Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 538 Tijdelijke bepalingen in verband met de inzet van een notificatieapplicatie bij de bestrijding van de epidemie van covid-19 en waarborgen ter voorkoming van misbruik daarvan (Tijdelijke wet notificatieapplicatie covid-19)
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen deel
1. Doel van het wetsvoorstel
In de huidige fase van de bestrijding van het novel-coronavirus 2019-nCoV, inmiddels
formeel SARS-CoV-2 genaamd (hierna: het virus),1 waarin het aantal ziekenhuisopnames en nieuwe opnames op de IC-afdelingen weliswaar
is afgenomen, maar het aantal nieuwe besmettingen in kleine clusters op regionaal
gebied toeneemt, is Nederland in een fase terechtgekomen waarin beperkende maatregelen
landelijk worden versoepeld, doch regionaal daar waar nodig juist verscherpt. Doordat
het aantal contacten tussen personen geleidelijk weer toeneemt en hiermee ook het
aantal besmettingen, is het noodzakelijk een slimme controle-strategie in te zetten
bestaande uit een combinatie van begeleidende maatregelen en de medewerking van de
gehele bevolking.
Omdat het afbouwen van de beperkende maatregelen alleen mogelijk is als verdere infecties
zoveel mogelijk worden voorkomen is er een cruciale rol weggelegd voor de bron- en
contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst (hierna: GGD), zo nodig op
grote schaal. Daarbij is gezocht naar mogelijkheden om grootschalige bron- en contactopsporing
te ondersteunen, bijvoorbeeld op digitale wijze aangezien de GGD’en al langere tijd
gewend zijn digitaal te werken (zie de «GGD-appstore»). Net als in de ons omringende
landen is hierbij de keuze gevallen op een zogenaamde notificatieapplicatie (hierna:
CoronaMelder). Van diverse zijden, waaronder de Tweede Kamer, de AP en het College
voor de rechten van de mens zijn zorgen geuit over het risico dat derden, hoewel dat
nadrukkelijk niet past bij het uitgangspunt van vrijwilligheid, anderen zouden willen
verplichten tot het gebruik van CoronaMelder, bijvoorbeeld als voorwaarde om toegang
te krijgen tot een bepaalde locatie. Dit acht de regering onwenselijk; de Minister
van VWS heeft dat ook reeds aangegeven bij brief van 22 april 2020.2 De regering acht het van groot belang dat het gebruik van CoronaMelder te allen
tijde vrijwillig is. Mensen mogen nooit, direct dan wel indirect, door wie dan ook
worden gedwongen tot het gebruik van CoronaMelder of van andere vergelijkbare digitale
middelen. Daarom voorziet het wetsvoorstel in een antimisbruikbepaling.
Verder wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt te expliciteren dat de inzet van een
notificatieapp onderdeel uitmaakt van de wettelijke taak tot bron- en contactopsporing
door de GGD en van de taken van de Minister van VWS tot de bevordering van de kwaliteit
en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg, het zorgdragen voor de landelijke
ondersteuningsstructuur en het geven van leiding aan infectieziektenbestrijding.
Hoewel de regering met de Afdeling advisering van de Raad van State van mening is
dat de gegevensverwerking in het kader van CoronaMelder ook zou kunnen plaatsvinden
op basis van toestemming van betrokkenen, mits voldaan aan de eisen van de AVG, hecht
de regering eraan hiermee op wetsniveau maximale duidelijkheid over de inzet van CoronaMelder
en de daarbij behorende verwerking van persoonsgegevens te geven. De regering geeft,
zeker gezien het in de huidige situatie aantal fors oplopende besmettingen en het
aflopen van de vakantieperiode, graag gehoor aan het advies van de Raad van State
om zo snel mogelijk met de Tweede Kamer in overleg te treden over ingebruikname van
CoronaMelder.
Daarnaast is van belang dat de inzet van de notificatieapp uitdrukkelijk alléén is
bedoeld voor de bestrijding van het virus, daarom voorziet het wetsvoorstel ook slechts
in een tijdelijke wijziging van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Deze tijdelijkheid
wordt tot uitdrukking gebracht in de vervalbepaling (artikel II).
2. Bron- en contactopsporing
De GGD heeft op grond van de Wpg de taak om bron- en contactopsporing te doen bij
meldingen van besmetting met een infectieuze ziekte zoals het virus. De uitvoering
hiervan is vormvrij en de GGD geeft hier de afgelopen jaren in de praktijk dan ook
op verschillende manieren invulling aan, zowel analoog als digitaal.
Bij de analoge bron- en contactopsporing neemt een medewerker van de GGD contact op
met de patiënt nadat een arts of hoofd van een laboratorium op grond van de Wpg bij
de GGD melding heeft gedaan van een vastgestelde infectie met het virus. De GGD-medewerker
brengt vervolgens samen met de patiënt in kaart met welke personen de patiënt in de
afgelopen periode in contact is geweest en de plaatsen waar hij is geweest. De patiënt
verstrekt zo mogelijk de contactgegevens van deze personen aan de medewerker van de
GGD. De GGD neemt vervolgens in overleg met de patiënt (telefonisch of per brief)
contact op met deze personen, informeert hen dat zij mogelijk in contact zijn geweest
met een besmet persoon, en informeert hen over de eventueel te nemen vervolgstappen.
De medewerker van de GGD maakt hiervoor per individu een risico-inschatting, waarbij
de GGD kijkt hoe nauw het contact is geweest en of de contacten op dit moment klachten
ervaren. Afhankelijk van deze risico-inschatting zal het handelingsperspectief per
contact verschillen.
Uitgangspunt bij bron- en contactopsporing is dat dit in alle gevallen plaatsvindt
op grond van vrijwillige medewerking van de betrokkenen. Alleen in geval van bronopsporing
waarbij gebouwen, vervoermiddelen, goederen of waren verdacht zijn van besmetting,
kunnen op grond van de Wpg betrokkenen door de burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio
worden gedwongen om medewerking te verlenen.
3. CoronaMelder
Het OMT heeft geadviseerd om met het oog op het intensievere testbeleid de mogelijkheden
voor ondersteuning van bron- en contactopsporing met behulp van mobiele applicaties
te onderzoeken.3 Ook de Tweede Kamer heeft in de breed aangenomen motie Jetten c.s. overwogen dat
het gebruik van apps kan bijdragen aan het beheersen van het virus.4 De inzet van dergelijke apps heeft ook de aandacht van andere Europese lidstaten
en de Europese Commissie.5
De regering onderkent de mogelijke toegevoegde waarde van het inzetten van digitale
middelen bij bron- en contactopsporing door de GGD. Dit geldt in het bijzonder voor
een notificatieapp die op een smartphone kan worden geïnstalleerd. Op basis van de
uitgangspunten van vrijwilligheid, privacy, informatieveiligheid, grondrechten en
nationale veiligheid is de Minister van VWS dan ook gestart met een verkenning van
een notificatieapp, waarvan de zogenoemde «appathon» op 18 en 19 april 2020 het startpunt
was; in de brief aan de Tweede Kamer van 22 april 2020 is hierop uitvoerig ingegaan.6 Na de appathon heeft de Minister een programma Realisatie digitale ondersteuning
opgezet om tezamen met alle relevante partijen waaronder het RIVM en de GGD tot een
zorgvuldige ontwikkeling hiervan te komen.7
Coronamelder is bedoeld als aanvulling op de analoge bron- en contactopsporing van de GGD en komt niet in plaats van het analoge onderzoek. De analoge
bron- en contactopsporing blijft nodig, alleen al vanwege het feit dat de geïnfecteerde
gebruiker en de GGD niet weten wie er gebruik maakt van de CoronaMelder (en dus ook
niet weten wie er een signaal heeft gekregen dat hij in de nabijheid van een met het
virus geïnfecteerde persoon is geweest). Daarnaast is de verwachting dat door de inzet
van CoronaMelder meer personen worden bereikt wat zal leiden tot meer analoge bron-
en contactopsporing en meer testen. De capaciteit bij de GGD wordt hiertoe opgeschaald.
CoronaMelder vervult nadrukkelijk géén rol bij het vaststellen of iemand geïnfecteerd
is geraakt met het virus of bij de meldingen die door een arts en de GGD op grond
van de Wpg verplicht moeten worden gedaan. Artsen en GGD’en doen die meldingen via
reeds bestaande procedures; Coronamelder is daar niet bij betrokken. CoronaMelder
vervult alleen een rol in de ondersteuning van de bron- en contactopsporing. CoronaMelder
geeft burgers de mogelijkheid om zelf vast te stellen dat ze recent in de nabijheid
zijn geweest van een besmet persoon, zonder dat ze weten wie de besmette persoon is
en zonder dat de plaatsen waar die personen geweest zijn, worden bijgehouden – noch
in CoronaMelder, noch op een centrale server. Burgers kunnen zo zelf ook daadwerkelijk
bijdragen aan het voorkomen van besmettingen.
3.1. Werking CoronaMelder
Tijdens de ontwerp-, bouw- en testfase van CoronaMelder zijn experts vanuit verschillende
disciplines betrokken. De vormgeving van CoronaMelder is gebaseerd op het programma
van eisen dat de GGD en het RIVM hebben opgesteld, bijvoorbeeld over de parameters
aan de hand waarvan wordt bepaald of iemand een signaal krijgt dat hij in de nabijheid
van een besmet persoon is geweest en welk advies daarbij wordt gegeven.
CoronaMelder bestaat uit verschillende fases:
(1) Opslag van derden ontvangen contactcodes op de smartphone
CoronaMelder maakt gebruik van een zogenoemde exposure notification framework / application programming interface (api). Apple en Google treden op als leveranciers van deze api, dat de technische
basis vormt voor de uitwisseling van nabijheidsgegevens via bluetooth low energy.
