Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 517 Wijziging van de Woningwet naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 29 september 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Algemeen
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
Wijziging van de Woningwet naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet.
Zij hebben hierbij meerdere vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
wetsvoorstel. Zij vinden het goed dat overbodige regels zo veel als mogelijk worden
geschrapt en vereenvoudigd. Ook het bieden van meer lokaal maatwerk voor woningcorporaties
zien zij als belangrijke factor om de woningnood op te lossen. Daarnaast zijn zij
erg tevreden dat de Minister steeds vaker het woord «volkshuisvesting» gebruikt in
plaats van «woningmarkt». Toch gaat het bieden van ruimte op sommige punten niet ver
genoeg. Deze leden hebben daarom nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van
de Woningwet naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet. Deze leden
hebben nog enkele vragen die zij aan de regering willen voorleggen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van de evaluatie
van de Woningwet en het voorliggende wetsvoorstel. De voorliggende wijzigingen van
de Woningwet maken het voor de woningcorporaties, huurders en toezichthouders eenvoudiger
en beter. Dat is wat deze leden betreft goed nieuws.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat naast de evaluatie die door
het ministerie is uitgevoerd ook de commissie Van Bochove op verzoek van Aedes een
evaluatie heeft gedaan. Kan de Minister een schematisch overzicht geven van de aanbevelingen
die zij uit deze evaluatie heeft overgenomen en aangeven welke ze niet heeft overgenomen
en wat de reden daarvan is?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Woningwet
naar aanleiding van de evaluatie. Ook hebben de leden van de SP-fractie kennis genomen
van de commissie Van Bochove die in opdracht van Aedes een eigen evaluatie heeft uitgevoerd.
Deze leden constateren naar aanleiding van de evaluaties dat de Woningwet na de parlementaire
enquête woningcorporaties heeft gewerkt, maar dat de wet op sommige punten is doorgeslagen
en aanpassing behoeft. De leden van de SP-fractie zijn tevreden dat de positie van
huurders is verstevigd, maar deze leden menen dat het nog beter zou kunnen.
De evaluatie in opdracht van Aedes is verschenen in 2018. De evaluatie in opdracht
van het ministerie in 2019. De leden van de SP-fractie vernemen graag waarom het vervolg
op de evaluaties van de Woningwet zo lang heeft moeten duren. Bovendien worden verschillende
onderdelen die voortvloeien uit de evaluatie in verschillende wetten uitgewerkt. De
leden van de SP-fractie zien graag een overzicht met de onderlinge samenhang van de
verschillende wijzigingen van de Woningwet tegemoet.
Het baart de leden van de SP-fractie zorgen dat veelal onder het mom van administratieve
lasten zeggenschap wordt ingeperkt van mensen over wiens thuis wordt besloten. Daarom
willen de leden van de SP-fractie een overzicht van alle punten in de verschillende
concept-wetswijzigingen, die reeds voorliggen bij de Tweede Kamer, waarbij de zeggenschap,
zienswijze, instemmings- of informatierecht worden geschrapt of ingeperkt. Deze leden
zien graag een schematisch overzicht tegemoet.
De leden van de PvdA-fractie nemen met genoegen kennis van het wetsvoorstel. Deze
leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het schrappen van overbodige regelgeving
en het versimpelen van regels woningcorporaties ten goede komt. Deze leden staan dan
ook achter de doelstelling om meer betaalbare woningen te bouwen. Wel merken de aan
het woord zijnde leden op dat dit wetsvoorstel door de Raad van State onvoldoende
wordt geacht om een betekenisvolle impuls te geven aan de oplossing van de fundamentele
problemen op de woningmarkt. Kan de Minister hierop reageren en aangeven welke andere
stappen zij voornemens is te zetten om meer betaalbare woningen te bouwen?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
voorstel van wijziging van de Woningwet. Zij zien dat toegelaten instellingen een
onmisbare bijdrage leveren aan de volkshuisvesting. Zij willen de slagkracht, kennis
en ervaring van instellingen benutten om de problemen op het gebied van volkshuisvesting
– en maatschappelijke vraagstukken die daarmee verband houden, zoals verduurzaming
van de woningvoorraad – te lijf te gaan. Genoemde leden hebben behoefte aan het stellen
van een aantal vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Raad van State twijfelt aan de stelling
dat dit wetsvoorstel een betekenisvolle impuls zal geven aan de oplossing van de fundamentele
problemen op de woningmarkt. Genoemde leden vragen het kabinet hier nader op in te
gaan. Ziet het kabinet nog mogelijkheden om de Woningwet verder aan te passen zodat
maximaal gebruik kan worden gemaakt van de kracht van woningcorporaties om problemen
op het gebied van volkshuisvesting te lijf te gaan?
2. Aanleiding
De leden van de CDA-fractie lezen dat lokale partijen meer mogelijkheden krijgen om
een bij hun specifieke context passende uitvoering van de wet te geven. Deze leden
vragen zich af in hoeverre het risico bestaat dat hierdoor de woningbouw juist vertraagd
wordt, doordat lokaal bestuur vaker zorgt voor trage woningbouw? Zij vragen de regering
deze zorgen weg te nemen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat uit de evaluatie van de Woningwet bleek
dat de ruimte die regels nu al bieden nog niet altijd door lokale partijen worden
gebruikt. Om welke regels gaat het precies? Waarom wordt hier zo weinig gebruik van
gemaakt?
