Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Alkaya: 100% veilig sparen en betalen
35 107 Initiatiefnota van het lid Alkaya: 100% veilig sparen en betalen
Nr. 4
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 januari 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de initiatiefnemer inzake de initiatiefnota van het lid Alkaya: 100% veilig sparen
en betalen (Kamerstuk 35 107, nr. 2).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 oktober 2019 aan de initiatiefnemer voorgelegd.
Bij brief van 9 januari 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Schukking
I Vragen en antwoorden
Inleiding
De leden van de VVD-fractie danken de initiatiefnemer voor zijn initiatiefnota «100%
veilig sparen en betalen». Zij hebben nog een aantal vragen en opmerkingen over deze
nota.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Alkaya.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Alkaya. Zij willen waardering uitspreken voor het werk dat is verricht
bij het maken van de initiatiefnota. De leden van de CDA-fractie signaleren ook dat
het problematisch is dat er sprake is van weinig diversiteit in het bankenlandschap,
zoals ook wordt geconstateerd door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
(WRR) in het rapport «Geld en Schuld». Een meer divers bankenlandschap is wenselijk.
De initiatiefnota roept nog wel vragen op bij de leden van de CDA-fractie.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid
Alkaya. Zij danken de initiatiefnemer voor zijn bijdrage aan het bredere debat over
de toekomst van de bankensector en hebben nadere vragen hierover.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met veel interesse kennisgenomen van
de initiatiefnota van het lid Alkaya. Zij kunnen zich vinden in de constatering dat
de financiële sector in Nederland tien jaar na de crisis nog steeds niet het gewenste
stabiliteitsniveau bereikt heeft en waarderen daarom het initiatief om risico’s in
het financiële systeem terug te dringen. Bovendien spreken zij hun steun uit voor
het voorstel de Volksbank in publieke handen te houden. Tegelijkertijd hebben de leden
van de fractie van GroenLinks enkele instrumentele vragen die betrekking hebben op
de door de initiatiefnemer gedane voorstellen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Alkaya. Een initiatiefnota komt niet lichtvaardig tot stand, en het siert
het lid Alkaya dat hij concrete stappen neemt om zijn ideaal voor een veilige bankrekening
voor iedereen te verwezenlijken. De leden van de PvdA-fractie geloven in een divers
bankenlandschap en het creëren van de mogelijkheid van een «100% veilige» bankrekening
is een interessante suggestie. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen bij de initiatiefnota.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met veel interesse de initiatiefnota
gelezen en danken de indiener voor het opstellen daarvan. Het is van groot belang
dat vanuit de Kamer initiatieven ontplooid worden om het complexe en vaak onrechtvaardige
financiële systeem structureel te hervormen. Deze initiatiefnota draagt bij aan deze
ambitie. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De initiatiefnemer dankt de bovenstaande fracties voor hun interesse in, en vragen
en opmerkingen over zijn initiatiefnota. De SP-fractie is van mening dat er nieuwe
en gedurfde ideeën nodig zijn om de financiële sector echt gediversifieerder, stabieler
en rechtvaardiger te maken, en is daarom blij met de getoonde interesse in dit initiatief.
Hierna zal ingegaan worden op de verschillende vragen die door de fracties zijn gesteld.
Om begripsverwarring te voorkomen kiest initiatiefnemer er voor om zijn woordgebruik
als volgt te verfijnen. Onder «depositobank» verstaat de initiatiefnemer een private full reserve instelling zoals in 2016 voorgesteld
door de stichting Full Reserve. Onder een «nationale betaal- & spaarbank» verstaat de initiatiefnemer een publieke instelling die uitsluitend faciliteert dat
geld van het publiek kan worden aangehouden op een rekening bij de centrale bank,
en die geen andere activiteiten ontplooit dan het faciliteren van alledaagse digitale
betalingen daarmee en het direct in contanten opneembaar houden van dit geld.
Aanleiding
1 – De leden van de CDA-fractie lezen dat ook in ons omringende landen onderzoek wordt
gedaan naar mogelijke manieren om ons financieel-monetair systeem te verbeteren en
schokbestendiger te maken. Kan de initiatiefnemer aangeven of er in Europese landen
al daadwerkelijk een depositobank is opgericht of dat hiertoe concrete plannen zijn
gemaakt? Zo ja, in welke landen? Zo nee, kan initiatiefnemer aangeven wat andere landen
weerhoudt?
Voor zover bekend bij de initiatiefnemer zijn er geen geslaagde initiatieven in Europa
voor een depositobank. De voornaamste belemmering lijkt de aansluiting op het TARGET2
systeem te zijn, wat nodig is om betalingen te kunnen verrichten. TARGET2 is een betalingssysteem
dat in eigendom en beheer is van de Europese Centrale Bank en de nationale centrale
banken van het eurogebied. TARGET2 is essentieel voor de werking van het betalingsverkeer.
Vrijwel uitsluitend banken met een bankvergunning kunnen thans rechtstreeks toegang
hebben tot TARGET2. Het uitzetten van deposito’s in de markt en deelname aan het depositogarantiestelsel
zijn voorwaarden om een bankvergunning te krijgen voor ondernemingen. Beide zijn onverenigbaar
met een depositobank. Dus lijkt het geldende Europese juridische kader het voor private
depositobanken onmogelijk te maken om direct toegang te krijgen tot TARGET2.1
Burgers hebben dus thans geen alternatief voor een commerciële bankrekening. Dit hindert
de werking van de markt en ontneemt burgers keuzemogelijkheden. Burgers en bedrijven
zijn praktisch gedwongen hun spaargeld aan commerciële banken ter beschikking te stellen,
ongeacht de financieringsbehoefte van deze banken.
2 – De leden van de D66-fractie hebben ook met interesse kennisgenomen van het voorstel
van het Sustainable Finance Lab om een gecontroleerd veldexperiment te starten met
Central Bank Digital Currency. De aan het woord zijnde leden herkennen dat er door
het alternatief van contant geld in de praktijk een ondergrens bestaat voor de rente
van circa 0%. Nu mensen steeds minder gebruik maken van contant geld is die ondergrens
minder zeker. Een Central Bank Digital Currency met een rente van 0% kan een vloer
in de rente bestendigen. Deelt de initiatiefnemer deze analyse? De leden van de D66-fractie
lezen dat de initiatiefnemer voorstelt om privatisering van de Volksbank uit te stellen.
Is de initiatiefnemer van mening dat een dergelijke Central Bank Digital Currency
beter belegd is bij de Volksbank dan bij De Nederlandsche Bank (DNB) en zo ja, waarom?
Central Bank Digital Currency (CBDC) met een rente van 0%, evenals de nationale betaal-
& spaarbank, zouden zeker een ondergrens in de spaarrente kunnen bestendigen. Deze
voorstellen zouden burgers immers een veilig alternatief bieden voor een commerciële
bankrekening, waarbij de gemakken van digitaal betalen en sparen behouden blijven.
Daarmee krijgen zij dus een betere onderhandelingspositie tegenover commerciële banken.
Mensen hoeven dan in een mogelijk scenario waarin de spaarrentes bij commerciële banken
negatief worden geen afweging meer te maken tussen het gemak en de veiligheid van
digitale tegoeden tegenover de nadelen van het aanhouden van contant geld. Dit is
recentelijk ook beschreven door de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB wijst in een
paper CBDC (met een rente die niet lager is dan 0%) aan als mogelijk alternatief voor
de huidige betalingsmogelijkheden met in de toekomst een «key role in payments»2.
De initiatiefnemer heeft in zijn nota zo veel mogelijk gekozen voor de beschrijving
van een doel. Over de precieze organisatievorm of technologie worden denkrichtingen
beschreven, maar er is ruimte voor nadere invulling. CBDC zou naadloos bij de doelstelling
van de initiatiefnemer passen. De Nederlandsche Bank (DNB) of de ECB zou dan de basis
moeten leggen voor CBDC. De uitgifte en klantenservice van CBDC («front-office) zou
vervolgens ondergebracht kunnen worden bij andere instelling(en), zoals een nationale
betaal- en spaarbank. Deze organisatievorm wordt beschreven in een recente paper van
de ECB over CBDC3. De keuze van de initiatiefnemer om niet te kiezen voor direct contact tussen de
burger en de centrale bank is een praktische, geen principiële, die dus wordt gedeeld
door de ECB. Hiervoor zijn twee argumenten. Allereerst hebben centrale banken thans
nauwelijks ervaring in de omgang met grote aantallen consumenten. De benodigde afdelingen
zouden opgericht moeten worden en kennis en kunde hierover zou opgebouwd moeten worden,
wat tijd zal kosten. Daar komt bij dat de toezichthouder op commerciële banken (DNB)
idealiter niet daarnaast ook een concurrent zou moeten worden van deze banken. Een
dubbele pet voor toezichthouders zou organisatorisch opgelost kunnen worden, maar
het voorkomen van alle schijn van belangenverstrengeling en het scheiden van uitvoering
en toezicht heeft de voorkeur van de initiatiefnemer.
3 – De leden van de PvdA-fractie vragen of de analyse van de publieke taken volgens
de indiener beperkt is tot de twee taken vermeld in de initiatiefnota. Zij vragen
de indiener uiteen te zetten welke publieke taken hij verder nog ziet, en of hij vindt
dat ook hier een rol is weggelegd voor de overheid om deze taken op zich te nemen.
Voorts vragen zij wat de indiener vindt van het depositogarantiestelsel (DGS) om risico’s
voor klanten weg te nemen, en welke aanpassingen van het DGS hij voor zich ziet om
de taak en effectiviteit van het DGS te versterken.
De initiatiefnemer ziet het veiligstellen van spaargeld van consumenten en het faciliteren
van digitaal betalingsverkeer als twee publieke taken die thans door commerciële banken
worden gedaan en waarvoor het wenselijk is weer een publiek alternatief te introduceren.
