Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Ouderschap en adoptie (Kamerstuk 31265-72)
2020D37473
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over de brief van de Minister voor Rechtsbescherming inzake de voortgang
op de familierechtelijke onderwerpen ouderschap en adoptie en enkele wetgevingstrajecten
(Kamerstuk 31 265, nr. 72).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Schoor
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen.
De leden van de D66-fractie bedanken de Minister voor de voortgangsbrief. Zij hebben
enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brief, waarin wordt ingegaan op de voortgang op de familierechtelijke onderwerpen
ouderschap en adoptie en enkele wetgevingstrajecten. Deze leden danken de Minister
voor zijn brief, maar constateren tegelijkertijd dat lang niet altijd voortgang wordt
geboekt. Op heel veel deelonderwerpen volgen nog oplossingsrichtingen, beleidsstandpunten,
(voortgang)rapportages, en dergelijke. Voornoemde leden ontvangen graag een concreet
overzicht wat en op welk moment naar de Kamer wordt gestuurd, welke beslissingen nog
vóór de komende Tweede Kamerverkiezingen te verwachten zijn en op welke wijze de Minister
hierover nog met de huidige Kamer gaat overleggen.
De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben enkele vragen.
2. Ouderschap
Voortgangsrapportage Scheiden zonder Schade
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorgenomen experiment voor
een nieuwe procedure voor familierechtelijke geschillen. Deze nieuwe procedure zou
in het tweede kwartaal van 2020 van start gaan. De beperkende maatregelen als gevolg
van COVID-19 hebben tot gevolg dat dit experiment nog niet van start is gegaan. Kan
de Minister een concrete datum geven waarop het experiment alsnog zal aanvangen? Ook
vragen deze leden hoe lang het experiment zal duren en op basis van welke indicatoren
de effectiviteit van het experiment zal worden gemeten.
Voorts hebben de leden van de VVD-fractie met belangstelling kennisgenomen van de
pilots om verschillende varianten van de gezinsvertegenwoordiger uit te testen die
de trajecten zorg en recht moet verbinden. Zij vragen om ook een variant te voeren
waar nadrukkelijk zo laat mogelijk of zelfs niet wordt overgegaan tot het inzetten
van jeugdzorgtrajecten. Zij vragen daarbij tevens om in de pilots in kaart te brengen
of, en zo ja, welke jeugdbeschermingsmaatregelen worden ingezet, en waarom dit het
geval is. Daarnaast vragen de aan het woord zijnde leden of de Minister de mening
deelt dat voor de lange termijn in kaart gebracht zou moeten worden hoe eventueel
ingezette beschermingsmaatregelen uitwerken en of er significante verschillen optreden
ten opzichte van gevallen waarin genoemde maatregelen niet worden ingezet.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat regiolabs een plan opstellen voor
een nieuwe scheidingsaanpak. Hierbij wordt rekening gehouden met regionale verschillen.
Kan de Minister toelichten wat deze verschillen zijn en waarom deze een verschillende
scheidingsaanpak nodig hebben? Hoe staat dit in verhouding tot de behoefte aan een
uniforme aanpak?
De aan het woord zijnde leden lezen in de brief dat verschillende onderdelen van het
programma vertraging hebben opgelopen en dat er nog een grote opgave ligt voor de
resterende looptijd. Overweegt de Minister om zo nodig de looptijd van het programma
te verlengen zodat de beoogde resultaten ook gehaald kunnen worden?
De leden van de D66-fractie merken op dat scheidingsproblematiek voorkomt in alle
lagen van de samenleving. Ook bij mensen die de Nederlandse taal minder of niet machtig
zijn. Dit kan een extra kwetsbare groep zijn. Wordt er bij het ontwikkelen van het
Digiplein ook rekening gehouden met de bereikbaarheid van de informatie voor deze
groep?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister wat de stand van zaken is omtrent de
waarheidsvinding in de jeugdhulp en de zorg.