3. Inhoud van het wetsvoorstel
3.1.1. Fusies
De leden van de VVD-fractie lezen dat huurdersorganisaties een feitelijk vetorecht
krijgen op fusies. Deelt de regering die lezing? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat
huurders bij woningcorporaties huurbescherming hebben en dat deze op geen enkele wijze
wordt ingeperkt door fusies? Waarom kiest de regering er dan voor om zo’n zware eis
aan fusies op te leggen? De leden van de VVD-fractie vragen zich af of kan worden
toegestaan dat het verzoek tot fusies in behandeling wordt genomen door de Autoriteit
Woningcorporaties (Aw) zonder goedkeuring van huurdersorganisaties, wanneer die toestemming
wordt onthouden op andere gronden dan volkshuisvestelijk belang.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen om de regering om een nadere toelichting
op de voorwaarden voor fusie. Deze leden ontvangen zorgen van corporaties dat de voorwaarden
in de herziene wet nog steeds te ingewikkeld zijn. Kan zij daar op reageren?
De leden van de SP-fractie vragen hoe de vereenvoudiging van de procedure voor fusies
eruit komt te zien in de praktijk voor huurders en voor huurdersorganisaties. De leden
van de SP-fractie vragen of er een informatieplicht is voor een toegelaten instelling
(woningcorporatie) zodat huurdersorganisaties tijdig op de hoogte worden gesteld van
beleidsvoornemens van de corporatie.
De leden van de SP-fractie zijn er niet over te spreken dat de zeggenschap van huurders
wordt ingeperkt bij een fusie. De regering maakt een onderverdeling in drie categorieën
fusies en schrapt het instemmingsrecht bij twee van de drie fusiecategorieën. De leden
van de SP-fractie vragen de regering dit te heroverwegen. Ook al zijn misschien de
volkshuisvestelijke gevolgen bij deze categorieën minder groot, voor de betrokkenheid
van huurders en voor de transparantie van corporaties is het van belang dat huurders
deze zeggenschap blijven houden.
Eén van de doelen van de nieuwe Woningwet was het terugkeren naar de menselijke maat.
Mede daarom werd het voorstel in de Tweede Kamer aangenomen om kleinere corporaties
en défusie mogelijk te maken. De leden van de SP-fractie vragen hoeveel corporaties
zijn opgeknipt of er een défusie heeft plaatsgevonden. Tevens vernemen deze leden
graag op welke manieren de menselijk maat is gestimuleerd door de regering.
De leden van de SP-fractie vragen of het instemmingsrecht bij het aangaan van verbindingen
ook verdwijnt, als het aan de regering ligt, en waarom.
De leden van de PvdA-fractie hechten veel waarde aan inspraak voor huurders en hun
vertegenwoordigende organisaties. Zij vragen hoe dit geborgd blijft in het voorliggende
wetsvoorstel, en vragen de wijziging ervan te motiveren en of het wijzigingsvoorstel
ook is besproken met huurdersorganisaties.
3.1.2 Verduidelijking definities
De leden van de SP-fractie vragen naar het verschil tussen een woningvennootschap
en een samenwerkingsvennootschap, en hoe dat in de praktijk eruit ziet.
3.2 Governance
De leden van de SP-fractie zijn het met de regering eens dat het interne toezicht
op orde dient te zijn. Goede en betrouwbare bestuurders en commissarissen zijn daarbij
essentieel. De leden van de SP-fractie begrijpen daarom niet waarom de regering de
geschiktheid- en betrouwbaarheidstoets wil vereenvoudigen. Welke risico’s voor de
governance kunnen hiermee gemoeid zijn? Graag zien deze leden een nadere toelichting
op punt van de «risicogerichte invulling» en vernemen zij graag de noodzaak tot deze
aanpassing.
De leden van de SP-fractie willen weten of alle woningcorporaties voldoen aan de Wet
Normering Topinkomens en welke verbeteringen of aanscherpingen de regering nog nodig
acht.
3.2.1 Geschiktheid- en betrouwbaarheidstoets voor bestuurders en commissarissen
De leden van de CDA-fractie lezen dat de toezichthouder afhankelijk van de situatie
kan differentiëren in de boordelingsprocedure van de geschiktheid en betrouwbaarheid
van kandidaat-bestuurders en commissarissen. Zij vragen de regering aan te geven om
welke verschillende situaties dit kan gaan. Voorts vragen deze leden hoe de geschiktheid-
en betrouwbaarheidstoets wordt ontwikkeld. Wordt ook het beoogde effect van deze toets
geëvalueerd?
3.2.3 Onverenigbaarheden met de functie van bestuurder of commissaris
De leden van de D66-fractie constateren dat er in plaats van een lijst met onverenigbaarheden
voortaan wordt gewerkt met generieke uitgangspunten ten aanzien van de verenigbaarheid
van dubbele functies. Deze leden vragen in hoeverre hiermee is gewaarborgd dat er
geen belangenverstrengeling plaatsvindt? Wie, en op welke wijze, toetst of aan de
genoemde uitgangspunten wordt voldaan? Hoe vaak vinden dergelijke situaties van (potentiele)
belangenverstrengeling momenteel plaats?
