Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 093 Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake de bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning en de beoordeling voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een abonnementstarief
in te voeren voor maatschappelijke ondersteuning om de stapeling van zorgkosten te
voorkomen en regels te stellen over de beoordeling van het college bij de verstrekking
van een maatwerkvoorziening;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.1.4 komt te luiden:
Artikel 2.1.4
1. Bij verordening kan worden bepaald dat een cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd
is voor het gebruik van een algemene voorziening.
2. Bij verordening kan de hoogte van de bijdrage voor het gebruik van een algemene voorziening
worden vastgesteld. Bij die verordening kan de hoogte van de bijdrage per soort voorziening
verschillen of kan een korting worden bepaald per in de verordening omschreven categorie
van cliënten.
3. In afwijking van het tweede lid worden bij verordening algemene voorzieningen aangewezen
ter compensatie van beperkingen in de participatie of zelfredzaamheid waarbij een
duurzame hulpverleningsrelatie wordt aangegaan tussen degenen aan wie een voorziening
wordt verstrekt en de betrokken hulpverlener. De hoogte van de bijdrage voor het gebruik
van een of meerdere van die aangewezen voorzieningen, of maatwerkvoorzieningen of
persoonsgebonden budgetten waarop artikel 2.1.4, derde lid, van toepassing is, tezamen
bedraagt € 19,– per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen.
4. Onverminderd het eerste lid en in afwijking van het derde lid kan bij verordening
worden bepaald dat de hoogte van de bijdrage, bedoeld in dat lid:
a. op een lager bedrag wordt vastgesteld;
b. wordt verlaagd tot nihil voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën
van cliënten, indien het inkomen van de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen
niet meer bedraagt dan een bij verordening vastgesteld bedrag.
5. Voor het gebruik van de algemene voorziening cliëntondersteuning is geen bijdrage
verschuldigd.
6. De bijdrage, bedoeld in het tweede lid, gaat de kostprijs van de voorziening niet
te boven. Bij verordening wordt bepaald op welke wijze de kostprijs wordt berekend.
7. Bij verordening kunnen andere algemene voorzieningen worden aangewezen waarop het
derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 2.1.4a
1. Bij verordening kan worden bepaald dat een cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd
is voor een maatwerkvoorziening, dan wel een persoonsgebonden budget.
2. In afwijking van het eerste lid kan bij verordening worden bepaald dat de bijdrage
voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget verschuldigd is zolang
de cliënt van de voorziening gebruik maakt onderscheidenlijk gedurende de periode
waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden omschreven waarin geen
bijdrage is verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, dan wel een persoonsgebonden
budget.
4. De hoogte van de bijdrage voor één of meerdere maatwerkvoorziening of persoonsgebonden
budgetten tezamen, met uitzondering van beschermd wonen, de maatwerkvoorziening opvang
of andere bij algemene maatregel van bestuur omschreven maatwerkvoorzieningen, bedraagt
€ 19,– per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen.
5. Onverminderd het eerste lid en in afwijking van het vierde lid kan bij verordening
de hoogte van de bijdrage, bedoeld in het vierde lid:
a. op een lager bedrag worden vastgesteld;
b. worden verlaagd tot nihil voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën
van cliënten, indien het inkomen van de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen
niet meer bedraagt dan een bij verordening vastgesteld bedrag.
6. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel persoonsgebonden budget voor een
hulpmiddel, een woningaanpassing of een omschreven maatwerkvoorziening als bedoeld
in het vierde lid gaat de kostprijs daarvan niet te boven. Bij verordening wordt bepaald
op welke wijze de kostprijs wordt berekend.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de bijdragen
voor een maatwerkvoorziening dan wel persoonsgebonden budget voor beschermd wonen
en de maatwerkvoorziening voor opvang. Deze regels hebben in ieder geval betrekking
op:
a. de hoogte van de bijdrage;
b. de wijze waarop het inkomen en het vermogen bij de vaststelling van de hoogte van
de bijdrage worden betrokken.
Artikel 2.1.4b
1. De bijdragen als bedoeld in artikel 2.1.4, derde en vierde lid, en 2.1.4a, worden,
met uitzondering van de krachtens het derde lid omschreven maatwerkvoorzieningen,
vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK.
2. In afwijking van het eerste lid wordt bij verordening bepaald door welke instantie
de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget voor
opvang wordt vastgesteld en geïnd. Het college draagt er zorg voor dat aan het CAK
mededeling wordt gedaan van de bijdragen die door de bedoelde instantie zijn vastgesteld,
voor zover niet betrekking hebbende op personen die de thuissituatie hebben verlaten
in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze
van innen van de in het eerste lid bedoelde bijdragen. Deze regels hebben in ieder
geval betrekking op:
a. de termijn waarbinnen de verschuldigde bijdrage moet zijn voldaan;
b. het opschorten of beëindigen van de invordering bij het voldoen aan de kostprijs of
bij het opschorten of beëindigen van gebruik als bedoeld in artikel 2.1.4a, tweede
lid;
c. de wijze van invordering.
4. Bij ministeriële regeling kan het bedrag, bedoeld in de artikelen 2.1.4, derde lid,
en 2.1.4a, derde lid, jaarlijks worden geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex.
De berekende bedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van € 0,2. Bij
de jaarlijkse toepassing van dit lid wordt de afronding buiten beschouwing gelaten.
B
In de artikelen 2.1.5, eerste lid, en 2.3.2, vierde lid, onderdeel g, 5.1.3, eerste
en tweede lid, 5.2.1, tweede lid, onderdeel b, 5.2.2, onderdeel b, en 5.2.3 wordt
«artikel 2.1.4,» telkens vervangen door «artikel 2.1.4b,».
C
Artikel 2.3.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt na «op eigen kracht,» ingevoegd «met een algemeen gebruikelijke
voorziening,».
2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd:
8. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de beoordeling
van het college bij de beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening,
bedoeld in het derde lid.
D
Na artikel 2.5.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.5.4
1. Het CAK verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze Minister de gegevens die hij nodig
heeft om de effecten van artikel 2.1.4 tot en met 2.1.4b in de praktijk te kunnen
beoordelen.
2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over de te verstrekken gegevens
en de wijze van verstrekking.
3. Dit artikel en het derde lid van artikel 5.1.3, onder vernummering van het vierde
lid tot het derde lid van dat artikel vervallen en de zinsnede «2.1.4b, 2.1.5 of 2.5.4»
in de artikelen 5.2.1, tweede lid, onderdeel b, 5.2.3 en 5.2.4, eerste lid, wordt
vervangen door «2.1.4b of 2.1.5» op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
E
In de artikelen 5.1.1, 5.1.2, eerste lid, onderdeel b en tweede lid, onderdeel b,
5.1.3, eerste lid, en 5.2.4, eerste tot en met derde lid, wordt na «de uitvoering
van artikel 2.1.4,» telkens ingevoegd «2.1.4a, 2.1.4b,».
F
Artikel 5.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 2.1.4, zevende lid» telkens vervangen door «2.1.4b,
tweede lid».
2. Onder vernummering van het derde tot het vierde lid wordt na het tweede lid een lid
ingevoegd, luidende:
3. Het CAK is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de cliënt of zijn echtgenoot
voor de beoordeling van Onze Minister als bedoeld in artikel 2.5.4, eerste lid, waaronder
persoonsgegevens betreffende de gezondheid die noodzakelijk zijn voor de uitvoering
van artikel 2.5.4.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «, bedoeld in het tweede lid» vervangen door «, bedoeld
in het tweede en derde lid».
G
Artikel 5.2.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «het uitvoeren van artikel 2.1.4,» vervangen door «het uitvoeren
van 2.1.4a en 2.1.4b,».
2. Onderdeel b, komt te luiden:
b. het CAK of een andere instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, voor zover
deze noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de artikelen 2.1.4b, 2.1.5 of 2.5.4;
H
In de artikelen 5.2.3, 5.2.4, eerste lid, 5.2.9, eerste lid, 5.3.2, eerste lid, 5.3.3,
eerste en derde lid, 5.3.4, eerste lid, en 5.3.5, eerste lid, wordt «artikel 2.1.4,
zevende lid» telkens vervangen door «2.1.4b, tweede lid».
I
In artikel 5.2.2, onderdelen a en b, wordt «het uitvoeren van artikel 2.1.4,» vervangen
door «het uitvoeren van 2.1.4a en 2.1.4b,».
J
In de artikelen 5.2.3 en 5.2.4, eerste lid, wordt «de uitvoering van de artikelen
2.1.4 of 2.1.5» telkens vervangen door «de artikelen 2.1.4b, 2.1.5 of 2.5.4».
K
In artikel 8.3, zesde lid, wordt «de artikelen 2.1.4, zesde lid,» vervangen door «artikelen
2.1.4b, eerste lid».
ARTIKEL II
In artikel 6.1.2 van de Wet langdurige zorg wordt «artikel 2.1.4 van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015» vervangen door «artikel 2.1.4b van de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015».
ARTIKEL III
In de artikelen 16, onderdeel f, en 78, tweede lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg
wordt «artikel 2.1.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015» vervangen door
«artikel 2.1.4b van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015».
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.