De leden van de GroenLinks-fractie spreken hun waardering uit voor alle initiatieven
om echtscheidingen, met alle emoties en onder de soms ingewikkelde omstandigheden,
zorgvuldig en gericht op werkbare verhoudingen te regelen. Hoewel het aantal vechtscheidingen
lijkt af te nemen maken deze leden zich zorgen over de complexe omgangsproblematiek.
Voornoemde leden zijn blij dat de ernst van het probleem van contactverlies tussen
kinderen en ouders na een scheiding wordt onderkend. De constatering dat de wijze
waarop in Nederland echtscheidingsprocedures worden gevoerd bijdraagt aan escalatie
en het werk van professionals bemoeilijkt, moet naar het oordeel van deze leden snel
leiden tot aanpassing van juridische procedures. Hoewel de Minister op zich positief
staat ten opzichte van een experiment proeven deze leden een zeker voorbehoud. De
leden zijn dan ook erg benieuwd hoe de Minister het voorgenomen experiment precies
gaat vormgeven en hoe de Minister de-escalatie procedureel gaat vormgeven.
Er moet, wat de leden van de SP-fractie betreft, altijd geprobeerd worden vechtscheidingen
te voorkomen. Het is zowel in het belang van ouders als het kind dat een eventuele
scheiding zo vlekkeloos mogelijk verloopt, omdat dit anders tot veel schade bij alle
partijen kan leiden. Om vechtscheidingen te voorkomen zijn de laatste jaren veel trajecten
opgezet, maar nu bleek onlangs uit onderzoek van Reporter Radio dat de hulpverlening
die ervoor moet zorgen dat de ruzies tussen ouders minder worden, in de praktijk juist
veel frustraties oplevert. Ook geven mensen aan het gevoel te hebben rondgepompt te
worden in het systeem. Heeft de Minister zicht op deze problemen? Wat gaat de Minister
hieraan doen? Zou het de landelijke overheid niet passen hier meer een regierol in
te nemen, zeker nu blijkt dat elke gemeente op geheel eigen wijze scheidingsproblematiek
probeert op te lossen, waarbij er grote verschillen zijn tussen gemeenten wat betreft
de effectiviteit van de aangedragen oplossingen?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zich ervan bewust dat met name kinderen
bij scheiding in een kwetsbare positie zitten. Het is daarom goed dat de regering
is overgegaan tot het programma Scheiden zonder Schade. Deze leden lezen in de voortgangsrapportage
dat uit onderzoek blijkt dat niet-getrouwde stellen niet door de overheid worden aangemoedigd
om hulp en begeleiding te zoeken terwijl dit wel een positief effect kan hebben op
het kind. In de wetenschap dat in 2015 vier op de tien kinderen geboren werd buiten
een huwelijk, lijkt het voornoemde leden van wezenlijk belang dat ook wanneer niet-getrouwde
ouders uit elkaar gaan, aandacht is voor de positie van het kind. Welke mogelijkheden
ziet het kabinet om te faciliteren en aan te moedigen dat ook in deze gevallen hulp
en begeleiding wordt gezocht om schade voor het kind zo veel als mogelijk te voorkomen?
Expertteam ouderverstoting/complexe omgangsproblematiek
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de tussenrapportage van het expertteam
ouderverstoting/complexe omgangsproblematiek en vragen naar de verdere planning van
het opleveren van de eindrapportage; wanneer kunnen zij dit eindrapport verwachten?
Tevens vragen deze leden hoe het expertteam borgt dat waar het de ervaringen van zogenoemde
ervaringsdeskundigen betreft, de relevante vertegenwoordigers hun verhaal bij het
expertteam kwijt kunnen. Zij ontvangen hierop graag een reactie.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat het expertteam vertraging heeft
opgelopen. Kan de Minister deze leden op de hoogte stellen van de agenda en de planning
van het expertteam?
