Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de aanpak Inkoop en Aanbesteden Sociaal Domein (Kamerstuk 34477-67)
2019D53811 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 15 november 2019 Aanpak Inkoop en Aanbesteden Sociaal
Domein Ontwerpbesluit (Kamerstuk 34 477, nr. 67).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
aanbesteden in het sociaal domein, meer specifiek met betrekking tot de Jeugdwet en
de Wmo 2015. Zij hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
De Minister loopt vooruit op de evaluatie van de Europese aanbestedingsrichtlijn door
op voorhand al een aanpassing te wensen. Begrijpen de leden van de VVD-fractie het
goed dat de Minister weliswaar inzet op wijziging van de richtlijn, maar vooralsnog
geen beeld heeft of en zo ja, wanneer dat zijn beslag zou kunnen krijgen? Deze leden
willen weten in hoeverre de door de Minister voor te stellen wetswijziging Nederland
zal laten afwijken van de huidige richtlijn, en welke risico’s dat met zich mee zou
kunnen brengen.
De leden van de VVD-fractie vragen voorts waarom de Minister schrijft dat de door
hem gewenste wetswijziging invulling zal geven aan de mogelijkheid die de Europese
aanbestedingsrichtlijn geeft om nationaal het verlichte regime voor sociale diensten
in te vullen met nationale wetgeving. Waarom voldoet het verlichte regime voor sociale
diensten zoals nu in de Aanbestedingswet 2012 is omschreven, niet?
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast waarom de Minister de uitkomsten van
de ambtelijke bijeenkomst met de Europese Commissie op 15 november 2019 niet in zijn
brief heeft meegenomen. Het is immers interessant te weten hoe de Europese Commissie
aankijkt tegen de Nederlandse problematiek van inkoop in het sociaal domein.
De Minister geeft aan dat hij met gelijkgestemde lidstaten wil samenwerken om een
Europese oplossing te vinden, zo valt te lezen in de laatste alinea van zijn brief.
Kan de Minister aan de leden van de VVD-fractie toelichten om welke gelijkgestemde
lidstaten met betrekking tot de Wmo 2015 het gaat?
De leden van de VVD-fractie vragen waar zij een overzicht kunnen vinden van de feiten
rondom de inkoopprocedures voor het realiseren van zorg in het sociaal domein. Hoeveel
gemeenten passen reguliere aanbestedingsprocedures toe? Hoeveel gemeenten maken gebruik
van zogenoemde open house procedures? Zijn er gemeenten die beide procedures inzetten
en daarmee bijvoorbeeld onderscheid maken tussen min of meer rechttoe-rechtaan zorg
en de meer specialistische zorg? Hoe tevreden zijn de gemeenten inmiddels met de door
hen gebruikte procedures? Welke belemmeringen ervaren zij hierbij?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister nog eens kan duiden welke problemen
hij wil oplossen met de door hem gewenste wetswijziging en of hij daarbij aandacht
kan geven aan de administratieve bonte lappendeken waarmee aanbieders zich momenteel
zien geconfronteerd. Kan de Minister daarbij tevens ingaan op de vraag of de gewenste
wetswijziging bij zal kunnen dragen aan het verminderen van de discussie over tarieven
en kan hij bovendien ingaan op de vraag of hieruit een impuls kan voortvloeien ten
behoeve van transparantie betreffende tarieven en bijvoorbeeld overhead aan de kant
van aanbieders.
De leden van de VVD-fractie vragen of in de Aanbestedingswet 2012 artikelen te vinden
zijn waarmee op dit moment voorkomen wordt dat gemeenten bij het hanteren van een
reguliere aanbestedingsprocedure vooraf in gesprek met aanbieders gaan om de aanbesteding
scherp te formuleren. Wat is de mening van de Autoriteit Consument en Markt (ACM)
over de huidige wetgeving in het kader van het sociaal domein? Is de Minister in gesprek
met de ACM over de effecten van de door hem gewenste wetswijzigingen? Daarnaast vragen
genoemde leden of de door hem gewenste wetswijziging voldoende bescherming zal bieden
tegen vriendjespolitiek. Kan de Minister aangeven hoe geborgd kan worden dat kleine
en innovatieve zorgaanbieders ook bij de door hem gewenste wetswijzing voldoende ruimte
krijgen?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat ook na een mogelijke wetswijziging criteria
zullen moeten worden gehanteerd om het aantal te contracteren aanbieders terug te
brengen. In hoeverre wijkt dat in de praktijk af van de huidige procedure, waarin
immers bij het uitschrijven van de aanbesteding ook criteria zullen moeten worden
geformuleerd? In hoeverre zal de aangekondigde handreiking om gemeenten te helpen
bij het formuleren van die criteria afwijken van de huidige handreiking, waarin immers
ook een en ander over criteria is opgenomen? In hoeverre zal de aangekondigde handreiking
de administratieve lasten voor gemeenten, zorgaanbieders en zorgverleners terugdringen
in vergelijking met de huidige handreiking? Tenslotte vragen deze leden of er momenteel
ruimte is om in de criteria aandacht te besteden aan het niveau van overhead van een
aanbieder, en of dit het geval blijft na de implementatie van een eventuele wetswijziging.
In hoeverre wordt momenteel door gemeenten gebruik gemaakt van bovengenoemde handreiking,
zo vragen de leden van de VVD-fractie. Is daarbij een trend te constateren van meer
of minder gebruik van de handreiking? Genoemde leden vragen of het bekend is of gemeenten
tevreden zijn met de ondersteuning via de huidige handreiking. Deze leden vragen tevens
om de ervaringen rondom gebruik en inhoud van de handreiking uiteen te zetten. Kan
de Minister bovendien aangeven of daar verbeteringen mogelijk zijn? Zo ja, wat kunnen
die verbeteringen opleveren?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre binnen het ondersteuningsprogramma
het belang van wetenschappelijk onderbouwde zorg(producten) een rol speelt en of het
belang daarbij voor de cliënt een rol speelt. Genoemde leden vragen tevens of het
beperken van overhead en administratieve lasten daarin een rol speelt. Zo ja, op welke
wijze?
De leden van de VVD-fractie willen weten of de Minister mogelijkheden ziet, ook in
het traject van de keuze van de inkoopprocedure, om jongeren en ouders hierbij te
betrekken. Deze vraag is ingegeven door de wetenschap dat sturing op de vraag naar
jeugdhulp in belangrijke mate in het inkoopproces wordt ingevuld. Genoemde leden achten
betrokkenheid van jongeren en ouders van groot belang.
Tot slot zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat op dit moment rust rondom
de Jeugdwet te prefereren valt, om alle betrokken partijen voldoende tijd en ruimte
te geven om de decentralisatie beter invulling te kunnen geven. Deelt de Minister
deze mening? Zou het in dit verband, zo vragen genoemde leden, verstandig kunnen zijn
om te bezien of er eerst een mogelijkheid is om een experiment uit te voeren om in
een aantal gemeenten aanvullend te werken met een gewijzigde procedure zoals de Minister
voor ogen heeft, en deze te vergelijken met gemeenten die met de huidige mogelijkheden
werken. Wat zou er voor nodig zijn om een dergelijk experiment uit te voeren?
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief Aanpak Inkoop en Aanbesteden
Sociaal Domein van 15 november 2019.
De leden van de PVV-fractie steunen maatregelen die bijdragen aan het vereenvoudigen
van de huidige ingewikkelde inkoop- en aanbestedingsprocedures, waaronder ook het
niet langer verplichten van de gunningssystematiek bij aanbestedingen in het sociaal
domein. Genoemde leden betreuren het echter wel dat de Minister al aangeeft dat het
aangekondigde wetsvoorstel de bestaande problematiek slechts in beperkte mate zal
kunnen verminderen.
De leden van de PVV-fractie willen ervoor waken dat er niet alleen een ondersteuningsprogramma
wordt opgetuigd, terwijl het daadwerkelijke probleem, de veel te ingewikkelde inkoop-
en aanbestedingsprocedures, zal blijven bestaan. Zij ontvangen hierover graag een
reactie van de Minister. Genoemde leden zien uiteraard liever dat meer maatregelen
genomen worden om procedures te versimpelen, zodat een helpdesk of een ondersteuningsprogramma
in het geheel niet nodig zijn. Deelt de Minister deze mening? Een vereenvoudiging
van de aanbestedingsprocedure die het mogelijk maakt om met de beste partijen overeenkomsten
aan te gaan, zonder een uitgebreide gunningsprocedure te hoeven doorlopen, is een
goed begin.
Het ondersteuningsprogramma richt zich mede op vermindering van administratieve lasten.
Deze leden vragen of de Minister bereid is hen op dit punt op de hoogte te houden.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruikt om enkele vragen
te stellen naar aanleiding van de brief van de Minister over aanbesteding in het sociaal
domein.
De Minister stelt terecht in zijn brief dat gemeenten nu een keuze tussen twee inkoopprocedures
kunnen maken, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Heeft de Minister er zicht op
hoeveel gemeenten kiezen voor een open house procedure en hoeveel gemeenten voor een
reguliere procedure kiezen?
Vervolgens kondigt de Minister in deze brief een wetsvoorstel aan om een eenvoudigere
procedure te introduceren. Genoemde leden lezen de onderhavige brief zo dat er straks
drie procedures zijn. Lezen zij dat goed?
De Minister stelt dat de evaluatie van de Europese richtlijn nog enige tijd op zich
laat wachten in verband met de late implementatie door verschillende lidstaten, zo
lezen de leden van de CDA-fractie. Welke lidstaten zijn dit precies en is er wel een
streefdatum bekend?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij van mening is dat zijn aangekondigde
wetsvoorstel juridisch stand zal houden, aangezien de huidige Europese wetgeving de
komende jaren nog zal blijven gelden.
Kan de Minister uitgebreider toelichten wat met het aangekondigde wetsvoorstel wordt
opgelost en wat ermee niet wordt opgelost?
De Minister stelt dat hij het mogelijk wil maken om voor gemeenten een eenvoudigere
aanbestedingsprocedure toe te passen voor het realiseren van diensten in het kader
van de Jeugdwet en/of de Wmo 2015, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Op die manier
kunnen gemeenten overheidsopdrachten gunnen aan een beperkte groep van beste partners
zonder verplicht te zijn tot het uitvragen en vergelijken van schriftelijke aanbiedingen
op basis van een complexe gunningssystematiek. Een ongewenst neveneffect van de huidige
emvi-verplichting (economisch meest voordelige inschrijving) is dat toepassing ervan
een verplichting behelst tot een vergelijking van offertes op basis van een op voorhand
uitgedachte gunningssystematiek, zo lezen deze leden. Wat bedoelt de Minister hier
nu precies? Betekent dit dat er verschillen per gemeenten kunnen ontstaan bij de inkoop
van Wmo- en Jeugdwetdiensten, bijvoorbeeld dat de ene gemeenten de nadruk legt op
samenwerking en de andere gemeente meer op kwalitatief hogere geschoold personeel?
Zo ja, wat betekent dit voor instellingen die in meerdere gemeenten werken? Verderop
in zijn brief stelt de Minister immers dat gemeenten de toe te passen selectiecriteria
moeten bepalen.
De leden van de CDA-fractie vragen in welke andere Europese lidstaten vergelijkbare
problemen als in Nederland worden ervaren.
Een Europese aanbestedingsprocedure is slecht geschikt om de beste zorg voor burgers
te realiseren waarbij continuïteit, lokaal partnerschap en samenwerking voorop staan.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan aangeven of deze lidstaten ook
wetswijzigingen op het terrein van sociaal aanbesteden zullen ontwikkelen.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de aanpak van inkoop
en aanbesteden in het sociaal domein. Deze leden onderschrijven de inzet van de Minister
om administratieve lasten en coördinatiekosten terug te dringen en bij te dragen aan
goede zorg en ondersteuning. Deze leden hebben nog een aantal vragen over de brief.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister hun inzet deelt om ook met de vereenvoudiging
van het aanbesteden door gemeenten de wil en inzet van, en prikkels voor, (nieuwe)
aanbieders te versterken om zo goed mogelijke zorg aan te bieden. Genoemde leden vragen
of met de nieuwe voorstellen ook voldoende ruimte blijft, en gelijke kansen zijn,
voor nieuwe aanbieders. Deze leden vragen op welke wijze deze voorstellen ook bijdragen
aan de betaalbaarheid van de jeugdzorg en de Wmo 2015, zodat ook voor toekomstige
generaties goede jeugdzorg en ondersteuning aanwezig zijn.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brief Aanpak Inkoop en Aanbesteden Sociaal Domein d.d. 15 november 2019.
Genoemde leden waarderen het streven van de Minister om de aanbesteding door gemeenten
bij de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015 eenvoudiger te maken. Nog liever
zien zij de verplichte aanbestedingen in het algemeen verdwijnen. Deze leden volgen
de aanpak van de Minister dan ook met interesse, vooral in het licht van het wetsvoorstel
dat is ingediend door de leden Ellemeet en Van der Staaij, waarbij een wijziging van
de Aanbestedingswet 2012 ervoor moet zorgen dat verplichte aanbestedingen in het sociaal
domein helemaal geschrapt worden.1 De wensen en belangen van de patiënt dienen tenslotte altijd bóven de processen in
opdrachtverstrekking te staan. Deze leden hebben voorts nog enkele vragen bij de brief
van de Minister.
Algemeen: toezicht en centrale sturing
De leden van de GroenLinks-fractie zijn, zoals gesteld, blij met de inspanningen van
de Minister om het systeem van aanbestedingen te vereenvoudigen. Ondertussen is echter
wel gebleken dat de uitwassen van het huidige systeem in volle omvang neerslaan. Uit
onderzoek van onder andere Follow the Money blijkt dat schrijnende gevallen, die een
direct gevolg zijn van de aanbestedingssystematiek zoals die nu bestaat, aan de orde
van de dag zijn. Zo is het toezicht op de vele zorgaanbieders een groot probleem.
Kwaliteit en rechtmatigheid van de zorg vallen nauwelijks te controleren met de enorme
vlucht die het aantal aanbieders heeft genomen. Kan de Minister bijvoorbeeld aangeven
hoeveel fte de gemeenten beschikbaar hebben om het aantal aanbestedingen te regelen?
Daarnaast vragen genoemde leden of de Minister van mening is dat de controle door
gemeenteraden voldoende geborgd is bij aanbestedingen. Welke stappen onderneemt de
Minister op korte termijn in het algemeen om het toezicht op zorginstellingen te verbeteren?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat ook indien een gemeente geen
contract met een zorgaanbieder wil of kan afsluiten, er voor malafide zorgaanbieders
nog genoeg andere opties zijn: ze proberen het gewoon bij andere gemeenten, of ze
gaan «zorg» aanbieden via het Persoonsgebonden Budget (PGB). Welke maatregelen kan
de Minister op korte termijn nemen om gemeenten van een kwaliteitskader te voorzien
op grond waarvan zij veel scherper kunnen selecteren in zorgaanbieder?
De leden van de GroenLinks-fractie zien een ander probleem, dat kan optreden binnen
een contract met de gemeente, namelijk dat het aantal contractueel vastgelegde uren
niet overeenkomt met het daadwerkelijk geleverde aantal uren. Genoemde leden zien
ook hier dat professioneel toezicht vrijwel onmogelijk is. Welke mogelijkheden heeft
de Minister om deze fraude te controleren? Welke rol heeft de gemeente hierin?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat een ander probleem de centrale
sturing is. Malafide zorgaanbieders kunnen namelijk niet alleen van de ene naar de
andere gemeente gaan om hun praktijken voort te zetten, maar op dezelfde manier kunnen
zij ook van de ene naar de andere zorgwet overstappen. Lukt het niet om te frauderen
binnen de Wmo 2015, dan lukt het wel om bij de Wlz binnen te komen. Herkent de Minister
dit signaal? Welke mogelijkheden ziet hij tot informatie-uitwisseling tussen verschillende
toezichthouders zonder dat wetgeving betreffende bescherming van de persoonlijke levenssfeer
overtreden wordt?
Volgens onderzoeksbureau Berenschot is er een toename van wel 30% in coördinatiekosten
binnen de jeugdzorg. Genoemde leden vragen of dit volgens de Minister een gevolg van
het proces van aanbesteden is. Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Wetsvoorstel maatschappelijk verantwoord gunnen Jeugdwet en Wmo 2015
De leden van de GroenLinks-fractie zijn met de Minister van mening dat de emvi-verplichting
ongewenste neveneffecten heeft.
Genoemde leden juichen het toe dat de Minister nadenkt over een wetsvoorstel waarin
een alternatief wordt voorgesteld, namelijk de emvi-verplichting ten dele te schrappen
onder handhaving van het verbod op gunning op de laatste prijs.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister kan aangeven wanneer hij
naar verwachting bovengenoemd wetsvoorstel naar de Kamer kan sturen. Welke organisaties
in het maatschappelijk middenveld zijn betrokken bij consultaties? Het is wat genoemde
leden betreft van groot belang dat nieuwe wetgeving echt goed gaat werken voor zowel
gemeenten, zorgaanbieders als de mensen die deze zorg nodig hebben. Dus zij dienen
hier wat deze leden betreft volop bij betrokken te worden.
Daarbij ontvangen de leden van de GroenLinks-fractie graag alvast van de Minister
een eerste reflectie op de verhouding tussen de beoogde nieuwe wetgeving en reguliere
Europese aanbestedingsprocedures, zoals die nu in de Aanbestedingswet 2012 zijn verwerkt.
Deze leden vragen of het mogelijk is om de beoogde veranderingen in een nieuw wetsvoorstel
binnen de brandbreedte van de huidige Aanbestedingswet 2012 door te voeren. Kan de
Aanbestedingswet 2012 daarbij zelf onveranderd blijven, of moet deze eigenlijk ook
worden aangepast, zoals de leden van de GroenLinks-fractie voorstellen?
Over het Europese traject:
De leden van de GroenLinks-fractie juichen het toe dat de Minister medestanders identificeert
en actief steun zoekt bij Europese collega’s. De nieuwe prioriteiten van de pas aangetreden
Europese Commissie laten helaas weinig ruimte voor een herbezinning op doorgeschoten
Europese regelgeving bij sociale wetgeving van lidstaten. Juist de Europese Commissie
kan hierin een betekenisvolle rol spelen. Daarbij moeten we ook naar onszelf kijken:
de Nederlandse regering is soms te fanatiek bij het implementeren van Europese sociale
richtlijnen. Genoemde leden vragen de Minister of hier een les uit te trekken valt
voor de toekomst. Deze leden vinden het vreemd dat de Nederlandse regering een overijverige
interpretatie aan de richtlijn geeft, terwijl sommige andere lidstaten de nieuwe richtlijn
nog niet eens hebben geïmplementeerd.
Daarom spreken deze leden nogmaals van harte steun uit voor het Europese traject.
Een snelle evaluatie door de Europese Commissie zou goed zijn, en deze leden vragen
de Minister nogmaals te bevestigen dat hij bij die evaluatie zal inbrengen dat de
aanbestedingsrichtlijn zoals die nu voorligt voor onaanvaardbare problemen zorgt.
Deze leden ontvangen graag een reactie op het bovenstaande.
Tenslotte vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de Minister het met hen eens
is dat het aanbestedingssysteem binnen het sociaal domein hoe dan ook zo spoedig mogelijk
geschrapt dient te worden en dat het lange proces om de Europese aanbestedingsrichtlijn
te schrappen geen excuus mag zijn om malafide praktijken binnen het sociaal domein
niet nu al aan te pakken. Zij ontvangen hierop graag een reactie.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.