De api zorgt ervoor dat door smartphones waarop de app is geïnstalleerd elke dag een
zogeheten Temporary Exposure Key (TEK) wordt aangemaakt. Dit zijn volledig willekeurige (cryptografisch random), niet
voorspelbare en niet herleidbare nummers. Met de TEK’s wordt elke 10 à 20 minuten
een rolling proximity indicator (RPI, hierna: contactcode) gegenereerd. Ook deze contactcodes
zijn niet tot de persoon, smartphone of elkaar terug te herleiden. Alle andere smartphones
waarop de app is geïnstalleerd en die in de nabijheid van de gebruiker zijn, ontvangen
deze contactcodes door middel van bluetooth low energy en leggen deze voor 14 dagen
vast. Om het risico op identificatie van gebruikers zoveel mogelijk uit te sluiten
wordt bij de uitwisseling van TEK’s het MAC-adres (een uniek hardware nummer van de
bluetooth-transmitter) van de smartphone vervangen door een random gegenereerde code,
een zogenaamd pseudo MAC-adres, die evenals de TEKs elke 10 tot 20 minuten verandert.
Het gebruik van de systematiek van de api sluit aan bij de aanbevelingen die in het
eHealth-netwerk door de Europese Commissie en de EU-lidstaten zijn opgenomen in de
zogenoemde Toolbox voor applicaties ter ondersteuning van contactonderzoek ten behoeve van de bestrijding
van het virus, alsmede bij het richtsnoer van de European Data Protection Board (hierna:
EDPB) over het gebruik van locatiegegevens en instrumenten voor contacttracering in
het kader van de uitbraak van covid-19 (hierna: EDPB-richtsnoer).8 Daarbij is van belang dat Apple en Google alleen in hun hoedanigheid van softwareleverancier
voor de api betrokken zijn bij de verwerking van persoonsgegevens door middel van
CoronaMelder. Zij verwerken uitdrukkelijk niet zelf persoonsgegevens uit CoronaMelder
in de hoedanigheid van verwerkingsverantwoordelijke of verwerker, noch verwerken zij
persoonsgegevens voor andere – eigen – doeleinden. Dat zou op grond van de AVG ook
niet zijn toegestaan. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is dit
in het derde lid van artikel 6d geëxpliciteerd. Om alle misverstanden uit te sluiten
zijn er daar bovenop ook schriftelijke afspraken met Apple en Google gemaakt waarin
is vastgelegd dat zij de gegevens uit CoronaMelder niet voor andere doelen verwerken.
In deze fase worden uitsluitend (1) contactcodes uitgewisseld tussen gebruikers van
CoronaMelder die in elkaars nabijheid zijn geweest en (2) de eigen TEK’s opgeslagen
op de smartphone. Er worden in deze fase dus geen bijzondere persoonsgegevens verwerkt.
Zowel de opgeslagen contactcodes van andere gebruikers als de eigen TEK’s worden maximaal
veertien dagen op de smartphone bewaard. De Minister van VWS en de GGD hebben géén
toegang tot deze gegevens en er worden in deze fase géén persoonsgegevens9 door de smartphone naar de server verstuurd. Het is overigens mogelijk om het versturen
en opslaan van TEK’s en contactcodes tijdelijk uit te zetten. Uiteraard kan CoronaMelder
ook te allen tijde worden verwijderd, de opgeslagen contactcodes verdwijnen dan binnen
veertien dagen van de smartphone.
(2) Uitwisseling met backend server
Wanneer door een arts of de GGD is geconstateerd dat een gebruiker is geïnfecteerd
kan de gebruiker ervoor kiezen om door middel van een validatieproces waarbij de gebruiker
een unieke code uitwisselt met de GGD, zijn eigen TEK’s naar een backend server te
sturen. Daarbij worden de met de GGD uitgewisselde validatiecode en – uitsluitend
voor beheers- en beveiligingsdoeleinden – het IP-adres van de betreffende gebruiker
meegestuurd. De server accepteert alleen TEK’s van gebruikers die vergezeld gaan met
deze door de GGD gevalideerde code. De GGD stuurt daarom ook een validatiecode naar
de server als bevestiging dat de server de betreffende TEK’s mag accepteren. Daarnaast
vraagt de GGD – net als bij de analoge bron- en contactopsporing – aan de gebruiker
op welke dag hij ziekteverschijnselen heeft gekregen. Uit de RIVM richtlijn die GGD
medewerkers en andere zorgprofessionals gebruiken bij vermoedelijke besmettingen met
het virus volgt namelijk dat deze dag relevant is voor de mate waarin met het virus
geïnfecteerde personen besmettelijk zijn.10 Op het moment van schrijven van deze toelichting gaat deze richtlijn uit van de periode
van twee dagen voordat iemand ziekteverschijnselen vertoont tot veertien dagen daarna.
Afhankelijk van nieuwe onderzoeksresultaten kan het RIVM de richtlijn veranderen,
de voor Coronamelder gebruikte parameters zullen daar dan uiteraard op worden aangepast.
Indien de gebruiker daarvoor toestemming geeft stuurt de GGD deze dag samen met de
validatiecode naar de backend server. Afhankelijk van de dag waarop de gebruiker ziekteverschijnselen
kreeg voorziet de backend server de TEK’s vervolgens van een bepaalde risico indicatie.
Dit draagt in belangrijke mate bij aan het voorkomen van valse positieven. In deze
fase verwerkt de GGD dus een persoonsgegeven over de gezondheid en daarmee een bijzonder
persoonsgegeven, van de gebruiker. Dit is overigens niet anders bij de analoge bron-
en contactopsporing waarbij de GGD óók vraagt op welke dag een met het virus geïnfecteerde
persoon ziekteverschijnselen kreeg, waarna de GGD contact opneemt met de personen
waarmee deze persoon in contact is geweest.
De server zal de TEK’s vervolgens beschikbaar stellen om opgehaald te worden door
alle smartphones waarop de app is geïnstalleerd. De smartphones van alle gebruikers
van CoronaMelder halen de op de backend server beschikbaar gemaakte TEK’s op. De verbinding
met de server wordt vervolgens verbroken. De api genereert op de smartphone van de
gebruikers met elk van deze TEK’s alle contactcodes en controleert of er een match
is tussen de op de smartphone opgeslagen contactcodes en de aan de hand van de TEK’s
van de backend server berekende contactcodes. Deze vergelijking vindt lokaal op de
smartphone plaats.
(3) Meldingen van mogelijke besmettingen op de smartphone
Als er een match is, wordt op basis van de aan de hand van de hierboven genoemde richtlijn
van het RIVM vastgestelde parameters afgewogen of er een risicovol contact is geweest.
Deze parameters zijn de duur van de nabijheid, de signaalsterkte van het bluetoothsignaal
(een indicatie van hoe dicht gebruikers bij elkaar in de buurt waren) en de besmettelijkheid
van de betreffende gebruiker (gerelateerd aan de dag waarop deze gebruiker ziekteverschijnselen
kreeg). Voor de weging wordt aan elk van deze parameters een waarde toegekend die
opgeteld moeten leiden tot een bepaalde drempelwaarde. Indien uit deze berekening
volgt dat er inderdaad sprake was van een risicovol contact geeft de app een notificatie
dat er sprake is geweest van risicovol contact en ontvangt deze gebruiker een bericht
met bijvoorbeeld een advies om scherper te letten op symptomen of om zich bij bepaalde
symptomen te laten testen. Direct nadat de opgehaalde TEK’s verwerkt zijn voor het
maken van de match en de weging, worden deze verwijderd van de telefoon. Ook de notificatie
wordt direct weer verwijderd, zodat deze niet door derden kan worden ingezien. Daarnaast
is het om dezelfde reden niet mogelijk om een screenshot van de notificatie te maken.
Ook de Minister van VWS en de GGD weten niet welke gebruikers een melding hebben gehad
en zij hebben hier ook geen toegang toe.
Ook deze werkwijze sluit aan bij het EDPB-richtsnoer waarin onder meer wordt aanbevolen
om gebruik te maken van bluetooth low energy. Ook wordt in lijn met het richtsnoer
de broncode van de app openbaar gemaakt, zodat elke betrokken partij deze code kan
controleren en, waar dat relevant is, kan bijdragen aan de verbetering van de code,
het corrigeren van eventuele bugs en het waarborgen van de transparantie bij de verwerking
van persoonsgegevens.
3.2. Effectiviteit notificatieapp
De doeltreffendheid van CoronaMelder is exponentieel evenredig met het aantal personen
dat deze app installeert en activeert. Fundamenteel vereiste voor een doeltreffende
exit-strategie waarbij een notificatieapp wordt ingezet, is dan ook het vertrouwen
van de burger in een dergelijke app en de grootst mogelijke vrijwillige deelname van
de burger hieraan. Het gebruik ervan moet dan ook met de strengste waarborgen omkaderd
zijn.
Simulatiemodellen en eerste wetenschappelijke inzichten suggereren dat, zelfs bij
inachtneming van beperkt gebruik, de introductie van een notificatieapp kan bijdragen
aan de reductie van het aantal verdere besmettingen en het reduceren van de tijd tussen
besmetting en signalering van andere geïnfecteerden.11 Daarnaast wordt CoronaMelder voordat deze landelijk in gebruik wordt genomen getest
op effectiviteit, zowel technisch (stelt de app inderdaad risicovolle nabijheid vast?)
als op gebruikersvriendelijkheid, toegankelijkheid en waarde voor de volksgezondheid.
Daarbij wordt ook een vergelijking gemaakt met de testresultaten uit andere landen,
zoals Duitsland en Zwitserland. Het gaat eerst om testen in een laboratorium gevolgd
door praktijktesten, eerst op kleine schaal en vervolgens in de regio Twente. Daarbij
zullen ook medewerkers van de GGD en specifieke doelgroepen zoals slechthorenden/doven,
slechtzienden/blinden en anderstaligen worden betrokken. De app processen, zoals ontworpen
met en voor de GGD’en, worden op het moment van schrijven van deze toelichting getest
bij vijf GGD’en in Drenthe, Overijssel en Gelderland.
