Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Publieksversie Eindrapportage herijking studentenreisproduct 2023-2024 (Kamerstuk 23645-835)
2025D09181 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 11 februari 2025 inzake de Publieksversie
Eindrapportage herijking studentenreisproduct 2023–2024 (Kamerstuk 23 645, nr. 835).
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Huls
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
•
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de publieksversie
van het extra herijkingsonderzoek 1 juli 2023–30 juni 2024 voor het studentenreisproduct.
Deze leden maken zich grote zorgen over de betaalbaarheid en de beschikbaarheid van
goed openbaar vervoer (hierna: OV). Het Nederlandse OV is zo georganiseerd dat er
grosso modo drie financieringsstromen zijn: inkomsten uit kaartverkoop, bijdragen van overheden
en de contractvergoeding voor de studentenvoorziening. Nu er een forse korting van
zo’n € 225 miljoen via die laatste financieringsstroom lijkt te komen, staat de betaalbaarheid
en de beschikbaarheid van het OV bijzonder onder druk. De gevolgen hiervan zullen
volgens deze leden groot zijn, zeker ook omdat deze korting, opgeteld bij de korting
van € 110 miljoen euro via de BDU1-middelen, een nog hardere klap voor het OV als geheel zal betekenen. Deze leden vinden
dit bijzonder zorgelijk. Hiermee is de voorgestelde herziening van de contractvergoeding
niet slechts een technisch-financiële herijking tussen het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en de vervoersbedrijven, maar een aanpassing van de financiering
van het Nederlandse OV met potentieel grote gevolgen voor de bereikbaarheid van veel
buurten, dorpen en steden. En met grote gevolgen voor de betaalbaarheid van het OV
voor alle reizigers. Deelt de Minister deze zorgen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie herinneren zich een eerdere discussie over
de korting van ruim € 200 miljoen op de contractvergoeding voor de studentenreisvoorziening.
Vervoerders en decentrale overheden betoogden destijds dat deze korting gebaseerd
was op een niet-representatieve ijkperiode. Daarnaast vroegen deze leden aandacht
voor de veronderstelling dat (bijvoorbeeld door de studentenhuisvestingscrisis en
een toename in het aantal basisbeursaanvragen) er juist méér in plaats van minder
vraag bestaat naar beschikbaar OV. Dat zou, naar het oordeel van deze leden, doen
vermoeden dat het aantal gemaakte reizen per studentenreisproduct én het aantal reizende
studenten toeneemt. Kan de Minister hierop reflecteren?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn, net zoals eerder bij het genoemde schriftelijk
overleg, van mening dat er een faire contractvergoeding moet worden overeengekomen die recht doet aan beide contractpartijen
én ervoor zorgt dat OV-gebruikers, waaronder de ruim 791.000 bezitters van een studentenreisproduct
die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor ongeveer 583 miljoen transacties, kunnen
rekenen op comfortabel en betrouwbaar vervoer met een breed landelijk bereik, als
duurzaam alternatief voor automobiliteit. Deze leden zijn daarom blij dat het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en OV-contractpartijen een extra herijkingsonderzoek hebben laten uitvoeren. Toch neemt dit de eerdergenoemde
grote zorgen voor de betaalbaarheid en beschikbaarheid van het OV bij deze leden niet
weg. Hierover hebben zij nog een aantal specifieke vragen aan de Minister. Allereerst
vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de Minister zich bewust is dat de
blijvende daling van het aantal gereisde kilometers door studenten tot gevolg zal
hebben dat voor studenten (en ook voor bijvoorbeeld werknemers) cruciale regionale
of lokale OV-verbindingen afgeschaald zullen gaan worden, helemaal verdwijnen of dat
de tarieven (fors) zullen worden verhoogd. Zo ja, vindt de Minister dit goed uit te
leggen? Kan de Minister ook concreet aangeven hoe hij zijn verantwoordelijkheid voor
de contractvergoeding weegt ten aanzien van de zekerheid dat het afschalen van de
voor het OV als geheel belangrijke financiële pijler het wegvallen van belangrijke
verbindingen voor studenten tot gevolg zal hebben? Hoe duidt de Minister de grote
negatieve gevolgen hiervan voor huidige en toekomstige studenten en voor andere OV-reizigers
die gebruik maken van deze lijnen? En hoe ziet de Minister deze ontwikkelingen en
zijn verantwoordelijkheid hierin in het licht van de nu al verminderde bereikbaarheid
met het OV voor studenten?2 Deelt de Minister het uitgangspunt dat de studiekeuze niet beperkt zou mogen worden
door gebrekkige bereikbaarheid per OV? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister met cijfers
aangeven hoe de verslechterde bereikbaarheid per OV eindexamenleerlingen beïnvloeden
in hun studiekeuze? Als de Minister hierover geen expliciete data heeft, is hij dan
bereid om hier onderzoek naar te (laten) doen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat het kabinet zou moeten
voorkomen dat studenten en andere OV-reizigers er nog verder op achteruitgaan. Kan
de Minister aangeven op welke wijze hij met zijn collega’s binnen het kabinet zich
hier hard voor maakt? In dit kader ontvangen deze leden graag een precies overzicht
van te verwachte gevolgen van de nu voorliggende korting op de contractvergoeding
voor het studentenreisproduct. Graag ontvangen zij dit zoveel mogelijk uitgesplitst
naar soort OV-vervoerder en regio.
Tot slot vernemen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie graag hoe het kabinet, dus
niet alleen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de bredere financiële
gevolgen en operationele impact van de voorgenomen korting op de ontwikkelingen van
het OV-netwerk als geheel gaat opvangen. Is het kabinet bereid om in overleg met OV-NL
en andere betrokken partijen, zoals reizigersorganisatie Rover en studentenorganisaties,
te zoeken naar hoe de continuïteit van cruciale OV-verbindingen voor studenten en
de andere reizigers die van deze verbindingen gebruik maken kunnen worden gewaarborgd?
Zo nee, waarom niet?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor onderhavige stukken en hebben
op dit moment geen verdere vragen.
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de publieksversie van de eindrapportage
herijking studentenreisproduct 2023–2024 en hebben daarover de volgende vragen.
De leden van de NSC-fractie erkennen dat het in de rede ligt dat het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geen financiering geeft voor niet-gereisde kilometers.
Dat laat onverlet dat een bijstelling van de uitgaven in breder maatschappelijk opzicht
significante effecten kan hebben, bijvoorbeeld op de toegankelijkheid van het OV als
geheel. Kan de Minister een inschatting geven van het effect dat de voorgenomen herijking
heeft op het voortbestaan van kwetsbare regionale of lokale verbindingen en de tarieven?
Wat de leden van de NSC-fractie betreft moet de continuïteit van bestaande cruciale
OV-verbindingen, waar ook studenten van afhankelijk zijn, idealiter zo veel mogelijk
worden gewaarborgd. Is de Minister bereid om met betrokken partijen te zoeken naar
mogelijkheden om eventuele negatieve effecten van de herijking alsnog tot een minimum
te beperken?
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.