3.2.4 Algemene ledenvergadering (ALV)
De leden van de D66-fractie constateren dat er naar aanleiding van het amendement
De Vries volgens de regering dubbele waarborgen in de wetgeving staan ten aanzien
van de positie van de ALV binnen corporaties. Deze leden vragen hoe wordt geborgd
dat huurderscommissarissen hun achterban voldoende informeren en zo wordt geborgd
dat de rol van de ALV inderdaad een dubbele waarborg heeft?
Het bevreemdt de leden van de SP-fractie dat een aangenomen amendement wordt geschrapt.
Zij stellen daarom de vraag op welke manieren de regering ervoor zorgt dat de positie
van de ledenvergadering inzake verenigingen wordt versterkt. Want ook al hebben huurdersorganisaties
zelf bijvoorbeeld het recht om commissarissen voor te dragen, wil dat nog niet zeggen
dat de positie van huurdersorganisaties minder van belang moet zijn bij ALV’s. De
leden van de SP-fractie zien hierop graag een nadere toelichting tegemoet.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie waarom een Raad van Commissarissen besluiten
van een ALV naast zich neer kan leggen. Deze leden vragen tevens hoe dit zich verhoudt
tot het uitgangspunt dat de positie van huurders beter gewaarborgd dient te worden.
3.3 Lokale driehoek en huurdersorganisaties
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering geen aanleiding ziet om andere volkshuisvestelijke
prioriteiten vast te stellen dan in 2015 zijn vastgelegd. Deze leden vragen of de
regering bereid is te onderzoeken of er in de praktijk behoefte is aan het herijken
van de volkshuisvestelijke prioriteiten en daarover in gesprek te gaan met de betrokken
belanghouders. Bovengenoemde leden vragen de regering dit te doen met de schrijnende
woningnood in het achterhoofd.
De leden van de SP-fractie vernemen graag waarom het verplichte vooroverleg met huurderorganisaties
over het activiteitenoverzicht bij prestatieafspraken zou leiden tot ongelijke verhoudingen
tussen toegelaten instelling, gemeente en huurdersorganisatie.
De leden van de SP-fractie vragen hoe huurdersorganisaties de afgelopen jaren zijn
ondersteund door (of via) de regering, omdat er bij de wetsbehandeling is aangegeven
dat er een professionaliseringsslag nodig was.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie hoe groot het jaarlijkse budget vanuit
het Rijk was voor scholing van huurdersorganisaties, op welke manieren daar gebruik
van is gemaakt en met welke resultaten. Wat doen huurdersorganisaties eraan om meer
huurders te bereiken en op welke manieren worden zij daartoe gestimuleerd door de
rijksoverheid?
Tevens vernemen de leden van de SP-fractie graag wat het budget voor de Woonbond (als
koepel voor huurders) en voor Aedes (als koepel voor corporaties) is en waar dat op
is gebaseerd.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie wat de regering in de toekomst gaat doen
om huurdersorganisaties te (laten) ondersteunen en hoe hier bekendheid aan wordt gegeven.
3.3.1 Prestatieafspraken
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering in het oog heeft gehouden dat de
positie van gemeenten niet wordt verzwakt. Deze leden vragen zich af wat er gedaan
is om de positie van gemeenten niet alleen niet te verzwakken, maar ook te versterken.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de woningcorporatie enkel naar redelijkheid
hoeft bij te dragen aan het lokale woonbeleid, indien dit beleid door de gemeente
is vastgelegd en kenbaar is gemaakt. Deze leden zien graag een specificatie van wat
redelijk in deze context precies inhoudt. Kan dit met enkele voorbeelden worden geïllustreerd?
De leden van de VVD-fractie zien dat indien gemeente en woningcorporaties er in de
lokale driehoek in het geheel niet in slagen om tot prestatieafspraken te komen, zij
het geschil dat daaraan ten grondslag ligt aan de Minister voorleggen. De leden van
de VVD-fractie vragen zich af wat gemeenten kunnen doen als de prestatieafspraken
door woningcorporaties niet voldoende worden nageleefd en wat deze wet daar aan verandert.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat zij ziet in het idee van het «overrulen»
van prestatieafspraken door de Minister indien deze niet in lijn met nationale woon-
en bouwambities. Met de huidige woningnood is het onverantwoord als prestatieafspraken
niet in lijn zijn met de nationale woon- en bouwambities, zo menen deze leden.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering ook wat zij vindt van het feit dat
het voor gemeenten niet verplicht is een woonvisie te hebben. Wat ziet de regering
in het verplichten van een woonvisie voor gemeenten, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie menen dat de prestatieafspraken nog te weinig mogelijkheden
tot maatwerk bieden, terwijl dit is wat deze herziene wet beoogt. Prestatieafspraken
kunnen de knellende marges van de Woningwet niet ontlopen. Wat ziet de regering er
bijvoorbeeld in om af te wijken van de strikt limitatieve opsomming in artikel 51
BTIV, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie vragen of is overwogen om meer regionaal maatwerk mogelijk
te kunnen maken door aan artikel 45, tweede lid van de Woningwet een onderdeel toe
te voegen om tot het gebied van de volkshuisvesting ook te rekenen bij AMvB of ministeriële
regeling te benoemen werkzaamheden.
De leden van de D66-fractie constateren dat er meer ruimte wordt geboden om het proces
rondom het maken van prestatieafspraken in te richten. Deze leden vragen of er naar
verwachting ook gemeenten waar nog geen prestatieafspraken tot stand zijn gekomen,
hierdoor wel tot het maken hiervan over zullen gaan. In hoeverre liggen het ontbreken
van woonvisies bij gemeenten ten grondslag aan het niet maken van prestatieafspraken?
Daarnaast vragen deze leden wat de huidige stand van zaken is qua aantallen gemeenten
die nog geen prestatieafspraken hebben gemaakt, en wat de inspanning is om het aantal
gemeenten met prestatieafspraken zo hoog mogelijk te laten zijn.
De leden van de SP-fractie vragen waarom het hebben van een woonvisie niet verplicht
is voor gemeenten. Het maken van prestatieafspraken is alleen verplicht als er een
woonvisie is. Gezien de huidige woningnood, de grote verduurzamingsopgave, de vergrijzing
en andere maatschappelijke ontwikkelingen pleiten de leden van de SP-fractie voor
het hebben van een woonvisie in alle gemeenten. Op die manier kan beter recht gedaan
worden aan de zeggenschap van huurders, omdat er dan prestatieafspraken moeten komen
waar «de lokale driehoek» aan tafel zit. Op die manier kan ook beter recht gedaan
worden aan corporaties en is de democratische legitimatie van woonbeleid duidelijker
gewaarborgd. De leden van de SP-fractie vragen hierop een reactie en een aanpassing
van de voorgestelde wetswijziging.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn voorstander van afschaffing van de verhuurderheffing.
Zij zien voor zich dat in plaats daarvan heldere prestatieafspraken worden gemaakt
over huurprijzen, sloop, nieuwbouw, onderhoud (in het bijzonder vocht- en schimmelproblematiek),
renovatie en verduurzaming. Daarbij zal ook oog moeten zijn voor investeringsruimte
voor corporaties en wijken met grote groei- en krimpopgaven. Biedt de huidige wet
de mogelijkheden om tot een dergelijke stap over te gaan?
3.3.3 Woningmarktregio’s
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA hebben nog vragen over wat er gebeurt
bij negatieve evaluatie van een ontheffing voor de Woningwetregio. Zou de regering
kunnen toelichten hoe het beleid eruit ziet rond een eventuele negatieve evaluatie?
Door deze onzekerheid weg te nemen kunnen corporaties met meer comfort investeren
in de gemeenten waar zij momenteel met een ontheffing actief zijn, ook al nadert de
deadline voor een evaluatie van de ontheffing. Is er bijvoorbeeld sprake van een redelijke
termijn na een eventuele negatieve ontheffing?
3.3.4 Werkzaamheden nieuwe gemeente
In de Woningwet is zorgvuldig afgewogen dat corporaties in hun eigen regio actief
zijn. Een corporatie mag dus niet zomaar bouwen of andere werkzaamheden verrichten
buiten het eigen woningmarktgebied. De regering wil dat het niet langer nodig is om
toestemming te vragen, via een gemeentelijke verklaring van geen bezwaar, voor werkzaamheden
(niet zijnde bouwen of aankoop van panden) buiten het eigen gebied. De leden van de
SP-fractie vragen welke werkzaamheden hier worden bedoeld en waarom de regering ervoor
kiest om de verklaring van geen bezwaar te schrappen.
3.4 Werkdomein
De leden van de fractie van GroenLinks zien in corporaties een belangrijke partner
om ook voor betaalbare middenhuur woningen te zorgen. Corporaties hebben immers een
maatschappelijke taak en kennen de gemeenten waar ze actief zijn vaak goed. Deelt
de regering de mening van deze leden dat de corporaties meer ruimte zouden moeten
krijgen om ook voor middeninkomens te gaan bouwen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering nog altijd kiest voor lage inkomensgrenzen
(DAEB) voor toegang tot de sociale huursector. De EU heeft immers gesteld dat er een
grens moet worden getrokken. De hoogte van de grens mag een lidstaat zelf bepalen.
De leden van SP-fractie vragen de regering om in gesprek te gaan met de Europese Commissie
om zodoende de inkomensgrenzen te verhogen, zodat meer mensen in aanmerking kunnen
komen voor gereguleerde, betaalbare huur.
De leden van de SP-fractie vragen ook waarom de regering kiest voor eenzijdige buurten
en een grotere tweedeling tussen wijken als mensen met een verschillend inkomen niet
gemengd worden gehuisvest. Op welke manieren gaat de regering sociaaleconomische tweedeling
in buurten tegen als er niets gebeurt aan de inkomensgrenzen, zo vragen de leden van
de SP-fractie.
De leden van de SP-fractie hechten eraan hierbij te vermelden dat het aantal gereguleerde,
betaalbare huurwoningen fors moet worden uitgebreid. De vraag is hoe en op welke termijn
de regering dat concreet gaat doen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn erg blij dat het kabinet heeft aangekondigd
de markttoets tijdelijk buiten werking te stellen. Op welke termijn zal dit worden
geregeld? Valt geheel artikel 44c onder dit besluit?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de van de motie Dik-Faber (29 453-511) over het in kaart brengen wat nodig is om meer goedkope sociale huurwoningen te
bouwen. Wanneer kan de Kamer de afdoening verwachten en welke wettelijke belemmeringen
ziet het kabinet momenteel nog? Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
naar de uitvoering van de motie Dik-Faber/Ronnes (35 300 VII nr. 68) om juist ook woningcorporaties te betrekken bij de huisvesting van daklozen. Welke
stappen gaan hier nog op worden gezet en ervaren woningcorporaties hier momenteel
nog wettelijke blokkades op?
3.4.2 Verduurzaming
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij verduurzaming van bijvoorbeeld gespikkeld
bezit en gemengde complexen woningcorporaties particuliere eigenaren kunnen ontzorgen.
Kan dit met enkele voorbeelden worden geïllustreerd? De leden van de VVD-fractie willen
weten of de regering hun mening deelt dat woningcorporaties in dit soort situaties
hun schaalvoordelen moeten kunnen doorgeven en de onrendabele top moeten kunnen betalen.
Deelt de regering de mening dat woningcorporaties in dit soort situaties ook investeringen
van particuliere eigenaren moeten kunnen financieren, al dan niet samen met de NHG?
De leden van de CDA-fractie zien dat de Woningwet toegelaten instellingen maar beperkte
mogelijkheden biedt om buiten het eigen bezit duurzaamheidsactiviteiten te ontplooien.
Wat ziet de regering in de mogelijkheid om toegelaten instellingen ook verduurzamingsmaatregelen
uit te laten voeren met betrekking tot woningen die een bouwkundige eenheid vormen
met hun eigen woongelegenheden?
De leden van de D66-fractie zijn content over de mogelijkheden die de voorgenomen
wijziging biedt aan corporaties om energieopwekking en duurzaamheidsinvesteringen
als DAEB-activiteiten uit te voeren. Deze leden vragen op welke wijze corporaties
van deze mogelijkheden op de hoogte worden gesteld en welke stappen er nog meer worden
ondernomen om samen met de corporaties tot een duurzamere gebouwde omgeving te komen.
De leden van de D66-fractie constateren dat er niet langer wordt gewerkt met een lijst
met niet-toegestane activiteiten van corporaties om beter op veranderende situaties
te kunnen inspringen. Deze leden vragen in hoeverre op deze wijze is geborgd dat niet-toegestane
activiteiten door corporaties hierdoor niet plaats zullen vinden.
De leden van de D66-fractie constateren dat corporaties kunnen deelnemen in een energiecoöperatie
door inbreng van eigen vastgoed in de coöperatie. Deze leden vragen in hoeverre gronden
en terreinen in bezit van corporaties ook onder dit bezit worden geschaard.
Verduurzaming van de gebouwde omgeving is voor de leden van de fractie van GroenLinks
een belangrijk punt van aandacht. Kan de regering aangeven op welke wijze het verduurzamen
van corporatiewoningen beter vorm krijgt in de aangepaste wet? Deelt zij de mening
van de leden van de fractie van GroenLinks dat het verduurzamen van het corporatiebezit
een van de belangrijkste taken is van toegelaten instellingen?
De leden van de SP-fractie vragen welke mogelijkheden er binnen de huidige wet- en
regelgeving zijn voor huurders individueel en in collectief verband om verduurzaming
af te dwingen. Daarnaast vragen deze leden of de regering een afdwingbaar recht op
verduurzaming wil introduceren, zodat ook huurders kunnen profiteren van bijvoorbeeld
een beter geïsoleerd huis en een lagere energierekening. Wanneer huizen die kampen
met schimmelproblematiek als eerste worden aangepakt en meteen worden verduurzaamd,
worden twee vliegen in één klap geslagen. De leden van de SP-fractie vragen om een
reactie hierop.
De leden van de SP-fractie vragen hoe het staat met de zogenaamde «woonlastenbenadering»
bij verduurzaming en zien hierop graag een toelichting. Deze leden achten het van
belang dat huurders niet méér gaan betalen voor hun woonlasten en zien in de toelichting
van de regering graag hoe dit zich verhoudt tot het vragen van een energieprestatievergoeding.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of de regering bereid is om aanpassingen
in de huurprijs voor verduurzaming onder de huursombenadering te laten vallen.
Op welke manieren is het nu mogelijk dat corporaties hun kennis, kunde of organisatiekracht
in kunnen zetten bij verduurzaming via een wijkenaanpak, vragen de leden van de SP-fractie.
Zij vragen tevens of het mogelijk is om met andere partijen hierin ondernemingen of
bijvoorbeeld energiecoöperaties op te richten en op welke manieren zogenaamd «gespikkeld
bezit» kan worden aangepakt.
Daaruit volgt ook de vraag waarom bij isolerende maatregelen of activiteiten die energie
opwekken een corporatie beperkt wordt tot het eigen gebouw en de bijbehorende grond.
De leden van de SP-fractie willen weten of de regering bijvoorbeeld bereid is om een
corporatie zonne-energie te laten opwekken in een naburig weiland als de huurders
dit zelf willen. Graag zien deze leden een toelichting hierop, omdat er sprake is
van een directe verbetering van de woongelegenheid wat een taak is van een corporatie.
3.4.3 Leefbaarheid
Leefbaarheid en veiligheid in straten en buurten is van groot belang voor de samenleving
als geheel. Zoals hierboven betoogt draagt een gemengde buurt hieraan bij, maar ook
huismeesters of samenwerkingen met welzijnsinstanties zijn van belang. Juist gezien
het verminderen van het aantal wijkagenten, de bezuinigen in de GGZ, de toename van
verwarde personen, en het langer thuis wonen van mensen met problemen is het belangrijk
dat ook corporaties hun rol kunnen pakken in de zogenaamde «welzijnsketen». De leden
van de SP-fractie juichen toe dat de regering een verruiming van de leefbaarheidsactiviteiten
wil. De leden van de SP-fractie vragen naar concrete voorbeelden wat wel en niet mag
in de ogen van de regering en waar de grens volgens haar ligt. Tevens vragen deze
lezen waaraan dit wordt getoetst en wie hier toezicht op gaat houden.
De leden van de SP-fractie lezen dat zowel het grensbedrag voor leefbaarheid als de
verplichting om leefbaarheid op te nemen in de prestatieafspraken vervallen. Deze
leden vragen waarom de regering niet heeft gekozen voor een minimumbedrag voor leefbaarheid.
Niet dat er een minimum uitgegeven dient te worden, maar om te waarborgen dat woningcorporaties
investeren in leefbaarheid en dat huurders hierom kunnen verzoeken zonder dat er een
antwoord komt als «er is geen geld». Graag zien de leden van de SP een toelichting
hierop.
Daarnaast vernemen de leden van de SP-fractie graag op welke manieren gewaarborgd
wordt dat bij prestatieafspraken ook het thema van leefbaarheid aan de orde komt.
Naast verduurzaming en leefbaarheid, vinden de leden van de ChristenUnie-fractie het
ook van belang dat woningcorporaties in staat worden gesteld om gemeenschapswoningen
voor ouderen te bouwen. Bijvoorbeeld met een gemeenschappelijke ontmoetingsruimte.
Wordt daar met dit voorstel de ruimte voor gecreëerd of zou dit nog verder aangemoedigd
en/of vereenvoudigd kunnen worden? Op welke wijze wordt hierin ook serieus werk gemaakt
van de moties Dik-Faber c.s. (34 775 XVIII nr. 32), Dik-Faber/Segers (31 765 nr. 377) en de motie Dik-Faber/Ronnes (32 847-633)? In het licht van deze laatste motie vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
ook specifiek naar de mogelijkheden voor een korting op de verhuurderheffing ten behoeve
van het realiseren van ouderenwoningen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een reflectie van het kabinet op de rol
van instellingen in het bieden van ontmoetingsruimte of creatieve broedplekken in
wijken als dit de cohesie en leefbaarheid in buurten ten goede komt. Welke mogelijkheden
hebben instellingen hier nu voor en in hoeverre acht de regering het wenselijk om
belemmeringen hiervoor, bijvoorbeeld financieel of in wet- en regelgeving, weg te
nemen?
3.4.4 Bedrijfsmatig onroerend goed
De leden van de D66-fractie lezen dat de regels omtrent investeringen in bedrijfsmatig
onroerend goed worden versoepeld. Deze leden begrijpen dat op deze wijze lokaal beter
maatwerk mogelijk is, maar vragen de regering ook of er op deze wijze voldoende geborgd
wordt dat de activiteiten bijdragen aan de DAEB-activiteiten van de corporaties?
3.4.6 Werkzaamheden voor derden
De leden van de D66-fractie lezen dat de regelgeving omtrent het verrichten van werkzaamheden
voor derden door corporaties wordt versoepeld. Deze leden vragen of nader geduid kan
worden wat deze versoepeling inhoudt, en vragen of er concrete voorbeelden gegeven
kunnen worden van werkzaamheden die corporaties hierdoor voor derden mogen uitvoeren.
De leden van de SP-fractie vragen naar de noodzaak om het boeteverbod en de koopoptie
te laten vervallen in contracten tussen woningcorporaties en derden. Zij zien graag
een nadere toelichting tegemoet.
3.4.7 Verkoop onder voorwaarden
De leden van de SP-fractie begrijpen niet waarom de terugkoopplicht woningcorporaties
in de weg zou zitten. Gezien de schaarste aan betaalbare huurwoningen is het van belang
dat huurwoningen niet verdwijnen. Door de aanpassing van de regering kan dat wel gebeuren,
wat de maatregel buitenproportioneel zou maken in vergelijking tot het aantal corporaties
wat veronderstelt problemen te hebben met dit artikel. De voorgestelde aanpassing
werkt «gespikkeld bezit» en een kleinere huurvoorraad in de hand. De leden van de
SP-fractie vragen om van de voorgestelde aanpassing af te zien en de terugkoopgarantie
in stand te houden.
Tevens vragen de leden van de SP-fractie of de regering bereid is om een instemmingsrecht
voor huurders te introduceren wanneer hun huurwoning verkocht wordt aan een ander,
niet zijnde een toegelaten instelling.
3.4.9 Huurders van maatschappelijk onroerend goed (MOG)
De leden van de CDA-fractie vragen de regering cijfers te geven omtrent Maatschappelijk
onroerend goed (MOG). Wat zijn daarbij de trends van de afgelopen jaren? Kan de regering
aantallen geven per regio? Is de regering het met de leden van de CDA-fractie eens
dat dit verder gestimuleerd moet worden? Zo ja, hoe gaat de regering dit doen? Zo
nee, waarom niet?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben enkele vragen en zorgen over het vraagstuk
rondom maatschappelijk vastgoed. Voor maatschappelijk vastgoed lijkt maximaal 10%
inclusief parkeerplaatsen nog steeds erg beperkend, doordat sociale verhuurders daar
in een individueel gebouw al heel snel overheen gaan. Dat kan volgens de aan het woord
zijnde leden leiden tot leegstand omdat er geen huurder uit de toegestane categorie
kan worden gevonden. Waarom hoogt de regering dit maximum niet op tot 20 of 25%? De
combinatie tussen maatschappelijk (MOG) en zorg (BOG) is immers heel gangbaar, bijvoorbeeld
in een gebouw met maatschappelijke instellingen waarin ook een apotheek zit. De wet
staat toe dat MOG ook aan natuurlijke personen verhuurd mag worden. Het lijkt echter
onwaarschijnlijk dat individuen voor eigen risico en rekening maatschappelijke ruimtes
gaan verhuren. Vaak gebeurt dit via BV’tjes met een statutaire maatschappelijke doelstelling.
Dit soort sociale ondernemers spelen vaak een structurerende, positieve rol in de
wijk. Is de regering bereid deze categorie toe te voegen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie constateren dat door woningcorporaties de beperking van
10% aan maatschappelijk vastgoed inclusief parkeerplaatsen als beperkend wordt ervaren
en zelfs kan leiden tot leegstand als er geen geschikte huurder gevonden kan worden.
Deze leden vragen of de regering bereid is te kijken naar een verruiming van de norm
om de leefbaarheid in een buurt ten goede te laten komen, bijvoorbeeld doordat kleine
ondernemers zich er kunnen vestigen.
De leden van de PvdA-fractie hebben zorgen over de vastgestelde grens in maatschappelijk
vastgoed van maximaal 10% inclusief parkeerplaatsen. Kan de regering aangeven of deze
grens tot leegstand kan leiden omdat woningcorporaties geen huurders uit de toegestane
categorie kunnen vinden? Zou het een oplossing zijn om deze grens op te rekken? Deze
leden vragen ook naar de mogelijkheid van sociale ondernemers om maatschappelijke
ruimte te huren. Waarom wordt deze groep nu niet de mogelijkheid geboden tot het huren
van maatschappelijke ruimtes? Is het een mogelijkheid om deze groepen toe te voegen?
3.5.1 Wijzigingen ten aan van zienswijzen
De leden van de VVD-fractie zien dat er geen ondergrens is voor de eis voor een zienswijze.
Waarom acht de regering dit proportioneel? Heeft de gemeente niet al stevige sturingsinstrumenten
via het lokale woonbeleid en prestatieafspraken? De leden van de VVD-fractie vragen
of het mogelijk zou zijn een ondergrens in te stellen van bijvoorbeeld 50 woningen.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat er nu geen ondergrens is voor
de eis tot een zienswijze, wat er toe kan leiden dat er in essentie zinloze zienswijzen
worden gevraagd voor iedere gemeente waarin een corporatie 1 woning of meer heeft.
Is het niet logischer om op te nemen in de wet dat er geen zienswijze nodig is van
gemeente én huurdersorganisatie voor 50 of 100 woningen in die gemeente, of in ieder
geval op te schrijven dat de Autoriteit Woningcorporaties zo’n praktische ondergrens
mag bepalen? Gemeenten hebben immers dan vaak ook geen visie op aanwezigheid van die
corporatie indien die aanwezigheid zeer marginaal is. Graag een reactie van de regering.
De leden van de PvdA-fractie vragen ten aanzien van zienswijzen of het geen nodeloze
last is voor woningcorporaties. Nu krijgen zij een zienswijze wanneer zij bij een
gemeente minimaal 1 woning beheren. Kan de regering aangeven of zij bereid is hierin
een ondergrens aan te leggen van 50 woningen?
3.5.3 Klachtenreglement
De leden van de SP-fractie lezen dat het niet de bedoeling van de regering is om de
inhoud van een klachtenreglement te wijzigen. Deze leden vragen zich af of dit niet
toch gebeurt. De leden van de SP-fractie vragen of de inhoud van het reglement aan
de organisatie zelf blijft en dat de regering niet ingrijpt in de inhoud. Daarnaast
luidt de vraag of er afgeweken mag worden van de inhoud als dit gebeurt in overleg
met de huurdersorganisatie, en op welke wijze dit tot uiting komt in het ministerieel
besluit?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de wijziging van het klachtenreglement betekent
dat de Minister een reglement aanwijst waar niet van afgeweken mag worden. Is het
afwijken van het vastgestelde reglement mogelijk in overleg met de huurdersorganisatie?
3.5.6 Experimenteerartikel
De leden van de CDA-fractie vragen de regering met het invoeren van een algemene bagatelregeling
en een algemene hardheidsclausule de flexibiliteit van de wet te bevorderen. De leden
van de CDA-fractie zijn van mening dat de experimenteerregeling in artikel 125 BTIV
te weinig is om af te wijken van het BTIV.
De leden van de D66-fractie lezen dat binnen de Woningwet de experimenteerruimte wordt
vergroot. Deze leden vragen de regering hoe deze experimenteerruimte zich verhoudt
tot bijvoorbeeld de experimenten in de Crisis- en herstelwet. Daarnaast vragen zij
in hoeverre er beperkingen gelden voor wat betreft de thema’s waarmee binnen de Woningwet
geëxperimenteerd kan worden.
De leden van de SP-fractie willen graag weten of het huidige experimenteerartikel
in de wet van kracht blijft of wordt vervangen. Deze leden zien liever dat het bestaande
experimenteerartikel blijft bestaan en dat elders in de wet een ander experimenteerartikel
wordt toegevoegd. Daarbij stellen de leden van de SP-fractie de vraag op welke manieren
in de praktijk van de Woningwet kan worden afgeweken met het nieuwe artikel.
3.5.7 Betrekken volkshuisvestelijk belang bij het nemen van besluiten door de toezichthouder
De leden van de D66-fractie vernemen dat de Autoriteit Woningcorporaties momenteel
werkt aan het opstellen van beleidsregels. Deze leden vragen wanneer deze naar verwachting
gereed zijn, en hoe wordt geborgd dat relevante partijen bij de totstandkoming zijn
betrokken en ermee uit de voeten kunnen.
4. Verhouding tot het hoger recht
De leden van de ChristenUnie-fractie merken dat regels vanuit de Europese Commissie
vaak remmend werken op het volledig benutten van de kracht van woningcorporaties.
Herkent de regering deze constatering? Op welke wijze is de regering in gesprek met
de Europese Commissie om meer ruimte voor woningcorporaties te bewerkstelligen?
5. Financiële aspecten
De leden van de VVD-fractie zien dat de Woningwet niet wordt gewijzigd naar aanleiding
van de lessen die kunnen worden getrokken uit de situaties van Vestia, Geertruidenberg
en Humanitas Huisvesting. Deze leden willen weten of de regerng hun mening deelt dat
de sanering van Vestia en Geertruidenberg te lang heeft geduurd en dat de financiële
verliezen te veel zijn opgelopen. Deze leden willen ook weten of de regering hun mening
deelt dat naar aanleiding van deze lessen de Woningwet niet langer saneringen moet
toestaan. Zo ja, is de regering bereid om de Woningwet alsnog te wijzigen en een nota
van wijziging te sturen? Zo nee, is de regering bereid om in de tussentijd het saneringsbeleid
aan te passen en niet langer toe te staan dat financiële verliezen oplopen in saneringen
en dat renteposities moeten worden gesloten?
Zowel de «Evaluatie van de Verhuurderheffing» en het onderzoek «Opgaven-Middelen woningcorporaties»
tonen dat het platte cijfer van de Indicatieve Bestedingsruimte Woningcorporaties
(IBW) een misleidend gegeven kan zijn. Ten behoeve van een goed proces rond prestatieafspraken,
vragen de leden van de fractie van GroenLinks of de IBW verduidelijkt kan worden op
het punt dat het kale getal juist onduidelijkheid schept over de toekomstige investeringsruimte
in gemeenten in een komend jaar. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering.
Over de IBW is al vaker verwarring of ruis ontstaan bij verschillende betrokkenen.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of de regering openstaat voor een alternatief,
waar alle drie de partijen goed mee uit de voeten zouden kunnen. Te denken valt aan
een onderzoek zoals het Opgaven-Middelen-onderzoek, waarin ook cijfers van individuele
corporaties zijn verwerkt. Op die manier zou elke vier jaar, of vaker als nodig, een
realistisch en begrijpelijk beeld van investeringsruimten en opgaven kunnen worden
geschetst van zowel de hele sector, als de lokale situatie. De leden van de SP-fractie
ontvangen graag een reactie hierop.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of de financiële informatie die beschikbaar
wordt gesteld in zo’n begrijpelijk mogelijke taal kan worden aangeboden. Niet alle
huurdersorganisaties of gemeenteraadsfracties hebben immers financiële specialisten
in huis.
De leden van de PvdA-fractie vragen of het uitbreiden van artikel 106 leidt tot een
aanpassing van het financieel reglement. Deze leden zijn van mening dat het doorvoeren
van een derde wijziging in drie jaar tijd niet helpt om de regeldruk en bureaucratie
weg te nemen.
6. Consultatie
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering samen met koepelorganisaties een
communicatie- en informatietraject is gestart om de bestaande mogelijkheden in de
wet toe te lichten en de samenwerking te vergroten. Hoe ziet dit er precies uit? Wordt
hier veel gebruik van gemaakt? Deze leden zouden graag een uitgebreidere toelichting
zien.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.