Zoals ook de EDPB aanbeveelt, zal gedurende het gebruik van CoronaMelder onderzoek
gedaan worden naar de effectiviteit en worden buitenlandse ontwikkelingen op dit vlak
nauwgezet gevolgd. De werking van CoronaMelder zal verder worden gemonitord aan de
hand van een vooraf vastgesteld evaluatieprotocol. Hierbij wordt op basis van het
daadwerkelijke gebruik van de app in de samenleving de leidende gedachte achter CoronaMelder
onderzocht: Als zoveel mogelijk mensen CoronaMelder installeren en zoveel mogelijk
mensen zo snel mogelijk en zo goed mogelijk de handelingsperspectieven ontvangen en
daadwerkelijk opvolgen wordt dan inderdaad de tijd tussen infectie en testen waardoor
verkort en wordt vervolgens ook verdere verspreiding van het virus ingedamd, verminderd
of voorkomen? Daarbij wordt tevens periodiek bekeken of er wellicht niet beoogde neveneffecten
zijn die om bijsturing vragen, waarbij ook ervaringen en inzichten uit het buitenland
worden meegenomen. Deze monitoring leidt zo nodig tot aanpassingen en bijstellingen
van de communicatie, het beleid en/of CoronaMelder zelf, bijvoorbeeld door het aanpassen
van de eerder genoemde waardes die zijn toegekend aan de parameters waarmee wordt
berekend of er sprake was van een risicovol contact. Hiermee worden valse positieven
zoveel mogelijk beperkt.
3.2.1 Beëindigen inzet CoronaMelder
Als CoronaMelder onvoldoende effectief blijkt, wordt de inzet ervan beëindigd. Daarvan
is in ieder geval sprake als uit de monitoring blijkt dat CoronaMelder geen bijdrage
levert aan het breder, sneller en efficiënter opsporen van met het virus geïnfecteerde
personen.
CoronaMelder wordt dan gedeactiveerd. Gebruikers zullen daarvan via de gangbare communicatiekanalen
op de hoogte worden gebracht en zullen dit ook kunnen zien in de app. Daarnaast krijgt
CoronaMelder dan een zogenaamde deactivering file. Deze file gaat mee in de download
van de codes die meermaals per dag vanaf de backend server wordt opgehaald. Dit leidt
ertoe dat de app wordt uitgeschakeld. De api maakt dan geen TEK’s meer aan en zendt
dan geen RPI’s meer uit. Ook alle achtergrondtaken van CoronaMelder worden vervolgens
gedeactiveerd. Conform de standaard werking van de api worden de TEK’s en ontvangen
RPI’s uiterlijk veertien dagen na de deactivering van CoronaMelder verwijderd. Vervolgens
zal ook de backend server worden uitgeschakeld.
4. Verwerking van persoonsgegevens
CoronaMelder wordt zodanig ontwikkeld dat het risico op identificatie van gebruikers
zo goed als uitgesloten is. Met het oog op maximale zorgvuldigheid wordt er echter
van uitgegaan dat er in alle fases van CoronaMelder sprake is van persoonsgegevens.
Daarmee moet CoronaMelder voldoen aan de vereisten van artikel 8 van het Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), de Algemene
verordening gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
(UAVG). Hieronder wordt toegelicht dat dat het geval is.
4.1 Artikel 8 EVRM
Ingevolge artikel 8, tweede lid, EVRM wordt een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
rechtens aanvaardbaar geacht indien deze een legitiem doel dient, de inbreuk bij wet
wordt voorzien en de inbreuk noodzakelijk is in een democratische samenleving. In
verband met het noodzakelijkheidsvereiste vervullen het dringend maatschappelijk belang
en het proportionaliteitsvereiste een belangrijke functie. Het gerechtvaardigd doel
van CoronaMelder is voor een belangrijk deel gelegen in de noodzakelijke bescherming
van de volksgezondheid. CoronaMelder geeft immers betere controle op besmettingshaarden
en de verspreiding van het virus. Daarmee draagt de app ten eerste bij aan de bescherming
van de volksgezondheid en ten tweede aan het verder kunnen afbouwen van de met de
intelligente lockdown samenhangende beperkende maatregelen.
De inzet van CoronaMelder maakt zoals toegelicht onderdeel uit van de taken van de
Minister van VWS, bedoeld in artikel 3, eerste lid en artikel 7, eerste lid van de
Wpg en van de bron- en contactopsporing van de GGD zoals geregeld in artikel 6, eerste
lid, onderdeel c, Wpg. Daarmee is de inbreuk bij wet voorzien. De bron-en contactopsporing
van de GGD is overigens slechts één van de maatregelen die op grond van de Wpg kunnen
worden genomen, en daarbij ook één van de lichtere. Hoewel vrijwilligheid het uitgangspunt
is biedt de Wpg een grondslag om ingrijpende maatregelen in te zetten om infectieziekten
te bestrijden, zoals gedwongen isolatie van geïnfecteerde personen, gedwongen medisch
onderzoek en sluiting van gebouwen en terreinen. Het gegeven dat dergelijke maatregelen
door de wetgever zijn voorzien, onderstreept de noodzaak van effectieve bestrijding
van infectieziekten zoals het virus, in het belang van de volksgezondheid op individueel
niveau en de samenleving als geheel. De wetgever heeft daarmee ook bij de totstandkoming
van de Wpg al onderkend dat het daartoe gerechtvaardigd is veel van individuen te
vragen. Daar staat tegenover dat er voor de inzet van CoronaMelder verschillende belangrijke
waarborgen worden getroffen. Allereerst het uitgangspunt, dat het gebruik van CoronaMelder
te allen tijde vrijwillig is, zoals ook wordt gewaarborgd door de in het wetsvoorstel
opgenomen misbruikbepaling, het feit dat er zo weinig mogelijk gegevens worden verwerkt,
gegevens vrijwel niet herleidbaar zijn en zo kort mogelijk worden bewaard. Gelet hierop
acht de regering de inzet van CoronaMelder proportioneel en daarmee een gerechtvaardigde
inbreuk op het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van artikel 8
EVRM.
4.2 Algemene verordening gegevensbescherming
In het richtsnoer van de EDPB wordt benadrukt dat zowel de AVG als de Richtlijn 2002/58/EG
(de e-privacyrichtlijn) specifieke regels bevat die toestaan dat gebruik wordt gemaakt
van zowel anonieme gegevens als persoonsgegevens om overheidsinstanties en andere
actoren op nationaal en EU-niveau te ondersteunen bij het bewaken en indammen van
de verspreiding van het virus.
Een van de belangrijkste uitgangspunten van de AVG is dat persoonsgegevens alleen
mogen worden verwerkt voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde
doeleinden (artikel 5, tweede lid, AVG). Naar aanleiding van het advies van de Raad
van State is in artikel 6d, eerste lid, gespecificeerd dat met CoronaMelder vroegtijdig
zicht kan worden verkregen op een mogelijke infectie met het virus door bij te houden
welke gebruikers in elkaars nabijheid zijn geweest en hen in voorkomende gevallen
te waarschuwen over een mogelijke infectie met het virus. Daarmee is CoronaMelder
uitdrukkelijk bedoeld ter ondersteuning van de bron- en contactopsporing door de GGD
in het kader van de bestrijding van het virus. De Minister van VWS heeft daarbij een
ondersteunende rol vanwege zijn taken op grond van artikel 3, eerste lid en artikel 7,
eerste lid, Wpg. Het doel van ondersteuning van de bron- en contactopsporing is gerechtvaardigd
omdat hiermee wordt bijgedragen aan bestrijding van het virus, dat een groot gevaar
is voor de volksgezondheid.
Net als voor de verwerking van persoonsgegevens die plaatsvindt ten behoeve van de
analoge bron- en contactopsporing is de verwerking van persoonsgegevens met gebruikmaking
van CoronaMelder gerechtvaardigd op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder
e, jo. artikel 9, tweede lid, aanhef en onder i, AVG jo. artikel 3, eerste lid, 6,
eerste lid, onderdeel c en artikel 7, eerste lid, Wpg. De GGD heeft immers de wettelijke
taak tot het doen van bron- en contactopsporing en de Minister van VWS heeft de wettelijke
taken tot het zorgdragen voor de landelijke ondersteuningsstructuur hierbij en het
leiding geven aan de bestrijding van het virus. Bron- en contactopsporing is vormvrij
en moet breed worden opgevat. De GGD moet immers kunnen differentiëren naar wat afhankelijk
van de omstandigheden van het geval de beste aanpak is. Voor de bestrijding van de
epidemie geldt dat het doel van bron- en contactopsporing het beste kan worden bereikt
als zoveel mogelijk mensen die risicovol in de nabijheid van een geïnfecteerde persoon
zijn geweest zo snel mogelijk kunnen worden gewaarschuwd. Dit is alleen mogelijk als
mensen voorafgaand aan een besmetting reeds (zo privacyvriendelijk mogelijk) bijhouden
in wiens nabijheid zij zijn geweest. Het door middel van CoronaMelder uitwisselen
en opslaan van contactcodes en TEK’s is derhalve onlosmakelijk verbonden met de bron-
en contactopsporing door de GGD. Om eventuele onduidelijkheid hierover uit te sluiten
is in het eerste lid van artikel 6d geëxpliciteerd dat ook dit vroegtijdig zicht krijgen
op een mogelijke infectie met het virus onderdeel uitmaakt van de bron- en contactopsporing.
Deze wettelijke taken van de Minister van VWS en de GGD dienen een algemeen belang
op het gebied van volksgezondheid aangezien bron- en contactopsporing essentieel is
voor het doorbreken van de keten van infecties en het voorkomen van verdere infecties
en daarmee een cruciale bijdrage levert aan de bestrijding van het virus. Dit past
overigens ook bij het uitgangspunt van de EDPB dat «het rechtskader voor gegevensbescherming
is ontworpen met flexibiliteit voor ogen en als zodanig een efficiënte respons mogelijk
maakt die de pandemie indamt en de fundamentele mensenrechten en vrijheden beschermt».
Teneinde maximale duidelijkheid te betrachten, is voorts in artikel 6d Wpg expliciet
opgenomen dat de GGD bij het gebruik van CoronaMelder indien noodzakelijk gerechtigd
is tot het verwerken van persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens over de gezondheid.
Tot slot wordt opgemerkt dat bij constatering van een (mogelijke) infectie sprake
is van een behandelrelatie tussen een geïnfecteerde burger en de GGD. Hiervoor is
in artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek een geheimhoudingsplicht opgenomen. Daarnaast
kan er bij een niet directe behandelrelatie sprake zijn van een afgeleide geheimhoudingsplicht.
Daarmee is voldaan aan de verplichting van artikel 9, tweede lid, aanhef en onder
i, AVG dat bepaalt dat bij de verwerking van persoonsgegevens ter bescherming van
een zwaarwegend algemeen op het gebied van volksgezondheid het beroepsgeheim geborgd
moet zijn.
De AVG bepaalt dat alle verwerkingen van persoonsgegevens moeten voldoen aan de vereisten
van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit houdt kort gezegd in dat ten eerste het
doel en de aard en omvang van de gegevens die voor dat doel worden verwerkt met elkaar
in verhouding moeten zijn en ten tweede dat altijd moet worden gekozen voor de minst
ingrijpende verwerking van persoonsgegevens.
Zoals eerder toegelicht wordt CoronaMelder ingezet om bron- en contactopsporing door
de GGD te ondersteunen en zo het virus sneller en beter te kunnen bestrijden:
(1) Personen die in de nabijheid van geïnfecteerde personen zijn geweest sneller worden
bereikt
Het spreekt voor zich dat de analoge methode van contactopsporing niet alleen een
arbeidsintensieve bezigheid is, maar ook beperkingen met zich brengt voor wat betreft
de doeltreffendheid en de te verwerken aantallen meldingen. Het is immers voorstelbaar
dat mensen zich niet altijd exact herinneren met wie zij allemaal contact hebben gehad
over een bepaalde tijdsperiode, laat staan dat men van al die personen de contactgegevens
zou hebben. Ook vergt het van de GGD behoorlijk wat tijd en mankracht om de contactpersonen
te bereiken, waardoor geïnfecteerde personen intussen opnieuw andere personen kunnen
besmetten.
(2) Het bereik van het contactonderzoek in belangrijke mate wordt vergroot
Iemand kan in de nabijheid zijn geweest van mensen die hij überhaupt niet kent en
waarvan dus ook geen contactgegevens bekend zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een
bezoek aan een speeltuin of park, een reis met het openbaar vervoer of deelname aan
een demonstratie waarbij men andere mensen tegenkomt waarvan de identiteit onbekend
is en ook niet via fysiek onderzoek te achterhalen. Daarnaast is contact met een geïnfecteerde
persoon om contacten te achterhalen niet altijd mogelijk bijvoorbeeld omdat die persoon
fysiek daartoe niet in staat is.
De ernst en de gevolgen van het virus, zowel voor individuen persoonlijk als op landelijke
schaal leiden tot de conclusie dat het gedurende een beperkte termijn van veertien
dagen verwerken van een zeer beperkt aantal gegevens die bovendien zo veel mogelijk
lokaal op de smartphones van gebruikers worden opgeslagen proportioneel is. Mensen
kunnen ernstig ziek worden of zelfs overlijden, mensen kunnen niet meer het leven
leiden zoals zij gewend waren en ondervinden daar ook psychisch de gevolgen van. Daarnaast
loopt de economie grote schade op. Daarbij is tijd een factor: hoe sneller en diepgaander
het virus opgespoord kan worden, hoe sneller en diepgaander het virus bestreden kan
worden en mensen niet meer ziek worden of angst daartoe hoeven te hebben en eenieder
weer zijn «normale» leven kan leiden zoals hij dat gewend was vóór het uitbreken van
de epidemie. Daarbij is de inzet van moderne digitale middelen zoals CoronaMelder
niet alleen een mogelijkheid, maar ook een noodzakelijkheid. Waarbij ook meetelt dat
de samenleving in hoge mate is gedigitaliseerd en de inzet van een app aansluit bij
de belevingswereld van veel mensen. Daarnaast is het zo dat ook steeds gekeken wordt
naar andere middelen en ook de analoge contactopsporing blijft bestaan. Echter de
inzet van CoronaMelder zal naar verwachting een grote bijdrage kunnen leveren aan
de bestrijding van de epidemie en is daarom als één van de in te zetten middelen van
cruciale betekenis. Een minder ingrijpend alternatief is te volstaan met enkel de
analoge bron- en contactopsporing, die weliswaar nodig blijft naast de inzet van CoronaMelder,
maar waarmee niet eenzelfde ruime groep mensen kan worden bereikt en vervolgens snelle
en gerichte actie kan worden ondernomen. Zeker voor wat betreft het waarschuwen van
mensen die men niet kent is geen goed alternatief voorhanden. Daarmee is ook voldaan
aan het subsidiariteitsbeginsel.
Verder is minimale gegevensverwerking één van de uitgangspunten bij de ontwikkeling
van CoronaMelder. Dat begint met de keuze voor het model dat hier het beste bij aansluit
volgens de EDPB; het decentrale model. Hierop is data protection impact assessment
(hierna: DPIA) nader worden ingegaan. Daarnaast is mede naar aanleiding van het advies
van de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) op de DPIA en het advies van de Raad
van State limitatief in artikel 6d opgenomen welke gegevens er in het kader van CoronaMelder
worden verwerkt.
De met CoronaMelder verkregen persoonsgegevens mogen niet worden gebruikt voor andere
doeleinden dan de bestrijding van de epidemie van covid-19, veroorzaakt door het virus
SARS-CoV-2. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is dit in het derde
lid van artikel 6d geëxpliciteerd. Ook wordt dit geborgd door de eisen aan de vormgeving
van de app, het feit dat CoronaMelder alleen dient ter ondersteuning van de bron-
en contactopsporing ter bestrijding van het virus en het verbod voor derden om mensen
(direct of indirect) te verplichten tot het gebruik van CoronaMelder. Verder legt
CoronaMelder slechts die gegevens vast die nodig zijn voor het kunnen waarschuwen
van mogelijk besmette mensen. Daarom wordt bijvoorbeeld niet de locatie van gebruikers
vastgelegd maar uitsluitend welke andere gebruikers in de nabijheid zijn geweest.
Verder worden de IP-adressen bij binnenkomst op de backend server gescheiden van de
TEK’s, waardoor herleidbaarheid in de praktijk zo goed als onmogelijk is. Tot slot
is van belang dat artikel 6d van de Wpg slechts een tijdelijk karakter heeft.
Voor wat betreft de technische inrichting van CoronaMelder is van belang dat TEK’s
cryptografisch random zijn gegenereerd en niet herleidbaar zijn naar de telefoon van
de gebruiker. TEK’s worden bovendien enkel lokaal, op het apparaat van de gebruiker,
verwerkt totdat in het kader van bron- en contactopsporing de noodzaak zich voordoet
om deze gegevens te uploaden naar de server. Een van de genomen veiligheidsmaatregelen
is het verminderen van de waarde van de TEK’s voor derden. CoronaMelder verstuurt
daarom af en toe zogenaamde dummycodes naar de server zodat uit het dataverkeer tussen
de app en de server niet afgeleid kan worden dat de betreffende gebruiker daadwerkelijk
besmet is. De mogelijke betekenis van TEK’s voor derden gaat daarmee verloren. Alle
gebruikers downloaden de TEK’s van de server en vergelijken die lokaal, op hun eigen
apparaat, met de verzamelde contactcodes. Een eventuele match vindt daarmee decentraal
plaats en niet op de backend server. Als er een match is, genereert CoronaMelder aan
de hand van de parameters van de GGD een bericht. Hiervoor wordt geen contact met
de server gemaakt en de GGD is hier dan ook niet van op de hoogte. Hiermee wordt toepassing
gegeven aan de AVG-beginselen van privacy by design en privacy by default. Het voldoen
aan beide beginselen wordt vergemakkelijkt door het uitgangspunt is dat er zo min
mogelijk persoonsgegevens worden verwerkt.
De bewaartermijnen zijn voorts gerelateerd aan het strikt noodzakelijke, namelijk
het risico op infectie met het virus; gegevens worden na een periode van maximaal
14 dagen automatisch verwijderd van de smartphone, zonder dat de gebruiker of iemand
anders daartoe actie behoeft te ondernemen. Omdat de wetenschappelijke inzichten over
de besmettelijkheid van het virus nog kunnen wijzigen wordt voorgesteld deze termijn
van veertien dagen niet in de wet op te nemen. Wel borgt het derde lid van artikel 6d
dat de met CoronaMelder verwerkte gegevens niet langer worden bewaard dan noodzakelijk
en vervolgens ook worden vernietigd. Dat betekent dat naar de huidige richtlijn van
het RIVM de termijn van veertien dagen geldt, deze termijn kan alleen worden verlengd
als de richtlijn van het RIVM daartoe aanleiding geeft.