Een nationale betaal- & spaarbank voorziet daarin, en zal de commerciële banken bovendien
disciplineren. Dit komt overeen met het advies van de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid (WRR) om een simpele «betaalbank» op te richten.4
Daarnaast kunnen er natuurlijk ook andere publieke taken of belangen in de financiële
sector zijn waarover een parlementaire meerderheid de mening zou kunnen innemen dat
deze ook niet (volledig) worden bediend door marktpartijen. Kredietverlening aan kleine
ondernemingen of juist grote riskante infrastructurele projecten kan thans bijvoorbeeld
onvoldoende zijn in de ogen van sommige fracties. De initiatiefnemer staat er voor
open om ook daarover fundamentele ingrepen in de financiële sector te bespreken, maar
deze staan dan los van dit initiatief voor een nationale betaal- & spaarbank die wordt
gekenmerkt door een strikt beperkte taakstelling om 100% veiligheid te kunnen bieden
voor spaargeld van burgers en een publiek alternatief voor digitale betalingen.
Het DGS is volgens de initiatiefnemer onmisbaar in het huidige stelsel, waarin burgers
gedwongen worden hun geld ter beschikking te stellen aan commerciële banken. Ook burgers
die niet uit zijn op rendement, maar alleen gebruik willen maken van de gemakken van
digitaal sparen en betalen, zijn momenteel gedwongen mee te delen in het ondernemersrisico
van commerciële banken. Tegen die achtergrond is een garantie van deposito’s tot een
bepaald maximumbedrag ontegenzeglijk legitiem. Echter, om dit te kunnen garanderen
is thans een stelsel opgetuigd van private en publieke waarborgen, waarbij het hoogstwaarschijnlijk
is dat het Depositogarantiefonds en de overige private waarborgen onvoldoende zullen
zijn om in een systeemcrisis het spaargeld van burgers te garanderen. Het kabinet
geeft in antwoord op Kamervragen van de initiatiefnemer hierover aan: «Ondanks deze verdedigingslinies kan niet volledig worden uitgesloten dat in het uiterste
geval een beroep op de overheid wordt gedaan om voorfinanciering te verstrekken gedurende
een bepaalde periode.»5 De commerciële banken opereren dus nog steeds met een impliciete staatsgarantie en
de garantie van spaargeld tot 100.000 euro is hiervan een belangrijk onderdeel. Dit
heeft een verstorende en volgens de initiatiefnemer onrechtvaardige werking. Het ligt
dus voor de hand om, zodra er een veilig alternatief voor de commerciële bankrekeningen
is geïntroduceerd, conform aanbeveling 1 van het eindrapport van de Parlementaire
Enquêtecommissie Financieel Stelsel (Commissie de Wit) de discussie te starten over
de mogelijkheden voor een stapsgewijze verlaging van de dekking onder het DGS.6
4 – De indiener stelt een door de overheid aangeboden rekening met «een soort digitale
kluis», zonder beleggingsrisico. In hoeverre heeft de indiener andere mogelijkheden
onderzocht om zijn doelen te bereiken, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Waarom
stelt hij voor een geleidelijke opbouw van de bank te doen, beginnend bij bijvoorbeeld
100.000 euro? Is de indiener bereid andere oplossingen te overwegen die zijn doelen
benaderen? Wat vindt de indiener van het voorstel van het Sustainable Finance Lab
om DNB een rol te geven in het verstrekken van risicovrije rekeningen?
De initiatiefnemer heeft in de voorbereiding van zijn nota veelvuldig gesproken met
experts, hoogleraren en bankiers en is op die manier gekomen tot dit voorstel. Dat
hij bereid is ook nog eventuele andere opties te overwegen spreekt voor zich, maar
de meest voor de hand liggende mogelijkheden om het door de initiatiefnemer beoogde
doel te bereiken zijn de introductie van een nationale betaal- & spaarbank en CBDC
gebleken. Een private depositobank is immers niet mogelijk gebleken (zie ook het antwoord
op vraag 1), ondanks een unaniem gesteunde motie van de Kamer hierover. CBDC komt
in de praktijk neer op een risicovrije rekening bij DNB, zoals de vraagsteller aangeeft.
Voor een toelichting op de voorkeur van de initiatiefnemer voor een nationale betaal-
& spaarbank als tussenpersoon tussen burgers en de centrale bank verwijst de initiatiefnemer
naar het antwoord op vraag 2. Daarbij merkt de initiatiefnemer op dat CBDC en een
nationale betaal- & spaarbank elkaar niet uitsluiten noch in de weg zitten, maar elkaar
juist kunnen versterken.
Een geleidelijke opbouw van het maximumbedrag dat burgers bij een 100% veilige rekening
mogen houden voorkomt een plotselinge verplaatsing van spaargeld naar de nationale
betaal- & spaarbank, wat commerciële banken direct in moeilijkheden zou kunnen brengen.
Een geleidelijke opvoering van dat maximumbedrag geeft commerciële banken dus de tijd
om zich anders te financieren, met meer eigen vermogen. Zo kunnen zij zich instellen
op een nieuw stelsel waarin zij minder spaardeposito’s zullen beheren.
5 – De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen een (korte) reactie
te geven op het voorstel van het Sustainable Finance Lab, dat een voorstel heeft gedaan
voor een proef en evaluatie met betrekking tot een centrale-bankrekening voor consumenten.
Hoe verhoudt dat voorstel zich met het voorstel van de indiener?
Voorts vragen deze leden de indiener om een korte reactie te geven op een aantal andere
voorstellen, zoals die door een andere organisaties zijn gedaan. Het gaat hier om
een voorstel van Ons Geld, waarin een veilige rekening wordt aangehouden bij de overheid/centrale
bank, om de «Bankgirocentrale 2.0» van de Triodos Bank en digitale munten, zoals de
Libra.
In Zweden is er op initiatief van de Zweedse Centrale Bank meer samenwerking tussen
de centrale bank en de politiek op het gebied van het eKrona-project. De leden van
de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de indiener kans ziet om voorstellen in
deze richting te ontwikkelen, of is de strikte scheiding tussen de centrale bank en
de politiek een te groot obstakel in dezen?
Voor een uitvoerige beantwoording verwijst de initiatiefnemer kortheidshalve naar
de antwoorden op de vragen 2 & 4 van de D66 en PvdA-fractie. De initiatiefnemer heeft
geen principiële bezwaren tegen CBDC, wat Sustainable Finance Lab voorstelt, maar
wel enige praktische overwegingen waardoor hij een nationale betaal- & spaarbank als
tussenpersoon tussen burgers en de centrale bank wenselijker en haalbaarder acht.
Ongeacht de gekozen richting ziet de initiatiefnemer liever een project waarin alle
Nederlanders betrokken zijn, weliswaar met een beperkt maximumbedrag (dit kan aanvankelijk
eventueel nog beperkter dan de voorgestelde 10.000 euro), dan een proef met een beperkte
groep Nederlanders. Het laatste zal allerlei bezwaren met zich meebrengen m.b.t. de
geografie en de reikwijdte (zijn de munten overal geldig, en zo ja, hoe zorg je er
voor dat alle winkels in het hele land meedoen voor een beperkte experimentgroep enzovoort),
waardoor een experiment verstoord kan worden. Belangrijker is echter dat naast de
gedragseffecten ook de bredere maatschappelijke en financiële stabiliteitseffecten
van belang zijn. Deze kunnen beter waargenomen en gemonitord worden in een project
waar alle burgers aan (kunnen) deelnemen.
Met betrekking tot de voorstellen van Stichting Ons Geld en Triodosbank kan de initiatiefnemer
antwoorden dat hij hier positief tegenaan kijkt, omdat deze zich in dezelfde denkrichting
bevinden als zijn initiatief. Hij ziet deze voorstellen dan ook als pogingen om de
publieke verankering van de nutstaken die thans bij commerciële banken zijn belegd
te verbeteren. Deze kunnen parallel aan een nationale betaal- & spaarbank worden ingevoerd
en staan elkaar niet in de weg. Sterker nog, Stichting Ons Geld heeft zich positief
over de voorliggende initiatiefnota uitgesproken, en deze voorstellen kunnen elkaar
op onderdelen versterken. Opvallend aan het voorstel van Ons Geld is dat de door hen
voorgestelde veilige rekening door de houder kan worden ondergebracht bij een betaaldienstverlener
naar keuze, ook bijvoorbeeld bij een commerciële bank, als ook een nationale betaal-
& spaarbank. Deze mogelijkheid tot verbreding kan verder onderzocht worden. De bankgirocentrale
2.0 is een voorstel van Triodosbank om de betaalinfrastructuur in een publiek-private
samenwerking gezamenlijk te voorzien. Dit ter besparing van kosten en voor stroomlijning
van ken-uw-klant (KYC) processen en signalering van verdachte transacties. Gelet op
de kosten van het betalingsverkeer en de hoge eisen die terecht door de overheid aan
banken worden gesteld, acht Triodosbank het opportuun om de betaalinfrastructuur gezamenlijk,
en dus niet voor elke bank afzonderlijk, te organiseren. Triodosbank erkent daarmee
in de ogen van initiatiefnemer de publieke verantwoordelijkheid waar het hier eigenlijk
om gaat, en onderkent bovendien dat dit niet zijn kernactiviteit is als commerciële
bank.
De door Facebook voorgestelde munt, Libra, bevestigt in de ogen van de initiatiefnemer
dat er in de samenleving behoefte is aan simpele, veilige en directe digitale betaalmiddelen,
die los staan van commerciële banken. Als overheden niet in die behoefte voorzien,
dan dreigen multinationals zoals Facebook en WeChat commerciële oplossingen te ontwikkelen,
met alle gevolgen van dien, bijvoorbeeld voor onze privacy en het verlies van monetaire
controle. Het voorstel van de initiatiefnemer is daarom op te vatten als een noodzakelijke
stap in de digitalisering van geld. Als de vraag van de leden van de PVDD-fractie
nog breder geïnterpreteerd wordt dient er ook een opmerking gemaakt te worden over
cryptovaluta. De indiener heeft bij juiste regulatie en proportioneel toezicht geen
bezwaar tegen cryptovaluta zoals Bitcoin. De indiener ziet de opkomst van cryptovaluta
als een onvermijdelijke reactie op de financiële crisis en de mogelijkheden die het
internet met zich meebrengt. Cryptovaluta kunnen parallel bestaan aan een publiek
digitaal geldsysteem. Het indammen van cryptovaluta is praktisch onmogelijk als ook
onwenselijk. Juist daarom is het zo belangrijk dat er een veilig publiek alternatief
is dat met zijn tijd meegaat. In Zweden heeft de nationale centrale bank («Riksbank»)
zelf aangedrongen op een parlementaire commissie ter begeleiding van haar E-krona
project. Dat project betreft de introductie van een digitale variant van de nationale
munt en is ingegeven doordat contant geld in Zweden steeds minder gebruikt wordt.
Ook de Chinese overheid heeft aangekondigd met een eigen publieke digitale munt te
komen. Deze initiatieven komen overeen met de nota van de initiatiefnemer.
Publieke taak 1: Digitale betalingen
6 – De leden van de CDA-fractie lezen in de initiatiefnota dat een van de taken van
de voorgestelde depositobank moet zijn het faciliteren van het (digitaal) betalingsverkeer.
Daarbij merken de leden van de CDA-fractie op dat de initiatiefnemer beschrijft dat
er een zorgwekkende trend bestaat van verdwijnende pinautomaten in delen van Nederland.
Deze leden vragen de initiatiefnemer wat de oorzaak is van de verdwijnende pinautomaten.
Acht hij het plausibel dat dit komt doordat het te duur wordt voor banken om in alle
gebieden dergelijke diensten aan te bieden? Ook vragen de leden van de CDA-fractie
aan de initiatiefnemer hoe hij het initiatief «Geldmaat» beoordeelt, waarbij banken
samenwerken om zo in alle delen van Nederland een pinautomaat beschikbaar te houden.
Deelt de initiatiefnemer de mening van de leden van de CDA-fractie dat dit het openhouden
van pinautomaten in het hele land betaalbaar kan houden?
De oorzaak van verdwijnende geldautomaten ligt voor groot deel in het afnemende rendement
voor banken bij het aanbieden van deze faciliteit, maar bijvoorbeeld ook in de toenemende
plofkraken. De initiatiefnemer vindt dit uiterst zorgelijk. Doordat het gebruik van
contant geld afneemt, neemt ook het gebruik van geldautomaten af en komen de winstmarges
(of verliesmarges) onder druk te staan. Dat neemt niet weg dat contant geld belangrijk
blijft in de samenleving. De initiatiefnemer acht samenwerking van banken op het vlak
van de Geldmaat dan ook gepast. Daarmee houden zij een belangrijke voorziening in
stand. De initiatiefnemer ziet ook een vergelijkbare samenwerking ontstaan rondom
het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering. Zolang kleinere ondernemingen
door dit soort samenwerkingsverbanden tussen grote ondernemingen niet op achterstand
worden gezet, heeft de initiatiefnemer begrip daarvoor. De initiatiefnemer ziet de
nationale betaal- & spaarbank als mogelijke partner in deze samenwerking.
7 – De leden van de D66-fractie vragen de initiatiefnemer waarom hij kiest voor het
aanbieden van zowel een spaar- als een betaalrekening. Hoe komt dit overeen met het
door hem gestelde doel van een digitale kluis?
De initiatiefnemer spreekt niet over het aanbieden van twee losse rekeningen. Het
gaat om één «full reserve» rekening per persoon, waarmee ook betalingen kunnen worden
verricht. Technisch gezien gaat het derhalve om wat de commerciële banken een betaalrekening
noemen. De initiatiefnemer is van mening dat alle drie de functies van contant geld
(rekeneenheid, oppot- en betaalmiddel) ook zo veel mogelijk in deze digitale variant
aanwezig moeten zijn, wil het een volwaardige opwaardering zijn die een alternatief
kan bieden voor commerciële banken. Anders zou het publieke alternatief al bij het
ontwerp op achterstand worden gezet tegenover digitaal giraal geld. Dat is onwenselijk.
8 – De leden van de fractie van GroenLinks hebben enkele vragen met betrekking tot
de visie van de initiatiefnemer betreffende een publieke betalingsinfrastructuur.
De initiatiefnemer noemt de DDoS-aanvallen en stelt vervolgens dat de stabiliteit
van het stelsel vergroot wordt als er ook buiten private instanties om digitale betalingen
gedaan kunnen worden. De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af of de
initiatiefnemer een publieke betalingsinfrastructuur enkel als oplossing ziet voor
cyberveiligheidsprobleem, of dat een dergelijke infrastructuur ook andersoortige problemen
adresseert.
Ook zijn de leden van de fractie van GroenLinks benieuwd of de initiatiefnemer kan
toelichten hoe een publieke betalingsinfrastructuur uitdagingen (zoals cyberonveiligheid)
adresseert, waarmee de private infrastructuur nu omgeven is.
Aanvullend vragen zij de initiatiefnemer of hij een beeld kan schetsen van de integratie
van deze infrastructuur met de huidige infrastructuur van clearing en settlement.
Een nationale betaal- & spaarbank brengt een grotere verscheidenheid van betaalvormen
in de economie. Dat alleen biedt al meer stabiliteit, omdat er een alternatief wordt
geïntroduceerd dat in werking blijft als het andere uitvalt. Een nationale betaal-
& spaarbank heeft bovendien een disciplinerend effect op de commerciële banken, waardoor
zij een extra prikkel krijgen om te blijven investeren in betrouwbaarheid en stabiliteit.
Zodoende sluit het advies van de WRR goed aan op hetgeen initiatiefnemer voorstelt.
Het spreekt daarnaast voor zich dat de gefaciliteerde betalingsinfrastructuur aan
dezelfde wet- en regelgeving met betrekking tot cyberveiligheid moet voldoen als geldt
voor de private partijen (art. 3.17 Wet Financieel Toezicht). DNB moet ook hier toezicht
op houden, wat het des te belangrijker maakt dat DNB niet zelf de uitvoerder van deze
dienst wordt. Tenslotte moet de nationale betaal- & spaarbank toegang krijgen tot
TARGET2 om verevening van transacties van en naar commerciële banken mogelijk te maken.
Publieke taak 2: Veiligheid van spaargeld
9 – De leden van de VVD-fractie hechten het grootste belang aan een veilige en stabiele
bankensector. De financiële crisis heeft eens te meer geleerd dat het hebben van vertrouwen
in een stabiele financiële sector essentieel is voor een stabiele Nederlandse economie
en veilig spaargeld. De leden van de VVD-fractie onderschrijven daarmee het uiteindelijk
beoogde beleidsdoel van de initiatiefnemer, namelijk veilig spaargeld.
De leden van de VVD-fractie bevestigen dat de bankensector de afgelopen jaren verbeteringen
heeft doorgevoerd om van de financiële sector weer een sector te maken die in orde
is. Zij zien echter ook dat het vertrouwen in de sector door recente gebeurtenissen
rondom witwassen een flinke deuk heeft opgelopen, nadat dit eerder ook al door de
financiële crisis was gebeurd. De leden van de VVD-fractie benadrukken dan ook dat
aanvullende maatregelen nodig zijn.
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemer te onderbouwen waarom een depositobank
100% veilig zou zijn. De eerste vraag hierbij is hoe het duurzame verdienmodel van
zo’n bank eruitziet. Op welke producten wordt een marge gemaakt? Is de initiatiefnemer
het met de VVD-fractie eens dat er, naast beleggings- en kredietrisico, meer vormen
van risico bestaan? Hoe gaat de depositobank om met operationeel risico, zoals een
hack van criminelen op het spaargeld dat gestald is op de depositobank? Kan de initiatiefnemer
ingaan op andersoortige risico’s, zoals het (onverhoopte) risico op natuurgeweld in
Nederland of een minder stabiele geopolitieke situatie? Kan de initiatiefnemer garanderen
dat bij interne criminaliteit de bank alsnog 100% veilig is? Kan de initiatiefnemer
eveneens garanderen dat bij een (wederom onverhoopte) monetaire instorting de depositobank
volledig veilig is? Kan de initiatiefnemer bevestigen dat 100% veiligheid betekent
dat er geen enkel denkbaar en ondenkbaar risico is dat zou kunnen leiden tot problemen
bij een depositobank? Zelfs bij risico’s die nu nog als «unknown unknowns» of «zwarte
zwanen» gekwalificeerd zouden kunnen worden?
De initiatiefnemers dankt de VVD-fractie voor het ondersteunen van het doel van de
initiatiefnota en verwelkomt de erkenning dat er aanvullende maatregelen nodig zijn
om het vertrouwen in de bankensector te herstellen. Met dit initiatief zullen commerciële
banken er een sterke prikkel bij krijgen om het vertrouwen in hun sector te vergroten.
Om de vraag van de VVD-fractie over het verdienmodel goed te beantwoorden moeten wij
niet alleen naar de instelling van de nationale betaal- & spaarbank kijken, maar naar
het hele stelsel. Betalingsverkeer is in feite een dienst die vergelijkbaar is met
politie, leraren en de zorg. Het behoort tot de set aan randvoorwaarden waarbinnen
een gezonde samenleving c.q. economie kan functioneren. Het is dan ook logisch dat
deze dienst behoort tot onze vitale infrastructuur7. Voor een goede werking van het betalingsverkeer is het belangrijk dat burgers die
er gebruik van maken de garantie hebben dat hun geld, in ieder geval tot een bepaald
maximum, veilig is. Bij contant geld was dat in feite grotendeels al het geval, afgezien
van het uitzonderlijke risico’s zoals hyperinflatie. Bij digitaal giraal geld is deze
garantie er niet bij ontwerp, dus is het geregeld met het DGS. Dat DGS ook niet gratis
is, is onderbouwd in het antwoord op vraag 3. De initiatiefnemer stelt dat een nationale
betaal- & spaarbank een (kosten)effectievere manier is om het spaargeld van burgers
veilig te stellen, die bovendien niet de perverse prikkels van het DGS met zich meebrengt.
De precieze (maatschappelijke en economische) winst hiervan is moeilijk te kwantificeren.
Maar als de markt faalt om een dergelijke nuttige dienst op te richten, ligt het voor
de hand dat de overheid dit initiatief neemt met publieke middelen. De initiatiefnemer
zou het charmant vinden als de kosten van dit initiatief worden gedekt door (een verhoging
van) de bankenbelasting, zodat deze extra belasting op commerciële banken ten goede
komt aan de stabiliteit van hun eigen sector, maar andere dekkingen zijn denkbaar
en bespreekbaar. Deze basisdienst dient immers gratis toegankelijk te zijn voor alle
Nederlanders, net als contant geld dat thans is. Van een marge in commerciële zin
is dus geen sprake.
De nationale betaal- & spaarbank zal in financieel-economische zin waterdicht zijn,
omdat zij zal functioneren als een (weliswaar draagbare) digitale kluis/portemonnee.
Zij onderneemt niets met het aan haar toevertrouwde geld, en houdt het voor 100% aan
in centrale bank geld. Zo lang de Staat en de centrale bank niet falen zal het spaargeld
van mensen in die zin dus 100% veilig zijn. Zelfs wanneer de financiële markten falen
en alle banken failliet gaan blijft dit deel van het geldstelsel overeind, zolang
het vertrouwen in de munt overeind blijft. De tegoeden bij de nationale betaal- &
spaarbank zullen ook altijd volledig contant kunnen worden opgenomen. Daarnaast zijn
er natuurlijk vele vormen van andersoortige risico’s, die iedereen begrijpt, en waarmee
elke organisatie te maken heeft. IT-systemen kunnen falen, interne medewerkers kunnen
disfunctioneren of (onverhoopt, zoals de VVD-fractie terecht aangeeft) kan een natuurramp
zich voltrekken. De nationale betaal- & spaarbank zou grofweg op dezelfde manier omgaan
met dit soort operationele en veiligheidsrisico’s alsmede interne criminaliteit, natuurrampen,
geopolitieke ontwikkelingen, oorlogen en dergelijken als andere overheidsinstellingen,
ministeries en DNB dat al doen. Een cruciale factor in het maatschappelijke vermogen
om risico’s op te vangen is de beschikbaarheid van «klassiek» contant geld. In extreme
gevallen moet er altijd kunnen worden teruggevallen op het gebruik van fysiek contant
geld in de samenleving. Anders dan voor gewone banken is het voor de nationale betaal-
& spaarbank geen probleem als rekeninghouders hun tegoeden contant opnemen. Deze tegoeden
worden immers voor 100% in centrale bank geld aangehouden. Substitutie van dergelijke
tegoeden in contanten levert geen liquiditeits- of solvabiliteitsprobleem op. Het
is dan ook gepast als burgers hun tegoeden bij de nationale betaal- & spaarbank gemakkelijk
kunnen omzetten in contant geld.
10 – De leden van de VVD-fractie benadrukken het belang van een goedwerkende depositogarantieregeling.
Zij vragen of de initiatiefnemer het eens is met de VVD-fractie dat het publiek garanderen
van spaargeld een groot goed is en bijdraagt aan de stabiliteit van het spaargeld.
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemer daarom waarom hij van mening
is dat het een goed idee zou zijn om deze publieke garantie van spaargeld te beperken,
door de depositobank hiervan uit te zonderen. Zet dit voor de initiatiefnemer niet
de deur open voor verdere (anderen zouden wellicht zeggen, neoliberale) beperking
van de publieke achtervang op het spaargeld van Nederlanders? Hoe zou de initiatiefnemer
willen reageren op een andere bank die meent 100% veilig te zijn en daarmee uitgezonderd
te kunnen worden van het DGS?
Zorgt een depositogarantiestelsel niet voor aanvullende bescherming en is een depositobank
zonder een garantiestelling daarmee niet per definitie minder veilig dan een bank
met een garantiestelling, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Allereerst verwijst de initiatiefnemer de VVD-fractie kortheidshalve naar het antwoord
op vraag 3. De initiatiefnemer vindt ook dat «het publiek garanderen van spaargeld een groot goed is en bijdraagt aan de stabiliteit
van het spaargeld». Het DGS is ook volgens de initiatiefnemer onmisbaar in het huidige stelsel, waarin
burgers gedwongen worden hun geld toe te vertrouwen en ter beschikking te stellen
aan commerciële banken, als zij gebruik willen maken van de voordelen van digitale
betalingen. Tegelijkertijd benadrukt de initiatiefnemer nogmaals dat de verlaging
van de dekking onder het DGS de eerste aanbeveling is in het eindrapport van de Parlementaire
Enquêtecommissie Financieel Stelsel. Deze aanbevelingen, die gebaseerd zijn op de
lessen die geleerd zijn tijdens de financiële crisis, zijn destijds unaniem overgenomen
door het parlement. Ook de VVD-fractie heeft die gesteund. Hoewel de initiatiefnemer
regelmatig constateert dat de VVD-fractie inderdaad neoliberale ideeën steunt die
de samenleving verzwakken, behoorde dit niet tot die categorie van ideeën, naar mening
van de initiatiefnemer.
Wanneer een full-reserve depositobank, zoals de nationale betaal- & spaarbank, onder
het DGS zou vallen is dit niet veiliger. Het doet de werking van deze full-reserve
instelling juist teniet. Bij een full-reserve instelling is het gehele tegoed namelijk
gedekt met centrale bank geld. Dit behoeft dan verder geen garantie. Deelnemen aan
het DGS zou ten onrechte extra kosten opleveren en de full-reserve instelling deelgenoot
maken in de risico’s die commerciële banken aangaan.
De initiatiefnemer zou positief reageren op particuliere initiatieven die zich 100%
veilig noemen en uitgezonderd worden van het DGS, als deze aantoonbaar en daadwerkelijk
100% veilig zijn. Het particuliere initiatief voor een depositobank kon rekenen op
steun van de initiatiefnemer, maar is helaas gestrand op juridische belemmeringen
(zie het antwoord op vraag 1). De initiator van dit particuliere initiatief, stichting
Full Reserve, heeft inmiddels ook het standpunt ingenomen dat de overheid een depositorekening
moet aanbieden als nutsvoorziening.8
11 – De leden van de VVD-fractie constateren dat een ontvlechting van publieke en
private belangen volgens de initiatiefnemer een bankensector oplevert waarbinnen iedere
Nederlander een 100% veilige bankrekening zou kunnen openen. Is de initiatiefnemer
het eens met de leden van de VVD-fractie dat het inzetten op een divers bankenlandschap
eveneens tot verbetering zouden kunnen leiden? Ziet de initiatiefnemer hierbij het
nut om, door middel van initiatieven als een bankvergunning light, het stimuleren
van fintech en het vergemakkelijken van een overstap naar een andere bank, meer diversiteit
in het bankenlandschap te bewerkstelligen?
De leden van de VVD-fractie benadrukken dat, hoewel risico gemitigeerd en ingedamd
dient te worden, niet alle vormen van risico per definitie slecht zijn. Bevestigt
de initiatiefnemer dat er ook «goede» vormen van risico bestaan, bijvoorbeeld het
risico van een ondernemer die door middel van trial-and-error een goed, innovatief,
product aan consumenten levert? Is de initiatiefnemer het met de leden van de VVD-fractie
eens dat zonder enige vorm van risico deze ondernemer nooit had kunnen bestaan? Deelt
de initiatiefnemer de lezing dat spaargeld ook bijdraagt aan innovatieve investeringen,
mkb-kredietverlening en de broodnodige hypotheken die per saldo voor Nederland positief
zijn?
De initiatiefnemer is het eens met de leden van de VVD-fractie dat een meer divers
bankenlandschap zal leiden tot verbetering. De invoering van een nationale betaal-
& spaarbank is ook een manier om tot een meer divers bankenlandschap te komen. De
SP-fractie heeft zich al lange tijd hard gemaakt voor het vergemakkelijken van het
overstappen tussen banken, want ook dit zal inderdaad bijdragen aan de disciplinering
van commerciële banken.
De initiatiefnemer is niet principieel tegen alle vormen van risico, zolang deze voortkomen
uit bewuste keuzes en de gevolgen daarvan (zowel negatieve als positieve) eerlijk
gedragen worden door de bewuste risiconemers. Dit geldt voor ondernemers, maar ook
voor mensen die hun spaargeld beleggen dan wel stallen. Het financieel stelsel zal
beter functioneren wanneer burgers de bewuste keuze kunnen maken of, en zo ja, aan
wie zij hun spaargeld beschikbaar stellen. Mensen zijn op dit moment in feite gedwongen
om banken te financieren als zij hun spaargeld veilig willen stallen en enigszins
beschikbaar willen houden. Als het goed gaat maakt de bank winst en zien burgers er
nauwelijks iets van terug. Als het fout gaat kan de bank niet failliet gaan en dekt
het DGS de deposito’s van veel klanten. Deze win-win situatie voor commerciële banken
is pervers. Innovatie is er juist bij gebaat als ondernemingen die niet goed functioneren
failliet kunnen gaan. Het instellen van een nationale betaal- & spaarbank zal derhalve
zelfs een toename kunnen betekenen in ondernemerschap en innovatie in de financiële
sector, terwijl de publieke taken beter worden verankerd.
12 – De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier een publieke depositobank
winstgevend kan zijn, wanneer deze bank geen investeringsrisico’s neemt. Deelt de
initiatiefnemer de lezing dat een publieke instelling ook kan falen en dat in het
geval dat een publieke bank faalt de burger dan per definitie de rekening betaalt?
Waarom wil de initiatiefnemer een parlementair onderzoek naar een Nederlandse publieke
depositobank als het al mogelijk is als burger geld publiek verankerd veilig te stallen
via het depositogarantiestelsel?
De leden van de VVD-fractie vragen ten slotte wat het effect zou zijn van negatieve
spaarrentes op een depositobank.
Kortheidshalve verwijst de initiatiefnemer voor het eerste deel van vraag 12 naar
het antwoord op vraag 9 van de VVD-fractie. Vervolgens merkt de initiatiefnemer op
tegenstander te zijn van negatieve spaarrentes bij commerciële banken. Mocht dit toch
in de toekomst voorkomen, dan zou dat er waarschijnlijk toe leiden dat mensen een
groter deel van hun spaargeld gaan stallen bij de nationale betaal- & spaarbank (of
in contant opnemen, indien dit initiatief onverhoopt niet verwezenlijkt wordt). Tegelijkertijd
vermindert dit initiatief de kans dat deze situatie zich überhaupt kan voordoen. Dit
initiatief verbetert immers de onderhandelingspositie van de spaarders door hen een
alternatief voor de commerciële bankrekening te bieden. Hierdoor zullen zij geen lagere
rente hoeven te accepteren dan die bij de nationale betaal- & spaarbank wordt geboden,
te weten 0%. Bovendien komen zij in een betere positie om passende beloning (rente)
te verlangen voor het spaargeld dat ze wel beschikbaar stellen aan een bank. Als de
vraag naar deposito’s constant blijft, maar het aanbod schaarser wordt, zal de rente
die spaarders wordt voorgehouden waarschijnlijk (moeten) stijgen.
13 – De leden van PVV-fractie vragen aan de initiatiefnemer allereerst dieper in te
gaan op de mogelijke nadelige gevolgen van een publieke depositobank. Wat gebeurt
er met de stabiliteit van het financiële stelsel als spaarders in tijden van crisis
massaal hun geld bij marktpartijen opnemen en naar een publieke depositobank toe vluchten?
Ook willen de leden van de PVV-fractie weten op welke wijze volgens de initiatiefnemer
voorkomen wordt dat een publieke depositobank voor een instabiel financieel stelsel
zal zorgen.
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de initiatiefnemer aangeeft dat er
meerdere opties denkbaar zijn om mogelijke overgangseffecten te voorkomen. De leden
van de PVV-fractie vragen de initiatiefnemer deze opties nader uit te werken. Op welke
wijze kunnen de overgangseffecten nog meer worden voorkomen, anders dan het voorbeeld
dat in de initiatiefnota wordt genoemd?
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat de centrale bank in Litouwen een
eigen vereffeningsinstelling heeft voor onderling betalingsverkeer. De leden van de
PVV-fractie vragen de initiatiefnemer nader in te gaan op hoe het in Litouwen is geregeld
en of de initiatiefnemer hier een voorbeeld aan zou willen nemen.
De invoering van de nationale betaal- & spaarbank moet geleidelijk gebeuren zodat
commerciële banken de financiering van hun activiteiten erop kunnen aanpassen. Zij
krijgen zo de kans om meer eigen vermogen aan te houden, bijvoorbeeld door minder
dividend uit te keren aan aandeelhouders. Het is niet de bedoeling van de initiatiefnemer
om commerciële banken onnodig in problemen te brengen door abrupte verschuivingen.
Ook in een toekomstige crisissituatie mag het niet zo zijn dat banken onnodig in problemen
komen. Allereerst is hierbij dus te denken aan een maatregel zoals de begrenzing van
het bedrag dat per persoon op een full reserve rekening kan worden aangehouden, zoals
genoemd in de initiatiefnota. Maar die bovengrens kan een aantal jaar na invoering
al op een dusdanig hoog niveau staan dat het overgrote deel van de burgers theoretisch
toch al hun spaargeld direct van een commerciële bank naar de nationale betaal- &
spaarbank zou kunnen verschuiven. Dit kan in een crisis dan een acuut probleem voor
een commerciële bank opleveren, maar die situatie kan zich nu ook al voordoen. Mensen
hebben immers nu al de mogelijkheid om hun geld in contanten op te nemen bij de bank.
Sterker nog, die situatie heeft zich al regelmatig voorgedaan in landen die in een
ernstige financiële crisis zijn beland, zoals in Cyprus in 2013.9 Beelden van rijen van burgers die bij commerciële bankkantoren hun geld in contanten
komen ophalen zijn nu al niet ongewoon in het huidige stelsel. De tijdelijke maatregelen
die in zo een uiterst uitzonderlijke situatie nu al genomen kunnen worden om de financiële
stabiliteit te bewaken, kunnen straks ook genomen worden als er een nationale betaal-
& spaarbank bestaat. Aan die situatie verandert niets. Zo kan er bij uiterst uitzonderlijke
situaties gedacht worden aan een maximum opnamebedrag per dag. In 2013 kon de Cypriotische
bevolking op sommige dagen niet meer dan 100 euro per dag pinnen. Tegelijkertijd vermindert
een nationale betaal- & spaarbank de kans dat dit soort maatregelen überhaupt nodig
zal zijn, omdat commerciële banken die zich met meer eigen vermogen financieren stabieler
zijn.10 Invoering van een veilig alternatief voor de commerciële bankrekening heeft een disciplinerende
werking op de hele sector, zoals aangegeven door onder andere de WRR in haar rapport
Geld en Schuld.
Voor zover de initiatiefnemer weet en via nader contact, onder andere in Litouwen,
heeft kunnen achterhalen lijkt het er op dat ze in Litouwen weliswaar het voornemen
hebben om CENTROlink (hun nationale vereveningssysteem) te koppelen aan TARGET2, maar
dat dit in de praktijk nog niet is gerealiseerd. Vervolgens is het nog maar de vraag
of zij wél een full reserve instelling zouden toelaten op dat systeem. Dat is bij
weten van de initiatiefnemer tot op heden nog niet gebeurd. Een private oplossing
lijkt dus nog steeds onmogelijk.
14 – De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de tweede taak van de voorgestelde
depositobank de borging van het spaargeld van de burgers dient te zijn. Zij vragen
de initiatiefnemer of hij iets verder wil ingaan op de vraag hoe hij dit voor zich
ziet. Waar worden de spaargelden precies gestald? Wie gaat er verantwoordelijk worden
voor het beheer van deze spaargelden? Ook vragen de leden van de CDA-fractie of deze
depositobank aangesloten zal zijn op het systeem van de Europese Centrale Bank (ECB).
De gelden worden aangehouden bij de centrale bank als centrale bank tegoed. Zoals
genoemd moet de nationale betaal- & spaarbank aangesloten zijn op het Europese TARGET2-systeem
waardoor zij, en dus haar klanten, toegang hebben tot het Europese betalingssysteem.
15 – De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van de huidige ontwikkelingen
rondom de spaarrente hoe de initiatiefnemer het vraagstuk van de negatieve rente op
spaarrekeningen ziet bij de voorgestelde depositobank. In het verlengde daarvan vragen
de leden van de CDA-fractie hoe initiatiefnemer het voor zich ziet dat de depositobank
geen rente zal uitkeren op spaartegoeden op het moment dat de rente op spaartegoeden
weer gestegen is bij andere banken. Meent de initiatiefnemer dat, op het moment dat
de rentes op spaartegoeden weer stijgen naar hoge percentages, mensen nog steeds geneigd
zullen zijn hun geld te stallen bij een bank die geen rente uitkeert? Hoe zal mogelijke
leegloop van de depositobank worden opgevangen op het moment dat de rente bij andere
banken weer zal stijgen en die van de depositobank op 0% blijft?
De initiatiefnemer is van mening dat de nationale betaal- & spaarbank een gepast antwoord
is op dreiging van negatieve spaarrente. Hij verwijst daarvoor ook onder meer naar
het antwoord op vraag 12. Dit initiatief verbetert de onderhandelingspositie van de
spaarders door hun een alternatief te bieden. Hierdoor zullen zij geen lagere rente
hoeven te accepteren dan die op de full reserve rekening wordt geboden, te weten 0%.
Daarbij is de initiatiefnemer van mening dat de full reserve rekening ten alle tijde
renteloos dient te zijn, omdat er niets met het geld van de rekeninghouder ondernomen
wordt en er dus ook geen rendement gemaakt kan worden. Deze zal dan, naast een veilige
kluis voor spaargeld, zoals de ECB beschrijft ook een belangrijk onderdeel van het
betalingssysteem gaan vormen11.
Als iemand met een deel van zijn/haar spaargeld rendement wil behalen, en bereid is
bijbehorend risico te nemen, dan kan diegene daarvoor naar commerciële instellingen
(blijven) gaan. Het is aannemelijk dat meer mensen dit zullen doen als de spaarrentes
bij commerciële banken weer zullen stijgen naar een niveau waarop men bereid is hun
risicovolle activiteiten te financieren. De initiatiefnemer is er van overtuigd dat
de spaarrentes dan aanzienlijk hoger zouden moeten zijn dan thans het geval is en
dat deze situatie niet binnenkort aanstaande lijkt.
16 – De leden van de CDA-fractie lezen dat initiatiefnemer vaststelt dat een private
depositobank niet tot de mogelijkheden behoort vanwege het depositogarantiestelsel
zoals dat geldt in Europese lidstaten. De leden van de CDA-fractie zien dit bezwaar
vaker terug en delen met de initiatiefnemer dat het een moeilijk obstakel is om te
passeren. Zij vragen de initiatiefnemer in hoeverre hij met zekerheid kan stellen
dat deelname aan het DGS een onzinnige eis is voor een publieke basisvoorziening?
Baseert hij dit enkel op zijn eigen redenering of volgt dit ook uit de logica van
het DGS?
De leden van de CDA-fractie vragen ook of initiatiefnemer wil ingaan op het voorstel
van het CDA om van de Volksbank weer een coöperatieve bank te maken om daarmee de
belangen van de burger weer beter te waarborgen.
Kortheidshalve verwijst de initiatiefnemer allereerst naar het antwoord op vraag 10.
Depositogaranties zijn oorspronkelijk ingevoerd om commerciële banken tegen een bankrun
te beschermen. De nationale betaal- & spaarbank behoeft deze bescherming niet. Zij
komt namelijk niet in de problemen als al haar rekeninghouders hun tegoeden plotseling
onttrekken, wat zij te allen tijde zouden kunnen doen. De aan de nationale betaal-
& spaarbank in bewaring gegeven gelden worden geheel aangehouden in centrale bank
geld en zijn direct opneembaar. Dat neemt niet weg dat ook de nationale betaal- &
spaarbank zekere garanties moet kunnen bieden, zoals in het geval van diefstal en
cyberaanvallen. Dit is echter geen risico waarop het DGS is gericht, maar waarin via
andere regelingen wordt voorzien, en waaraan ook de nationale betaal- & spaarbank
zich zal moeten houden.
De initiatiefnemer is van mening dat de Volksbank in staatshanden moet blijven, maar
dat is verder niet essentieel voor het voorliggende voorstel. In de initiatiefnota
wordt door de initiatiefnemer de Volksbank als een mogelijkheid genoemd bij de inrichting
van een nationale betaal- & spaarbank, vanwege haar kennis van processen, rekeningbeheer,
betalingsverkeer, klantrelaties etc. Andere mogelijkheden voor de inrichting van een
dergelijke bank zijn denkbaar en bespreekbaar.
17 – De leden van de D66-fractie zijn voorstander van een meer diverse bankensector.
Zij zijn van mening dat door diversiteit en onderlinge concurrentie de wensen van
de klant centraal komen te staan en diezelfde klant meer keuze krijgt. Bovendien bevordert
een meer diverse bankensector de stabiliteit van de Nederlandse financiële sector
als geheel. Zij lezen dat de initiatiefnemer de optie van een private depositobank
verwerpt en kiest voor een publieke variant, omdat daarvoor het DGS niet zou gelden.
Waarop baseert de initiatiefnemer zijn verwachting? Betekent dit dat er volgens de
initiatiefnemer geen enkele achtervang nodig is? Zijn er voorbeelden bekend van landen
die onder het depositogarantiestelsel vallen en een publieke bank hebben die gevrijwaard
is van deelname aan het DGS?
Het is niet aan de initiatiefnemer om een private depositobank te verwerpen, zoals
de D66-fractie stelt. Dat is dan ook niet aan de orde. De initiatiefnemer constateert
echter dat deze ondanks brede steun nog steeds niet gerealiseerd is. Voor een publieke
depositobank gelden niet de belemmeringen waarop de private depositobank is vastgelopen.
EU-Lidstaten hebben mogelijkheden om diensten in het publieke belang aan te bieden
en daarbij hebben zij meer vrijheden en uitzonderingen dan marktpartijen. Zo komen
overheidsinstellingen die gemachtigd zijn om voor klanten rekeningen aan te houden
in aanmerking voor toegang tot het interbancaire betaalsysteem (artikel 4 lid 1 sub
e Voorwaarden TARGET2-NL). Voorts geldt het verbod van artikel 3:5 lid 1 Wft («aantrekking
van opvorderbaar geld») niet voor lidstaten en lagere overheden. Zoals kort genoemd
in de nota lijkt de meest voor de hand liggende manier om de uitgangspunten van de
nationale betaal- & spaarbank te bereiken te zijn door (een onderdeel van) de Volksbank,
die in eigendom is van de Nederlandse overheid, af te splitsen en om te vormen. Dat
onderdeel zou haar huidige bankvergunning dan verliezen daar het zich beperkt tot
de uitgangspunten zoals die geschetst zijn in de initiatiefnota (geen kredietverlening).
De nationale betaal- & spaarbank zou dan een vergunning als betaalinstelling kunnen
aanvragen. Omdat de Nederlandse overheid – anders dan een private depositobank zou
zijn – is uitgezonderd van het verbod op het aantrekken van opvorderbare gelden van
het publiek in Nederland én toegang kan hebben tot het TARGET2 lijkt een nationale
betaal- & spaarbank op die manier te realiseren. Deze instelling heeft dan geen verplichting
om deel te nemen aan het DGS. De initiatiefnemer stelt voor om een parlementaire begeleidingscommissie
in te richten om dit pad, maar wellicht ook andere paden te verkennen. Echter acht
de initiatiefnemer een strikt juridische benadering, hoewel relevant, ondergeschikt
aan de economische en publieke belangen die beter verankerd worden door deze fundamentele
basisdienst als publieke voorziening aan te bieden. De nationale betaal- & spaarbank
zal een taak van publiek belang vervullen. Als een (Europese) wet een wenselijke publieke
dienst in de weg staat, dan kan deze immers met politieke wil gewijzigd worden. Verder
verwijst initiatiefnemer naar het antwoord op vraag 1.
18 – De leden van de D66-fractie delen de analyse dat banken een belangrijke publieke
functie uitvoeren wanneer zij betalingen verwerken en wanneer zij spaarrekeningen
aanbieden. Zij lezen dat de initiatiefnemer banken onveiliger acht om spaargeld te
bewaren omdat hij een verlaging van de wettelijke verplichte reserves bij banken ziet.
Kan de initiatiefnemer een overzicht geven van de daadwerkelijk aangehouden risicogewogen
kapitaalreserves van Nederlandse banken? Hoe verhouden deze daadwerkelijk aangehouden
reserves zich tot de door de initiatiefnemer genoemde 3%?
Afbeelding 1: Leverage ratio Nederlandse banken 1900–19901
1 https://economie.rabobank.com/publicaties/2016/juli/een-historisch-prof…
Afbeelding 2: Leverage ratio Nederlandse banken 1998–20191
1 https://www.dnb.nl/over-dnb/taken/financiele-stabiliteit/indicatoren/kr…
Bovenstaand treft de D66-fractie twee grafieken aan over de kapitaalreserves van Nederlandse
banken. Daarin is te zien dat deze als percentage van hun balanstotaal erg laag zijn
in historisch perspectief. Na de economische crisis zijn die weliswaar iets gestegen
richting de 5%, wat boven het wettelijk minimum is, maar bovenstaande grafieken tonen
in de ogen van de initiatiefnemer aan dat deze wettelijke ondergrens historische gezien
dan ook wel erg laag is.
19 – De leden van de fractie van GroenLinks hebben enkele vragen die ertoe dienen
een completer beeld te krijgen van de mogelijke effecten van het installeren van een
publieke spaarbank.
Gesteld wordt dat mensen op dit moment geen optie hebben hun spaargeld risicoloos
bij een bancaire instelling in beheer te geven. De initiatiefnemer noemt weliswaar
het depositogarantiestelsel, maar verbindt dit niet expliciet aan de veilige spaarmogelijkheid
die mensen op dit moment tot 100.000 euro al hebben. De leden van de fractie van GroenLinks
zijn benieuwd of de initiatiefnemer inzicht kan geven in het vraagstuk in hoeverre
er vraag is vanuit mensen met meer dan 100.000 euro spaargeld op een bancaire rekening
om dat spaargeld bij een publieke spaarbank te stallen.
Daarnaast vragen zij of de initiatiefnemer inzicht kan geven in hoeverre de inwerkingtreding
van het depositogarantiestelsel de vraag naar een publieke spaarbank beïnvloedt. Ook
vragen zij de initiatiefnemer te reflecteren op de uitspraak dat een publieke spaarbank
mensen de mogelijkheid geeft geld risicoloos te stallen nu zeker vermogende mensen
ook al de mogelijkheid hebben bovenop het depositogarantiestelsel hun spaargeld te
investeren in niet-renderende, maar relatief veilige staatsobligaties.
Kortheidshalve verwijst de initiatiefnemer allereerst naar de antwoorden op de vragen
3 en 10 over het depositogarantiestelsel. Op individueel niveau zal het inderdaad
niet uitmaken op welke manier een belangrijk deel van het spaargeld van een persoon
gegarandeerd is. Het is echter aan de politiek om het meest effectieve en minst verstorende
middel hiervoor in te stellen. De initiatiefnemer heeft betoogt dat een nationale
betaal- & spaarbank in dat kader beter zal werken dan het huidige DGS. Voor hoog-vermogende
mensen zal dit weinig verschil maken. Zij zullen aangewezen blijven op de middelen
die hen thans al ter beschikking staan.
20 – De leden van de fractie van GroenLinks zijn ook benieuwd hoe de initiatiefnemer
aankijkt tegen een verhoging van het plafond van het depositogarantiestelsel, daar
een dergelijke verhoging hetzelfde effect kan hebben voor de hoeveelheid spaargeld
die mensen risicovrij kunnen stallen als het stellen van een limiet aan wat mensen
bij een publieke spaarbank kunnen stallen.
Voorts vragen de leden van de fractie van GroenLinks de initiatiefnemer of hij van
mening is dat er een verschil is in de mate van risicoloosheid van het stallen van
spaargeld dat gedekt wordt door het depositogarantiestelsel en het stallen van spaargeld
bij de door hem voorgestelde publieke spaarbank.
Ook zijn de leden van de fractie van GroenLinks benieuwd hoe de initiatiefnemer aankijkt
tegen de hypothese dat, mocht er veel gebruik van gemaakt worden, de publieke spaarbank
een procyclische werking kan hebben, omdat mensen in tijden van crisis vertrouwen
verliezen en hun geld bij private banken weghalen, de publieke spaarbank geen kredietverleningen
en investeringen bezit, en daarom het aanbod van geld en kapitaal, juist wanneer de
economie een impuls nodig heeft, afneemt.
Aanvullend hierop zijn zij benieuwd of het bieden van een veilig spaaralternatief
bovenop het depositogarantiestelsel risico’s op bankruns van mensen met meer dan 100.000
euro aan spaargeld in tijden van crises kan versterken.
De initiatiefnemer herkent zich niet in het beeld dat de leden van de GL-fractie schetsen.
Het beoogde en beschreven doel van een nationale betaal- & spaarbank is niet om mensen
mogelijkheden te geven een groter deel van hun spaargeld veilig te kunnen stallen.
Het doel is om de stabiliteit van het financiële stelsel te vergroten. Een verhoging
van het DGS-garantieplafond zou daarin juist averechts werken, naar overtuiging van
de initiatiefnemer, omdat de kans groter wordt dat bij een systeemcrisis het depositogarantiefonds
ontoereikend zal zijn. Daardoor wordt zowel het besmettingsgevaar groter, als de kans
dat de overheid weer moet ingrijpen. Een verhoging van het DGS-garantieplafond zou
dus een verdere ondermijning van de stabiliteit van het financieel stelsel betekenen.
Een nationale betaal- & spaarbank is een rechtvaardigere en zelfs meer marktgeoriënteerde
manier waarop burgers zekerheid kan worden geboden, omdat de verwevenheid tussen private
belangen en publieke taken wordt afgebouwd in plaats van verdiept.
Dan met betrekking tot de door de GL-fractie vermeende procyclische werking. Zoals
de WRR ook aangeeft zal de full reserve rekening de banken dwingen zich op andere
-meer verantwoorde- wijze te financieren, «met meer eigen vermogen (kapitaal) en vreemd
vermogen met een lange looptijd» (WRR, 2019, Geld en schuld, p. 237). Daardoor worden
ze minder afhankelijk van direct opeisbare tegoeden. Dat heeft juist een dempend effect
op de kredietcyclus. De schommelingen zullen dus minder groot worden, naar overtuiging
van de initiatiefnemer. Spaarders zullen op hun beurt meer risicobewust worden, en
alert op de voor- en nadelen van het beschikbaar stellen van hun geld aan een commerciële
instelling. Zeker wanneer de opvraagbaarheid ervan minder flexibel gaat worden dan
men thans gewend is. Bovendien kampen financiële markten momenteel – getuige de negatieve
rente – met een overschot aan liquiditeit. Dit is dan ook het juiste moment om de
nationale betaal- & spaarbank in te voeren.
21 – Daarnaast vragen de leden van de fractie van GroenLinks de initiatiefnemer of
hij een toelichting kan geven op zijn woorden dat met het installeren van een publieke
spaarbank «private banken weer volledig als ondernemingen [kunnen] functioneren».
Bedoelt de initiatiefnemer hier dat die banken bij installering van een publieke spaarbank
niet langer too-big- en too-interconnected-to-fail zijn? En kan een beschouwing gegeven
worden op de macro-economische effecten op het moment dat banken in een dergelijke
context inderdaad niet meer gered worden?
Bovendien vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich af of de manier waarop
de publieke spaarbank garant staat voor spaargeld compatibel is met de mededingingsregels
van de EU en de handhaving van die regels vanuit de Europese Commissie. Kan de initiatiefnemer
hierop reflecteren?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren ten slotte dat de initiatiefnemer
benoemt dat private banken door middel van de inwerkingtreding van een publieke spaarbank
kunnen werken aan vertrouwensherstel om zo mensen ertoe te bewegen hun spaargeld aan
banken te blijven toevertrouwen. Kan de initiatiefnemer een beschouwing geven op welke
manier het vertrouwen om spaargeld te stallen op dit moment ontbreekt, ook in het
licht van het depositogarantiestelsel?
De inrichting van een nationale betaal- & spaarbank moet de start zijn van een proces
waarin commerciële banken geleidelijk aan marktdiscipline worden blootgesteld. Op
dit moment opereren zij nog steeds met impliciete staatsteun. Zij kunnen niet failliet
gaan en de regels die voor hen gelden zijn zo uitvoerig dat de ruimte voor nieuwe
intreders er nauwelijks is. Banken zullen zich dan meer moeten richten op hun kerntaak
kredietverlening en zich anders gaan financieren; minder met opvraagbare tegoeden
en meer met eigen vermogen. Het financieren van commerciële banken door individuen
wordt zo een bewustere keuze waarvoor passende rente wordt geboden. Je spaargeld beschikbaar
stellen aan een commerciële bank zal dan meer aanvoelen als een belegging, met een
risico, en minder als een gewoonte. Naarmate financiering van banken een bewuste keuze
wordt, onder bewuste aanvaarding van risico tegen passende rente, krijgt de overheid
de kans om haar impliciete steun aan het bankwezen af te bouwen. Dit is een goed denkbare
koers volgens initiatiefnemer die kan worden ingezet nadat een nationale betaal- &
spaarbank gerealiseerd is. Dit zal een proces van jaren zijn; het verweven raken van
commerciële banken en de overheid is immers ook niet abrupt gebeurd. Of dit ontvlechtingsproces
zal slagen hangt af van vele factoren, waaronder de acceptatie van de nationale betaal-
& spaarbank door de Nederlanders. Uiteraard kan die acceptatie beïnvloed worden door
flankerend beleid en bewustwording.
In de situatie zoals geschetst door de leden van de GL-fractie – welke dus een mogelijk
eindsituatie zou zijn na een jarenlang proces – is het financieren van commerciële
banken gescheiden van het aanhouden van liquiditeit voor alledaagse betalingen en
een digitale kluis om spaargeld veilig in te bewaren. Indien banken dan alsnog financiering
aantrekken van het publiek zullen zij dat doen door middel van financiële producten
die meer dan nu het risico dat er mee gepaard gaat zullen reflecteren. De concurrentie
in de kredietverlening neemt dan toe, en is niet meer verstoord door de aparte status
van de banken. Ook de invloed van de uiteindelijke vermogensverschaffer neemt toe,
daar vermogensverschaffing een bewuste keuze wordt die, zoals bij effectenuitgifte,
omlijst is met nauwkeurige informatievoorziening over de risico’s die aan de vermogensverschaffing
verbonden zijn. Het verwachte en beoogde macro-economische effect hiervan zal zijn
dat de financiële sector aanzienlijk meer divers wordt en het financieringsaanbod
wordt gebaseerd op bewuste risico-aanvaarding tegen passende renteniveaus.
Dan met betrekking tot de vraag over de regels van de EU en de handhaving van die
regels vanuit de Europese Commissie: Kortheidshalve verwijst de initiatiefnemer ook
naar het antwoord op vraag 17. Daarnaast benadrukt hij dat dit voorstel additioneel
aan de markt is, aangezien deze dienst in private sfeer niet opgericht kon worden
juist vanwege EU-regelgeving.
Ten slotte met betrekking tot het ontbrekende vertrouwen in banken. De laatste jaren
stonden de banken veelvuldig negatief in de belangstelling. Je kunt een boek vullen
(en dat is ook veelvuldig gebeurd) met de vele schandalen zoals de bankencrisis, de
bonussen, de topsalarissen, belastingontwijking, witwassen, Libor-fraude, derivatendrama
etc. Omdat commerciële banken nu een onmisbare nutsfunctie vervullen lijken ze overal
mee weg te komen. Verschillen tussen banken worden bovendien uitgevlakt, mede door
de vele overheidsregels. Banken die het goede voorbeeld willen geven worden duurder,
onder andere omdat ze mede de last moeten dragen van onverantwoorde risico’s die door
andere banken zijn aangegaan. Dit alles komt de stabiliteit, diversiteit, marktwerking
en rechtvaardigheid niet ten goede. Door introductie van de nationale betaal- & spaarbank
wordt vermogensverschaffing aan banken een bewuste keuze voor de Nederlanders. Banken
zullen daarop moeten inspelen door zich aantrekkelijker te maken als investering voor
burgers. Daarbij wordt het belangrijker voor hen om zich positief te onderscheiden.
Hierbij benadrukt de initiatiefnemer nogmaals het belang van het vergemakkelijken
van overstappen tussen banken.
22 – De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de indiener een analyse heeft
gemaakt van (Europese) juridische belemmeringen die in de weg zouden kunnen staan
van zijn plannen.
Kortheidshalve verwijst de initiatiefnemer allereerst naar het uitvoerige antwoord
op vraag 17. De specifieke juridische belemmeringen die eerdere (private) initiatieven
deden stranden staan, zover initiatiefnemer overziet, een nationale betaal- & spaarbank
niet in de weg. Daarnaast wil de initiatiefnemer aangeven dat een uitputtende analyse
van het Nederlandse, Europese en Mondiale juridische speelveld een uitdagende opdracht
is voor een enkel Kamerlid zonder ministerie of gespecialiseerde juridische dienst
ter beschikking. Echter blijkt uit zijn analyse, bijgestaan door betrokken juristen
dat het creëren van een nationale betaal- & spaarbank zeker mogelijk zou kunnen zijn
binnen de huidige kaders. Daar komt bij dat juridische kaders politiek bepaald worden,
dus mochten er later in het proces zich onverhoopt hindernissen opwerpen deze uiteraard
politiek beslecht kunnen worden. Daarom stelt de initiatiefnemer, net als in Zweden,
een parlementaire begeleidingscommissie voor.
23 – De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de indiener of zijn voorstel
een mogelijk antwoord is op de huidige realiteit van (nakende) negatieve rente. Veel
mensen maken zich zorgen over dit onderwerp en ook in de Kamer gaan er geluiden op
om de negatieve rente aan banden te leggen. Kan er sprake zijn van een negatieve rente
binnen dit voorstel?
Nee, in de ogen van de initiatiefnemer is en kan er geen negatieve (noch positieve)
rente van toepassing zijn op de tegoeden bij de nationale betaal- & spaarbank. Het
geld wordt immers niet ter beschikking gesteld aan deze instelling, maar uitsluitend
in bewaring gegeven. Dit renteloze alternatief voor de bankrekening is bovendien een
«marktgeoriënteerde» antwoord op negatieve spaarrente, daar het spaarders een alternatief
geeft voor commerciële banken en zodoende een betere onderhandelingspositie geeft
ten opzichte van die banken.
Kosten
24 – De leden van de VVD-fractie lezen dat volgens de initiatiefnemer mensen geen
kosten maken om gebruik te maken van de publieke depositobank. Op welke manier worden
de onkosten van de bank dan gefinancierd? Tevens valt te lezen dat de kosten voor
een publieke depositobank momenteel niet goed kwantificeerbaar zijn. Kan de initiatiefnemer
een schatting maken hoeveel het de Nederlandse belastingbetaler kost om deze wijziging
in ons geldstelsel door te voeren? De initiatiefnemer spreekt van een schatting van
17 miljoen euro voor de betalingsstructuur op basis van de infrastructuur van Bunq.
Welk bedrag is gemoeid met het onderhoud, de beveiliging en het permanent draaiend
houden van deze infrastructuur op structurele basis?
De verplichtingen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
(Wwft) zouden onverkort van toepassing zijn op de voorgestelde depositobank. Kan de
initiatiefnemer aangeven hoeveel fte en welke kosten daarbij betrokken zouden zijn?
Allereerst merkt de initiatiefnemer op dat hij, net als in Zweden het geval is, een
parlementaire begeleidingscommissie voorstelt om juist dit soort gedetailleerde vragen
uit te zoeken, scenario’s voor de toekomst in kaart te brengen en het proces verder
te begeleiden. Verschillende financieringsvormen zijn immers denkbaar. De initiatiefnemer
acht het gerechtvaardigd als de nationale betaal- & spaarbank vanuit de algemene middelen
bekostigd wordt. Een nationale betaal- & spaarbank zal, zoals de WRR stelt, commerciële
banken dwingen om zich «verantwoorder te financieren, met meer eigen vermogen en vreemd
vermogen met een lange looptijd». Dit initiatief zal de sector dus disciplineren en
stabiliseren, waardoor het vertrouwen in de banken zal toenemen. Derhalve zou de initiatiefnemer,
zoals gezegd, het charmant vinden als de kosten van dit initiatief worden gedekt door
(een verhoging van) de bankenbelasting, zodat deze extra belasting op commerciële
banken ten goede komt aan de stabiliteit van hun eigen sector. Maar andere dekkingen
zijn denkbaar en bespreekbaar.
Dan met betrekking tot een schatting van de structurele kosten van het initiatief,
waaronder de Wwft verplichtingen. Deze kosten laten zich het beste afleiden uit de
kosten die de banken thans maken om het betalingsverkeer te verzorgen, waar zij overigens
niet transparant over zijn. Deze lopen naar schatting in de tientallen miljoenen per
jaar per bank. Er werken zo’n 8.000 mensen nu op de betreffende afdelingen, maar commerciële
banken erkennen dat deze taak nu niet efficiënt wordt ingevuld. Zij gaan dan ook meer
samenwerken bij het naleven van hun Wwft verplichtingen, zoals de VVD-fractie weet.
In die samenwerking kunnen de ken-uw-klant processen en de signalering van verdachte
transacties worden gestroomlijnd en kunnen de kosten daarvoor omlaag. Het ligt voor
de hand dat de nationale betaal- & spaarbank hieraan zal deelnemen. De Volksbank neemt
al deel en beschikt over de relevante expertise met betrekking tot klantrelaties en
rekeningbeheer. Daarbij acht de initiatiefnemer het voorstel van Triodosbank «bankgirocentrale
2.0» relevant. Triodosbank stelt voor om de betaalinfrastructuur in een publiek-private
samenwerking gezamenlijk op te pakken. Op deze wijze ziet Triodosbank kans voor kostenbesparing
voor alle financiële instellingen, met name op het vlak van ken-uw-klant processen
en signalering van verdachte transacties. De initiatiefnemer vind dat een interessante
gedachte.
25 – De leden van de PVV-fractie vragen de initiatiefnemer de financiële gevolgen
van de voorstellen nader uit te werken. Kan de initiatiefnemer een indicatie geven
van de kosten die de voorstellen met zich meebrengen?
De initiatiefnemer verwijst hiervoor naar de beantwoording van vraag 24
26 – De leden van de CDA-fractie vragen, in het verlengde van de in de initiatiefnota
onder 1. genoemde publieke taak (digitale betalingen), aan initiatiefnemer hoe hij
voor zich ziet dat de kosten voor het faciliteren van digitale betalingen worden gedekt
door de depositobank. Klopt het dat huidige banken aangeven dat het faciliteren van
digitale betalingen een verlieslijdende post is die wordt opgevangen door andere,
meer risicovolle activiteiten? Zo ja, hoe ziet initiatiefnemer het voor zich dat deze
kosten worden opgevangen? Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie op dit punt
hoe de initiatiefnemer de kosten beoordeelt die gemaakt zullen moeten worden waar
het gaat om het borgen van de veiligheid van de digitale betalingen.
De banken geven zelf inderdaad aan dat het betalingsverkeer op dit moment een «verlieslijdende
post» is en in zekere mate wordt gedekt uit overige activiteiten. Tegelijkertijd constateert
de initiatiefnemer dat de banken desgevraagd niet van deze taak af willen, omdat het
hen enerzijds in staat stelt om zich goedkoop te financieren en anderzijds onmisbaar
maakt in een moderne samenleving. Met alle gevolgen van dien. De initiatiefnemer heeft
daarom geconcludeerd dat een alternatief desalniettemin wenselijk is en verwijst verder
naar de beantwoording van de vragen 8 en 24.
27 – De leden van de D66-fractie vragen of de initiatiefnemer een uitsplitsing kan
geven van de kosten van het onderhoud van een publieke betaalinfrastructuur, van het
aanbieden van betaal- en spaarrekeningen, het ontwikkelen en aanbieden van een betaalapp
voor de mobiele telefoon en van een betaalpas voor elke Nederlander? De leden van
de D66-fractie lezen dat volgens de initiatiefnemer elke Nederlandse staatsburger
via zijn voorstel kosteloos een digitale portemonnee krijgt. Is de initiatiefnemer
het met de leden van de D66-fractie eens dat wanneer er belastinggeld geïnvesteerd
moet worden in het opzetten en onderhouden van een dergelijke rekening en de bijbehorende
infrastructuur, er niet gesproken kan worden van een kosteloze rekening?
De initiatiefnemer deelt de mening dat het geheel kosteloos noemen van dit initiatief
een incorrect beeld zou kunnen oproepen. Dat is het ook niet. Wel is het zo dat er
geen kosten direct doorberekend hoeven te worden voor gebruik van de dienst door de
individuele burger. Zo is de politie ook niet kosteloos, maar de veiligheid die een
wijkagent biedt wordt niet individueel per bewoner aan die wijk doorberekend. Dat
gaat voor een groot deel naar draagkracht via de belastingen. Het hulp inroepen van
de brandweer kost in principe geen geld en zij helpen de burger in algemeenheid kosteloos,
maar het hebben van een brandweer brengt uiteraard wel kosten met zich mee. De bekostiging
van een nationale betaal- & spaarbank zou vergelijkbaar kunnen, met die kanttekening
dat de initiatiefnemer het charmant zou vinden als de kosten van dit initiatief worden
gedekt door (een verhoging van) de bankenbelasting, zodat deze extra belasting op
commerciële banken ten goede komt aan de stabiliteit van hun eigen sector. Een gedetailleerde
uitsplitsing van de kosten is op dit moment door de initiatiefnemer niet te maken.
Daarvoor is meer inzicht nodig in het bedrijfsmodel van banken, dan de initiatiefnemer
heeft kunnen bemachtigen. De commerciële banken zijn niet heel transparant hierin
gebleken. Voor een onderbouwde inschatting van de kosten verwijst de initiatiefnemer
naar het antwoord op vraag 24.
28 – De leden van de fractie van GroenLinks hebben enkele praktische vragen met betrekking
tot de financiering van de operationele kosten van de publieke spaarbank. Zij hebben
gelezen dat nader onderzoek nodig is om een volledig kostenplaatje te ontwikkelen
van het voorstel. Desalniettemin zijn de leden van de fractie van GroenLinks benieuwd
of de initiatiefnemer enige inschatting kan geven van de orde van grootte van de kosten
voor het runnen van een publieke spaarbank en of, en zo ja, hoe hij deze kosten wil
dekken.
Daarnaast vragen zij de initiatiefnemer te reflecteren op zijn uitspraak dat in zijn
voorstel mensen geen kosten maken door van de bank gebruik te maken, daar het onderhoud
van de bank de mensen indirect belastinggeld kost.
De initiatiefnemer verwijst hiervoor naar de beantwoording van de vragen 24, 26 en
27.
29 – Aanvullend hierop vragen zij de initiatiefnemer om een beschouwing te geven met
betrekking tot de rechtvaardigheid van het bieden van een extra stallingsoptie aan
mensen die al zeer vermogend zijn (i.e. met een spaarvermogen hoger dan 100.000 euro)
terwijl dit de belastingbetaler geld gaat kosten.
De initiatiefnemer verwijst hiervoor naar de beantwoording van de vragen 3 en 20.
De bedoeling van de initiatiefnemer is niet een «extra stallingsoptie» te bieden.
Daarom stelt hij ook dat het voor de hand ligt om, zodra er een veilig alternatief
voor de commerciële bankrekening is geïntroduceerd, conform aanbeveling 1 van het
eindrapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Financieel Stelsel (Commissie de
Wit) de discussie te starten over een stapsgewijze verlaging van de dekking onder
het DGS.
30 – De leden van de PvdA-fractie merken op dat de indiener voorstelt om de veilige
betaalrekening kosteloos te verstrekken. Zij vragen waarom bijvoorbeeld niet is gekozen
voor een kostendekkende vergoeding.
Deze optie is bespreekbaar voor de initiatiefnemer, maar hij benadrukt tegelijkertijd
het belang van acceptatie en gebruik van deze nieuwe dienst. Dit kan bevorderd worden
door iedereen gratis toegang te bieden, en de kosten via de belastingen te dekken.
Het is denkbaar dat een nationale betaal- & spaarbank zichzelf op termijn wel kan
bedruipen. Hiervoor kunnen te zijner tijd verschillende opties onderzocht worden,
zolang het alledaagse gebruik toegankelijk voor iedereen blijft, net als contant geld
thans is. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door de maximale bovengrens van 100.000 euro
om te zetten naar een maximum waarboven deposito’s stallen wél mogelijk wordt gemaakt,
maar dan tegen betaling van een (progressieve) premie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier