Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 499 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020 (Vierde incidentele suppletoire begroting inzake intensivering aanpak tekorten in het onderwijs en de lerarenopleidingen)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 7 juli 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 25 juni 2020 voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Bij brief van 30 juni
2020 zijn ze door de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis-
en Voortgezet Onderwijs en Media beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Verouden
1
Wat kost het om het salaris primair onderwijs gelijk te trekken naar het salaris conform
cao voortgezet onderwijs?
Op basis van de cao’s po en vo per 1 januari 2020 kost het gelijktrekken van het (bruto)
salaris (excl. toeslagen) van leraren in het po met het salaris van leraren in het
vo volgens onze berekeningen € 640 miljoen. Maar de afspraken tussen sociale partners
in de cao en de afspraken door werkgevers en werknemers in de praktijk bepalen wat
er in het salaris en de beloning verandert. De (uitkomsten van) berekeningen veranderen
daarin mee. Zo hebben de afspraken in de CAO VO 2020 ook weer enige invloed op de
berekeningen.
2
Hoeveel geld is er nu nodig om de loonkloof, tussen het primair en het voortgezet
onderwijs te dichten, uitgaande van heden geldende cao’s?
Het gelijktrekken van de (bruto) beloning (bruto salaris inclusief toeslagen (zoals
vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en overige toelagen))inclusief toeslagen)
van leraren in het po naar het vo voor dezelfde functies kost volgens onze berekeningen
per 1 januari 2020 circa € 765 miljoen.
Hierbij is dus nog niet gerekend met de nieuwste CAO VO (2020). Wel is bij de berekening
de aanname gedaan dat het vo in 2020 een vergelijkbare algemene salarismaatregel zou
treffen als het po (+ 2,35%). In de nieuwste CAO VO is een salarismaatregel afgesproken
van 2,75%.
3
Hoeveel geld is er nodig om alle leraren in het voortgezet speciaal onderwijs over
te hevelen naar de cao van het regulier voortgezet onderwijs?
Volgens berekeningen kost het per 1 januari 2020 naar schatting € 76 miljoen minus
de eerder toegezegde € 16,5 miljoen (voor leraren in het vso die lesgeven in het uitstroomprofiel
vervolgonderwijs) is ongeveer € 60 miljoen om alle leraren in het vso (alle uitstroomprofielen)
qua beloning gelijk te trekken voor gelijke leraar-functies. Het gaat hierbij alleen
om het vso, het speciaal onderwijs (so) is hierin niet meegenomen. Hierbij wordt opgemerkt
dat het in de praktijk vaak gaat om scholen voor so met een afdeling voor vso. Het
kan daarbij voorkomen dat leraren zowel in het so als in het vso lesgeven.
Indien leraren in het vso daadwerkelijk onder de CAO VO komen te vallen (dit is aan
sociale partners), zullen daarnaast kosten ontstaan doordat ook andere secundaire
arbeidsvoorwaarden gaan gelden voor deze leraren.
4
Hoe zien de meest actuele prognoses eruit van de omvang van het lerarentekort in het
primair onderwijs, uitgesplitst in daadwerkelijke en verborgen vacatures?
De laatste arbeidsmarktramingen, die ik in december met Kamerbrief over de arbeidsmarkt voor leraren 2019 aan uw Kamer is verstuurd, voorspellen in het primair onderwijs in 2024 een tekort van 1970 fte bovenop het huidige tekort.
Het ingezette beleid voor de aanpak van de tekorten laat inmiddels een positief effect
zien. De geraamde tekorten in het primair onderwijs in 2024 zijn ten opzichte van
de eerdere ramingen 1300 fte lager. De effecten van het beleid van 2019 zijn daarin
bovendien nog niet verdisconteerd.
In aanvulling op de ramingen worden in samenwerking met de PO-Raad en een afvaardiging
van de G5 twee methodes onderzocht om het lerarentekort in kaart te brengen. Hierbij
wordt ook naar verborgen vacatures gekeken. Zie voor een toelichting het antwoord
op vraag 12.
5
Hoeveel extra leraren zijn er nodig om het lerarentekort in het primair onderwijs
op te lossen?
De arbeidsmarktramingen bieden de beste indicatie voor het antwoord op deze vraag.
Zoals in ons antwoord op vraag 4 staat voorspellen de laatste ramingen in het primair
onderwijs in 2024 een tekort van 1970 fte bovenop het huidige tekort. Dit betekent
dat er tot en met 2024 minimaal 1970 fte extra leraren benodigd zijn.
OCW onderzoekt samen met de PO-Raad en de G5 hoe, naast de ramingen, het huidige lerarentekort
in kaart gebracht kan worden, zoals ook eerder door uw Kamer verzocht is via de Motie
van lid Kwint. (Kamerstukken II 2018/19, 35 000 VIII, nr. 192). Zie voor een toelichting het antwoord op vraag 12.
6
Hoeveel studenten hebben de pabo afgerond gedurende de regeerperiode van Rutte III?
Hoeveel van hen zijn sindsdien en nog steeds werkzaam in het onderwijs?
Het percentage afgestudeerden van de Pabo dat op korte of op iets langere termijn
een baan heeft in het onderwijs zit al enkele jaren in de lift. Naast het kunnen vinden
van een baan in het onderwijs, is ook van belang in hoeverre startende leraren een
reguliere baan kunnen vinden van voldoende omvang in uren. Het blijkt dat de onderwijsarbeidsmarkt
voor pabo afgestudeerden vanaf afstudeerjaar 2012 ook in dat opzicht steeds gunstiger
is geworden. Uit de loopbaanmonitor uit 2019 blijkt dat van de in het onderwijs startende
pabo-afgestudeerden uit cohort 2014 na een half jaar 85% een baan heeft gevonden,
voor cohort 2015 was dit 86%, voor cohort 2016 was dit 87%, voor cohort 2017 zelfs
88% en voor cohort 2018 90%. De percentages afgestudeerden die in het onderwijs terecht
komen zijn voor de pabo altijd aanzienlijk hoger dan voor de lerarenopleidingen voor
vo en mbo.
Het aantal studenten dat de Pabo heeft afgerond en het diploma heeft behaald in de
periode Rutte III is voor 2017: 3962 pabo gediplomeerden en voor 2018: 3603 pabo gediplomeerden
(bron gegevens DUO).
Aantal PABO gediplomeerden 2014–2018
Diplomajaar
2014
2015
2016
2017
2018
4.139
3.799
3.788
3.962
3.603
Aantal studenten dat een diploma behaald heeft in de studiejaren 2014/2015 tot en
met 2018/2019.
Het gaat hier alleen om de reguliere PABO (niet de ITEPS of de academische PABO).
7
Hoeveel leraren hebben het primair onderwijs verlaten tijdens de regeerperiode Rutte
III?
In algemene zin blijkt uit cijfers van de website onderwijsincijfersdat het totaal aantal fte en totaal aantal mensen werkzaam in het primair onderwijs
is toegenomen, terwijl het aantal leerlingen is afgenomen.
8
Welke voorwaarden zijn verbonden aan de besteding van het bedrag van 28,5 miljoen
euro door de G5 (G4 en Almere)?
Per stad worden er middels convenanten afspraken gemaakt over de besteding van de
middelen. Vooraf zijn afspraken gemaakt over onder meer de inzet van de maatregelen,
co-financiering en monitoring. Verder wordt er een subsidieregeling uitgewerkt waarin
specifieke voorwaarden worden gesteld aan de subsidieverstrekking. Per stad doet één
penvoerder een subsidieaanvraag voor vier jaar (2020–2023).
9
Op welke wijze kunnen scholen in aanmerking komen voor een beroep op dit bedrag, gaat
dat door middel van een subsidieaanvraag?
Zie antwoord op vraag 8.
10
Betreft het middelen die slechts in 2020 aangevraagd kunnen worden en moeten deze
middelen ook in 2020 worden besteed of mag de besteding ook gebeuren in 2021?
De steden zijn, binnen de afgesproken kaders, vrij om de middelen in te zetten en
over jaargrenzen heen mee te nemen. Gezien de urgentie van het aanpakken van het lerarentekort
ligt het in de rede dat de G5 spoedig tot besteding overgaan.
11
Wanneer kunnen aanvragende scholen beschikken over de middelen en in hoeverre is het
voor de scholen mogelijk om het totale bedrag te besteden in 2020 aangezien de helft
van het kalenderjaar inmiddels al voorbij is?
De scholen kunnen per september dit jaar beschikken over de middelen. Zie verder ons
antwoord bij vraag 10.
12
Hoe groot is het lerarentekort, uitgesplitst in daadwerkelijke en verborgen vacatures,
ten tijde van het besluit om onderliggende extra middelen vrij te maken ter bestrijding
van het lerarentekort in de grote steden?
Ieder jaar maken we arbeidsmarktramingen. De meest recente ramingen zijn afgelopen
december met uw Kamer gedeeld. Het geraamde tekort in het po in 2024 is bijna 1970
fte bovenop het huidige tekort. De omvang verschilt per regio. Voor het vo is het
geraamde tekort in 2024 1300 fte bovenop het huidige tekort. Er zijn hierbij vooral
verschillen tussen vakken.
Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld is de registratie van het lerarentekort complex:
er is geen eenduidige en eenvoudige methode om het tekort volledig in beeld te brengen.
Daarom kiest OCW er voor om, in aanvulling op de ramingen en naar aanleiding van de
Motie van lid Kwint (Kamerstukken II 2018/19, 35 000 VIII, nr. 192), een totaalbeeld te vormen met verschillende methodes. Zo werkt OCW samen met de
beheerde van de website lerarentekortisnu. De scholen zijn opgeroepen om hun tekorten op deze website te registreren. Een beperkt
deel van de scholen doet dit ook, maar dit zijn nog niet voldoende scholen om een
betrouwbaar beeld te geven van de tekorten. Verder onderzoekt OCW in samenwerking met de
PO-Raad en een afvaardiging van de G5 twee methodes om het lerarentekort in kaart
te brengen, een actieve uitvraag onder scholen en een onderzoek op basis van centraal
beschikbare gegevens.
13
Hoe groot is het kwalitatieve lerarentekort in termen van on(der)bevoegde docenten
die op de scholen voor primair en voortgezet onderwijs voor de klas staan, ten tijde
van het besluit om onderliggende extra middelen vrij te maken ter bestrijding van
het lerarentekort in de grote steden?
Zie antwoord bij vraag 12.
14
Waarvoor wordt de 28,5 miljoen euro specifiek ingezet?
Zie antwoord bij vraag 17.
15
Op welke momenten wordt er precies geld vrijgemaakt voor de noodplannen van de G5?
In de eerste suppletoire begroting 2020 is er structureel € 32 miljoen aanvullend
beschikbaar gekomen voor de aanpak van het lerarentekort (voor 2020 € 28,5 miljoen).
Daarvan is jaarlijks € 21 miljoen voor de periode 2020–2023 bestemd voor de noodplannen
van de G5 (€ 17,7 miljoen in 2020). Hieraan voorafgaand is er middels herprioritering
op de OCW begroting structureel € 9 miljoen beschikbaar gesteld voor de aanpak van
het lerarentekort. Dit is voor een periode van vier jaar ingezet voor meer begeleiding
van zij-instromers in de G5, zie hiervoor de subsidieregeling zij-instroom PO G5. Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd per brief van 7 februari 2020 (Kamerstukken
II 2019/20, 27 923, nr. 389)
16
Kunt u per stad uit de G5 aangeven waarvoor de 116 miljoen euro voor de noodplannen
exact gebruikt gaat worden?
De besteding van de beschikbaar gestelde middelen wordt momenteel nog uitgewerkt door
de afzonderlijke steden; de convenanten worden begin juli getekend. Zoals is gemeld
in de Kamerbrief van 16 juni 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 27 923, nr. 410) kiest iedere stad voor een eigen aanpak. Hierna volgt een aantal van de maatregelen
waar de steden deze middelen voor inzetten. In Amsterdam krijgen alle leraren in het
primair onderwijs een salaristoeslag. Leraren op scholen met veel achterstandsproblematiek
krijgen een hogere toeslag dan leraren op andere scholen. Den Haag en Almere zetten
in op bovenschoolse begeleiding van (startende) leraren en investeren ook in de inzet
van meer onderwijsondersteunend personeel en vakkrachten. Rotterdam stelt de middelen
beschikbaar voor alle tien de maatregelen uit het noodplan. De gemeente en schoolbesturen
maken gezamenlijk per school een keuze uit de maatregelen om zo goed mogelijk aan
te sluiten op de specifieke problematiek van de individuele scholen en de wijken.
In Utrecht wordt geïnvesteerd in de versterking van de samenwerking tussen de lerarenopleidingen
en scholen: samen zullen zij de «Utrecht Leert Opleidingsalliantie» vormen gericht
op het ontwikkelen van initieel opleiden en professionaliseren. De schoolbesturen
en gemeenten betalen via co-financiering mee aan de uitvoering van de plannen. Dit
biedt de steden ruimte om naast de bovengenoemde maatregelen meer maatregelen uit
de noodplannen uit te voeren.
17
In hoeverre is deze 28,5 miljoen euro onderdeel van de 116 miljoen euro voor de noodplannen
in de G5?
De € 28,5 miljoen in 2020 is gedeeltelijk (€ 17,7 miljoen) ingezet voor de noodplannen
in de G5. Verder wordt dit bedrag ingezet voor de regeling zij-instroom (€ 5 miljoen),
voor de regeling regionale aanpak lerarentekort (€ 2,8 miljoen) en voor het verbeteren
van de lerarenopleidingen (€ 3 miljoen).
18
Wat is de reden dat negen miljoen euro kan worden vrijgemaakt door interne verschuivingen
in subsidies in artikel 1 en 9? Gaat het hierbij om onderbesteding, een kasschuif
of iets anders?
Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd per brief van 7 februari 2020 (Kamerstukken
II 2019/20, 27 923, nr. 389)
19
Wat is de herkomst van het bedrag van 17,7 miljoen euro en wat is de reden dat dit
vrijgespeeld kan worden?
Dit heeft het Kabinet bij voorjaarsnota aanvullend vrijgemaakt uit de algemene middelen.
Met de vierde ISB zijn de aanvullende middelen overgeboekt vanuit de Aanvullende Post
naar de OCW-begroting.
20
Zijn de middelen voor de zij-instroom ook bestemd voor de zij-instroom van schoolleiders
of alleen voor leraren?
De € 5 miljoen waarmee de regeling zij-instroom in 2020 wordt opgehoogd is alleen
bestemd voor zij-instroom van leraren.
21
Met wie worden de genoemde convenanten afgesloten; met de gemeente of met de afzonderlijke
schoolbesturen in de G5?
De convenanten worden gesloten tussen het Ministerie van OCW, de gemeente, de afzonderlijke
schoolbesturen en de afzonderlijke lerarenopleidingen in de betreffende gemeente.
22
Wat is de looptijd van de convenanten?
De looptijd van de convenanten is vier jaar. Er is voorzien in een tussentijdse evaluatie
na twee jaar. Op basis van de resultaten kunnen aanpassingen worden gedaan. Daarnaast
is er een regeling voor andere dag- en weekindeling voor scholen met een lerarentekort
in de G5. Deze regeling heeft een duur van vier jaar, maar scholen mogen er alleen
gebruik van maken als er een tekort op de school is. Daarom worden scholen aan het
eind van het schooljaar automatisch afgemeld en melden ze zich gedurende het schooljaar
zelf af als er geen tekort meer is.
23
Hoe wordt toegezien op een goede besteding van de middelen, waar zij voor worden ingezet
en welk effect de inzet van de middelen hebben op het terugdringen van het lerarentekort
in de G5?
De besteding van de middelen worden door OCW en door de gemeenten zelf gemonitord.
Bovenbestuurlijk wordt er per stad jaarlijks een zelfevaluatie gedaan op de ingezette
maatregelen en de daarmee behaalde resultaten. De zelfevaluaties worden geanalyseerd
door een extern bureau dat ook aanvullend onderzoek kan voorstellen. De middelen worden
toegekend via een subsidieregeling. Ook via die lijn vindt verantwoording van de middelen
plaats.
24
Op welke wijze(n) kunnen scholen de extra gelden ter bestrijding van het lerarentekort
het meest effectief inzetten?
De steden hebben noodplannen opgesteld om de tekorten aan te pakken en de kwaliteit,
kansengelijkheid en continuïteit van het onderwijs te borgen. Iedere stad kiest voor
een eigen aanpak, passend bij de lokale situatie. Zie voor een uitgebreider toelichting
ons antwoord op vraag 16.
25
Het financieel instrument Subsidies wordt in 2020 verlaagd met vijf miljoen euro,
uit welke subsidies bestaat die vijf miljoen euro? Op welke subsidies wordt er gekort?
Zie het antwoord op vraag 18.
26
Waar wordt minder of geen subsidie meer aan verstrekt als gevolg van de verschuivingen
en verlaging bij Subsidies?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 18.
27
Wat wordt verstaan onder flexibilisering en maatwerk bij de lerarenopleidingen waarvoor
een bedrag van drie miljoen euro wordt uitgetrokken? Aan welke flexibilisering en
welk maatwerk moet dan worden gedacht en waarom kan dit niet worden doorgevoerd zonder
extra flexibele middelen?
Het onderwijs op de lerarenopleidingen is nu nog vooral aanbodgericht. Een omslag
van aanbodgericht naar vraaggericht opleiden en begeleiden is noodzakelijk om de stijgende
groep van zij-instromers in beroep en deeltijdstudenten aan te kunnen en hen een opleiding
te bieden die rekening houdt met kennis, ervaring en persoonlijke omstandigheden.
Door de verwachte toestroom van zij-instromers en deeltijdstudenten, ook als gevolg
van corona, is versnelling van deze omslag noodzakelijk. Lerarenopleidingen zullen
maatwerk bieden, door eerder verworven competenties (EVC’s) te erkennen en het onderwijs
flexibel in te richten, waarbij het werken met leeruitkomsten een belangrijk aspect
is. Juist voor deze aanstaande leraren is bovendien intensieve samenwerking met de
scholen voor po en vo noodzakelijk, ook ter voorkoming van uitval. Versterking van
«samen opleiden en professionaliseren» zorgt voor structurele verbreding en verankering
van de infrastructuur waarin maatwerk kan gedijen. Bovendien zal worden gewerkt aan
inbedding van zij-instroom in beroep in de lerarenopleidingen.
De extra middelen zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling van het instrumentarium dat
nodig is voor deze omslag van aanbod naar vraaggericht opleiden en om op korte termijn
versnelling te kunnen realiseren. Deze versnelling zal rechtstreeks bijdragen aan
de aanpak van het lerarentekort. Zij-instromers en deeltijdstudenten zijn immers veel
sneller beschikbaar voor de arbeidsmarkt dan de reguliere studenten.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.