Verwerkingsverantwoordelijke
Mede naar aanleiding van het advies van de AP en om mogelijke onduidelijkheid uit
te sluiten wordt conform artikel 4, onder 7, AVG in artikel 6d voorgesteld de verwerkingsverantwoordelijkheid
voor de verwerking van gegevens die in het kader van CoronaMelder plaats vindt expliciet
te regelen. Daarbij is de verwerkingsverantwoordelijkheid op twee niveaus neergelegd
waarbij wordt aangesloten bij de praktijk waarbij de Minister van VWS CoronaMelder
heeft ontwikkeld en zal beheren en de GGD’en met CoronaMelder zullen werken.
Ingevolge het voorgestelde vijfde lid van artikel 6d is de Minister van VWS de verwerkingsverantwoordelijke
voor de inrichting en het beheer van CoronaMelder en de AVG-verplichtingen die daarbij
horen. Hij bepaalt immers het doel en de middelen voor de verwerking. Hiermee wordt
aangesloten bij zijn taken op grond van de artikelen 3 en 7 van de Wpg; het geven
van leiding aan infectieziektebestrijding, de bevordering van de kwaliteit en doelmatigheid
van de publieke gezondheidszorg en de instandhouding en verbetering van de landelijke
ondersteuningsstructuur. In kader van deze taken heeft de Minister van VWS de ontwikkeling
van CoronaMelder op zich genomen en zal hij ten behoeve van de GGD’en zorgdragen voor
het beheer ervan. De Minister van VWS bepaalt dan ook, rekening houdend met de richtlijnen
van het RIVM en de wensen en behoeften van de GGD’en, doel en middelen van de verwerking
van gegevens die in het kader van CoronaMelder plaatsvindt. Daarnaast wordt voorgesteld
ook de GGD aan te wijzen (mede)verwerkingsverantwoordelijke, CoronaMelder dient immers
ter ondersteuning van de bron- en contactopsporing door de GGD. Artikel 6d wijst daartoe
de GGD van de verblijfplaats van de gebruiker specifiek aan als de verwerkingsverantwoordelijke
voor wat betreft het uitvoering geven aan de informatieverstrekking aan en de AVG
rechten van de gebruikers van wie door middel van CoronaMelder persoonsgegevens worden
verwerkt. Het gaat dan onder meer om het recht op inzage en het recht op rectificatie.
Het zou namelijk zeer onwenselijk zijn de Minister van VWS ook in deze gevallen als
verwerkingsverantwoordelijke te beschouwen, aangezien hij dan juist persoonsgegevens
ten behoeve van CoronaMelder zou gaan verwerken terwijl dat niet nodig en daarmee
vanuit privacyrechtelijk perspectief niet wenselijk is. Bovendien sluit dit ook aan
bij het feit dat het de GGD is die (bijzondere) persoonsgegevens in het kader van
CoronaMelder verwerkt. Het betreft het invoeren van de eerste dag van ziekteverschijnselen
van een met het virus geïnfecteerde persoon en het invoeren van de validatiecode van
die persoon als hij ervoor kiest zijn codes naar de backendserver te sturen. Omdat
CoronaMelder is vormgegeven volgens de uitgangspunten van dataminimalisatie en privacy
by design zullen betrokkenen overigens naar verwachting slechts beperkt een beroep
(hoeven) doen op hun AVG rechten. Er worden immers maar beperkt gegevens verwerkt,
gegevens zijn vrijwel niet herleidbaar en worden maar kort bewaard. Uit artikel 11
van de AVG volgt dat de artikelen 15 tot en met 20 van de AVG niet van toepassing
zijn als de verwerkingsverantwoordelijke betrokkene niet (meer) kan identificeren.
Zoals reeds toegelicht worden in de eerste fase alleen gegevens verwerkt op de smartphones
van gebruikers van CoronaMelder. Noch de Minister van VWS noch de GGD’en hebben toegang
tot de gegevens op de smartphone. En als zij al toegang tot deze gegevens zouden hebben
(wat dus uitdrukkelijk niet het geval is) dan zouden zij de opgeslagen codes niet
kunnen herleiden tot personen. In deze fase kan bijvoorbeeld niet worden voldaan aan
een verzoek tot wijziging of verwijdering van gegevens, waarbij uiteraard wel geldt
dat deze gegevens na maximaal veertien dagen automatisch van de smartphone verdwijnen.
Overigens geldt voor de verplichting tot het informeren van betrokkenen dat het zevende
lid van artikel 6d voorziet in een aantal specifieke informatieverplichtingen voor
de Minister van VWS. Aan deze verplichtingen wordt invulling gegeven op www.coronamelder.nl en in CoronaMelder zelf. Ook kunnen mensen zeven dagen per week met vragen terecht
op een telefonische hulplijn. Tot slot wordt opgemerkt dat de Minister van VWS en
de GGD’en, net als in de pilotfase, overeenkomsten zullen sluiten waarin de gedeelde
verwerkingsverantwoordelijkheid voor de verwerking van persoonsgegevens die in het
kader van CoronaMelder plaatsvindt nader wordt uitgewerkt.
5. Relatie met andere wetgeving
5.1. Telecommunicatiewet
Uit artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet volgt dat het via een elektronisch communicatienetwerk
(zoals internet) of draadloos transmissiesysteem (zoals bluetooth) plaatsen of lezen
van informatie op een randapparaat zoals een smartphone, ongeacht of er sprake is
van persoonsgegevens, uitsluitend is toegestaan op voorwaarde dat de gebruiker daarvoor
toestemming heeft verleend én is voorzien van duidelijke en volledige informatie.
Deze bepaling bevat met andere woorden voor wat betreft CoronaMelder een informatieplicht
en een toestemmingsvereiste voor het opslaan van CoronaMelder op een smartphone, voor
het uitwisselen van de contactcodes tussen deze smartphone en andere smartphones in
de nabijheid die ook gebruik maken van de app, en voor het uitsturen van een eventuele
melding van de besmetting naar de server.
CoronaMelder wordt zodanig ingericht dat aan deze vereisten is voldaan. Zo is het
gebruik van CoronaMelder vrijwillig. Daarbij is van belang dat het niet geven van
toestemming niet leidt tot ondermijning van de keuzevrijheid; mensen die CoronaMelder
niet willen gebruiken kunnen zich bij klachten gewoon laten testen en (vrijwillig)
meewerken aan analoge bron- en contactopsporing. Verder wordt er bij het downloaden
van CoronaMelder specifiek toestemming gevraagd voor zowel het gebruik van de app
als de api. Daarbij zal duidelijk worden gemaakt dat de toestemming ziet op (1) het
opslaan van CoronaMelder, (2) het opslaan van de eigen TEK’s, (3) het verzenden van
de eigen contactcodes aan gebruikers in de nabijheid en (4) het opslaan van contactcodes
van andere gebruikers. Vervolgens wordt nadat een besmetting is geconstateerd toestemming
gevraagd voor (5) het versturen van de TEK’s, contactcodes en dag van ziekteverschijnselen
naar de server.
5.2. VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
CoronaMelder en de informatievoorziening daarover moeten ook voldoen aan het VN-verdrag
inzake de rechten van personen met een handicap. Toegankelijkheid is één van de grondbeginselen
van dit verdrag en is als recht opgenomen in artikel 9 van het verdrag. Daarbij gaat
het ook om toegankelijkheid tot informatie en communicatie. Hieraan wordt voldaan
door CoronaMelder zo laagdrempelig en gebruikersvriendelijk mogelijk in te richten
waarbij gebruik wordt gemaakt van toegankelijke en begrijpelijke communicatie die
goed vindbaar is. In dat kader wordt ook rekening gehouden met laaggeletterde mensen,
digitaal minder handige mensen en mensen die geen of slechts beperkt Nederlands spreken.
Daartoe wordt CoronaMelder ontworpen en gebouwd op Web Content Accessibility Guidelines
(WCAG)2.1 AA niveau. Hiermee wordt vooruit gelopen op het Tijdelijk besluit digitale
toegankelijkheid overheid waarin verplicht wordt gesteld dat mobiele applicaties per
23 juni 2021 aan dit niveau moeten voldoen.
6. Regeldrukeffecten
Het wetsvoorstel brengt materieel geen nieuwe regeldruk met zich, zoals ook het Adviescollege
toetsing regeldruk onderschrijft.
7. Consultatie en advies
Ten tijde van de consultatie was het wetsvoorstel onderdeel van het wetsvoorstel Tijdelijke
wet maatregelen covid-19 (Twm)12. Een consultatieversie van Twm is voorgelegd aan verschillende (advies)organen, bestuurlijke
partners en andere instanties. Vanwege het spoedeisende karakter van het wetsvoorstel
heeft daarbij een reactietermijn van slechts een aantal dagen gegolden. De regering
spreekt haar dank uit aan de vele partijen die in staat zijn geweest binnen deze termijn
te reageren13. Gelet op de vereiste spoed heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de onderdelen van de ontvangen adviezen en reacties
op de consultatieversie van de Twm die specifiek betrekking hebben op de misbruikbepaling
en CoronaMelder.
De Raad van State heeft geadviseerd dit onderdeel uit Twm te schrappen; de regering
volgt dit advies en heeft dit onderdeel daarom opgenomen in een eigenstandig wetsvoorstel
waarvan de reikwijdte is beperkt tot de inzet van een notificatieapp. Om redenen van
een zorgvuldige procedure heeft de regering besloten het wetsvoorstel opnieuw voor
te leggen aan de Raad van State.
7.1. Autoriteit Persoonsgegevens
De AP maakt in haar advies vier hoofdopmerkingen over de inzet van CoronaMelder. Die
hebben betrekking op het voorzien in een nieuwe wettelijke taak naast de bron- en
contactopsporing, aanwijzing van de Minister van VWS als verwerkingsverantwoordelijke
voor de inzet van CoronaMelder als geheel, de rol van Google en Apple en de proportionaliteit
en subsidiariteit van de inzet van een notificatieapp. Daarnaast heeft de AP geadviseerd
over de DPIA die is uitgevoerd.14 Waar relevant voor het wetsvoorstel wordt hieronder wordt ook op dit advies over
de DPIA ingegaan.
