Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken van 23 maart 2020
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2134
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 maart 2020
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de geannoteerde agenda voor
de Raad Buitenlandse Zaken van 23 maart 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2133).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 maart 2020 aan Minister van Buitenlandse Zaken
voorgelegd. Bij brief van 19 maart 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, P. Dijkstra
Adjunct-griffier van de commissie, Konings
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Algemeen
2
Uitbraak van het coronavirus
2
Libië
4
Venezuela
6
Sahel
6
Midden-Oosten Vredesproces
7
Turkije
7
Overige onderwerpen
10
II
Antwoord / Reactie van de Minister
11
III
Volledige agenda
38
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 23 maart 2020, alsook van het verslag
van de vorige Raad. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van RBZ
en van het verslag van de vorige bijeenkomst.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
RBZ van 23 maart. Deze leden hebben enkele vragen over het repatriëren van EU-burgers
die zich op dit moment buiten Europa bevinden.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
voor de RBZ van 23 maart 2020. Zij hebben daar nog vragen en opmerkingen over.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
RBZ van 23 maart 2020. Deze leden hebben daarover nog vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstellig kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en hebben nog een aantal vragen over de kabinetsinzet bij de Raad.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
verslag van de RBZ gehouden op 5 en 6 maart jl. en van de geannoteerde agenda voor
de RBZ van 23 maart aanstaande. Deze leden hebben daarbij nog enkele vragen.
De uitbraak van het coronavirus
De VVD-leden maken zich zorgen om de ontwikkelingen omtrent het coronavirus en benadrukken
het belang van (internationale-)samenwerking. Zij waren dan ook ongerust na het horen van geluiden dat de Verenigde Staten
de rechten van een corona-vaccin exclusief voor haar eigen burgers zou willen laten
veiligstellen. Zou de Minister willen informeren naar de stand van zaken hiervan en
bij zijn collega’s het belang van samenwerking en bescherming van alle burgers willen
benadrukken? Welke mogelijkheden ziet de Minister om te voorkomen dat een vaccin of
medicijn maar voor één of enkele landen beschikbaar blijkt? In hoeverre werken de
lidstaten samen met betrekking tot het ondersteunen bij de terugkomst van EU-burgers
uit landen vanwaar zij in verband met het virus vanuit willen of moeten vertrekken,
maar waarbij zij hierin grote belemmeringen tegenkomen? Wat kunnen de lidstaten gezamenlijk
doen en hoe kan de Europese Commissie hierbij helpen?
De leden van de CDA-fractie vinden het terecht dat de bespreking van de internationale
aspecten van coronavirus aan de agenda van de RBZ is toegevoegd. Deze pandemie grijpt
wereldwijd om zich heen, met vergaande gevolgen. De urgentie om nationaal en internationaal
maatregelen te nemen is hoog. Deze leden roepen de Minister op te pleiten voor een
actieve gemeenschappelijke externe EU-strategie. Zij vragen tevens of het klopt het
dat de Schengen-buitengrenzen gesloten zijn voor reizigers van buiten de EU. Kan de
Minister hierop ingaan?
De leden van de D66-fractie maken zich ernstige zorgen over de vele Nederlanders die
op dit moment buiten de EU zijn en door de COVID-19-pandemie in onzekere tijden verkeren.
Studenten, toeristen en zakenreizigers zitten ver weg van familie en vrienden in onzekerheid
of zij terug kunnen. Naar alle waarschijnlijkheid besluit de EU vandaag om de Schengen-zone
voor 30 dagen te sluiten voor niet-EU-burgers. Het vliegverkeer van, naar en binnen
de EU valt voor een zeer groot deel stil. Hierdoor zitten veel Nederlanders en andere
EU-burgers die zich buiten de EU-bevinden in grote problemen. In veel gevallen weten
zij niet of er nog vluchten gaan en zo ja, wanneer. In sommige gevallen zitten zij
in landen waar communicatie lastig is, waar vervoer lastig is, waar de informatievoorziening
ondermaats is en waar de gezondheidszorg gebrekkig is. De Franse regering heeft tegen
Franse burgers gezegd dat zij naar de Franse ambassade kunnen om gerepatrieerd te
worden.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het kabinet zich zo veel mogelijk
moet inspannen om Nederlanders die naar Nederland terug willen komen hierin te ondersteunen.
Deze leden stellen voor dat dit in EU-verband gezamenlijk wordt gedaan, om zo veel
mogelijk EU-burgers zo snel mogelijk te repatriëren. Zij vragen de Minister om met
andere EU-landen te inventariseren of gezamenlijk repatriëringsvluchten mogelijk zijn.
Is de Minister bereid te inventariseren of de EU hiervoor het Union Civil Protection Mechanism in werking wil stellen, zoals ook gebeurd is tijdens de repatriëringsvluchten vanuit
Wuhan. Is het kabinet bereid indien nodig hier regeringsvliegtuigen of defensie-vliegtuigen
voor in te zetten? Welke capaciteit zou daarmee bereikt kunnen worden? Op welke termijn
zouden dergelijke repatriëringsmissies opgestart kunnen worden? En heeft Nederland
de capaciteit om dit zelfstandig te doen, mocht dit in EU-verband niet haalbaar zijn?
Heeft het kabinet al een beeld van het aantal Nederlanders dat in de problemen is
geraakt en door de ontstane situatie niet terug naar huis kunnen komen?
De leden van de GroenLinks-fractie merken met grote zorgen de grootschalige impact
van COVID-19 op de rest van de wereld op. Deze leden merken op dat zeker in deze tijden
consulaire dienstverlening van groot belang is. Wat wordt gedaan om Nederlanders in
het buitenland te ondersteunen met terugkeer, en wat is het beleid voor wat betreft
ambassadepersoneel en hun families? Is het kabinet van mening dat het nu niet beter
zou zijn om een algeheel «oranje» reisadvies te geven voor de hele wereld, waarbij
noodzakelijke reizen wel doorgang vinden, maar waarbij mensen niet naar regio’s reizen
waar nog geen COVID-19 is gesignaleerd, maar waar dat mogelijk in de toekomst wel
het geval gaat zijn?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe Afrika in bredere zin is voorbereid
op COVID-19, en welke hulp Nederland en de Europese Unie hierbij kunnen bieden.
Ten aanzien van de uitbraak van het coronavirus vragen de leden van de SP-fractie
de Minister op welke wijze er in EU-verband en daarbuiten internationaal samen wordt
gewerkt met betrekking tot de aanpak van het coronavirus. Is er bijvoorbeeld bijstand
verleend aan Italië, dat hard getroffen is door het virus, of wellicht aan andere
landen, ook buiten de EU, die ook hard geraakt worden? Kan de Minister inzicht geven
in deze samenwerking en bijstandverlening? Hoe ziet internationale solidariteit eruit?
Welke internationale inspanningen zijn er om te komen tot een vaccin tegen het virus?
Deelt de Minister de mening van de leden van de SP-fractie dat dit ter beschikking
gesteld zou moeten worden via de Wereldgezondheidsorganisatie aan alle landen en mensen,
kosteloos?
De leden van de SP-fractie hebben voorts kennisgenomen van berichten uit Iran dat
de illegale, eenzijdige sancties van de VS tegen Iran de aanpak van het coronavirus
in dat land ernstig belemmeren. Dit komt vooral omdat broodnodige medicijnen niet
geïmporteerd kunnen worden. De leden van de SP-fractie vragen hierop een reactie van
de Minister. Erkent de Minister de sanctie-gerelateerde problemen in Iran? Is hij
bereid er bij de Verenigde Staten op aan te dringen, bij voorkeur in EU-verband, dat
de sancties, die levering van medische zaken in de weg staan, in ieder geval tijdelijk
worden opgeschort? Zo nee, waarom niet? Kan de EU, via beschikbare kanalen als het
instrument INSTEX, wellicht zelf meer doen in de richting van Iran?
Het lijkt leden van de PvdA-fractie evident dat tijdens de RBZ de verspreiding van COVID-19 en de internationale gevolgen daarvan nog ter sprake komen. Immers,
ook internationaal speelt de uitwisseling van informatie betreffende de verspreiding
van het virus en de (gevolgen van de) getroffen maatregelen. Wat zijn bijvoorbeeld
de gevolgen voor de mobiliteit tussen de EU en overige landen? Hoe zit het de beschikbaarheid
van medische hulpmiddelen wereldwijd en alle overige zaken die niet alleen de EU aangaan,
maar zeker ook de relatie van de EU met andere landen, zoals bijvoorbeeld Iran, India
en de Verenigde Staten? Wat is hierbij de inzet van Nederland? Ook zijn internationaal
veel bijeenkomsten opgeschort, zoals bijvoorbeeld de VN-Mensenrechtenraad. Op welke
wijze ziet u dat deze overleggen vorm gaan krijgen?
Libië
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgang van
de nieuwe operatie in de Middellandse Zee. Zij vragen hoe de Minister denkt dat de
Europese Unie kan voorkomen dat generaal Haftar voordeel heeft bij het met marineschepen
gehandhaafde wapenembargo tegen Libië, omdat hij zijn materieel over land krijgt,
terwijl de Government of National Accord grotendeels afhankelijk is van aanvoer over zee. Daarnaast zouden deze leden willen
weten of er al meer bekend is over de manier waarop de Europese Unie wil voorkomen
dat de missie toch migranten gaat oppikken in de Middellandse Zee, en zo ja, wat.
De leden van de CDA-fractie steunen de nieuwe operatie in de Middellandse Zee ter
opvolging van EUNAVFOR MED Operatie Sophia. Hopelijk kunnen vraagstukken die nog moeten
worden beantwoord snel worden opgelost, zoals de procedure om de maritieme component
te kunnen verplaatsen indien sprake is van verhoging van irreguliere migratie als
gevolg van inzet van operatieschepen, alsmede het ontschepingsvraagstuk. De nieuwe
operatie zal primair gericht zijn op de implementatie van het VN-wapenembargo. De
leden van de CDA-fractie spreken de hoop uit dat de missie ook aan Turkije wordt uitgelegd.
Turkije, dat niet alleen het wapenembargo schendt, maar ook Syrische rebellen naar
Libië stuurt. Deze leden roepen de Minister op in contact te treden met Frankrijk,
dat zelf heeft waargenomen dat Turkse marineschepen oorlogsmaterieel verscheepten
in Tripoli. Is de Minister daartoe bereid?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over de nieuwe operatie ter opvolging
van Operatie Sophia. Hoe gaat deze operatie bijdragen aan de strijd tegen mensensmokkel?
Kan dit nog wel effectief gebeuren, gezien de reikwijdte van de missie die zich beperkt
tot de oostkant van Libië? Deze leden merken op dat er zorgen bestaan over een veranderende
machtsbalans in het voordeel van generaal Haftar, gezien de meeste wapenleveranties
hem toekomen via het land in plaats van via de zee. Wat is de opinie van het kabinet
hierover, die de zittende regering in Libië steunt? Zijn er mogelijkheden om de wapensmokkel
via landsgrenzen strenger te controleren?
De leden van de SP-fractie lezen dat de EU in de loop van deze maand een nieuwe militaire
operatie wil starten om bij te dragen aan handhaving van het wapenembargo van de VN.
Dit omdat het embargo tegen Libië op systematische wijze wordt geschonden. Het tegengaan
van wapenleveranties aan dit nu al zwaar overbewapende, in burgeroorlog verwikkelde
land is van groot belang, stellen de leden van de SP-fractie. Maar of de EU-operatie
daar ook echt aan bij kan dragen, is de vraag. Veel wapens richting Libië gaan niet
via zee, waar de EU zich op richt, maar door de lucht of over land. Hoe kan hiertegen
opgetreden worden? Bekend is ook dat veel wapens worden geleverd door zogenaamde bondgenoten
van het Westen. Vorige week verscheen er nog een artikel dat de Verenigde Arabische
Emiraten (VAE) sinds januari dit jaar meer dan honderd vluchten vol met wapens naar
Libië heeft gestuurd.1 Dat zijn vaak wapens die de VAE eerder in Westerse landen heeft gekocht. Daarom is
een EU-wapenembargo tegen de VAE belangrijk. Kan de Minister aangeven wat hij daarvan
vindt? Spant hij zich daarvoor in? Verder biedt het VN-embargo kennelijk een opening
aan landen om zogenaamde niet-letale militaire steun te leveren. Is de Minister het
ermee eens dat die mogelijkheid ongedaan gemaakt moet worden? Is daar overleg over?
Klopt het dat Frankrijk dergelijk «niet letaal» militair materieel aan Libië levert?
Wordt Frankrijk hierop aangesproken?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het kabinet een sterke en eensgezinde
EU essentieel acht en moedigt de EU aan actief bij te dragen aan de opvolging van
«Berlijn». Maar hoe denkt het kabinet dit te realiseren? Is het niet zo dat de verdeeldheid
tussen de EU-lidstaten (onder meer Frankrijk en Italië) over de toekomst van Libië
een effectief gezamenlijk EU-optreden dwars zit? Heeft deze verdeeldheid wellicht
bijgedragen aan de rol die Rusland, Turkije en de VAE nu in Libië spelen? Welke concrete
invulling wil de Minister in vervolgtraject van «Berlijn» terugzien? Hoe actief zou
de EU in zijn visie moeten zijn en zou een eventuele fysieke aanwezigheid daar een
verschil kunnen maken?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat nu de vergadering van de Mensenrechtenraad
in Genève ook tot nader orde is opgeschort, dit ook betekent dat er niet gesproken
zal worden over een verantwoordingsmechanisme (Commission of Inquiry) om de mensenrechtenschendingen in Libië te onderzoeken en terug te dringen. Er werd
nog (veelbelovend) onderhandeld over een resolutie die een dergelijk mechanisme in
moest stellen. Op welke wijze zet het kabinet zich in om er alsnog voor te zorgen
dat schendingen in Libië worden onderzocht en tegengegaan?
Tot slot stellen de leden van de PvdA-fractie dat het positief is dat er schepen varen,
want die hebben een reddingsverplichting. Het kabinet geeft aan dat het in de eerste
plaats gaat om de terechte handhaving van het wapenembargo. Maakt de uitvoering van
reddingsmissies ook onderdeel uit van het mandaat? Zo niet, waarom niet? Zo ja, houden
de routes die deze schepen zouden gaan varen hier dan rekening mee?
Venezuela
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang van de gesprekken
van Speciaal Adviseur Enrique Iglesias over Venezuela. Nu het bezoek aan Venezuela
met als doel het vinden van ruimte voor een onderhandelde oplossing geen doorgang
kan vinden, vragen de VVD-leden hoe de Minister denkt dat de voortgang van het proces zo goed mogelijk gewaarborgd
kan worden.
Sahel
De leden van de CDA-fractie delen de zorgen over de snel verslechterende veiligheidssituatie
in de Sahel. Deze dreigt bovendien steeds meer over te slaan naar de West-Afrikaanse
kustlanden. Het is een goede zaak dat de Europese Commissie besloten heeft de bestaande
Sahelstrategie uit 2011 te herzien. Wanneer verwacht de Minister dat deze in de RBZ
besproken gaat worden?
De leden van de CDA-fractie maken zich ernstig zorgen over de opmars van de radicale
islam in de Sahelregio, die gepaard gaat met geweld en terreur tegen onder meer christenen.
Is de Minister bereid dit te adresseren? Is hij ook bereid expliciet aandacht te vragen
voor de christenvervolging in de Sahelregio? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie nemen met zorg kennis van de snel verslechterde
situatie in de Sahel. De Minister schrijft dat de verslechterende veiligheidssituatie
over dreigt te slaan naar West-Afrikaanse kustlanden. Om welke landen gaat het dan
specifiek en wat wordt ondernomen om dit scenario te vermijden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister hierbij ook hoe, gezien de impact
van COVID-19 op de consulaire diensten in het buitenland, de voorgestelde kabinetsinzet
op het gebied van veiligheid, vrouwenrechten, het tegengaan van straffeloosheid, ondersteuning
maatschappelijk middenveld en klimaatverandering uitgevoerd gaan worden. Welke beperkingen
komen hierbij kijken en wat zijn de eerste prioriteiten, ook gezien de voorgenomen
upgrade van diverse ambassadeposten in de Sahel? Deze leden spreken de wens uit dat
de Nederlandse medewerkers overal ter wereld, en dus ook in de Sahel, met de grootst
mogelijke veiligheid een bijdrage kunnen leveren aan de genoemde belangrijke onderwerpen.
