Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Monitor Bibliotheekwet 2017
33 846 Vaststelling van een geactualiseerd stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen (Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen)
Nr. 55
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 april 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de
brief van 17 januari 2019 over de Monitor Bibliotheekwet 2017 (Kamerstuk 33 846, nr. 54).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 februari 2019 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 5 april 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Alberts
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
Inbreng van de leden van de SP-fractie
3
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
4
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
5
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de vaststelling van een geactualiseerd stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen
(Wsob). Naar aanleiding van de brief en het achterliggende statistiekrapport hebben
zij nog een aantal vragen.
Omtrent de uitvoering van de motie van de leden Aartsen en Asscher1 wordt geschreven dat de Minister in overleg met de gemeenten, provincies, de bibliotheekbranche
en de KB2 inventariseert in welke regio’s of gemeenten ondersteuning van de bibliotheekfunctie
het hardst nodig is en ook kansrijk is. Hiervoor zijn vier lijnen uitgezet; één van
die lijnen betreft de bibliotheekvestigingen in niet-stedelijke gebieden, waar het
netwerk dun is geworden. Wat wordt hierbij verstaan onder een netwerk en welke (f)actoren
worden hierin meegenomen bij de inventarisatie? Hoe wordt bepaald waar het geld het
hardst nodig is en aan de hand van welke criteria? Zit bestuurlijke commitment bijvoorbeeld
ook in cofinanciering vanuit gemeente of provincie voor de bibliotheken? Een andere
lijn is het budget, dat per 2019 beschikbaar komt. Is het streven om dit per 1 januari
2019 beschikbaar te hebben, of ligt een andere datum voor? De laatste lijn gaat over
de ervaring en kennis die wordt opgedaan dankzij deze tijdelijke stimulering. Hoe
worden die ervaringen en kennis verzameld, gebundeld en na drie jaar verspreid, zo
vragen deze leden.
De leden lezen dat ruim 400.000 personen e-books leenden via de openbare bibliotheek
in 2017. Hoeveel van hen leenden ook fysieke boeken en hoeveel van hen leenden uitsluitend
e-books?
Tot slot hebben de voornoemde leden nog enkele vragen over de verkenning naar een
collectief landelijk bibliotheeksysteem. Zij juichen meer samenwerking tussen bibliotheken,
op een effectievere manier, toe. Daarbij vragen zij wel hoe hoog de kosten van dit
landelijke bibliotheeksysteem geschat worden en door wie deze betaald gaan worden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Monitor
Bibliotheekwet 2017. Met de Minister hechten deze leden groot belang aan de openbare
bibliotheek als de publieke toegangspoort tot informatie en cultuur. In dit verband
herinneren deze leden eraan dat de eerste openbare leeszaal en bibliotheek 120 jaar
geleden geopend werd op een bovenwoning in de Koningin Wilhelminastraat in Dordrecht,
op 1 mei 1899, in de schaduw van de Wilhelminakerk in aanbouw. Zo vernieuwend als
een openbare bibliotheek toen was, naar het voorbeeld van de «free libraries» in Engeland
en Amerika, zo vanzelfsprekend is de openbare bibliotheek nu.
Het aantal uitleningen van fysieke boeken is in de periode 1999–2016 vrij constant
teruggelopen, aldus de Bibliotheekstatistiek 2017.3 De voornoemde leden vragen, in hoeverre daarin meeweegt dat een groot aantal boeken
niet meer wordt uitgeleend, zoals de Nederlandcollectie van de Koninklijke Bibliotheek.
De Wsob heeft als uitgangspunt dat elke inwoner van Nederland toegang kan hebben tot
de fysieke en digitale diensten van de openbare bibliotheek. Een belangrijke indicator
daarvoor is het aantal bibliotheekvestigingen. Dit aantal beweegt zich sinds 2014
rond 1.300.4 In de Bibliotheekstatistiek 2017 wordt aan dit cijfer toegevoegd: «De stijging van
het aantal locaties kenmerkt zich de laatste jaren echter middels een trend van verschraling».5 Hoe beoordeelt de Minister de geconstateerde verschraling, zo vragen deze leden.
De leden herinneren eraan, dat in artikel 6 van de Wsob de mogelijkheid van een buurtinitiatief
is opgenomen. Deze leden vragen, of er van deze mogelijkheid in de praktijk gebruik
is gemaakt en zo ja, wat de ervaringen van de betrokken gemeenten en burgers op dit
punt waren.
De voornoemde leden constateren dat Muziekweb een onmisbare rol speelt als centrale
muziek- en achtergrondcollectie voor alle bibliotheken. Is het juist, dat Muziekweb
bijna tweemaal zoveel cd’s beheert (580.000 cd’s in 2016) als alle openbare bibliotheken
samen (312.000)? Deze leden vragen, hoe de financiering van Muziekweb in het kader
van de Wsob is geregeld. Deelt de Minister de mening van deze leden, dat het wenselijk
is de functie van Muziekweb ook in de Wsob te verankeren, zo vragen zij.
De leden constateren dat bibliotheken hun dienstverlening verbreden naar het sociale
domein, bijvoorbeeld waar het gaat om bestrijding van laaggeletterdheid. Deze leden
waarderen ook de inzet van vrijwilligers op dit gebied. Zij vragen de Minister nader
in te gaan op de rol en functie van vrijwilligers in de bibliotheken.
De leden hebben tot slot nog enkele vragen over de digitale bibliotheek. Hoe worden
in dit verband digitale titels geteld, die alleen binnen de muren van de bibliotheek
kunnen worden geraadpleegd? Deelt de Minister de mening van deze leden dat digitalisering
ook kan leiden tot verhoging van de drempel voor niet of nog niet gedigitaliseerde
titels? Onderkent de Minister dat mensen in deze tijd eerder te veel dan te weinig
informatie krijgen? Beschouwt de Minister het ook als een taak van bibliotheken om
(fysieke en digitale) bezoekers te helpen informatie op waarde te schatten, zodat
zij kunnen beschikken over betrouwbare informatie in bruikbare hoeveelheden? In de
memorie van toelichting bij de Wsob stelt de regering terecht, dat er in het digitale
domein geen sprake is van informatieschaarste, eerder van informatieovervloed.6 Zo ja, op welke wijze geven bibliotheken invulling aan deze taak, zo vragen deze
leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Bibliotheekmonitor 2017 en
hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden zijn blij te zien dat steeds meer jongeren lid worden van de bibliotheek.
Om laaggeletterdheid tegen te gaan en het enthousiasme voor lezen bij te brengen spelen
bibliotheken immers een belangrijke rol. Wel maken de leden zich zorgen over de bibliotheken
in de landelijke gebieden. De gemiddelde afstand tot een vestiging is in Zeeland en
Friesland bijvoorbeeld fors gestegen ten opzichte van 2012. In Flevoland zijn slechts
13 bibliotheekvestigingen aanwezig. De voornoemde leden lezen dat het budget dat is
vastgesteld om bibliotheken in kleine gemeenten te behouden tijdelijk is, en nuttig
is om ervaring op te doen. Genoemde leden zouden graag de toezegging van de Minister
willen dat wanneer deze aanpak succesvol is, er ook geld voor beschikbaar blijft na
2021. Juist om te voorkomen dat de afstand in landelijke gebieden tot de bibliotheek
nog verder toeneemt.
Genoemde leden lezen dat er in 2011 een verklaarbare stijging in het aantal jeugdleden
waar te nemen was, door het programma Boekstart, waarbij kinderen van 0 tot 4 jaar
gratis lid konden worden van de bibliotheek. Zijn de effecten hiervan bekend, zo vragen
deze leden, bijvoorbeeld of deze jongeren hierdoor meer zijn gaan lezen of het beter
zijn gaan waarderen? Ook in 1975 was er een toename in jeugdleden omdat het lidmaatschap
tot 18 jaar gratis was, zo lezen genoemde leden. Kan de Minister aangeven hoeveel
een gratis lidmaatschap voor alle kinderen (tot bijvoorbeeld 18 of 12 jaar) zou kosten?
De leden lezen verder dat het aantal personeelsleden in vaste dienst afneemt en vestigingen
gebruik maken van vrijwilligers. Er is een stijging te zien van 16.000 vrijwilligers
sinds 2010. Tussen 2010 en 2013 is het aantal personen in vaste dienst met zo’n 25%
afgenomen. Is de Minister het met deze leden eens dat dit een onwenselijke situatie
is? Want hoewel vrijwilligerswerk te prijzen is en de inzet van vrijwilligers enorm
gewaardeerd wordt, zijn dit ook werkzaamheden waarvoor mensen een normaal salaris
en contract verdienen. Is de Minister bereid om hier actie op te ondernemen? Zo nee,
waarom niet, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
monitor die het bibliotheekstelsel over 2017 in beeld brengt en van de begeleidende
Kamerbrief. De leden stellen vast dat de monitor positieve elementen bevat wat betreft
de stijging in het aantal bibliotheeklocaties, waarbij er echter wel sprake is van
een daling in het aantal bibliotheekorganisaties. Daarnaast stellen de leden vast
dat het aantal leden van bibliotheken gestabiliseerd is en dat het aantal jeugdleden
een lichte groei doormaakt. Dat is een positieve ontwikkeling. Ondanks deze ontwikkeling
en de stijging in het aantal locaties geeft de monitor echter ook aan dat het voorzieningenniveau
van deze bibliotheeklocaties een verschraling kent, hetgeen de leden als zorgwekkend
kenmerken. De leden stellen vast dat dit nog steeds om waakzaamheid vraagt om – vanuit
de positieve ontwikkelingen – te blijven zorgen dat veel mensen, waaronder onze jeugd,
zeker zijn van de noodzakelijke bibliotheekvoorzieningen in hun nabijheid, waardoor
zij de verbinding met boeken, lezen en ontdekking kunnen vinden en behouden.
De leden hebben naar aanleiding van de monitor en de begeleidende Kamerbrief nog enkele
vragen aan de Minister.
Zo vragen de leden de Minister of zij met betrekking tot de motie van de leden Aartsen
en Asscher, over het voortbestaan van bibliotheken in kleine gemeenten, niet ook de
mogelijkheden van cofinanciering kan bespreken met provincies en gemeenten om zo het
commitment te vergroten en daarmee de kans op een duurzame oplossing voor het voortbestaan
van dergelijke voorzieningen.
Daarnaast vragen de leden de Minister om een nadere toelichting en duiding van de
betekenis en rol van het beschreven collectief landelijk bibliotheeksysteem. Kan zij
aangeven wat hiervan de meerwaarde zal zijn voor de gebruiker van de bibliotheek?
In de Kamerbrief stelt de Minister dat de functie van openbare bibliotheken verandert
en dat de veranderende activiteiten en dienstverlening niet langer een lidmaatschap
van de bibliotheek vereisen. Onderkent de Minister met die opmerking ook het risico
dat gemeenten dit – als financierder van hun lokale bibliotheekvoorzieningen – wel
als een noodzakelijke prestatie zien van de bibliotheekvoorziening en hun subsidieverstrekking
hier ook op afstemmen?
Kan de Minister voorts aangeven wat de geschatte investeringen zijn in tijd en geld
voor een collectief landelijk bibliotheeksysteem en wie deze investering bekostigt?
Hoe succesvol kan een dergelijk potentieel grootschalig ICT-project zijn, indien dit
afgezet wordt tegen andere landelijke ICT-projecten van de rijksoverheid? Waarin onderscheidt
dit zich wat betreft de succeskans ten opzichte van eerdere ICT-projecten, zo vragen
zij.
Kan de Minister tot slot aangeven of bij eventuele kostenbesparingen bij een dergelijk
collectief systeem bespaarde middelen ook beschikbaar blijven voor het openbaar bibliotheekwerk?
Deze leden willen weten wie de eventuele meerkosten op zich neemt, indien een dergelijk
collectief systeem duurder uitpakt.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ik dank de fracties van de VVD, het CDA, de SP en de PvdA voor hun inbreng. Bij de
beantwoording heb ik de volgorde van de vragen aangehouden. Voor de overzichtelijkheid
zijn antwoorden op vergelijkbare vragen zoveel mogelijk geclusterd.
De leden van de VVD-fractie vragen nader in te gaan op de uitvoering van de motie
Aartsen en Asscher (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 95) over de ondersteuning van de bibliotheekfunctie in niet-stedelijke gebieden, waar
het netwerk te dun is geworden. Deze leden vragen wat wordt verstaan onder een netwerk
en welke (f)actoren worden meegenomen bij de selectie.
Met het netwerk wordt het netwerk van Nederlandse openbare bibliotheekvoorzieningen
bedoeld, zoals omschreven in de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob).
Dat zijn de met elkaar samenwerkende lokale en regionale bibliotheekorganisaties,
ondersteund door de provinciale instellingen en de KB. In het kader van deze motie
wordt gekeken naar de kracht van lokale en regionale netwerken: hebben inwoners van
een regio of gemeente in voldoende mate toegang tot de fysieke bibliotheek? In overleg
met de VNG, het IPO, de brancheorganisatie VOB en de KB zijn criteria vastgesteld
om de meest kansrijke initiateven te kunnen selecteren. De selectiecriteria zijn o.a.
de fysieke afstand tot een vestiging in een bepaald gebied, de levensvatbaarheid van
het initiatief en het bestuurlijk commitment van de gemeenten en provincies. Cofinanciering
door andere overheden is uiteraard een blijk van bestuurlijk commitment.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer het budget beschikbaar is.
Het budget is beschikbaar per 1 januari 2019. De planning is erop gericht voor de
zomer te komen tot een selectie van de initiatieven die in aanmerking komen voor een
financiële bijdrage. Geselecteerde initiatieven worden in de jaren 2019, 2020 en 2021
financieel ondersteund. De financiering start dit jaar. De gehonoreerde initiatieven
zullen gedurende de periode van drie jaar worden gemonitord, zodat ervaringen en kennis
kunnen worden verspreid. Met de betrokken partijen zullen daar concrete afspraken
over worden gemaakt. Ik zal u bij de evaluatie van de Wsob, die eind dit jaar verschijnt,
informeren over de voortgang.
De leden van de SP-fractie vragen de toezegging dat het budget ook na 2021 beschikbaar
blijft.
Het betreft een tijdelijke regeling van drie jaar om zwakke plekken in het netwerk
gericht te versterken. Conform de bestuurlijke verhoudingen uit de Wsob zijn gemeenten
verantwoordelijk voor de lokale bibliotheekvoorzieningen. Het rijk geeft in de jaren
2019–2021 een stimulans door middel van deze tijdelijke regeling, maar kan de ondersteuning
van het lokale bibliotheekwerk niet structureel tot zijn verantwoordelijkheid maken.
De leden van de fracties van de VVD en de PvdA hebben enkele vragen gesteld over de
verkenning naar de mogelijkheden van een collectief landelijk bibliotheeksysteem (CLB).
Allereerst de vraag naar de meerwaarde van een CLB voor de gebruiker van de bibliotheek.
Op dit moment gebruiken de lokale bibliotheken een lokaal bibliotheeksysteem. Er zijn
in Nederland vijf leveranciers van dergelijke systemen, die gezamenlijk ongeveer 40
verschillende lokale en regionale installaties kennen. Een gezamenlijke digitale infrastructuur,
waarvan een collectief landelijk bibliotheeksysteem dan een onderdeel is, biedt voordelen
in de samenwerking tussen bibliotheken en maakt versnelling van innovatie en verlaging
van de kosten mogelijk. Voor de landelijke digitale infrastructuur, zoals de bestaande
landelijke infrastructuur voor e-books, betekent de totstandkoming van een collectief
landelijk bibliotheeksysteem dat deze niet meer met 40 verschillende lokale/regionale
systeeminstallaties hoeft te worden gekoppeld. Voor de gebruiker van de bibliotheek
levert een collectief systeem een betere samenhang in de fysieke en digitale dienstverlening
op. Ook kan de gebruiker sneller beschikken over innovaties en nieuwe functionaliteiten.
Beide fracties vragen naar de kosten voor ontwikkeling, invoering en exploitatie.
In het proces naar een collectief systeem zijn verschillende fasen te onderscheiden:
de onderzoeksfase, de project- en migratiefase en de exploitatiefase. Op dit moment
bevindt het CLB zich in de onderzoeksfase. In deze fase zijn verschillende onderzoeken
uitgevoerd, zoals een draagvlakpeiling onder de bibliotheekorganisaties.7 De kosten tijdens deze fase worden gedragen door de Koninklijke Bibliotheek (KB).
Uit een second opinion op de project- en migratiekosten blijkt dat deze ruim € 10
mln. zullen bedragen.8 De grote groep bibliotheken die heeft aangegeven deel te willen nemen aan dit systeem,
zoekt op dit moment met partijen in het bibliotheekstelsel naar mogelijkheden voor
de financiering van dit bedrag. De kosten in de exploitatiefase zullen gedragen worden
door de lokale bibliotheek. Deze kosten worden ingeschat op € 0,40 per inwoner. Een
dergelijke prijs per inwoner is voor het overgrote deel van de bibliotheken een besparing
ten opzichte van de huidige kosten.
De leden van de PvdA-fractie vragen naar de kansen op succes van dit ICT-project,
gezien de risico’s en resultaten bij eerdere grootschalige ICT-projecten in de publieke
sector.
De KB onderzoekt de mogelijkheden van een collectief landelijk bibliotheeksysteem
sinds 2016. Uit deze onderzoeken komt naar voren dat een collectief systeem haalbaar
is. Daarnaast zijn er internationaal voorbeelden van dergelijke succesvolle ICT-projecten
in het openbare bibliotheekwerk, zoals in Denemarken en Vlaanderen. De toegepaste
technologie is niet nieuw, maar wordt al jaren toegepast door samenwerkende bibliotheken.
Veel systemen zijn ook nu al op provinciaal niveau operationeel in zeer bedrijfszekere
omstandigheden.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het aantal uitleningen van fysieke boeken
in de periode 1999–2016 vrij constant zijn teruggelopen. Zij vragen in hoeverre daarin
meeweegt dat een groot aantal boeken niet meer wordt uitgeleend, zoals de Nederlandcollectie
van de KB.
De gegevens over collecties en uitleningen in de Monitor 2017 beschrijven de ontwikkelingen
bij de collecties van openbare bibliotheken en niet van de collecties van de KB. De
gegevens in de Monitor laten zien dat het aantal fysieke uitleningen bij de openbare
bibliotheken in de periode 1999–2017 is teruggelopen van 158 mln. naar 71 mln. Effecten
van wijzigingen in het uitleenbeleid van de KB zijn dus niet van invloed op de uitleencijfers
bij de openbare bibliotheken.
De leden van de CDA-fractie wijzen er op dat het aantal bibliotheekvestigingen zich
sinds 2014 rond het aantal van 1.300 beweegt. De KB Monitor 2017 tekent daarbij aan
dat de laatste jaren een trend van verschraling zichtbaar is. De leden vragen naar
het oordeel over deze trend.
De KB bedoelt met deze kanttekening dat in een groeiend aantal locaties sprake is
van selfservicevestigingen of van vestigingen met beperkte openingstijden, een beperkte
personele bezetting of een beperkt aantal bibliotheekfuncties. Een dergelijke opzet
kan – naar mijn oordeel – nodig zijn in gebieden waar een volledige vestiging moeilijk
te exploiteren is. Dit laat onverlet dat een bibliotheekorganisatie in de zin van
de Wsob alle vijf de bibliotheekfuncties en alle netwerkverplichtingen moet vervullen.9 Dat geldt tenminste voor de hoofdvestiging. Ook voor certificering door de Certificeringsorganisaties
Taal, Bibliotheekwerk en Cultuur is het aanbieden van het geheel van de vijf functies
een vereiste.
De leden van de CDA-fractie herinneren eraan dat in artikel 6 van de Wsob de mogelijkheid
van een burgerinitiatief is opgenomen. Deze leden vragen of van deze mogelijkheid
in de praktijk gebruik is gemaakt en zo ja, wat de ervaringen van de betrokken gemeenten
en burgers op dit punt waren.
Deze gegevens zijn inderdaad beschikbaar. In de midterm review Wsob van 22 december
2017 is een beschrijving gegeven van burgerinitiatieven op het terrein van het bibliotheekwerk
in de eerste twee jaar van de Wsob en van de lessen die daaruit getrokken kunnen worden.10 Dit onderwerp vormt geen onderdeel van de jaarlijkse monitor, maar zal in de evaluatie
van de Wsob, die eind dit jaar verschijnt, opnieuw worden onderzocht.
De leden van de CDA-fractie constateren dat Muziekweb een onmisbare rol speelt als
centrale muziek- en achtergrondcollectie voor alle bibliotheken en vragen of het klopt
dat Muziekweb bijna tweemaal zoveel cd’s beheert (580.000 cd’s in 2016) als alle openbare
bibliotheken samen (312.000)? Deze leden vragen hoe de financiering van Muziekweb
in het kader van de Wsob is geregeld. Zij zijn van mening dat het wenselijk is de
functie van Muziekweb ook in de Wsob te verankeren en vragen of de Minister deze mening
deelt?
Muziekweb (voorheen CDR/Centrale Discotheek Rotterdam) verricht een groot aantal taken
op het gebied van muziek. Muziekweb beheert de grootste muziekbibliotheek van Nederland
met een collectie van circa 600.000 CD’s, 300.000 langspeelplaten en 15.000 muziek
DVD’s. De CD-collectie van Muziekweb is daarmee inderdaad tweemaal zo groot als de
CD-collecties van alle Nederlandse openbare bibliotheken gezamenlijk. Daarnaast bezit
Muziekweb de grootste digitale webbased muziekcollectie van Nederland, leent Muziekweb
bladmuziek uit aan leden van de openbare bibliotheek en beheert Muziekweb een erfgoedcollectie
met vroege muziekdragers en afspeelapparatuur. De collecties van Muziekweb worden
ondersteund door de grootste database met metadata en publiek toegankelijke achtergrondinformatie
over muziek, muziekstromingen, componisten en uitvoerende artiesten. Muziekweb verricht
deze taken in een veranderende context:
– Veel openbare bibliotheken hebben hun muziekcollecties (CD’s, bladmuziek) afgestoten
of ingekrompen. Bibliotheekleden die deze materialen willen lenen – en dat is nog
steeds een substantiële groep – doen dit bij Muziekweb. Deze dienstverlening verschuift
daarmee van lokaal naar landelijk. Dat heeft gevolgen voor de kosten en de kostenverdeling;
– In de muziekketen heeft een verschuiving van fysiek naar digitaal plaatsgevonden.
Zo heeft ook de oorspronkelijke uitlener van fysieke muziekdragers CDR zich ontwikkeld
tot Muziekweb, dat fysieke en digitale diensten biedt. Muziekweb heeft daarbij te
maken met auteursrechtelijke beperkingen. Zo beschikt Muziekweb weliswaar over de
grootste digitale muziekcollectie, maar het gebruik daarvan is om auteursrechtelijke
redenen beperkt tot het beluisteren in bibliotheekgebouwen en buiten de bibliotheek
tot fragmenten van 30 seconden.
Ten tijde van het opstellen van de Wsob waren de ontwikkelingen in de muziekketen
en in de digitale openbare bibliotheek onvoldoende uitgekristalliseerd om Muziekweb
een plaats in de Wsob te kunnen geven. Ook in het licht van ontwikkelingen in de markt.
Wel werd bij de invoering van de Wsob via de KB de bestaande financiering van Muziekweb
gecontinueerd. De komende evaluatie van de Wsob geeft de gelegenheid de taken en de
positie van Muziekweb opnieuw te beoordelen. Ik zal hier in mijn beleidsreactie bij
de evaluatie van de Wsob nader op in gaan.
De leden van de fracties van het CDA en van de SP stellen een aantal vragen over de
inzet van vrijwilligers in het bibliotheekwerk. De CDA-fractie constateert dat bibliotheken
hun dienstverlening verbreden naar het sociale domein, zoals bestrijding van laaggeletterdheid.
Deze leden waarderen de inzet van vrijwilligers hierbij en vragen de Minister nader
in te gaan op de rol en functie van vrijwilligers in de bibliotheken. De leden van
de SP-fractie signaleren dat het aantal personeelsleden in vaste dienst afneemt en
vestigingen gebruik maken van vrijwilligers. Er is een stijging te zien van 16.000
vrijwilligers sinds 2010. Tussen 2010 en 2013 is het aantal personen in vaste dienst
met zo’n 25% afgenomen. Is de Minister het met deze leden eens dat dit een onwenselijke
situatie is? Want hoewel vrijwilligerswerk te prijzen is en de inzet van vrijwilligers
enorm gewaardeerd wordt, zijn dit ook werkzaamheden waarvoor mensen een normaal salaris
en contract verdienen. Is de Minister bereid om hier actie op te ondernemen? Zo nee,
waarom niet?
In de Nederlandse openbare bibliotheken werken circa 16.000 vrijwilligers en circa
6.700 beroepskrachten. Ruim de helft van de vrijwilligers werkt minder dan een dagdeel
per week. Vrijwilligers voeren vooral ondersteunende taken uit bij de uitlening van
boeken, zij helpen mee bij cursussen (taal en digitale vaardigheden) en brengen soms
specifieke expertise in. De vrijwilligers vormen daarmee een belangrijke aanvulling
op de bibliotheekprofessionals.11 Zij zijn in mijn opvatting geen vervangers van de professionals. Een bibliotheek
met maatschappelijke impact vraagt om expertise op het gebied van de collectie, van
taalontwikkeling en lezen en van de sociale kaart en sociale opgaven van het werkgebied.
De afbakening van werkzaamheden tussen beroepskrachten en vrijwilligers is een onderwerp
van gesprek in de sector en tussen de werkgevers en de vakbonden.
De leden van de CDA-fractie hebben verschillende vragen over de digitale bibliotheek.
Zij vragen hoe digitale titels worden geteld die alleen binnen de muren van de bibliotheek
kunnen worden geraadpleegd? Deelt de Minister de mening van deze leden dat digitalisering
ook kan leiden tot verhoging van de drempel voor niet of nog niet gedigitaliseerde
titels?
Deze vragen zijn aanleiding tot een korte beschrijving van de structuur en de stand
van zaken van de digitale bibliotheek. Op grond van de Wsob beheert en ontwikkelt
de KB de landelijke digitale openbare bibliotheek (www.onlinebibliotheek.nl). Deze bevat een grote en groeiende collectie e-content die tijd- en plaatsonafhankelijk
beschikbaar is voor leden van de openbare bibliotheek en voor personen met een digital
only lidmaatschap. De collectie van de digitale openbare bibliotheek telt op dit moment
circa 23.000 actuele e-booktitels en een collectie digitale cursussen en luisterboeken.
Op de uitlening van deze e-content is het convenant e-lending van toepassing, dat
de beschikbaarheid van titels en de vergoedingen voor de uitgevers en makers regelt.
Dit alles betreft taken ten dienste van de openbare bibliotheken en hun gebruikers.
Daarnaast beheert de KB op grond van haar wetenschappelijke taken vanuit de Wet Hoger
onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) een groot aantal digitale wetenschappelijk
collecties en bronnen. Ook verzorgt de KB het nationale depot van in en over Nederland
verschenen fysieke en digitale publicaties. Streven van de KB is deze bronnen zoveel
mogelijk publiek en vrij toegankelijk te maken. Bijvoorbeeld via het digitale platform
voor boeken, kranten en tijdschriften Delpher (www.delpher.nl). Soms is het vanwege auteursrechtelijke beperkingen niet mogelijk vrije toegang
tot de content te geven. In dat geval kan de digitale bron in de KB worden geraadpleegd.
Vanaf 2010 geeft de KB prioriteit aan het digitaliseren van de bestaande fysieke collectie
en het uitbreiden van de digitale collectie (digital first). Dat kan tot gevolg hebben
dat bepaalde fysieke, nog niet gedigitaliseerde titels niet meer geleend kunnen worden.
De landelijke digitale openbare bibliotheek op grond van de Wsob en de digitale bronnen
en collecties van de KB vanuit de WHW vormen samen de nationale digitale bibliotheek
van Nederland. De KB wil met de nationale digitale bibliotheek alle inwoners van Nederland
(het algemene publiek, onderzoek en onderwijs, beroepsbeoefenaars) op een publieksvriendelijke
manier toegang geven tot relevante en betrouwbare digitale bronnen en collecties.
De vraag van de CDA-fractie of mensen in deze tijd eerder te veel dan te weinig informatie
krijgen, valt niet in algemene zin te beantwoorden.
In de digitale wereld is sprake van een continue informatiestroom, die altijd en overal
beschikbaar is. Het consumptiepatroon is zeker niet voor alle bevolkingsgroepen hetzelfde.
De openbare bibliotheken beschouwen het als hun taak het publiek wegwijs te maken
in het digitale aanbod en digitale informatie op waarde te beoordelen.12 Bibliotheken bieden hiervoor programma’s op het gebied van mediawijsheid aan en zijn
deelnemer in Mediawijzer.net. De Wsob biedt het wettelijke kader voor deze functie.
In 2017 hadden 440.000 personen een account voor het lenen van e-books via de openbare
bibliotheek. Ongeveer 5.300 daarvan hadden de digital only versie en leenden alleen
e-books en geen fysieke boeken. Dit in antwoord op een vraag van de leden van de VVD-fractie.
De leden van de SP-fractie constateren dat in 2011 een verklaarbare stijging in het
aantal jeugdleden waar te nemen was door het programma BoekStart, waarbij kinderen
van 0 tot 4 jaar gratis lid kunnen worden van de bibliotheek. Zij vragen of de effecten
hiervan bekend zijn, bijvoorbeeld of deze jongeren hierdoor meer zijn gaan lezen of
het beter zijn gaan waarderen?
Uit evaluatieonderzoek naar het programma «Tel mee met Taal» is bekend dat BoekStart
een positief leesklimaat stimuleert in gezinnen met jonge kinderen. Het vergroot de
leesinteresse, de leesontwikkeling en taalontwikkeling.
In aansluiting hierop memoreren de leden van de SP-fractie dat er ook in 1975 een
toename in jeugdleden was, omdat het lidmaatschap tot 18 jaar gratis was. Kan de Minister
aangeven hoeveel een gratis lidmaatschap voor alle kinderen (tot bijvoorbeeld 18 of
12 jaar) zou kosten?
De Wsob regelt dat voor leden tot 18 jaar geen contributie wordt geheven, tenzij het
college van B&W daartoe besluit.13 De contributie voor de jeugd mag dan maximaal de helft van de contributie voor volwassenen
bedragen. De komende evaluatie van de Wsob zal de situatie bij jeugdcontributie in
kaart brengen. De jaarlijkse Monitor bevat hierover geen gegevens, zodat op dit moment
niet berekend kan worden wat een algehele vrijstelling van jeugdcontributie kost.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de functie van openbare bibliotheken verandert
en dat de veranderende activiteiten en dienstverlening niet langer een lidmaatschap
van de bibliotheek vereisen. Onderkent de Minister met die opmerking ook het risico
dat gemeenten dit – als financier van hun lokale bibliotheekvoorzieningen – wel als
een noodzakelijke prestatie zien van de bibliotheekvoorziening en hun subsidieverstrekking
hier ook op afstemmen?
Bij de bibliotheek in de klassieke vorm was het opbouwen van een collectie en het
uitlenen daarvan de belangrijkste activiteit. Voor het lenen uit de collectie is een
lidmaatschap nodig. Openbare bibliotheken doen inmiddels veel meer dan het uitlenen
van boeken. Ze zijn partner bij leesbevordering en de bestrijding van laaggeletterdheid,
bieden cursussen aan, helpen bij het vergroten van digitale vaardigheden en mediawijsheid
en werken samen met het onderwijs. De vijf bibliotheekfuncties in de Wsob ondersteunen
deze nieuwe activiteiten. De deelnemers aan deze activiteiten zijn niet altijd noodzakelijkerwijze
lid van de bibliotheek. Het is inderdaad van belang dat de gemeenten zich voldoende
realiseren dat openbare bibliotheken naast de leden ook een grote kring van bezoekers
en deelnemers aan activiteiten kennen. Dit is door de VNG verschillende keren onder
de aandacht gebracht, onder andere in de Handreiking lokaal bibliotheekwerk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M. Alberts, adjunct-griffier