Nieuwe wettelijke taak
De AP meent kort samengevat dat CoronaMelder de taak van bron- en contactopsporing
van de GGD te buiten gaat. De AP gaat er daarbij echter aan voorbij dat de in de Wpg
voorgeschreven bron- en contactopsporing door de GGD een breed doel dient, namelijk
het tegengaan van de verspreiding van infectieziekten zoals het virus, en dus breed
moet worden uitgelegd.15 De wijze waarop de bron- en contactopsporing wordt uitgevoerd laat de Wpg dan ook
bewust vormvrij, juist omdat de GGD moet kunnen differentiëren naar wat afhankelijk
van de omstandigheden van het geval de beste aanpak is. Zo blijkt uit de wetsgeschiedenis
van de Wpg dat de schaal van de bron- en contactopsporing afhankelijk is van de schaal
van mogelijke besmetting en dat onder onderzoek door de GGD ook het waarschuwen van
mogelijk geïnfecteerde personen moet worden begrepen.16
Ook voor de bestrijding van de epidemie geldt dat het vanwege het grote besmettingsgevaar
noodzakelijk is dat de bron- en contactopsporing breed wordt ingezet: zoveel mogelijk
en zo vroeg mogelijk zicht krijgen op mensen die mogelijk besmet zijn met het virus.
CoronaMelder draagt daaraan bij. Zo zorgt CoronaMelder voor ondersteuning van de bron-
en contactopsporing doordat ook personen kunnen worden bereikt van wie de geïnfecteerde
gebruiker geen contactgegevens heeft. Dit aspect van de bron- en contactopsporing
kan alleen worden uitgevoerd indien voorafgaand aan de constatering van een besmetting
contactcodes van andere gebruikers zijn verzameld. Beide aspecten zijn dus onlosmakelijk
met elkaar verbonden voor het goed kunnen uitvoeren van de bron- en contactopsporing
en daarmee het bereiken van het daaraan ten grondslag liggende doel de verspreiding
het virus tegen te gaan. De regering neemt dan ook niet het advies over om beide aspecten
op te splitsen in verschillende taken voor verschillende actoren; wel stelt de regering
naar aanleiding van het AP-advies voor om in het eerste lid eveneens te expliciteren
dat CoronaMelder, als onderdeel van de bron- en contactopsporing, (ook) ziet op het
vroegtijdig zicht krijgen op een mogelijke infectie met het virus waarmee de bron-
en contactopsporing completer, eerder, sneller en preciezer wordt. Daarnaast meent
de AP in het advies over de DPIA dat de publiekrechtelijke taak van de Minister in
artikel 3, eerste lid en artikel 7, eerste lid, van de Wpg onvoldoende bepaald is
als grondslag voor de gegevensverwerking. Daarom is in het eerste lid van artikel 6d
geëxpliciteerd dat de Minister voor de daarin opgenomen taak persoonsgegevens mag
verwerken. Gezien de wijze waarop CoronaMelder is vormgegeven zal die verwerking overigens
slechts beperkt van aard zijn.
Verder acht de AP het problematisch dat met CoronaMelder wordt voorzien in een centrale
server waarop de TEK’s van geïnfecteerde gebruikers voor de overige gebruikers beschikbaar
worden gesteld terwijl de GGD’en «regionaal» bevoegd zijn om (bijzondere) persoonsgegevens
te verwerken. De server wordt beheerd door de Minister van VWS (het CIBG) ter uitvoering
van zijn publiekrechtelijke taken zoals opgenomen in de artikelen 3, eerste lid, en
7, eerste lid, van de Wpg. In het eerste lid van artikel 6d is geëxpliciteerd dat
de Minister van VWS in dit kader persoonsgegevens mag verwerken. Daarnaast geldt zoals
hierboven reeds is toegelicht, dat de uitvoering van de bron- en contactopsporing
breed moet worden opgevat. Daarbij is tevens geëxpliceerd dat de GGD’en bij de toepassing
van CoronaMelder bevoegd zijn tot het verwerken van persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens
over de gezondheid.
De AP wijst in dit kader ook op de voorwaarden die gelden voor het gebruik van toestemming
als grondslag voor de gegevensverwerking. Daarnaast stelt de AP in het advies over
de DPIA dat toestemming als grondslag theoretisch wel mogelijk is, maar niet gepast.
De regering kan de AP hierin niet volgen, ook gelet op het advies van de Raad van
State dat toestemming als grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens met CoronaMelder
kan worden gebruikt en ook andere lidstaten waaronder Duitsland en Ierland uitgaan
van toestemming als grondslag voor de gegevensverwerking met de aldaar gebruikte notificatieapps.
Desalniettemin vindt de verwerking van persoonsgegevens met CoronaMelder niet plaats
op grond van toestemming maar zoals hierboven is toegelicht op grond van de wettelijke
taak van de Minister van VWS tot het geven van leiding aan infectieziektebestrijding,
de bevordering van de kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg en
de instandhouding en verbetering van de landelijke ondersteuningsstructuur c.q. de
wettelijke taak van de GGD tot het doen van bron-en contactopsporing. Hoewel de app
nadrukkelijk uitgaat van vrijwillige deelname van gebruikers is toestemming niet nodig
als grondslag voor de gegevensverwerking. Hiermee wordt aangesloten bij het Richtsnoer
van de European Data Protection Board (EDPB) over het gebruik van locatiegegevens
en instrumenten voor contacttracering in het kader van de uitbraak van covid-19 waarin
de vervulling van een taak van algemeen belang de meest relevante rechtsgrondslag
voor de verwerking bij de toepassing van een notificatieapp wordt genoemd.17 Ook de Raad van State acht een wettelijke basis voor CoronaMelder wenselijk omdat
daarmee op wetsniveau maximale duidelijkheid wordt geboden over de inzet van CoronaMelder
alsmede de in dat kader te verwerken persoonsgegevens en omdat er specifieke waarborgen
kunnen worden geboden zoals de voorgestelde antimisbruikbepaling. Dit laat overigens
onverlet dat er wel om toestemming van betrokkenen wordt gevraagd, zowel vanwege het
uitgangspunt van vrijwilligheid als de verplichting van artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet.
Verwerkingsverantwoordelijke
Op grond van het advies van de AP is in artikel 6d, vijfde lid, opgenomen dat de Minister
van VWS de verwerkingsverantwoordelijke is voor de inrichting en het beheer van CoronaMelder
en alle AVG-verplichtingen die daarbij horen. Daarnaast wordt voorgesteld de GGD van
de verblijfplaats van betrokkene de verwerkingsverantwoordelijke te laten zijn voor
wat betreft het uitvoering geven aan de rechten van betrokkenen. In paragraaf 4.2
wordt dit verder toegelicht.
De rol van Google en Apple
Mede naar aanleiding van het advies van de AP is in paragraaf 3.1 uitgebreid ingegaan
op de (technische) werking van CoronaMelder. Daarbij is ook ingegaan op de door Google
en Apple ontwikkelde api die ervoor zorgt dat CoronaMelder goed werkt op respectievelijk
android- en iOS-besturingssystemen. Ook is specifiek ingegaan op de gegevens die worden
verwerkt door middel van de api. Voorts wordt opgemerkt dat de systematiek van deze
api aansluit bij de aanbevelingen van de EDPB in het Richtsnoer over het gebruik van
locatiegegevens en instrumenten voor contacttracering in het kader van de uitbraak
van covid-19.
Naast bovengenoemde hoofdpunten maakt de AP nog een aantal andere opmerkingen. Hieronder
wordt toegelicht hoe deze opmerkingen zijn verwerkt.
Toekomstige digitale middelen
In lijn met het advies van de AP is een eerder abusievelijk opgenomen passage over
mogelijk toekomstige applicaties voor andere doelen dan bron- en contactopsporing
geschrapt.
Proportionaliteit en subsidiariteit
De AP adviseert de proportionaliteit van CoronaMelder beter te onderbouwen. De toelichting
is naar aanleiding daarvan op verschillende onderdelen aangevuld. Zo is toegelicht
dat – zoals ook blijkt uit de tekst van artikel 6d – CoronaMelder is bedoeld ter ondersteuning
van de bron- en contactopsporing door de GGD en niet daarvoor in de plaats komt. Dat
laatste zou ook niet mogelijk zijn aangezien de GGD niet weet wie CoronaMelder gebruikt
en er dus ook niet van uit kan gaan dat personen die in de nabijheid van een geïnfecteerde
persoon zijn geweest daarvan op de hoogte zijn. Ook is nader ingegaan op de te verwachten
effecten van CoronaMelder en is toegelicht dat CoronaMelder de bron- en contactopsporing
op twee punten in wezenlijk mate ondersteunt, namelijk doordat met de app ook mensen
kunnen worden bereikt van wie de contactgegevens niet bekend zijn én omdat mogelijk
geïnfecteerde mensen sneller kunnen worden bereikt. Ook is verduidelijkt hoe wordt
voldaan aan het beginsel van data minimalisatie; er wordt uitsluitend gewerkt met
aan de hand van geavanceerde cryptografische technieken gegenereerde contactcodes
die ten hoogste 14 dagen worden bewaard. Verder wijst de AP in het kader van de effectiviteit
van CoronaMelder op het punt dat het gebruik van bluetooth beperkingen met zich meebrengt
omdat hiermee niet exact de afstand tussen personen kan worden bepaald en omdat bluetooth-signalen
door fysieke barrières heen kunnen waardoor er in bepaalde gevallen een risico ontstaat
op valse positieven. Om deze reden is de mogelijkheid opgenomen dat de app tijdelijk
kan worden uitgezet, bijvoorbeeld wanneer gebruikers thuis zijn. Daarnaast worden
er technische maatregelen genomen om valse positieven zo veel mogelijk te ondervangen,
onder meer door rekening te houden met de sterkte van het bluetoothsignaal, de duur
van de nabijheid en de dag waarop de gebruiker ziekteverschijnselen kreeg. Zoals toegelicht
in paragraaf 3.1 sluiten deze technische maatregelen aan bij de parameters die zijn
opgesteld aan de hand van richtlijnen van het RIVM. Voor wat betreft de sterkte van
het bluetooth-signaal wordt rekening gehouden met signaalsterkte (attenuation). Dit
is een indicatie voor de afstand tussen twee smartphones. Hoe verder de afstand of
hoe meer obstakels (zoals muren) hoe groter de demping. Om dit goed in te richten
zijn bijvoorbeeld veldtesten gedaan met muren (enkelsteens, dubbelsteens, beton) en
ramen. Ook moet een bluetooth signaal een minimale periode aaneengesloten meetbaar
zijn, zodat zoveel mogelijk kan worden uitgesloten dat signalen van terloopse voorbijgangers
of van mensen aan verschillende kanten van een muur leiden tot een notificatie.
