Kamer hierover binnen
enkele weken te informeren.
Ook zijn FIN, EZK en SZW met het CPB in gesprek over een onderzoek naar de overkoepelende
macro-economische effecten van de noodpakketten. Departementen gaan zelf (waar mogelijk
gecombineerd) de doeltreffendheid en doelmatigheid van de individuele maatregelen
(laten) onderzoeken. In de tussentijd worden de maatregelen periodiek gemonitord.
Vraag 80
Hoeveel is er in totaal uitgegeven aan het eerste noodpakket? Kunt u dit uitsplitsen
in Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), Tijdelijke overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers (Tozo), Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) en Tegemoetkoming
Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS)?
Vraag 81
Hoeveel is er in totaal uitgegeven aan het tweede noodpakket? Kunt u dit uitsplitsen
in NOW, Tozo, TVL en TOGS?
Vraag 82
Hoeveel is er in totaal uitgegeven aan het derde noodpakket? Kunt u dit uitsplitsen
in NOW, Tozo, TVL en TOGS?
Vraag 83
Kunt u een uitsplitsing geven van hoeveel er hoeveel er gebruik is gemaakt van de
NOW1, NOW2 en NOW3?
Vraag 84
Kunt u een uitsplitsing geven van hoeveel er hoeveel er gebruik is gemaakt van Tozo1,
Tozo2 en Tozo3?
Vraag 85
Kunt u een uitsplitsing geven van hoeveel er hoeveel er gebruik is gemaakt van TVL1
en TVL2?
Vraag 86
Kunt u een uitsplitsing geven van hoeveel er hoeveel er gebruik is gemaakt van TOGS?
Antwoord op vragen 80, 81, 82, 83, 84, 85 en 86
Onderstaande tabel geeft weer wat de omvang van de regelingen was bij de Najaarsnota.
Daarnaast zijn de bijstellingen uit de Kamerbrief van 9 december6 hierin verwerkt. Dit zijn de ramingen. Realisatiecijfers kunnen hier altijd van afwijken.
Bedragen in miljoenen euro's en inclusief uitvoeringskosten
2020
2021
Totaal
TOZO 1
2.150
2.150
TOZO 2
729
729
TOZO 3
349
449
798
TOZO 1 en 2 autonome bijstelling1
– 520
– 520
TOZO 3 autonome bijstelling1
50
102
152
Totaal
2.758
551
3.309
NOW 1
7.901
833
8.734
NOW 2
4.334
1.024
5.358
NOW 3
983
4.425
5.408
NOW 3 autonome bijstelling1
344
1.459
1.803
NOW 3 beleidsmatige bijstelling1
814
814
Totaal
13.562
8.555
22.117
TOGS
877
877
TVL 1
595,8
4
600
TVL 2
641,5
1.378
2.020
TVL beleidsmatige bijstelling1
–
560
560
Totaal
2.114
1.942
4.056
X Noot
1
betreft bijstellingen zoals aangekondigd in de brief over het steun- en herstelpakket
van 9 december.
Voor een volledig beeld van alle corona-gerelateerde uitgaven verwijs ik u naar tabel
1.1 in de Najaarsnota en naar https://www.rijksfinancien.nl/overheidsfinancien-coronatijd.
Aan deze tabel zijn de aanvullingen toegevoegd, welke niet in tabel 1.1 van de Najaarsnota
zijn opgenomen, waarin uw Kamer de standen van de drie regelingen vindt inclusief
de bijstellingen op de ramingen die zijn aangekondigd in de brief over het steun-
en herstelpakket van 9 december.
Over de bijstellingen die in deze brief zijn aangekondigd wordt uw Kamer middels Incidentele
Suppletoire Begrotingen nog geïnformeerd.
Vraag 87
Waarom kiest het kabinet ervoor, nu de coronacrisis aanhoudt, om de belastingrente
weer te verhogen naar 4 procent? Kunt u toelichten waarom u er in eerste instantie
wel voor koos de belastingrente te verlagen?
Antwoord op vraag 87
Tot de tijdelijke verlaging van belastingrente is besloten om een tijdelijk voordeel
te bewerkstelligen voor alle ondernemers bij wie belastingrente in rekening wordt
gebracht over eerdere belastingjaren (bijvoorbeeld 2018 of 2019). Belastingrente vormt
echter een belangrijke prikkel voor belastingplichtigen om op tijd en juist aangifte
te doen of om (tijdig) om een voorlopige aanslag te verzoeken. Dat dit gebeurt, is
van belang voor een goede en tijdige belastingheffing. Het kabinet acht het wenselijk
dat deze prikkel herleeft. Daarbij is ook van belang dat de tijdelijke verlaging van
de belastingrente een generieke maatregel is geweest waarvan alle ondernemers (en
particulieren) bij wie tussen 1 juni of 1 juli 2020 en 1 oktober 2020 belastingrente
in rekening is of wordt gebracht, (hebben) kunnen profiteren. Het is echter niet gezegd
dat al deze ondernemers in dezelfde mate zijn geraakt door de COVID-19-crisis. Anderzijds
is het mogelijk dat bij ondernemers die wel worden geraakt door COVID-19 geen confrontatie
met belastingrente plaatsvindt, waardoor zij ook niet profiteren van de tijdelijke
verlaging. Om deze redenen heeft het kabinet vastgehouden om de verlaging te laten
duren tot 1 oktober 2020. Voor de vennootschapsbelasting is besloten het percentage
belastingrente per 1 oktober 2020 niet te laten terugveren naar 8 (het percentage
dat gold vóór de tijdelijke verlaging in verband met de COVID-19-crisis), maar tot
en met 31 december 2021 vast te stellen op 4. Dit om ondernemers die met belastingrente
voor de vennootschapsbelasting worden geconfronteerd, niet direct weer te belasten
met een rentepercentage van 8.
Volledigheidshalve merk ik op dat de belastingrente een ander doel dient dan de invorderingsrente.