De aan het woord zijnde leden lezen in de brief dat het expertteam aangeeft dat tijd
een belangrijke factor is bij complexe omgangsproblematiek. Het expertteam doet al
een aanbeveling om dit knelpunt te ondervangen. Kan de Minister aangeven wat hij nog
meer kan doen om vroeg in te grijpen bij problemen rondom de omgangsregeling?
De leden van de SP-fractie vragen met regelmaat aandacht voor het fenomeen ouderverstoting:
een situatie waarbij de ene ouder bewust en gericht, zonder legitieme reden, het kind
bij de andere ouder vandaan houdt. Steeds meer mensen, instanties en wetenschappers
benoemen ouderverstoting als een schrijnend en weerbarstig probleem. Wat deze leden
betreft moet dit probleem dan ook serieus worden aangepakt. Kan de Minister op een
rij zetten wat er op dit moment gebeurt om ouderverstoting te voorkomen? Op welke
manier(en) wordt er op dit moment vroegtijdig ingegrepen als het kind bij een van
de ouders wordt weggehouden zonder dringende reden? Wat de aan het woord zijnde leden
betreft moet het afschrikwekkende effect van de inzet van het strafrecht niet onderschat
worden. Wanneer de «verstoter» bijvoorbeeld door de politie gewezen wordt op het feit
dat wat hij of zij doet strafbaar is, en dat bij voortzetting van het strafbare handelen
ook echt wordt overgegaan tot straffen, dan schatten deze leden in dat hier een groot
preventief effect van uit kan gaan. Zij vragen de Minister hoe op dit moment het strafrecht
wordt toegepast bij ouderverstoting. Hoeveel veroordelingen zijn er op jaarbasis in
het kader van ouderverstoting? Hoe vaak komt ouderverstoting op jaarbasis voor en
hoe vaak is daarbij geen gebruik gemaakt door de instanties van de mogelijkheden die
het strafrecht biedt, bijvoorbeeld als afschrikwekkend instrument? Is al eens onderzocht
hoeveel geld dit soort geëscaleerde ruzies de maatschappij kosten, bijvoorbeeld aan
inzet van de rechter, hulpverlenende instanties, etc.? Zo nee, is de Minister bereid
dit alsnog in kaart te brengen?
Kinderalimentatie
De leden van de VVD-fractie benadrukken het belang van preferentie van kinderalimentatie
voor met name kwetsbare moeders en vragen om haast te maken met het nemen van een
beslissing over het al dan niet preferent maken van kinderalimentatie.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat de Minister erop vertrouwt dat het
Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) alle aanbevelingen van de Nationale
ombudsman heeft overgenomen. Kan de Minister toezeggen om de Kamer te informeren over
de bevindingen van de Ombudsman na de monitoring en of het LBIO inderdaad alle aanbevelingen
heeft overgenomen?
De leden van de SP-fractie vinden het een goede ontwikkeling dat de Minister goed
wil kijken naar manieren om de inning van alimentatie te verbeteren. Het preferent
maken van kinderalimentatie kan daar mogelijk een bijdrage aan leveren, maar verdringt
natuurlijk ook weer andere vorderingen. Kan de Minister voor deze leden verduidelijken
aan de hand van voorbeelden wat er nou concreet zou veranderen wanneer kinderalimentatie
een preferente vordering wordt? Een ander punt wat deze leden aan zouden willen snijden
is het feit dat het LBIO werkt met opslagkosten wanneer iemand zijn vordering niet
in één keer kan voldoen. De opslagkosten bedragen 15% over de achterstand met een
minimum van 19 euro. Daar komt nog eens bovenop dat het LBIO over de lopende alimentatiebijdrage
ook een opslag van 15% berekent met een minimum van 19 euro. De leden vragen of het
aldus klopt dat als je een achterstand van 1.000 euro hebt en je elke maand 500 euro
aan alimentatie moet betalen het LBIO dan dus 225 euro aan extra (opslag)kosten rekent?
In hoeverre draagt deze opstelling bij aan het oplossen van een mogelijk schuldenprobleem
bij de alimentatieplichtige? Is deze werkwijze al eens geëvalueerd? Zo nee, is de
Minister bereid dat alsnog te doen?
De leden van de ChristenUnie-fractie betreuren het dat er wederom nieuwe onderzoeken
worden aangekondigd naar de preferentie van kinderalimentatievorderingen. Genoemde
leden begrijpen dat moet worden bezien hoe dit past binnen de Brede Schuldenaanpak,
maar vragen de Minister waarom deze onderzoeken nu pas in gang worden gezet. Daarnaast
vragen zij of hiermee alle onderzoeken die het kabinet denkt nodig te hebben in gang
zijn gezet en eind dit jaar kan worden gestart met het wetsvoorstel om preferentie
van kinderalimentatievorderingen te regelen.
Meerouderschap
De leden van de VVD-fractie lezen dat de motie van het lid Bergkamp c.s. over het
wegnemen van de knelpunten in de regeling voor meerouderschap (Kamerstuk 33 836, nr. 48) nog niet tot uitvoering is gebracht. Zij hechten eraan dat de Minister spoedig met
een analyse komt over de knelpunten voor een mogelijke regeling van meerouderschap.
De leden van de D66-fractie kijken uit naar de brief van de Minister voor het herfstreces.
Zij vragen op welke wijze de kernvraag van voormelde motie is beantwoord, namelijk
hoe kunnen de knelpunten weg worden genomen en wat zijn dus de oplossingen daartoe.
Op welke wijze is deze analyse gemaakt?
WODC-beleidsreacties
De leden van de VVD-fractie vinden het van belang dat wet- en regelgeving over complexe
en gevoelige zaken, zoals het familierecht, goed onderbouwd wordt met wetenschappelijk
onderzoek. Zij zijn dan ook blij met het nieuwe onderzoeksrapport «Omgangsregeling
tussen ouders na scheiding» van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
(WODC). Ook in Nederland kunnen wij leren van de ervaringen uit het buitenland. Zo
blijkt uit de Australische praktijk (zie ook het WODC-rapport uit 2019 «Naleving van
contact-/omgangsafspraken na scheiding: een rechtsvergelijkend en sociaalwetenschappelijk
perspectief») dat door preventie en goede begeleiding, zoals het opstellen van een
ouderschapsplan, escalatie en gerechtelijke procedures kunnen worden voorkomen. Het
laten verrichten van onderzoek is dus nuttig, maar hoe gaat de Minister dergelijke
inzichten vertalen in Nederlands beleid?
De leden van de fractie van D66 kijken uit naar de beleidsreactie van de Minister.
De leden van de ChristenUnie-fractie danken de Minister voor het onderzoek dat is
uitgevoerd naar aanleiding van de motie van het lid Van der Graaf c.s. over gelijke
verdeling van zorgrechten en zorgplichten als startpunt bij een omgangsregeling (Kamerstuk
33 836, nr. 31). Genoemde leden constateren dat het onderzoek kwetsbaarheden naar voren brengt,
die met een dergelijk uitgangspunt gepaard zouden gaan. Zij vragen de Minister in
de reactie aan te geven op welke wijze dit zou kunnen worden ondervangen, of dat tot
een tussenvorm zou kunnen worden gekomen. Tot slot op dit punt vragen genoemde leden
of de reactie op genoemde onderzoeken voor de behandeling van de begroting van Justitie
en Veiligheid naar de Kamer kan worden toegezonden.
3. Adoptie
3.1. Interlandelijke adoptie
Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het Verleden
De leden van de VVD-fractie hebben begrip voor het uitstel van de oplevering van het
eindrapport van de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie (COIA). Voor hen is
hierbij snelheid ondergeschikt aan zorgvuldigheid en volledigheid.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat het rapport van de COIA vanwege
de uitbraak van COVID-19 vertraging heeft opgelopen, en daarom pas in april 2021 wordt
verwacht. Met de verdere besteding van de 1,2 miljoen euro wordt gewacht op dit eindrapport.
Kan de Minister aangeven in hoeverre het mogelijk is om, in overleg met de COIA, alvast
voorlopige conclusies te trekken waarop kan worden gehandeld, zodat het verbeteren
van de kwaliteit van interlandelijke adoptie geen verdere vertraging oploopt?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele weken geleden met teleurstelling
kennisgenomen van de rechterlijke uitspraak in de adoptie van mevrouw Dilani Butink,
waarin de rechtbank Den Haag oordeelde dat de zaak is verjaard en niet kan worden
overgegaan tot inhoudelijke behandeling van de mistanden die in de adoptieprocedure
hebben plaatsgevonden. Ook hebben deze leden met verontwaardiging kennisgenomen over
de fouten die gemaakt zijn door het Aanmeldpunt afstand en adoptie en hoe is omgesprongen
met de getuigenissen van alle betrokkenen bij afstand en adoptie in Nederland 1956–1984.
De aanmeldingsprocedure is immers medebepalend voor de selectie van data van het onderzoek.
Hoe wordt er omgegaan met de hierboven genoemde getuigenissen, de gerechtvaardigde
belangen en de verwerking van de persoonlijke informatie en het erfgoed van betrokkenen?
Hoewel deze leden begrip hebben voor de vertraging in de werkzaamheden van de COIA
als gevolg van de COVID-19-pandemie hopen de leden van de GroenLinks-fractie dat de
COIA erin slaagt om op korte termijn een veelomvattend, zorgvuldig en door betrokkenen
gedragen onderzoek weten te publiceren. Deze leden roepen de Minister er wél toe op
om in de tussentijd zo mogelijk verslag te doen van de onderzoeksbevindingen tot nu
toe. Het is immers heel erg veel gevraagd van directbetrokkenen om nog een half jaar
af te wachten.
Het CBS heeft, zo begrijpen voornoemde leden, in opdracht van de COIA een vragenlijst
verstuurd. Wat was hiervoor de achterliggende reden? Behoren deze vragen tot het mandaat
van de commissie en wat is de rechtvaardiging hiervoor? Hoe draagt dit bij aan het
beantwoorden van diens onderzoeksvragen en wordt de kans onbenut gelaten om vast te
stellen hoeveel personen in ieder geval illegaal geadopteerd zijn met medewerking
van Nederlandse consulaire diensten? Wat vindt de Minister ervan om via een aanvullende
vragenlijst alsnog vast te stellen hoeveel valselijk-als-eigen-kind-opgegeven personen
met medewerking van de staat illegaal geadopteerd zijn? Wat vindt de Minister van
de ophef en ontevredenheid die de enquêtevraagstelling gericht op de beleving van
de eigen adoptie heeft veroorzaakt onder geadopteerden?
De leden van de GroenLinks-fractie roepen de Minister er in de tussentijd toe op om
in afwachting van het onderzoeksrapport van de COIA herkomstonderzoek van geadopteerden
te ondersteunen. Het beschikbaar stellen van 1,2 miljoen euro wordt door deze leden
toegejuicht, maar roept wel de vraag op wat dit concreet voor belanghebbenden zélf
betekent. Ook de Nederlandse afstands- en adoptiegeneratie (20e eeuw) dient voor subsidiering
in aanmerking te komen om de tienduizenden direct belanghebbenden te faciliteren en
ondersteunen alsmede om herkomstonderzoek te laten uitvoeren en noodzakelijke procedures
te voeren. Hoeveel organisaties gaan naar verwachting aanspraak maken op een subsidie,
hoe wordt het bedrag precies verdeeld en hoe worden relevante organisaties met het
oog op het creëren van draagvlak bij deze verdeling betrokken? Is er al iets te zeggen
over de vermoedelijke omvang van de doelgroep per organisatie? Wordt uit dit bedrag
bijvoorbeeld ook DNA-onderzoek gefinancierd? Zo ja, wordt aangesloten bij bestaande
initiatieven of wordt een nieuwe DNA-databank opgetuigd? Hoeveel belanghebbenden kunnen
met andere woorden met dit incidentele budget worden geholpen met het onderzoek naar
hun «roots»? Het klopt immers toch dat individuele zoekacties niet uit dit bedrag
worden gefinancierd? Is de Minister bereid om, liefst structureel, geld vrij te maken
om individuele herkomstonderzoeken (denk aan het uitbesteden van dossieronderzoek,
reizen naar herkomstlanden, het bekostigen van verlof e.d.) mogelijk te maken? Welke
concrete voorwaarden stelt de Minister aan de projectvoorstellen om in aanmerking
te komen voor een subsidie uit het incidenteel vrijgemaakte bedrag van 1,2 miljoen
euro?
Daarnaast lijkt het de leden van de GroenLinks-fractie belangrijk om de nodige conserverende
maatregelen te treffen om het achterhalen van de ware toedracht in adoptiezaken mogelijk
te maken. Deze leden zijn geschrokken van het bericht dat cruciale gegevens zijn gewist
van honderden en misschien zelfs duizend kinderen die in Nederland zijn geadopteerd.
Dit geldt ook voor de binnenlandse afstand en adoptie in de twintigste eeuw waarbij
de aantallen vele malen groter zijn en er aantoonbaar sprake is geweest van het wissen
van identiteiten onder Nederlandse wetgeving. Het betreft tienduizenden directbetrokkenen
c.q. belanghebbenden. Is op dit moment duidelijk welke informatie/dossiers nog voorhanden
zijn en welke gegevens vermoedelijk zijn vernietigd? Zijn besluiten tot vernietiging
rechtmatig naar uw oordeel, bent de Minister bereid om alle overheidsinstanties waar
dergelijke dossiers aanwezig kunnen zijn de opdracht te geven adoptiedossiers voor
onbepaalde tijd te bewaren en ziet de Minister mogelijkheden om digitalisering en
inventarisering van alle fysieke adoptiedossiers te bewerkstelligen?
De leden van de SP-fractie merken op dat het onderzoek naar misstanden bij interlandelijke
adoptie en de rol van de Nederlandse overheid daarbij moeizaam verloopt. Voor deze
leden staat voorop dat de mogelijke misstanden zo breed, zo zorgvuldig en zo volledig
mogelijk worden onderzocht. Het is goed om te lezen dat de Minister deze boodschap
heeft overgebracht aan de onderzoekers. Het zou echter fijn zijn als de Kamer dit
ook daadwerkelijk kon controleren. In dat kader heeft de Kamer meermaals verzocht
om een tussenrapportage. Deze heeft zij niet gekregen. Is de Minister bereid deze
tussenrapportage alsnog aan de Kamer te zenden, zeker nu de definitieve afronding
van het onderzoek vertraging heeft opgelopen en het onderzoek pas in 2021 opgeleverd
zal worden?
Betekent de latere oplevering van het onderzoek van de COIA ook dat mensen zich nu
langer kunnen melden bij de commissie met hun verhaal? Zo ja, hoe wordt dit gecommuniceerd
vanuit de commissie, dan wel het ministerie? Zo nee, waarom niet? Is dit niet juist
een uitgelezen mogelijkheid om het onderzoek te verbreden (meer verhalen, meer landen,
etc.)?
Voortgang versterking rootszoektochten
De leden van de SP-fractie hebben al vaak gewezen op de wens van geadopteerden om
hun «roots» te achterhalen. Doordat bij sommige adopties gesjoemeld is met papieren,
is dit echter soms heel lastig, tijdrovend en kostbaar. Deze leden lezen in de brief
dat de Minister bereid is te kijken, nadat het onderzoek van COIA is opgeleverd, of
een gedeelte van de 1,2 miljoen euro die eerder zijn toegezegd, ingezet kan worden
in het kader van rootszoektochten. De aan het woord zijnde leden vragen of dit bedrag
van 1,2 miljoen euro straks leidend is, of de behoefte onder geadopteerden? Met andere
woorden, kan er ook meer geld beschikbaar gesteld worden als blijkt dat het van het
restant van de 1,2 miljoen euro niet uit kan? Zo nee, waarom niet?
Adoptiezaak India
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat de casussen uit India en Nigeria helaas
aantonen dat ook na de inwerkingtreding van het Haags adoptieverdrag en de oprichting
van de Centrale Autoriteit er nog steeds misstanden voorkomen bij interlandelijke
adoptie. Zij vernemen graag hoe de Minister laat controleren dat adoptie zorgvuldig
en volgens de regels verloopt.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief dat er in de casus van het
kindertehuis in India betrokkenen veroordeeld zijn voor strafbare feiten. Deze leden
zouden willen weten welke strafbare feiten dat zijn. Zij vragen ook of de uitspraak
van de rechtbank in India niet openbaar was en of er dus geen andere manieren zijn
om daar kennis van te nemen dan door een verzoek aan de Indiase autoriteiten. Is er
in deze casus sprake geweest van ontvoering van een kind of kinderen die vervolgens
ter interlandelijke adoptie aangeboden zijn?
Deze leden lezen dat de Minister Fiom de opdracht gegeven heeft contact te zoeken
met de betrokken adoptiefouders en de geadopteerde die destijds via het betrokken
tehuis naar Nederland is geadopteerd en wiens adoptie aanleiding heeft gegeven voor
het strafrechtelijk onderzoek in India. Heeft de Minister Fiom ook opdracht gegeven
contact te zoeken met de biologische moeder? Zo nee, waarom niet? Is het de Minister
bekend dat zij een aantal jaar geleden in Nederland is geweest om te proberen haar
kind terug te zien? Is het de Minister bekend dat dit haar toen geweigerd is door
de Nederlandse rechter? Hoe beoordeelt de Minister dit in het licht van de uitspraak
van de Indiase rechter? Is de Minister het met deze leden eens dat deze moeder het
recht heeft haar kind terug te zien en dat er een verantwoordelijkheid rust op de
adoptieorganisatie en de Nederlandse overheid om deze moeder recht te doen? Zo nee,
waarom niet?
Deelt de Minister de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie dat de Nederlandse
adoptieorganisatie en de Nederlandse overheid in deze zaak en in het algemeen niet
alleen een verantwoordelijkheid hebben tegenover de adoptiefouders en de geadopteerde,
maar ook tegenover de biologische ouders? Zo ja, hoe is de Minister van plan deze
verantwoordelijkheid vorm te geven, in deze zaak en in het algemeen? Zo nee, waarom
niet?
Deelt de Minister de mening dat er in de huidige interlandelijke adoptiepraktijk onvoldoende
aandacht voor de positie en belangen van de biologische ouders is? Zo ja, hoe denkt
de Minister deze beter te kunnen verankeren?
De leden van de ChristenUnie-fractie willen er vervolgens op wijzen dat de positie
van biologische ouders die hun kinderen ter adoptie afstaan vanwege hun sociale en/of
economische situatie per definitie zeer kwetsbaar is. Deelt de Minister de mening
dat hun situatie eigenlijk per definitie te kwetsbaar is om van een vrijwillige keuze
voor adoptie te kunnen spreken? Zo ja, welke consequenties moeten dan aan die kwetsbare
positie verbonden worden voor het beleid ten aanzien van interlandelijke adoptie?
Zo nee, waarom niet?
COVID-19 maatregelen Centrale autoriteit
De leden van de VVD-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is gezien de recente
ontwikkelingen rondom COVID-19. Wordt er nu meer maatwerk aangeboden om adoptiekinderen
ondanks de reisbeperkingen toch naar Nederland te laten komen?
Beëindiging werkzaamheden Stichting Kind en Toekomst
Over de beëindiging van de werkzaamheden van Stichting Kind en Toekomst hebben de
leden van de SP-fractie eerder al schriftelijke vragen (2020Z16166) gesteld. Deze leden lezen nu echter in de brief dat Stichting Kind en Toekomst heeft
bemiddeld bij adopties in Nigeria, en dat de Minister heeft geconstateerd dat Nigeria
op bepaalde punten niet in lijn werkt met de uitgangspunten van het Haags Adoptieverdrag.
De Minister heeft de beslissing genomen de samenwerking met Nigeria te beëindigen,
hetgeen deze leden goed vinden, maar wat heeft dit voor consequenties voor in het
verleden tot stand gekomen adopties? Zijn die tot stand gekomen met in achtneming
van de uitgangspunten van het Haags Adoptieverdrag? Zo nee, hoe kan het dat deze adopties
dan toch doorgang hebben gevonden?
3.2 Binnenlandse adoptie
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het zeer nodig was om in te grijpen
nadat er tekortkomingen waren geconstateerd bij het Aanmeldpunt afstand en adoptie.
Ook voor dit onderzoek geldt dat snelheid voor hen ondergeschikt moet zijn aan zorgvuldigheid
en volledigheid.
Wat volgens de leden van de SP-fractie over het onderzoek naar interlandelijke adoptie
gezegd kan worden, is eigenlijk ook van toepassing op het onderzoek naar binnenlandse
adoptie: ook dat onderzoek verloopt namelijk moeizaam. De Kamer heeft al gesproken
over de fouten die zijn gemaakt bij het documenteren van gespreksverslagen. Deze leden
hopen dat het ministerie nu meer afstand bewaart tot het onderzoek. Kan worden aangegeven
in welke hoedanigheid het ministerie nu nog verbonden is aan het onderzoek?
Voorts vragen de aan het woord zijnde leden of het onderzoek naar binnenlandse adoptie
vertraging heeft opgelopen wegens de coronacrisis. Wanneer denkt de Minister dat dit
onderzoek afgerond zal zijn?
4. Wetgevingstrajecten
Helaas moeten de leden van de D66-fractie constateren dat er op een aantal onderwerpen
vertraging heeft plaatsgevonden. De leden van de fractie hebben uiteraard begrip voor
de omstandigheden omtrent COVID-19. Zij willen de Minister vragen om een gedetailleerde
planning te geven van de wetsvoorstellen die vertraging hebben opgelopen, waaronder
in ieder geval het wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstemming en het wetsvoorstel
Wet deelgezag. Wanneer worden deze voorstellen naar de Kamer verzonden? Daarnaast
vragen zij wat de Minister gaat doen om verdere vertraging te voorkomen.
De leden van de fractie van D66 lezen in de brief dat de internetconsultatie met betrekking
tot het wetsvoorstel dubbele geslachtsnaam vertraging heeft opgelopen. Zij constateren
dat ouders daarom nog langer moeten wachten op de mogelijkheid om hun kind de geslachtsnaam
van beide ouders te kunnen geven. Deze leden verzoeken de Minister om de mogelijkheid
van een overgangsregeling met terugwerkende kracht te overwegen. In onder andere België
en Frankrijk is bij invoering van de dubbele geslachtsnaam de mogelijkheid gecreëerd
om, onder bepaalde voorwaarden, met terugwerkende kracht een dubbele geslachtsnaam
aan te vragen.
De aan het woord zijnde leden verzoeken de Minister om in kaart te brengen wat de
verschillende mogelijkheden zijn om een overgangsregeling met terugwerkende kracht
ook in Nederland in te voeren. Zij verzoeken de Minister om hierbij aan te geven hoe
dit in andere landen geregeld is, welke afwegingen daar gemaakt zijn, hoe die afwegingen
zich verhouden tot de Nederlandse juridische context, wat voor Nederland de meest
gepaste vorm van een overgangsregeling zou zijn en wat ervoor nodig zou zijn om zulks
een overgangsregeling ook in Nederland in te voeren?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
H. Schoor, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.