Lijst van vragen : Verslag houdende een lijst van vragen inzake vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2020 (35300-XVII)
2019D43306 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft
een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
over de Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020 (Kamerstuk
35 300 XVII).
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Nr
Vraag
1.
Hoeveel draagt Nederland in 2020 vanuit uw begroting in totaal bij aan organisaties
van de Verenigde Naties (VN)? Welk deel daarvan is vrijwillig? Kunt u een overzicht
verschaffen in de vorm van een tabel?
2.
Kunt u, temeer aangezien u ingaat op de ondersteuning van Nederlandse bedrijven die
activiteiten op buitenlandse markten ontplooien, toelichten waarom de Kamer nog steeds
niet is geïnformeerd over het al dan niet beëindigen van de discriminatie van de defensie-industrie
binnen de context van het financieringsinstrumentarium? Waarom is de Kamer niet, zoals
toegezegd, rond Prinsjesdag geïnformeerd?
3.
Wat is er terechtgekomen van het amendement-Van Haga over het stimuleren van oplossingen
voor «indoor air pollution» in ontwikkelingslanden (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 13)? Is dit geld echt terechtgekomen bij de meest innovatieve oplossingen, zoals in
de toelichting beoogd door de indiener?
4.
Ontvangt Oxfam Novib in 2020 naar verwachting geld van het ministerie? Zo ja, hoe
veel en in het kader van welke beleidsdoelstelling? Hoe hoog was dit bedrag, voor
zover relevant, in 2019?
5.
Kunt u aangeven of Oxfam Novib subsidie die zij van het ministerie heeft onvangen
in 2019 heeft gebruikt om in Nederland reclame te maken voor haar «Behind the Barcodes»
campagne?
6.
Ontvangt Greenpeace in 2020 naar verwachting geld van het ministerie? Zo ja, hoe veel
en in het kader van welke beleidsdoelstelling? Hoe hoog was dit bedrag, voor zover
relevant, in 2019?
7.
Ontvangt Milieudefensie in 2020 naar verwachting geld van het ministerie? Zo ja, hoe
veel en in het kader van welke beleidsdoelstelling? Hoe hoog was dit bedrag, voor
zover relevant, in 2019?
8.
Ontvangt SOMO in 2020 naar verwachting geld van het ministerie? Zo ja, hoe veel en
in het kader van welke beleidsdoelstelling? Hoe hoog was dit bedrag, voor zover relevant,
in 2019?
9.
Ontvangt BothEnds in 2020 naar verwachting geld van het ministerie? Zo ja, hoe veel
en in het kader van welke beleidsdoelstelling? Hoe hoog was dit bedrag, voor zover
relevant, in 2019?
10.
Welke afspraken zijn binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO) gemaakt over financiering ten behoeve van de defensie-industrie? Kunt u deze
afspraken, al dan niet in een bijlage, uiteenzetten?
11.
Kunt u per revolverend fonds toelichten welke uitgaven en verplichtingen daarvoor
in de begroting 2020 zijn opgenomen?
12.
Kunt u toelichten waarom pas bij het jaarverslag over 2019 een overzicht van de revolverende
fondsen wordt opgenomen? Waarom kon dat overzicht niet al bij de begroting 2020 met
de Kamer worden gedeeld?
13.
Kunt u toelichten op welke wijze de Kamer meer inzicht kan krijgen in de revolverende
fondsen? Zijn de factsheets die de Rekenkamer in het rapport «Zicht op revolverende
fondsen bij het Rijk» heeft opgenomen een goede basis om de informatievoorziening
aan de Kamer te stroomlijnen?
14.
Bent u bereid om in een overzicht van alle revolverende fondsen aandacht te geven
aan de looptijd, de omvang, mate van revolverendheid en andere voor de Kamer relevante
informatie over deze fondsen?
15.
Wanneer gaat u de Kamer informeren over de uitkomst van het in uw brief van 4 juni
2019 (Kamerstuk 31 865, nr. 146) genoemde onderzoek naar het beter stroomlijnen van informatie aan de Kamer over
de revolverende fondsen?
16.
Bent u bereid om jaarlijks bij begroting en verantwoording de Kamer te informeren
over de ontwikkelingen rond de revolverende fondsen die vanuit de begroting voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden gefinancierd?
17.
Hoeveel geld is in 2019 aan maatschappelijke organisaties besteed? Welk percentage
van het totale departementsbudget is dit en verhoudt dit percentage zich tot de voorgaande
jaren?
18.
Kunt u een lijst maken van alle landen in de wereld en in de vorm van een tabel aangeven
in welke landen in 2019 direct of indirect Nederlands belastinggeld is besteed in
het kader van ontwikkelingssamenwerking of humanitaire hulp?
19.
In hoeveel meer of minder landen geeft u in 2019 en 2020 middelen in het kader van
ontwikkelingssamenwerking uit ten opzichte van Rutte II, bijvoorbeeld het jaar 2014?
20.
Kunt u een lijst verschaffen van de tien non-gouvernementele organisaties (ngo’s)
die van uw departement het meeste geld hebben ontvangen in 2019 en zullen krijgen
in 2020? Kunt u daarbij de bedragen noemen?
21.
Welk percentage van de ontwikkelings- en noodhulpmiddelen wordt uiteindelijk uitgevoerd
door ngo’s?
22.
Welk percentage van ontwikkelings- en noodhulpmiddelen wordt uiteindelijk uitgevoerd
door een Nederlandse uitvoerder (lees: een organisatie met een hoofdvestiging in Nederland)?
Hoe verhoudt dit percentage zich tot het percentage in het jaar 2017, toen het blijkens
uw antwoord op dezelfde vraag bij de behandeling van de vorige begroting nog op 30
procent lag?
23.
Kunt u zich uw tabel in uw antwoord op vraag 4 van de vragen van de leden Van Haga
en Lodders over uw bewering dat gebonden hulp verleden tijd is herinneren (vergaderjaar
2018–2019, aanhangselnr. 3027)? Kunt u aangeven of de cijfers over het jaar 2018 inmiddels beschikbaar zijn? Zo
ja, kunt u deze met de Kamer delen en van een appreciatie voorzien?
24.
In welke mate zet het ministerie, bijvoorbeeld in gesprekken met regeringen van ontwikkelingslanden,
in op «gebonden hulp», waarbij het land (of diens maatschappelijk middenveld) dat
hulp ontvangt verplicht wordt om goederen en diensten af te nemen van het donorland?
25.
Bent u inmiddels wel bereid om, naar Frans voorbeeld, van opkomende landen die ondersteuning
krijgen van Nederland – bijvoorbeeld in de vorm van leningen of investeringen – te
vragen of eisen dat ten minste 70 procent van bijvoorbeeld de lening, voor zover mogelijk,
moet worden besteed aan Nederlandse bedrijven? Bent u bereid deze vorm van gebonden
investeren verder te verkennen?
26.
Kunt u aangeven in welke mate de Japanse regering gebonden hulp toepast?
27.
Welk deel van de uitgaven voor Official Development Assistance (ODA) is/wordt in 2018
en 2019 besteed via het bedrijfslevenkanaal?
28.
Kunt u, in de vorm van een tabel, een overzicht verschaffen van de focus- en partnerlanden
in 2019? Kunt u deze lijst naast de focus- en partnerlanden van de afgelopen vijf
jaar zetten?
29.
Welk percentage van de bestede of te besteden middelen wordt buiten de focus- en partnerlanden
(of regio’s) besteed? Kunt u dit getal uitdrukken in een percentage en een overzicht
verschaffen van de landen buiten deze lijst om, waar geld wordt besteed?
30.
Welk percentage van de bestede of te besteden middelen wordt in landen van de OESO
besteed? Om welke bedragen en landen gaat het?
31.
Vindt u het aanvaardbaar dat organisaties die subsidie van het ministerie krijgen
financiële middelen inzetten voor lobbyisten die onder andere als taak hebben om hun
tijd in te zetten voor het pleiten voor nog meer subsidie?
32.
Welke projecten ondersteunt het ministerie op dit moment direct of indirect in het
kader van verduurzaming van een specifieke teelt of keten (bijvoorbeeld ananasteelt
of de cashewnootketen)?
33.
Kunt u een lijst verschaffen met alle door het ministerie gesteunde organisaties in
2019 (en waar mogelijk in 2020), inclusief het bedrag en de looptijd van de subsidie?
34.
Kunt u een overzicht geven van alle verschillende subsidie ontvangende organisaties
die in 2019 een juridische procedure hadden lopen tegen de overheid?
35.
Hoe staat u, in het kader van de Theories of Change, tegenover het via de steun aan
maatschappelijke organisaties bijdragen aan maatschappelijke veranderingen en resultaten
via het beleid op het gebied van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
in Nederland zelf?
36.
Met hoeveel landen hebt u de hulprelatie verbroken omdat zij onvoldoende onderdanen
hebben teruggenomen, conform de afspraak hierover op pagina 52 van het regeerakkoord?
37.
Hoe vaak hebben zogeheten «undercuttings» plaatsgevonden op het gebied van wapenexport
door andere EU-lidstaten, nadat Nederland een vergunning informeel of formeel afwees?
38.
Hoeveel FTE’s werken in 2019 bij het Directoraat-generaal Buitenlandse Economische
Betrekkingen?
39.
Hoeveel FTE’s werken in 2019 bij de Directoraat-generaal Internationale Samenwerking?
40.
Welk percentage van de ODA-uitgaven in respectievelijk 2018 en 2019 werd/wordt besteed
in de drie focusregio’s?
41.
Welk percentage van de ODA-uitgaven in respectievelijk 2018 en 2019 werd/wordt besteed
buiten de drie focusregio’s?
42.
Ondersteunt u cash transfer programma’s, waarbij huishoudens in armoede cash geld
ontvangen, ook buiten noodhulp situaties om, met het doel hen te helpen ontsnappen
aan structurele armoede? Kunt u een schatting maken van de hoeveelheid Nederlandse
ODA die aan voorwaardelijke en onvoorwaardelijke cash transfers wordt besteed?
43.
Kunt u aangeven welk percentage van de begroting wordt uitgegeven via maatschappelijke
organisaties, welk percentage via bedrijven, welk percentage via multilaterale instellingen,
en welk percentage via overheden in ontvangende landen?
44.
Op welke manier ondersteunt u mensen met een beperking in ontwikkelingslanden?
45.
Welke bedragen op de begroting zijn gealloceerd voor Turkije en Afghanistan? Welke
(lopende) projecten worden met dit geld bekostigd?
46.
Welke bedragen op de begroting zijn gealloceerd voor de Palestijnse Autoriteit? Welke
(lopende) projecten zijn met dit geld bekostigd?
47.
Welke bedragen op de begroting zijn gealloceerd voor Mali? Welke (lopende) projecten
zijn met dit geld bekostigd?
48.
Hoeveel Nederlands belastinggeld gaat er de komende jaren naar landen die lid zijn
van de Organisation of Islamic Cooperation/Organisation de la Coopération Islamique
(OIC/OCI)? Welke (lopende) projecten zijn met dit geld bekostigd?
49.
Hoe ziet de top tien van landen, organisaties en projecten eruit die het meeste ontwikkelingsgeld
hebben ontvangen? Kunt u dat schematisch weergeven?
50.
Welke subsidies zijn er in 2019 gekort of ingetrokken? Kunt u een overzicht verschaffen
van alle decommitteringen in 2019, inclusief vermelding van de (voormalige) subsidieontvanger?
51.
Hoeveel subsidie wordt er besteed aan landbouw in ontwikkelingslanden? Kunt u een
overzicht geven, per land, van de diverse projecten en programma’s, uitgesplitst naar
akkerbouw, veeteelt en tuinbouw, inclusief de daarbij behorende bedragen?
52.
Hoeveel geld gaat er naar (lopende) genderactiviteiten en -projecten? Kunt u een overzicht
geven van welke (lopende) projecten en welke landen dit betreft, inclusief bijbehorende
bedragen?
53.
Wordt bestrijding van kinderarbeid door de Minister op de agenda geplaatst van de
Raad van Ministers van de EU en zo ja, wanneer?
54.
Hoeveel geld is er binnen de begroting gealloceerd voor programma’s die gendergelijkheid
moeten bevorderen? Welke organisaties en projecten worden door Nederland direct dan
wel indirect gefinancierd?
55.
Hoeveel geld is er binnen de begroting gealloceerd voor programma’s die vrouwenbesnijdenis
tegen moeten gaan? Welke organisaties en projecten worden door Nederland direct dan
wel indirect gefinancierd?
56.
Hoe ziet de meest recente kosten-baten analyse eruit voor wat betreft de Comprehensive
Economic and Trade Agreement (CETA)?
57.
Hoe verhouden de onderhandelingen voor een handelsakkoord met Indonesië zich tot de
inspanningen van Nederland tot de uitbanning van kinderarbeid?
58.
Hoe ziet de meest recente kosten-baten analyse eruit voor wat betreft het handelsakkoord
tussen de EU en Mercado Común del Sur (Mercosur)?
59.
Welk percentage van ontwikkelings- en noodhulpmiddelen wordt uiteindelijk uitgevoerd
door een Nederlandse uitvoerder?
60.
Kunt u van alle landen van de EU aangeven welk percentage van hun Bruto Binnenlands
Product (BBP) naar ODA gaat?
61.
Welke door Nederland direct dan wel indirect gesubsidieerde organisaties zetten zich
op of rondom de Middellandse Zee in om (aspirant-)drenkelingen uit Noord-Afrika aan
boord te halen, te redden dan wel op te vangen op het Europese vasteland? Hoeveel
Nederlands belastinggeld is hiermee gemoeid?
62.
Hoeveel steekproeven verwacht de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in 2020
uit te voeren bij de toetsing van het beleid voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
(MVO) van bedrijven die zich aanmelden voor handelsmissies?
63.
Hoe wordt in relatie met artikel 2.1 in 2020 en verder invulling gegeven aan de afspraken
als vastgelegd in VN-Veiligheidsraad resolutie 2417 inzake het uitbannen van de inzet
van honger als oorlogswapen?
64.
In hoeverre werkt u aan beleidscoherentie met andere relevante ministeries als het
gaat om Gendergelijkheid, wat de inzet vergt van alle instrumenten van buitenlands
beleid?
65.
Hoe staat het met genderanalyses in het brede buitenlands beleid? Hoe gaat u ervoor
zorgen dat deze genderanalyses daadwerkelijk plaatsvinden?
66.
Gaat u zich inzetten voor de herziening van de OESO-richtlijnen voor multinationale
ondernemingen, en specifiek het verbeteren van gender en vrouwenrechten binnen deze
richtlijnen?
67.
Welke kansen ziet u voor Nederland om een feministisch beleid te adopteren en te leren
van de huidige best practices van Canada en Zweden?
68.
Kunt u toelichten op welke wijze in de begroting 2020 de extra middelen van het regeerakkoord,
€ 200 miljoen, worden aangewend?
69.
Kunt u toelichten tot welk jaar de structurele korting van € 1,46 miljard doorloopt?
Betekent dit dat het ODA-percentage structureel op 0.54 procent blijft?
70.
Kunt u op ieder beleidsartikel per sub-artikel uitsplitsen wat als ODA en wat als
non-ODA budget wordt geclassificeerd?
71.
Kunt u een overzicht geven van 2009–2019 welk percentage van het Bruto Nationaal Inkomen
(BNI) aan ontwikkelingssamenwerking is uitgegeven? Wat is dat percentage de komende
jaren?
72.
Op welke artikelen wordt budget voor ontwikkelingssamenwerking nationaal, dus binnen
Nederland, ingezet? Welk budget is daar in totaal mee gemoeid?
73.
Kunt u een overzicht geven van het BNI-percentage dat wordt uitgegeven aan ontwikkelingshulp
in de andere Europese lidstaten?
74.
Kunt u een overzicht geven van alle uit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
gefinancierde instrumenten voor het bedrijfsleven (subsidies, garanties, leningen
en andere) met daarbij de toegekende (ODA en non-ODA) bedragen per instrument?
75.
Op wat voor manier is de inzet in het beleidskader «Hulp aan mensen in nood» budgettair
terug te zien in de begroting? Is er bijvoorbeeld sprake van meer aandacht en middelen
voor disaster risk reduction, en wordt er meer gebruik gemaakt van lokale structuren
en capaciteiten, bijvoorbeeld van ngo’s?
76.
Is het mogelijk de berekening van de kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers
duidelijk toe te lichten en dit in vergelijking met de gemaakte kosten in 2018 en
2019? Kunt toelichten waarom er een stijging is van de ODA toerekening ondanks dat
er per saldo minder kosten mogen worden toegerekend als gevolg van de herijking?
77.
Onder welk beleidsartikel worden de uitgaven voor de EU Trustfund for Africa (EUTF)
door Nederland geschaard? Als de uitgaven op verschillende beleidsartikelen staan,
wat is dan de precieze uitsplitsing?
78.
Kunt u de stelling van de Algemene Rekenkamer bevestigen dat bij Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking 26 procent van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer
tot toezeggingen leidt, terwijl dit bij andere departementen 78 procent is? Kunt u
dat verklaren?
79.
Kunt u aangeven hoeveel ODA bilateraal aan overheden (zowel lokaal als nationaal)
wordt overgemaakt, via gemeenten, fondsen of via begrotingssteun, en kunt u dit per
land weergeven?
80.
Tot welk jaar loopt de structurele korting op het ODA-budget ingegeven vanuit kabinet
Rutte II van € 1,46 miljard door?
81.
In hoeverre ondersteunt u overheden in ontwikkelingslanden bij het opzetten en verbeteren
van sociale vangnetten?
82.
Hoe zorgt u ervoor dat vrouwenrechten en gendergelijkheid prioritaire thema’s blijven,
juist nu er een wereldwijde terugslag is in vrouwenrechten en gendergelijkheid?
83.
Neemt u de aanbevelingen uit het rapport van de Working Group on Business and Human
Rights: «Gender dimensions of the Guiding Principles on Business and Human Rights»
mee bij de herziening van het Actieplan Mensenrechten & Bedrijfsleven? Neemt u aanbeveling
45a «States apply the gender framework and guidance in developing or revising all
initiatives and measures, including national action plans on business and human rights,
aimed at implementing the Guiding Principles» mee?
84.
In hoeverre neemt u gender mee bij de implementatie van de VN Guiding Principles on
Business and Human Rights (UNGP’s)? Neemt u gender en vrouwenrechten mee bij de onderhandelingen
voor het VN-verdrag Mensenrechten en Bedrijfsleven?
85.
Wat doet u concreet om het uitvoeren van gender due diligence door Nederlandse bedrijven
te stimuleren?
86.
Hoe staat het met de gender mainstreaming van het handel en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid?
87.
Gaat u op OSresultaten.nl ook verwijzen naar begrotingshoofdstukken en jaarverslagen
van uitvoerende organisaties?
88.
Hoe houdt u, naast het meten van het aantal bedrijven dat de OESO-richtlijnen onderschrijft,
toezicht op de naleving van de OESO-richtlijnen door bedrijven?
89.
Op welke manier worden de uitkomsten gebruikt van de nog te publiceren Transparantiebenchmark
2019, die de rapportage van bedrijven over de zes stappen van due diligence meet?
90.
Hoe gaat u opvolging geven aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer inzake open
data (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 5), mede gelet op de aangenomen motie-Van Haga/Van Weerdenburg (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 32)?
91.
Kunt u zich herinneren dat u schreef dat het niet mogelijk is «om de integratie met
Openaid.nl sneller te realiseren, om redenen van capaciteit en vereiste systeemwijzigingen»
(Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 4)? Kunt u aangeven welke capaciteit u precies tekortkomt, uitgedrukt in geld of in
FTE’s?
92.
Hoe verhoudt de stelling dat het belangrijk is dat de EU haar vooraanstaande positie
op de wereldmarkt beter inzet om een gelijk speelveld en bescherming van intellectueel
eigendom af te dwingen zich met de stelling dat vrouwenrechten een rode draad in het
beleid van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vormen, wanneer een betere
en langere bescherming door patenten kan leiden tot dure geneesmiddelen en het tegengaan
van goedkopere generieke medicijnen waar arme mensen – het merendeel vrouw – harder
door worden getroffen?
93.
Hoe koppelt u de Digitale Agenda aan economische emancipatie van vrouwen en gendergelijkheid?
94.
Is het verbeteren van gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes niet
een doel op zich in plaats van een uitvloeisel van het besef dat duurzame ontwikkeling,
vrede, stabiliteit en mensenrechten gebaat zijn bij gelijke kansen en rechten voor
mannen en vrouwen?
95.
In hoeverre wordt het belang van Duurzaam Ontwikkelingsdoel (SDG) 5 als dwarsdoorsnijdend
doel in de beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ook besproken
met andere ministeries?
96.
Hoeveel wordt geïnvesteerd in het opvoeren van humanitaire en diplomatieke inspanningen
en de capaciteit en kennis van uitvoeringsorganisaties en om welke uitvoeringsorganisaties
gaat het?
97.
Wanneer is de internationale tak van Invest-NL actief?
98.
Wanneer kan de Kamer een wetsontwerp (of contouren ervan) inzake de internationale
tak van Invest-NL verwachten?
99.
Welke voorwaarden zijn geformuleerd voor financiering via de internationale tak van
Invest-NL? Hoe wordt coherentie met de ontwikkelingsdoelen gegarandeerd?
100.
Op welke manier investeert u in de capaciteit en kennis op het gebied van psychosociale
steun en geestelijke gezondheidszorg bij uitvoeringsorganisaties?
101.
Ondersteunt u ook programma’s gericht op psychosociale steun en geestelijke gezondheidszorg
buiten de context van noodhulp?
102.
Hoeveel bedrijven hebben subsidie op grond van respectievelijk het Fonds Verantwoord
Ondernemen (FVO) en Fonds Bestrijding Kinderarbeid (FBK) toegekend gekregen (art.
1.1 – duurzaam handels- en investeringssysteem)? Welk percentage van het totaal aantal
Nederlandse bedrijven met een internationale waardeketen betreft dit? In hoeveel gevallen
betrof dit een toekenning van subsidie voor activiteiten binnen de context van een
Convenant?
103.
In hoeveel gevallen is subsidie op grond van FVO (art. 1.1) toegekend aan ngo’s op
grond van Pijler 1 binnen de context van een convenant? In hoeveel gevallen is een
aanvraag niet toegekend en waarom niet?
104.
Wat waren de totale uitgaven aan de ngo’s ter ondersteuning van hun werkzaamheden
binnen de Convenanten op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen (IMVO) in 2019 ten opzichte van 2018 (art. 1.1 – duurzaam handels- en investeringssysteem)?
Is er sprake van een vermindering van uitgaven en een lagere subsidietoekenning per
ngo sinds de financiering van deze activiteiten per 1 januari 2019 onder het FVO valt?
105.
Kunt u de monitoring en evaluatie mechanismen voor het nieuwe FVO voor de aanpak van
IMVO-risico’s toelichten? Zo ja, wat zijn hiervoor de doelstellingen? Kunt u ook aangeven
of dit fonds volledig – of een gedeelte ervan – wordt toegerekend aan ODA, en zo ja,
hoeveel?
106.
Hoe worden gender en vrouwenrechten meegenomen in uw doel om in 2020 meer bedrijven
te ondersteunen met het nieuwe Fonds Verantwoord Ondernemen voor de aanpak van IMVO-risico’s?
107.
Wat wordt bedoeld met «stappen zetten»? Waarom wordt er niet een concreet voorstel
beloofd?
108.
Wat is het verwachtte tijdspad van de herziening van het Nationaal Actieplan Mensenrechten
& Bedrijfsleven?
109.
Hoeveel wordt geïnvesteerd in het aansporen van bedrijven om een bijdrage te leveren
aan het realiseren van de SDGs?
110.
Wanneer wordt de evaluatie van het convenantenbeleid afgerond?
111.
Hoeveel wordt er geïnvesteerd in onderwijs?
112.
Kunt u zich uw toezegging, gedaan in een algemeen overleg d.d. 20 februari 2019 richting
de VVD, herinneren dat uw ambtenaren het gesprek aan zouden gaan met de Stichting
Centraal Beheer Fondsenwerving (CBF) over capaciteit om organisaties te toetsen op
beleid om mistanden te voorkomen (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 63)? Wat is hiervan terechtgekomen en wat is er uit dit overleg gekomen? Kunt u dit
uitgebreid toelichten?
113.
Bent u bereid tot het nemen van aanvullende bindende maatregelen en het steunen van
een juridisch bindend VN-verdrag voor bedrijfsleven en mensenrechten in de stappen
die gezet worden richting een mix van maatregelen en instrumenten om IVMO verder te
bevorderen? Zo ja, aan welke aanvullende bindende maatregelen denkt u?
114.
Hoeveel zit er in het SDG5-fonds?
115.
Welke partners worden betrokken bij uw inspanningen om de productiviteit van boeren
in Egypte, Ethiopië en Jordanië te verhogen?
116.
Hoe gaat de bijdrage aan verjonging van het draagvlak voor de SDG5-agenda, onder meer
door jongeren te betrekken bij (de totstandkoming van) beleid en events, vorm krijgen?
117.
Hoe gaat u invulling geven aan de versteviging van de diplomatieke inzet voor seksuele
en reproductieve rechten en vrouwenrechten met het oog op de recent gevoelde internationale
backlash op het vlak van abortus en reproductieve rechten?
118.
Hoe ondersteunt u grassroots vrouwenorganisaties om hun lokale vredesinitiatieven
(track 3) te koppelen aan nationale, politieke, vredesbesprekingen (tracks 1&2)?
119.
Wat gaat u doen ter bevordering van de beschikbaarheid van hulpmiddelen- zoals betere
weersinformatie, verzekeringen voor kleine voedselproducenten, klimaat slimme technologieën
en opschaling van bewezen conserveringspraktijken zoals agroforestry voor vrouwen
die vaak te maken hebben met sociale, culturele en/of wettelijke barrières als het
gaat om toegang tot deze hulpmiddelen?
120.
Wat houdt het investeren in «betere weersinformatie» precies in? Kunt u een overzicht
geven van alle (ook lopende) subsidies en projecten, uitgesplitst naar landen, die
in dit kader zijn verstrekt of nog zullen worden verstrekt om tot «betere weersinformatie»
te komen?
121.
Hoe ziet het «bezien» hoe nieuwe programma’s op het gebied van onderwijs «kunnen bijdragen
aan preventie van gewelddadig extremisme» er precies uit? Wordt er ook inhoudelijk
naar het onderwijs en het onderwijsmateriaal gekeken? Zo ja, hoe? Hoe vaak is er lesmateriaal
dat aanzet tot haat, discriminatie of onverdraagzaamheid geconstateerd?
122.
Kunt u een overzicht geven van (lopende) projecten en activiteiten op het gebied van
de bestrijding van mensensmokkel en -handel binnen de Nederlandse activiteiten op
het gebied van migratie en ontwikkeling, inclusief de bijbehorende kosten?
123.
Kunt u een overzicht geven van (lopende) projecten en activiteiten op het gebied van
de voorlichting over de risico’s van irreguliere migratie binnen de Nederlandse activiteiten
op het gebied van migratie en ontwikkeling, inclusief de bijbehorende kosten?
124.
Kunt u een overzicht geven van (lopende) projecten en activiteiten op het gebied van
de bevordering van terugkeer en herintegratie binnen de Nederlandse activiteiten op
het gebied van migratie en ontwikkeling, inclusief de bijbehorende kosten?
125.
Hoe houdt u er in uw aanpak als covoorzitter van de internationale Task Force on Justice
onder SDG16 en bij uw internationale inzet voor verbetering van toegang tot het recht
rekening mee dat niet alle rechtssystemen veilig, betaalbaar en toegankelijk zijn
voor vrouwen?
126.
Welke twee projecten zal het kabinet in 2020 ondersteunen die organisaties en lokale
instanties helpen bij het bouwen van capaciteit en in het leveren van adequate humanitaire
hulp?
127.
Wat is het aandeel van Nederland in het budget van Europees Ontwikkelingsfonds (EOF)?
128.
Wat is het aandeel van Nederland in het budget van het Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking
(DCI)?
129.
Klopt het dat in de publieke klimaatfinanciering gerapporteerd over 2018 een bijdrage
zit aan van EUR 12,4 miljoen die is uitgegeven via Hambros Trust Company? Zo ja, in
de context van welk programma vond deze uitgave plaats?
130.
Kan de op pagina 13 genoemde steunfaciliteit worden gezien als een onderdeel van de
uitvoering van de motie-Becker (Kamerstuk 34 952, nr. 18)?
131.
Hoe worden organisaties die gebruik zouden kunnen maken van Europese gedelegeerde
middelen betrokken? Worden zij ook actief benaderd of moet de Steunfaciliteit meer
worden gezien als (passief) loket?
132.
Bent u bereid een indicator te ontwikkelen die meet in welke mate beleidsinterventies,
al dan niet via de Steunfaciliteit, leiden tot het beter benutten van Europese ontwikkelingsgelden?
133.
Hoe verhoudt het Groene Klimaatfonds (GCF) zich tot het nationale klimaatfonds DFCD?
134.
Hoeveel geld heeft Nederland de afgelopen jaren bijgedragen aan het Groene Klimaatonds
(GCF) en hoeveel zal worden bijgedragen in komende jaren?
135.
Wat zijn de cijfers voor wat betreft de groeiende portefeuille van klimaatactiviteiten
in ontwikkelingslanden die Nederland financiert, zowel wat betreft de daarvoor beschikbare
begrotingsmiddelen als de daarmee gemobiliseerde private middelen?
136.
Welke ontwikkelingslanden zitten in de groeiende portefeuille aan klimaatactiviteiten
en wat voor activiteiten worden daar door Nederland precies gefinancierd? Kunt u een
overzicht per land geven welke (lopende) klimaatactiviteiten en projecten daar met
Nederlands geld worden gerealiseerd?
137.
Wat is het totale bedrag aan private klimaatinvesteringen dat tot nu toe is gemobiliseerd
met publieke middelen?
138.
Hoe worden specifieke vrouwelijke ondernemers gefaciliteerd met het financieel instrumentarium
voor ontwikkelingssamenwerking dat ondersteuning biedt aan onder andere Nederlandse
bedrijven om met kennis, expertise en ondernemerschap bij te dragen aan de SDGs? Gaat
u gendergelijkheidseisen stellen aan bedrijven die aanspraak willen maken op deze
middelen?
139.
Wat is verhouding lokaal en Nederlands bedrijfsleven in het Innocatiefonds, dat gericht
is op het komen van innovatieve oplossingen voor de SDG’s?
140.
Hoeveel geld heeft uw departement beschikbaar voor blended finance?
141.
Wat zijn mogelijke vervolgstappen na de verkenning die de Wereldbank en de Solutions
for Youth Employment Coalition (S4YE) naar de mogelijkheden voor het versterken van
digitale vaardigheden van met name vrouwen en meisjes?
142.
Op welke wijze krijgt de extra ondersteuning van kleinere bedrijven door organisatie
van kleinschalige handelsmissies naar nabije markten of beurzen waarbij ook speciale
aandacht is voor vrouwelijke ondernemers vorm?
143.
Wat doet u om de Wet zorgplicht kinderarbeid voor een brede groep bedrijven te laten
gelden?
144.
Op welke manier wordt de Handreiking van de OESO over de uitvoering van gepaste zorgvuldigheid
betrokken bij de invulling van de Wet zorgplicht kinderarbeid?
145.
Hoe zorgt u voor een effectieve toezichthouder op de naleving van de wet Zorgplicht
Kinderarbeid door bedrijven? Hoe verhoudt deze toezichthouder zich tot de toezichthouders
op de Conflictmineralenverordening (de ILT) en de Houtverordening (de Nationale Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA))?
146.
Hoe houdt de NVWA in 2020 toezicht op de uitvoering van gepaste zorgvuldigheid door
bedrijven in het kader van de EU-Houtverordening?
147.
Welke doelstellingen voor uitfasering van publieke financiële steun aan steenkolenprojecten
en exploratie en ontwikkeling van olie en gas in het buitenland zijn geformuleerd?
Wordt dit beleid gemainstreamd om coherentie te garanderen? Zo nee, waarom niet?
148.
Kunt u toelichten op welke termijn de publieke financiële steun aan steenkolenprojecten
en aan de exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas in het buitenland
wordt uit gefaseerd? Kunt u ook de projecten en budgetten toelichten?
149.
Op welke wijze wordt concreet uitvoering gegeven aan de intensivering van de kabinetsinzet
op verduurzaming en ontbossing? Welke nieuwe initiatieven en programma’s zijn hiertoe
ontwikkeld?
150.
Kunt u toelichten of er bij de aangekondigde mix van maatregelen en instrumenten om
IMVO te bevorderen, ook dwingende maatregelen voorzien zijn zoals in het regeerakkoord
staat? Betekent dit dat er concrete voorstellen te verwachten zijn in 2020? Zo nee,
waarom niet?
151.
Zet u zich actief in op gendergelijkheid en vrouwenrechten in convenanten? Draagt
u gendergelijkheid en vrouwenrechten actief aan als aandachtspunt richting de andere
Convenantspartijen en de betreffende secretariaten als faciliterende partij?
152.
Wat zijn de gevolgen van het verdwijnen van de steun voor CETA in de Eerste Kamer?
153.
Welke geopolitieke gevolgen heeft het afwijzen van CETA door een van de verdragspartijen?
154.
Hoe lang gaat het duren voordat het Mercosur-verdrag naar de Kamer kan? Welke stappen
moeten nog worden gezet?
155.
Welke posten hebben nu startup-hubs?
156.
Kan cijfermatig worden onderbouwd op welke wijze de Nederlandse economie profiteert
van de voorlopige inwerkingtreding van CETA?
157.
Klopt het dat Nederland nog nooit succesvol is aangeklaagd via Investor State Dispute
Settlement (ISDS)? Zo nee, hoe vaak is dit wel het geval geweest en welke zaken zijn
dit geweest?
158.
Worden uitgaven aan de EUTF for Africa ook meegerekend om te voldoen aan de OESO-norm
van 0,7 procent BNI-afdracht?
159.
Voor welke Afrikaanse landen worden eind 2020 door de publiek-private partners gezamenlijk
opgestelde marktbewerkingsstrategieën worden opgeleverd?
160.
Hoe speelt MVO een rol tijdens de brede «flagship»-missies? Op welke manier worden
bedrijven voorgelicht over MVO-risico’s voor en tijdens deze missies?
161.
In hoeverre worden deelnemende bedrijven aan een handelsmissie voorgelicht over de
mensenrechten en gendergelijkheid-situatie in een land?
162.
Kunt u toelichten waarom de streefwaarden voor 2020 binnen de Private sector ontwikkeling
(PSD) voor het «(a)antal bedrijven met een ondersteund plan voor investeringen, handel
of dienstverlening» met 73 procent dalen terwijl de streefwaarden voor het aantal
banen gerelateerd aan de PSD maar met 30 procent afnemen?
163.
Waarom zijn er zo weinig indicatoren voor handelsbevordering en zo veel over ontwikkelingssamenwerking?
Bent u bereid daar meer balans in aan te brengen?
164.
Kunt u toelichten op welke termijn de bijstelling van de indicatoren voor de periode
2021–2025 vorm zal krijgen?
165.
Hoe voorkomt u doublures en bevordert u coherentie tussen de Nederlandse bijdragen
aan het eigen DFCD, het GCF, het Access to Energy Fund (AEF), het Clean Technology
Fund en het Strategic Climate Fund?
166.
Wat is de reden dat het budget van artikelonderdeel 3.3 (maatschappelijk middenveld)
voor 2020 met € 40.675 miljoen is verlaagd ten opzichte van de begroting 2019?
167.
Wat is het voordeel van het inzetten van extra middelen voor artikel 2.3 voor een
jaarlijkse bijdrage aan de Climate Investment Funds? Droeg Nederland hier al eerder
aan bij? Wat is het verschil met het Green Climate Fund en waarom is er niet voor
gekozen om de extra middelen via dat fonds in te zetten?
168.
Wat is het comparatieve voordeel van de verhoging van jaarlijkse bijdragen aan UNICEF
en UNDP?
169.
Kunt u een overzicht geven van alle uit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
gefinancierde instrumenten voor het bedrijfsleven (subsidies, garanties, leningen
en andere) met daarbij de toegekende (ODA en non-ODA) bedragen per instrument?
170.
Wat is de reden van de jaarlijkse overhevelingen vanaf 2020 van € 9,75 miljoen van
artikel 3.4 (onderwijs) naar artikel 1.3 voor «Onderwijs en werk voor jongeren» en
waar wordt dit bedrag op gekort?
171.
Kunt u toelichten waaruit blijkt dat de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden
voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) zijn verruimd en dat Nederlandse investeerders,
exporteurs en startups beter en sneller worden bediend? Wanneer en door wie is de
nulmeting gedaan en waartegen is gebenchmarkt?
172.
Vloeien inkomsten uit export kredietverzekeringen (EKV) van Atradius terug naar de
begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Zo nee, kunt u toelichten
waar het heen vloeit en waarom? In het geval van schadeuitkeringen als gevolg van
EKV, komt dit uit het budget van Atradius of de begroting van de Nederlandse Staat?
In het geval van het laatste, welk ministerie draagt het risico?
173.
Hoe wordt gegarandeerd dat financieringen verstrekt door het Dutch Trade and Investment
Fund (DTIF) de ontwikkelingsdoelen niet ondermijnen?
174.
Wat is het voordeel van investeren in onderwijs via een mechanisme (IFFEd) dat erop
gericht is dat ontwikkelingslanden meer geld gaan lenen voor onderwijsuitgaven? Wat
zijn de mogelijke nadelen en risico's van deze benadering?
175.
Waarom slaagt het goudconvenant er niet in om de doelstelling voor het aantal deelnemende
bedrijven te behalen?
176.
In hoeverre wordt het steenkolen convenant meegenomen in de evaluatie van het convenantenbeleid
in 2020? Komt er een vervolg op het steenkolenconvenant aangezien het binnenkort afloopt?
177.
Staat de eerste verantwoordelijkheid onder het kopje «Financieren» wat u betreft altijd
in het kader van de SDG’s, in die zin dat u vooral wenst bij te dragen aan export
en investeringen die per definitie duurzaam zijn?
178.
Welke conclusie trekt u uit de jaarrapportage en mid-termevaluatie van de goud- en
kledingconvenanten, waarin staat dat deze convenanten niet slagen in het bereiken
van voldoende bedrijven?
179.
Welke gevolgen heeft de conclusie uit de mid-termreview van het kleding- en textielconvenant,
dat het convenant niet in staat is om impact te realiseren, voor het convenantenbeleid
in 2020? Welke extra maatregelen zijn daarvoor nodig?
180.
Welke organisaties in Nederland worden gesteund in het kader van het helpen bewerkstelligen
van een ander discours in Nederland, of het aanspreken van in Nederland gevestigde
multinationals?
181.
Ondersteunt u directe cash transfers aan ondernemers om hen te helpen bij het opzetten
of uitbreiden van hun bedrijf? Via welke programma's gebeurt dat, en in welke landen?
182.
Ondersteunt u, naast de vele programma’s onder artikel 1 die gericht zijn op het creëren
van banen in de private sector, ook interventies die gericht zijn op het scheppen
van banen in de publieke sector, via public employment schemes? Zo ja, welke en hoeveel
geld wordt daaraan besteed?
183.
Is het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) voldoende geëquipeerd om de zesde
verantwoordelijkheid onder het kopje «Stimuleren» in de gewenste mate uit te voeren?
184.
Welke organisaties worden met welke bijdrage gesteund in het kader van de derde verantwoordelijkheid
onder het kopje «Regisseren»?
185.
Gaat u zich binnen de OESO inzetten voor het starten van een herziening van de OESO-richtlijnen
in 2021? Zo ja, welke thema’s of onderdelen zou u willen aanscherpen?
186.
Welk deel van de activiteiten van de RVO gaan werkelijk over handelsbevordering en
niet over andere zaken, zoals bijvoorbeeld de verduurzaming van onroerend goed? Kunt
u de verdeling uitdrukken in FTE’s en/of budget?
187.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat u met het Challenge Fund for Youth Employment vrouwen
bereikt?
188.
Wat waren de resultaten van de eerste periode van het Local Employment in Africa for
Development (LEAD) programma? Op welke manieren wordt werkgelegenheid via dit programma
bevorderd? Hoeveel is er tot nu toe uitgegeven aan dit programma en hoeveel additionele
banen zijn daarmee gecreëerd?
189.
Hoe verklaart u de verwachte afname van het budget voor begrotingsartikel 1.2?
190.
Welke internationale organisaties worden bedoeld onder de post «Bijdrage aan (inter)nationale
organisaties»?
191.
Onder welk begrotingsartikel wordt het Invest NL-fonds van € 800 miljoen opgenomen
op het moment dat de wet hierover is aangenomen?
192.
Welke subsidies verstrekt u of bent u voornemens te verstrekken in het kader van «Duurzame
productie en handel» (onder 1.3)?
193.
Kunt u toelichten welke programma’s beïnvloed zijn door de vermindering in subsidies
voor «Economic governance and institutions» tussen 2018 en 2020?
194.
Aan welke projecten worden de bijdragen voor «Nexus onderwijs en werk» onder artikel
1.3 besteed? Valt dit onder verantwoordelijkheid van een internationale organisatie?
Zo ja welke?
195.
Wat is de juridische grondslag voor de bijdrage aan de RVO op artikel 1.3? Op welke
wijze wordt het budget besteed als de RVO niet alle middelen besteedt in 2020? Is
er ruimte om deze eventuele beschikbare ruimte in te zetten voor andere prioriteiten
binnen beleidsartikel 1? Zo ja, welke?
196.
Welke nieuwe initiatieven en programma’s zijn er voor 2020 voorzien op leefbaar inkomen
en loon, bestrijding van kinderarbeid en ontbossing en opschaling naar Nederland,
Europa en wereldwijd, ten aanzien van art. 1.1. Duurzaam handels- en investeringssysteem?
197.
Wat zijn de gevolgen met betrekking tot de aanspraak op FVO voor Convenantspartijen
wanneer zij zich niet houden aan een convenant?
198.
Hoe bekend zijn de instrumenten Partners for International Business (PIB), Starters
International Business (SIB), Demonstratie, Haalbaarheids- en Investeringsstudies
(DHI) en DTIF onder de doelgroep(en)?
199.
In hoeverre wordt binnen het financieel instrumentarium voor de private sector voor
handel en investeringen (art. 1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie)
getoetst of de exporttoename niet leidt tot verstoring van de lokale markt? Is er
voorzien in een impactmeting van dit financieel instrumentarium en zo ja, in welk
jaar?
200.
In hoeveel gevallen heeft Atradius in 2018 en 2019 een exportkredietverzekering (art.
1.2 versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie) afgewezen op grond van
risico’s ten aanzien van IMVO en het niet voldoen aan de UNGP’s? Wat waren daarbij
de belangrijkste inhoudelijke overwegingen?
201.
Wanneer moet het pakket aan acties en maatregelen, dat in samenspraak met de RVO wordt
uitgewerkt waarmee invulling wordt gegeven aan de beleidsnotitie «Nederland-China:
een nieuwe balans», klaar zijn?
202.
Welk deel van de acties en maatregelen in het kader van de China-notitie heeft te
maken met handel? Kunt u deze acties en maatregelen specifiek benoemen?
203.
Kunt u toelichten welke programma’s beïnvloed zijn door de vermindering in subsidies
voor «Economic governance and institutions» tussen 2018 en 2020?
204.
Hoe bekend is het Small Business Innovation Research instrument onder de doelgroep?
205.
Welk deel van de middelen in het kader van infrastructuurontwikkeling komt terecht
bij Nederlandse bedrijven of consortia bestaande uit minimaal één Nederlandse onderneming?
206.
Kunt u een overzicht geven van de uitgaven onder artikel 2 die niet juridisch verplicht
zijn, inclusief de verdeling over sub-artikelen? Welke projecten vallen hieronder?
207.
Kan de Minister een toelichting geven op de vertraging in de uitgaven van het klimaatfonds
AEF, nu op grond van Rekenkameronderzoek duidelijk is geworden dat de € 40 miljoen
nog niet is aangewend voor projecten?
208.
Kunt u aangeven op basis waarvan de budgetten voor het «uitbannen van huidige honger
en ondervoeding» (artikel 2.1) zijn gedaald van € 6,17 miljoen in 2018 naar € 4 miljoen
in 2019 en verder?
209.
Op welke wijze worden de subsidies onder 2.3 «Klimaat algemeen» à € 56 miljoen structureel
vanaf 2020 uitgegeven?
210.
Welk deel van het budget onder 2.3 «Klimaat algemeen» is juridisch verplicht?
211.
Welke projecten worden gefinancierd onder de post 2.3 «Klimaat algemeen» en wat is
de geografische spreiding?
212.
Hoe ontstaat de ruime verdubbeling van de post Klimaat algemeen (artikel 2.3) vanaf
2020 ten opzichte van 2018 en 2019?
213.
Klopt het dat de € 40 miljoen voor het Klimaatfonds (DFCD) in 2019 nog niet is uitgegeven,
ondanks het voornemen in het regeerakkoord Rutte III? Hoe komt dit? Wanneer is de
verwachting dat deze middelen wel zijn ingezet?
214.
Klopt het dat onder het zogenaamde Klimaatfonds à € 40 miljoen tenders worden uitgeschreven?
Is het mogelijk dat er budget uit dit fonds overblijft in een bepaald begrotingsjaar?
Zo ja, op welke wijze wordt dat ingezet?
215.
Kan de Minister een toelichting geven op het Dutch Fund for Climate and Development
en Access to Energy Fund en hoe deze fondsen zich tot elkaar verhouden?
216.
Het. Zou u meer details kunnen geven over de besteding van het Klimaatfonds (DFCD)
in 2018 en tot medio 2019, aangezien het rapport van de Rekenkamer over de begroting
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking laat zien dat het DFCD over
budget beschikt maar dat er sprake is van onderbesteding in 2018? Welk percentage
gaat naar adaptatie en welk percentage naar mitigatie, en via welke kanalen?
217.
Kunt u toelichten over welke jaren het Dutch Fund for Climate and Development gevoed
wordt met de jaarlijkse dotatie van € 40 miljoen? Wordt in de periode na 2021 nog
voorzien dat het fonds vanuit de begroting dotaties ontvangt?
218.
Kunnen Nederlandse agrarische ondernemingen steun ontvangen van uw departement in
het kader van de vele ambities op het gebied van voedselzekerheid zonder dat zij deel
uitmaken van een publiek-privaat samenwerkingsverband of een samenwerking met een
ngo? Kunnen individuele bedrijven met aantoonbare expertise zelfstandig in aanmerking
komen voor subsidies en/of gedelegeerde middelen?
219.
Op welke manier ondersteunt u het tegengaan van ontbossing, en kunt u daarbij aangeven
hoeveel geld hieraan wordt uitgegeven en in welke landen?
220.
Op welke wijze draagt Nederland momenteel financieel, zowel bilateraal als in multilateraal
verband, bij aan het tegengaan van ontbossing? Hoeveel budget is hiermee gemoeid?
221.
Op welke manier ondersteunt u het stimuleren van bebossing, en kunt u daarbij aangeven
hoeveel geld hieraan wordt uitgegeven en in welke landen?
222.
Op welke wijze draagt Nederland bij aan de bevordering van duurzame landbouw om ontbossing
in de Amazone tegen te gaan? Hoeveel budget is hiermee gemoeid?
223.
Om welke landen, (lopende) activiteiten en projecten gaat het bij het beheer van de
RVO van «de energietransitiefaciliteit met activiteiten gericht op de ondersteuning
van drie tot vijf landen in de regio Midden-Oosten/Noord-Afrika bij hun transitie
naar een duurzame energievoorziening»? Hoeveel geld is hiermee gemoeid?
224.
Wat wordt er verstaan onder «natuurlijk kapitaal» (artikel 2.3) en op welke manier
wordt waardering concreet gestimuleerd?
225.
Wordt de klimaatdiplomatie geïntegreerd in de economische diplomatie? Kunt u het antwoord
toelichten?
226.
Wat bedoelt u met gender responsiveness bij de transitie naar inclusieve, groene groei
waarbij vrouwen een belangrijke rol spelen als agents of change en dat u in onder
andere het GCF zal streven naar gender responsiveness? Hoe wordt de inclusieve transitie
bewerkstelligd, en hoe worden vrouwen in sociaaleconomisch gemarginaliseerde posities
hierin meegenomen? Hoe wordt een gender just transition bereikt?
227.
Op wat voor manier investeert uw ministerie, ten aanzien van klimaatadaptatieprojecten
(art. 2.3 Klimaat) in verzekeringen voor kleine voedselproducenten? Wat is de stand
van zaken op dit moment en wat is de inzet voor de komende jaren? Op welke manier
zet Nederland zich, in lijn met het Sendai Framework, in voor het bevorderen van de
resilience van de bevolking, met name betrekking tot behoud van primaire voorzieningen
zoals gezondheidszorg en onderwijs?
228.
Op welke wijze maken kinderarbeid, leefbaar inkomen en sustainable livelihoods onderdeel
uit van het door Nederland gelanceerde European Partnership voor Responsible Minerals
(art. 2.3 Klimaat/hernieuwbare energie en duurzaam beheer grondstoffen)?
229.
Hoe zorgt u ervoor dat het met het DFCD vrouwenorganisaties direct bereikt worden?
Hoe ziet dit er in de praktijk uit en hoe beziet het ministerie de eigen rol hierin?
Hoe ziet u erop toe dat vrouwenrechten en gendergelijkheid stevig verankerd zijn in
de aanvraag en projectvoorstellen?
230.
Wat gaat u doen als medeverantwoordelijke voor de activiteiten van de Nederlandse
Financieringsmaatschappij voor Ontwikkeling (FMO) om eventuele toekomstige misstanden
te voorkomen bij de uitvoering van het DFCD en hoe gaat u erop toezien dat misstanden
eerder aan het licht komen?
231.
Om welke religieuze groepen gaat het bij de algemene doelstelling van artikel 3, het
versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun
stem kunnen laten horen?
232.
Op welke manier heeft u invulling gegeven aan het amedement Diks c.s. (Kamerstuk 35 000 XVII, nr.23), en waar is dit terug te vinden in de begroting? Heeft u de intentie om de verhoging
van uitgaven aan het voorkomen van meisjesbesnijdenis structureel te maken?
233.
Hoe ging de oprichting van SheDecides in zijn werk? Welke kosten waren er vanuit de
Nederlandse overheid gemoeid met het oprichten van SheDecides?
234.
Kunnen organisaties vanuit het nieuwe partnerschappenfonds voor Seksuele en Reproductieve
Gezondheid en Rechten (SRGR) zelf keuzes maken over in welke landen wordt geïnvesteerd,
op basis van de achterstanden en de specifieke projectdoelstellingen?
235.
Kunt u een overzicht verschaffen van de totale uitgaven aan onderwijs vanaf 2020 en
volgende jaren en dit uitsplitsen per kanaal en/of beleidsartikel?
236.
Wat doet u precies om seksueel geweld in tijden van conflict te voorkomen? In welke
mate ondersteunt Nederland projecten die concreet inzetten op veranderen van gedrag
van gewapende groeperingen met betrekking tot het gebruik van seksueel geweld?
237.
Wat is de verklaring voor de daling in de totale uitgaven onder artikel 3.1 ten behoeve
van SRGR met ruim € 28 miljoen van 2019 naar 2020?
238.
Waarom stoppen de opdrachten op artikel 3.1 aan SRGR en hiv/aids na 2020?
239.
Kan er een overzicht gegeven worden van de totale uitgaven ten behoeve van SRGR voor
de periode 2012–2018?
240.
Klopt het dat de bijdragen voor het Global Fund door de jaren heen aanzienlijk worden
verminderd? Hoe komt dit?
241.
Hoe ontstaat de incidentele verlaging op artikel 3.3 Maatschappelijk Middenveld in
2020?
242.
Op welke wijze is de motie-Van Veldhoven/Van Laar (Kamerstuk 34 550-XVII, nr. 29) uitgevoerd? Tot welk jaar heeft de in de motie gevraagde ophoging van 10 miljoen
euro plaatsgevonden?
243.
Tot welke resultaten heeft de motie-Van Veldhoven/Van Laar (Kamerstuk 34 550 XVII, nr. 29) de afgelopen jaren geleid?
244.
Hoe is te verklaren dat art. 3.3 maatschappelijk middenveld van € 221.475 (in € 1.000)
in 2019 naar € 180.531 (in € 1.000) in 2020 gaat?
245.
Hoeveel wordt er aan Product Development Programs uitgegeven?
246.
Kunt u toelichten op basis waarvan de bijdrage aan het Global Partnership for Education
(artikel 3.4) is gedaald van € 25.000.000 in 2019 naar € 10.000.000 in 2020?
247.
Kunt u toelichten waar de fondsen onder artikel 3.4, subthema «bijdragen aan internationale
organisaties – onderwijs», te weten € 18.250.000 in 2020, aan worden besteed? In hoeverre
wordt een deel van deze fondsen beschikbaar gesteld aan uitvoeringspartners?
248.
Klopt het dat de bijdrage aan Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SNV) per 2019 is
stopgezet?
249.
Via welke projecten is het budget aan SNV Netherlands Development Organisation in
Afrika ingezet?
250.
Hoe bevordert Nederland de participatie van maatschappelijke organisaties in de Global
Financing Facility in support of «Every Woman, Every Child» (GFF)?
251.
Welke organisaties die financiering zijn verloren door de herinvoering van de Mexico
City Policy ontvangen nu subsidies? Wat is de hoogte van deze financiering in 2020?
252.
Waaraan zal de ophoging van het budget 3.2. Vrouwenrechten en keuzevrijheid besteed
worden?
253.
Hoe werkt u aan beleidscoherentie met andere relevante ministeries op het terrein
van gendergelijkheid dat de inzet vergt van alle instrumenten van buitenlandsbeleid?
254.
Waar is de verschuiving terug te vinden tussen de intensivering in de focusregio’s
via landenspecifieke programma’s welke ten laste gaat van centrale, wereldwijde investeringen?
Met welk bedrag gaat de bijdrage aan landenspecifieke programma’s in de focusregio’s
omhoog en met welk bedrag gaat de bijdrage aan centrale programma’s omlaag?
255.
Met welke ngo’s hebt u Strategische Partnerschappen?
256.
Mogen ngo’s die straks subsidies ontvangen in het kader van Power of Voices met geld
van uw ministerie activiteiten ondernemen in Nederland zelf? Zo ja, binnen welke kaders?
257.
Waarom gaat Samenspraak en Tegenspraak straks Power of Voices heten?
258.
Welke tien landen zijn geselecteerd voor het Voice-fonds en op basis van welke criteria?
259.
Hoe zorgt u ervoor dat het werk dat vrouwenorganisaties hebben gedaan onder Samenspraak
en Tegenspraak, bijvoorbeeld in Latijns-Amerika, wordt voortgezet onder het nieuwe
raamwerk Power of Voices?
260.
Hoe zullen vrouwenrechten en gendergelijkheid een mondiaal thema blijven binnen het
Power of Voices raamwerk gelet op het feit dat vrouwenrechten en gendergelijkheid
beiden mondiaal onder druk staan en deze thema’s belangrijke prioriteiten voor u zijn?
261.
Welke prioritaire thema’s bedoelt u?
262.
Welke programma’s voert u uit of ondersteunt u op het gebied van innovatie van humanitaire
hulpverlening?
263.
Kunt u toelichten hoe u het financieren van programma’s gericht op innovatie van de
humanitaire hulpverlening gaat invullen (onder 4.B. Rol en verantwoordelijkheid)?
264.
Hoeveel wordt er via de Nederlandse afdracht aan de Europese Unie aan de EUTF for
Africa uitgegeven?
265.
Hoeveel geeft Nederland jaarlijks vanuit de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
aan EUTF for Africa uit? Hoeveel gaat hiervan naar de Sahel-regio?
266.
Hoeveel procent van het budget van de EUTF for Africa wordt aan het tegenhouden van
migratie uitgegeven en hoeveel aan het aanpakken van de grondoorzaken van migratie?
Kunt u dit specificeren voor de landen in de Sahel?
267.
Hoeveel en op welke manieren investeert het kabinet op dit moment in SDG 16: Access
to Justice? Welke internationale fondsen bestaan er wereldwijd om de implementatie
van SDG16 te stimuleren en in hoeverre draagt Nederland bij aan deze fondsen?
268.
In hoeverre draagt Nederland bij aan internationale rechtsbijstand om toegang tot
recht voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen te bevorderen?
269.
Welke positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling wenst u te bevorderen en hoe
doet u dat concreet?
270.
Kunt u nader ingaan op het nieuwe programma gericht op strafrechtketens in de Sahel?
Gaat dit gepaard met het verbeteren van bewustwording over het strafrecht onder burgers
en daders, inclusief gewapende groeperingen?
271.
Kunt u aangeven of naleving en bevordering van internationaal humanitair recht en
principes immer een prioriteit zal zijn, ongeacht mogelijke bijstellingen in het beleid
als gevolg van politieke ontwikkelingen?
272.
Kunt u een overzicht geven van de uitgaven onder artikel 4 die niet juridisch verplicht
zijn, inclusief de verdeling per sub-artikel? Welke projecten vallen hieronder?
273.
Kunt u toelichten hoe de € 87 miljoen voor noodhulpprogramma’s (artikel 4.1 onder
subsidies) wordt verdeeld? Kunt u aangeven hoe dit budget wordt verdeeld over kwetsbare
groepen?
274.
Kunt u een overzicht geven hoeveel er elk jaar sinds 2010 is uitgegeven aan humanitaire
hulp, zowel het structurele budget als incidentele ophogingen, en hoeveel procent
van het BNI deze uitgaven waren?
275.
Op wat voor manier en op welke specifieke thema’s gaat het kabinet zich richten bij
de inzet op de verbetering van het humanitaire systeem?
276.
Kunt u toelichten hoe de € 210 miljoen voor noodhulpprogramma’s (artikel 4.1 onder
bijdragen (internationale) organisaties) wordt besteed en welk deel hiervan wordt
ingezet om invulling te geven aan de beleidsprioriteit op het vlak van geestelijke
gezondheidszorg en psychosociale steun?
277.
Hoe wordt de € 128 miljoen euro in het kader van opvang in de regio besteed?
278.
Waarom neemt de bijdrage ten behoeve van opvang in de regio af en hoe past dit binnen
de prioriteiten van dit kabinet en de inzet van het regeerakkoord?
279.
Uit welke inspanningen bestaat «Migratie en ontwikkeling»?
280.
Kunt u toelichten hoe de forse daling van de subsidies voor inclusieve vredes- en
politieke processen (artikel 4.3 – Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling) van € 18,5
miljoen in 2018 naar € 7,4 miljoen in 2020 en verdere jaren valt uit te leggen?
281.
Hoe heeft de bijdrage van de veertig rijkste landen aan het Central Emergency Response
Fund (CERF) zich het afgelopen jaren ontwikkeld? Bent u van mening dat naast Nederland
meer rijke landen een proportionele verantwoordelijkheid richting CERF beginnen te
nemen?
282.
De hoeveelste donor is Nederland in 2019 van CERF in respectievelijk absolute en relatieve
zin?
283.
Uit welke landen bestaat de top tien donoren van CERF (op volgorde)?
284.
Kunt u zich de context van de motie-Becker over een bijdrage van andere landen aan
het Central Emergency Response Fund (CERF) (Kamerstuk 34 775 XVII, nr. 20) herinneren? Hoe heeft de donorlijst van CERF zich sinds de indiening van die motie
ontwikkeld, in het bijzonder de verhouding van de bijdrage die Nederland levert ten
opzichte van die van landen met een ongeveer even groot of minstens zo groot BBP?
285.
Hoeveel geld steekt u in 2019 en 2020 in het tegengaan van documentfraude in Afrikaanse
landen?
286.
Hoeveel geld steekt u in 2019 en 2020 in het bevorderen van (vrijwillige) terugkeer?
287.
Hoe steunt u dataverzameling en -analyse inzake migratiestromen?
288.
Hoeveel geld steekt u in 2019 en 2020 in het verbeteren van grensbeheer in Afrikaanse
landen?
289.
Wat wordt bedoeld met migratiemanagement? Welke projecten en activiteiten worden in
dit kader ondersteund?
290.
Wat is het resultaat van de eenmalige ophoging van het assistent-deskundigenprogramma,
waarmee het aantal deskundigen eenmalig is opgehoogd naar 100? Op welke wijze zijn
de extra deskundigen ingezet en hoe wordt deze eenmalige deskundigeninjectie behouden?
291.
Welk deel van de bijdrage aan UNESCO is non-ODA en hoe rechtvaardigt u deze bijdrage?
292.
Op basis van welke criteria wordt de budgettaire inzet voor humanitaire hulp bepaald?
Is dat op basis van de verwachte humanitaire noden, of op basis van de verwachte BNI
groei? Kunt u het besluit toelichten dat de aanvankelijk genoemde incidentele verhoging
van € 30 miljoen voor humanitaire hulp niet doorgaat?
293.
Wat is de stand van zaken van de pilot Holland Houses naar 15? Wanneer worden hiervan
de resultaten verwacht?
294.
Welke ruimte is er om het aantal Holland Houses verder uit te breiden?
295.
Wanneer worden de in november 2018 n.a.v. de motie Diks/Van den Hul (Kamerstuk 35 000-XVII, nr. 34) toegezegde herziene MVO-richtlijnen voor ambassades gepubliceerd? Hoe zorgt het
kabinet ervoor dat ambassades deze richtlijnen in 2020 implementeren?
296.
Waar staat u met de uitvoering van de motie-Van Haga/Amhaouch over beschikbaar stellen
aan het mkb van advies en expertise over internationale arbitragezaken (Kamerstuk
34 952, nr. 53)?
297.
Tot welke concrete focus ten opzichte van voorgaande jaren heeft de aangenomen motie-Van
Haga ter zake (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 30) vooralsnog geleid?
298.
Bedoelt u met de motie Snels en Van Weyenberg over het stroomlijnen van handels- en
exportondersteunende activiteiten (Kamerstuk 35 115, nr. 4) de motie Wörsdörfer (Kamerstuk 35 115, nr. 4)?
299.
Kan er een overzicht worden gegeven van de complete handelsbalans tussen Nederland
en Canada, specifiek op de landbouwsector, zowel voor de jaren voor de voorlopige
inwerkingtreding van CETA als daarna?
300.
Waarom hebt u nog niet voldaan aan uw toezegging om voor de begroting een kabinetsappreciatie
van de Defensie Industrie Strategie, inclusief de handelsaspecten, naar de Kamer te
sturen?
301.
Waarom bevat uw subsidieoverzicht geen overzicht van de verstrekte subsidies per ontvanger?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.