Invorderingsrente wordt in rekening gebracht op het moment dat de betaaltermijn van
een belastingaanslag (die op dat moment dus per definitie al is vastgesteld) is verstreken.
Hiermee dient invorderingsrente als prikkel voor belastingschuldigen om op tijd hun
belastingschulden te betalen. Met betrekking tot invorderingsrente is besloten het
percentage voor in rekening te brengen rente tot en met 31 december 2021 vast te stellen
op 0,01. Deze verlaging levert direct voordeel op voor bedrijven die te maken hebben
met substantieel omzetverlies of zelfs (tijdelijke) sluiting, waardoor een gedeelte
van de inkomsten is weggevallen (of zelfs alle inkomsten). Voor veel van deze hard
geraakte bedrijven is het lastiger of onmogelijk geworden om belastingaanslagen te
voldoen. Om deze bedrijven in acute nood te helpen is het beleid van uitstel van betaling
van belastingschulden tijdelijk versoepeld, met daaraan gekoppeld een verlaagde invorderingsrente
van 0,01 procent. Dat verlaagde rentepercentage maakt een beroep op het versoepelde
uitstelbeleid laagdrempelig. De verlaging van de invorderingsrente is hierdoor – in
tegenstelling tot de tijdelijke verlaging van de belastingrente – een specifieke maatregel,
waarvoor verlenging tot en met 31 december 2021 op zijn plaats is.
Vraag 88
Wat zijn de risico's voor de inleg van de schatkist inzake het «solvabiliteitsfonds».
Is het de bedoeling dat institutionele investeerders zoals pensioenfondsen kunnen
meedoen tegen dezelfde voorwaarden als de Staat?
Antwoord op vraag 88
Bij een eventuele deelname in het Solvabiliteitsfonds zal de Staat tegen dezelfde
voorwaarden instappen als private investeerders. Het fondskapitaal wordt geïnvesteerd
in bedrijven op basis van een marktconform rendement. Aangezien het fonds zal investeren
in bedrijven met solvabiliteitsproblemen gaat het wel om risicovolle investeringen
die mogelijk niet volledig worden terugverdiend. Het fonds wordt momenteel nog uitgewerkt.
Zodra de uitwerking voltooid is, is beter zicht op de risico’s die met de investeringen
gemoeid zijn en zal de overheid deelname aan het fonds beoordelen en hier een besluit
over nemen.
Vraag 89
Wanneer zal de besluitvorming rond het Solvabiliteitsfonds afgerond worden en duidelijkheid
komen over de reservering van 300 miljoen euro? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd,
en zal het initiatief worden voortgezet door VNO-NCW ook als het kabinet niet meedoet?
Antwoord op vraag 89
De private initiatiefnemers zijn momenteel nog bezig met de uitwerking van het fonds,
waardoor een definitief kabinetsbesluit over deelname in het fondskapitaal niet eerder
dan begin volgend jaar kan plaatsvinden. Zodra het fonds is uitgewerkt en het kabinet
heeft besloten over een bijdrage, dan zal het dit conform de Comptabiliteitswet voorhangen
bij het parlement en de budgettaire consequenties verwerken via een suppletoire begroting
op de EZK-begroting. Het valt niet op voorhand te zeggen of overige potentiële investeerders
in het fonds nog steeds bereid zouden zijn te participeren in het initiatief indien
de Staat zou besluiten niet te participeren.
Vraag 90
Wat is de verklaring dan het overgrote deel van de uitstaande garanties onbenut blijft?
En wat zijn de risico's hiervan? Als alleen een klein gedeelte van de garanties benut
wordt, zijn zulke hoge garanties dan nodig?
Antwoord op vraag 90
De benutting van garanties is geen doel op zich. De garantieregelingen bieden de mogelijkheid
aan banken om de kredietverlening aan ondernemingen mogelijk te maken en zijn additioneel
aan financiering door de markt. Bij de lancering van de corona-gerelateerde garantieregelingen
zoals de BMKB-C, GO-C, KKC en BL-C was inmiddels ook de NOW-regeling beschikbaar en
konden bedrijven uitstel van belastingbetalingen en aflossingen krijgen, waarvan op
grote schaal gebruik is gemaakt. Dit verklaart mede waarom de benutting van de garantieregelingen
achterblijft bij de aanvankelijke verwachtingen bij aanvang van de coronacrisis toen
nog niet duidelijk was hoe groot de impact op het bedrijfsleven zou zijn en wat het
effect van het totale steunpakket zou zijn. De beschikbare garantieplafonds worden
daarom niet volledig benut. Bij de verlenging van de Corona gerelateerde garantieregelingen
in 2021 is rekening gehouden met de lagere benutting. Voor de KKC en de GO-C heeft
dit geleid tot lagere garantieplafonds.
Vraag 91
Van welke risicoregelingen wordt wel goed gebruik gemaakt, en van welke wordt onvoldoende
gebruik gemaakt? Wat is de reden indien een regeling eventueel onvoldoende wordt gebruikt?
Hoeveel ondernemers hebben gebruik gemaakt van het Borgstellingskrediet voor de Landbouw
(BL-C), BMKB, GO, GO-C en KKC en wat was de prognose?
Antwoord op vraag 91
Per 27 november 2020 zijn volgens de cijfers van de NVB ca. 1.421 KKC-leningen verstrekt
voor een totaalbedrag van € 49 miljoen, ca. 4.659 BMKB-C leningen voor een totaalbedrag
van € 924 miljoen en ca. 77 GO-C leningen voor een totaalbedrag van € 672 miljoen.
Met name de KKC en de GO-C regeling hebben nog een relatief lage benutting t.o.v.
het subsidieplafond (ca. 5–10 procent). Vanaf 18 maart 2020 tot en met 30 november
2020 hebben de banken aan 179 agrarische bedrijven voor € 80 miljoen aan BL-C leningen
verstrekt (bron RVO). De gemiddelde grootte van de BL-C kredieten is kleiner dan aanvankelijk
verwacht. Hoelang de coronacrisis nog voortduurt is onzeker; daarmee blijft ook onzeker
of er nog onverwachte extra beroepen op de regeling zullen komen.
Bij de lancering van deze regelingen was inmiddels ook de NOW-regeling beschikbaar
en konden bedrijven uitstel van belastingbetalingen en aflossingen krijgen, waarvan
op grote schaal gebruik is gemaakt. De gepubliceerde plafonds voor de verschillende
regelingen in 2020 waren: € 1,5 mld BMKB (incl. BMKB-C), € 10 mld GO (incl. GO-C),
€ 713 mln KKC en € 180 mln voor de BL-C voor 2020 en 2021 samen. In 2021 zijn de plafonds
voor de BMKB (incl. BMKB-C) € 1,5 mld, GO (incl. GO-C) € 2,5 mld en KKC € 250 mln.
Vraag 92
Heeft de schatting van het kabinet dat de garantieverplichtingen leiden tot 2,4 miljard
euro aan uitgaven alleen betrekking op de uitgaven in 2020 of ook in de jaren erna?
Wat zouden de uitgaven zijn als de volledige ruimte aan garanties wordt benut?
Antwoord op vraag 92
De raming van verwachte uitgaven van 2,4 miljard euro heeft enkel betrekking op 2020.
De kans dat de rijksbreed afgegeven garanties volledig benut worden is klein, maar
aanwezig. Bij volledige benutting zal de te verwachten schade toenemen, maar die is
lastig te kwantificeren. Hierdoor kan de realisatie van schades afwijken van de door
departementen geraamde schades.
Vraag 96
Welke landen doen inmiddels extra mee aan de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT)
van het Internationaal Monetair Fonds (IMF)? En welke landen overwegen nog aan te
sluiten?
Antwoord op vraag 96
Voorafgaand aan de COVID-19 crisis droegen België, Brazilië, Canada, China, Denemarken,
Frankrijk, Italië, Japan, Korea, Nederland, Noorwegen, Spanje, Zweden, Zwitserland,
en het Verenigd Koninkrijk reeds bij aan de PRGT. Australië en Duitsland hebben toegezegd
de PRGT aan te vullen en doorlopen het proces van parlementaire goedkeuring. De VS
bekijken of een aanvulling op de PRGT mogelijk is.
Vraag 97
Wat is de reden dat er eerder geen rekening is gehouden met het opnemen van een garantie
voor de renteverplichtingen van deze risicoregeling (SURE)? Waarom is dit nodig?
Antwoord op vraag 97
De verantwoording van de SURE garantie is afgelopen zomer opnieuw beoordeeld. Uit
de beoordeling is gebleken dat het gepast is om de reeds gerapporteerde Nederlandse
garantie op basis van de potentiële hoofdsom van de Unieschuld per instrument aan
te vullen met een garantie voor de renteverplichtingen op deze Unieschuld. Dit geldt
ook voor de andere Nederlandse garanties uit hoofde van het Eigenmiddelenbesluit (EMB);
het EFSM, de BoP en NGEU. De lidstaten staan immers garant voor zowel de rente- als
aflossingsverplichtingen van de Unie. De jaarlijkse rentelasten van BoP en het EFSM
waren in het verleden voldoende laag om in de marges van de jaarlijkse EU-begrotingen
in te kunnen passen, waardoor de kans erg laag was dat de marge onder het EMB daarvoor
aangesproken zou worden. Met de oprichting van SURE en NGEU worden de jaarlijkse rentelasten
te hoog om dit zondermeer aan te nemen, waardoor de rentelasten nu dienen te worden
meegenomen in het begroten van deze garanties. Om deze reden zijn alle garanties uit
hoofde van het EMB (het EFSM, de BoP, SURE en NGEU) opgenomen op de begroting inclusief
rentelasten. {Heel veel afkortingen die voor niet-ingewijden niet zelfstandig leesbaar
zijn}
Vraag 98
In hoeverre valt te verwachten dat de aan de Caribische landen verstrekte leningen
worden terugbetaald, gezien de hoogte van het bbp aldaar?
Antwoord op vraag 98
De hoogte van alle tot nu toe verstrekte liquiditeitsleningen is gebaseerd op de adviezen
van het College (Aruba) financieel toezicht (C(a)ft). De leningen lopen af in april
2022 en C(A)ft adviseert om dan de mogelijkheid tot herfinanciering van de leningen
te bekijken. Een voorwaarde bij de derde tranche aan liquiditeitsleningen is dat de
landen instemmen met een breed pakket aan structurele hervormingen en de instelling
van een entiteit die het land ondersteunt en monitort bij het doorvoeren van deze
hervormingen. De hervormingen dragen bij aan het versterken van de financiële, economische,
institutionele en maatschappelijke weerbaarheid van de landen. Deze structurele verbetering
van de sociaaleconomische structuur moet ervoor zorgen dat de landen blijvend aan
hun financiële verplichtingen kunnen voldoen.
Vraag 99
Wat zijn de gevolgen als maatregelen onrechtmatig worden geacht? Kan dit onder omstandigheden
leiden tot terugvorderingen?
Antwoord op vraag 99
Het uitgangspunt van alle verplichtingen, uitgaven en ontvangsten is deze rechtmatig
te laten verlopen.
Indien blijkt dat er sprake is van een onrechtmatigheid, zal de betreffende bewindspersoon
onderzoeken wat hiervoor een passende maatregel is. In sommige gevallen kan een terugvordering
een passende maatregel zijn.
Vraag 100
Wat als achteraf blijkt dat niet in een enkel geval sprake was van ontoelaatbare staatssteun,
maar in meerdere gevallen? Wat is het risico als sprake is geweest van staatssteun?
Zou dit in gevallen kunnen leiden tot terugvorderingen?
Antwoord op vraag 100
Indien achteraf blijkt dat er in een concreet geval toch sprake was van ontoelaatbare
staatssteun zal de betreffende bewindspersoon bezien welke aanvullende maatregelen
nodig zijn. In het uiterste geval kan dat leiden tot terugvordering.
Vraag 101
Voor welke regelingen loopt er nog een verzoek in het kader van staatssteun bij de
Europese Commissie en wanneer is daar duidelijkheid over te verwachten?
Antwoord op vraag 101
Voor zover bekend zijn de onderstaande staatssteunverzoeken in het kader van de coronasteun
bij de Europese Commissie in behandeling of worden in behandeling genomen:
Economische Zaken en Klimaat
– De Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL): er moeten nu verschillende
wijzigingen in de TVL worden aangebracht waartoe het kabinet recent besloten heeft,
zoals de evenementenmodule. Besluit van de Europese Commissie wordt in de eerste twee
maanden van volgend jaar verwacht.
– De verlengingsnotificatie voor vier verlengde COVID-19 steunmaatregelen loopt bij
de Europese Commissie. Het gaat om de corona-module in de regeling Garantie Ondernemersfinanciering
(GO-C), de Klein Krediet Corona (KKC), de Corona-Overbruggingslening (COL programma)
en de Qredits overbruggingskrediet. Besluit van de Europese Commissie wordt dit jaar
verwacht.
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
– De sloop- en ombouwregeling voor de pelsdierhouderij. Nog niet duidelijk wanneer een
besluit van de Europese Commissie wordt verwacht.
– De geplande steunregeling voor de dierentuinen. Besluit van de Europese Commissie
wordt begin volgend jaar verwacht (januari of februari).
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
– Ten aanzien van de verlenging van de maatregel doelgroepenvervoer («Doelgroepenvervoer
II») loopt nu de pre-notificatie procedure bij de Europese Commissie voor aanpassing
en verlenging van de huidige maatregel.
Financiën
– De Baangerelateerde Investerings Korting (BIK) is een maatregel die als steunmaatregel
in het kader van corona wordt gemeld. De Tweede Kamer is hiervan op de hoogte gebracht.
– Het pan-Europees garantiefonds COVID-19 (EGF) is medio november als steunmaatregel
in het kader van corona gemeld, en is in afwachting van goedkeuring door de Europese
Commissie. Het besluit wordt dit jaar nog verwacht.
– De verlenging en aanpassing van de Herverzekering Leverancierskredieten voor 1 januari
2021 – 30 juni 2021 wordt besproken met de Europese Commissie. Het besluit van de
Europese Commissie wordt eind dit jaar verwacht.
Vraag 102
Kan het risico worden gekwantificeerd dat terugvorderingen die bij de controle worden
vastgesteld en die de ontvanger niet kan terugbetalen, omdat deze bijvoorbeeld failliet
is?
Antwoord op vraag 102
De departementen die de coronasteunmaatregelen hebben geïmplementeerd hebben een risicoanalyse
uitgevoerd. Onderdeel van sommige risicoanalyses was de doelgroep die bedragen zou
moeten terug betalen, maar dat mogelijk niet zou kunnen vanwege liquiditeitsproblemen.
Echter, dit is moeilijk te kwantificeren. Bij de beoordeling van individuele gevallen
wordt wel stilgestaan bij de dreiging van een faillissement en de mogelijke financiële
consequenties.
Vraag 104
In hoeverre is de onlangs gesloten deal met de regio verwerkt? Hoe gaat deze alsnog
verwerkt worden?
Antwoord op vraag 104
De bestuurlijke afspraken met het aardbevingsgebied Groningen van afgelopen november
zijn geen onderdeel van de Najaarsnota. Het rijksdeel van deze deal, ten hoogte van
1,42 miljard euro, wordt bij de Voorjaarsnota 2021 verwerkt in de Rijksbegroting omdat
de uitgaven betrekking hebben op 2021 en verder.
Vraag 105
Waarom kan de btw-component niet verhaald worden op de NAM? Dit is toch gewoon integraal
onderdeel van de kosten?
Antwoord op vraag 105
Als onderdeel van de uitvoering van schadeafhandeling vinden ook activiteiten plaats
waarover btw betaald moet worden. Deze kosten worden allemaal op NAM verhaald. Normaliter
zou NAM de btw-kosten kunnen terugvorderen op de Staat. Omdat NAM deze kosten nu in
totaliteit aan de Staat moet voldoen, wordt NAM daar via de Rijksbegroting alsnog
voor gecompenseerd.
Vraag 106
Wat is de reden van de vertraging van het Nationaal Programma Groningen?
Antwoord op vraag 106
Het Nationaal Programma Groningen (NPG) is een programma voor- en door de Groningers,
met veel bewonersparticipatie in zowel het opstellen- als deels ook bij het toetsen
van de plannen. Door corona heeft dit in het voorjaar van 2020 een tijd stilgelegen
en zijn een aantal programma’s en plannen vertraagd. Honorering en besteding van de
middelen vinden hierdoor pas plaats in 2021.
Voorbeelden zijn de burgerprojecten uit het onderdeel «Toukomst», en programmaplannen
van de gemeenten Midden-Groningen, Het Hogeland en Oldambt. Door de opgelopen vertraging
is er daarnaast voor gekozen de fusering van de gemeenten Loppersum, Appingedam en
Delfzijl tot de gemeente Eemsdelta per 1 januari 2021 af te wachten en hiervoor één
programmaplan op te stellen.
Vraag 107
Welke kosten zijn er door de NAM in het afgelopen jaar al voldaan? Hoe zijn deze kosten
opgebouwd c.q. om welke kosten gaat het? Welke moeten ze nog voldoen (al dan niet
in het eerste kwartaal van 2021)? Wat is de betalingstermijn waarop de NAM de gedeclareerde
kosten moet betalen c.q. betaalt?
Antwoord op vraag 107
Onderstaand is een overzicht opgenomen van de op de EZK verantwoorde kosten die NAM
in 2020 heeft betaald (waaronder de kosten over het vierde kwartaal 2019) en kosten
over 2020 die NAM nog gaat betalen.
Tot en met 1 juli 2020 viel de betaling voor de schadeafhandeling onder de tijdelijke
overeenkomst inzake betaling voor de schadeafhandeling. De facturen die op basis van
deze overeenkomst werden verstuurd, kenden een betalingstermijn van 30 dagen. De (tussentijdse)
heffingen die vanaf 1 juli 2020 aan NAM opgelegd worden op basis van de Tijdelijke
Wet Groningen kennen een betalingstermijn van 6 weken die voortvloeit uit de Algemene
Wet Bestuursrecht. Tot op heden is er één heffingsbesluit aan NAM verstuurd, voor
de kosten die door het IMG gemaakt zijn in het derde kwartaal van 2020. De kosten
die in het vierde kwartaal van 2020 gemaakt worden, worden in 2021 via een heffingsbesluit
op NAM verhaald.
(in miljoenen euro’s)
Uitvoeringskosten
Schadebetalingen
Al ontvangen?
Q4 2019
13,7
37,4
Ja
Q1 2020
37,6
59,1
Ja
Q2 2020
42,1
72,1
Ja
Q3 2020
46,3
69,6
Nee
Q4 2020
n.t.b.
n.t.b.
Nee
Vraag 108
Hoeveel geeft Nederland in 2021, 2022 en 2023 uit aan het pan-Europees Garantiefonds
van de Europese Investeringsbank (EIB)?
Antwoord op vraag 108
Zoals aangegeven in de 2e suppletoire begroting van Financiën zijn er voor 2020 niet
langer verwachte verliezen voorzien voor het pan-Europees Garantiefonds (EGF) en daarmee
ook niet voor Nederland. Het totale Nederlandse aandeel in de verwachte verliezen
(ca. 260 miljoen euro) wordt met de eerste suppletoire begroting 2021 in de begroting
opgenomen. De verdeling van deze verliezen over de jaren 2021, 2022 en 2023 moet nog
worden bezien en is afhankelijk van de daadwerkelijk geleden verliezen en de verwachting
van EIB van de verdeling van de uitgaven over de looptijd van het fonds.
Vraag 109
Hoeveel wordt er extra uitgegeven aan «Schade uitkering herverzekering leverancierskredieten»
2021?
Antwoord op vraag 109
Er worden voor 2021 geen extra uitgaven aan «Schade uitkering herverzekering leverancierskredieten»
verwacht. De uitgaven die voor 2021 worden verwacht betreffen een schuif van de uitgaven
van 2020 naar 2021. Zoals gemeld in de tweede suppletoire begroting 2020 hebben tot
op heden de geraamde schades zich in zeer beperkte mate gematerialiseerd. Hierop is
de raming reeds naar beneden bijgesteld met 1,25 miljard euro. Deze schades worden
nu verwacht in de jaren 2021 en 2022. Voor 2021 zijn de schades daarom bij nota van
wijziging op de ontwerpbegroting 2021 met 640 miljoen euro. opwaarts bijgesteld, voor
2022 met 120 miljoen euro. Een deel van de schades zal pas in 2022 worden uitgekeerd
gezien de doorlooptijd van zeker zes maanden tussen een verzekerde levering en de
uitkering van een schadeclaim. Daarnaast worden de schaderamingen, zoals in de Ontwerpbegroting
2021 reeds gemeld, naar aanleiding van de goedkeuringsprocedure van de Europese Commissie
(EC) met 100 miljoen euro. afgeschaald. Ook worden de voorwaarden voor herverzekering
bij de verlenging in enkele opzichten gewijzigd. Doordat er geen maximum meer wordt
gesteld aan het eigen risico van de verzekeraars gaat de totale schaderaming over
alle betrokken jaren nog iets naar beneden (met in totaal 30 miljoen euro.). De schade
raming is met grote onzekerheid omgeven, omdat het onmogelijk is in te schatten wat
de impact van de crisis zal zijn op elk individueel bedrijf.
Vraag 110
Wat is de reden voor de ramingsbijstelling; waardoor wijkt de raming af van de realisatie?
Waarom blijft dit geld niet beschikbaar voor ondersteuning van bedrijven?
Antwoord op vraag 110
De TVL was een nieuwe regeling, waarvan de 1e tranche in de periode juni tot en met september 2020 open was. In deze periode trok
de economie aan ten opzichte van het tweede kwartaal van 2020. Het budget voor de
TVL is naar beneden bijgesteld, omdat een lager beroep op de regeling werd gedaan
dan aanvankelijk werd verwacht. De resterende ruimte binnen het TVL-budget wordt gebruikt
om de verruiming van de TVL als onderdeel van het Steun- en herstelpakket te dekken.
Vraag 113
Kunt u een nadere toelichting geven op de verlaging van de raming inkomsten mijnbouwwet?
Antwoord op vraag 113
Vanwege een terugbetaling van de Belastingdienst over het in 2018 te veel betaald
winstaandeel door NAM en andere vergunninghouders, wordt de ontvangstenraming in het
kader van de Mijnbouwwet voor 2020 met een bedrag van 130 miljoen euro naar beneden
bijgesteld.
Vraag 114
Wat is de oorzaak van de daling van het verwachte aantal uitkeringen Aanvullende Inkomensvoorziening
Ouderen (AIO) en de bijstelling van 3,1 miljoen euro naar beneden (van artikel 2 Bijstand,
Participatiewet en Toeslagenwet)?
Antwoord op vraag 114
De uitkeringslasten van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) stijgen elk
jaar, doordat de doelgroep van de AIO elk jaar groter wordt. Voor 2020 wordt de stijging
van de uitkeringslasten op basis van uitvoeringsinformatie van de SVB iets lager verondersteld
dan eerder verwacht. Zowel de instroom als de uitstroom lijken in 2020 lager uit te
vallen dan verwacht. Per saldo leidt dit tot een beperkte daling van het verwachte
aantal uitkeringen in 2020 ten opzichte van de vorige raming.