Minder ingrijpende alternatieven waar de AP naar vraagt zijn denkbaar in de analoge
sfeer, maar de regering is van mening dat daarmee niet dezelfde effecten kunnen worden
bereikt als met CoronaMelder. De regering voelt zich in die overtuiging gesteund door
het richtsnoer van de EDPB en het feit dat andere Europese landen vergelijkbare apps
ontwikkelen.
Rechten van betrokkenen
De AP adviseert in de toelichting uiteen te zetten op welke wijze invulling gegeven
zal worden aan de verschillende rechten van betrokkenen. De toelichting is op dit
punt aangevuld. Zoals toegelicht kunnen gebruikers van CoronaMelder kunnen zich voor
de uitoefening van hun rechten op grond van de artikelen 12 tot en met 23 en 33 AVG
wenden tot de GGD van hun verblijfplaats. Daarnaast wordt naar aanleiding van het
advies van de Raad van State voorgesteld artikel 6d aan te vullen met een aantal waarborgen
ten aanzien van onder meer de bewaartermijn, informatieverplichtingen voor de Minister
en de verplichting voor de betreffende GGD om binnen een maand te reageren op een
verzoek van betrokkene in het kader van de uitoefening van zijn AVG rechten. Daarbij
zij overigens opgemerkt dat de gegevens die met CoronaMelder worden verwerkt zo kort
mogelijk worden bewaard en bovendien slechts zeer beperkt herleidbaar zijn tot personen.
De uitvoering van de AVG rechten zal daarom maar beperkt nodig zijn, simpelweg omdat
de GGD de gegevens niet kan herleiden dan wel omdat deze gegevens er niet meer zijn.
Hiermee wordt aangesloten bij artikel 11 van de AVG waaruit volgt dat de in de artikelen 15
tot en met 20 van de AVG opgenomen rechten niet van toepassing zijn als betrokkenen
niet meer kunnen worden geïdentificeerd.
Evaluatie
De AP adviseert een evaluatiebepaling op te nemen in de tekst van het wetsvoorstel.
De regering vindt het niet passend om specifiek voor CoronaMelder te voorzien in een
evaluatiebepaling, aangezien al uit het Richtsnoer van de EDPB volgt dat de lidstaten
gehouden zijn om aan de hand van een vooraf vastgesteld evaluatieprotocol de werking
van de app te monitoren. Het spreekt voor zich dat het gebruik van CoronaMelder zal
worden beëindigd indien blijkt dat de inzet niet bijdraagt aan de bron- en contactopsporing
door de GGD.
Caribisch Nederland
Vooralsnog zal CoronaMelder alleen in het Europese deel van Nederland ingezet worden.
Over een mogelijke inzet van CoronaMelder in Caribisch Nederland zal op een later
moment en uiteraard in overleg met de openbare lichamen besloten worden. Uiteraard
zal daarbij dan ook de Commissie bescherming persoonsgegevens BES worden betrokken.
7.2 College voor de rechten van de mens
Het College voor de rechten van de mens (hierna: CRM) maakt een aantal opmerkingen
over de voorgestelde regeling. Het CRM stelt vast dat eerdere door het CRM genoemde
aandachtspunten zowel in het programma van eisen voor CoronaMelder zijn opgenomen
als in de daadwerkelijke ontwikkeling. Het CRM merkt tevens met instemming op dat
de toelichting het voor zich vindt spreken dat aanvullende digitale bron- en contactopsporing
aan onder meer het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap moet voldoen.
Verder adviseert het CRM bij de uitwerking van het beleid rond de tijdelijke inzet
van CoronaMelder, de informatie in CoronaMelder (in alle talen waarin die wordt gebouwd)
alsmede in de voorgenomen publieksvoorlichting omtrent vrijwillig gebruik van de app
direct op B.1 taalniveau aan te bieden, conform geldende standaarden rond publicatie
van overheidsinformatie. Naar aanleiding van dit advies is in de toelichting opgenomen
dat gebruik wordt gemaakt van toegankelijke en begrijpelijke communicatie die goed
vindbaar is en waarbij rekening is gehouden met laaggeletterden mensen, digitaal minder
handige mensen en mensen die geen of slechts beperkt Nederlands spreken. CoronaMelder
wordt daartoe ontworpen en gebouwd op Web Content Accessibility Guidelines (WCAG)2.1
AA niveau.
Het CRM benadrukt het belang van vrijwilligheid van het gebruik van CoronaMelder en
wijst erop dat deze vrijwilligheid ook na installatie van de app moet blijven bestaan.
Evenals het CRM onderschrijft de regering het belang van vrijwilligheid van het gebruik
van CoronaMelder. In de toelichting wordt daarom op verschillende onderdelen benoemd
dat de medewerking aan CoronaMelder, net zoals medewerking aan de analoge bron- en
contactopsporing, te allen tijde plaatsvindt op basis van vrijwilligheid.
Voorts merkt het CRM op dat een belangrijke zorg is weggenomen met de antimisbruikbepaling.
Tot slot wijst het CRM erop dat voor de rechtvaardiging van mogelijke andere digitale
middelen een zelfstandige afweging zal moeten gelden. Naar aanleiding van het advies
van de Raad van State is besloten artikel 6d te beperken tot de inzet van CoronaMelder
waardoor het wetsvoorstel dus niet meer ziet op mogelijke andere digitale middelen.
7.3. GGD GHOR Nederland
Het wetsvoorstel voorzag aanvankelijk in de mogelijkheid om bij amvb regels te kunnen
stellen met betrekking tot de inrichting, het beheer en de beveiliging van CoronaMelder
en de uitoefening van de rechten van betrokkene. De GGD GHOR Nederland verzocht deze
amvb in overleg met de GGD‘en tot stand te brengen. Gezien het belang van deze onderwerpen
en de gewenste snelheid van invoering van CoronaMelder wordt voorgesteld af te zien
van een amvb en nadere regels hierover op wetsniveau op te nemen. Daarnaast gelden
uiteraard te allen tijde de algemene uitgangspunten van de AVG en de UAVG.
7.4. KNMG
De KNMG vraagt onder meer aandacht voor de noodzaak tot aansluiting bij het Richtsnoer
van de EDPB, de onderbouwing van doel en noodzaak van CoronaMelder, de toepasselijkheid
van de AVG en duidelijkheid over de verwerkingsverantwoordelijke voor CoronaMelder.
In lijn met het advies van de KNMG is de toelichting ten aanzien van deze onderwerpen
op verschillende onderdelen aangevuld. Ook is in artikel 6d opgenomen dat de Minister
de verwerkingsverantwoordelijke voor CoronaMelder is.
Over de opmerking van de KNMG dat er vanuit de samenleving een zekere druk kan uitgaan
om CoronaMelder bij een eenmaal vastgestelde besmetting te gebruiken wordt opgemerkt
dat voor anderen niet te controleren valt of iemand gebruik maakt van CoronaMelder.
Ook de GGD kan dit niet nagaan. Bovendien mogen derden, waaronder ook de GGD, op grond
van de antimisbruikbepaling niet verplichten tot gebruik van CoronaMelder.
Verder vraagt de KNMG of CoronaMelder leidt tot wijzing van richtlijnen voor zorgaanbieders.
Bijvoorbeeld of de huisarts als er een besmet persoon in de wachtkamer heeft gezeten,
ook na de ingebruikname van CoronaMelder iedereen moet informeren die daar op dat
moment was. CoronaMelder leidt niet tot wijziging van dergelijke richtlijnen. Het
is immers niet bekend wie CoronaMelder gebruikt en wie er dus al dan niet een bericht
ontvangt dat hij risicovol in de nabijheid van een besmet persoon is geweest.
Tot slot wijst de KNMG, evenals de AP, op een eerder abusievelijk in de toelichting
opgenomen passage over mogelijk toekomstige applicaties voor andere doelen dan bron-
en contactopsporing. Deze passage is geschrapt.
7.5. LHV en InEen
De LHV en InEen vragen net als de KNMG naar mogelijke wijziging van richtlijnen voor
zorgaanbieders waarbij hetzelfde voorbeeld wordt gegeven als hierboven van een besmette
patiënt in de wachtkamer van de huisarts. Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar
de reactie op het advies van de KNMG.
Daarnaast wordt gevraagd naar de exacte rol van de huisarts bij CoronaMelder. CoronaMelder
voorziet echter niet in een rol voor de huisarts. Verder wordt er naar gestreefd om
de werking van persoonsgegevens in dit wetsvoorstel tot het absolute minimum te beperken.
Om die reden wordt het advies van de KNMG en InEen om te regelen dat de GGD de huisarts
informeert over de uitslag van een door de GGD geteste persoon niet gevolgd.
7.6. Federatie medisch specialisten
De Federatie medisch specialisten refereert aan een eerder abusievelijk opgenomen
passage in de toelichting over mogelijk toekomstige applicaties voor andere doelen
dan bron- en contactopsporing. Deze passage is geschrapt.
7.7. Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Nederlands Genootschap van Burgemeesters
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters
noemen een aantal belangrijke uitgangspunten voor CoronaMelder. Zoals een open transparante
ontwikkeling van de app, het uitgangspunt van vrijwilligheid en begrijpelijkheid en
meertaligheid van CoronaMelder. Daarnaast wijzen zij op het belang van een DPIA. Uit
deze toelichting moge blijken dat de regering het belang van deze uitgangspunten en
de noodzaak tot het uitvoeren van een DPIA van harte onderschrijft.
7.8. College van procureurs-generaal
Het College van procureurs-generaal vraagt te verduidelijken waar de antimisbruikbepaling
precies op ziet. Ook vraagt het College in de toelichting te verduidelijken wat wordt
bedoeld met indirect verplichten tot het gebruik van CoronaMelder. Mede naar aanleiding
van het advies van het College van procureurs-generaal is de tekst van de antimisbruikbepaling
aangescherpt. Ook is de toelichting op dit punt aangevuld. De antimisbruikbepaling
houdt in dat het een ieder verboden is om een ander te verplichten tot gebruik van
CoronaMelder dan wel enig ander vergelijkbaar digitaal middel. Daarbij is van belang
dat het gebruik van CoronaMelder ook niet indirect mag worden afgedwongen, bijvoorbeeld
door te verplichten om inzage in de app te geven alvorens toegang tot bepaalde diensten
of plekken wordt gegeven.
Verder wijst het College van procureurs-generaal erop dat «de overheid» in verband
met immuniteitsaspecten niet onder alle omstandigheden gemakkelijk strafrechtelijk
aansprakelijk zal kunnen worden gehouden voor een eventuele overtreding van het verbod.
De regering hecht er echter aan te benadrukken dat de antimisbruikbepaling geldt voor
een ieder waaronder dus ook overheidsinstanties zoals de GGD.
Tot slot merkt College van procureurs-generaal op dat het bijna onmogelijk lijkt om
dit feit anders dan opzettelijk te plegen en vraagt daarom of het opzettelijk overtreden
van de misbruikbepaling niet een misdrijf zou moeten zijn. De regering acht het enerzijds
van groot belang dat er een afschrikwekkend effect uitgaat van bij de misbruikbepaling
behorende sanctie. Daarom is er ook voor gekozen om overtreding van de misbruikbepaling
te bestraft met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de
derde categorie. Gelet op deze relatief forse sanctioneringsmogelijkheid komt het
de regering anderzijds niet proportioneel voor om overtreding van de antimisbruikbepaling
daarenboven ook aan te merken als misdrijf.
7.9. Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak
De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak geeft in overweging duidelijk aan te geven
of, wanneer en op welke wijze reparatoire handhaving ten aanzien van overtreding van
de misbruikbepaling mogelijk zal zijn. De regering acht het van groot belang dat mensen
erop kunnen vertrouwen dat het gebruik van CoronaMelder te allen tijde vrijwillig
is. Om hier uitdrukking aan te geven is niet gekozen voor reparatoire handhaving maar
wordt overtreding van de misbruikbepaling bestraft met een hechtenis van ten hoogste
zes maanden of een geldboete van de derde categorie.
7.10. Nederlandse orde van advocaten
De adviescommissie strafrecht van de Nederlandse orde van advocaten merkt op niet
afwijzend te staan tegenover strafbaarstelling van de misbruikbepaling en wijst er
daarbij op dat de vraag of de inzet van CoronaMelder proportioneel (of «noodzakelijk»)
is, afhangt van de omstandigheden, de alternatieven en het gewicht van andere belangen.
De toelichting is op dit punt aangevuld. Verder acht de adviescommissie een maximale
hechtenis van zes maanden op overtreding van de misbruikbepaling niet proportioneel;
zij stelt een maximum van drie maanden voor. Mede gezien het grote belang van vertrouwen
in CoronaMelder, de zorgen die er zijn over mogelijk misbruik en het belang van de
bestrijding van het virus heeft de regering dit advies niet overgenomen.
Artikelsgewijs
Artikel 6d
De kern van dit artikel is de antimisbruikbepaling in het achtste lid. De regering
kan niet genoeg benadrukken dat het niemand, werkgevers, zorgverzekeraars, onderwijsinstellingen,
winkels of wie dan ook, is toegestaan het gebruik van CoronaMelder of welk vergelijkbaar
digitaal hulpmiddel dan ook, direct of indirect verplicht mag stellen. Zo is het bijvoorbeeld
niet toegestaan dat een restauranteigenaar het gebruik van CoronaMelder verplicht
stelt voor het kunnen plaatsnemen op zijn terras. Evenmin mag indirect worden verplicht
tot het gebruik van CoronaMelder of andere vergelijkbare digitale middelen, bijvoorbeeld
door financiële prikkels zoals een korting voor klanten die aantonen dat zij de digitale
middelen gebruiken. Aangezien niet tot het gebruik van CoronaMelder mag worden verplicht,
mag ook niet worden verplicht tot inzage in CoronaMelder. Voor de volledigheid zij
vermeld dat dit verbod ook voor de GGD’en zelf geldt. Ook de GGD mag niet direct of
indirect verplichten tot het gebruik van CoronaMelder dan wel tot het gebruik van
vergelijkbare andere digitale middelen.
De antimisbruikbepaling ziet op zowel CoronaMelder als bedoeld in het voorgestelde
artikel 6d, als op elk vergelijkbaar ander digitaal middel van wie dan ook afkomstig
zoals digitale middelen waarmee om wat voor reden dan ook geïnfecteerde personen kunnen
worden achterhaald, gewaarschuwd of aangeduid. Hierbij kan gedacht worden aan apps
of andere digitale middelen die men eenvoudigweg kan verkrijgen via een appstore,
internet of anderszins en waarmee bijvoorbeeld kan worden aangetoond dat men recentelijk
is getest op het virus of al dan niet in de nabijheid van een met het virus geïnfecteerde
persoon is geweest.
Artikel 64bis
Op grond van artikel 64 Wpg zijn de ambtenaren van de IGJ en de NVWA reeds belast
met het toezicht op de naleving van de Wpg en de daarop berustende regels. Dit nalevingstoezicht
omvat dus ook de antimisbruikbepaling van het voorgestelde artikel 6d, achtste lid.
Daarbij moet worden opgemerkt dat de NVWA, die bij bedrijven binnenkomt in het kader
van het sectorspecifieke toezicht meer als ogen en oren zal functioneren voor collega-handhavers,
zodat het toezicht op de antimisbruikbepaling niet ten koste gaat van de inzet die
de NVWA – juist nu – moet plegen bij het toezicht op de bedrijfsprocessen in de horeca
en de slachterijen in het belang van voedselveiligheid en dierenwelzijn. Artikel 64bis
voorziet in de mogelijkheid om voor het toezicht op de antimisbruikbepaling óók ambtenaren
van andere toezichtsinstanties aan te kunnen wijzen, bijvoorbeeld wanneer dat uit
praktisch oogpunt meer in de rede zou blijken te liggen. Indien deze aanwijzing ambtenaren
betreft die ressorteren onder een ander ministerie dan dat van de Minister van VWS,
wordt het besluit genomen in overeenstemming met de Minister die het mede aangaat.
Daarnaast biedt dit artikel een aanvullende mogelijkheid om ten aanzien van de antimisbruikbepaling
óók buitengewone opsporingsambtenaren aan te wijzen. Voor de formulering van deze
mogelijkheid is gebruikt gemaakt van de standaardformulering van de Aanwijzingen voor
de regelgeving. Op grond daarvan worden de aangewezen ambtenaren standaard belast
met de opsporing van enkele strafbare feiten die jegens hen kunnen worden begaan.
Artikel 67a
Overtreding van de antimisbruikbepaling wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste
zes maanden of een geldboete van de derde categorie.
Artikel II
Dit artikel bevestigt het tijdelijke karakter van deze wet. In beginsel vervallen
de via deze wet in de Wpg opgenomen bepalingen zes maanden na inwerkingtreding (eerste
lid). Omdat echter op dit moment niet is te voorzien hoe de verspreiding van het virus
en de bestrijding daarvan verlopen, is de mogelijkheid opgenomen om bij koninklijk
besluit de werkingsduur te bekorten (tweede lid) of juist te verlengen (derde lid).
Het vierde lid bepaalt dat een koninklijk besluit met die strekking eerst zal worden
voorgelegd aan de beide Kamers van de Staten-Generaal. Deze zogenoemde voorhangprocedure
geeft dus gelegenheid tot eventueel overleg tussen regering en Staten-Generaal. Bij
de voorgestelde voorhang van een week wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met
het reces van de Kamers, waarbij dat vooral relevant is als het gaat om een reces
dat ook een week duurt.
De vervaldatum is in dit artikel gekoppeld aan «het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet».
Artikel III
Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk in werking treedt. De
exacte datum van inwerkingtreding is uiteraard afhankelijk van het verloop van de
parlementaire behandeling. Aangezien het gaat om spoedwetgeving wordt afgeweken van
de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.
Artikel IV
Aangezien te verwachten valt dat deze wijzigingswet frequent zal worden aangehaald,
wordt voorzien in een citeertitel, waarin ook de tijdelijkheid van deze wet tot uitdrukking
is gebracht.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Tegen |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Krol | 1 | Tegen |
Van Haga | 1 | Tegen |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.