Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele JBZ-Raad op 6 april 2020 via videoconferentie (Kamerstuk 32317-611)
32 317 Informele JBZ-Raad van 6 april 2020 via videoconferentie
Nr. 612 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 april 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 2 april 2020 inzake
de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 6 april 2020 via videoconferentie
(Kamerstuk 32 317, nr. 611).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 april 2020 aan de ministers van Justitie en Veiligheid
en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd.
Bij brief van 14 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Schoor
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat informatie-uitwisseling op justitieterrein
tussen de lidstaten van toegevoegde waarde kan zijn, indachtig nationale bevoegdheden.
Dit is wat deze leden betreft altijd van belang, criminelen houden zich immers ook
niet aan onze landsgrenzen. Zeker tijdens deze grote crisis is het van belang dat
we snel schakelen, van elkaar leren en informatie delen om criminelen voor te kunnen
zijn of snel te kunnen pakken.
De aan het woord zijnde leden stellen nog enkele vragen over de inzet van Nederland
bij de informele JBZ-raad van 6 april 2020.
Welke concrete belemmeringen bestaan er om informatie te delen met betrekking tot
grensoverschrijdende gevallen en het proactief en snel oppakken van nieuwe criminele
fenomenen die als gevolg van de COVID-19 crisis worden waargenomen, zoals een toename
van internetcriminaliteit? Wat zal de inzet van Nederland zijn om deze belemmeringen
te adresseren en aan te pakken?
Het kabinet neemt vooralsnog geen substantiële belemmeringen waar voor het delen van
opsporingsinformatie met betrekking tot mogelijke nieuwe criminele fenomenen die als
gevolg van de COVID-19 crisis worden waargenomen. De aanwezigheid van belemmeringen
wordt voortdurend gemonitord en zal waar nodig zowel in nationaal als in internationaal
verband worden opgepakt. Het delen van opsporingsinformatie gebeurt veelal digitaal
en de kanalen daartoe (zoals Europol, Interpol, liaisons en het Schengen Informatiesysteem)
zijn nog steeds beschikbaar. Eurojust blijft daarnaast operationeel voor ondersteuning
van samenwerking tussen justitiële autoriteiten in de EU lidstaten. Wel is het mogelijk
dat eventuele uitval van personeel door ziekte gevolgen heeft voor de bezetting van
het opsporingsapparaat in de EU lidstaten (en andere landen). Dat laat onverlet dat
net als bij de Nederlandse opsporingsinstanties continu gekeken zal worden naar een
optimale inzet van beschikbare capaciteit naar gelang de behoeften, waarbij urgente
gevallen met prioriteit worden opgepakt.
Welke nieuwe vormen van cybercriminaliteit, fraude en andere vormen van criminaliteit
zien de lidstaten ontstaan naar aanleiding van de COVID-19 crisis? Hoe wordt dit nationaal
en internationaal gemonitord en op welke wijze is hiervoor op nationaal en Europees
niveau aandacht? Wat is nodig voor een snelle en effectieve aanpak?
Voor het proactief en snel oppakken van mogelijke nieuwe criminele fenomenen als gevolg
van de COVID-19 crisis is een goede informatiepositie essentieel, die zicht geeft
op de veranderende modus operandi van criminelen. Daartoe vindt monitoring plaats
zowel op nationaal niveau, door de politie en andere (opsporings-)diensten in samenspraak
met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, als op EU-niveau gecoördineerd door
Europol. Daarbij wordt Europol gevoed door informatie van EU lidstaten, waaronder
Nederland, en van derde landen en partijen. Uit de eerste analyses blijkt dat criminelen
in Nederland en binnen de EU snel inspelen op de veranderende omstandigheden, vooral
op het vlak van cybercrime, de handel in illegale en nep-producten en verschillende
vormen van fraude en oplichting. Omgekeerd blijkt uit deze analyses dat klassieke
vermogenscriminaliteit (woninginbraken, fietsendiefstallen, zakkenrollerij) daalt
evenals het aantal verkeersovertredingen.
Vanuit de registratiesystemen van de politie kan op dit moment nog niet worden aangegeven
welke nieuwe vormen van cybercriminaliteit, fraude en andere vormen van criminaliteit
in Nederland zijn ontstaan naar aanleiding van de COVID-19 crisis. De politie heeft
laten weten dat het totale aantal geregistreerde misdrijven de afgelopen weken lijkt
te dalen.
Ten aanzien van cybercrime wordt verwacht dat ransomware aanvallen die gebruik maken
van de COVID-19 crisis zullen toenemen. Europol stelt dat het erop lijkt dat sommige
criminelen door de COVID-19 crisis hun activiteiten intensiveren en dat ze actief
samenwerking zoeken voor grotere impact. Ook de tijd tussen de infectie met ransomware
en de activatie van de ransomware is korter. Daarnaast zal de hoeveelheid phishing
waarbij gebruik wordt gemaakt van de COVID-19 crisis naar verwachting stijgen. De
komende weken gaat Europol indicatoren monitoren die kunnen wijzen op een toename
van de productie en/of distributie van materiaal inzake seksuele kindermisbruik online.
Op basis van deze indicatoren lijkt er nu een stijging te zijn. Verder zijn er eerste
signalen dat een toename in activiteiten gericht op seksuele kinderuitbuiting online
op dark web platforms plaatsheeft.
Inzake fraude wordt een stijging van het aanbod van illegale (handel in) preventie-
en testmiddelen tegen het COVID-19 virus waargenomen. Deze worden veelal online aangeboden.
In Nederland werd bijvoorbeeld een geval van fraude met niet-bestaande gezichtsmaskers
gericht op ziekenhuizen voorkomen. Daarnaast wordt verwacht dat effecten op onlinehandelsfraude
en fraude door middel van phising zullen ontstaan. De gevolgen worden nog bekeken.
Ten aanzien van drugsproductie en -handel is het volgens Europol nog te vroeg om de
impact van het virus en de beperkende maatregelen goed vast te stellen. Drugsladingen
uit Latijns-Amerika die recentelijk werden onderschept waren veelal nog verscheept
voor de volle uitbraak van het virus in Latijns-Amerika. Inzake (pre-) precursoren
(o.m. afkomstig uit China) kunnen mogelijk tekorten ontstaan wanneer de situatie langer
duurt, wat bijvoorbeeld effect kan hebben op de productie van synthetische drugs.
Om controles te omzeilen zullen mogelijk andere drugsroutes worden gehanteerd of zal
het gebruik van bestaande diensten (bijvoorbeeld postpakketten) worden geïntensiveerd.
Inzake mensensmokkel zijn nog geen substantiële veranderingen waargenomen. Op terrorisme-
en radicaliseringsvlak zijn volgens Europol vooralsnog geen wezenlijke veranderingen
waarneembaar, ofschoon extremistische groeperingen de crisis gebruiken om hun boodschappen
retorisch kracht bij te zetten en in enkele gevallen op te roepen tot het moedwillig
besmetten van burgers. Echter, aanhangers worden ook opgeroepen zichzelf beperkende
maatregelen voor hun eigen gezondheid op te leggen.
Andere fenomenen die aandacht vragen zijn huiselijk geweld (mede beïnvloed door de
van kracht zijnde beperkende maatregelen), afpersing, accentverschuiving in de modi
operandi voor witwassen, en milieucriminaliteit volgend op de aanzienlijke hoeveelheid
medisch afval dat op een gepaste wijze verwerkt moet worden.
Vanuit de politie in Nederland en Europol worden preventiemaatregelen ondernomen en
aanbevolen richting burgers en bedrijfsleven1. Daarnaast wordt door de politie ingezet op actieve voorlichting via de media. Ook
andere instanties zoals de fraudehelpdesk en het Cyber Security Centrum in Nederland
monitoren en waarschuwen2. Ten aanzien van cybercrime bespreken de verantwoordelijke teams van de politie wekelijks
de ontwikkelingen om hier in de aanpak op in te spelen en in geval van aangifte onderzoek
naar te doen. Ook het Landelijk meldpunt internet-oplichting (LMIO) speelt hier actief
op in door frauduleuze websites uit de lucht te halen. Verder heeft het Openbaar Ministerie
(OM) een beleidskader vastgesteld op basis waarvan een lik-op-stuk aanpak geldt voor
COVID-19-gerelateerde delicten. Het OM heeft ook aangekondigd deze zaken zo mogelijk
via snel- dan wel supersnelrecht af te zullen doen.
In mondiaal verband heeft INTERPOL voor de rechtshandhavende diensten wereldwijd aanbevelingen
uitgevaardigd hoe om te gaan met het COVID-19 virus, enerzijds ter bescherming en
ondersteuning van het personeel en anderzijds voor de taakuitoefening van die diensten,
inclusief voor het aanpakken van mogelijk veranderende modi operandi van criminelen
volgend op het virus en de door landen genomen maatregelen3.
In dit kader is van belang aan te geven dat het misbruik van de crisis niet direct
hoeft te leiden tot een toename van criminaliteit maar wel kan leiden tot een andere
invulling van of een verschuiving naar andere criminele fenomenen. Deze zullen voornamelijk
via de staande operationele structuren van opsporingsinstanties en beschikbare vormen
van Europese en internationale samenwerking worden opgevangen. Het kabinet zal in
EU-verband uitdragen dat de ervaringen en opgedane expertise tussen lidstaten en met
EU-agentschappen moeten worden gedeeld en knelpunten waar nodig gezamenlijk moeten
worden opgepakt.
Daarnaast is het voor meer beleidsmatige initiatieven van belang dat een meer trendmatige
analyse op nationaal en Europees niveau (via Europol) plaatsheeft. Het is nog te vroeg
om conclusies te trekken over de ontwikkelingen in de criminaliteit in reactie op
de COVID-19 crisis en om daar beleidsmatige gevolgen aan te verbinden. Dat laat onverlet
dat het kabinet in het geval van acute ontwikkelingen samen met zijn partners in binnen-
en buitenland zal optreden.
Welke initiatieven worden overwogen om persoonsgegevens tussen lidstaten uit te wisselen
als gevolg van de COVID-19 crisis? Wat is de inzet van Nederland hierbij?
Vooralsnog zijn er bij het kabinet geen specifieke initiatieven bekend waarbij lidstaten
persoonsgegevens uitwisselen ter bestrijding van de COVID-19 crisis. Wel is het uitwisselen
van persoonsgegevens in sommige gevallen onderdeel van de bestrijding van de crisis,
bijvoorbeeld gegevensuitwisseling tussen ziekenhuizen wanneer zij patiënten uit andere
lidstaten opnemen, of het uitwisselen van gegevens bij het repatriëren van Europese
burgers uit derde landen. Dit gaat dan volgens de gebruikelijke daarvoor geldende
regels in de desbetreffende sector.
Verder wordt door de Europese Commissie uit elke lidstaat een mobiele netwerk operator
gevraagd om mee te doen aan het initiatief van de Commissie om locatiegegevens te
vergaren om daarmee te bepalen waar de meeste medische steun naartoe moet gaan en
te bepalen hoe succesvol de maatregelen in de verschillende landen zijn. Over dit
(prille) initiatief zijn op dit moment nog weinig details bekend. Voor zover bekend
is noch de Nederlandse overheid, noch een Nederlandse telecomprovider hiervoor benaderd.
Het kabinet ondersteunt het idee om te zoeken naar manieren om COVID-19 met gebruik
van data-analyses waarin zo nodig ook persoonsgegevens worden verwerkt, effectief
te bestrijden. Wel is het van groot belang dat initiatieven tijdelijk zijn en voldoen
aan alle bestaande wet- en regelgeving, in het bijzonder de Grondwet, de Telecommunicatiewet
en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Wordt tijdens de informele JBZ-raad ook gesproken over een herprioritering van overige
justitie-onderwerpen als gevolg van de COVID-19 crisis? Zo ja, wat is de inzet van
Nederland hierbij?
Een eventuele herprioritering van overige justitie-onderwerpen als gevolg van de COVID-19
crisis kwam niet aan de orde tijdens de informele JBZ-Raad.
2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de informele JBZ-raad van 6 april 2020. Zij hebben daarover nog enkele
vragen.
Deze leden zijn het met het kabinet eens dat de bestrijding van COVID-19 voorop staat
en dat daarvoor bijzondere maatregelen noodzakelijk zijn. Tegelijkertijd moet de bestrijding
en de daaruit volgende maatregelen in verhouding staan tot fundamentele beginselen
van de rechtsstaat, democratische waarden en fundamentele rechten. Kunt u aangeven
hoe u in dat kader de ontwikkelen in Hongarije beschouwd? Bent u voornemens daar aandacht
voor te vragen bij de informele JBZ-raad?
De aangenomen noodwetgeving in Hongarije roept vanuit het oogpunt van de beginselen
van rechtsstaat, democratie en grondrechten vragen op. Buitengewone maatregelen in
het kader van de bestrijding van COVID-19 zijn uiteraard geoorloofd en wenselijk vanuit
het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid, maar dienen wel te voldoen
aan vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en dienen
tevens de waarden van de Unie en internationale verdragsverplichtingen te respecteren.
Tijdens de informele JBZ-Raad heeft Nederland dit nogmaals onderstreept. Het kabinet
verwelkomt in dat licht de aankondiging van de Europese Commissie om dergelijke noodwetgeving
in alle EU-lidstaten te monitoren, het rapport van het EU-Grondrechtenagentschap van
8 april jl. over COVID-19 en de implicaties voor grondrechten4, en de handreiking van de Raad van Europa die op 7 april jl. met alle 47 lidstaten
is gedeeld.5
Voorts lezen voornoemde leden dat er bij de aankomende informele JBZ-raad gesproken
zal worden over nieuwe criminele fenomenen die als gevolg van de COVID-19 crisis worden
waargenomen, zoals een toename van internetcriminaliteit. Deze leden willen in dat
kader naar voren brengen dat de digitale infrastructuur en het internet zelf van fundamenteel
belang zijn om de maatschappij, de democratie en de economie enigszins draaiende te
houden ten tijde van deze crisis. Daarom willen zij aandacht vragen voor criminele
aanvallen op deze infrastructuur. Deelt u de zorg dat het van het grootste belang
is dat het internet en digitale infrastructuur draaiende blijven tijdens de COVID-19
crisis? Bent u voornemens aanvallen van criminelen op de digitale infrastructuur en
het internet met de grootst mogelijke prioriteit (strafrechtelijk) aan te pakken?
Bent u bereid deze zorg tijdens de aankomende informele JBZ-raad met uw EU-collega’s
te delen?
Het kabinet onderschrijft het belang van het draaiende blijven houden van het internet
en digitale infrastructuur. In het kader van de COVID-19 crisis is door het College
van Procureurs-generaal op 15 maart jl. een beleidskader uitgevaardigd met als doel
het hoofd bieden aan terugval in operationele capaciteit bij het OM en de ketenpartners
en het beperken van de risico’s op verspreiding van het virus. Voor dat beleidskader
is het selectiviteitsbeginsel van belang bij het invullen van kritieke processen en
toepassing van dat beginsel is op 24 maart aan alle onderdelen van het Openbaar Ministerie
verder verduidelijkt inzake de selectie van onderzoeken. Bijgevolg zullen COVID-19-gerelateerde
strafbare feiten snel en zwaar bestraft worden vanuit de lik-op-stuk gedachte. Onder
COVID-19-gerelateerde strafbare feiten vallen cybercrime delicten die van de crisis
gebruik maken, waaronder de inzet van malware, ransomware en phishing (art 326/225
Wetboek van Strafrecht). Het OM heeft ook aangekondigd deze zaken zo mogelijk via
snel- dan wel supersnelrecht af te zullen doen. Over de Nederlandse aanpak en de Europese
aanpak is contact via het Europees Justitieel Netwerk en Nederland spoort aan tot
het delen van expertise, informatie en tot samenwerking in Europees verband in de
aanpak van COVID-19-gerelateerde criminaliteit. Nederland heeft het belang hiervan
ook opgebracht tijdens de informele JBZ-Raad van 6 april.
De leden van de CDA-fractie vragen wat het kabinetsstandpunt is ten aanzien van het
volgen van EU-burgers in de strijd tegen de verdere verspreiding van het COVID-19
virus. Zij vragen dit onder meer naar aanleiding van Brits onderzoek dat stelt dat
op basis van wiskundige modelberekeningen het in kaart brengen van de bewegingen van
besmette mensen via speciale apps de meest effectieve manier is om verdere verspreiding
in te dammen. Ziet u mogelijkheden voor een dergelijke app in Europa en hoe beoordeelt
u dergelijke maatregelen in het licht van de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele
Vrijheden (EVRM). Hoe verwacht u dat andere EU-lidstaten dergelijke traceermaatregelen
zullen beoordelen? Tevens vragen deze leden of u bekend bent met het standpunt van
de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) dat de privacy op dit moment ondergeschikt is
aan het beschermen van de volksgezondheid en het voorkomen van economische schade.
Kunt u aangeven of dit ook wordt gedeeld door de andere privacy-toezichthouders in
andere lidstaten en de Europese toezichthouder, de European Data Protection Supervisor
(EDPS)?
Het kabinet ziet kansen voor een dergelijke app, voor zover deze wordt ingericht op
een wijze die in overeenstemming is met de relevante wet- en regelgeving in de EU
en individuele lidstaten, specifiek de regels die de AVG stelt over de verwerking
van persoonsgegevens. Het kabinet ziet in beginsel voldoende mogelijkheden dat op
rechtmatige wijze te doen. Wij wijzen u in dit verband ook op het «Statement on the
processing of personal data in the context of the COVID-19 outbreak» van de European
Data Protection Board (EDPB) van 19 maart jl., dat stelt dat het gegevensbeschermingsrecht
geen hinderpaal hoeft te vormen bij de bestrijding van het COVID-19 virus. Het ligt
in de lijn der verwachtingen dat andere lidstaten, net als Nederland, per geval willen
bezien of een dergelijke app zou voldoen aan de relevante normen.
De European Data Protection Supervisor heeft opgeroepen om in een Europees verband
te komen tot een pan-Europese aanpak voor traceerapps die voldoen aan alle wet- en
regelgeving.6 De Europese Commissie heeft op 8 april jl. aanbevelingen voor een dergelijke pan-Europese
aanpak gepubliceerd, om lidstaten te ondersteunen bij het op juiste wijze inrichten
van applicaties en te komen tot een gezamenlijke onderliggende structuur om interoperabiliteit
van de systemen mogelijk te maken.7 De EDPB wordt betrokken bij de verdere uitwerking.
Wat betreft het standpunt van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) gaan wij ervan uit
dat wordt gedoeld op het persbericht van de AP van 30 maart jl.8 De AP heeft aangegeven in dat persbericht te bedoelen dat het voorrang geeft aan
zaken die gerelateerd zijn aan de pandemie en dat het organisaties waar nodig meer
tijd zal geven om te reageren op vragen van de AP. Privacy blijft volgens de AP ook
in tijden van crisis van onverminderd belang. Onze indruk is dat andere toezichthouders
in Europa net als de AP trachten om waar mogelijk mee te denken en tegelijkertijd
toe blijven zien op de bescherming van de privacy gerelateerde rechten en wetgeving.
Tijdens de persconferentie van 7 april over COVID-19 is ook het kabinetsstandpunt
onderstreept dat ook nu aan privacy het grootste belang wordt gehecht.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie hoe het staat met de voortgang van EU-wetgeving
ten tijde van de COVID-19 crisis? Gaan de onderhandelingen over en voorbereiding van
nieuwe EU-wetgeving gewoon door? Zo ja, kunt u uitleggen hoe dat dan precies in zijn
werk gaat? Is er bijvoorbeeld voortgang in het in de totstandkoming van het nieuwe
migratiepact dat door de Europese Commissie wordt voorbereid? Tot slot vragen deze
leden of inlichtingendiensten tijdens de COVID-19 crisis gewoon hun werk kunnen doen
ondanks alle restricties ten aanzien van reizen?
Alle Raden, waaronder de JBZ-Raad, vergaderen momenteel alleen informeel via videoconferentie.
Het Europees Parlement is inmiddels in staat om op afstand te beraadslagen en te besluiten.
Bij het Europees Parlement staan op dit moment geen wetgevingsvoorstellen op JBZ-terrein
op de agenda ter bespreking of besluitvorming. Raad en Parlement bezien periodiek
de situatie. Die situatie is mede afhankelijk van hetgeen de Belgische autoriteiten
bereid en in staat zijn toe te staan op het gebied van de fysieke bewegingsvrijheid.
Indien besluitvorming wel aan de orde komt, is vanwege het niet plaats kunnen vinden
van fysieke Raden de schriftelijke procedure momenteel de enige manier om besluiten
te nemen. Hiertoe heeft Coreper op maandag 23 maart jl. ingestemd met een tijdelijke
wijziging van het regelement van orde. Uw Kamer werd hierover geïnformeerd in het
verslag van de videoconferentie van de Raad Buitenlandse Zaken d.d. 25 maart 2020
(Kamerstuk
21 501-02, nr. 2137). Door de aanpassing kan Coreper nu besluiten tot het gebruik van de schriftelijke
procedure via de stemregel die ook van toepassing is voor de vaststelling van de handeling
door de Raad. Deze maatregel geldt tot en met 23 april en kan daarna verlengd worden.
Informatievoorziening aan uw Kamer zal plaatsvinden volgens de geldende informatieafspraken.
Het nieuwe asiel- en migratiepact dat de Commissie heeft aangekondigd, is nog in voorbereiding.
Zoals met uw Kamer gedeeld, heeft de Commissie eerder gemeld dat zij verwacht het
nieuwe pact in het voorjaar te presenteren (Kamerstuk
32 317, nr. 594). Voor zover wij hebben begrepen is dit nog steeds de ambitie van de Commissie.
Mede namens de Minister van Defensie, tevens Minister voor de AIVD, kunnen wij uw
Kamer informeren dat de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten hun taken
ten behoeve van de bescherming van de nationale veiligheid kunnen blijven uitvoeren.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen over de geannoteerde
agenda van de informele JBZ-raad van 6 april 2020.
Noodwet Hongarije
De leden van de D66-fractie hebben de afgelopen jaren met lede ogen aangezien hoe
premier Viktor Orbán langzaam de democratische rechtsstaat van Hongarije heeft uitgehold.
Afgelopen maandag, toen het Hongaarse parlement een wet aannam waarmee het zichzelf
voor onbepaalde tijd buitenspel zet door de noodtoestand zonder einddatum te verlengen,
zette Orbán een nieuwe stap in het afbreken van de democratie. Ook wordt direct doorgepakt
nu het Hongaarse parlement stil ligt is. Premier Orbán bereidt nu bijvoorbeeld wetgeving
voor tegen transseksuelen. De aan het woord zijnde leden zijn hierdoor geschokt en
zijn van mening dat dit moet worden gestopt. De Europese Unie dient te stoppen met
het subsidiëren van Hongarije en de artikel 7 procedure tegen Hongarije dient zo snel
mogelijk te worden voortgezet.
Tijdens het plenaire debat op woensdag 1 april 2020 over de ontwikkelingen rondom
het coronavirus antwoordde premier Rutte op vragen van het lid Jetten over Hongarije,
dat hij «de zorg die de heer Jetten [...] uitspreekt, te ondersteunen en, waar [...]
dat kan, ook actie daarop te zetten.» Kunt u toelichten welke acties het kabinet tot
nu toe ondernomen heeft? Welke resultaten zijn hier zichtbaar? Acht u dit voldoende?
Het kabinet heeft zich er in Europees verband samen met gelijkgezinde lidstaten voor
ingespannen om een verklaring tot stand te brengen waarin lidstaten wordt opgeroepen
om bij het nemen van uitzonderlijke noodmaatregelen de beginselen van rechtsstaat,
democratie en grondrechten te respecteren. Deze verklaring is op 1 april jl. gepubliceerd.
In de verklaring wordt verder het voornemen van de Europese Commissie om de (toepassing
van) noodwetgeving in lidstaten te monitoren verwelkomd en de Raad Algemene Zaken
opgeroepen dit onderwerp op een gepast moment nader te bespreken. Tevens heeft de
Minister van Buitenlandse Zaken telefonisch met zijn Hongaarse ambtsgenoot gesproken,
en de bestaande zorgen over de Hongaarse noodwetgeving besproken. De Minister voor
Rechtsbescherming heeft tijdens de informele JBZ-Raad eveneens het Nederlandse standpunt
onderstreept en ook gewezen op de bijzondere verantwoordelijkheid die JBZ-ministers
hebben. Het kabinet hoopt dat de internationale druk Hongarije zal doen bewegen de
noodwetgeving te heroverwegen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het «diplomatieke statement»
dat Nederland met een aantal andere EU-lidstaten heeft ondertekend, waarin wordt gesteld
dat noodmaatregelen om de COVID-19 crisis te bestrijden tijdelijk en proportioneel
moeten zijn, en dat deze de rechtsstaat en fundamentele rechten dienen te respecteren.
Dit was, naar de mening van deze leden, een algemeen en relatief vaag statement waarbij
de situatie in Hongarije niet expliciet werd afgekeurd. Dit leidde ertoe dat de Hongaarse
regering aan de pers liet weten dat het het statement ook steunt. Wat is uw reactie
hierop? Deelt u de mening dat dit statement geen sterk politiek signaal in de richting
van Hongarije was en de Raad juist expliciet en zo snel mogelijk de situatie in Hongarije
moet afkeuren? Zo ja, wanneer gaat u dit initiëren? Zo nee, waarom niet?
De verklaring zendt naar de visie van het kabinet een stevig signaal naar alle lidstaten
dat bij het nemen van noodmaatregelen de beginselen van rechtsstaat, democratie en
grondrechten gerespecteerd moeten worden. In de verklaring wordt verder het voornemen
van de Europese Commissie om de noodwetgeving in lidstaten te monitoren verwelkomd
en de Raad Algemene Zaken opgeroepen dit onderwerp op een gepast moment nader te bespreken.
Wat het kabinet betreft zullen bij die bespreking ook de zorgen over Hongaarse noodwetgeving
aan bod moeten komen.
Onder de EU-verdragen is het mogelijk vast te stellen dat in een lidstaat gevaar bestaat
tot schending van de Europese waarden (zoals de rechtsstaat en respect voor mensenrechten),
waarbij in een uiterst geval een lidstaat het stemrecht ontnomen kan worden: de zogeheten
artikel 7 procedure. Tegen Hongarije loopt al geruime tijd een artikel 7 procedure.
Deelt u de mening dat de lidstaten nu direct, nadat het Europees Parlement eerder
de voorzet tot activering van artikel 7 heeft gedaan, deze procedure moet voortzetten?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat deze ernstige schending van Europese
waarden meer dan ooit aan de orde is. Zij verwachten een proactieve rol van het kabinet
hierin, dat zich doorgaans actief inzet voor het beschermen van Europese waarden in
onze unie. In deze fase van de artikel 7 procedure is een meerderheid van vier-vijfde
van de leden van de Raad nodig die constateren dat er een duidelijk gevaar bestaat
voor een ernstige schending van de Europese waarden. Zeventien landen ondersteunden
gisteren het diplomatieke statement, maar ten minste 22 landen zijn nodig om aan vier-vijfde
van de leden van de Raad te komen. Bent u bereid zo snel mogelijk deze vier-vijfde
meerderheid te organiseren in de Raad en lidstaten bilateraal aan te spreken om zich
bij deze vier-vijfde meerderheid aan te sluiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke
stappen gaat hij zetten?
De Raad Algemene Zaken heeft de door het Europees Parlement geïnitieerde artikel 7-procedure
jegens Hongarije al reeds meerdere malen op de agenda geplaatst, en daarmee de procedure
voortgezet. Zo hebben er inmiddels twee hoorzittingen met Hongarije plaatsgevonden,
waar in de zorgen ten aanzien van het respect voor de Uniewaarden uitvoerig zijn besproken.
De genoemde verklaring staat los van de lopende artikel 7-procedure. De verklaring
roept alle lidstaten op de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten
ook ten tijde van de COVID-19-crisis te respecteren, en is niet tegen één specifieke
lidstaat gericht. Tussen het aantal onderschrijvende lidstaten en het krachtenveld
ten aanzien van eventuele besluitvorming in de artikel 7-procedure kan dan ook geen
direct verband worden gelegd. Gezien het huidige krachtenveld binnen de Raad is het
onwaarschijnlijk dat de benodigde vier vijfde meerderheid voor de bedoelde constatering
onder artikel 7(1) VEU behaald zal worden. Dat laat onverlet dat Nederland zich met
gelijkgezinde lidstaten inspant voor regelmatige agendering van de procedure, zoals
het dat ook gedaan heeft in aanloop naar de laatste Raad Algemene Zaken. Vanwege de
COVID-19 crisis werden beide procedures jegens Hongarije en Polen toen echter van
de agenda afgevoerd. Nederland zal zich ervoor inspannen om de procedures op een gepast
moment weer op de agenda van de Raad te krijgen.
Tevens vinden de leden van de D66-fractie het wrang dat juist op dit moment Hongarije
extra financiële steun lijkt te krijgen vanuit de cohesiegelden, die nu aangewend
worden om de COVID-19 pandemie te bestrijden.
Deze middelen kennen een vaste regio- en landenverdeling, waardoor bij besteding het
risico zou kunnen bestaan dat het geld niet besteed kan worden waar het het meest
nodig is, maar eindigt op de plek waar vanwege eerder gemaakte afspraken de grootste
cohesie-besteding naartoe gaat, zoals Hongarije en Polen.
Zijn er mogelijkheden van deze afgesproken verdeling af te zien in tijden van deze
crisis? Deelt u de mening dat in de besteding van dit geld vooral gekeken moet worden
waar dit het meeste nodig is en de meeste impact kan hebben in de strijd tegen COVID-19,
en niet terecht dient te komen bij een lidstaat dat deze crisis aangrijpt om de democratie
af te breken?
De lidstaatenveloppes liggen sinds de besluitvorming hierover in 2013 vast voor de
gehele duur van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020. De middelen die onder
het CRII beschikbaar zijn, zijn hierdoor bepaald. Dit kan niet aangepast worden. Van
extra financiële steun aan lidstaten bovenop de reeds gealloceerde landenenveloppes
vanuit het cohesiebeleid is overigens geen sprake. Het Corona Response Investment
Instrument (CRII) geeft lidstaten de mogelijkheid niet-uitgegeven voorfinanciering
uit het cohesiebeleid aan te wenden voor de COVID-19 crisis. Het op 2 april gepresenteerde
CRII+-pakket is hierop aanvullend en zorgt ervoor dat cohesiemiddelen gemakkelijker
ingezet kunnen worden door geen nationale cofinanciering meer te vereisen. Het kabinet
is voorstander van een zo effectief en efficiënt mogelijke besteding van de EU-budgetten
in het gevecht tegen COVID-19. Alle lidstaten worden geraakt door COVID-19 en hebben
te maken met uitdagingen op het terrein van de gezondheidszorg en de economie. Dit
geldt ook voor genoemde lidstaten. Om de gevolgen van de COVID-19 crisis op de economie
in Europa zo beperkt mogelijk te houden is het van belang dat alle lidstaten effectieve
maatregelen nemen en de economieën van alle lidstaten zo goed mogelijk functioneren.
Het kabinet steunt daarom dat middelen onder het CRII door lidstaten kunnen worden
aangewend voor het versterken van de economie door middel van arbeidstijdverkortingsregelingen
en ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf (mkb). Lidstaten die gebruik willen
maken van de flexibiliteit van 100% EU-financiering en transfers tussen fondsen moeten
lidstaten hun operationele programma’s aanpassen, wat door de Commissie moet worden
goedgekeurd. De Commissie blijft op die manier dus betrokken bij de implementatie
van CRII-investeringen.
Mocht niet gemakkelijk kunnen worden afgeweken van de bestaande verdeling, dan roepen
de leden van de D66-fractie het kabinet op zich op andere wijze in te zetten om te
voorkomen dat Hongarije op dit moment Europese subsidies ontvangt. De lidstaten dienen
nu een duidelijk signaal af te geven. Dit zou vanaf het nieuwe meerjarig financieel
kader in 2021 via conditionaliteit in de begroting kunnen, maar het geniet de voorkeur
sneller te handelen. Hongarije moet snel Europese consequenties ervaren na het aannemen
van de noodwet. In artikel 142, eerste lid, onder a, van de Verordening 1303/2013
houdende gemeenschappelijke bepalingen t.a.v. de verschillende fondsen (de zogeheten
Common provisions regulation), is bepaald dat de Europese Commissie de uitbetaling
van deze fondsen kan schorsen wanneer «de doeltreffende werking van het beheers- en
controlesysteem van het operationele programma ernstige tekortkomingen vertoont die
de bijdrage van de Unie aan het operationele programma in gevaar brengen, en waarvoor
geen correctiemaatregelen zijn genomen.» Zonder functionerende democratische rechtsstaat
kan er toch geen sprake zijn van een doeltreffend beheers- en controlesysteem? De
Europese Commissie heeft zelf al eerder gesteld dat het controlesysteem «needs to
ensure that effective arrangements for the examination of complaints concerning the
ESI Funds are in place» (artikel 74, derde lid, Verordening 1303/2013), en dat natuurlijke
en rechtspersonen het recht op een effectief rechtsmiddel bij een onafhankelijke rechter
moet worden gegarandeerd zoals vereist onder artikel 47 van het Handvest van de grondrechten
van de Europese Unie. Ook het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft zich hierover
uitgelaten. Deelt u de mening dat op basis hiervan de fondsen aan Hongarije en Polen
nu kunnen worden opgeschort? Bent u bereid dit aan de Europese Commissie – die hiertoe
dient te beslissen – voor te leggen? Deze leden verzoeken u deze optie grondig te
onderzoeken en de uitkomsten van dit onderzoek eventueel later met de Kamer te delen,
maar wel voor de eerstvolgende Raad Algemene Zaken van 21 april a.s.
Het beheers- en controlesysteem dat ingebouwd zit onder de zogeheten Common Provisions
Regulation (CPR; verordening 1303/2013) strekt zich niet uit tot het beschermen van
de financiële belangen van de EU bij geconstateerde gebreken ten aanzien van de rechtsstaat
in landen. Het artikel waar de leden van de D66-fractie op wijzen gaat specifiek over
potentiële tekortkomingen beheers- en controlesystemen van het operationele programma.
Hierbij moet u denken aan de werking van managementautoriteiten, auditinstanties en
dergelijke management and control-systemen. Toegang tot de rechter voor een burger
of ondernemer en recht op een eerlijk proces zijn daarbij wel van belang. Maar opschorten
van gelden onder de ESI-fondsen kan alleen nadat de Europese Commissie aantoont dat
er structurele tekortkomingen zijn geconstateerd bij de beheers- en controlesystemen
van lidstaten. Hierbij gaat het slechts om een doelmatige besteding van geld dat wordt
uitgegeven onder de ESI-fondsen. Hiernaast is het zo, zoals de leden zelf ook al opmerken,
dat de Europese Commissie een voorstel heeft gedaan in het kader van het nieuwe MFK
dat toeziet op «de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele
tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten» (COM(2018) 324 final).
Met dit voorstel, dat van toepassing is op het nieuwe MFK, zouden maatregelen zoals
door de leden van de D66-fractie worden voorgesteld wellicht wel mogelijk zijn. Het
kabinet is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen de ontvangst van EU-middelen
en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, ook wel bekend als de conditionaliteit
t.a.v. rechtsstatelijkheid. Sterke conditionaliteiten zijn voor het kabinet onlosmakelijk
verbonden met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen
blijven inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid
de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen.
Situatie Griekse eilanden
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de overvolle vluchtelingenkampen
op de Griekse eilanden, gelet op het feit dat op dit moment, maar zeker bij een COVID-19
uitbraak, de bewoners van deze kampen zichzelf niet goed kunnen beschermen. Er is
immers nauwelijks voldoende water en zeep voor de meest basale hygiëne. Deze leden
vragen of u kunt bevestigen dat er in het Griekse vluchtelingenkamp Ritsona 20 mensen
positief zijn getest op COVID-19? Waar zijn deze mensen naartoe gebracht? Hoe wordt
voorkomen dat een grotere uitbraak in het kamp plaatsvindt? In hoeverre zijn in andere
Griekse vluchtelingenkampen al asielzoekers positief getest op COVID-19? Bent u bekend
met de oproep van artsen? Kunt u reageren op deze oproep? Kunt u in het bijzonder
ingaan op het punt dat als er niets gedaan wordt, de situatie op de Griekse eilanden
kan uitmonden in een medische ramp, welke ook gevolgen zal hebben voor de Europese
(en dus ook Nederlandse) gezondheidszorg? Deelt u dit standpunt? Op welke manier spant
u zich samen met andere lidstaten en de Europese Commissie in om deze medische ramp
te voorkomen? Is er ondertussen al een (Europees) noodplan opgesteld voor vluchtelingenkampen
in verband met COVID-19? Zo ja, wie heeft hierin de leiding? Zo nee, deelt u de mening
dat dit, met de eerste uitbraak in een vluchtelingenkamp, zeer noodzakelijk is en
bent u bereid in de JBZ-raad aan te dringen op een dergelijk noodplan? In hoeverre
is het evacueren van de bewoners van vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden, naar
bijvoorbeeld lege hotels op het Griekse vasteland, een optie die u bespreekt met uw
Europese collega’s? Welke scenario’s liggen op tafel? Wat is uw inzet hierbij? Deelt
u de mening dat de inzet zou moeten zijn om kwetsbare mensen zo snel mogelijk over
te brengen naar veilige plekken op het Griekse vasteland waar de maatregelen omtrent
het COVID-19 virus kunnen worden nageleefd?
Tijdens de informele JBZ-Raad op 6 april jl. stonden geen asiel en migratie gerelateerde
onderwerpen geagendeerd. Deze onderwerpen zijn dan ook niet aan bod gekomen. Het kabinet
is overigens uiteraard bekend met de oproepen van verschillende NGO´s en deelt de
zorgen van deze organisaties en de fracties. Dat is ook de reden waarom het kabinet
de situatie nauwlettend volgt en in verschillende contacten met Europese en Griekse
partners aandacht vraagt voor het doorvoeren van adequate maatregelen. Dit heeft Nederland
recentelijk nogmaals benoemd tijdens de laatste JBZ-Raad op 13 maart jl., ook specifiek
met betrekking tot de noodzaak van het verbeteren van de (opvang)omstandigheden van
AMV´s, conform de motie van het lid Voordewind c.s. (Kamerstuk
32 317, nr. 608).
Het blijft echter de primaire verantwoordelijkheid van de Griekse autoriteiten om
adequate maatregelen te treffen. Daarin verdient Griekenland wel steun van de Europese
Commissie, de agentschappen en de lidstaten. De Griekse autoriteiten zijn bezig om
passende maatregelen te treffen in de strijd tegen het COVID-19 virus, waaronder ook
in de opvangkampen. Zo worden nieuwe aankomsten niet toegelaten tot de hotspots; zijn
asielprocedures, registratie en beroep tijdelijk opgeschort; is er actieve bewustwording
en informatievoorziening aan migranten en vluchtelingen; zijn gezamenlijke ruimtes
gesloten en worden activiteiten tijdelijk gestaakt, is er een avondklok ingesteld
en zijn er speciale medische eenheden opgezet.
Ook werkt de Europese Commissie samen met UNCHR om zo veel mogelijk hotels en kamers
beschikbaar te stellen voor de verplaatsing van kwetsbaren, waaronder minderjarigen,
in de kampen met het oog op COVID-19. Ook de recente 700 miljoen euro in het kader
van het EU Actieplan voor Griekenland kan hiervoor worden ingezet. In geval van calamiteiten
kunnen lidstaten gebruik maken van Europese crisismechanismen, waarmee om acute in-kind
assistentie kan worden verzocht. Via dit mechanisme kan Griekenland ook om steun vragen
in relatie tot COVID-19. Dit is tot op heden niet gebeurd. Ook heeft de Europese Commissie
het voorstel gedaan om in de strijd tegen de gevolgen van COVID-19 het Emergency Support
Instrument te activeren, waar alle EU–lidstaten gebruik van zullen kunnen maken om
maatregelen te financieren.
Met betrekking tot het aantal besmettingen kan het kabinet stellen dat voor zover
bij het kabinet bekend tot 14 april 2020 geen migranten in de opvangkampen op de Griekse
eilanden positief zijn getest op COVID-19. Op basis van informatie van de Griekse
autoriteiten zijn vooralsnog acht inwoners van het eiland Lesbos, één inwoner op Chios,
één op Kos en één op Samos positief getest COVID-19, dit betreffen geen migranten.
In het kamp Ritsona op het Griekse vasteland zijn momenteel 23 mensen positief getest
op COVID-19. Geen van deze 23 migranten vertoont symptomen, en alle zijn in quarantaine
geplaatst. De komende dagen zullen nog meer mensen in Ritsona worden getest. Daarnaast
is bekend dat vijf personen in het opvangkamp Malakasa – tevens op het vasteland –
het virus hebben opgelopen. Daar zijn dezelfde test- en quarantainemaatregelen als
in Ritsona van kracht.
Het kabinet is niet voornemens om in te gaan op het verzoek van Griekenland met betrekking
tot de ad hoc relocatie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv´s). Het
kabinet is geen voorstander van ad hoc relocatie en zet in op het doorvoeren van structurele
verbeteringen ten aanzien van de zorgwekkende situatie in Griekenland, zoals het verbeteren
van de opvangomstandigheden, meer terugkeer en het versnellen van de asielprocedures.
Nederland ondersteunt Griekenland doorlopend om deze structurele verbeteringen door
te voeren, onder andere middels expertise en middelen. Tijdens de JBZ-Raad van 13 maart
jl. heeft Nederland nadrukkelijk gesteld dat zij wil bijdragen op humanitair, juridisch
en praktisch gebied aan maatregelen van de Commissie en de Griekse overheid om veilige
opvang, zoals op het Griekse vaste land, voor amv´s te verzorgen. Daarnaast heeft
Nederland de Commissie opgeroepen om alternatieve mogelijkheden te onderzoeken om
de situatie van amv´s in Griekenland te verbeteren. Tevens heeft Nederland een beroep
op de Commissie gedaan om een aanzienlijk deel van de additionele 350 miljoen euro
uit het actieplan voor Griekenland te besteden aan de verbetering van de opvang van
de minderjarige migranten, conform motie Voordewind.
Grenzen
De leden van de D66-fractie lezen dat de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken
veelvuldig contact hebben en daarbij ook spreken over grensbeleid. In hoeverre bent
u van mening dat andere lidstaten de richtsnoeren grensmaatregelen implementeren zodat
het vrij verkeer van goederen en diensten (inclusief grenswerkers) zonder problemen
nog doorgang kan vinden? Hoe zet u zich er in Europees verband voor in dat binnen
de Europese Unie goederen en diensten kunnen blijven circuleren?
Om de verspreiding van COVID-19 in te perken en de volksgezondheid te beschermen hebben
de Europese lidstaten een verscheidenheid aan nationale maatregelen genomen, met het
uiteindelijke doel om het virus onder controle te krijgen. Deze maatregelen hebben
grote gevolgen voor het vrij verkeer van goederen, personen en diensten. Om er voor
te zorgen dat het vrij verkeer van goederen, personen en diensten zo veel mogelijk
ongehinderd doorgang kan blijven vinden, en tegelijkertijd de verdere verspreiding
van het virus te voorkomen, heeft de Europese Raad aan de Europese Commissie gevraagd
om problemen rond vrij verkeer van personen als gevolg van COVID-19 te coördineren.
De Europese Commissie heeft verschillende mededelingen gepubliceerd om de nationale
maatregelen met elkaar ter zake te coördineren. Deze mededelingen hebben de vorm van
richtsnoeren c.q. leidraden en hebben geen juridisch bindend karakter. Uw kamer is
over deze mededelingen geïnformeerd bij brief van 17 maart jl. (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1526) en 7 april jl. (kenmerk
2020Z06348). Nederland zet zich in EU-verband in op het oplossen van knelpunten in vrij verkeer
van goederen en diensten aan de hand van deze mededelingen.
Crisismechanisme
De leden van de D66 fractie lezen dat het Kroatisch voorzitterschap op 2 maart 2020
de geïntegreerde EU-regeling politieke crisisrespons (IPCR) heeft geactiveerd. Hoe
wordt deze afweging gemaakt? Kunt u toelichten hoe dit mechanisme in de praktijk werkt?
Welke voordelen biedt het voor de lidstaten, bijvoorbeeld voor politie en interne
veiligheid? Welke rol speelt het Permanent Comité operationele samenwerking binnenlandse
veiligheid (COSI) hierin? Bent u op dit moment tevreden over de werking van IPCR?
Zo nee, ziet u verbeteringen voor de toekomst?
De geïntegreerde politieke crisisrespons (IPCR) is het EU-kader voor de coördinatie
van crisisrespons op het hoogste politieke niveau. Het omvat de voorzitter, de Europese
Commissie, de EDEO, relevante agentschappen en deskundigen uit de lidstaten en relevante
internationale organisaties. De afweging om het mechanisme te activeren wordt gemaakt
door de voorzitter. Op 2 maart jl. heeft het Kroatische voorzitterschap besloten de
IPCR te activeren in volledige modus. Dit betekent in de praktijk dat ambassadeurs
en experts voor rondetafels bijeengeroepen worden door het voorzitterschap. Hierbij
wordt informatie uitgewisseld en beleid afgestemd. Het voordeel is dat er een centraal
punt is waar intersectoraal alle informatie m.b.t. de crisis bij elkaar komt. COSI
is niet direct betrokken, maar zou indien relevant wel informatie aan kunnen leveren.
Het kabinet is tevreden over de werking van het mechanisme; het zorgt voor de benodigde
informatie-uitwisseling en coördinatie in de crisis.
4. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven van harte het breed gedeelde uitgangspunt
van de Raad van Europa en van de voorzitter van de Europese Commissie dat bij de bestrijding
van het COVID-19 virus de beginselen van de rechtstaat, democratie en fundamentele
rechten in acht moeten worden genomen. Deze leden maken zich grote zorgen over de
voortdurende verslechtering van de rechtsstaat en persvrijheid in Hongarije.
De regering van Hongarije heeft via het uitroepen van de noodtoestand wetgeving ingesteld
die wat betreft deze leden onacceptabel is voor een EU-lidstaat. Heeft u hierover
al gesproken met uw Hongaarse ambtsgenoot? Zo ja, op welke manier precies en hoe werd
hierop gereageerd? Als dit nog niet gebeurd is, dan verzoekt de aan het woord zijnde
leden u met klem dit alsnog zo snel mogelijk op te nemen met uw Hongaarse ambtsgenoot.
Wat deze leden betreft zou ook de insinuatie van premier Órban dat Europese kritiek
op zijn maatregelen door George Soros is ingegeven9, in lijn met de motie van het lid Buitenweg c.s. over stellingname tegen antisemitische
uitlatingen van regeringsleiders (Kamerstuk 32 735, nr. 219), onderdeel moeten zijn van een stevig gesprek met de regering van Hongarije.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 3 april jl. gesproken met zijn Hongaarse
ambtsgenoot en in dat gesprek de bestaande zorgen over de Hongaarse noodwetgeving
besproken. De Minister voor Rechtsbescherming heeft het Nederlandse standpunt op dit
punt uitgedragen tijdens de informele JBZ raad. In de eerder genoemde verklaring verwelkomt
Nederland samen met de overige onderschrijvende lidstaten het voornemen van de Commissie
om de noodmaatregelen in de lidstaten te monitoren.
Bent u bereid dit belangrijke onderwerp – de eroderende rechtsstaat en persvrijheid
in Hongarije – te agenderen in de komende informele JBZ-raad? Zo nee, waarom niet?
Gaat u uw Hongaarse ambtsgenoot vragen wat het betekent voor de situatie in het land
zelf dat de Hongaarse regering zich bij het statement van EU-landen over de rule of
law10 heeft gevoegd11? Bent u van mening dat de nieuwe wetgeving in Hongarije indruist tegen artikel 2
van het Verdrag betreffende de Europese Unie? Zo nee, bent u dan bereid te onderzoeken
of dit het geval is? Tot slot vragen deze leden hierover welke kans het kabinet ziet
om journalisten, onafhankelijke media en mensenrechtenverdedigers in Hongarije te
steunen.
Nederland heeft er in de afgelopen informele JBZ-Raad op aangedrongen dat lidstaten
bij het doorvoeren van noodwetgeving de beginselen van rechtsstaat, democratie en
grondrechten dienen te respecteren. Ook heeft Nederland aangegeven dat de vrijheid
van meningsuiting en de persvrijheid niet beperkt mogen worden. De Hongaarse noodwetgeving
roept daarom in het licht van de waarden van de Unie neergelegd in artikel 2 VEU vragen
op. Tijdens een telefonisch gesprek van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn
Hongaarse ambtsgenoot zijn de bestaande Nederlandse zorgen over persvrijheid in de
Hongaarse noodwetgeving besproken. Nederland vraagt ook op verschillende manieren
aandacht voor de positie van journalisten, onafhankelijke media en mensenrechtenverdedigers
in Hongarije. Zo steunt de Nederlandse ambassade activiteiten van Hongaarse mensenrechtenverdedigers
en projecten gericht op onderzoeksjournalistiek. Verder wijst het kabinet in dit verband
op het nieuwe EU-fonds voor Justitie, Rechten en Waarden, dat deel uitmaakt van het
MFK 2021–2027. Dit Fonds en de twee daaronder vallende financieringsprogramma’s kunnen
naar het oordeel van het kabinet in potentie bijdragen aan de versterking en verdediging
van EU-waarden, de eerbiediging van de rechtsstaat en de instandhouding van de gewenste
open, democratische en inclusieve samenlevingen. Het kabinet zal zich er in dat kader
voor inzetten dat de EU de middelen die beschikbaar zijn om organisaties in het maatschappelijk
middenveld te kunnen steunen, uitbreidt en de instrumenten hiervoor optimaliseert,
conform de motie van de leden Van Ojik en Drost (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1463).
Daarnaast vragen de leden van GroenLinks-fractie wat de Nederlandse inzet is op het
thema «sancties» (bestuursrechtelijk of strafrechtelijk) waarmee lidstaten de naleving
van maatregelen handhaven. Worden daarbij ook de maatregelen zelf en de uitgangspunten
die daaraan ten grondslag moeten liggen, geïnventariseerd en besproken? Hoe zet Nederland
zich ervoor in dat fundamentele burgerrechten in alle lidstaten gerespecteerd zullen
worden?
De informatie-uitwisseling was gericht op het delen van kennis en ervaringen over
de door de lidstaten getroffen maatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding
van het virus en de handhaving daarvan. Nederland en andere lidstaten hebben benadrukt
dat ook in deze crisisperiode de procedurele rechten van verdachten niet mogen worden
aangetast.
Deze leden onderschrijven het uitgangspunt dat rechtshandhaving en rechtspleging belangrijke
vitale processen zijn. In dat verband vragen zij u te reageren op de oproep vanuit
de advocatuur om de heropening van de gerechten, omdat nu een onaanvaardbare stagnatie
in de voortgang van met name strafzaken dreigt te ontstaan. Deze leden vragen hoe
andere lidstaten zijn omgegaan met het al dan niet opschorten van rechtszittingen
en met de democratische controle op beslissingen daaromtrent. Met andere woorden,
wat kunnen we leren van hoe andere EU-lidstaten hiermee omgegaan zijn?
Hoewel het normale functioneren van de rechtspraak in Nederland door de maatregelen
is beperkt, gaat het werk van rechtspleging op alle rechtsgebieden door. Een deel
van de werkzaamheden wordt vanuit huis verricht. Door personeel op kantoor wordt gewerkt
in ploegendiensten, ook buiten de normale kantooruren. Sinds 7 april voorziet de Rechtspraak,
met inachtneming van de noodzakelijk te nemen maatregelen met het oog op de bestrijding
van COVID-19, op alle rechtsgebieden in een uitbreiding van het aantal en het soort
zaken dat wordt behandeld. De Rechtspraak heeft op 3 april 2020 op de website een
lijst gepubliceerd van categorieën zaken die vanaf 6 april worden behandeld en welke
aanpassingen in de wijze van behandelen daarbij worden gehanteerd (tijdelijk procesreglement).12 Deze lijst kan in de loop van de weken verder worden aangevuld. Dit betekent een
substantiële uitbreiding van het aantal zaken dat wordt behandeld.
Tijdens de informele JBZ-Raad gaven de meeste lidstaten te kennen eveneens noodgedwongen
hun rechtspleging te hebben aangepast, veelal met de mogelijkheden binnen de bestaande
regelgeving, onder meer door het prioriteren van bepaalde zaken, de verlenging van
termijnen, het houden van zittingen zonder publiek, het horen van getuigen via videconferentie
en het gebruik van andere digitale communicatiemiddelen. Het gaat hierbij om vergelijkbare
maatregelen als het geval is in Nederland. In het Europees Justitieel Netwerk civiel
wordt momenteel een inventarisatie gemaakt van de maatregelen op civiel terrein. Deze
inventarisatie zal door plaatsing op het e-justice portal voor het publiek toegankelijk
gemaakt worden.
De aan het woord zijnde leden vinden het positief dat de aanpak van «COVID-19 criminaliteit»
wordt geïntensiveerd. Zij vragen aan welke maatregelen precies wordt gedacht.
U wordt voor de beantwoording van deze vraag verwezen naar de beantwoording van de
vraag naar nieuwe vormen van criminaliteit op pagina’s 2–4.
De Europese Commissie lijkt voorstander van het gebruiken van geanonimiseerde telecomdata
in de strijd tegen het COVID-19 virus. De Staatssecretaris van Economische Zaken en
Klimaat heeft aangegeven de meerwaarde van dit voorstel te willen onderzoeken. Wat
is nu precies het voorstel waarvan zij de meerwaarde onderzoekt? Welk doel dient dit
voorstel? Gaat het erom te kunnen zien waar meer dan de toegestane hoeveelheid mensen
bij elkaar zijn? Of gaat het om het traceren van de personen met wie COVID-19 patiënten
de afgelopen periode in contact zijn geweest? Kunt u bevestigen dat Nederland zich
niet in positieve zin zal uitlaten over voorstellen als die niet heel precies geformuleerd
zijn en zijn voorzien van een analyse over waarom deze maatregelen noodzakelijk, effectief
en proportioneel zijn?
De Nederlandse overheid onderzoekt op verzoek van Nederlandse instanties die verantwoordelijk
zijn voor openbare veiligheid en gezondheid het nut en de noodzaak van het gebruik
van geanonimiseerde en geaggregeerde telecomdata in de strijd tegen het COVID-19 virus.
Dit is gericht op het in kaart brengen van waar veel personen aanwezig zijn om de
naleving van afgekondigde maatregelen te kunnen handhaven. Het betreft niet het volgen
van individuele personen. Dit gebruik moet uiteraard passen binnen de strenge voorwaarden
die de Telecommunicatiewet en de AVG stellen aan het gebruik van telecomdata. Het
betreft dus niet een onderzoek naar de plannen van de Europese Commissie.
Het kabinet heeft begrepen dat de Commissie de geanonimiseerde telecomgegevens in
wil zetten om te voorspellen hoe het virus zich door Europa zal verspreiden, om daarmee
te bepalen waar de meeste medische steun naartoe moet gaan en te bepalen hoe succesvol
de maatregelen in de verschillende landen zijn. Over dit (prille) initiatief zijn
op dit moment nog weinig details bekend. De Europese Commissie heeft middels een brief
haar plannen voorgelegd aan de European Data Protection Supervisor (EDPS). De EDPS
houdt toezicht op de naleving van de AVG door de Europese Instellingen. Gelet op de
reactie op de genoemde brief werkt de Commissie volgens de EDPS met geanonimiseerde
gegevens. Opmerking verdient bovendien dat de European Data Protection Board werkt
aan Europese richtsnoeren over het verwerken van locatiegegevens ter bestrijding van
COVID-19.
In algemene zin blijft het kabinet ook nu van mening dat voorstellen voor het gebruik
van inzichten op basis van (geanonimiseerde) locatiegegevens van mobiele netwerk operators
moeten voldoen aan relevante wet- en regelgeving in de EU en individuele lidstaten,
specifiek de regels die de AVG stelt over de verwerking van persoonsgegevens en de
Telecommunicatiewet en E-Privacy Richtlijn over de verwerking van telecomgegevens.
Dat betekent onder andere dat dergelijke voorstellen voldoende precies geformuleerd
moeten zijn om te kunnen toetsen of zij binnen de grenzen van de relevante wetgeving
passen en of zij proportioneel zijn.
Hoe staat u tegenover het initiatief Pan-European Privacy Preserving Proximity Tracing
(PEPP-PT) om een app te ontwikkelen die voldoet aan de huidige AVG? Klopt het dat
organisaties uit België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Spanje
en Zwitserland zich hebben aangesloten bij dit initiatief, maar dat Nederland hier
niet bij is aangehaakt? Zo ja, waarom niet?
Initiatieven als het «Pan-European Privacy Preserving Proximity Tracing» (PEPP-PT),
waarbij gevoelige gegevens zoals locatiegegevens, decentraal en versleuteld worden
opgeslagen bij de burger, verdienen de voorkeur om privacy maximaal te beschermen.
PEPP-PT is gelanceerd door een Zwitserse non-profit organisatie, daarbij zijn private
partijen uit de genoemde landen betrokken. Voor zover bij het kabinet bekend zijn
er vooralsnog geen overheden betrokken bij het maken van een dergelijke app.
Ook in Nederland zijn private initiatieven in ontwikkeling die, in overleg met PEPP-PT,
het traceren van verspreiding en besmettingsgevaar decentraal mogelijk maken. Het
kabinet volgt deze initiatieven met veel interesse. Het is nog te vroeg om uitsluitsel
te geven of de ontwikkelde apps daadwerkelijk in overeenstemming zijn met hetgeen
bepaald in de AVG, omdat de ontwikkeling ervan op dit moment nog plaatsvindt. Graag
wijzen wij u in dit kader op de door de Minister van VWS naar uw Kamer gezonden brief
»Covid-19 update stand van zaken» van 7 april jl (kenmerk 1671618–203996-PG). Daarin
wordt aangekondigd dat het kabinet de ontwikkelingen op het gebied van traceerapps
in beeld heeft en deze zal toetsen op de borging van de privacy van burgers. De Minister
van VWS zal het beleid van het kabinet op dit gebied verder uitwerken en ter besluitvorming
agenderen in de MCCb in de week voor 28 april.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook aandacht voor de kwetsbare positie waarin
veel Europese sekswerkers zich nu bevinden. Voornoemde leden krijgen signalen dat
sekswerkers vaak buiten de boot vallen bij financiële steunmaatregelen. Nu buitenlandse
sekswerkers als gevolg van COVID-19 maatregelen in de vervoerssector vaak ook niet
meer terug kunnen reizen naar hun landen van herkomst, binnen of buiten de EU, hebben
ze in veel gevallen geen andere keus dan doorwerken. Het risico op gezondheidsschade
en uitbuiting neemt hierdoor toe. Deze leden willen u vragen dit probleem te agenderen
en zich ervoor in te zetten dat financiële steunmaatregelen in EU-lidstaten, inclusief
Nederland zelf, ook toegankelijk zullen zijn voor sekswerkers.
Het is aan lidstaten zelf om invulling te geven aan financiële steunmaatregelen voor
verschillende sectoren. Voor de invulling van de financiële maatregelen in Nederland
wordt verwezen naar de brief Noodpakket banen en economie van 17 maart jl. aan uw
Kamer (Kamerstuk
35 412, nr. 2). Voor meer informatie over de toegang van sekswerkers tot deze regelingen verwijs
ik u naar het antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Kuiken (PvdA) inzake
«sekswerkers die tussen wal en schip vallen door de coronacrisis».
Tot slot willen de leden graag weten hoe u de informatie-uitwisseling met andere EU-lidstaten
voor zich ziet. Om welke informatie gaat het? Hoe wordt voorkomen dat deze informatie
buiten medeweten van betrokkenen herleidbaar is tot personen? Wie krijgt toegang tot
deze gedeelde informatie? Hoe wordt het uitgangspunt van doelbinding geëerbiedigd?
Wie houdt onafhankelijk toezicht op de wijze waarop informatie wordt gedeeld en gebruikt?
De informele JBZ-Raad bood gelegenheid tot informatie-uitwisseling tussen EU lidstaten
en de Commissie op het terrein van Justitie naar aanleiding van de uitbraak van het
COVID-19 virus. Het ging daarbij met name om een uitwisseling van genomen of overwogen
beleid met betrekking tot de werking van het rechtssysteem en de sancties waarmee
lidstaten de naleving van maatregelen handhaven, waarbij de meeste lidstaten hun nationale
situatie hebben toegelicht. Het gaat bij zulke informatie niet om persoonsgegevens
of informatie die anderszins herleidbaar is tot personen.
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de informele JBZ-raad van 6 april 2020.
Deze leden begrijpen dat de huidige crisis vereist dat er binnen de Europese Unie
naar elkaar wordt gekeken en met elkaar wordt samengewerkt omdat het een pandemie
betreft. Ook kan er zeker van elkaar geleerd worden. Tegelijkertijd maakt het gegeven
dat de lidstaten hun eigen cultuur, geschiedenis en achtergrond hebben en dat het
COVID-19 virus zich op verschillende plaatsen anders manifesteert ook dat lidstaten
andere maatregelen nemen, zeker ook op het gebied van justitie en rechtsstaat.
Deze crisis mag niet leiden tot de ondermijning van fundamentele waarden, mensenrechten,
democratische en rechtsstatelijke principes. In Hongarije lijkt de democratie voor
onbepaalde tijd opgeschort. Een democratisch gekozen regering bestuurt op basis van
decreten, kan buiten het parlement om wetten schorsen, heeft verkiezingen tot nader
order uitgesloten en het kan burgers vervolgen die nepnieuws of onwaarheden verspreiden
die ten nadele kunnen zijn van de veiligheid van burgers. Het Hongaarse parlement
heeft zichzelf buitenspel gezet voor onbepaalde tijd. Hoe ziet het kabinet deze «carte
blanche» aan de Hongaarse regering? Kunt u aangeven welke principes u denkt dat daarmee
geschonden worden? Welke acties gaat Nederland als zelfstandig land nemen en welke
acties gaat Nederland in Europees verband aanjagen? Deelt u een gevoel van urgentie
dat vraagt om snellere maatregelen dan in het kader van de al lopende artikel 7 procedure?
De Minister-President zei deze week dat de wereld van vóór de COVID-19 crisis niet
terug zal keren. Deelt het kabinet de mening dat dit in ieder geval wel moet gelden
voor de democratie en de rechtsstaat, en dat dit gevecht nu al blijkt begonnen?
De aangenomen noodwetgeving in Hongarije roept vanuit het oogpunt van de beginselen
van rechtsstaat, democratie en grondrechten vragen op. Buitengewone maatregelen in
het kader van de COVID-19 crisis zijn uiteraard geoorloofd en wenselijk vanuit het
oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid, maar dienen wel een adequate wettelijke
grondslag te hebben en te voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit
en tijdelijkheid, en dienen tevens de waarden van de Unie en de internationale verdragsverplichtingen
te respecteren. Het kabinet heeft zich er in Europees verband samen met gelijkgezinde
lidstaten voor ingespannen om een verklaring tot stand te brengen waarin lidstaten
wordt opgeroepen om bij het nemen van uitzonderlijke noodmaatregelen de beginselen
van rechtsstaat, democratie en grondrechten te respecteren. Deze verklaring is op
1 april jl. gepubliceerd. In de verklaring wordt verder het voornemen van de Europese
Commissie om de noodwetgeving in lidstaten te monitoren verwelkomd, en de Raad Algemene
Zaken opgeroepen dit onderwerp op een gepast moment nader te bespreken. Tevens heeft
de Minister van Buitenlandse Zaken telefonisch met zijn Hongaarse evenknie gesproken,
en de bestaande zorgen over de Hongaarse noodwetgeving besproken. De Minister voor
Rechtsbescherming heeft tijdens de informele JBZ-Raad deze lijn uitgedragen en gewezen
op de bijzondere verantwoordelijkheid van JBZ ministers.
Het kabinet onderstreept verder dat de in het Verdrag vastgelegde Uniewaarden als
rechtsstaat, democratie en grondrechten onverkort gelden, zowel voor, tijdens als
na de COVID-19 crisis. In het licht daarvan hecht het kabinet eraan dat de dialoog
met Hongarije in het kader van de artikel 7-procedure op een gepast moment zijn voortgang
vindt, opdat de bestaande zorgen over respect voor de Uniewaarden ook daar aan bod
blijven komen en Hongarije opgeroepen wordt daaraan tegemoet te komen.
De leden van de SP-fractie zien en horen dat het barre tijden zijn. En vanuit de autonome
koers die lidstaten varen worden er diverse maatregelen genomen in de diverse lidstaten.
Hoewel het bovenstaande illustreert dat er foute voorbeelden lijken te zijn, zijn
er ook goede voorbeelden te bedenken. Daarom is het goed om te lezen dat gesproken
gaat worden over de genomen maatregelen ten aanzien van de rechtspraak van lidstaten
en op het handhaven van de COVID-19 maatregelen in lidstaten. Hoe gaan andere lidstaten
bijvoorbeeld om met het wel of niet doorgaan van rechtszaken? De aan het woord zijnde
leden zouden graag na afloop van het overleg willen weten welke positieve voorbeelden
u uit het overleg heeft meegenomen en tot welke eventuele wijzigingen in het Nederlandse
beleid dat zal leiden.
U wordt voor de beantwoording van deze vraag verwezen naar de beantwoording van de
vraag naar de praktijk ten aanzien van rechtszaken in andere lidstaten op pagina 15.
Het is evident dat de lidstaten voor vergelijkbare situaties kunnen komen te staan.
Juist daarom kan tijdig overleg problemen voorkomen. Zo zijn er op 9 maart jl. in
Italië verschillende gevangenisopstanden uitgebroken als reactie op een strenger regime
in de gevangenissen. De Minister voor Rechtsbescherming schreef in zijn brief van
2 april 2020 (2020D12545) dat gedetineerden hier kalm reageerden op het strengere regime. Toch zouden de aan
het woord zijnde leden graag vernemen dat dit besproken wordt en dat er terugkoppeling
over dit thema plaatsvindt. De situatie in de Nederlandse gevangenissen was al gespannen
vanwege personeelstekorten en werkdruk, hoe gaat voorkomen worden dat de situatie
verslechtert?
De maatregelen die zijn genomen zijn bedoeld om personeel en justitiabelen te beschermen
tegen verspreiding van het virus binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Door
te voorkomen dat personeel wordt besmet, worden ook personeelstekorten voorkomen.
Als het voor de veiligheid van het personeel noodzakelijk is, kan het dagprogramma
van gedetineerden worden ingeperkt.
Tot op heden kunnen de maatregelen over het algemeen rekenen op begrip onder gedetineerden.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld zijn er voor gedetineerden ruimere mogelijkheden
gekomen om digitaal contact te hebben met hun dierbaren. Daarnaast is er extra beltegoed
beschikbaar gesteld waarmee justitiabelen ruim een uur per week langer kunnen bellen.
Het beeld is dat veel justitiabelen hier waardering voor hebben. Het werven van nieuw
personeel is, zoals uw Kamer bekend, voor DJI zeer belangrijk. Om te zorgen dat de
werving ondanks de brede kabinetsmaatregelen doorgang vindt, heeft DJI deze op digitale
wijze voortgezet.
Er zal ook worden gesproken over grensmaatregelen. Wat wordt op dit gebied de inzet
van Nederland? De volksgezondheid vooropgesteld, hoe wordt ook het belang van bijvoorbeeld
grenswerkers hierbij betrokken?
Nederland heeft vooralsnog geen grenscontroles aan de Nederlandse landsgrenzen met
Duitsland en België ingesteld in verband met het virus. Op dit moment is een voorlichtingscampagne
gestart om toerisme te ontmoedigen gedurende de vakanties in april en mei. Via televisie
en social media is de oproep gedaan om niet naar Nederland te komen. Verder worden
de verkeersbewegingen tussen Nederland en de buurlanden door de KMar en Politie gemonitord.
Daarnaast worden burgers via tussen EU-lidstaten afgestemde heldere reisadviezen gewezen
op hoge risico’s van besmetting. Ook zet Nederland zich in EU-verband in op het oplossen
van knelpunten in vrij verkeer van goederen en diensten aan de hand van de door de
Commissie gepubliceerde mededelingen op het gebied van vrij verkeer van goederen en
diensten waarover uw Kamer is geïnformeerd bij brief van 17 maart jl. (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1526) en 7 april jl. (kenmerk
2020Z06348).
Deelt u de mening dat de situatie op de Griekse eilanden onhoudbaar is? Tienduizenden
migranten zitten bij elkaar zonder goede beschermingsmiddelen tegen COVID-19. De leden
van de SP-fractie wijzen op de breed gedeelde oproep om werk te maken van evacuatie
(onder andere de actie #sosmoria van Europese artsen). Om een humanitaire ramp te
voorkomen, dienen de mensen zo snel mogelijk naar het vasteland gebracht te worden.
Deze leden vragen u om dit punt op de JBZ-raad met klem te agenderen.
U wordt voor de beantwoording van deze vraag verwezen naar de beantwoording van de
vraag naar de situatie op de Griekse eilanden op pagina’s 11–12.
6. Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele JBZ-raad van 6 april 2020.
Deze leden lezen dat de Minister voor Rechtsbescherming voornemens is deel te nemen
aan deze informele JBZ-Raad. Dat ligt gezien de aangehaalde onderwerpen met betrekking
tot justitiële samenwerking wellicht voor de hand. De aan het woord zijnde leden delen
de mening dat dat ook in deze tijden van groot belang blijft. Kunt u aangeven of en
in welke mate het gebruik van digitale middelen, zoals telehoren en videoconferencing,
naar verwachting meer ingezet gaan worden de komende tijd? Bestaan daarvoor de benodigde
juridische waarborgen, met name die waarborgen voor de rechten van verdachten? Zo
nee, hoe gaat daarvoor worden gezorgd?
Sinds 7 april voorziet de Rechtspraak op alle rechtsgebieden in een uitbreiding van
het aantal en het soort zaken dat wordt behandeld. Deze uitbreiding is mogelijk door
zittingen zo veel mogelijk plaats te laten vinden met ondersteuning van audio(-visuele)
middelen. Met deze voorzieningen kan, ondanks de noodzaak tot het nemen van maatregelen
om de verspreiding van COVID-19 te beperken, de eerlijke en transparante procesgang
gegarandeerd worden.
Overweegt u nieuwe voorstellen te doen om COVID-19 gerelateerde criminaliteit of -fraude
te bestrijden? Zo ja, aan welke voorstellen denkt u?
U wordt voor de beantwoording van deze vraag verwezen naar de beantwoording van de
vraag naar nieuwe vormen van criminaliteit op pagina’s 2–4.
Hoewel de leden van de PvdA-fracties de thema’s zoals die op de geannoteerde agenda
genoemd worden van belang vinden, gaat die agenda voorbij aan een zeer groot probleem
dat onmiddellijk om oplossing vraagt vanuit Europa, en wel de volkomen onhoudbare
situatie in de vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden. De aan het woord zijnde
leden vragen u dit zeer urgente onderwerp bij de komende informele JBZ-raad te bespreken.
Als de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in de gelegenheid is aan dat
overleg deel te nemen, gaan de aan het woord zijnde leden ervan uit dat ook de Minister
voor Rechtsbescherming daartoe in staat is.
De leden van de PvdA-fractie zien er deze keer vanaf om een beeld van de humanitaire
noodsituatie in de kampen te schetsen. Zij hebben dat al eerder gedaan en nemen aan
dat ook het kabinet uit officiële rapportages, signalen van ngo’s en simpelweg uit
de media moet hebben begrepen dat de situatie daar mensonterend en gevaarlijk voor
ieders gezondheid is geworden. De uitbraak van COVID-19 ook in die kampen zal de het
toch al vrijwel onbeschrijfelijke leed alleen maar vergroten. De aan het woord zijnde
leden wijzen daarbij vooral op de situatie van alleenstaande kinderen. Zij menen dat
er geen enkele reden belangrijk genoeg kan zijn op grond waarvan deze kinderen niet
ook naar Nederland gehaald zouden moeten worden. Andere EU-lidstaten hebben al aangeven
hebben alleenstaande vluchtelingenkinderen te gaan opnemen en daar spoedig mee te
beginnen. Nederland weigert vooralsnog halsstarrig om de zorg over tenminste een deel
van de 2500 alleenstaande vluchtelingenkinderen op zich te nemen. Voor 900 van de
alleenstaande kinderen is nog geen plek gevonden. Terwijl er bij een groeiende groep
van nu al 30 Nederlandse gemeenten ook in deze tijd de bereidheid bestaat om 500 alleenstaande
kinderen op te nemen en de voogdijinstelling Nidos klaar is zich over een dergelijke
groep te ontfermen, zegt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot nu toe
hardvochtig dat het opnemen van deze kinderen geen structurele oplossing biedt voor
het achterliggende probleem. Als dat al waar zou zijn, is dat een boodschap waar de
kinderen die nu in acute nood zijn helemaal niets aan hebben. De aan het woord zijnde
leden wijzen er wellicht ten overvloede op dat eventuele risico’s voor de verspreiding
van COVID-19 in Nederland kunnen worden weggenomen door medische checkup’s en desnoods
quarantainemaatregelen. Bovendien is het kabinet van mening dat kinderen geen of nauwelijks
rol spelen in de verspreiding van COVID-19.
De leden van de PvdA-fractie vragen dan ook dat Nederland bij de komende informele
JBZ-raad dit onderwerp ter sprake brengt, zich aansluit bij de EU-lidstaten die wel
al kinderen op gaan nemen door zelf kinderen op te gaan nemen, en vervolgens de overige
EU-lidstaten oproept ook hun verantwoordelijkheid te nemen. Kunt u toezeggen daar
zo snel mogelijk naar te gaan handelen en vervolgens de Kamer over de uitkomsten rapporteren?
Zo nee, waarom niet? Kunt ook zo spoedig mogelijk het bredere onderwerp van de problemen
in de Griekse vluchtelingenkampen en het binnen Europa re alloceren van de vluchtelingen
agenderen om dat probleem wel tot een structurele oplossing te brengen? Zo nee, waarom
niet?
U wordt voor de beantwoording van deze vraag verwezen naar de beantwoording van de
vraag naar de situatie op de Griekse eilanden op pagina’s 11–12.
7. Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 6 april 2020. Zij hebben daarover
een aantal vragen. Deze vragen richten zich vooral op het onderwerp van de rechtsstatelijkheid
van de COVID-19 maatregelen die door de verschillende lidstaten genomen worden.
Deze leden maken zich vooral zorgen over de maatregelen die de Hongaarse regering
nu genomen heeft. Zij zijn daarom blij dat u namens Nederland en samen met 15 andere
Europese lidstaten een verklaring heeft uitgegeven waarin op het belang gewezen wordt
van de waarborgen van de rechtsstaat, ook in tijden dat bijzondere maatregelen genomen
moeten worden, zoals nu in de strijd tegen het COVID-19 virus. Hongarije wordt niet
bij name genoemd, maar kunnen deze leden uit deze verklaring opmaken dat deze 16 lidstaten
van oordeel zijn dat de principes van de rechtsstaat, de democratie en fundamentele
rechten in gevaar zijn door de Hongaarse wet?
Kunt u aangeven welke redenen de overige lidstaten hebben gegeven om deze verklaring
niet mede te ondertekenen? Wat zegt deze verhouding tussen lidstaten die de verklaring
wel en lidstaten die de verklaring niet ondertekend hebben en over het belang dat
binnen de Europese Unie nog gehecht wordt aan de principes van de rechtsstaat?
Deelt u de mening dat de wet die het Hongaarse parlement afgelopen maandag aangenomen
heeft in feite neerkomt op een onbeperkte volmacht voor de Hongaarse regering om per
decreet te regeren zolang als zij dit nodig vindt? Zo nee, welke beperkingen op deze
volmacht zijn er dan nog? Bent u van mening dat de Hongaarse wet in overeenstemming
is met de eisen die de Europese Unie aan de rechtsstaat stelt? Is het wetsvoorstel
in overeenstemming met VN-mensenrechtenstandaarden voor de noodtoestand die stellen
dat wetten noodzakelijk, proportioneel en tijdelijk moeten zijn?
Klopt het dat de «staat van gevaar» die de Hongaarse regering heeft uitgeroepen volgens
de eigen Hongaarse constitutionele regels aanvankelijk slechts 15 dagen mag gelden,
waarna deze periode alleen met parlementaire instemming verlengd mag worden? Klopt
het dat de voorgestelde wet dit principe niet volgt? Hoe beoordeelt u dit?
Kan het Hongaarse parlement een einde maken aan de volmachten die deze wet aan de
regering geeft? Kan de twee-derde meerderheid van de regeringspartij in het parlement
er ook toe besluiten deze «staat van gevaar» voor onbepaalde tijd te laten voortduren?
Wie gaat in Hongarije bepalen of informatie die verspreid wordt verkeerd of verdraaid
is of verwarring of onrust veroorzaakt? Wat vindt u van deze maatregel die de Hongaarse
regering heeft voorgesteld?
Hoe gaat u het optreden van de Hongaarse regering aan de orde stellen tijdens de videoconferentie?
Is de Commissie of de Raad in staat op te treden tegen een dergelijke de facto opheffing
van de rechtsstaat voor onbepaalde tijd? Zo ja, hoe? Zo nee, wat betekent dit volgens
u voor de samenwerking binnen de Europese Unie?
Vindt u dat de Europese Unie voldoende doeltreffende regels kent om schendingen van
de rechtsstaat door een lidstaat te voorkomen en tegen te gaan? Zo nee, wat is volgens
u nodig om de Europese Unie beter te beschermen tegen ondemocratische en anti-rechtsstatelijke
maatregelen in lidstaten?
Deze leden zijn ervan op de hoogte dat Nederland en de Europese Unie de opschorting
van burger- en politieke rechten in lidstaten in kaart proberen te brengen. Zij zouden
graag willen weten of u van mening bent dat men daarin slaagt en of er afspraken zijn
over het elkaar aanspreken op overtredingen van EU-rechtsstatelijkheidsprincipes,
met name over noodzaak, proportionaliteit en de tijdelijke aard van de opgelegde beperkingen.
De aangenomen noodwetgeving in Hongarije roept vanuit het oogpunt van de beginselen
van rechtsstaat, democratie en grondrechten vragen op. Buitengewone maatregelen in
het kader van de COVID-19 crisis zijn uiteraard geoorloofd en wenselijk vanuit het
oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid, maar dienen wel te voldoen aan
de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en dienen tevens
de waarden van de Unie en de internationale verdragsverplichtingen te respecteren.
Het kabinet heeft zich er in Europees verband samen met gelijkgezinde lidstaten voor
ingespannen om een verklaring tot stand te brengen waarin lidstaten wordt opgeroepen
om bij het nemen van uitzonderlijke noodmaatregelen de beginselen van rechtsstaat,
democratie en grondrechten te respecteren. Deze verklaring is op 1 april jl. gepubliceerd.
Het kabinet kan niet aangeven waarom bepaalde lidstaten hebben besloten niet mee te
tekenen: dat maakt onderdeel uit van de vertrouwelijkheid van het diplomatieke verkeer.
In de verklaring wordt verder het voornemen van de Europese Commissie om de noodwetgeving
in lidstaten te monitoren verwelkomd, en de Raad Algemene Zaken opgeroepen dit onderwerp
op een gepast moment nader te bespreken. Daarbij zal wat het kabinet betreft ook de
Hongaarse noodwetgeving aan de orde moeten komen. Tijdens de afgelopen informele JBZ-Raad
heeft Nederland lidstaten er eveneens toe opgeroepen om bij het nemen van uitzonderlijke
noodmaatregelen de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten te respecteren.
Tevens heeft de Minister van Buitenlandse Zaken telefonisch met zijn Hongaarse ambtsgenoot
gesproken, en de bestaande zorgen over de Hongaarse noodwetgeving besproken.
De staat van gevaar is uitgeroepen door de Hongaarse regering en kan ook alleen door
de regering worden opgeheven. De uitgevaardigde decreten hadden voordat de autorisatiewet
werd aangenomen een geldigheid van 15 dagen. De nieuwe noodwetgeving heft deze tijdsbeperking
op. Het Hongaarse parlement kan in principe met een gewone meerderheid de geldigheidsduur
van een decreet intrekken. Daarnaast kan het Hongaarse parlement bij twee derde meerderheid,
indien zij erin slagen bijeen te komen, de noodwetgeving herroepen, waarmee de specifieke
volmachten die de Hongaarse regering momenteel bezit tevens tot een einde komen. De
regeringspartij heeft sinds 2010 een constitutionele meerderheid in het parlement.
Het ontbreken van deze tijdsbeperking op het regeren per decreet is één van de redenen
waarom de Hongaarse noodwetgeving vragen oproept: maatregelen die genomen worden in
het kader van de COVID-19 crisis dienen immers noodzakelijk, proportioneel en tijdelijk
van aard te zijn. Naar de visie van het kabinet verdient het EU-instrumentarium om
rechtsstatelijkheid in de Unie te bevorderen verdere versterking, in aanvulling op
de reeds bestaande instrumenten als onder meer de artikel 7-procedure, inbreukprocedures
en de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog in de Raad Algemene Zaken. Zo is Nederland
uitgesproken voorstander van een koppeling tussen ontvangst van EU-middelen en de
naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, gelet op de zorgen die bestaan over de
rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor Nederland onlosmakelijk verbonden
met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen blijven
inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid
de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen. Ook steunt Nederland de
nieuwe toetsingscyclus voor de rechtsstaat die dit jaar onder leiding van de Commissie
van start is gegaan, en die zal uitmonden in een jaarlijks rapport waarin de staat
van de rechtsstaat in alle lidstaten aan bod zal komen. Tijdens de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog
in de Raad Algemene Zaken zal dit rapport worden besproken. Het kabinet heeft er vertrouwen
in dat de door de Europese Commissie voorgenomen monitoring van de noodmaatregelen
in de lidstaten adequaat en kundig wordt uitgevoerd, en zet in op een nadere dialoog
hierover in de Raad Algemene Zaken. Daarnaast pleit Nederland voor het bespreken van
de Rule of Law in de JBZ raad.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
H. Schoor, adjunct-griffier