Vraag 115
Wat is de reden dat de uitgaven voor de herstelactie van de Wet op het Kindgebonden
Budget lager uitvalt dan geraamd? Worden de ouders die hier recht op hebben voldoende
bereikt?
Antwoord op vraag 115
Ten tijde van het opstellen van de raming moest worden gewerkt met voorlopige gegevens
over bijvoorbeeld het inkomen en de samenstelling van het huishouden. Ook hebben sommige
huishoudens zelf een aanvraag gedaan waardoor ze onderdeel zijn geworden van het reguliere
proces van beschikken en nabetalen. In dat geval zijn ze geen onderdeel meer van de
herstelactie.
Zoals in het antwoord bij vraag 38 aangegeven, is het overgrote deel van de huishoudens
op basis van de reeds bij Belastingdienst/Toeslagen beschikbare informatie inmiddels
uitbetaald. Er is echter een aantal groepen huishoudens waaraan (nog) geen herstelbetaling
kan worden gedaan omdat Belastingdienst/Toeslagen (nog) over onvoldoende (zekere)
gegevens beschikt. Als deze gegevens alsnog beschikbaar komen, worden deze huishoudens
alsnog in 2021 uitbetaald.
Vraag 116:
Klopt het dat de verwachte stijging van de uitgaven aan Tozo-levensonderhoud in 2020
met 120 miljoen euro, wordt veroorzaakt door vermogenden die meer beroep doen als
gevolg van het uitstellen van de vermogenstoets?
Antwoord op vraag 116
In 2020 stijgen de uitgaven aan Tozo-levensonderhoud naar verwachting met 120 miljoen
euro. Deze stijging is toe te schrijven aan het uitstellen van de geplande vermogenstoets.
Door deze toets uit te stellen wordt de regeling toegankelijker en kunnen er dus meer
zelfstandigen gebruik van maken. De regeling is daarom geïntensiveerd.
Vraag 117
Wat is de inschatting van reguliere zorgkosten die niet in 2020 zijn gemaakt en in
komende jaren opkomen?
Vraag 118
Met hoeveel procent bbp zullen de zorgkosten toenemen vanaf 2021 als gevolg van achterstallige
zorg en kosten als gevolg van de coronapandemie?
Antwoord op vragen 117 en 118
In de 2e suppletoire begroting van VWS zijn alleen de Zvw-uitgaven geactualiseerd in 2020
op basis van de derde kwartaalcijfers. De cijfers over de eerste drie kwartalen zijn
gebaseerd op daadwerkelijke declaraties van 2020 aangevuld met een raming van de nog
te ontvangen declaraties in 2020. Uiteraard wijzigen deze cijfers nog naarmate er
meer wordt gedeclareerd. De zorgverzekeraars geven aan dat hun ramingen vanwege de
coronacrisis met meer onzekerheid dan normaal zijn omgeven.
Voor 2020 was er bij de 2e suppletoire begroting een beperkte ramingsbijstelling van – 100 miljoen euro.Voor
de jaren na 2020 geeft de ontwerpbegroting 2021 van VWS het actuele beeld over 2021
en de jaren erna. Voor 2021 zijn de bruto Zvw-uitgaven ongeveer 50,9 miljard euro
en dit loopt op naar ongeveer 59,1 miljard euro in 2025. Hierbij is geen structureel
effect van COVID-19 op 2021 en de latere jaren verondersteld. Er was ten tijde van
de ontwerpbegroting veel onzekerheid over mogelijke toekomstige (regionale) uitbraken
van COVID-19 en de daarmee samenhangende financiële gevolgen voor de zorguitgaven.
Daarom werden er in de ontwerpbegroting 2021 op basis van de eerste inzichten van
2020 alleen effecten van COVID-19 voor 2020 geraamd. Met betrekking tot de zogenaamde
inhaalzorg in 2021, is in de ontwerpbegroting verondersteld dat een deel van de niet
geleverde zorg nog in 2020 kon worden ingehaald.
Op dit moment zijn de onzekerheden voor 2021 en verder nog steeds groot, zowel voor
kosten gerelateerd aan corona als voor inhaalzorg. De mogelijkheid voor inhaalzorg
hangt nauw samen met de capaciteit van zorgaanbieders en de zorg die zij kunnen leveren
in de nieuwe situaties in 2021 en verder (bijvoorbeeld ontwikkeling van het virus,
de 1,5 meter maatregelen, uitrol van vaccinaties, etc.). Er wordt op basis van de
aangeleverde cijfers 2020 op dit moment geen budgettair effect van inhaalzorg in 2021
verondersteld. Er is veel onzekerheid over de mogelijkheid om (op grote schaal) inhaalzorg
te verlenen in 2021. Recent (brief van 2 december jl.) heeft de Minister voor Medische
Zorg, in reactie op de Commissiebrief over de brandbrief van de NVZ, dan ook aangegeven
dat de mate waarin in 2021 sprake zal zijn van COVID-19 of inhaalzorg nu niet exact
te kwantificeren is en we dat zullen moeten bezien. Dit geldt uiteraard ook voor de
jaren na 2021.
Vraag 119
Herinnert u zich uw toezegging bij de Algemene Financiële Beschouwingen aan het lid
Slootweg om bij de zorgkosten een onderscheid te maken tussen cure en care? Kan dit
onderscheid alsnog worden gemaakt?
Antwoord op vraag 119
Ja. In de Najaarsnota is aangegeven dat de totale netto zorguitgaven 73,4 miljard
euro bedragen, deze zijn onderverdeeld in de Zvw (cure, 47,2 miljard euro), Wlz (care,
23,8 miljard euro) en overig (2,5 miljard euro).
In het Financieel Beeld Zorg (paragraaf 6 in de tweede suppletoire begroting van VWS) worden de bijstellingen
toegelicht.
Vraag 120
Wat is de oorzaak van de forse neerwaartse bijstelling van het gebruik van de Stimuleringsregeling
E-Health thuis COVID-19?
Vraag 121
Kan het neerwaarts bijgestelde budget van de Stimuleringsregeling E-Health Thuis (38
miljoen euro) toch nog worden ingezet voor E-Health thuis?
Vraag 122
Is de forse neerwaartse bijstelling van de Stimuleringsregeling E-Health Thuis reden
om te concluderen dat de regeling niet effectief en niet doelmatig is?
Vraag 123
Hoeveel tablets of iPads kan de regering in theorie kopen voor het bedrag van de neerwaartse
bijstelling van de Stimuleringsregeling E-Health Thuis (38 miljoen euro), uitgaande
van een grote kwantumkorting?
Vraag 124
Hoe kan het dat de middelen van de stimuleringsregeling E-Health thuis COVID-19 niet
volledig tot besteding zijn gekomen? Wat gebeurt er met de middelen die niet zijn
besteed? Is er in 2021 weer een budget voor deze regeling beschikbaar?
Antwoord op vragen 120, 121, 122, 123 en 124
De Stimuleringsregeling E-health Thuis (SET) is een meerjarige subsidieregeling waarmee
de opschaling en duurzame inzet van digitale zorg en ondersteuning voor thuiswonende
kwetsbare ouderen en mensen met een (risico op) chronische ziekte of beperking (zin
loopt niet). De SET-regeling is ook in 2021 beschikbaar. Als gevolg van de coronacrisis
is in maart, aanvullend op de reguliere SET-regeling, de tijdelijke noodregeling SET
COVID-19 1.0 geopend. Met de SET COVID-19 1.0 was 23 miljoen euro beschikbaar gesteld
om met de inzet van digitale zorg en ondersteuning een bijdrage te kunnen leveren
aan de continuïteit van zorg. Vanwege het grote aantal aanvragen was het subsidieplafond
van de SET COVID-19 1.0 binnen enkele dagen bereikt.
In navolging hierop is in juli de SET COVID-19 2.0 geopend. Ook deze subsidieregeling
is ingezet om bij te dragen aan de noodzakelijke omslag naar digitalisering en zorg
op afstand in tijden van corona. Hiervoor was opnieuw extra geld beschikbaar gesteld,
waardoor de SET COVID-19 2.0 een subsidieplafond van 77 miljoen euro kende. Op basis
van het aantal aanvragen zijn de uitgaven voor de SET COVID-19 2.0 naar beneden bijgesteld.
Het is op dit moment nog te vroeg om conclusies te kunnen trekken over de uiteindelijke
effectiviteit en doelmatigheid van de SET COVID-19 2.0-regeling. Zorgaanbieders hebben
in totaal 1.336 aanvragen ingediend, op dit moment zijn circa 700 aanvragen gehonoreerd
en werkt de RVO hard aan de beoordeling van de resterende aanvragen. In combinatie
met de 460 aanvragen die eerder gehonoreerd waren onder de SET COVID 1.0 betekent
dit dat een substantieel aantal aanbieders van zorg en ondersteuning de SET COVID-noodregelingen
heeft kunnen aanwenden voor de inzet van digitale zorg en ondersteuning.
Naast de tijdelijke noodregelingen SET COVID-19 2.0 en de eerder SET COVID-19 1.0
kan dus ook met de reguliere SET-regeling een impuls gegeven worden aan de opschaling
en borging van e-health-toepassingen die mensen thuis ondersteuning en zorg bieden.
Hiervoor was 28 miljoen euro beschikbaar in 2020 en is 15 miljoen euro beschikbaar
in 2021.
Hoeveel e-health-middelen hier in theorie door de regering van kunnen worden gekocht,
is niet aan de orde. Het zijn de zorginstellingen zelf die middelen voor digitalisering
en zorg op afstand beogen aan te schaffen en daar de regeling voor benutten. De subsidie
wordt door zorginstellingen niet alleen ingezet voor beeldschermzorg, maar ook voor
andere vormen van zorg en ondersteuning op afstand, zoals de inzet van medicijndispensers
en zorgrobots. Inzet van digitale zorg en ondersteuning op afstand vraagt daarnaast
meer dan enkel de aanschaf van hardware. Het geld van de regeling wordt ook gebruikt
voor de financiering van implementatiekosten van e-health-toepassingen, bijvoorbeeld
het opleiden van personeel.
Vraag 127
Waarom zijn de middelen bij ondergebracht bij de Homogene Groep Internationale Samenwerking
(HGIS) en vallen deze niet vrij naar de algemene middelen, zoals de afspraak toch
is?
Antwoord op vraag 127
Deze middelen betreffen terugbetalingen van oude leningen van de Nederlandse Investeringsbank
voor Ontwikkelingslanden. Dit waren bij Miljoenennota 2020 de enige ontvangsten op
de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die (deels) niet
onder de HGIS vielen. Omwille van consistentie is dit bij Voorjaarsnota 2020 aangepast.
Dit leidt niet tot ruimte binnen de HGIS. Mutaties op deze ontvangsten blijven ten
gunste dan wel ten laste van de generale middelen komen.
Vraag 128
Signaleert het kabinet een verdere oploop van de neerwaartse bijstelling van de AOW-uitkeringslasten,
als gevolg van de coronacrisis? Is er op basis van de oploop van corona-effecten in
2020 een indicatie te geven van het effect op de AOW-uitkeringslasten in 2021?
Antwoord op vraag 128
Op basis van de ontwikkelingen van de laatste maanden valt te verwachten dat ook voor
2021 de verwachte AOW-uitgaven neerwaarts worden bijgesteld. In de Miljoenennota en
de SZW-begroting voor 2021 is reeds rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van
de oversterfte in de eerste helft van 2020. Het CBS komt in december van dit jaar
met een nieuwe bevolkingsprognose, waarin ook een inschatting wordt gegeven van de
gevolgen van corona voor het aantal ouderen en de levensverwachting. Op basis hiervan
zal een nieuwe prognose worden gemaakt voor 2021 en latere jaren. De mutaties die
hieruit resulteren zullen in de Voorjaarsnota worden toegelicht.