Zij vragen de Minister of er nog aanvullende maatregelen nodig zijn om dit te bewerkstelligen.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af of de genoemde EU-G5-Saheltop
op 26 maart aanstaande doorgaat, eventueel via een online conferentie. Welke urgente
interventies in de meest fragiele regio’s is het kabinet van plan om te benadrukken
bij de geplande Saheltop? Kan de Minister daarbij schetsen hoe de beschreven «coherentie
van Europese inzet» eruitziet en wat daar nog aan verbeterd kan worden? Is er ook
al meer bekendheid over de eventuele inzet van de EU Battle Groups in de Sahel? Deze leden zijn blij dat er in Brussel afspraken zijn gemaakt over een
nieuw mandaat van de European Union Training Mission (EUTM). Kan het kabinet meer duidelijkheid geven over de inhoud van het herziene
mandaat van EUTM en welke wijzigingen hierin zijn doorgevoerd? Wat betekent het nieuwe
mandaat voor de omvang van de missie en voor de Nederlandse bijdrage?
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de Kamerbrief
met kabinetsinzet voor de Sahel en ook de inzet van Nederland in de EU (ontvangen
op 17 maart 2020). Het is goed om te vernemen dat Nederland een actieve rol op zich
neemt bij de herziening van de Sahelstrategie uit 2011 evenals de aandacht voor de
samenwerking met de buurlanden van Mali ten behoeve van de implementatie van het huidige
VN-sanctieregime Mali. De situatie in de Sahelregio baart zorgen en zeker ook de mate
waarin mensen hun heil zoeken in relatief veiliger landen. Dit brengt ook weer problemen
met zich en vooral ook zorgen voor de betreffende West-Afrikaanse landen, zowel voor
de inwoners als de mensen die op zoek zijn naar veiligheid. Zal de Minister dit ook
meenemen in de gesprekken over de veiligheidssituatie in de Sahel, de gevolgen van
de verslechterende situatie in de Sahel voor de West-Afrikaanse kustlanden? Is de
situatie in de Sahel tijdens bezoek van de Europese Commissie aan Ethiopië in het
kader van de EU-Afrika Strategie ook besproken? Is er ter sprake gekomen hoe de Afrikaanse
landen de problemen in de Sahel zien en aan welke oplossingen voor de situatie die
een groot deel van de landen direct, dan wel indirect treft, zij denken?
De leden van de ChristenUnie-fractie zouden ten aanzien van de EUTM Mali graag willen
weten wat er precies bedoeld wordt met «meer aandacht voor het uitvoeren van decentrale,
mobiele activiteiten» en wat de Nederlandse rol daarin precies is.
Midden-Oosten Vredesproces
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of hij een toelichting kan geven op
wat hij precies verstaat onder een nieuwe dynamiek die het Amerikaanse plan teweeg
kan brengen. Blijft de Minister voorstander van het hanteren van de grenzen zoals
door het internationaal recht vastgesteld? En zo ja, waaruit bestaat dan de nieuwe
dynamiek? Welke risico ziet de Minister in het Amerikaanse plan? En wat zal er naast
het Amerikaanse plan nog meer worden besproken als het gaat om het Midden-Oosten Vredesproces?
Welke verwachtingen heeft de Minister nu de heer Gantz in Israël de formatie gaat
leiden?
Turkije
Er is door de leden van de VVD-fractie met interesse kennisgenomen van het voorgenomen
standpunt dat de EU eensgezind optreedt en de druk op het Syrische regime en zijn
bondgenoten dient te verhogen om hen te bewegen tot deelname aan het politiek proces.
Hoe denkt de Minister dat het beste druk op alle betrokken partijen uitgeoefend kan
worden om het staakt het vuren in stand te houden en tot een duurzame oplossing te
komen?
De leden van de PVV-fractie kijken met groot ongenoegen naar de toenadering die Brussel
zoekt in de richting van president Erdogan. Ook vinden deze leden dat aan het EU-Turkije-beleid
geen touw is vast te knopen. In het verslag van de vorige Raadsbijeenkomst staat dat
de EU zich op het standpunt stelt «dat de inzet van vluchtelingen als politiek wapen
onacceptabel is». Toch wordt nu weer met Erdogan gesproken, terwijl hij dat politiek
wapen nog steeds inzet en ook te kennen heeft gegeven dat hij daarmee door zal gaan
totdat hij zijn zin heeft gekregen.
Waarom wordt vandaag (17 maart 2020) dan toch weer met Erdogan/Turkije gesproken?
Hiermee geeft de EU toch toe aan de chantagepolitiek van Erdogan en het feit dat hij
migranten inzet als politiek wapen? Graag ontvangen de leden van de PVV-fractie een
nadere verklaring.
De leden van de PVV hebben vernomen dat er een telefonische mini-top wordt gehouden
over de Turkijedeal.2 De NOS bericht dat aan die top president Erdogan, bondskanselier Merkel en president
Macron deelnemen. Klopt dit? Of is onze premier of Minister van Buitenlandse Zaken
ook aanwezig bij dit telefonische overleg? Kan de regering ervoor zorgen dat de Kamer
een woordelijk verslag van die top krijgt? Als geen enkele Nederlandse bewindspersoon
deelneemt aan die mini-top, heeft Nederland dan überhaupt wel iets in de melk te brokkelen
ten aanzien van de EU-Turkije-relatie? De leden van de PVV-fractie vrezen van niet
en voorzien dat Nederland straks door Erdogan, Merkel en Macron weer een rekening
door de strot geduwd krijgt voor een Turkijedeal 2.0. Een deal waar we als land geen
enkele invloed op hebben gehad, maar waar we wel aan moeten meebetalen.
Wat de leden van de PVV-fractie betreft gaat er geen cent meer naar Erdogan, buigen
we niet voor de Turkse chantagepraktijken en zetten we onze (financiële) middelen
in voor het Nederlands belang. Er mag nog geen euro aan Turkije toegezegd worden,
alleen al omdat we al onze middelen nodig hebben om Nederland overeind te houden nu
ons land en de bevolking zwaar getroffen worden door het coronavirus.
De leden van de CDA-fractie vragen welke mogelijke gevolgen het sluiten van de Schengen-buitengrenzen
voor reizigers van buiten de EU (i.v.m. het coronavirus) heeft voor de migratiedeal
met Turkije. Kan de Minister aangeven hoe de gesprekken tussen de EU en Turkije verlopen
om te komen tot een nieuw akkoord?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet daarbij stelt dat de situatie rond
Idlib «een van de belangrijkste oorzaken van de huidige migratiedruk» zou zijn. Kan
de Minister dit toelichten en daarbij ingaan op het feit dat Turkije zijn grens juist
gesloten houdt voor Syrische vluchtelingen uit Idlib?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat heden een telefoongesprek plaats
zal vinden tussen de Turkse president, de Duitse bondskanselier en de Franse president
over de Turkijedeal en mogelijke aanpassingen hiervan. Deze leden vragen of de regering
de afgelopen dagen contact heeft onderhouden met Frankrijk en Duitsland, en zo ja,
of de Minister iets kan zeggen over de inzet van deze landen. Kan de Minister toelichten
waarom Griekenland, gezien de situatie aan de Turks-Griekse grens, niet bij deze gesprekken
zit?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat Turkije
migranten momenteel nog steeds aanmoedigt om te pogen de grens met Griekenland over
te steken, en zo ja, wat dit betekent voor het onderling vertrouwen waarin de gesprekken
met Turkije al dan niet plaatsvinden. Hoe is de situatie aan de Turks-Griekse grens
en op de Griekse eilanden nu, waar bevinden de aanvankelijk minstens tienduizend vluchtelingen
in het niemandsland zich nu? Is er sprake van voorbereiding op COVID-19, hoe kunnen
vluchtelingen hiervoor beter beschermd worden en kunnen er bijvoorbeeld snel meer
IC-bedden worden vrijgemaakt op de Griekse eilanden?
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie op dit punt of het Nederlandse
kabinet open staat voor een herziening van de huidige Turkijedeal, die inmiddels bijna
vier jaar oud is waardoor sommige dingen zijn achterhaald. Is de Minister daarom bereid
om in de RBZ bijvoorbeeld te pleiten voor een nieuwe agenda voor een Turkijedeal 2.0,
zoals het doen van een aanbod van meer relocatie van vluchtelingen uit Turkije of
de regio rond Idlib om Turkije meer te ontlasten en het naleven van mensenrechten
in Turkije, die na de coup van 2016 drastisch zijn verslechterd?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister in te gaan op de laatste ontwikkelingen
in Idlib, Syrië. Houdt het staakt-het-vuren daar enigszins stand? Welke afspraken
zijn er precies gemaakt, tussen Rusland en Turkije en met Syrië? Hoe beoordeelt de
Minister deze? Kan de Minister ook ingaan op de duizenden vluchtelingen in het niemandsland
aan de grens met Griekenland? Wat is daar de laatste stand van zaken? Worden zij geholpen?
En hoe is in de EU gereageerd op het voorstel van de Minister voor een no-flyzone
boven Idlib voor het Syrische leger? Kan de Minister daarnaast aangeven wat naar zijn
opvatting de knelpunten zijn wat betreft de EU-Turkije-verklaring en aan welke oplossingsmogelijkheden
hij denkt? In het verslag van de vorige RBZ staat dat binnen de NAVO wordt bezien
of betere invulling mogelijk is van eerder door de NAVO getroffen maatregelen ten
behoeve van Turkije. De leden van de SP-fractie vragen of de Minister het ermee eens
is dat dit op geen enkele wijze intensivering van de steun aan Turkije mag zijn, maar
dat er juist moet worden gekeken naar het verminderen van de militaire samenwerking.
De leden van de PvdA-fractie menen dat het van groot belang is dat er op de kortst
mogelijk termijn in ieder geval een oplossing komt voor de vluchtelingen die zich
nu in Turkije bevinden.
Wie zijn – wat de Minister betreft – onderdeel van het breder politieke akkoord dat
de Minister nastreeft? Welke verwachtingen heeft de Minister van een eensgezind EU-optreden
en voorziet u hierin problemen, en zo ja, welke? Is er – voor zover de Minister bekend
– inmiddels al contact geweest tussen de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu
en de heer Borrell? En hoe zijn deze contacten verlopen? Op welke termijn verwacht
de Minister voorafgaand aan de Europese Raad de Kamer te informeren over de uitkomst
van de gesprekken en de oplossingsmogelijkheden? Klopt het dat de Duitse bondskanselier
Merkel en de Franse president Macron nog apart met de Turkse president Erdogan gaan
praten? En zo ja, is dat in overleg met de heer Borrell of is dit naast het overleg
dat de heer Borrell heeft? Verwacht de Minister dat er tijdens de Raad ook gesproken
zal worden over wat te doen als het coronavirus in één van de kampen de kop opsteekt?
De leden van de ChristenUnie begrijpen uit het verslag van de RBZ gehouden op 6 maart
jl. dat de aan Griekenland toegezegde steun van 700 miljoen euro in elk geval bedoeld
is voor een grote investering voor infrastructuur ten behoeve van de opvang van vluchtelingen
op de Griekse eilanden en voor de ondersteuning van het Europees Ondersteuningsbureau
voor Asielzaken en Frontex. Deze leden zouden graag willen weten op welke termijn
er plannen voor die infrastructuur ten behoeve van de opvang van vluchtelingen gemaakt
zullen worden en wat die plannen dan inhouden. Zij zijn van mening dat met een dergelijk
bedrag een grote verbetering in de opvang op de Griekse eilanden bewerkstelligd moet
kunnen worden en zij vragen de Minister er bij de komende RBZ ook op aan te dringen
dat dit zo snel mogelijk gebeurt.
Voor wat betreft de 700 miljoen euro steun aan Griekenland zijn de leden van de ChristenUnie-fractie
ook van mening dat er aan de verstrekking van dit bedrag voorwaarden dienen worden
gesteld. Deze leden willen daarom van de Minister weten welke voorwaarden hieraan
gesteld zullen worden. Is de Minister het ermee eens dat aantoonbare betekenisvolle
verbetering van de infrastructuur voor de opvang van vluchtelingen op de Griekse eilanden
tot die voorwaarden zou moeten behoren? Kan de Minister overigens aangeven op welke
manier uitvoering is gegeven aan de motie-Voordewind c.s. (Kamerstuk 32 317, nr. 608) die de regering heeft opgedragen samen met andere landen er bij de Griekse overheid
op aan te dringen om de 2.500 kwetsbare alleenstaande kinderen op de Griekse eilanden
naar het vasteland over te brengen en te pleiten voor humane en beschermde opvang?
Naar aanleiding van de opmerkingen in de geannoteerde agenda hierover, zouden de leden
van de fractie van de ChristenUnie verder graag precies uitgelegd krijgen wat de overeenkomsten
en verschillen zijn tussen Operatie Sophia en de nieuwe missie die daarvoor in de
plaats komt.
Overige onderwerpen
De leden van de SP-fractie maken zich grote zorgen over recente escalatie van geweld
in Irak, waar aanvallen op een Amerikaanse basis zijn uitgevoerd en de VS-luchtaanvallen
uitvoeren tegen formeel Iraakse militaire eenheden. Welk beeld heeft de Minister hiervan?
Klopt het dat in Irak opnieuw opgeroepen wordt dat de resolutie van het parlement
wordt uitgevoerd die de internationale troepen vraagt het land te verlaten? Hoe reageert
de Minister op die oproepen? Wat is hier de laatste stand van zaken?
De leden van de SP-fractie hebben vorig jaar al een aantal keer aandacht gevraagd
vanwege de coup in Bolivia tegen president Morales. Deze leden hebben de Minister
toen opgeroepen de militaire machtsgreep en het geweld dat daarop volgde, dat vooral
gericht was tegen aanhangers van de partij van Morales, te veroordelen. Maar het woord
«coup» wilde de Minister niet in de mond nemen. Dit omdat de Organisatie van Amerikaanse
Staten (OAS) zou hebben vastgesteld dat de door Morales gewonnen verkiezingen in oktober
2019 niet eerlijk waren verlopen. In het rapport van de gerenommeerde Amerikaanse
universiteit Massachusetts Institute of Technology in Boston dat vorige maand verscheen,
wordt geconcludeerd dat de kritiek van de OAS niet op feiten is gebaseerd, dat er
geen statistisch bewijs voor fraude is.3 Kan de Minister hierop reageren? Hoe kijkt hij naar het onderzoek van het MIT? Heeft
de Minister inhoudelijke kritiek op het rapport? Hoe verhouden de bevindingen in dit
rapport zich tot het eerdere standpunt van de Minister in deze kwestie?
Begin mei zijn er nieuwe verkiezingen in Bolivia. Het is belangrijk dat die eerlijk
verlopen, aldus de leden van de SP-fractie. Maar er zijn allerlei berichten dat potentiele
kandidaten van de partij van Morales, de Movimiento al Socialismo, worden tegengewerkt
of (mogelijk) zelfs uitgesloten van deelname. Welk beeld heeft de Minister hiervan?
Wordt Bolivia hierop aangesproken? Hoe wordt gegarandeerd dat de aankomende verkiezingen
eerlijk zullen verlopen?
Gezien de actualiteit en in aansluiting op de schriftelijke vragen die zijn ingediend
hebben de leden van de PvdA-fractie een vraag over de het bericht «In Saudi Arabia,
contacting the EU is a crime».4 Deze leden vragen of u de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië en in het bijzonder
de gevolgen van contact met EU-vertegenwoordigers en marge van de Raad nog inbrengen.
II. Antwoord/reactie van de Minister
De uitbraak van het coronavirus
Vraag 1
De VVD-leden maken zich zorgen om de ontwikkelingen omtrent het coronavirus en benadrukken
het belang van (internationale-)samenwerking. Zij waren dan ook ongerust na het horen van geluiden dat de Verenigde Staten
de rechten van een corona-vaccin exclusief voor haar eigen burgers zou willen laten
veiligstellen. Zou de Minister willen informeren naar de stand van zaken hiervan en
bij zijn collega’s het belang van samenwerking en bescherming van alle burgers willen
benadrukken? Welke mogelijkheden ziet de Minister om te voorkomen dat een vaccin of
medicijn maar voor één of enkele landen beschikbaar blijkt?
Antwoord van Kabinet
Een virus stopt niet bij de grens. Daarom is internationale samenwerking en solidariteit
cruciaal om deze pandemie het hoofd te bieden. Nederland vindt bij Europese overleggen
steeds veel bijval voor deze positie bij andere lidstaten en de Europese Commissie.
De Europese Commissie heeft vanuit het Horizon2020-budget op dit moment in totaal
47,5 miljoen Euro vrijgemaakt voor onderzoek naar Corona. Dit zorgt voor een belangrijke
bijdrage aan de ontwikkeling van een vaccin tegen Covid-19. Tevens overweegt het kabinet
extra middelen beschikbaar te stellen via de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations
(CEPI), een mondiale alliantie voor de financiering en coördinatie van vaccinontwikkeling
onder andere op het terrein van COVID-19. De Europese Commissie heeft tevens toegezegd
om extrate investeren in de ontwikkeling en productie van een vaccin tegen COVID-2019
door Europese bedrijven. Alle acties worden ingezet met het oogmerk om te zorgen dat
het vaccin zoveel mogelijk voor iedereen beschikbaar komt.
Vraag 2
In hoeverre werken de lidstaten samen met betrekking tot het ondersteunen bij de terugkomst
van EU-burgers uit landen vanwaar zij in verband met het virus vanuit willen of moeten
vertrekken, maar waarbij zij hierin grote belemmeringen tegenkomen? Wat kunnen de
lidstaten gezamenlijk doen en hoe kan de Europese Commissie hierbij helpen?
Antwoord van Kabinet
Het ondersteunen van de terugkeer van burgers van EU-lidstaten is onderdeel van consulaire
bijstand en als zodanig een verantwoordelijkheid van de lidstaten. Daarbij wordt vanzelfsprekend,
met ondersteunende coördinatie van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO),
zoveel mogelijk samenwerking gezocht tussen de lidstaten. Dit betekent in de praktijk
dat informatie over lokale maatregelen, gestrande EU-burgers en reismogelijkheden
worden gedeeld (via het Consular Online-platform, telefoonconferenties, de lokale samenwerkingsverbanden van EU-ambassades
in derde landen en via bilaterale contacten) en dat capaciteit op repatriëringsvluchten
waar mogelijk wordt gedeeld. Bij gecoördineerde inzet van transportmiddelen die ten
gunste komen aan burgers van meerdere lidstaten ondersteunt de Europese Commissie
die inzet met de mogelijkheid van co-financiering onder het Union Civil Protection Mechanism (UCPM). De grootste belemmeringen waar lidstaten mee te maken hebben, zijn vergaande
maatregelen van lokale autoriteiten in derde landen, met name reis- en vluchtbeperkingen.
Door als Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, en de lidstaten, vertegenwoordigd
door het voorzitterschap, gemeenschappelijk bij lokale autoriteiten de mogelijkheden
tot repatriëringsvluchten te bepleiten, wordt de politieke druk maximaal benut.
Vraag 3
De leden van de CDA-fractie vinden het terecht dat de bespreking van de internationale
aspecten van coronavirus aan de agenda van de RBZ is toegevoegd. Deze pandemie grijpt
wereldwijd om zich heen, met vergaande gevolgen. De urgentie om nationaal en internationaal
maatregelen te nemen is hoog. Deze leden roepen de Minister op te pleiten voor een
actieve gemeenschappelijke externe EU-strategie.
Antwoord van Kabinet
Een virus stopt niet bij de grens. Het kabinet is van opvatting dat solidariteit,
internationale samenwerking en heldere communicatie cruciaal zijn om deze pandemie
het hoofd te bieden. Op internationaal vlak wordt inmiddels in verschillende gremia
overlegd over de te nemen maatregelen om de economische gevolgen van het coronavirus
te mitigeren (zie Kamerbrief 17 maart jl. Tijdens deze besprekingen vindt zowel een
uitwisseling plaats van nationale beleidsresponses als coördinatie, met name op Europees
niveau. Gezien het mondiale karakter van de uitbraak is het kabinet van mening dat
dergelijke gremia van groot belang zijn in het mitigeren van de gevolgen van COVID-19.
Reeds tijdens de videoconferentie met de leden va de Europese Raad naar aanleiding
van de verspreiding van het COVID-19 virus op 10 maart jl. heeft Nederland het belang
onderstreept van gezamenlijk EU-optreden en van het identificeren van gezamenlijke
maatregelen. Nederland zal zich hier hard voor blijven maken, ook tijdens de RBZ op
23 maart as. Voor wat betreft de korte termijn zal Nederland tijdens de Raad vooral
aandacht vragen voor mogelijkheden om gezamenlijk op te treden bij het ondersteunen
van EU-burgers in de derde landen, onder meer door te bezien waar samenwerking bij
repatriëring mogelijk is.
Vraag 4
Zij vragen tevens of het klopt het dat de Schengen-buitengrenzen gesloten zijn voor
reizigers van buiten de EU. Kan de Minister hierop ingaan?
Antwoord van Kabinet
Om de verspreiding van het virus zo goed mogelijk tegen te gaan heeft de Commissie
een voorstel gedaan voor een inreisverbod op niet-essentiële reizen naar Europa voor
30 dagen (COM (2020) 115). De Europese Raad heeft op 17 maart ingestemd met deze intergouvernementele
afspraak en de lidstaten zijn begonnen het inreisverbod te implementeren. Het inreisverbod
geldt voor alle EU-lidstaten, het Schengengebied en mogelijk ook het VK gedurende
voor 30 dagen.
Voor de reisbeperking geldt een aantal belangrijke uitzonderingen, waaronder voor
inwoners uit het Schengengebied en hun familie of mensen die zwaarwegende redenen
hebben om hun familie te bezoeken. Ook grenswerkers en mensen die werkzaam zijn in
de zorg, in het transport van goederen, diplomaten, militairen en personeel van internationale
en humanitaire organisaties worden uitgezonderd. Doorgang wordt verleend aan mensen
in transit. Ten slotte kan een uitzondering gemaakt worden op humanitaire gronden.
Deze uitzonderingscategorieën hebben als doel de negatieve effecten van de restrictie
te minimaliseren.
Vraag 5
De leden van de D66-fractie maken zich ernstige zorgen over de vele Nederlanders die
op dit moment buiten de EU zijn en door de COVID-19-pandemie in onzekere tijden verkeren.
Studenten, toeristen en zakenreizigers zitten ver weg van familie en vrienden in onzekerheid
of zij terug kunnen. Naar alle waarschijnlijkheid besluit de EU vandaag om de Schengen-zone
voor 30 dagen te sluiten voor niet-EU-burgers. Het vliegverkeer van, naar en binnen
de EU valt voor een zeer groot deel stil. Hierdoor zitten veel Nederlanders en andere
EU-burgers die zich buiten de EU-bevinden in grote problemen. In veel gevallen weten
zij niet of er nog vluchten gaan en zo ja, wanneer. In sommige gevallen zitten zij
in landen waar communicatie lastig is, waar vervoer lastig is, waar de informatievoorziening
ondermaats is en waar de gezondheidszorg gebrekkig is. De Franse regering heeft tegen
Franse burgers gezegd dat zij naar de Franse ambassade kunnen om gerepatrieerd te
worden.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het kabinet zich zo veel mogelijk
moet inspannen om Nederlanders die naar Nederland terug willen komen hierin te ondersteunen.
Deze leden stellen voor dat dit in EU-verband gezamenlijk wordt gedaan, om zo veel
mogelijk EU-burgers zo snel mogelijk te repatriëren. Zij vragen de Minister om met
andere EU-landen te inventariseren of gezamenlijk repatriëringsvluchten mogelijk zijn.
Is de Minister bereid te inventariseren of de EU hiervoor het Union Civil Protection Mechanism in werking wil stellen, zoals ook gebeurd is tijdens de repatriëringsvluchten vanuit
Wuhan. Is het kabinet bereid indien nodig hier regeringsvliegtuigen of defensie-vliegtuigen
voor in te zetten?
Antwoord van Kabinet
Het ondersteunen van de terugkeer van burgers van EU-lidstaten is onderdeel van consulaire
bijstand en als zodanig een verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten. Daarbij
wordt vanzelfsprekend zoveel mogelijk samenwerking gezocht tussen de lidstaten en
capaciteit op repatriëringsvluchten waar mogelijk gedeeld. Bij gecoördineerde inzet
van transportmiddelen die ten gunste komen van burgers van meerdere lidstaten, ondersteunt
de Europese Commissie die inzet met de mogelijkheid van co-financiering onder het
Union Civil Protection Mechanism (UCPM). Dergelijke inzet dient echter door een lidstaat te worden geactiveerd. Voor
het verkrijgen van (transport-)middelen om tot evacuatie over te gaan is de Unie ook
afhankelijk van de bijdragen van individuele lidstaten. De luchtvaartmaatschappijen
werken waar nodig samen met het ministerie om uitzonderingen op in- en uitreisverboden
en vertrek mogelijk te maken. Er wordt wel nauw samengewerkt met reisorganisaties
en vliegtuigmaatschappijen die extra vluchten inzetten. BZ pleegt daarbij indien nodig
diplomatieke inzet om bij de lokale autoriteiten dispensatie te verkrijgen gezien
geldende vlieg- en in- en uitreisverboden. Vaak gebeurt dit ook in EU-verband.
Vraag 6
Welke capaciteit zou daarmee bereikt kunnen worden? Op welke termijn zouden dergelijke
repatriëringsmissies opgestart kunnen worden?
Antwoord van Kabinet
De lidstaten zetten eventuele (commerciële) repatriëringsvluchten, al dan niet met
steun van de Unie (UCPM), in op die gebieden waar de nood van hun burgers het grootst
is. In die derde landen waar belangen van meerdere lidstaten samenvallen, wordt gezamenlijk
opgetreden richting lokale autoriteiten en wordt capaciteit van die vluchten in de
regel, zowel lokaal, als centraal via de hoofdsteden en online beschikbaar gesteld
aan burgers van andere lidstaten.
Vraag 7
En heeft Nederland de capaciteit om dit zelfstandig te doen, mocht dit in EU-verband
niet haalbaar zijn? Heeft het kabinet al een beeld van het aantal Nederlanders dat
in de problemen is geraakt en door de ontstane situatie niet terug naar huis kunnen
komen?
Antwoord van Kabinet
De gevolgen van COVID-19 raken tienduizenden Nederlanders die in het buitenland op
reis. De reisorganisaties hebben het beste zicht op de aantallen reizigers die zij
in het buitenland hebben zitten en de capaciteit om dit uit te voeren.
De luchtvaartmaatschappijen werken waar nodig samen met ambassades om uitzonderingen
op in- en uitreisverboden en vertrek mogelijk te maken.
Vraag 8
De leden van de GroenLinks-fractie merken met grote zorgen de grootschalige impact
van COVID-19 op de rest van de wereld op. Deze leden merken op dat zeker in deze tijden
consulaire dienstverlening van groot belang is. Wat wordt gedaan om Nederlanders in
het buitenland te ondersteunen met terugkeer, en wat is het beleid voor wat betreft
ambassadepersoneel en hun families?
Antwoord van Kabinet
Het Nederlandse netwerk van ambassades en consulaten en het Ministerie van Buitenlandse
Zaken blijven 24 uur per dag klaar staan om zo goed mogelijk consulaire bijstand te
bieden, binnen de grenzen van datgene wat praktisch uitvoerbaar is in de huidige omstandigheden.
De ontwikkelingen rond COVID-19 zullen in voorkomend geval er evenwel toe leiden dat
de mogelijkheden om consulaire bijstand te verlenen beperkter zijn dan onder normale
omstandigheden. Voor de impact op de dienstverlening verwijst het kabinet graag naar
de brief aan uw Kamer van 16 maart 2020.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken benut alle beschikbare kanalen om Nederlanders
te informeren over de gevolgen in het buitenland van COVID-19 voor onder meer de (volks-)
gezondheid, reisrechten, reisbeperkingen en reisverzekeringen. De Nederlandse overheid
wijst Nederlandse reizigers sinds de invoering van beperkende maatregelen door andere
overheden die vertrek uit een land bemoeilijken op het belang om de afweging te maken
of hun reis naar of verblijf in het buitenland noodzakelijk is. De luchtvaartmaatschappijen
werken waar nodig samen met ambassades om uitzonderingen op in- en uitreisverboden
en vertrek mogelijk te maken.
Conform de Arbowet en vanuit goed werkgeverschap zijn er meteen heldere instructies
naar alle posten gegaan t.a.v. te nemen maatregelen: hygiëne, afstand houden, schoonmaak
etc. Met de posten is zeer regelmatig contact over de situatie in hun land en daar
waar specifieke mensen risico lopen, worden ook specifieke maatregelen genomen. Conform
de instructies van de rijksoverheid, op basis van de kennis en adviezen van onder
meer het RIVM, werkt het ministerie waar mogelijk vanuit huis, in ploegendiensten
en met inachtneming van de regels die in Nederland en/of op de standplaats van kracht
zijn. Dit geldt zowel voor uitgezonden als voor lokale medewerkers. Tevens is geïnventariseerd
waar mensen zitten die mogelijk kwetsbaar zijn voor een ernstig verloop van een corona-infectie;
vooral daar waar de gezondheidszorg, waar de medewerkers en hun familie dan afhankelijk
van zouden zijn, mogelijk ontoereikend is. Deze mensen worden ten sterkste aangespoord
en in sommige situaties verplicht om terug te keren naar Nederland.
Vraag 9
Is het kabinet van mening dat het nu niet beter zou zijn om een algeheel «oranje»
reisadvies te geven voor de hele wereld, waarbij noodzakelijke reizen wel doorgang
vinden, maar waarbij mensen niet naar regio’s reizen waar nog geen COVID-19 is gesignaleerd,
maar waar dat mogelijk in de toekomst wel het geval gaat zijn?
Antwoord van Kabinet
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken adviseert alle Nederlanders vanaf 17 maart 2020
om de komende periode niet meer naar het buitenland te reizen tenzij strikt noodzakelijk.
In de BZ-reisadviezen zijn daarmee de kaarten van alle landen op «oranje» gezet, met
uitzondering van die landen waar al een negatief (rood) reisadvies gold.
Vraag 10
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe Afrika in bredere zin is voorbereid
op COVID-19, en welke hulp Nederland en de Europese Unie hierbij kunnen bieden.
Antwoord van Kabinet
In de meeste Afrikaanse landen is de gezondheidszorg gebrekkig en slecht toegerust
om een pandemie zoals COVID-19 te bestrijden. Vanwege de uitbraak van het Coronavirus
is door de World Health Organisation (WHO) een Global Preparedness and Response Plan opgesteld. In alle Afrikaanse landen worden vervolgens met ondersteuning van de WHO
nationale voorbereidings- en noodplannen ontwikkeld en zijn COVID-19-aanspreekpunten aangesteld. De WHO maakt een inschatting van het risico van verschillende landen
en daarmee hun prioriteit in financiële ondersteuning. Tevens is een online landenplatform
ontwikkeld, waar landen hun noodplannen kunnen delen en waar donoren vervolgens kunnen
aangeven wat ze ondersteunen. Op deze manier wordt gepoogd duplicatie zo veel mogelijk
tegen te gaan. Minister Kaag heeft een extra bijdrage van 4 miljoen euro toegezegd
aan de WHO, bestemd voor landen waar de gezondheidssystemen niet sterk zijn.
Nederland draagt daarnaast bij aan de internationale COVID-aanpak door een ophoging
van onze bijdrage aan het Contingency Fund for Emergencies van 1 tot 2 miljoen euro voor 2020. Verder is er uit de blokallocatie 800.000 euro
gegeven aan de oproep van de Internationale Rode Kruis Federatie via het Nederlandse
Rode Kruis. Nederland draagt reeds bij aan OCHA’s Central Emergency Response Fund
en het Global Fund for Aids, TB and Malaria (met 4 miljard euro per jaar de grootste
investeerder in gezondheidssystemen in de minste ontwikkelde landen en lagere middeninkomenslanden).
Deze heeft inmiddels aangegeven flexibel om te gaan met verzoeken voor versterking
van basisgezondheidszorg.
Daarnaast draagt Nederland met reeds gecommitteerde middelen bij aan de programma’s
die nu onder andere bij de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds worden
ontwikkeld om Afrikaanse landen te ondersteunen een crisis het hoofd te bieden. De
IFI’s staan ook op de middellange termijn klaar om waar nodig hulp te bieden.
De Europese Commissie draagt vanuit haar noodhulpreserve EUR 30 miljoen bij aan de
wereldwijde COVID-19 response van de WHO. Via het EU Civil Protection Mechanism (EUCPM,
coördinerende platform van de EU voor noodhulp zowel binnen als buiten de Unie) zijn
in het kader van Covid-19 (nog) geen hulpvragen van Afrikaanse landen ontvangen. Nederland
kan niet op hulpvragen via dit mechanisme ingaan omdat er geen surplusvoorraad is
en medische hulpmiddelen op dit moment voor gebruik in Nederland nodig zijn.
Vraag 11
Ten aanzien van de uitbraak van het coronavirus vragen de leden van de SP-fractie
de Minister op welke wijze er in EU-verband en daarbuiten internationaal samen wordt
gewerkt met betrekking tot de aanpak van het coronavirus. Is er bijvoorbeeld bijstand
verleend aan Italië, dat hard getroffen is door het virus, of wellicht aan andere
landen, ook buiten de EU, die ook hard geraakt worden? Kan de Minister inzicht geven
in deze samenwerking en bijstandverlening?
Antwoord van Kabinet
Nederland vindt het van belang om in Europees verband samen te werken om deze crisis
het hoofd te bieden. Deze samenwerking verloopt hoofdzakelijk langs drie pijlers:
gezondheid, economie en mobiliteit. Op alle drie de terreinen heeft de Commissie initiatieven
genomen.
Op gezondheidsterrein overlegt Minister Bruins intensief met zijn collega’s bijv.
over het afstemmen van maatregelen. Nederland is voorstander van afstemming waar mogelijk
maar maatwerk moet mogelijk blijven gezien verschillende epidemiologische fases, verschillende
gezondheidszorgstelsels en verschillende economische situaties van individuele lidstaten.
Ook wordt er gesproken over de beschikbaarheid van medische hulpmiddelen. Op EU niveau
zijn met name verschillende initiatieven genomen om beschikbaarheid van medische hulpmiddelen
te verzorgen en coördineren.
Op economisch vlak heeft Minister Hoekstra uitgebreid contact met zijn collega’s om
zowel ervaringen en informatie over nationale maatregelen uit te wisselen als om tot
een gecoördineerde beleidsreactie over te gaan zoals bijvoorbeeld getoond met de verklaring
van de Eurogroep uitgebracht op 16 maart jl. Een overzicht van EU maatregelen om economische
impact te beperken kwam u toe via de Kamerbrief Noodpakket Banen en Economie en de
daarbij verzonden bijlage 1 over Internationale en Europese maatregelen.
En op het terrein van de grenzen en mobiliteit zijn meerdere initiatieven genomen
om te zorgen dat gezondheidsrisico’s worden beperkt terwijl de interne markt voor
goederen en in het bijzonder ook voor levensmiddelen en medicijnen zo goed mogelijk
blijft functioneren. Om de verspreiding van het virus zo goed mogelijk tegen te gaan
heeft de Commissie een voorstel gedaan voor een
inreisverbod op niet-essentiële reizen naar Europa
voor 30 dagen (COM (2020) 115). Door de
Europese Raad is hier op 17 maart mee ingestemd. Daarnaast is het voor het kabinet van belang dat de goederenstroom zo veel mogelijk
ongehinderd blijft i.v.m. voorzieningszekerheid van levensmiddelen, medicijnen en
medische hulpmiddelen. Daarom moeten maatregelen van de Commissie en/of lidstaten
het transport zo min mogelijk belemmeren. Onderlinge coördinatie en afstemming op
EU-niveau is hiervoor van belang.
Vraag 12
Hoe ziet internationale solidariteit eruit? Welke internationale inspanningen zijn
er om te komen tot een vaccin tegen het virus? Deelt de Minister de mening van de
leden van de SP-fractie dat dit ter beschikking gesteld zou moeten worden via de Wereldgezondheidsorganisatie
aan alle landen en mensen, kosteloos?
Antwoord van Kabinet
Er wordt hard gewerkt aan een vaccin tegen het nieuwe coronavirus in laboratoria in
verschillende landen. Het kabinet stelt extramiddelen voor COVID-19-vaccin onderzoek
beschikbaar. Ook worden er in Europees verband investeringen gedaan om onderzoek naar
het virus mogelijk te maken, onder andere op het terrein van het ontwikkelen van een
vaccin. Hier wordt hard aan gewerkt. Maar het ontwikkelen en testen op veiligheid
en werkzaamheid zal de nodige tijd kosten. Het Europees Geneesmiddelen Agentschap
(EMA) en het netwerk van Europese geneesmiddelenautoriteiten, waaronder het Nederlandse
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), bereiden zich met een aantal maatregelen
voor om ondersteuning te kunnen geven bij de ontwikkeling van een vaccin of medicijn
tegen het COVID-19 virus. Medicijnontwikkelaars die werken aan effectieve maatregelen
om het virus te bestrijden of om verdere verspreiding te voorkomen, kunnen via het
EMA en nationale medicijnautoriteiten ondersteuning krijgen bij een versneld ontwikkelingstraject.
Universele toegang tot COVID-19 vaccins zal het doel zijn. De vraag of en hoe de Wereldgezondheidsorganisatie
hierin een rol zou moeten spelen is nu nog niet te beantwoorden.
Vraag 13
De leden van de SP-fractie hebben voorts kennisgenomen van berichten uit Iran dat
de illegale, eenzijdige sancties van de VS tegen Iran de aanpak van het coronavirus
in dat land ernstig belemmeren. Dit komt vooral omdat broodnodige medicijnen niet
geïmporteerd kunnen worden. De leden van de SP-fractie vragen hierop een reactie van
de Minister. Erkent de Minister de sanctie-gerelateerde problemen in Iran? Is hij
bereid er bij de Verenigde Staten op aan te dringen, bij voorkeur in EU-verband, dat
de sancties, die levering van medische zaken in de weg staan, in ieder geval tijdelijk
worden opgeschort? Zo nee, waarom niet? Kan de EU, via beschikbare kanalen als het
instrument INSTEX, wellicht zelf meer doen in de richting van Iran?
Antwoord van Kabinet
De verspreiding van het COVID-19 virus heeft Iran zeer zwaar getroffen. Nederland
heeft in EU verband de activering van het Union Civil Protection Mechanism door Iran
verwelkomd evenals de levering in de afgelopen weken van humanitaire hulpgoederen/steun
door de Europese Commissie en enkele Lidstaten. Nederland heeft in hoogambtelijke
contacten met de Iraanse ambassade in Nederland zijn medeleven betuigd met de slachtoffers
van het virus in Iran en aangegeven (ongeoormerkte) humanitaire fondsen ter bestrijding
van het COVID-19 virus ter beschikking te hebben gesteld via de WHO, Rode Kruis en
het Contingency Fund for Emergencies van de VN. Onlangs heeft Minister Kaag een extra
bijdrage van 4 miljoen euro toegezegd aan het WHO, bestemd voor landen waar de gezondheidssystemen
niet sterk zijn. De WHO is met een team aanwezig in Iran en adviseert de autoriteiten
over de te nemen maatregelen. De executive director van de WHO heeft op 17 maart contact
gehad met de VS om, in het licht van de ernst van de corona uitbraak, te onderzoeken
welke mogelijkheden er zijn voor financieel verkeer en levering van medische goederen
aan Iran.
Nederland houdt als aandeelhouder van INSTEX de operationalisering van INSTEX nauwlettend
in de gaten. Voorts is kennis genomen van de instelling door de VS en Zwitserland
op 27 februari jl. van een zgn. Swiss Humanitarian Trade Arrangement (SHTA) dat de
handel naar Iran in zgn humanitaire goederen waaronder medicijnen, medische apparatuur
en voedsel mogelijk maakt. Humanitaire donaties zijn volgens de VS (OFAC guidance)
ook uitgezonderd van de Amerikaanse sancties op Iran. Zoals eerder aangegeven betreurt
Nederland het besluit van de VS om het JCPOA te verlaten en de eigen sancties opnieuw
in te voeren.
Vraag 14
Het lijkt leden van de PvdA-fractie evident dat tijdens de RBZ de verspreiding van
COVID-19 en de internationale gevolgen daarvan nog ter sprake komen. Immers, ook internationaal
speelt de uitwisseling van informatie betreffende de verspreiding van het virus en
de (gevolgen van de) getroffen maatregelen. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor
de mobiliteit tussen de EU en overige landen?
Antwoord van Kabinet
Veel landen nemen ingrijpende maatregelen om de verdere verspreiding van het coronavirus
tegen te gaan. Nieuwe maatregelen zijn niet uit te sluiten en de situatie kan snel
veranderen. Deze maatregelen hebben vergaande consequenties voor reizigers. Het Ministerie
van Buitenlandse Zaken adviseert alle Nederlanders vanaf nu om de komende periode
niet meer naar het buitenland te reizen, tenzij strikt noodzakelijk. Dat is niet vanwege
gezondheidsaspecten maar vanwege de impact die overheidsmaatregelen kunnen hebben
voor Nederlandse reizigers. Vakantiereizen naar het buitenland worden hiermee afgeraden.
Voor de reisadviezen betekent dit dat voor alle landen vanaf nu minimaal oranje geldt:
alleen reizen als strikt noodzakelijk.
Om de verspreiding van het virus zo goed mogelijk tegen te gaan, heeft de Commissie
een voorstel gedaan voor een
inreisverbod op niet-essentiële reizen naar Europa voor 30 dagen (COM (2020) 115). De
Europese Raad heeft hier op 17 maart mee ingestemd. Het inreisverbod geldt voor alle EU-lidstaten, het Schengengebied en mogelijk ook
het VK gedurende 30 dagen.
Tot slot is het voor het kabinet van belang dat de goederenstroom zo veel mogelijk
ongehinderd blijft i.v.m. voorzieningszekerheid van levensmiddelen, Daarom moeten
maatregelen van de Commissie en/of lidstaten het transport zo min mogelijk belemmeren.
Onderlinge coördinatie en afstemming op EU-niveau is hiervoor van belang.
Vraag 15
Hoe zit het de beschikbaarheid van medische hulpmiddelen wereldwijd en alle overige
zaken die niet alleen de EU aangaan, maar zeker ook de relatie van de EU met andere
landen, zoals bijvoorbeeld Iran, India en de Verenigde Staten? Wat is hierbij de inzet
van Nederland? Ook zijn internationaal veel bijeenkomsten opgeschort, zoals bijvoorbeeld
de VN-Mensenrechtenraad. Op welke wijze ziet u dat deze overleggen vorm gaan krijgen?
Antwoord van Kabinet
De World Health Organisation (WHO) coördineert de beschikbaarheid van medische hulpmiddelen wereldwijd door samenwerking
met overheden, fabrikanten en de Pandemic Supply Chain Network. Volgens schattingen van de WHO zijn er maandelijks 89 miljoen maskers, 76 miljoen
handschoenen en 1.6 miljoen veiligheidsbrillen nodig. Om hieraan te voldoen moet de
productie met 40% omhoog, zo waarschuwde de WHO op 3 maart. Inmiddels zijn enkele
fabrieken in China weer opgestart. Sinds het begin van de pandemie heeft de WHO meer
dan 584.000 chirurgische maskers, 47.000 N95 maskers, 620.000 handschoenen, 72.000
schorten en 11.000 veiligheidsbrillen geleverd aan 57 landen waaronder Iran.
Nederland produceert geen Personal Protection Equipment (PPE) en is dus afhankelijk van de internationale handel om aan de vraag te voldoen.
In EU-verband heeft Nederland (o.a. samen met België en Luxemburg) daarom gepleit
om geen exportbelemmeringen in te stellen (zoals enkele lidstaten hebben gedaan).
Als gevolg hiervan heeft Duitsland 500.000 maskers beschikbaar gesteld aan Nederland.
Door reisbeperkingen worden veel internationale bijeenkomsten voorlopig digitaal georganiseerd,
in een aantal gevallen moeten deze worden uitgesteld. De 43e zitting van de VN-Mensenrechtenraad is op 13 maart vroegtijdig beëindigd. Besluitvorming
over de resoluties vindt plaats bij hervatting van de zitting. Wanneer dit zal zijn
is op dit moment nog niet bekend.
Venezuela
Vraag 16
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang van de gesprekken
van Speciaal Adviseur Enrique Iglesias over Venezuela. Nu het bezoek aan Venezuela
met als doel het vinden van ruimte voor een onderhandelde oplossing geen doorgang
kan vinden, vragen de VVD-leden hoe de Minister denkt dat de voortgang van het proces
zo goed mogelijk gewaarborgd kan worden.
Antwoord van Kabinet
Venezuela zal de komende tijd door COVID-19 grotendeels op slot zitten. Het land heeft
inreisbeperkingen opgelegd en nationale quarantaine maatregelen afgekondigd. Het is
niet duidelijk hoe lang deze maatregelen van kracht zullen zijn. Hierdoor is op dit
moment de ruimte beperkt voor een onderhandelde oplossing tussen partijen al dan niet
gefaciliteerd door een derde partij. Zodra de mogelijkheid er is, zal Speciaal Adviseur
Iglesias alsnog naar Venezuela afreizen.
Nederland blijft inzetten op een politieke oplossing. In de komende periode hecht
Nederland eraan dat de internationale gemeenschap de ontwikkelingen in het land nauwgezet
blijft volgen en zich uitspreekt indien de situatie verslechtert. Tijdens de Raad
Buitenlandse Zaken van 23 maart aanstaande zal mogelijk verder gesproken worden over
de rol die de EU en de Internationale Contactgroep hierin kan spelen. Naast agendering
in de EU zal Nederland ook bilateraal nauw contact onderhouden met gelijkgezinde landen
uit de regio, alsmede de initiatieven die bijvoorbeeld de Lima Groep onderneemt.
Sahel
Vraag 17
De leden van de CDA-fractie delen de zorgen over de snel verslechterende veiligheidssituatie
in de Sahel. Deze dreigt bovendien steeds meer over te slaan naar de West-Afrikaanse
kustlanden. Het is een goede zaak dat de Europese Commissie besloten heeft de bestaande
Sahelstrategie uit 2011 te herzien. Wanneer verwacht de Minister dat deze in de RBZ
besproken gaat worden?
Antwoord van Kabinet
In de oorspronkelijke tijdsplanning is voorzien dat de Raad Buitenlandse Zaken de
nieuwe Sahelstrategie nog voor het zomerreces zal aannemen. Tegen de achtergrond van
de maatregelen die worden genomen om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan, moet
worden bezien of dit tijdspad nog steeds realistisch is. Op 18 maart jongstleden besloot
de voorzitter van de Europese Raad Michel de EU-G5-Saheltop uit te stellen. Deze was
voorzien op 26 maart aanstaande, en marge van de Europese Raad.
Vraag 18
De leden van de CDA-fractie maken zich ernstig zorgen over de opmars van de radicale
islam in de Sahelregio, die gepaard gaat met geweld en terreur tegen onder meer christenen.
Is de Minister bereid dit te adresseren? Is hij ook bereid expliciet aandacht te vragen
voor de christenvervolging in de Sahelregio? Zo nee, waarom niet?
Antwoord van Kabinet
In verschillende landen in Afrika, waaronder in de Sahelregio, verslechtert de mensenrechtensituatie
en neemt het aantal slachtoffers van (extremistisch) geweld toe, zowel onder christenen
als moslims. Het kabinet maakt zich zorgen over deze trend en steunt daarom in verschillende
delen van Afrika, waaronder in Oost-Afrika, de Hoorn en de Sahel, programma’s die
tot doel hebben de mensenrechtensituatie te verbeteren, interreligieuze dialoog te
bevorderen en gewelddadig extremisme tegen te gaan en waar mogelijk te voorkomen.
Het kabinet zet ook in op capaciteitsversterking van Sahellanden om hun eigen veiligheid
op legitieme wijze te kunnen waarborgen, zonder sektarische tegenstellingen te vergroten.
Daarom ondersteunt Nederland naast de operationalisering van de G5-troepenmacht ook
de ontwikkeling van het mensenrechtenkader van deze troepen. Bovendien zet het kabinet
in op het wegnemen van de voedingsbodem voor spanningen door in te zetten op de verbetering
van de toegang tot recht, perspectief voor de jeugd en basisdiensten als waterbeheer.
Het kabinet bespreekt het toenemende extremistisch geweld ook op politiek niveau met
de leiders van de Sahelregio. Daarnaast zal het kabinet in het kader van het Nederlandse
lidmaatschap van de Mensenrechtenraad nadrukkelijk aandacht besteden aan de vrijheid
van religie en levensovertuiging.
Vraag 19
De leden van de GroenLinks-fractie nemen met zorg kennis van de snel verslechterde
situatie in de Sahel. De Minister schrijft dat de verslechterende veiligheidssituatie
over dreigt te slaan naar West-Afrikaanse kustlanden. Om welke landen gaat het dan
specifiek en wat wordt ondernomen om dit scenario te vermijden?
Antwoord van Kabinet
De verslechterende veiligheidssituatie in de Sahel dreigt met name over te slaan naar
West-Afrikaanse kustlanden als Nigeria, Ivoorkust, Ghana, Togo en Benin. Nederlandse
ambassades in de regio houden ontwikkelingen op het gebied van veiligheid scherp in
de gaten. De veiligheidssituatie in het noorden van Nigeria is slecht en gewelddadige
extremistische groeperingen (al dan niet gelieerd aan ISIS en Al-Qaida) winnen in
delen van West-Afrika aan kracht.
Via UNDP financiert Nederlandprogramma’s in Ghana, Togo en Benin, gericht op regionale
samenwerking en het ontwikkelen van inclusieve nationale strategieën voor het voorkomen
van gewelddadig extremisme. Ook gaf het kabinet recent de opdracht tot een studie
naar de veiligheidssituatie in genoemde kustlanden. De studie wordt verricht in nauwe
samenwerking met de regionale organisatie ECOWAS en moet niet alleen beter inzicht
geven in de veiligheidssituatie maar ook handelingsperspectief bieden voor lokale
overheden en organisaties, eventueel met ondersteuning van Nederland en andere donoren.
Vraag 20
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister hierbij ook hoe, gezien de impact
van COVID-19 op de consulaire diensten in het buitenland, de voorgestelde kabinetsinzet
op het gebied van veiligheid, vrouwenrechten, het tegengaan van straffeloosheid, ondersteuning
maatschappelijk middenveld en klimaatverandering uitgevoerd gaan worden. Welke beperkingen
komen hierbij kijken en wat zijn de eerste prioriteiten, ook gezien de voorgenomen
upgrade van diverse ambassadeposten in de Sahel? Deze leden spreken de wens uit dat
de Nederlandse medewerkers overal ter wereld, en dus ook in de Sahel, met de grootst
mogelijke veiligheid een bijdrage kunnen leveren aan de genoemde belangrijke onderwerpen.
Zij vragen de Minister of er nog aanvullende maatregelen nodig zijn om dit te bewerkstelligen.
Antwoord van Kabinet
Het is op dit moment nog te vroeg om te overzien wat de gevolgen van de COVID-19 pandemie
zullen zijn. Het staat buiten kijf dat de COVID-19 pandemie een impact zal hebben
op de kabinetsinzet in de Sahel en op de werkzaamheden van de ambassades en hun medewerkers
in de regio. Daarbij staan de gezondheid en veiligheid van de medewerkers voorop.
Vraag 21
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af of de genoemde EU-G5-Saheltop
op 26 maart aanstaande doorgaat, eventueel via een online conferentie. Welke urgente
interventies in de meest fragiele regio’s is het kabinet van plan om te benadrukken
bij de geplande Saheltop? Kan de Minister daarbij schetsen hoe de beschreven «coherentie
van Europese inzet» eruitziet en wat daar nog aan verbeterd kan worden?
Antwoord van Kabinet
Op 18 maart jongstleden heeft de voorzitter van de Europese Raad Michel in verband
met de ontwikkelingen omtrent COVID-19 besloten de EU-G5-Saheltop uit te stellen.
Er wordt op korte termijn besloten over een nieuwe datum voor de top.
Het kabinet benadrukt het belang van het pakket van urgente interventies dat de Europese
Commissie eind 2018 ontwikkelde voor de meest fragiele grensregio’s in de Sahel. Deze
interventies zijn gericht op (1) het verbeteren van publieke diensten, vooral water
en sanitaire voorzieningen; (2) het verbeteren van de voedselzekerheid; en (3) investeren
in sociale cohesie en verzoening op lokaal niveau. Het kabinet draagt ook financieel
bij aan deze interventies. In de grensregio tussen Mali en Niger financiert Nederland
bijvoorbeeld samen met Denemarken, Luxemburg en de Europese Commissie een omvangrijk
noodprogramma dat gericht is op het verbeteren van de toegang tot water en sanitaire
voorzieningen. Daarnaast zijn investeringen gericht op versterkt grensbeheer en is
het van groot belang dat de humanitaire noden worden geadresseerd. Nederland zal evenals
de EU, Duitsland, Frankrijk, het VK en Zwitserland een bijdrage leveren aan de Regional Stabilisation Facility van UNDP in de Tsjaadmeerregio om op gecoördineerde wijze te werken aan stabiliteit
in dit gebied.
Recent hebben de G5-Sahel landen en Frankrijk de internationale coalitie voor de Sahel
gepresenteerd. Deze coalitie biedt een raamwerk om de internationale steun voor en
de behoeften vanuit de regio, zowel op het gebied van veiligheid als ontwikkeling,
beter op elkaar af te stemmen. De EU zal bij de verdere uitwerking van de coalitie
een belangrijke coördinerende rol op zich nemen. Dit bevordert de coherentie van de
Europese inzet in de Sahel. De Nederlandse inzet in de Sahel wordt nadrukkelijk vormgegeven
in aansluiting op dit bredere kader. Het is daarbij belangrijk dat zowel de EU als
betrokken lidstaten en landen in de regio goed kijken naar overlap en complementariteit
in de interventies. Via intensievere samenwerking kan de effectiviteit en impact van
de gezamenlijke steun worden vergroot.
Vraag 22
Is er ook al meer bekendheid over de eventuele inzet van de EU Battle Groups in de Sahel?
Antwoord van Kabinet
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 17 februari jongstleden heb ik Hoge Vertegenwoordiger
Borrell aangemoedigd om te bezien of de EU Battlegroups (EUBG) kunnen worden ingezet, met inachtneming van bestaande parameters en procedures.
Hierbij moet worden opgemerkt dat de inzet, zowel in de Sahel als elders, in lijn
dient te zijn met het concept van de EUBG. De EUBG is een snelle reactiemacht die
30 tot 120 dagen inzetbaar is. Het gaat dan ook niet om structurele en langdurige
inzet. Daarnaast spelen operationele overwegingen een rol: de samenstelling en uitrusting
van de EUBG – die elke zes maanden wijzigt – moet geschikt zijn voor de voorgenomen
inzet. Ook financiële afwegingen (de kosten voor inzet zijn grotendeels voor rekening
van de landen die op dat moment de EUBG vullen) spelen een rol. Voor een uitgebreider
antwoord betreffende de inzet van de EU Battlegroups verwijs ik graag naar de beantwoording
van de Kamervragen van leden Sjoerdsma en Belhaj die uw Kamer op 17 maart jl. toekwamen
(Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr.
2126
).
Vraag 23
Deze leden zijn blij dat er in Brussel afspraken zijn gemaakt over een nieuw mandaat
van de European Union Training Mission (EUTM). Kan het kabinet meer duidelijkheid geven over de inhoud van het herziene
mandaat van EUTM en welke wijzigingen hierin zijn doorgevoerd? Wat betekent het nieuwe
mandaat voor de omvang van de missie en voor de Nederlandse bijdrage?
Antwoord van Kabinet
Met het voorziene nieuwe mandaat van de Europese trainingsmissie EUTM Mali komt er
binnen de missie meer aandacht voor het uitvoeren van taken op een decentrale wijze.
Hiermee wordt bedoeld dat de Europese trainers de Malinese strijdkrachten niet alleen
op centraal niveau van training en advies zullen voorzien maar ook lokaal op lagere
niveaus. Op deze manier wil EUTM Mali haar effectiviteit vergroten. Bij deze nieuwe
aanpak wordt voorlopig prioriteit gegeven aan Centraal-Mali. Daarnaast kan de EUTM
missie met het nieuwe mandaat ook trainings- en adviesactiviteiten in Burkina Faso
en Niger uitvoeren. Dit komt tegemoet aan de behoeften van de G5-landen en stelt de
missie in staat om beter in te spelen op de veiligheidsuitdagingen in de regio. Hoge
Vertegenwoordiger Borrell streeft naar aanname van het nieuwe mandaat van EUTM Mali
tijdens deze Raad.
Lidstaten bespreken momenteel de benodigde omvang van de missie onder het nieuwe mandaat.
Nederland is betrokken bij het proces van force sensing in Brussel, waarin lidstaten
aangeven welke capaciteiten zij kunnen leveren. Nederland heeft momenteel een mandaat
van vijf militairen voor EUTM Mali. Op dit moment zijn er drie Nederlandse militairen
binnen EUTM Mali actief. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden om het mandaat verder
te vullen.
Vraag 24
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de Kamerbrief
met kabinetsinzet voor de Sahel en ook de inzet van Nederland in de EU (ontvangen
op 17 maart 2020). Het is goed om te vernemen dat Nederland een actieve rol op zich
neemt bij de herziening van de Sahelstrategie uit 2011 evenals de aandacht voor de
samenwerking met de buurlanden van Mali ten behoeve van de implementatie van het huidige
VN-sanctieregime Mali. De situatie in de Sahelregio baart zorgen en zeker ook de mate
waarin mensen hun heil zoeken in relatief veiliger landen. Dit brengt ook weer problemen
met zich en vooral ook zorgen voor de betreffende West-Afrikaanse landen, zowel voor
de inwoners als de mensen die op zoek zijn naar veiligheid. Zal de Minister dit ook
meenemen in de gesprekken over de veiligheidssituatie in de Sahel, de gevolgen van
de verslechterende situatie in de Sahel voor de West-Afrikaanse kustlanden?
Antwoord van Kabinet
De gevolgen van de verslechterende veiligheidssituatie van de Sahel voor de West-Afrikaanse
kustlanden is een belangrijk onderwerp van gesprek in de bilaterale overleggen met
internationale partners, EU-lidstaten en Afrikaanse partners. Zo sprak de Minister
van Buitenlandse Zaken op 3 februari jl. met zijn Zuid-Afrikaanse counterpart onder
andere over de veiligheidssituatie in de Sahelregio en West-Afrika. De Afrikaanse
Unie, waarvan Zuid-Afrika sinds 10 februari jl. voorzitter is, kondigde eind februari
aan 3000 militairen in de Sahel in te willen zetten.
Daarnaast heeft Nederland de afgelopen maanden in EU-verband meerdere malen onderstreept
dat de inspanningen van de EU zich meer op de West-Afrikaanse kustlanden moeten richten
om verspreiding van instabiliteit vanuit de Sahel te voorkomen en tegen te gaan. Nederland
heeft de EU daarom opgeroepen de Europese samenwerking met ECOWAS te intensiveren.
Ook zal Nederland zich inspannen om preventieve inzet ten behoeve van de West-Afrikaanse
staten op te nemen in de herziening van de EU-Sahelstrategie.
De Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Abuja wordt versterkt met een ECOWAS-liaison
om de samenwerking kracht bij te zetten.
Vraag 25
Is de situatie in de Sahel tijdens bezoek van de Europese Commissie aan Ethiopië in
het kader van de EU-Afrika Strategie ook besproken? Is er ter sprake gekomen hoe de
Afrikaanse landen de problemen in de Sahel zien en aan welke oplossingen voor de situatie
die een groot deel van de landen direct, dan wel indirect treft, zij denken?
Antwoord van Kabinet
Tijdens de tiende AU-EU Commission to Commission vergadering op 27 februari jl. in Addis Abeba is de situatie in de Sahel besproken
in het kader van het bredere agendapunt Vrede, Veiligheid, Bestuur en Weerbaarheid.
De EU en AU Commissies benadrukten hierbij de gezamenlijke intensivering van de inzet
in de Sahel. Het belang van eigenaarschap van Afrikaanse landen bij deze inzet staat
buiten kijf. De intentie van de AU om een eigen troepenmacht in de Sahel in te zetten
is hier een voorbeeld van.
Vraag 26
De leden van de ChristenUnie-fractie zouden ten aanzien van de EUTM Mali graag willen
weten wat er precies bedoeld wordt met «meer aandacht voor het uitvoeren van decentrale,
mobiele activiteiten» en wat de Nederlandse rol daarin precies is.
Antwoord van Kabinet
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 kan EUTM Mali met het nieuwe mandaat de
taken op een meer decentrale wijze uitvoeren. Hiermee wordt bedoeld dat de Europese
trainers de Malinese strijdkrachten niet alleen op centraal niveau van training en
advies zullen voorzien, maar ook lokaal op lagere niveaus. Op deze manier wil EUTM
Mali haar effectiviteit vergroten. Het kabinet onderzoekt over de volle breedte de
mogelijkheden om het huidige mandaat te vullen.
Libië
Vraag 27
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgang van
de nieuwe operatie in de Middellandse Zee. Zij vragen hoe de Minister denkt dat de
Europese Unie kan voorkomen dat generaal Haftar voordeel heeft bij het met marineschepen
gehandhaafde wapenembargo tegen Libië, omdat hij zijn materieel over land krijgt,
terwijl de Government of National Accord grotendeels afhankelijk is van aanvoer over zee.
Antwoord van Kabinet
De Raad bereikte op 17 februari jl. een voorlopig politiek akkoord over een nieuwe
operatie met als hoofdtaak het implementeren van het VN-wapenembargo voor Libië (VNVR-resoluties
1970 en 2292). De operatie zal satellietobservatie, luchtobservatie en een maritieme
component omvatten. Het kabinet steunt de oprichting van de nieuwe operatie en acht
hierbij een gebalanceerde implementatie van het wapenembargo van essentieel belang,
waarbij het wapenembargo alle strijdende partijen in Libië gelijkelijk dient te raken.
Dit draagt het kabinet in Brussel ook actief uit. De discussies over hoe dit in de
praktijk bewerkstelligd gaat worden zijn op dit moment nog gaande.
Vraag 28
Daarnaast zouden deze leden willen weten of er al meer bekend is over de manier waarop
de Europese Unie wil voorkomen dat de missie toch migranten gaat oppikken in de Middellandse
Zee, en zo ja, wat.
Antwoord van Kabinet
De Raad bereikte op 17 februari jl. een voorlopig politiek akkoord over een nieuwe
operatie met als hoofdtaak het implementeren van het VN-wapenembargo voor Libië (VNVR-resoluties
1970 en 2292). Naast de hoofdtaak van implementatie van het wapenembargo zal de operatie
het bestrijden van georganiseerde mensensmokkel en het trainen en monitoren van de
Libische kustwacht en marine als secundaire taken krijgen. Er is in de Raad afgesproken
dat indien de nieuwe operatie leidt tot verhoging van irreguliere migratie als gevolg
van de inzet van missieschepen, de inzet van deze schepen kan worden aangepast of
stopgezet. De precieze afspraken hierover worden op dit moment nader uitgewerkt. Het
redden van drenkelingen maakt geen onderdeel uit van het mandaat maar is een verplichting
voortvloeiend uit het internationaal zeerecht.
Vraag
29
Deze leden roepen de Minister op in contact te treden met Frankrijk, dat zelf heeft
waargenomen dat Turkse marineschepen oorlogsmaterieel verscheepten in Tripoli. Is
de Minister daartoe bereid?
Antwoord van Kabinet
Zoals aan uw Kamer gemeld in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Helvert
over het bericht dat Turkije Syrische rebellen inzet in de strijd in Libië (d.d. 2 maart
2020, Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1917) heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op 15 februari jongstleden en marge van
de veiligheidsconferentie in München met de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken
gesproken over Libië. Hierbij heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het belang
van naleving van het wapenembargo voor Libië benadrukt en de wenselijkheid dat alle
partijen afzien van inmenging in het conflict. Aangezien er direct contact is geweest
met Turkije over deze zaak acht het kabinet het momenteel niet opportuun hierover
met Frankrijk in contact te treden.
Vraag
30
Hoe gaat deze operatie bijdragen aan de strijd tegen mensensmokkel? Kan dit nog wel
effectief gebeuren, gezien de reikwijdte van de missie die zich beperkt tot de oostkant
van Libië?
Antwoord van Kabinet
Over de precieze invulling van het mandaat van de missie, inclusief het operatiegebied
voor de verschillende taken, wordt op dit moment nog gesproken.
Vraag 31
Deze leden merken op dat er zorgen bestaan over een veranderende machtsbalans in het
voordeel van generaal Haftar, gezien de meeste wapenleveranties hem toekomen via het
land in plaats van via de zee. Wat is de opinie van het kabinet hierover, die de zittende
regering in Libië steunt? Zijn er mogelijkheden om de wapensmokkel via landsgrenzen
strenger te controleren?
Antwoord van Kabinet
De Raad Buitenlandse Zaken bereikte op 17 februari jl. een voorlopig politiek akkoord
over een nieuwe operatie in de Middellandse Zee met als hoofdtaak het implementeren
van het VN-wapenembargo voor Libië. De operatie zal satellietobservatie, luchtobservatie
en een maritieme component omvatten. Het kabinet steunt de oprichting van de nieuwe
operatie en acht hierbij een gebalanceerde implementatie van het wapenembargo van
essentieel belang, waarbij het wapenembargo alle strijdende partijen in Libië gelijkelijk
dient te raken. Dit draagt het kabinet in Brussel ook actief uit. De discussies over
hoe dit in de praktijk bewerkstelligd gaat worden zijn op dit moment nog gaande.
Vraag 32
Veel wapens richting Libië gaan niet via zee, waar de EU zich op richt, maar door
de lucht of over land. Hoe kan hiertegen opgetreden worden?
Antwoord van Kabinet
De Raad Buitenlandse Zaken bereikte op 17 februari jl. een voorlopig politiek akkoord
over een nieuwe operatie in de Middellandse Zee met als hoofdtaak het implementeren
van het VN-wapenembargo voor Libië. De operatie zal satellietobservatie, luchtobservatie
en een maritieme component omvatten. Het kabinet steunt de oprichting van de nieuwe
operatie en acht hierbij een gebalanceerde implementatie van het wapenembargo van
essentieel belang, waarbij het wapenembargo alle strijdende partijen in Libië gelijkelijk
dient te raken. Dit draagt het kabinet in Brussel ook actief uit. De discussies over
hoe dit in de praktijk bewerkstelligd gaat worden zijn op dit moment nog gaande.
Vraag 33
Vorige week verscheen er nog een artikel dat de Verenigde Arabische Emiraten (VAE)
sinds januari dit jaar meer dan honderd vluchten vol met wapens naar Libië heeft gestuurd.5 Dat zijn vaak wapens die de VAE eerder in Westerse landen heeft gekocht. Daarom is
een EU-wapenembargo tegen de VAE belangrijk. Kan de Minister aangeven wat hij daarvan vindt? Spant
hij zich daarvoor in?
Antwoord van Kabinet
Nederland heeft de handhaving van het wapenembargo tegen Libië verschillende keren
in Brussel geagendeerd en heeft EU-partners gevraagd extra waakzaam te zijn op het
gevaar van omleiding van militaire goederen naar Libië vanuit onder andere de Verenigde
Arabische Emiraten.
Nederland heeft momenteel een aangescherpt wapenexportbeleid ten aanzien van de Verenigde
Arabische Emiraten. Daarnaast controleert Nederland extra scherp op het risico op
omleiding naar Libië. Nederland heeft er verschillende keren voor gepleit dat de EU
als geheel een vergelijkbaar stringent beleid invoert ten aanzien van o.a. de Verenigde
Arabische Emiraten. Hiervoor was onder de lidstaten echter onvoldoende draagvlak.
Vraag 34
Verder biedt het VN-embargo kennelijk een opening aan landen om zogenaamde niet-letale
militaire steun te leveren. Is de Minister het ermee eens dat die mogelijkheid ongedaan
gemaakt moet worden? Is daar overleg over? Klopt het dat Frankrijk dergelijk «niet
letaal» militair materieel aan Libië levert? Wordt Frankrijk hierop aangesproken?
Antwoord van Kabinet
De VN Veiligheidsraadresolutie 1970 (2011) laat inderdaad de mogelijkheid om niet-dodelijke
militaire steun, die niet specifiek vallen onder het wapenembargo, te leveren aan
Libië voor uitsluitend beschermend en humanitair gebruik. Deze uitzondering is nodig
om bijvoorbeeld beschermende militaire kleding en helmen te leveren aan humanitaire
werkers. Het kabinet acht het om humanitaire redenen onwenselijk om deze mogelijkheid
ongedaan te maken. Het kabinet is bekend met de levering van «niet letale» middelen
van Frankrijk aan de Government of National Accord, waarbij het gaat om beschermende
kleding voor politie en brandweer. Het kabinet blijft zich inzetten voor een krachtig
en verenigd optreden van de EU ten aanzien van Libië, een gebalanceerde implementatie
van het wapenembargo en naleving van de Berlijn-afspraken, zowel door Europese als
regionale actoren.
Vraag 35
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het kabinet een sterke en eensgezinde
EU essentieel acht en moedigt de EU aan actief bij te dragen aan de opvolging van
«Berlijn». Maar hoe denkt het kabinet dit te realiseren? Is het niet zo dat de verdeeldheid
tussen de EU-lidstaten (onder meer Frankrijk en Italië) over de toekomst van Libië
een effectief gezamenlijk EU-optreden dwars zit? Heeft deze verdeeldheid wellicht
bijgedragen aan de rol die Rusland, Turkije en de VAE nu in Libië spelen? Welke concrete
invulling wil de Minister in vervolgtraject van «Berlijn» terugzien? Hoe actief zou
de EU in zijn visie moeten zijn en zou een eventuele fysieke aanwezigheid daar een
verschil kunnen maken?
Antwoord van Kabinet
Ontwikkelingen in Libië hebben directe gevolgen voor Europa, bijvoorbeeld op het gebied
van migratie, terrorisme en georganiseerde misdaad. Het kabinet moedigt de EU daarom
aan actief bij te dragen aan het bevorderen van stabiliteit in Libië door opvolging
te geven aan de in januari in Berlijn gemaakte afspraken. Het kabinet constateert
dat er binnen de EU sprake is van een gedeeld streven naar een stabiel en veilig Libië
maar dat de lidstaten verschillen in de aanpak. In EU-verband zet Nederland zich al
lange tijd in om deze verschillen te overbruggen ten einde een politieke oplossing
van het conflict in Libië te bevorderen. Met inzet van Nederland kwamen de EU lidstaten
eind 2019 gezamenlijke actiepunten overeen. De EU kan bijvoorbeeld een rol spelen
door het instellen van sancties tegen spoilers van het politieke proces en schendingen
van mensenrechten en humanitair recht. Ook kan de EU een rol spelen in het bevorderen
van stabiliteit, hervormen van de economie of de veiligheidssector en tenslotte ook
betere naleving van mensenrechten en internationaal humanitair recht.
Vraag 36
De leden van de PvdA-fractie constateren dat nu de vergadering van de Mensenrechtenraad
in Genève ook tot nader orde is opgeschort, dit ook betekent dat er niet gesproken
zal worden over een verantwoordingsmechanisme (Commission of Inquiry) om de mensenrechtenschendingen in Libië te onderzoeken en terug te dringen. Er werd
nog (veelbelovend) onderhandeld over een resolutie die een dergelijk mechanisme in
moest stellen. Op welke wijze zet het kabinet zich in om er alsnog voor te zorgen
dat schendingen in Libië worden onderzocht en tegengegaan?
Antwoord van Kabinet
De afgelopen weken is in Genève onderhandeld over een resolutie die de oprichting
van een onderzoeksmechanisme voor schendingen van mensenrechten en internationaal
humanitair recht in Libië mogelijk maakt. Mede dankzij Nederlandse inzet ligt er een
krachtige resolutie voor, ingediend en gesteund door de Libische autoriteiten zelf,
die, naar verwachting, zal worden aangenomen zodra de Mensenrechtenraad wordt hervat.
Het is op dit moment onduidelijk wanneer dit zal plaatsvinden.
Vraag 37
Tot slot stellen de leden van de PvdA-fractie dat het positief is dat er schepen varen,
want die hebben een reddingsverplichting. Het kabinet geeft aan dat het in de eerste
plaats gaat om de terechte handhaving van het wapenembargo. Maakt de uitvoering van
reddingsmissies ook onderdeel uit van het mandaat? Zo niet, waarom niet? Zo ja, houden
de routes die deze schepen zouden gaan varen hier dan rekening mee?
Antwoord van Kabinet
De Raad bereikte op 17 februari jl. een voorlopig politiek akkoord over een nieuwe
operatie met als hoofdtaak het implementeren van het VN-wapenembargo voor Libië (VNVR-resoluties
1970 en 2292). Naast de hoofdtaak van implementatie van het wapenembargo zal de operatie
het bestrijden van georganiseerde mensensmokkel en het trainen en monitoren van de
Libische kustwacht en marine als secundaire taken krijgen. Er is in de Raad afgesproken
dat indien de nieuwe operatie leidt tot verhoging van irreguliere migratie als gevolg
van de inzet van missieschepen, de inzet van deze schepen kan worden aangepast of
stopgezet. De precieze afspraken hierover worden op dit moment nader uitgewerkt. Het
redden van drenkelingen maakt geen onderdeel uit van het mandaat maar is een verplichting
voortvloeiend uit het internationaal zeerecht
Vraag 38
Naar aanleiding van de opmerkingen in de geannoteerde agenda hierover, zouden de leden
van de fractie van de ChristenUnie verder graag precies uitgelegd krijgen wat de overeenkomsten
en verschillen zijn tussen Operatie Sophia en de nieuwe missie die daarvoor in de
plaats komt.
Antwoord van Kabinet
De EUNAVFOR MED Operatie Sophia (waarvan het mandaat op 31 maart afloopt) en de nieuwe
operatie met betrekking tot Libië (Irene) zijn twee militaire GVDB-operaties. De kerntaak
van de EUNAVFOR MED Operatie Sophia is ontwrichting van de mensensmokkelnetwerken
in Centraal Middellandse zee. De ondersteunende taken van de Operatie Sophia zijn
het trainen en monitoren van de Libische kustwacht en marine, het leveren van een
bijdrage aan de implementatie van het VN-wapenembargo en het verzamelen van informatie over oliesmokkel. De nieuwe operatie zal
als hoofdtaak hebben het implementeren van het VN-wapenembargo voor Libië (VNVR Resolutie
1970). Naast deze hoofdtaak zal de nieuwe operatie het bestrijden van georganiseerde
mensensmokkel en het trainen van de Libische kustwacht en marine als secundaire taken
krijgen.
Midden-Oosten Vredesproces
Vraag 39
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of hij een toelichting kan geven op
wat hij precies verstaat onder een nieuwe dynamiek die het Amerikaanse plan teweeg
kan brengen. Blijft de Minister voorstander van het hanteren van de grenzen zoals
door het internationaal recht vastgesteld? En zo ja, waaruit bestaat dan de nieuwe
dynamiek? Welke risico ziet de Minister in het Amerikaanse plan? En wat zal er naast
het Amerikaanse plan nog meer worden besproken als het gaat om het Midden-Oosten Vredesproces?
Welke verwachtingen heeft de Minister nu de heer Gantz in Israël de formatie gaat
leiden?
Antwoord van Kabinet
Het conflict zit al lange tijd muurvast. Met de presentatie van de Amerikaanse plannen
is er een nieuwe dynamiek ontstaan waarbij het Midden-Oosten Vredesproces weer in
de internationale aandacht is komen te staan. Beide partijen moeten hierbij zich uitspreken
over welke uitkomst zij voor ogen hebben. Dit kan er mogelijk toe bijdragen dat zij
op een gegeven moment de weg naar de onderhandelingstafel weten te vinden. Daarbij
speelt de Israëlische formatie ook een rol, de uitkomst van deze formatie en dus het
te verwachten beleid daarvan, is nog onbekend.
Voor een kabinetsreactie op het VS-plan verwijst het kabinet naar de Kamerbrief daaromtrent
van 3 maart jl. en de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Sjoerdsma,
d.d. 17 maart jl.
De voorziene bespreking van het Midden-Oosten Vredesproces bij de Raad is komen te
vervallen vanwege de beperkingen die voortvloeien uit het besluit om deze als videoconferentie
te houden.
Turkije/Syrië
Vraag 40
Er is door de leden van de VVD-fractie met interesse kennisgenomen van het voorgenomen
standpunt dat de EU eensgezind optreedt en de druk op het Syrische regime en zijn
bondgenoten dient te verhogen om hen te bewegen tot deelname aan het politiek proces.
Hoe denkt de Minister dat het beste druk op alle betrokken partijen uitgeoefend kan
worden om het staakt het vuren in stand te houden en tot een duurzame oplossing te
komen?
Antwoord van Kabinet
Nederland speelt een actieve rol in internationale fora in Brussel, Genève en New
York, met als doel de humanitaire noden in Syrië te verlichten en duurzame vrede in
het land dichterbij te brengen. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken (d.d. 5 – 6 maart
jl.) heeft Nederland, zoals vermeld in het Verslag over deze Raad, bijvoorbeeld gesuggereerd
om per internationaal akkoord een no-fly zone voor Assads luchtmacht boven Idlib in
te stellen. In die context heeft Nederland gesuggereerd dat een no-fly zone voor Assads
luchtmacht een effectief instrument zou kunnen zijn, bij voorkeur via een VN Veiligheidsraadsmandaat.
In de conclusie is daarom opgenomen een expliciete oproep aan alle partijen om de
bescherming te garanderen voor de burgerbevolking tegen aanvallen vanuit de lucht
(zie ook het verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 5 maart
2020 en de Raad Buitenlandse Zaken van 6 maart 2020, d.d. 10 maart 2020, Kamerstuk
21 501-02, nr. 2131).
De EU kan de druk op de bij het Syrië conflict betrokken actoren vergroten door eensgezind
en actief op te treden, bijvoorbeeld door te blijven afzien van steun voor wederopbouw
zonder dat er een geloofwaardige politieke transitie in gang is gezet (conform VNVR-resolutie
2254), door de banden met het Assad regime niet aan te halen en door sancties op te
leggen.
Vraag 41
De leden van de PVV-fractie kijken met groot ongenoegen naar de toenadering die Brussel
zoekt in de richting van president Erdogan. Ook vinden deze leden dat aan het EU-Turkije-beleid
geen touw is vast te knopen. In het verslag van de vorige Raadsbijeenkomst staat dat
de EU zich op het standpunt stelt «dat de inzet van vluchtelingen als politiek wapen
onacceptabel is». Toch wordt nu weer met Erdogan gesproken, terwijl hij dat politiek
wapen nog steeds inzet en ook te kennen heeft gegeven dat hij daarmee door zal gaan
totdat hij zijn zin heeft gekregen.
Waarom wordt vandaag (17 maart 2020) dan toch weer met Erdogan/Turkije gesproken?
Hiermee geeft de EU toch toe aan de chantagepolitiek van Erdogan en het feit dat hij
migranten inzet als politiek wapen? Graag ontvangen de leden van de PVV-fractie een
nadere verklaring.
Antwoord van Kabinet
Wat het kabinet betreft dient een oplossing voor de huidige situatie in overleg met
Turkije gevonden te worden. Dat betekent dat het kabinet van Turkije verwacht dat
vluchtelingen niet voor politieke doeleinden worden ingezet en dat de humanitaire
impasse aan de Turks-Griekse grens door Turkije wordt beëindigd. Dat neemt echter
niet weg dat ook met Turkije moet worden gesproken over het in kaart brengen en oplossen
van problemen om terug te keren naar de effectieve uitvoering van de geldende EU-Turkije
verklaring. De EU laat zich dus niet chanteren, maar gaat het gesprek ook niet uit
de weg. Om tot een effectieve uitvoering van de EU-Turkije Verklaring te komen zullen
alle partijen (EU, Turkije, Griekenland) zich aan de afspraken moeten houden.
Vraag 42
De leden van de PVV hebben vernomen dat er een telefonische mini-top wordt gehouden
over de Turkijedeal.6 De NOS bericht dat aan die top president Erdogan, bondskanselier Merkel en president
Macron deelnemen. Klopt dit? Of is onze premier of Minister van Buitenlandse Zaken
ook aanwezig bij dit telefonische overleg? Kan de regering ervoor zorgen dat de Kamer
een woordelijk verslag van die top krijgt? Als geen enkele Nederlandse bewindspersoon
deelneemt aan die mini-top, heeft Nederland dan überhaupt wel iets in de melk te brokkelen
ten aanzien van de EU-Turkije-relatie? De leden van de PVV-fractie vrezen van niet
en voorzien dat Nederland straks door Erdogan, Merkel en Macron weer een rekening
door de strot geduwd krijgt voor een Turkijedeal 2.0. Een deal waar we als land geen
enkele invloed op hebben gehad, maar waar we wel aan moeten meebetalen.
Wat de leden van de PVV-fractie betreft gaat er geen cent meer naar Erdogan, buigen
we niet voor de Turkse chantagepraktijken en zetten we onze (financiële) middelen
in voor het Nederlands belang. Er mag nog geen euro aan Turkije toegezegd worden,
alleen al omdat we al onze middelen nodig hebben om Nederland overeind te houden nu
ons land en de bevolking zwaar getroffen worden door het coronavirus.
Antwoord van Kabinet
Het klopt dat er op 17 maart 2020 telefonisch overleg heeft plaatsgevonden tussen
bondskanselier Merkel, president Macron, Minister-President Johnson en president Erdogan.
Nederland was hier niet bij vertegenwoordigd en deze gesprekken vonden niet plaats
namens de EU, maar betroffen een positief initiatief van de betreffende landen om
diplomatieke kanalen open te houden. Het kabinet kan daarom geen verslag van dit overleg
met de Kamer delen.
Tijdens eerdere gesprekken van de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter
van de Europese Commissie met president Erdogan is afgesproken dat de Turkse Minister
van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu en de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie
Borrell de komende periode de implementatie van de EU-Turkije Verklaring nader in
kaart brengen om verschillen van inzicht aan het licht te brengen voor de Europese
Raad van 26 en 27 maart. In het licht van de Coronacrisis kondigde de voorzitter van
de Europese Raad Michel op 17 maart jongstleden aan dat de Europese Raad zal worden
uitgesteld en er in plaats daarvan een videoconferentie zal worden ingelast over COVID-19.
Op dit moment heeft de Europese Commissie nog geen uitkomsten van de besprekingen
tussen de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu en Hoge Vertegenwoordiger
Borrell gedeeld. Het kabinet wacht de uitkomst van deze gesprekken tussen Turkije
en de EU af. Gelet op succes van de Verklaring in onder andere het verminderen van
verdrinkingen op zee op en de blijvende migratiedruk is het van belang dat de Verklaring
ook in de toekomst wordt voortgezet. Het ligt voor de hand dat daar ook een financiële
kant aan zit. Het kabinet staat, mits Turkije zijn verplichtingen onder de Verklaring
nakomt, open voor een gesprek daarover.
Vraag 43
De leden van de CDA-fractie vragen welke mogelijke gevolgen het sluiten van de Schengen-buitengrenzen
voor reizigers van buiten de EU (i.v.m. het coronavirus) heeft voor de migratiedeal
met Turkije. Kan de Minister aangeven hoe de gesprekken tussen de EU en Turkije verlopen
om te komen tot een nieuw akkoord?
Antwoord van Kabinet
Het klopt dat er op 17 maart 2020 telefonisch overleg heeft plaatsgevonden tussen
bondskanselier Merkel, president Macron, Minister-President Johnson en president Erdogan.
Nederland was hier niet bij vertegenwoordigd en deze gesprekken vonden niet plaats
namens de EU, maar betroffen een positief initiatief van de betreffende landen om
diplomatieke kanalen open te houden. Het kabinet kan daarom geen verslag van dit overleg
met de Kamer delen.
Tijdens eerdere gesprekken van de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter
van de Europese Commissie met president Erdogan is afgesproken dat de Turkse Minister
van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu en de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie
Borrell de komende periode de implementatie van de EU-Turkije Verklaring nader in
kaart brengen om verschillen van inzicht aan het licht te brengen voor de Europese
Raad van 26 en 27 maart. In het licht van de Coronacrisis kondigde de voorzitter van
de Europese Raad Michel op 17 maart jongstleden aan dat de Europese Raad zal worden
uitgesteld en er in plaats daarvan een videoconferentie zal worden ingelast over COVID-19.
Op dit moment heeft de Europese Commissie nog geen uitkomsten van de besprekingen
tussen de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu en Hoge Vertegenwoordiger
Borrell gedeeld. Het kabinet wacht de uitkomst van deze gesprekken tussen Turkije
en de EU af. Gelet op succes van de Verklaring in onder andere het verminderen van
verdrinkingen op zee op en de blijvende migratiedruk is het van belang dat de Verklaring
ook in de toekomst wordt voortgezet. Het ligt voor de hand dat daar ook een financiële
kant aan zit. Het kabinet staat, mits Turkije zijn verplichtingen onder de Verklaring
nakomt, open voor een gesprek daarover.
Vraag 44
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet daarbij stelt dat de situatie rond
Idlib «een van de belangrijkste oorzaken van de huidige migratiedruk» zou zijn. Kan
de Minister dit toelichten en daarbij ingaan op het feit dat Turkije zijn grens juist
gesloten houdt voor Syrische vluchtelingen uit Idlib?
Antwoord van Kabinet
In mei 2019 ging de oorlog in Syrië een nieuwe fase in met een militair offensief
van het Syrische regime en Rusland in de provincie Idlib in Noordwest-Syrië. Het offensief,
dat in december 2019 escaleerde, heeft geleid tot een humanitaire noodsituatie in
Idlib en een grote stroom ontheemden richting de Turks-Syrische grens, met name als
gevolg van bombardementen door het regime en zijn medestanders op burgerdoelen.
Turkije heeft vanaf het begin van de oorlog in Syrië grote aantallen Syrische vluchtelingen
opgevangen en herbergt op dit moment nog steeds circa 3,6 miljoen Syriërs. Vanwege
het aanhouden van de oorlog en de verslechtering van de economische situatie in Turkije
is het draagvlak onder de Turkse bevolking voor voortdurende opvang sterk afgenomen.
Dat geldt temeer voor de opvang van additionele vluchtelingen. Vanwege een mogelijke
nieuwe vluchtelingenstroom van 1 miljoen mensen of meer houdt Turkije dan ook al geruime
tijd de Turks-Syrische grens gesloten. Dat neemt echter niet weg dat de groeiende
druk aan de Syrische kant van de grens tevens tot extra druk op de situatie aan de
Turkse kant leidt.
Vraag 45
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat heden een telefoongesprek plaats
zal vinden tussen de Turkse president, de Duitse bondskanselier en de Franse president
over de Turkijedeal en mogelijke aanpassingen hiervan. Deze leden vragen of de regering
de afgelopen dagen contact heeft onderhouden met Frankrijk en Duitsland, en zo ja,
of de Minister iets kan zeggen over de inzet van deze landen. Kan de Minister toelichten
waarom Griekenland, gezien de situatie aan de Turks-Griekse grens, niet bij deze gesprekken
zit?
Antwoord van Kabinet
Het klopt dat er op 17 maart telefonisch overleg heeft plaatsgevonden tussen bondskanselier
Merkel, president Macron, Minister-President Johnson en president Erdogan. Nederland
was hier niet bij vertegenwoordigd en deze gesprekken vonden niet plaats namens de
EU, maar betroffen een positief initiatief van de betreffende landen om diplomatieke
kanalen open te houden. Lidstaten (waaronder Duitsland en Frankrijk) delen het Nederlands
standpunt dat mits Turkije zijn verplichtingen onder de EU-Turkije Verklaring nakomt
een gesprek aangegaan kan worden over aanvullende steun aan Turkije voor de opvang
van vluchtelingen.
Vraag 46
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat Turkije
migranten momenteel nog steeds aanmoedigt om te pogen de grens met Griekenland over
te steken, en zo ja, wat dit betekent voor het onderling vertrouwen waarin de gesprekken
met Turkije al dan niet plaatsvinden. Hoe is de situatie aan de Turks-Griekse grens
en op de Griekse eilanden nu, waar bevinden de aanvankelijk minstens tienduizend vluchtelingen
in het niemandsland zich nu? Is er sprake van voorbereiding op COVID-19, hoe kunnen
vluchtelingen hiervoor beter beschermd worden en kunnen er bijvoorbeeld snel meer
IC-bedden worden vrijgemaakt op de Griekse eilanden?
Antwoord van Kabinet
Verschillende bronnen berichten een afname van het aantal migranten dat zich ophoudt
bij de Grieks-Turkse grens. Er lijkt geen sprake meer te zijn van gecoördineerde acties
vanuit Turkije richting de grens. In de plaats daarvan wordt terugkeer richting de
Turkse provincies waargenomen. Ook de Turkse kustwacht is sinds 6 maart jl. weer actief
in de Egeïsche zee om illegale migratie tegen te gaan. Dat neemt niet weg dat de druk
op de grens nog steeds bestaat. Gesprekken met Turkije zijn gericht op het aansturen
op effectieve uitvoering van de EU-Turkije Verklaring. De Griekse autoriteiten zijn,
net zoals de autoriteiten van de overige Europese lidstaten, bezig om passende maatregelen
te treffen in de strijd tegen het coronavirus. Hierbij is de situatie in de opvangfaciliteiten
op de Griekse eilanden een belangrijk aandachtspunt. De Griekse autoriteiten hebben
maatregelen getroffen om een uitbraak van het coronavirus in de hotspots op de eilanden
te voorkomen. Het gaat bijvoorbeeld om het niet toelaten van nieuwe aankomsten tot
de hotspots; het opschorten van asielprocedures, registratie en beroep; bewustwording
en informatievoorziening; en het beperken van in- en uitlopen en activiteiten voor
migranten en hulpverleners. Niettemin is de situatie kwetsbaar, vanwege het gebrek
aan gezondheidszorg en hygiëne in de overvolle opvang. De Europese Commissie, UNHCR,
IOM en andere hulporganisaties ondersteunen waar mogelijk om de gezondheidszorg te
versterken en preventie te bevorderen.
Vraag 47
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie op dit punt of het Nederlandse
kabinet open staat voor een herziening van de huidige Turkijedeal, die inmiddels bijna
vier jaar oud is waardoor sommige dingen zijn achterhaald. Is de Minister daarom bereid
om in de RBZ bijvoorbeeld te pleiten voor een nieuwe agenda voor een Turkijedeal 2.0,
zoals het doen van een aanbod van meer relocatie van vluchtelingen uit Turkije of
de regio rond Idlib om Turkije meer te ontlasten en het naleven van mensenrechten
in Turkije, die na de coup van 2016 drastisch zijn verslechterd?
Antwoord van Kabinet
Tijdens eerdere gesprekken van de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter
van de Europese Commissie met president Erdogan is afgesproken dat de Turkse Minister
van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu en Hoge Vertegenwoordiger Borrell de komende periode
de implementatie van de EU-Turkije verklaring nader in kaart brengen om verschillen
van inzicht aan het licht te brengen voor de Europese Raad van 26 en 27 maart. In
het licht van de Coronacrisis kondigde de voorzitter van de Europese Raad Michel op
17 maart jongstleden aan dat de Europese Raad zal worden uitgesteld en er in plaats
daarvan een videoconferentie zal worden ingelast over COVID-19. Op dit moment heeft
de Europese Commissie nog geen uitkomsten van deze besprekingen gedeeld. Het kabinet
wacht de uitkomst van deze gesprekken tussen Turkije en de EU af.
Vraag 48
De leden van de SP-fractie vragen de Minister in te gaan op de laatste ontwikkelingen
in Idlib, Syrië. Houdt het staakt-het-vuren daar enigszins stand? Welke afspraken
zijn er precies gemaakt, tussen Rusland en Turkije en met Syrië? Hoe beoordeelt de
Minister deze? Kan de Minister ook ingaan op de duizenden vluchtelingen in het niemandsland
aan de grens met Griekenland? Wat is daar de laatste stand van zaken? Worden zij geholpen?
En hoe is in de EU gereageerd op het voorstel van de Minister voor een no-flyzone
boven Idlib voor het Syrische leger? Kan de Minister daarnaast aangeven wat naar zijn
opvatting de knelpunten zijn wat betreft de EU-Turkije-verklaring en aan welke oplossingsmogelijkheden
hij denkt? In het verslag van de vorige RBZ staat dat binnen de NAVO wordt bezien
of betere invulling mogelijk is van eerder door de NAVO getroffen maatregelen ten
behoeve van Turkije. De leden van de SP-fractie vragen of de Minister het ermee eens
is dat dit op geen enkele wijze intensivering van de steun aan Turkije mag zijn, maar
dat er juist moet worden gekeken naar het verminderen van de militaire samenwerking.
Antwoord van Kabinet
Het staakt-het-vuren zoals overeengekomen tussen Turkije en Rusland op 5 maart jl.
heeft er toe geleid dat grootscheeps geweld boven Idlib grotendeels zijn uitgebleven.
Er werd afgesproken gezamenlijk patrouilles in het gebied uit te voeren. Een eerste
gezamenlijke patrouille vond plaats op 15 maart jl. maar er is nog veel onduidelijk
over de verdere uitwerking van het akkoord. De situatie blijft daarmee zeer fragiel
en de verwachting van het kabinet is dat de bevriezing van de gewelddadigheden tijdelijk
zal zijn. Wanneer het geweld opnieuw oplaait zullen er waarschijnlijk weer grote stromen
ontheemden ontstaan en daarbij blijven de humanitaire noden van de mensen die nu ontheemd
zijn zeer hoog.
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken (d.d. 5 – 6 maart jl) heeft Nederland het belang
van de-escalatie benoemd en gesteld dat de verantwoordelijken voor het humanitaire
leed ter verantwoording moeten worden geroepen. In die context heeft Nederland gesuggereerd
dat een no-fly zone voor Assads luchtmacht een effectief instrument zou kunnen zijn,
bij voorkeur via een VN Veiligheidsraadsmandaat. In de conclusie is daarom opgenomen
een expliciete oproep aan alle partijen om de bescherming te garanderen voor de burgerbevolking
tegen aanvallen vanuit de lucht (zie ook het verslag van de informele Raad Buitenlandse
Zaken (Gymnich) van 5 maart 2020 en de Raad Buitenlandse Zaken van 6 maart 2020, d.d.
10 maart 2020, Kamerstuk
21 501-02, nr. 2131
).
De Turkse inzet om het offensief van het Syrische regime een halt toe te roepen heeft
voorlopig voorkomen dat er nog meer Syriërs op de vlucht zijn geslagen richting de
Turkse grens, hetgeen ook additionele druk op de grenzen van de EU en het risico van
een instroom van extremistische groepen naar Turkije voorkomt. Zoals op 28 februari
jl. ook gemeld door secretaris-generaal Stoltenberg, blijft de NAVO in het licht van
de huidige situatie de steun aan Turkije voortzetten, zoals versterking van luchtverdedigingscapaciteiten.
Nederland steunt dit.
Mede op aanwijzing van Nederland brengt de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese
Unie Borrell samen met de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu momenteel
de knelpunten in kaart. Het kabinet wacht deze gesprekken af.
Vraag 49
De leden van de PvdA-fractie menen dat het van groot belang is dat er op de kortst
mogelijk termijn in ieder geval een oplossing komt voor de vluchtelingen die zich
nu in Turkije bevinden.
Wie zijn – wat de Minister betreft – onderdeel van het breder politieke akkoord dat
de Minister nastreeft? Welke verwachtingen heeft de Minister van een eensgezind EU-optreden
en voorziet u hierin problemen, en zo ja, welke? Is er – voor zover de Minister bekend
– inmiddels al contact geweest tussen de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu
en de heer Borrell? En hoe zijn deze contacten verlopen? Op welke termijn verwacht
de Minister voorafgaand aan de Europese Raad de Kamer te informeren over de uitkomst
van de gesprekken en de oplossingsmogelijkheden? Klopt het dat de Duitse bondskanselier
Merkel en de Franse president Macron nog apart met de Turkse president Erdogan gaan
praten? En zo ja, is dat in overleg met de heer Borrell of is dit naast het overleg
dat de heer Borrell heeft? Verwacht de Minister dat er tijdens de Raad ook gesproken
zal worden over wat te doen als het coronavirus in één van de kampen de kop opsteekt?
Antwoord van Kabinet
Het klopt dat er op 17 maart 2020 telefonisch overleg heeft plaatsgevonden tussen
bondskanselier Merkel, president Macron, Minister-President Johnson en president Erdogan.
Nederland was hier niet bij vertegenwoordigd en deze gesprekken vonden niet plaats
namens de EU, maar betroffen een positief initiatief van de betreffende landen om
diplomatieke kanalen open te houden. Het kabinet kan daarom geen verslag van dit overleg
met de Kamer delen.
Tijdens eerdere gesprekken van de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter
van de Europese Commissie met president Erdogan is afgesproken dat de Turkse Minister
van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu en de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie
Borrell de komende periode de implementatie van de EU-Turkije Verklaring nader in
kaart brengen om verschillen van inzicht aan het licht te brengen voor de Europese
Raad van 26 en 27 maart. In het licht van de Coronacrisis kondigde de voorzitter van
de Europese Raad Michel op 17 maart jongstleden aan dat de Europese Raad zal worden
uitgesteld en er in plaats daarvan een videoconferentie zal worden ingelast over COVID-19.
Op dit moment heeft de Europese Commissie nog geen uitkomsten van de besprekingen
tussen de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu en Hoge Vertegenwoordiger
Borrell gedeeld. Het kabinet wacht de uitkomst van deze gesprekken tussen Turkije
en de EU af. Gelet op succes van de Verklaring in onder andere het verminderen van
verdrinkingen op zee op en de blijvende migratiedruk is het van belang dat de Verklaring
ook in de toekomst wordt voortgezet. Het ligt voor de hand dat daar ook een financiële
kant aan zit. Het kabinet staat, mits Turkije zijn verplichtingen onder de Verklaring
nakomt, open voor een gesprek daarover.
Vraag 50
De leden van de ChristenUnie begrijpen uit het verslag van de RBZ gehouden op 6 maart
jl. dat de aan Griekenland toegezegde steun van 700 miljoen euro in elk geval bedoeld
is voor een grote investering voor infrastructuur ten behoeve van de opvang van vluchtelingen
op de Griekse eilanden en voor de ondersteuning van het Europees Ondersteuningsbureau
voor Asielzaken en Frontex. Deze leden zouden graag willen weten op welke termijn
er plannen voor die infrastructuur ten behoeve van de opvang van vluchtelingen gemaakt
zullen worden en wat die plannen dan inhouden. Zij zijn van mening dat met een dergelijk
bedrag een grote verbetering in de opvang op de Griekse eilanden bewerkstelligd moet
kunnen worden en zij vragen de Minister er bij de komende RBZ ook op aan te dringen
dat dit zo snel mogelijk gebeurt.
Antwoord van Kabinet
Het kabinet verwelkomt het Actieplan van de Europese Commissie om Griekenland te ondersteunen.
€ 350 miljoen hiervan is direct beschikbaar vanuit het Asiel, Migratie en Integratie
Fonds, de additionele € 350 miljoen zal eerst moeten worden voorgelegd aan de lidstaten.
Het kabinet wacht vooralsnog specifieke voorstellen van de Commissie af en kan nog
niet aangegeven op welke termijn de plannen gemaakt worden maar onderschrijft de noodzaak
tot snelle besluitvorming.
Vraag 51
Voor wat betreft de 700 miljoen euro steun aan Griekenland zijn de leden van de ChristenUnie-fractie
ook van mening dat er aan de verstrekking van dit bedrag voorwaarden dienen worden
gesteld. Deze leden willen daarom van de Minister weten welke voorwaarden hieraan
gesteld zullen worden. Is de Minister het ermee eens dat aantoonbare betekenisvolle
verbetering van de infrastructuur voor de opvang van vluchtelingen op de Griekse eilanden
tot die voorwaarden zou moeten behoren? Kan de Minister overigens aangeven op welke
manier uitvoering is gegeven aan de motie van het lid Voordewind c.s. (Kamerstuk 32 317, nr. 608) die de regering heeft opgedragen samen met andere landen er bij de Griekse overheid
op aan te dringen om de 2.500 kwetsbare alleenstaande kinderen op de Griekse eilanden
naar het vasteland over te brengen en te pleiten voor humane en beschermde opvang?
Antwoord van Kabinet
Het kabinet verwelkomt het Actieplan van de Europese Commissie om Griekenland te ondersteunen
en heeft daarbij aangedrongen op een duidelijke verantwoording over deze middelen.
De Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tijdens de Raad voor Justitie
en Binnenlandse Zaken van 13 maart jl. expliciet aandacht gevraagd voor gedegen opvang
voor minderjarigen, conform de motie- Voordewind c.s. Het kabinet vraagt daarnaast
aandacht voor het beschikbaar stellen van fondsen uit dit Actieplan voor medische
ondersteuning.
Vraag 52
Naar aanleiding van de opmerkingen in de geannoteerde agenda hierover, zouden de leden
van de fractie van de ChristenUnie verder graag precies uitgelegd krijgen wat de overeenkomsten
en verschillen zijn tussen Operatie Sophia en de nieuwe missie die daarvoor in de
plaats komt.
Antwoord van Kabinet
De EUNAVFOR MED Operatie Sophia en de nieuwe operatie met betrekking tot Libië (Irene)
zijn twee militaire GVDB-operaties. De kerntaak van de EUNAVFOR MED Operatie Sophia
is ontwrichting van de mensensmokkelnetwerken in Centraal Middellandse zee. De ondersteunende
taken van de Operatie Sophia zijn het trainen en monitoren van de Libische kustwacht
en marine, het leveren van een bijdrage aan de implementatie van het VN-wapenembargo
en het verzamelen van informatie over oliesmokkel. De nieuwe operatie zal als hoofdtaak
hebben het implementeren van het VN-wapenembargo voor Libië (VNVR Resolutie 1970).
Naast deze hoofdtaak zal de nieuwe operatie het bestrijden van georganiseerde mensensmokkel
en het trainen van de Libische kustwacht en marine als secundaire taken krijgen.
Overige onderwerpen
Vraag 53
De leden van de SP-fractie maken zich grote zorgen over recente escalatie van geweld
in Irak, waar aanvallen op een Amerikaanse basis zijn uitgevoerd en de VS-luchtaanvallen
uitvoeren tegen formeel Iraakse militaire eenheden. Welk beeld heeft de Minister hiervan?
Klopt het dat in Irak opnieuw opgeroepen wordt dat de resolutie van het parlement
wordt uitgevoerd die de internationale troepen vraagt het land te verlaten? Hoe reageert
de Minister op die oproepen? Wat is hier de laatste stand van zaken?
Antwoord van het Kabinet
Het kabinet beschouwt de escalatie van geweld in Irak als zorgelijk. In de nacht van
11 op 12 maart vonden raketaanvallen plaats op een Iraakse legerbasis, waarbij twee
Amerikaanse en een Britse militair om het leven kwamen. Het kabinet heeft deze aanval
veroordeeld. In reactie voerde de VS op 12 maart luchtaanvallen uit. Volgens een Iraakse
regeringswoordvoerder vielen hierbij enkele doden, waaronder Iraakse soldaten en een
burger. Sinds 12 maart zijn opnieuw raketaanvallen uitgevoerd op Iraakse militaire
bases waar Coalitietroepen gelegerd zijn. Voor zover bekend vielen daarbij geen slachtoffers.
Door enkele Iraakse politici is de afgelopen weken opgeroepen tot een einde aan de
buitenlandse militaire aanwezigheid in Irak. Dit moet gezien worden als onderdeel
van het Iraakse publieke debat. De resolutie van het parlement waarnaar in de vraag
verwezen wordt is niet bindend en wordt door de belangrijke Soennitische en Koerdische
gemeenschappen niet gesteund. De aanwezigheid van de Anti-ISIS coalitie en andere
missies is gebaseerd op een verzoek van de Iraakse regering, dat nog steeds van kracht
is. Irak is op dit moment verwikkeld in een moeizaam proces om tot een nieuwe regering
te komen. Deze nieuwe regering zal zich na totstandkoming ook over deze kwestie moeten
uitspreken.
Vraag 54
De leden van de SP-fractie hebben vorig jaar al een aantal keer aandacht gevraagd
vanwege de coup in Bolivia tegen president Morales. Deze leden hebben de Minister
toen opgeroepen de militaire machtsgreep en het geweld dat daarop volgde, dat vooral
gericht was tegen aanhangers van de partij van Morales, te veroordelen. Maar het woord
«coup» wilde de Minister niet in de mond nemen. Dit omdat de Organisatie van Amerikaanse
Staten (OAS) zou hebben vastgesteld dat de door Morales gewonnen verkiezingen in oktober
2019 niet eerlijk waren verlopen. In het rapport van de gerenommeerde Amerikaanse
universiteit Massachusetts Institute of Technology in Boston dat vorige maand verscheen,
wordt geconcludeerd dat de kritiek van de OAS niet op feiten is gebaseerd, dat er
geen statistisch bewijs voor fraude is.7 Kan de Minister hierop reageren? Hoe kijkt hij naar het onderzoek van het MIT? Heeft
de Minister inhoudelijke kritiek op het rapport? Hoe verhouden de bevindingen in dit
rapport zich tot het eerdere standpunt van de Minister in deze kwestie?
Antwoord van Kabinet:
De OAS heeft op 28 februari op de conclusies van de twee onderzoekers die het rapport
hebben opgesteld gereageerd. Zij heeft de bevindingen van de onderzoekers, dat er
geen statistisch bewijs voor fraude is, weersproken. De OAS heeft bij de verkiezingen
ernstige onregelmatigheden geconstateerd, zoals het aanzienlijk aantal plaatsen waar
meer dan 100% van de stemgerechtigden op Morales stemde, zoekgeraakte of verbrande
stembiljetten. Ook is uit onderzoek gebleken dat tijdens het stilleggen van de tellingen
de data werden omgeleid via twee onbekende servers, gelieerd aan de MAS.
De bevindingen van de OAS worden gedeeld door de EU-waarnemers die ter plaatse waren
en door vele Boliviaanse waarnemers die via sociale media bewijzen van fraude deelden,
reeds in de dagen en weken meteen na de verkiezingen. Het kabinet heeft geen redenen
om te twijfelen aan de conclusies van de OAS.
Vraag 55
Begin mei zijn er nieuwe verkiezingen in Bolivia. Het is belangrijk dat die eerlijk
verlopen, aldus de leden van de SP-fractie. Maar er zijn allerlei berichten dat potentiele
kandidaten van de partij van Morales, de Movimiento al Socialismo, worden tegengewerkt
of (mogelijk) zelfs uitgesloten van deelname. Welk beeld heeft de Minister hiervan?
Wordt Bolivia hierop aangesproken? Hoe wordt gegarandeerd dat de aankomende verkiezingen
eerlijk zullen verlopen?
Antwoord van Kabinet
Het kabinet deelt de mening van de leden van de SP-fractie dat het van belang is dat
de verkiezingen van mei aanstaande eerlijk verlopen. interim- president Anez heeft
de voorbereiding van de verkiezingen in gang gezet in samenspraak met een aantal leiders
van de Movimiento al Socialismo (MAS). Voormalig president Morales bevindt zich in
het buitenland en is op grond daarvan uitgesloten van deelname aan de verkiezingen.
De EU zal met een waarnemingsmissie bij deze verkiezingen aanwezig zijn; NL is een
van de lidstaten die daar in Brussel op aangedrongen heeft. Nederland draagt ook bij
aan OAS waarnemingsmissies in de regio.
Vraag 56
Gezien de actualiteit en in aansluiting op de schriftelijke vragen die zijn ingediend
hebben de leden van de PvdA-fractie een vraag over de het bericht «In Saudi Arabia,
contacting the EU is a crime».8 Deze leden vragen of u de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië en in het bijzonder
de gevolgen van contact met EU-vertegenwoordigers en marge van de Raad nog inbrengen.
Antwoord van Kabinet
Nederland is in nauw contact met de EU (EDEO) over de arrestaties en rechtszaken tegen
de groep vrouwenrechtenactivisten en pleit in EU-verband zeer regelmatig voor aandacht
voor de mensenrechtensituatie in Saudi-Arabië. De EU en Nederland volgen de ontwikkelingen
rondom de rechtszaken van de vrouwenrechtenactivisten sinds de arrestaties in mei
2018 nauwgezet. De EU heeft deze zaken op verschillende manieren aan de orde gesteld.
Dit gebeurde bijvoorbeeld in een gesprek van de EU speciaal vertegenwoordiger voor
Mensenrechten, Eamon Gilmore, met de voorzitter van de Saoedische mensenrechtencommissie,
dhr. Al-Awad. Ook tijdens het bezoek van de Saoedische Minister van Staat van Buitenlandse
Zaken Al-Jubeir aan Brussel, in januari dit jaar, werd de zaak aangekaart.
Ook tijdens de recente sessie van de Mensenrechtenraad, op 10 maart 2020, werd in
de item-4 verklaring van de EU expliciet aandacht gevraagd voor de voortdurende detentie
van Saudische vrouwenrechtenactivisten. Daarnaast heb ik tijdens mijn recente bezoek
aan Riyad op 19 en 20 februari jl. evenals in bilaterale gesprekken met mijn Saoedische
counterparts aandacht gevraagd voor mensenrechten en die van vrouwenrechtenactivisiten
in het bijzonder. Ik zal met de EU de ontwikkelingen ten aanzien van de rechtszaken
nauwgezet blijven volgen.
III. Volledige agenda
Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken van 23 maart 2020, brief van de Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok, d.d. 16 maart 2020, Kamerstuk
21 501-02, nr. 2133
Verslag informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) en Raad Buitenlandse Zaken van
5 en 6 maart 2020, brief van de Minister van Buitenlandse Zaken S.A. Blok, d.d. 10 maart 2020, Kamerstuk
21 501, nr. 2131
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
R. Konings, adjunct-griffier