Vraag 130: Klopt het dat de onderschrijding op de AOW-uitkeringslasten over 2019 aanzienlijk
groter was dan de over 2020 geconstateerde onderschrijding van 30 miljoen euro? Wat
is de verklaring dat de onderschrijding op de AOW-uitkeringslasten over 2020 kleiner
is dan de onderschrijding over 2019, uiteraard in het licht van het feit dat de coronacrisis
in 2019 nog geen effect had?
Vraag 131
Zijn er redenen om aan te nemen dat de onderschrijding op de AOW-uitkeringslasten
in de Najaarsnota nog flink wordt onderschat?
Antwoord op vragen 130 en 131
De onderschrijding aan de uitkeringslasten AOW is in 2020 naar verwachting groter
(139 miljoen euro) dan de onderschrijding in 2019 (117 miljoen euro). De raming van
de uitkeringslasten AOW voor de SZW-begroting van 2019 was gebaseerd op de destijds
meest recente bevolkingsprognose van het CBS uit december 2017. Met name hoger dan
verwachte sterfte in 2018 heeft geleid tot lagere uitgaven in 2019 dan in de begroting
voorzien.
In de Miljoenennota 2021 is gemeld dat de raming voor de uitkeringslasten AOW in 2020
circa 109 miljoen euro naar beneden wordt bijgesteld, met name vanwege de gevolgen
van corona. In de Najaarsnota 2020 wordt gemeld dat de raming nogmaals met circa 30
miljoen neerwaarts wordt bijgesteld. De raming in de Najaarsnota is gebaseerd op uitvoeringsinformatie
tot en met de maand september van dit jaar. De oversterfte sindsdien leidt waarschijnlijk
weer tot een onderschrijding ten opzichte van die prognose. De onderschrijding zal
in het Jaarverslag SZW 2020 worden toegelicht.
Vraag 132
In welke mate is het bijstandsbudget voor 2021 aangepast? In hoeverre werkt dit volgens
de systematiek door in bijdragen aan gemeenten? Moeten gemeenten zelf bijspringen
als bijvoorbeeld in november volgend jaar een grote instroom in de bijstand ontstaat,
of kan daar al eerder rekening mee worden gehouden?
Antwoord op vraag 132
Bij het vaststellen van het budget voor uitkeringen op grond van de Participatiewet
(macrobudget) wordt rekening gehouden met de meest actuele verwachtingen van de conjuncturele
situatie. Daarbij neemt SZW de conjunctuurrekenregel van het CPB over: een vertaling
van de raming van de werkloze beroepsbevolking naar het verwachte beroep op bijstand.
Voor 2020 en 2021 is, bovenop de reguliere conjunctuurrekenregel, een additioneel
opwaarts effect geraamd om beter rekening te houden met de hogere instroom als gevolg
van COVID-19.
Afgelopen september is het voorlopig macrobudget 2021 vastgesteld. In de raming voor
2021 is een stijging van 21.500 uitkeringen op grond van de conjunctuur verwerkt ten
opzichte van 2020. Het definitieve macrobudget 2021 zal in september 2021 worden vastgesteld.
Hierbij zullen de op dat moment meest recente ramingen van het CPB worden meegenomen.
Ook kan het additionele effect tot de vaststelling van het definitieve macrobudget
2021 nog worden aangepast.
Conform de gebruikelijke systematiek worden de definitieve macrobudgetten vastgesteld
in september van het lopende jaar. Indien de uitgaven uiteindelijk lager blijken uit
te vallen, komt dit ten gunste van gemeenten. Indien het omgekeerde het geval is,
komen de hogere uitgaven voor rekening van gemeenten. Afwijkingen tussen het macrobudget
en gerealiseerde bijstandsuitgaven werken wel door in de budgetten van latere jaren.
Tot slot is de mogelijkheid gecreëerd om de verdelingssystematiek van de bijstandsbudgetten
in 2021 eenmalig te kunnen aanpassen, zodat er ook in de verdeling van het macrobudget
rekening kan worden gehouden met het feit dat de effecten van de coronacrisis kunnen
verschillen tussen gemeenten.
Vraag 133
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitgaven voor re-integratietrajecten?
Hoeveel mensen zijn minder begeleid van werk tot werk doordat veel sessies als gevolg
van corona niet hebben kunnen plaatsvinden? Blijft het geld dan op de plank liggen,
of kan het doorgeschoven worden naar latere jaren?
Antwoord op vraag 133
De coronacrisis en de contactbeperkende maatregelen hebben de dienstverlening van
gemeenten veranderd, maar re-integratiedienstverlening heeft ook tijdens corona doorgang kunnen vinden. In maart t/m juni
werden er minder nieuwe re-integratievoorzieningen gestart dan in het kwartaal ervoor.
Echter, in cijfers die op 9 december door het CBS zijn gepubliceerd, is te zien dat
het aantal trajecten in het derde kwartaal (juli t/m september) weer is opgelopen.
De middelen die in het Gemeentefonds zitten voor re-integratie zijn vrij besteedbaar.
Het is daarom niet inzichtelijk hoeveel gemeenten hebben uitgegeven aan re-integratietrajecten.
Dit geldt ook voor de extra middelen die het kabinet vanwege de coronacrisis aan gemeenten
ter beschikking heeft gesteld voor re-integratie van bijstandsgerechtigden. Gemeenten
kunnen, volgens reguliere systematiek, het deel van deze de middelen dat zij in 2020
niet aanwenden meenemen naar volgend jaar. De middelen blijven daarmee dus beschikbaar
voor re-integratietrajecten van de gemeentelijke doelgroep.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier