Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 4 december 2024, over Zero-emissiezones
36 600 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2025
Nr. 83
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 14 januari 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 4 december 2024 overleg
gevoerd met de heer Jansen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, over:
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 22 november 2024
inzake uitvoering van de motie van het lid Veltman over een plan om te komen tot een
landelijk gestandaardiseerde uitzondering van zero-emissiezones voor ondernemers tot
2029 (Kamerstuk 36 600 XII, nr. 37) (Kamerstuk 36 600 XII, nr. 66).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, P. de Groot
De griffier van de commissie, Schukkink
Voorzitter: Meulenkamp
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: El Abassi, Bamenga, Dekker, Olger van
Dijk, Heutink, De Hoop, Meulenkamp, Veltman en Vermeer,
en de heer Jansen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Aanvang 15.30 uur.
De voorzitter:
Ik open het commissiedebat Zero-emissiezones van de vaste commissie voor Infrastructuur
en Waterstaat. Ik heet de Staatssecretaris en zijn ondersteuning, evenals de leden
en de mensen op de publieke tribune, van harte welkom. Ik zal de leden aan u voorstellen.
Aan mijn linkerhand: de heer Bamenga van D66, mevrouw Veltman van de VVD, de heer
Heutink van de PVV, de heer Vermeer van de BBB, de heer De Hoop van GroenLinks-PvdA,
de heer Dekker van Forum voor Democratie en de heer Van Dijk van NSC. Ik maak de leden
er graag op attent dat de spreektijd vandaag vier minuten per fractie is. Ik stel
voor dat de Kamer in de eerste termijn vier interrupties per fractie krijgt. Ik geef
graag het woord aan de heer Bamenga van de fractie van D66.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Zero-emissiezones zijn er niet om ondernemers te pesten. Ze
dragen bij aan een schonere stad, aan de gezondheid van haar burgers en aan een duurzame
toekomst. Na jarenlang discussie waren er duidelijke afspraken over deze zones gemaakt,
waar ondernemers en gemeenten op konden vertrouwen en bouwen. Nu blijkt dat de Staatssecretaris
deze eerdere afspraken toch wil aanpassen. De goede ondernemers in Nederland worden
hierdoor hard geraakt. Een deel van de ondernemers heeft namelijk al gehandeld op
basis van de eerdere afspraken. Ze hebben al geïnvesteerd, bijvoorbeeld in elektrische
bestelwagens. Uitstel van de zones of uitstel van handhaving hierop benadeelt dus
deze voorlopers en bevoordeelt juist de laatkomers. Mijn verwachting is zelfs dat
uitstel, afstel of langere boetevrije periodes tot rechtszaken van ondernemers gaan
leiden vanwege oneerlijke concurrentie. Heeft de Staatssecretaris rekening gehouden
met mogelijke rechtszaken door uitstel, afstel of langere boetevrije periodes?
De heer Heutink (PVV):
Dit valt me eigenlijk een beetje tegen van de fractie van D66. Waarom heeft meneer
Bamenga het niet over de ruim 166.000 bedrijven die in de problemen komen? Waarom
heeft D66 het niet over het feit dat 228.000 bestelauto’s en vrachtauto’s zo meteen
uit binnensteden worden geweerd en de ongelofelijk grote consequenties daarvan voor
al die hardwerkende ondernemers in ons land?
De heer Bamenga (D66):
Ik heb alle vertrouwen dat er bij de gemeentes heel goed gekeken wordt naar allerlei
partijen waarvoor het niet haalbaar zou zijn. Dat vertrouwen heb ik aan de hand van
alle afspraken die in het verleden zijn gemaakt. Ik voel juist aan dat hier geen vertrouwen
is, ook niet vanuit de Staatssecretaris. Daardoor willen wij het vanaf hier anders
gaan regelen, terwijl deze ondernemers het op lokaal niveau gewoon al geregeld hadden.
Ik kijk hier dus echt anders tegen aan. Daarnaast wil ik aan de PVV duidelijk maken
dat we klimaatdoelen hebben. Daarvan hebben we met z’n allen gezegd dat we ze willen
bereiken. Deze acties van de Staatssecretaris dragen daar niet aan bij.
De voorzitter:
Ik zie nog een interruptie van de heer Heutink.
De heer Heutink (PVV):
Het blijkt maar weer dat D66 oog heeft voor alles en iedereen behalve voor hardwerkende
ondernemers. We hebben hier namelijk een artikel van EenVandaag van 12 december 2024
met als titel: «Grote zorgen bij ondernemers over zero-emissiezones: «Dit is het einde
van de markt»». 80% zou gaan stoppen. Wat zegt meneer Bamenga tegen al die ondernemers
die dit niet kunnen meemaken?
De heer Bamenga (D66):
Wat hier gaande is, is volgens mij oneerlijke concurrentie voor ondernemers. Er zijn
ontzettend veel ondernemers die hebben gezegd: wij willen ons steentje bijdragen aan
de klimaatdoelen en aan een schonere en gezondere leefomgeving. Zij hebben hier keihard
aan gewerkt. Als wij last minute andere regels gaan instellen, als die worden ingevoerd,
is dat dus oneerlijk voor al die andere ondernemers die gewoon hun werk hebben gedaan
en meegewerkt hebben aan een omgeving die wij met z’n allen willen.
De heer Vermeer (BBB):
De heer Bamenga gebruikte de kwalificatie «goede ondernemers», waarmee hij impliceert
dat er ook slechte ondernemers zijn. Dat is dan iedereen die nog niet heeft kunnen
investeren. Mijn vraag aan de heer Bamenga is als volgt. Ik weet niet wat zijn ervaring
met ondernemen is, maar is hij ervan op de hoogte dat sommige ondernemers heel weinig
kilometers per jaar maken, een lange afschrijfperiode hanteren voor hun vervoermiddel
en hun dieselvervoermiddel dus hebben aangeschaft lang voordat bekend was dat er een
zero-emissiezone zou komen? Dat heeft dus niets met slecht ondernemerschap te maken.
Misschien is het zelfs heel goed: je doet lang met je spullen, onderhoudt ze goed
en zorgt dat je er nog heel lang mee kan rijden.
De heer Bamenga (D66):
Ik denk dat de heer Vermeer mijn opmerking niet goed interpreteert. Ik ga er niet
over of ondernemers nou goed of slecht zijn. Wat ik hier bedoel te zeggen, is dat
er ondernemers zijn die hebben gezegd: wij willen ons steentje bijdragen; wij willen
meedoen aan het creëren van een schonere leefomgeving. Zij hebben daar investeringen
in gedaan aan de hand van allerlei spelregels die ze hebben afgesproken met gemeenten.
Op het moment dat je het last minute gaat terugdraaien, creëer je daarmee een oneerlijk
speelveld. Dat wilde ik daarmee zeggen. Ik zeg ook helemaal niet dat je die ondernemers
daar moet laten. Ik vind dat je als overheid ook wat moet met de ondernemers die het
moeilijk hebben. Maar dat is vanuit mij gesproken.
De heer Vermeer (BBB):
Ik heb toch nog een vraag. Het antwoord dat de heer Bamenga nu geeft, suggereert dat
elektrisch lijden ... Dat was bijna een freudiaanse verspreking! Hij suggereert dat
elektrisch rijden lijden is, omdat het geld kost en helemaal niks oplevert. Hij suggereert
dat deze bedrijven al een offer gebracht hebben. Dat terwijl de total cost of ownership,
de totale kosten van het bezit van een elektrisch vervoermiddel, volgens de berekeningen
van IenW zelf al lager is dan bij een brandstofauto. Daarom vervallen er ook allerlei
vrijstellingen voor elektrische auto’s.
De heer Bamenga (D66):
De heer Vermeer interpreteert mij iedere keer op een hele aparte manier. Dit zijn
allemaal dingen die ik niet gezegd heb, maar goed dat hij zijn veronderstellingen
bij mij neerlegt om die vraag te stellen! Nee, dat is niet zo. Natuurlijk kun je er
keuzes in maken. We hebben hier volgens mij vorige week nog een presentatie gehad
over allerlei maatregelen die we als overheid nemen en die kunnen bijdragen aan het
halen van de klimaatdoelen. We hebben toen nog aan de deskundigen gevraagd wat daar
niet aan bijdraagt. Een van de dingen waar ze het over hadden was de onduidelijkheid
over de zero-emissiezones en de oneerlijke situatie die ontstaat. Wat draagt er wel
aan bij? Als we met z’n allen overgaan op elektrische auto’s.
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik hoor meneer Bamenga net spreken over bedrijven die de stap hebben kunnen zetten
en bedrijven die dat niet doen. Nou is mijn ervaring dat in die laatste groep ook
heel veel bedrijven zitten die wél zouden willen. Zij zijn bereidwillig en zouden
die stap willen zetten. Meneer Bamenga zegt: we willen hulp aanbieden, zodat ze dat
kunnen doen. Is meneer Bamenga het dan met me eens dat de ondersteuning, de hulp,
de faciliteiten en eigenlijk alles wat daarachter wegkomt, dan wel goed geregeld moeten
zijn en dat, als dat niet zo is, je die ondernemers dan meer ruimte moet kunnen bieden?
De heer Bamenga (D66):
Ja, het moet goed geregeld zijn. Ik heb er ook alle vertrouwen in dat de gemeentes
dat doen. Ik heb zelf aangegeven dat, als er ondernemers zijn die niet meekunnen,
die zeggen dat het niet haalbaar is, je dan als overheid zou moeten kijken hoe je
dat wel haalbaar kan maken.
Mevrouw Veltman (VVD):
Dat is in ieder geval goed, maar als je kijkt hoe het nu geregeld is, dan zie je dat
er nogal wat aan schort. Er is veel onduidelijkheid tussen gemeenten onderling en
tussen gemeenten en het loket. We kregen vandaag het bericht dat je, als er een ontheffing
is aangevraagd, soms drie maanden moet wachten en dat er nog geen duidelijkheid is.
Ik weet niet of meneer Bamenga enig idee heeft van wat er wordt verwacht van een ondernemer
die een ontheffing wil aanvragen om zogenaamde bedrijfseconomische redenen. Even voor
het beeld: de jaarrekeningen van de afgelopen drie jaar, de btw-aangifte, per voertuig
het kenteken, de categorie, de emissieklasse en een indicatie van het aantal dagen
in de zero-emissiezone per jaar met de benodigde laadcapaciteit, contracten met opdrachtgevers
in de zero-emissiezones – ik ben bijna klaar, voorzitter – rittenstaten en/of facturen
van vervoer naar de zero-emissiezones, de omzet per rit, en vergunningen en offertes
die zijn aangevraagd voor de zero-emissievoertuigen. Mijn hemel! Dan denk ik: is het
wel zo goed geregeld? Mijn antwoord daarop is nee. Geef de mensen dus wat meer ruimte.
De heer Bamenga (D66):
Ik ben zelf ook ondernemer geweest. Ik weet dat je daarbij heel veel dingen moet regelen.
Dat is natuurlijk afhankelijk van wat voor type onderneming je hebt. Ik ben hier niet
om te zeggen dat de problemen die mensen ervaren, wel of niet legitiem zijn. Ik ga
er altijd van uit dat die legitiem zijn en dat het gewoon goed is om in gesprek te
gaan met de overheidsinstanties, om daar duidelijke afspraken over te maken en om
hier en daar maatwerk te leveren bij de ondernemingen. Volgens mij is dat heel erg
belangrijk. Ik heb alle vertrouwen dat dat bij de gemeenten gebeurt. Nogmaals, ik
ben zeker ook van mening dat de overheid een bijdrage zou kunnen leveren als het voor
bepaalde individuen niet haalbaar is om dat te bereiken. Ik heb daar in het verleden
ook een voorbeeld van gegeven met mijn motie over de social lease. Die wilde ik indienen,
maar daarover heb ik al een toezegging gekregen van de Staatssecretaris. Die vroeg
toen: hoe kunnen we mensen die dat zelf niet kunnen op een andere manier stimuleren
om bijvoorbeeld de stap te maken richting elektrische auto’s? Daar werd in ieder geval
ook positief op gereageerd. Ik ben ook heel erg benieuwd naar wat er uit die inventarisatie
zal komen.
De heer Dekker (FVD):
Ik proef in de woorden van de heer Bamenga een beetje dat hij ervan uitgaat dat continuïteit
van beleid altijd goed is voor ondernemers, want die kunnen dan anticiperen. Dat begrijp
ik ook, maar we hebben hier natuurlijk wel een heel ingrijpende verkiezingsuitslag
gehad. Beleid wordt echt fundamenteel bijgesteld. Dat betekent dus ook dat ondernemers
die geanticipeerd hebben en die te ver geanticipeerd hebben, risico’s lopen. Dat is
toch een reëel risico?
De heer Bamenga (D66):
Ik lees ook de brieven die geschreven zijn door de gemeenten. Die hebben het bijvoorbeeld
ook over onbehoorlijk bestuur. Er is ook eerder gesproken over onduidelijkheid. Ik
denk dat de manier waarop dit proces nu loopt, nog meer onduidelijkheid met zich meebrengt.
Dat vind ik persoonlijk echt heel erg jammer, zeker als je kijkt naar de doelstelling
die we hiermee met z’n allen willen bereiken. Ik denk ook dat de gemeenten wel bereid
waren – zo lees ik die stukken in ieder geval – een steentje bij te dragen in het
kader van continuïteit van beleid, om te zorgen dat die verschillen niet te groot
zijn. Maar ik begrijp dat daar dus niet positief op is gereageerd. Daarom heb ik zelf
ook nog gewoon vragen hierover aan de Staatssecretaris.
De heer Vermeer (BBB):
Ik heb toch nog een vraagje over die duidelijkheid aan de heer Bamenga. Die duidelijkheid
was er namelijk waarschijnlijk wel bij gemeentes en op gemeentelijke afdelingen. Maar
ik zou de heer Bamenga echt willen vragen om de website van de gemeente Amsterdam
er eens bij te pakken en dan te zoeken naar: ik wil de stad in met mijn vrachtwagen;
waar kan ik tegenaan lopen en wat moet ik doen? Nou, ik wens hem veel succes. Ik kan
hem wel vertellen dat hij daar volgens mij een paar dagen voor uit moet trekken, want
dat valt niet mee. Je moet precies weten waar je naar zoekt. Vervolgens word je doorverwezen
naar de RVO, waar vervolgens weer spelregels staan, waaruit al duidelijk is dat een
aantal van die ondernemers daar niet aan kan voldoen, omdat hun vrachtwagen bijvoorbeeld
ouder is dan 13 jaar. Volgens mij is de beste manier ...
De voorzitter:
Heeft u ook een vraag?
De heer Vermeer (BBB):
Nee, eigenlijk niet eens.
De voorzitter:
Dan doet u dit zo meteen bij uw eigen inbreng. Ik wil de heer El Abassi van DENK van
harte welkom heten. De heer Bamenga gaat verder met zijn inbreng.
De heer Bamenga (D66):
Ik denk dat wat de heer Vermeer noemt, een veelvoorkomend probleem is. Dat geldt niet
alleen voor ondernemers. Op een internetsite op zoek zijn naar informatie maar die
moeizaam kunnen krijgen kan ook gelden voor burgers. Als dat het geval is, probeer
je dat aan te pakken. Dan ga je niet een beleidsafspraak helemaal veranderen die we
met z’n allen gemaakt hebben. Maar goed, dat was toch eventjes een reactie.
Niet alleen ondernemers, maar ook gemeenten zijn ontevreden over deze plotselinge
wijziging. Gemeenten waren namelijk al jaren bezig met de voorbereidingen op zero-emissiezones.
Het is goed doordacht. Er zijn alternatieven en uitzonderingen voor ondernemers die,
om wat voor reden dan ook, niet zelf over kunnen naar zero-emissievoertuigen. De Staatssecretaris
zadelt hun nu op met grote onduidelijkheid. De Staatssecretaris stelt bovendien in
zijn brief dat hij zijn voorstel in overeenstemming heeft gedaan met gemeenten. Hoe
kan het dan dat er zo’n groot verschil is tussen wat de Staatssecretaris schrijft
in de brief en hoe de wethouders dat hebben geïnterpreteerd? Gemeenten geven in hun
brief aan dat er helemaal geen overeenstemming is bereikt. Wat gaat de Staatssecretaris
doen om het vertrouwen van gemeenten en ondernemers te herstellen?
Voorzitter. Er is nog een andere belangrijke reden om de zero-emissiezones niet uit te stellen. Die dragen namelijk bij aan een schoner klimaat. Uitstel
betekent meer vervuiling en minder schone lucht in Nederlandse steden. Hoe kijkt de
Staatssecretaris naar de negatieve invloed die dit gaat hebben op de CO2-reductie in Nederland, ook in het licht van de bevindingen van de KEV? Heeft de Staatssecretaris
al enig idee welke maatregelen er genomen gaan worden om de negatieve effecten van
dit plan te compenseren, zodat we op koers blijven voor onze doelen voor een gezond
en schoon Nederland?
Voorzitter, ik rond af. Onze gemeenten en ondernemers verdienen beter. Onze steden
en burgers verdienen ook echt een toekomst. Het is daarom cruciaal dat we vasthouden
aan eerder gemaakte afspraken en dat we ondernemers en gemeenten en hun inwoners,
niet in verwarring brengen. Zo zetten we geen stappen achteruit, maar juist vooruit,
richting een gezonde en schone toekomst.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan geef ik het woord aan mevrouw Veltman van de VVD.
Mevrouw Veltman (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Een aantal weken geleden spraken wij in het commissiedebat
Duurzaam vervoer uitvoerig over zero-emissiezones. Vanaf 1 januari worden deze zones
namelijk in veertien gemeenten ingevoerd. Dit levert bij vele ondernemers hoofdbrekens
en slapeloze nachten op. De marktkraamhouder vraagt zich bijvoorbeeld af hoe hij straks
met zijn kraam op de markt moet komen en de loodgieter kan niet meer bij zijn klanten
in het centrum komen. Dat is de reden waarom de VVD zich genoodzaakt voelde om een
motie in te dienen, die de Staatssecretaris ertoe opriep te werken aan een landelijk
gestandaardiseerde uitzondering voor ondernemers tot 2029, en hierover voor 1 november
te rapporteren aan de Kamer. Die motie is door een meerderheid in de Kamer aangenomen.
Daar voeren wij vandaag het debat over met de Staatssecretaris.
Voorzitter. Ik zou graag willen beginnen met het uitdelen van een compliment aan de
Staatssecretaris. Een paar dagen geleden bleek dat enkele steden voornemens zijn ook
personenauto’s te weren uit hun zero-emissiezones. Dit is voor de VVD onacceptabel.
Veel inwoners van zero-emissiezones zijn afhankelijk van hun auto als vervoermiddel
om naar hun werk te gaan of om familie verderop in het land te bezoeken. We zijn dan
ook blij met de duidelijke reactie van de Staatssecretaris: hij werkt hier niet aan
mee. Dat is heel goed.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Vermeer. Dat is trouwens uw laatste interruptie.
De heer Vermeer (BBB):
Ja, dat weet ik. Ik houd die altijd bij. Ik heb een vraag aan mevrouw Veltman. Ik
ben het helemaal met haar eens over die zero-emissiezones voor personenauto’s. Maar
eigenlijk zijn er al een soort van zero-emissiezones. Die noemt men nu «milieuzones». Vindt mevrouw Veltman dat we daar ook
mee moeten stoppen?
Mevrouw Veltman (VVD):
Nou, daar gaan we het nu niet uitgebreider over hebben. Gelukkig zijn er niet zo veel
milieuzones als zero-emissiezones. Maar voor ons is gewoon het allerbelangrijkste
dat je van A naar B moet kunnen als je een personenauto hebt, en dat je daarbij niet
wordt belet door zones waar borden staan met de tekst: u mag hier niet meer in komen.
De heer Heutink (PVV):
Ik kan zeggen dat we blij zijn met de inzet van de VVD op die zero-emissiezones en dat we ook zij aan zij staan in het uitstellen van die verschrikkelijke
milieugevangenissen. We zien dat de VVD zich daar in deze Kamer ontzettend hard voor
maakt. Maar tegelijkertijd zit de VVD in zes van de veertien gemeenten in het college
van burgemeester en wethouders. Mijn vraag is dus: leveren de lokale VVD’ers, die
ook verantwoordelijk zijn voor het invoeren van die zero-emissiezones, dezelfde inspanning
als de VVD in de Kamer levert om die zero-emissiezones uit te stellen?
Mevrouw Veltman (VVD):
Wij hebben een prachtige partij, die verdeeld is over de verschillende bestuurslagen
in het land. Gelooft u mij maar dat we daar zeker contact over hebben, ook in dit
geval, ook in dit geval. Alleen, wij hebben hier een landelijke afweging over te maken.
Daarover spreken wij hier vandaag.
Dat was het compliment. Dan over naar de zero-emissiezones voor bestelauto’s en vrachtauto’s.
Zoals gezegd, leven er veel zorgen in het land. Aan de ene kant zijn er partijen die
de afgelopen jaren hard gewerkt hebben om te kunnen starten met de zero-emissiezones.
Gemeenten, fabrikanten en importeurs willen door met de invoering van zero-emissiezones per 1 januari 2025. Aan de andere kant ziet de VVD dat veel vooral kleine
ondernemers en zzp’ers de zero-emissiezones straks niet in kunnen, omdat zij net het
hoofd boven water kunnen houden en geen geld hebben voor het aanschaffen van een nieuwe
bestelauto. Bovendien hebben we de afgelopen week nog kunnen lezen dat maar een handvol
van de gemeenten die een zero-emissiezone willen invoeren, genoeg ruimte op het stroomnet
heeft om de laadinfrastructuur op orde te krijgen.
Voorzitter. De Staatssecretaris heeft laten weten hoe hij invulling geeft aan de motie,
maar de VVD is van mening dat deze invulling volstrekt onvoldoende is. Het is een
magere oplossing voor het probleem dat we zien. De Staatssecretaris wil weliswaar
inzetten op één jaar geen boetes, maar de crux is dat hij daar geen enkele garantie
voor geeft. De gemeenten hebben aangegeven hierin nauwelijks coulance te willen bieden.
Nu lijkt er sprake te zijn van een impasse. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is:
welke opties heeft hij onderzocht om invulling te geven aan de motie? Hoe gaat hij
ervoor zorgen dat de ondernemers de garantie krijgen dat aan hen minimaal één jaar
meer ruimte en coulance wordt geboden? Hoe heeft dit zover kunnen komen? Welk overleg
is met de gemeenten gevoerd en waarom is er blijkbaar geen vertrouwen om samen tot
een oplossing te komen?
Voorzitter. De door een Kamermeerderheid aangenomen motie-Veltman was klip-en-klaar,
en de tijd begint te dringen. 1 januari is tenslotte al over vier weken. Wij nemen
de zorgen van de ondernemers serieus. Wij weten dat er vrijstellingen en ontheffingen
zijn, maar we kunnen niet leven met het gemak waarmee wordt gezegd dat ondernemers
zich wel even kunnen aanpassen. Dat alles via vrijstellingen, een logistieke hub of
ontheffingen te regelen is, is te simplistisch gedacht en doet geen recht aan wat
daarmee op deze ondernemers afkomt.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Als je de bijdrage van mevrouw Veltman van de VVD hoort, zou je bijna vergeten dat
de VVD de afgelopen vijftien jaar IenW heeft «geruled». Alle vier de Ministers van
de VVD die de afgelopen vijftien jaar op IenW zaten, hebben dit proces gefaciliteerd.
Ik vind het dus een beetje opmerkelijk dat de VVD er zo stevig in zit.
Ik ga toch naar de motie-Veltman. Naar aanleiding van die motie heeft de Staatssecretaris
één jaar uitstel voorgesteld, maar daar komen dan de volgende reacties op. De gemeenten
noemen het onbetrouwbaar en zeggen dat hun gezag wordt ondermijnd. Ik citeer de RAI
Vereniging: de motie-Veltman zorgt voor onnodige onduidelijkheid over de zero-emissiezones en vertraagt verduurzaming waar ondernemers al jarenlang naartoe werken.
En Berenschot, dat een onafhankelijk advies heeft uitgebracht, zegt nota bene: «Deze
ontwikkeling staat haaks op de rust die wij in onze toets adviseren naar aanleiding
van de oproep van Veltman. Wij zijn benieuwd of de Tweede Kamer het belang van de
rust zal onderkennen en of de landelijke politiek en overheid gezamenlijk met de gemeenten
optrekken om de invoering van de ZE-zones door te voeren.» Ik ben benieuwd hoe de
VVD kijkt naar al die reacties die zijn veroorzaakt door de motie die mevrouw Veltman
heeft ingediend.
Mevrouw Veltman (VVD):
Hartelijk dank voor deze vraag, want het is goed om dat nog een keer uit te leggen.
Ja, de VVD heeft al jarenlang met een Minister deze bewindspersonenpost ingevuld,
maar wij zijn vanuit de Kamer altijd scherp geweest op de manier waarop invulling
wordt gegeven aan die zero-emissiezones. Ongeveer een jaar geleden heeft de heer Erkens – mijn voorganger en
nu ook een van mijn collega’s – een motie ingediend om uitstel te vragen voor de kleine
mkb’ers en voor hen goede ontheffingen te regelen. Deze zorg was daarin dus al duidelijk
naar voren gebracht. Vervolgens komen wij er in het jaar daarna, met een hoogtepunt
in de afgelopen maanden, achter dat die ontheffingen onvoldoende zijn geregeld en
dat de zorgen te groot zijn. Er is dus geen sprake van dat wij hier eerder geen of
onvoldoende aandacht voor hebben gehad. Dit heeft altijd op ons netvlies gestaan.
Wij maken er nu een punt van, want het komt eraan. Wij vinden het heel erg vervelend
en jammer om te zien hoe dit zo veel ondernemers raakt.
Er wordt ook gerefereerd aan een rapport van Berenschot. Daar wil ik ook graag even
op ingaan, want een van de dingen die Berenschot ook zegt, is dat een goed functionerend
Centraal Loket een randvoorwaarde is voor het goed functioneren van een zero-emissiezone
en dat de communicatie op orde moet zijn. Er moet dus effectief gewerkt worden aan
het bereiken van diverse groepen ondernemers, ook ondernemers in wier businessmodel
logistiek niet centraal staat. En er moet voldoende laadinfrastructuur zijn. Daarop
moet een versterking plaatsvinden. Ook dit zijn dingen die Berenschot heeft gezegd.
Nou ja, het is misschien net hoe je het leest of aan welke kant van het douchegordijn
je staat, zoals mijn man altijd zegt als we op elkaar wachten in de badkamer. Het
is wél belangrijk dat wij hier aan tafel alle verschillende verhalen die we horen
afwegen. Ik kom daar zo in mijn bijdrage nog even op terug. Ja, er zijn verschillende
meningen. Het is aan ons om daar een weging in te maken. En dat doet u op een andere
manier dan ik.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Het is overduidelijk dat ik dat op een andere manier doe dan mevrouw Veltman. Kijk,
er staan zeker kritiekpunten in dat rapport van Berenschot, maar de conclusies zijn
best wel helder. Daarin zeggen ze: het is gebalanceerd, het is redelijk. Bijvoorbeeld
op het punt dat mevrouw Veltman noemt – de netcongestie – zou je beter moeten kijken
naar een hardheidsclausule. Kan. Je kunt beter kijken naar die ontheffingen. Maar
een uitstel op deze manier, het uitstel tot 2029 dat mevrouw Veltman voorstelt, is
echt heel fors.
De voorzitter:
Heeft u ook een vraag aan mevrouw Veltman?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik ga naar mijn vraag toe. Het is best een groot dossier. Soms heb je even twee
zinnen nodig om naar een vraag toe te gaan, voorzitter.
Mevrouw Veltman stelt nu een nog langer uitstel voor. Ik vind dat best wel heftig.
De samenleving is daar heel kritisch op. Als de motie-Veltman niet wordt uitgevoerd,
als er nu niet een ander voorstel van de Staatssecretaris komt, welke conclusie verbindt
de VVD daar dan aan? Mevrouw Veltman zit er heel stevig in. Ik ben dan ook benieuwd
welke conclusie zij trekt als de Staatssecretaris zijn huidige voorstel niet aanpast.
Mevrouw Veltman (VVD):
Een paar dingen. Ik hoor de heer De Hoop in ieder geval zeggen dat de samenleving
er niet op zit te wachten. Nou, ik denk dat mijn definitie van de samenleving dan
een iets andere is. Sterker nog, er zijn verschillende partijen in de samenleving
die verschillende meningen hebben. En dat is de weging die wij hier maken en waar
wij in verschillen.
Ik hoor meneer De Hoop dingen zeggen over het Berenschot-rapport. Prima, daar staan
dingen in en daar staan ook aandachtspunten in. Die heb ik net genoemd, maar wat ik
vooral belangrijk vind, is: ga eens in die winkelstraat, in dat stadscentrum, praten
met die ondernemers en leg je oor te luisteren. Wat houdt hen bezig en waarom hebben
zij slapeloze nachten? Dat is waarom wij dit initiatief genomen hebben.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Allereerst is dit op geen enkele manier een antwoord op mijn vraag welke conclusie
mevrouw Veltman daaraan zou verbinden. Om dan toch meteen een interruptie te doen,
voorzitter, want ik verwacht dat mevrouw Veltman daar nog wel antwoord op geeft, het
volgende. Kijk, dit zijn heel grote veranderingen. Die raken mensen altijd. Dan moet
je heel nadrukkelijk bekijken hoe je die mensen kunt helpen. Ik denk dat er een heel
aantal hardheidsclausules zijn waarmee we dat kunnen doen. Als we daarin iets missen,
dan ben ik de eerste die naast mevrouw Veltman staat om te kijken hoe we hen kunnen
helpen. Maar wat er nu gebeurt, is chaos creëren. Gemeentes zijn woest, want zij hebben
geen idee hoe ze hier zo meteen mee om moeten gaan. Er zijn heel veel ondernemers
die gigantische investeringen hebben gedaan en hier nadelen van ondervinden. Ook een
partij als de VVD, een partij voor de ondernemers, moet zich afvragen hoeveel mensen
je hiermee helpt als je chaos en onduidelijkheid creëert. En dan begrijp ik de route
van de VVD niet. Dat is één. Twee. Ik hoor graag welke conclusie mevrouw Veltman eraan
verbindt als de Staatssecretaris niet een ander voorstel doet.
Mevrouw Veltman (VVD):
GroenLinks-PvdA begrijpt wel vaker de route van de VVD niet, en andersom ook. Dat
is, denk ik, een feit. Bij de opmerking over het creëren van chaos ga ik weer terug
naar wat ik net zei: ga die winkelstraat en dat stadscentrum in; die mensen ervaren
dat zij in een chaos terechtkomen als ze op de een of andere manier aan de eisen voor
de zero-emissiezones willen voldoen, en er zijn er genoeg die dat willen. Daarom maken
wij hier een punt van. Ik hoor meneer De Hoop praten over betrouwbaarheid van beleid.
Ik denk dat het aan ons in de Tweede Kamer is om op de rem te trappen of aan de bel
te trekken als wij zien dat de uitvoering van beleid dat wij met elkaar hebben vastgesteld,
niet goed gaat of als wij zien dat het in de uitvoering schort. Het is dan aan ons
om daarover het debat aan te gaan, en dat is wat wij hier doen.
Dan over de andere vraag. Ik heb aan de Staatssecretaris vragen gesteld. Ik wacht
graag op de antwoorden die hij daarop geeft. Ik ben daar ook heel benieuwd naar, net
als de heer De Hoop. Die wil ik eerst afwachten.
De voorzitter:
Ik zag dat de heer Van Dijk u wilde interrumperen. Nee, eerst meneer De Hoop. Prima.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dit is dan mijn laatste interruptie. Ik verbaas mij oprecht over hoe de
VVD hier in de wedstrijd zit. Ik ken de VVD als een partij die heus vaak kritiek op
dingen heeft maar, als puntje bij paaltje komt, een verantwoordelijke bestuurderspartij
is. Er zijn heel veel gemeenten die met de handen in het haar zitten. Vanochtend zeiden
41 ondernemende partijen uit het maatschappelijk veld: «Wat hier gebeurt, is ongelofelijk.
Wij hebben hier zo veel last van, er zijn zo veel ondernemers die zo veel investeringen
hebben gedaan die hier zo de sjaak van zijn. Dit kan niet.» Nota bene Berenschot kwam
na dat rapport nog met een laatste reactie, waarin ze zeggen: deze ontwikkeling naar
aanleiding van de motie-Veltman staat haaks op wat wij adviseren; het belang van rust,
een landelijke politiek die gezamenlijk met gemeenten optrekt, wordt hier volledig
doorkruist. Een verantwoordelijke bestuurderspartij als de VVD moet zich dat toch
aantrekken, zou ik zeggen.
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik hoor wat de heer De Hoop zegt, maar over handen in het haar gesproken: het zijn
ook de ondernemers die met de handen in het haar zitten. Wij kiezen ervoor om voor
deze mensen op te komen, want zij weten niet welke volgende stap zij moeten zetten.
Ja, het is heel goed dat er bedrijven zijn die deze stap al hebben kunnen zetten.
Wat ons betreft, komen er wel zero-emissiezones. De stap zal dus gezet gaan worden.
Als je dat al hebt kunnen doen, is dat fantastisch. Dan lever je als bedrijf een heel
positieve bijdrage aan een schonere lucht. Dat stel ik voorop, maar als je dat niet
kunt, dan vinden wij het geen goede oplossing dat je dan ofwel naar een hub wordt
gestuurd en het logistiek onmogelijk wordt om zaken te doen, ofwel naar een ontheffingencircus
wordt gestuurd en bijvoorbeeld de waslijst aan stukken moet aanleveren die ik net
noemde. Dat is waar het ons om gaat.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Een aantal zorgen die mevrouw Veltman hier namens de VVD uit, zijn ook de zorgen van
Nieuw Sociaal Contract. Daar hebben we ook in eerdere debatten aandacht voor gevraagd.
Daar kom ik zo op terug in mijn eigen bijdrage. Wat nu nodig is en wat ook vandaag
weer doorklinkt in de oproep van de organisaties, is, denk ik, duidelijkheid. Er moet
duidelijkheid zijn: waar is iedereen aan toe? Dat is wat hier belangrijk is. Ik hoor
mevrouw Veltman zeggen dat klip-en-klaar is wat met haar motie wordt beoogd, maar
dat is nu juist het probleem, in ieder geval voor Nieuw Sociaal Contract. Daarom hebben
wij tegen die motie gestemd. Wat ons betreft, geeft die motie die duidelijkheid toch
niet. In een vorig debat heb ik mevrouw Veltman gevraagd wat zij bedoelt met «ondernemers».
Zijn dat alleen kleine ondernemers, zoals eerder door haar collega is bepleit? Toen
heeft ze de definitie iets verruimd, namelijk ook naar de wat grotere ondernemers.
En vervolgens staat in de motie: uitzonderingen voor ondernemers tot 2029. Dat lijkt
te suggereren dat het om een generiek uitstel tot 2029 gaat. Dat lijkt zo, want ik
hoorde mevrouw Veltman net wat anders zeggen. Ik zou dit debat graag willen benutten
om van de VVD helder te krijgen dat dát, een generiek uitstel tot 1 januari 2029,
niet is wat wordt beoogd.
Mevrouw Veltman (VVD):
In de motie staat: «overwegende dat zero-emissiezones er voor bepaalde ondernemers
voor zorgen dat binnensteden niet meer bereikbaar zijn en zij hun werk niet meer kunnen
doen met de middelen die hun tot beschikking staan». In ieder debat en in ieder interview,
waar dan ook, heb ik aangegeven dat het gaat om de ondernemers die het niet redden.
En dat zijn vaak de kleine ondernemers die niet het vermogen hebben, die niet de financiën
hebben, die niet de leningen af kunnen sluiten, die nog moeten bijkomen van corona
omdat ze leningen uit die periode aan het afbetalen zijn, die hun spaargeld door corona
hebben opgemaakt, die het water aan de lippen staat en nu zeggen: dit wordt voor ons
een stap die net even te ver gaat. Dat zijn de ondernemers waar we het over hebben.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank voor dit antwoord. Mag ik dan concluderen dat de VVD op zichzelf kan leven met
het feit dat we op 1 januari gewoon van start gaan met de zero-emissiezones? Dat is
ook wat de Staatssecretaris nu bepleit: in de komende maanden wordt niet gehandhaafd
en we gaan kijken of die uitzondering, die harmonisatie, inderdaad nog te regelen
is. Ik hoor graag van de VVD wat daar wellicht nog aan toe te voegen is, maar is dat
ook voor de VVD wel de basis om op door te gaan?
Mevrouw Veltman (VVD):
We hebben gevraagd om een uitstel tot 2029. Dat is het verzoek dat in de motie wordt
gedaan. Dat staat voor ons centraal. We hebben daarbij gezegd: doe dat voor de ondernemers
die het niet kunnen redden. Ik hoor straks graag van de Staatssecretaris welke andere
oplossing dan die nu voorligt, hij daarvoor zou kunnen bieden. Want wat nu voorligt,
is onvoldoende.
De voorzitter:
Wat mij betreft vervolgt u uw betoog, mevrouw Veltman.
Mevrouw Veltman (VVD):
Voorzitter. Een elektrische bus is duur. Werken via hubs of klushubs is soms gewoonweg
logistiek niet mogelijk, of veel te complex of te kostbaar. De laadinfrastructuur
is nog niet op orde. En als je een ontheffing wil aanvragen omdat je een busje niet
kunt betalen, dan moet je een waslijst aan gegevens en documenten aanleveren en een
accountant inhuren om het voor elkaar te krijgen. En ja, de VVD pleit voor een stabiel
overheidsbeleid, maar dat betekent niet dat, als we zien dat iets in de praktijk niet
goed werkt, wij onze ogen daarvoor sluiten. Wij willen ook dat ondernemers zuurstof
krijgen en flexibiliteit hebben om te ondernemen.
Voorzitter. Wat de VVD betreft staan de zero-emissiezones an sich niet ter discussie.
Iedereen wil schone lucht. Maar we vinden het belangrijk dat iedereen dit mee kan
maken en de kans en de tijd krijgt om zich aan te passen, op een ondernemersvriendelijke
manier en zonder slapeloze nachten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Dan geef ik het woord aan de heer Heutink van de PVV.
De heer Heutink (PVV):
Voorzitter. Ondernemers worden kapotgemaakt. Mkb’ers worden een faillissement in gejaagd.
Het leven van heel veel mensen wordt de prullenbak in gemieterd. Het is onze dure
plicht om uitstel van die verschrikkelijke zero-emissiezones te regelen. Het is dit
kabinet dat het laat gebeuren dat hardwerkende ondernemers straks geen cent meer kunnen
verdienen. Het zijn al die gemeenten met linkse bestuurders die ervoor zorgen dat
al die hardwerkende Nederlanders tot personae non gratae in de binnenstad worden verklaard.
Het is nu alleen de Staatssecretaris die dit alles kan voorkomen.
Voorzitter. We hebben het verdorie over de kaasboer. We hebben het over de vishandel,
de loodgieter, de timmerman, de kermis. Noem ze maar op. De lijst is eindeloos. Denkt
dit kabinet nou echt dat zij binnen zes maanden tijd voldoende geld bij elkaar hebben
gespaard om een peperdure elektrische bus of vrachtwagen aan te schaffen? Natuurlijk
niet. Je kunt toch op je klompen aanvoelen dat we afstevenen op een regelrechte ramp?
Waarom komt de Staatssecretaris met dit verschrikkelijk slechte voorstel? Het lijkt
wel alsof hij niet eens de moeite heeft genomen om uitstel te realiseren. In plaats
van dat hij gewoon per besluit regelt dat álle ondernemers uitstel hebben tot 2029,
komt hij nu aan met een lief verzoek aan gemeenten: of ze alsjeblieft niet willen
gaan handhaven. En dan niet voor één jaar, of voor vijf jaar, zoals deze Kamer graag
wil. Nee, hij komt met het verzoek aan gemeenten of zij twee maanden lang niet willen
beboeten. Twee hele maanden! Is dit nou werkelijk het voorstel? Moeten al die ondernemers
het hier maar mee doen? Dat kan toch niet waar zijn? Hoe kan de Staatssecretaris dit
uitleggen? Hoe legt hij dit uit aan de oliebollenkraam op de hoek van de straat? Hoe
legt hij dit uit aan de patatkraam op de Albert Cuyp? Dit kan niet langer zo!
Voorzitter. We hebben ontzettend veel berichten ontvangen van al die ondernemers.
Die hebben er buikpijn van. Ze maken zich zorgen: kunnen ze straks nog wel werken?
Want dat is wat ze het liefst doen: werken voor hun centen. Dat moeten we koesteren
in plaats van afstraffen. Deze mensen willen niet hun hand ophouden bij de overheid.
Deze mensen willen niet in de bijstand belanden. Ze hebben verdorie nog gelijk ook.
Wij verwachten echt een beter voorstel van de Staatssecretaris. Hoe hij het doet?
Het maakt ons werkelijk niets uit. Maar het voorstel dat er nu ligt, is gewoon uitstel
van executie. Dit voorstel is uitstel van executie voor al die ondernemers die geen
elektrische bus of vrachtwagen kunnen aanschaffen. Zo’n dure aankoop valt niet te
betalen met de verkoop van een pondje kaas of een gebakken vis. Dat gaat gewoon niet.
Daarom is er meer tijd nodig. En de Kamer wil ook meer tijd geven aan al die ondernemers.
Er is gewoon een meerderheid in deze Kamer die zegt: uitstel tot 2029. Waarom komt
de Staatssecretaris daar dan niet aan tegemoet?
Voorzitter. Ik doe echt een klemmend beroep op de Staatssecretaris. Laat het heel
erg duidelijk zijn. Laat die ondernemers niet vallen. Laat ze niet in de steek en
kom met een beter voorstel. Want het voorstel dat er nu ligt, komt nog niet in de
buurt van wat een meerderheid in deze Kamer wil.
Dank u wel.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, ik kon niet lang genoeg wachten. Zulke spierballentaal: daar luister je
graag naar. Het verschil tussen de PVV van nu en die van een aantal jaren geleden
is niet de tekst, want die is hetzelfde gebleven. Ik heb hier het verkiezingsprogramma
van de PVV. Het verschil is dat de PVV nu in het kabinet zit. Ik hoor de PVV constant
verwijzen naar de Staatssecretaris. Ik zou willen zeggen: laten we vooral in de spiegel
kijken. We kunnen moties indienen, we kunnen amendementen indienen. Ik ben benieuwd
of de PVV dan dezelfde stelling inneemt als het om een amendement gaat. Je kunt dit
soort problemen immers ook op landelijk niveau aanpakken. Dat is eigenlijk mijn vraag
aan de PVV: staat de PVV ook aan onze zijde als straks een motie of amendement wordt
ingediend?
De heer Heutink (PVV):
Alles wat leidt tot uitstel tot 2029 zullen wij gaan bekijken, en als het een goed
voorstel is, zullen we daarover ook positief adviseren. Volgens mij heeft een meerderheid
in deze Kamer gezegd dat er uitstel moet komen tot 2029. Dat staat als een paal boven
water.
De heer El Abassi (DENK):
Fijn om te horen: tot 2029. Dat is al minder stellig dan wat in het verkiezingsprogramma
van de PVV staat en dan het geluid dat we in het verleden van de PVV hebben gehoord.
Daar gaat het om afschaffen, en niet alleen van de zero-emissiezone, maar van alle
milieuzones. Ik merk toch wel een verandering bij de PVV. Als er straks een motie
of een amendement komt waarin wordt aangegeven «geen zero-emissiezones tot 2029»,
of als we daar straks met z’n allen toe besluiten, steunt de PVV dat dan? Begrijp
ik dat goed?
De heer Heutink (PVV):
Wij doen wat we hebben afgesproken in het coalitieakkoord. In het coalitieakkoord
staat nadrukkelijk een resultaatverplichting voor het kabinet: bezien hoe zero-emissiezones
voor ondernemers kunnen worden uitgesteld tot 2029. Dat is wat in het hoofdlijnenakkoord
staat. Dat is wat in het regeerprogramma staat. Wij zijn goed voor onze handtekening.
En dat is onze inzet, het enige waar wij hier vandaag voor zitten. Wij verwachten
van de Staatssecretaris dat hij diezelfde inzet heeft en met een verbeterd plan komt
om ervoor te zorgen dat al die ondernemers die dit niet mee kunnen maken – ik heb
het net genoemd: die meer dan honderdduizend ondernemers – nog kunnen werken, nog
een boterham kunnen verdienen. Ik verwacht echt een beter voorstel van de Staatssecretaris.
Ik hoop dat meneer El Abassi aan mijn zijde staat en dat we de Staatssecretaris samen
gaan vragen om met een beter voorstel te komen.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Het is terecht dat wordt gerefereerd aan het hoofdlijnenakkoord en aan het regeerprogramma,
ook door de heer Heutink, maar dan moet hij het wel goed doen. Daarin staat geen jaartal.
Daarin staat geen 2029. Daar staat dat dat een uitstel wordt bezien, zodat bekeken
kan worden of uitzonderingen voor ondernemers mogelijk zijn. Maar het blijft een gemeentelijk
besluit. Daar moeten we binnen blijven. Daar heeft ook NSC zijn handtekening onder
gezet, en daar heeft de PVV de handtekening onderzet, net als BBB en natuurlijk ook
de VVD. We hebben net van de indiener van de motie gehoord hoe zij de motie uitlegt,
en in dit huis is de indiener daarbij altijd leidend: zij verwacht meer uitzonderingen,
maar niet een generiek uitstel tot 2029. Er is dus geen ruime meerderheid in deze
Kamer voor een generiek uitstel tot 2029. Het staat de heer Heutink natuurlijk vrij
om een motie in te dienen als het zover komt, maar we spreken vandaag over de motie
die is ingediend en aangenomen. Daar moet deze Staatssecretaris chocola van maken
en daar moet de Kamer bij helpen. Laten we ook naar duidelijkheid streven. Mijn vraag
aan de heer Heutink is hoe hij reageert op de duiding van de indiener, in dit geval
mevrouw Veltman.
De heer Heutink (PVV):
Ik ben er eigenlijk wel een beetje klaar mee dat meneer Olger van Dijk steeds een
vrije interpretatie geeft aan letterlijke teksten die ergens staan, want zowel in
het hoofdlijnenakkoord als in het regeerprogramma staat gewoon «ondernemers». In het
dictum van de motie staat ook «ondernemers». We kunnen er allemaal de interpretatie
aan geven die we eraan willen geven, maar dat staat letterlijk op papier. Het is letterlijk
de opdracht die naar het kabinet is gegaan. Wat mij betreft is dat de lijn die we
volgen: uitstel tot 2029 voor ondernemers. En het is aan het kabinet om daaraan te
voldoen.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ik constateer dat de heer Heutink het met mij eens is dat het niet in het hoofdlijnenakkoord
staat, maar wel in de motie. De Staatssecretaris probeert daar recht aan te doen door
dat uitstel voor de grootste groep ondernemers, bijna 50%, inderdaad naar 2029 te
tillen. Mij lijkt dat dit recht doet aan de motie. De indiener heeft gezegd daar nog
wat meer van te verwachten. Nou, ik wacht de reactie van de Staatssecretaris af. Maar
ik blijf bij mijn punt dat ik de indiener van de motie zojuist een andere duiding
heb horen geven dan de heer Heutink. En ja, uiteindelijk is de indiener van de motie
leidend bij de interpretatie ervan. Op basis daarvan mag de bestuurder, in dit geval
de Staatssecretaris, een besluit voorleggen, en dat doet hij vandaag ook. Ik constateer
dat de heer Heutink daar toch een andere draai aan geeft dan de indiener van de motie.
De heer Heutink (PVV):
Over het scheppen van onduidelijkheid gesproken. Er wordt hier een verschillende interpretatie
gegeven van de definitie van «ondernemers», maar dat het gaat om 2029 staat als een
paal boven water. Sterker nog, dat heeft de collega van de VVD hier rechts naast mij
net bevestigd. Dat het om ondernemers gaat die het niet mee kunnen maken, laat ik
voor rekening van de VVD. Maar dat het hier gaat om 2029 staat als een paal boven
water. Het voorstel van de Staatssecretaris is nu dat hij weliswaar met een jaar uitstel
komt maar over een halfjaar bekijkt of dat daadwerkelijk nodig is. Dat is een uitspraak
die ik totaal niet kan volgen, want natuurlijk is dat uitstel nodig. Dat is nodig
tot 2029. Dus, meneer Van Dijk, als u onjuist gaat interpreteren, dan moet u dat in
ieder geval doen op de juiste dingen.
De voorzitter:
Ik zie geen interrupties meer. Dan is het woord aan de heer Vermeer van de BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik meteen duidelijk zijn: de invoering van zero-emissiezones
is een schoolvoorbeeld van hoe beleid volledig los kan staan van de realiteit. Het
is een chaos. Ondernemers worden aan hun lot overgelaten, gemeenten trekken hun eigen
plan en de beloofde harmonisatie ontbreekt. BBB wil dat de mede door ons ondertekende
motie voor uitstel van invoering tot 2029 volledig en onverkort wordt uitgevoerd.
Invoering is namelijk in veel gevallen onhaalbaar voor de ondernemers, vooral in de
binnensteden. Veel ondernemers hebben simpelweg niet de middelen om over te stappen
op elektrische voertuigen. Dat brengt niet alleen de bevoorrading van winkels en horeca
in gevaar, maar leidt ook tot ongelijkheid tussen gebieden met en zonder zero-emissiezones.
Voorzitter. Ik heb ook gesproken met de kermisexploitanten. Zij stellen terecht dat
hun transport geen verdienmodel is, maar slechts een middel om attracties te transporteren.
Deze groep, die een rijke traditie van meer dan duizend jaar vertegenwoordigt – precies
duizend en één jaar geleden werd voor het eerst een kermis vermeld – dreigt door de
zero-emissiezones volledig klem te komen zitten. Kermiswagens staan stil, zijn al geregistreerd
bij de RDW en veroorzaken nauwelijks milieubelasting. Toch worden kermisexploitanten
verplicht tot het doen van onhaalbare investeringen. Dit is een voorbeeld van beleid
zonder oog voor de menselijke maat. Is de Staatssecretaris het met BBB eens dat deze
specifieke groep ondernemers onevenredig zwaar gedupeerd wordt door het invoeren van
de zero-emissiezones? Is de Staatssecretaris het met BBB eens dat het transport voor
deze sector geen verdienmodel is, maar slechts een middel om attracties te transporteren?
Is de Staatssecretaris bereid om deze meer dan duizend jaar oude traditie te helpen,
om voor de toekomst te waarborgen dat onze kermissen kunnen voortbestaan? Is de Staatssecretaris
bereid om in overleg met de belangenbehartigers van de kermissector te bezien hoe
we deze toekomst veilig kunnen stellen?
Voorzitter. Ook de typisch Nederlandse weekmarkten zien de toekomst met angst en beven
tegemoet. Marktkooplui zeiden het treffend in De Telegraaf: «Ze zijn echt gek geworden.
Als ik straks geen plek meer heb op de markt omdat ik me geen elektrische wagen kan
veroorloven, dan houdt het op. Voor veel collega’s is dat een kwestie van tijd.» Die
markt is meer dan alleen een plek waar mensen producten kopen. Het is een ontmoetingsplaats
waar mensen elkaar treffen en een praatje maken en een gevoel van saamhorigheid ontstaat.
Dit raakt vooral ouderen en mensen zonder eigen vervoer die de markt gebruiken als
sociale verbinding.
Voorzitter. De gekte wordt nóg groter. Meerdere steden hebben aangegeven dat ze ook
personenauto’s willen gaan weren, terwijl maar 8% van de auto’s in Nederland elektrisch
is. Er worden nu plannen gesmeed die niets anders dan chaos veroorzaken. Hoe denken
deze gemeenten dit in de praktijk te regelen? Straks krijgen we een woud aan ontheffingen.
En, let op mijn woorden, daar horen dan ook nog leges bij, oftewel: kosten. En wie
gaan we dan allemaal uitzonderen? Wijkverpleegkundigen, artsen, ondernemers, marktkooplui,
evenementenorganisatoren, artiesten, koeriersdiensten, mensen op ziekenbezoek, ouders
die hun kinderen naar de opvang brengen? U noemt het maar. Dit raakt werkelijk iedereen.
Het resultaat? Niemand wordt hier blij van. Misschien een handvol linksdraaiende politici
en mensen met een bakfiets.
Voorzitter. Dit is geen klimaatbeleid. Dit is activistische symboolpolitiek die onze
samenleving en economie op enorme kosten jaagt. Kan de Staatssecretaris de keiharde
garantie geven dat er geen zero-emissiezones voor personenauto’s komen of dat via
milieuzones gelijkwaardige beperkingen worden ingesteld?
Voorzitter, ik rond af. Mijn tijd is ook om, hoor ik. En ik zal dit even anders instellen,
zodat het geen geluid maakt de volgende keer.
De voorzitter:
Als u maar afrondt.
De heer Vermeer (BBB):
Daarom. BBB zal graag het volgende zien. Een landelijk gestandaardiseerd uitstel tot
2029; het signaal van de Kamer is duidelijk. Wij zien graag eenduidige landelijke
regels. Stop de chaos van gemeentelijke willekeur. En wij willen geen zero-emissiezones
of iets wat daarop lijkt, voor personenauto’s. De Staatssecretaris moet nu keuzes
maken. En het is tijd voor beleid dat werkt, niet alleen voor ondernemers maar ook
voor alle inwoners van steden.
Dank u wel.
De heer Dekker (FVD):
Ik vroeg me af: is de heer Vermeer op de hoogte van het feit dat er een motie van
het lid Van Houwelingen is aangenomen in februari van dit jaar? Die is aangenomen,
en daarin spreekt hij uit dat het in ieder geval onmenselijk is om brandstofauto’s
voor 2040 op te nemen in de regels omtrent emissiezones en ook om zekerheid te bieden
aan consumenten op die manier. Dat is misschien een geruststelling.
De heer Vermeer (BBB):
Dat is helemaal geen geruststelling, want dat sluit dus niet uit dat na 2040 die auto’s
wel beperkingen krijgen om de stad binnen te komen. Wat ons betreft is dat veel te
vroeg om daar nu al uitspraken over te doen, want wij weten helemaal niet hoe het
wagenpark er tegen die tijd uitziet. Misschien komen we wel tot de conclusie dat we
hele zuinige brandstofmotoren nog veel langer nodig hebben om voor het klimaat gewoon
onze doelen te halen.
De heer Dekker (FVD):
Ik ben heel blij om dat antwoord te vernemen.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. De heer De Hoop voor zijn bijdrage.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. In de politiek is het makkelijk om te vertellen waarom je iets niet wil.
En laat ik het zo zeggen: daar zijn de coalitiepartijen best wel goed in. Maar soms
is het ook even goed om terug te gaan in de tijd, om te kijken waarom we iets wel
wilden. Waarom wilden we nou uitstootvrije zones? Eigenlijk is het best simpel: we
hebben behoefte aan schone, gezonde en leefbare steden. En dat is nodig, want alle
Noord- en West-Europese landen, uitgezonderd België, doen het beter dan Nederland
op dit vlak. Nederland staat op de 25ste plaats van Europese lidstaten als het gaat
om luchtkwaliteit. 1,2 miljoen mensen in Nederland hebben chronische longziekten.
Elk jaar sterven 23.000 mensen hieraan. En de jaarlijkse zorgkosten hieraan bedragen
3 miljard. Het Rijk, en dan met name het Ministerie van IenW, heeft in 2014 de basis
gelegd voor de invoering van uitstootvrije zones. Alle bewindspersonen hebben hier
op het Ministerie van IenW flinke stappen gezet. Buitengewoon verstandige Ministers
als Melanie Schultz van de VVD, Cora van Nieuwenhuizen, VVD, Barbara Visser, VVD,
Mark Harbers, VVD, hebben dat bijvoorbeeld hartstikke goed gefaciliteerd en dit proces
lang en goed overwogen doorlopen, waardoor iedereen ruim van tevoren wist waar hij
of zij aan toe was.
In de afgelopen vijf jaar zijn de voorbereidingen van de invoering van de uitstootvrije
zones in volle gang en hebben gemeentes samen met belangenbehartigers het beleid verder
vormgegeven. Maar de VVD en de PVV trokken zich hier niks van aan, en dus vroegen
zij om een onafhankelijk onderzoek van Berenschot. Laat ik u meenemen in de conclusie:
het is gebalanceerd en het is redelijk. Maar wederom trokken de PVV en de VVD zich
er niks van aan en kwamen ze met een motie om ondernemers uit te stellen tot 2029.
En de Staatssecretaris wil een jaar uitstel. Daar kwamen de volgende reacties op.
Gemeenten noemen het onbetrouwbaar bestuur en vinden dat het lokale gezag wordt ondermijnd.
Bovendien zeggen ze dat de Staatssecretaris wist dat zij hier helemaal niet mee akkoord
zijn. En toch deed hij het. Graag een reactie van de Staatssecretaris. De maatschappelijke
organisaties bepleiten om vast te houden aan de invoerdatum en roepen de politiek
op om geen twijfel meer te zaaien. Ik citeer de RAI Vereniging maar even: «De motie-Veltman
zorgt voor onnodige onduidelijkheid over de zero-emissiezones en vertraagt de verduurzaming
waar ondernemers al jarenlang naar toewerken.» En tot slot kwam Berenschot weer met
een reactie op de motie in de Kamer: «Deze ontwikkeling staat haaks op de rust die
wij in onze onafhankelijke toets adviseerden. We zijn benieuwd of de Tweede Kamer
het belang van rust zal onderkennen en de landelijke politiek en de overheid gezamenlijk
met gemeenten op zal trekken voor de invoering van de zero-emissiezones.»
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Heutink. Dit is uw laatste interruptie.
De heer Heutink (PVV):
Jazeker, voorzitter. Ik wil meneer De Hoop even terugnemen naar een hele lange tijd
geleden, toen de Partij van de Arbeid nog de partij was die opkwam voor die ondernemer
op de hoek, voor die ondernemer op de markt, voor de kaasboer, voor de vishandel.
Die zijn natuurlijk allemaal weggelopen bij de Partij van de Arbeid en dat snappen
we allemaal met dit soort gekke uitspraken. Maar mijn vraag aan hem is: wat zegt u
tegen de kaasboer die zo meteen de stad niet meer in mag; wat zegt u tegen de vishandel
die zo meteen de binnenstad niet meer in mag? Zegt u tegen hen: «U mag uw portemonnee
trekken om een onbetaalbare elektrische bus aan te schaffen»? Of zegt u tegen hen:
«U kunt lekker failliet gaan»? Wat zegt u tegen hen?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Wat ik tegen hen zeg, is dat een groot deel van iedereen die deze ontwikkeling zelf
mee kan maken, dat al gedaan heeft. Op het moment dat men dat niet kan, zijn er tal
van ontheffingen. Er zijn ontheffingen voor bedrijfseconomische omstandigheden, waar
in principe bijna iedereen onder zou kunnen vallen. De communicatie kan beter; met
de kritiek van de verschillende partijen ben ik het eens. Het had ook geholpen als
het Rijk daar al mee bezig was geweest in plaats van dit proces volledig te doorkruisen,
want dan hadden we misschien nog wat meer stappen gezet in de communicatie met de
gemeentes. Maar dat kan inderdaad beter. Er zijn ook nog ontheffingen nodig voor netcongestie.
Dat vind ik ook echt. Daar moet beter naar gekeken worden. Bovendien zijn er bijvoorbeeld
ook ontheffingen voor speciale voertuigcategorieën. Ik heb in dit debat ongeveer zestien
keer het woord «kermisvoertuigen» gehoord, maar kermisvoertuigen vallen er helemaal
niet onder. Die vallen er helemaal niet onder! Ik zou dus ook tegen de andere partijen
willen zeggen: kijk eerst even over welke categorieën u het heeft. Kermisvoertuigen
zijn gewoon een uitzonderingscategorie. U kunt het allemaal opzoeken. Als er nog steeds
bepaalde categorieën zijn die daar niet onder vallen, zoals marktkooplui, ben ik de
eerste die bereid is om te kijken hoe we hen kunnen helpen. Dat heb ik in het vorige
debat ook gezegd. Het is bijvoorbeeld ook zo dat als je er maar twaalf keer per jaar
naartoe gaat, je er ook niet onder valt. Laten we in alle redelijkheid en ook feitelijk
ernaar kijken. Als er dan echt iets onredelijks tussen zit, ben ik de eerste die bereid
is om met de andere partijen te kijken hoe we daar een uitzondering voor kunnen maken.
Maar ik constateer niet dat dit redelijk is. Nee, dat wordt geconstateerd in een onafhankelijk
onderzoek van Berenschot, op aanvraag van de motie van de VVD. Ja, ik weet dan ook
niet meer wat ik moet zeggen.
De voorzitter:
Dan vervolgt u gewoon uw betoog. Of wacht, ik zie nog een interruptie, van de heer
Dekker.
De heer Dekker (FVD):
Ik hoor de heer De Hoop toch voortdurend naar voren brengen dat het voor gemeenten
die zich hebben voorbereid op deze regelingen, bijzonder lastig en verwarrend is.
Dat begrijp ik. Maar uiteindelijk nemen we dit soort maatregelen niet voor gemeenten,
maar voor burgers en ondernemers. Er zijn natuurlijk een aantal ondernemers die ten
onrechte hebben geanticipeerd en die nu misschien hun koers moeten verleggen. Maar
in hoofdlijnen is een aantal ondernemers gewoon geholpen met het verzachten van deze
maatregelen. Dat de gemeenten daar moeilijkheden door hebben, vind ik dan toch van
een tweede orde. Hoe kijkt de heer De Hoop daarnaar?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Er zijn twee dingen. Het eerste is wat ik ervan vind. Ik vind niet alleen dat een
groot deel van de ondernemers juist keihard geraakt wordt als we zorgen voor uitstel.
Mensen hebben tienduizenden euro’s, en soms nog wel meer geld, aan investeringen gedaan.
Het is echt ongekend wat ondernemers aan investeringen hebben gedaan. Zij hebben in
hun concurrerende positie een gigantische achterstand als we het pas in 2029 invoeren.
Ik wil niet weten hoeveel rechtszaken daarvan komen. Inhoudelijk deel ik niet wat
Forum voor Democratie zegt. Maar er is ook een feitelijkheid, namelijk dat de instelling
van zero-emissiezones gewoon aan gemeentes is. Wij gaan er helemaal niet over. Dus
de heer Dekker kan van alles en nog wat willen, maar het mandaat ligt bij gemeentes.
Dan kunnen we opdrachten geven wat we willen. Het staat nota bene in het hoofdlijnenakkoord.
Ik zou iedereen aanraden om het nog een keer te lezen, want iedereen geeft er een
andere interpretatie aan. Maar het staat er best wel duidelijk, zou ik willen zeggen.
De voorzitter:
Ik zie de heer Vermeer, maar hij heeft zijn interrupties verbruikt.
De heer Vermeer (BBB):
Daarom wou ik even een persoonlijk feit maken. De heer De Hoop suggereert dat onder
anderen ik hier verkeerde informatie verstrekt heb. Hij bevestigt dat nogmaals. Maar
er staat gewoon duidelijk op de website van zowel de gemeente Amsterdam als van milieuzones.nl
bij VRO dat de ontheffing voor kermiswagens alleen maar geldt voor vrachtwagens die
jonger zijn dan dertien jaar. Wij hebben hier helemaal geen valse informatie verspreid,
maar de heer De Hoop moet zijn feiten op orde brengen.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Nee, ik heb het hier voor me liggen. Dit komt van de website van Zero-Emissie Stadslogistiek:
«De volgende vrachtauto’s komen in aanmerking voor een ontheffing tot uiterlijk 2030:
kermis- of circusvoertuigen of tot ze voor die tijd de leeftijd van dertien jaar hebben
bereikt.» Dus het geldt voor beide routes. Het staat er gewoon.
De voorzitter:
Misschien kunt u daar na de vergadering misschien even met elkaar over hebben. Ik
zie nog een interruptie van de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Ik wil de waarheid van de heer De Hoop niet in twijfel trekken, maar ik hoorde hem
aangeven dat Nederland – corrigeer me als dit niet zo was – het slechter doet dan
andere landen als het gaat om de luchtkwaliteit. Nu heb ik hier een stuk van het RIVM
voor me, en daar staat juist in dat Nederland goed scoort en dat er in de afgelopen
50 jaar een enorme verbetering is in luchtkwaliteit. Ik hoor graag hoe de heer De
Hoop daarop reflecteert.
Om daarop door te vragen zou ik de heer De Hoop het volgende willen vragen. Je kunt
aan heel veel knoppen draaien als het gaat om de luchtkwaliteit. Je kunt ook ervoor
zorgen dat huizen worden verduurzaamd en ga zo maar door. Hier kiest de heer De Hoop
er bewust voor om bepaalde groepen, die het niet kunnen betalen, uit de stad te weren.
Denk aan de wat kleinere ondernemers. Waarom kiest de heer De Hoop daarvoor, terwijl
er veel meer knoppen zijn om aan te draaien?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Allereerst: twee dingen kunnen tegelijkertijd waar zijn, zegt Raymond Mens altijd
in een van mijn favoriete politieke podcasts. Dat is zo in dit geval. Nederland is
ver vooruitgegaan als het gaat om de luchtkwaliteit, zo schetst het RIVM, maar nog
steeds staan we op de 25ste plaats. We hebben heel veel stappen gezet, maar nog steeds
hebben wij na België de slechtste luchtkwaliteit van Noord- en West-Europa. Het tweede
punt is: waarom wil de heer De Hoop het op deze manier doen? Ik wil helemaal niks.
Dit is een proces dat de afgelopen tien jaar door het Ministerie van IenW, waar vier
VVD-Ministers zaten die de lead hadden, op deze manier is begeleid, met ondernemers,
met gemeenten. Het is niet dat ik dat wil. Het is een samenloop van jarenlang zorgvuldig
beleid geweest dat hierop uitkwam. Als er dan bepaalde groepen zijn die daardoor onevenredig
geraakt worden, wil ik daar best naar kijken. Berenschot zegt dat dit niet zo is.
Maar als er andere mensen zijn die zeggen dat er een speciale groep is waar we nog
beter naar moeten kijken, sta ik vooraan om daarnaar te kijken. Maar dat is wat anders
dan dit volledig te doorkruisen. En ja, het maakt mij wat uit dat het slecht gaat
met de luchtkwaliteit in Nederland, het maakt mij wat uit dat 1,2 miljoen in Nederland
een chronische longziekte hebben. We zitten er ook met die zorgen. Met alle respect,
maar ik vind het bijna bizar dat zoiets bijna niet eens naar voren komt in dit debat.
We doen het wel ergens om. Ik vind het heel erg makkelijk om te vertellen waarom we
van alles en nog wat niet willen, maar ik vind het ook belangrijk om te zeggen waarom
de politiek soms een bepaalde richting uit beweegt. Dit is een richting voor gezondheid
van mensen, voor de klimaatdoelstellingen. Dit gaat gewoon gebeuren. De partijen die
de suggestie wekken dat dit niet gaat gebeuren, bedrijven niet zo’n heel eerlijke
politiek op dit moment.
De voorzitter:
De heer El Abassi heeft een vervolg op zijn eerdere interruptie.
De heer El Abassi (DENK):
Daar wil ik toch op doorvragen. De heer De Hoop lijkt aan te geven dat het meer iets
is wat vanaf landelijk niveau komt. Nou, ik hoor hier een heel ander geluid. Ik ben
als raadslid actief geweest en zie dit vooral vanuit de gemeentes oppoppen. De heer
De Hoop lijkt de indruk te wekken dat de collega’s hier niet om het milieu geven,
maar dat is niet waar. Het gaat om de vraag aan welke knoppen we willen draaien. Er
zijn genoeg manieren om de CO2-uitstoot te verminderen. Waar wij – laat ik in ieder geval voor mezelf spreken –
vooral moeite mee hebben, is dat we precies aan een knop draaien waarmee we groepen
uitsluiten en dat we die de binnenstad niet meer in laten. Daar hebben we heel veel
moeite mee. Ik zou de heer De Hoop willen vragen: er zijn genoeg andere knoppen waar
we aan kunnen draaien; laten we daarin samenwerken in plaats van mensen te duperen
en ze de toegang tot de stad te ontnemen.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het wel ingewikkeld als er suggesties gewekt worden die gewoon niet waar zijn.
Het is gewoon niet waar dat er groepen niet meer de stad in kunnen. Dat is feitelijk
echt totaal onjuist. We hoorden zojuist ook een soort van suggestie alsof er een bepaalde
zero-emissiegevangenis zou komen in Nederland. Jongens, laten we even normaal doen.
Alsjeblieft, laten we even normaal doen. Ja, er zijn ondernemers, bijvoorbeeld de
marktkooplui, die zeggen: dit raakt mij. Ik wil heel gericht kijken naar een ontheffing.
Als we dat morgen met elkaar regelen, kunnen we volgens mij op een hele fatsoenlijke
manier die ingang starten. De gemeentes gaan over de ontheffing, zeg ik via de voorzitter
tegen de heer El Abassi, maar tegelijkertijd is het wel zo dat vanaf 2014 het Rijk
en het Ministerie van IenW de basis hebben gelegd voor deze afspraken. Daaropvolgend
hebben gemeentes stappen gezet. Die gemeentes gingen uit van een betrouwbare overheid.
En toen we bijna bij de finish waren, werd dit opeens gebombardeerd door een voorstel
van de VVD, en nu zitten we in deze situatie. Dat is gewoon feitelijk hoe het proces
is gelopen. Als het aan GroenLinks-Partij van de Arbeid had gelegen, hadden we dat
proces gewoon zorgvuldig doorlopen. Dan wist iedereen waar hij aan toe was. Dat is
ook wat Berenschot zegt: houd de rust in dat proces. Nou, we kunnen één ding concluderen:
dat is niet helemaal gelukt.
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik hoor de heer De Hoop zeggen dat het aan de gemeenten is. Toevallig heeft hij er
zelf ook een inhoudelijke opvatting over. Maar kijk hoe dit in de praktijk uitpakt.
Het is nu de laatste periode. Het komt nu dichterbij en dan hoop je dat alles gereed
is. Maar dat blijkt dus niet zo te zijn, en daar maken we een punt van. Tegelijkertijd
zien we dat er ook gemeenten zijn die om hele geldige redenen juist overgaan tot uitstel.
Ze zien dat voor bijna alle ondernemers die het treft de aanschaf van een elektrisch
voertuig te duur is, dat de laadinfra niet op orde is en dat eigenlijk bijna iedereen
daardoor een ontheffing aan moet vragen, wat ook nog eens een hoop belastinggeld kost
om dat te organiseren. Dus gemeenten als Ede, Apeldoorn, Deventer en recent ook Zaanstad
hebben gezegd: we doen het toch maar niet en stellen het uit. Hoe denkt de heer De
Hoop daar dan over?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dat mag. Het mag. Volgens mij zei een van die gemeentes ook dat de netcongestie een
probleem is. Ik zou het ook goed vinden als je in de voortgang vanaf 2025 kijkt of
het niet goed is om nog een hardheidsclausule te hebben voor bijvoorbeeld netcongestie.
Ik vind ook dat je pragmatisch moet kijken bij dit soort invoeringen, want het zijn
hele grote processen. Als daarbij iets misloopt, is het a aan de gemeenten om te zeggen
«wij stellen het uit». Dat mag. En b moet je kijken of je daar nog een specifieke
hardheidsclausule voor moet hebben. Prima, echt prima. Maar dat is wat anders dan
het generiek uitstellen naar 2029. Dat is echt al heel wat anders.
Mevrouw Veltman (VVD):
Maar deze gemeentes stellen dus generiek uit, naar 2030 zelfs. Daarmee geven ze de
ondernemers meer ruimte om te kunnen gaan voldoen aan de eisen. Het antwoord begrijp
ik dus nog niet helemaal, maar juist vanwege de inhoudelijke afweging die zij maken,
lijken mij dit prima voorbeelden om mee te wegen in hoe je daar landelijk over denkt.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Uiteindelijk is het een feit dat de instelling van zero-emissiezones een gemeentelijk
besluit is. De gemeentes die mevrouw Veltman noemt, nemen zelf het gemeentelijke besluit
om het uit te stellen. Prima. Daar kun je inhoudelijke redenen voor hebben. Daar leg
ik me bij neer. Ik weet ook niet precies hoe het in die gemeentes zit met schone lucht.
Misschien is het daar wel minder heftig. Ik kan me best voorstellen dat zij zelf de
afweging maken om het niet te doen. Maar het is ook zo dat als gemeentes wel die afweging
maken en het wel willen doen, het niet heel handig is dat de landelijke politiek zegt
«we gaan niet handhaven», terwijl de gemeentes daar zelf over gaan. Wij gaan daar
helemaal niet over. Je wekt dus een indruk die de realiteit helemaal niet bevestigt.
Daarom zijn gemeentes hartstikke boos. Ze voelen zich ondermijnd. Het lokale gezag
wordt ondermijnd door het Rijk. Dat zien we continu. Dat zien we nu ook op dit dossier.
Ik maak me daar grote zorgen over. Ik vraag me ook af hoe de Staatssecretaris überhaupt
denkt om nog met gemeentes samen te werken de komende periode als hij zo met ze omgaat.
Ik vind dat echt zorgelijk.
De voorzitter:
Ik zie geen interrupties meer. Vervolgt u uw betoog.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter, maar ik heb even niet scherp hoelang ik nog heb.
De voorzitter:
Nog anderhalve minuut.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Oké, dan kan ik rustig aan doen.
Voorzitter. De coalitiepartijen hebben wat mij betreft een zorgvuldig proces van meer
dan tien jaar gebombardeerd. De Staatssecretaris is door de VVD en de PVV totaal ondermijnd
en in de wielen gereden. Zijn zogenaamde compromis dan wel oplossing heeft letterlijk
niemand blij gemaakt. Niemand, níémand is hier blij mee. Ja, misschien de heer Olger
van Dijk. Waar NSC tegenwoordig allemaal blij mee is ... Nee, dat is een flauw grapje.
Voorzitter. De VVD en de PVV, en vandaag blijkt ook nog steeds de BBB, zijn nog steeds
niet uitgestampt. Het lokale bestuur voelt zich ondermijnd. Ondernemers voelen zich
in het pak genaaid. Het onafhankelijke adviesbureau Berenschot ziet dat hetgeen waar
het juist zo nadrukkelijk op wees, rust en duidelijkheid, door deze politieke partijen
doorkruist is en niet is gedaan. Mijn vragen aan de Staatssecretaris zijn de volgende.
Hecht u überhaupt nog aan een betrouwbare overheid? Hoe kijkt u naar de tweede brief
van Berenschot, waarin zij zeggen dat het optrekken met de gemeenten cruciaal is en
de huidige ontwikkeling haaks staat op de rust die zij adviseren?
Ik wens de Staatssecretaris en de coalitiepartijen ontzettend veel succes met het
oplossen van het potje dat ze hiervan hebben gemaakt. De opmerking die ik ook zou
willen maken, is dat drie coalitiepartijen vandaag hele grote woorden hebben gesproken.
Ze hebben gezegd dat ondernemers de nek wordt omgedraaid. Ik kan de bewoordingen allemaal
niet meer helemaal citeren. Als je zulke grote woorden gebruikt en je hebt een motie
liggen waarvan je zegt dat die uitgevoerd moet worden, lijkt het me ook dat er politieke
consequenties aan zitten als dat niet gebeurt. Ik ben dus ook heel benieuwd hoe de
VVD, de PVV en de BBB zich opstellen als de Staatssecretaris vasthoudt aan zijn compromis.
Dat gaan we zien in het vervolg van het debat.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Dekker.
De heer Dekker (FVD):
Dank u wel, voorzitter. De basis van de discussie die we hier vandaag voeren gaat
over klimaat en vloeit voort uit het Klimaatakkoord, of loopt er eigenlijk op vooruit.
Daarom is het misschien goed om hier nog eens naar voren te brengen dat het hele klimaatveranderingsconcept,
de door mensen veroorzaakte klimaatopwarming en de rol van Nederlandse CO2 daarin, van een lachwekkende futiliteit is. Klimaatverandering buiten de normale
natuurlijke variatie wordt helemaal niet waargenomen. De rol van CO2 daarin is een vergezochte en onbewijsbare hypothese. Het aandeel van Nederland, terwijl
de belangrijkste CO2-producerende landen niet meedoen, is verwaarloosbaar klein en tegen astronomische
kosten. Waanzin dus. Het idee van zero-emissiezones in steden is gericht op het terugdringen
van luchtverontreiniging en geluidsoverlast in gebieden waar veel mensen wonen en
werken. Het derde veelgebruikte argument, het beperken van CO2-uitstoot, en daarmee beperking van de vermeende CO2-gerelateerde klimaatverandering, is niet van toepassing, aangezien de totale Nederlandse
productie van CO2 met de instelling van zero-emissiezones niet wordt beïnvloed, maar veeleer wordt verplaatst en hooguit indirect
een effect zou kunnen hebben.
Waar het de vermindering van de productie van fijnstof betreft zijn de voordelen van
een zero-emissiezone discutabel. Elektrisch aangedreven voertuigen produceren door
hun hogere gewicht en grotere aandrijfkracht meer fijnstof van bandenslijtage dan
auto’s met een verbrandingsmotor. Op dat punt geeft een zero-emissiezone dus geen
duidelijk voordeel.
Waar het gaat om de uitstoot van verontreinigende gassen is het zonneklaar dat elektrische
voertuigen het wel winnen. Die stoten immers niets uit. Maar de uitlaatgassen van
moderne auto’s zijn in de laatste decennia zover teruggedrongen dat deze winst nog
maar beperkt is. Het is onvergelijkbaar met de situatie van vroeger, waarbij walmende
diesels en knetterende brommertjes de norm waren.
Ten slotte de geluidsoverlast. Ook hier zijn de verschillen een stuk kleiner geworden.
Hier doet zich een omgekeerd fenomeen voor. Elektrische voertuigen zijn zó stil dat
het gevaarlijk wordt. Je hoort ze namelijk niet aankomen. Spooky and frightening,
zei Julian Assange na zijn vrijlating over elektrisch rijden. Hij had deze ontwikkeling
in de openbare ruimte totaal gemist.
Kortom, voorzitter, de voordelen van zero-emissiezones voor stedelingen bestaan, maar
zijn van zeer beperkte betekenis. Er staan gigantische kosten en problemen voor ondernemers
tegenover. De logica van geboden en verboden in het openbaar bestuur zou in onze ogen
altijd moeten zijn: als er geen substantiële problemen aan de orde zijn die dringend
opgelost moeten worden en er voor de burgers geen spectaculaire voordelen behaald
kunnen worden met regelgeving, laat als overheid dan geboden en verboden achterwege.
Geboden en verboden kosten altijd vrijheid en in dit geval bovendien heel veel geld.
Wij zijn principieel tegen zero-emissiezones. Als ze er toch moeten komen, zijn we
voor een maximum aan de beperking van hun werkzaamheid, hetzij door uitstel, hetzij
door afstel. De vraag aan de Staatssecretaris is dus om op alle mogelijke manieren
daar het maximale aan te doen.
Ten slotte. Waar het slecht beleid betreft geldt wat ons betreft nog steeds «beter
ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald».
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Het woord is aan de heer Van Dijk van NSC.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft gaat het vandaag vooral
over het proces rond de zero-emissiezones en de besluitvorming. Er is de afgelopen
tien jaar gewerkt aan de introductie van deze zones, met alle belanghebbenden. Het
regeerprogramma vraagt om uitstel te bezien om uitzonderingen voor onder andere ondernemers
landelijk te kunnen regelen. Dus dat is het doel. Het regeerprogramma maakt net als
het hoofdlijnenakkoord duidelijk dat het een gemeentelijk besluit is en blijft. De
aangenomen motie-Veltman noemt nog een termijn van 2029. Onduidelijk is welke groep
ondernemers dat precies betreft of dat de motie toch generiek uitstel bepleit. Daarom
hebben wij toen tegen die motie gestemd. Ik ben heel blij vandaag te horen dat de
indiener van de motie níét dat generieke uitstel beoogt, maar wél meer uitzonderingen
wil. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris daarop reageert, want dat generieke uitstel
van de zones kan wat Nieuw Sociaal Contract betreft nooit de bedoeling zijn. Gemeenten
willen daar ook absoluut niets van weten en kunnen praktisch overigens ook niet afgehouden
worden van invoering per 1 januari. Dat is al over vier weken. En dan heb ik het nog
niet over alle ondernemingsorganisaties. De rij wordt steeds langer. Het zijn er inmiddels
41. Zie daar de ondankbare opdracht voor deze Staatssecretaris om daar chocola van
te maken.
Eerlijk is eerlijk. Wat ons betreft heeft deze PVV-Staatssecretaris deze bestuurlijke
vuurdoop wél goed doorstaan. Besturen is wikken en wegen van afspraken en belangen,
keuzes maken en pijn nemen. Het is ook wel zaak om te kiezen en om onduidelijkheid
niet te lang te laten bestaan. Die duidelijkheid ligt er nu met deze brief van de
Staatssecretaris. Het gaat ook over belangen van ondernemers en bewoners, maar ook
over de bevoegdheden van het Rijk en de beleidsvrijheid van gemeenten. Met het compromis
van de Staatssecretaris kunnen wij uit de voeten. Het vraagt gemeenten één jaar niet
te handhaven en na zes maanden te evalueren. De overgangsregeling voor emissieklasse
6 wordt verlengd tot 1 januari 2029. Daar valt overigens bijna de helft van al die
voertuigen in. Tegelijkertijd worden er afspraken gemaakt en geharmoniseerd voor de
bedrijfseconomische omstandigheden en de ontheffing voor netcongestie kan landelijk
worden aangevraagd, niet langer per gemeente. Dat lijkt me gewoon winst.
Toch hebben wij ook nog een enkele vraag. Op welke termijn is het convenant met de
extra standaardisatie te verwachten? Eerder heeft mijn fractie al gepleit voor een
aparte regeling voor de marktkooplui. Dat kwam alweer even aan de orde. Wordt dat
nu wel of niet meegenomen? Na zes maanden wordt de boetevrije periode geëvalueerd.
Ik neem aan dat het convenant klaar moet zijn als ook het centraal loket voor ondernemers
goed moet functioneren voordat de gemeenten mogen gaan handhaven. Hoe staat het eigenlijk
met dat centraal loket voor ontheffingen? Is het monitoringsysteem dan ook in de lucht?
Kan de Staatssecretaris meer duidelijkheid geven over de afgesproken bestuurlijke
momenten van evaluatie op basis van het dashboard? Is het dan maandelijks of per kwartaal?
Aan welke interventiemogelijkheden denkt hij dan nog? «Alle opties zijn open», staat
er in de brief.
Voorzitter, tot slot. Nieuw Sociaal Contract staat voor zorgvuldig bestuur, voor beleid
dat met de omgeving, met belanghebbenden en medeoverheden wordt gemaakt. Kunnen wij
ervan op aan dat gemeenten het compromis ook accepteren en meewerken aan de uitvoering?
Kunnen wij ervan op aan dat de Staatssecretaris erbovenop blijft zitten, in dialoog
met de gemeenten? Uiteindelijk is er namelijk op dit dossier vooral behoefte aan duidelijkheid.
Mijn fractie steunt het voorstel van de Staatssecretaris op hoofdlijnen. Laat dat
er dan ook zijn, zodat we vooruit kunnen en zodat bewoners, ondernemers en gemeenten
weten waar ze aan toe zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Het woord is aan de heer El Abassi van DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Vandaag spreek ik over bestuurlijke krankzinnigheid. Sommige partijen
in dit huis en sommige gemeenten in het land zijn ervan overtuigd dat nul-emissiezones
dé oplossing zouden zijn voor betere luchtkwaliteit. Daarom starten ze met het aanpakken
van bestelbusjes van ondernemers, maar het einddoel is ook geen geheim meer, namelijk
personenauto’s met een brandstofmotor uit de stad laten verdwijnen.
Voorzitter. Het klopt natuurlijk dat nul uitstoot leidt tot schonere lucht, net zoals
het ook klopt dat je afvalt als je stopt met eten. Maar het is wel zo eerlijk om erbij
te vermelden dat je ook sterft als je stopt met eten. Die nuchtere realiteitszin mis
ik in dit debat. Niemand is namelijk tegen schonere lucht, een beter klimaat of haalbare
maatregelen om dat te bereiken, wellicht met uitzondering van FVD. Maar er moet mij
toch wel iets van het hart. Bepaalde partijen in Den Haag en sommige gemeentes in
het land hebben zich volledig losgezongen van de realiteit waarin Nederlanders van
dag tot dag proberen te overleven. Het lijkt hun hobby te zijn geworden om de schuld
van alle problemen in de wereld aan de broek van de ondernemers te hangen, inclusief
het klimaat. Het idee om ondernemers te dwingen over te stappen op elektrische busjes
komt rechtstreeks van de tekentafels van rijke, welvarende elites, die zich dit soort
experimenten kunnen permitteren.
Voorzitter. Wat op papier mooi klinkt, voelt in de praktijk als een strop om de nek
van de doorsneeondernemer en de gewone man. Duurzame oplossingen werken alleen als
iedereen mee kan doen. Dat is nu bij lange na niet het geval. Dat weten de partijen
in dit huis donders goed. Dat weet ook de Staatssecretaris en dat weten ook de gemeenten
die een wirwar aan uitzonderingen en ontheffingen hebben bedacht om ons emissievrije
zones door de strot te duwen.
Voorzitter. Ik ben er helemaal klaar mee. Ik heb geen respect meer voor moreel verheven
plannetjes die mensen buitensluiten die de financiële middelen niet hebben. Wil je
verduurzamen? Prima, dan vind je DENK aan je zijde, maar dat moet wel met realistische
plannen, binnen een uitvoerbare actieradius, want je kunt een stad niet ontoegankelijk
maken voor auto’s met brandstofmotoren als 95% nog in zo’n auto rijdt. Dat is de bestuurlijke
krankzinnigheid waar ik op doel. Je kunt niet verwachten dat mensen morgen een elektrische
auto aanschaffen, omdat jij vanuit het referentiekader van je eigen salaris denkt
dat dat zomaar gedaan kan worden. Je kunt niet afspraken maken met grote bedrijven,
terwijl je weet dat kleine ondernemers daar de dupe van worden.
Voorzitter. Ik schaam me dat ik zulke vanzelfsprekendheden hier moet uitleggen. Het
gebrek aan inlevingsvermogen in bestuurlijk Nederland is zo schrijnend dat mensen
het als stuitend ervaren. Ons fantasiebeleid maakt namelijk slachtoffers. Het is tijd
dat we dat erkennen en daarom vraag ik de Staatssecretaris of hij bereid is te onderzoeken
of de invoering van emissievrije zones niet alleen uitgesteld, maar ook afgesteld
kan worden. Kan hij ondernemers die al geïnvesteerd hebben in elektrische busjes compenseren
of subsidiëren? Kan hij helderheid verschaffen over de gevolgen van deze plannen voor
verhuizers en klussers die busjes nodig hebben voor hun werk?
Tot slot. Is de Staatssecretaris het ermee eens dat het categorisch uitgesloten moet
zijn dat steden ontoegankelijk worden voor personenauto’s met een brandstofmotor?
Voorzitter, dank u wel. Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel. Met uw bijdrage zijn we aan het einde gekomen van deze eerste termijn.
Ik kijk even naar mijn rechterzijde hoelang we gaan schorsen.
Staatssecretaris Jansen:
Een halfuur graag.
De voorzitter:
Goed, we gaan een halfuur schorsen en beginnen om 17.20 uur.
De vergadering wordt van 16.50 uur tot 17.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik wou beginnen met de heropening van het commissiedebat over zero-emissiezones. Het
woord is aan de Staatssecretaris om de gestelde vragen te beantwoorden.
Staatssecretaris Jansen:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de commissie voor de vragen in eerste termijn.
Ik heb een stukje introductie, waarin ik ook al een aantal vragen en opmerkingen zal
meenemen. Dan heb ik de mapjes effecten kabinetsbeleid, specifieke groepen, centraal
loket en convenant, en het laatste mapje is wat ik maar even «specials» noem; dat
zijn wat aparte onderwerpen die niet onder een van de andere mapjes vallen te scharen.
De voorzitter:
Heel even tussendoor: ik stel voor om weer vier interrupties per persoon te doen.
Staatssecretaris Jansen:
Goed, voorzitter. «Chocola maken» was een van de opmerkingen die de heer Van Dijk
maakte in zijn eerste termijn. En dat klopt. Gemeenten, brancheorganisaties, uw Kamer,
het kabinet: wij delen volgens mij allemaal het standpunt dat de overgang naar een
zero-emissiezone soepel zou moeten verlopen. Ik wil direct duidelijk afbakenen waar
het vandaag om gaat. Het gaat om zero-emissiezones en de verduurzaming van bedrijfslogistiek.
Het gaat dus om bedrijfsvoertuigen en het gaat zeker niet om personenvoertuigen.
U heeft dit weekend net zoals ik kunnen lezen dat diverse gemeenten van plan zouden
zijn om op termijn een zero-emissiezone voor personenvoertuigen in te stellen. Het
is juridisch niet mogelijk om een dergelijke zone voor personenvoertuigen in te voeren.
Deze gemeenten weten ook dat ik niet van plan ben om een wetswijziging uit te werken
die dat wel mogelijk zou maken. Onder het kopje «krantenartikelen» adresseer ik ook
direct de buitenlandse kentekens, waar kortgeleden over geschreven werd. De regel
voor zero-emissiezones geldt ook voor buitenlandse voertuigen. Gemeenten hebben aangekondigd
steekproefsgewijs te gaan handhaven, zoals Rotterdam, of zelfs continu, zoals Maastricht.
Voorzitter. Terug naar waar het wat mij betreft vandaag om draait. Alle partijen zijn
het met elkaar eens dat ondernemers niet aan het onmogelijke gehouden kunnen en moeten
worden, en dat zij de kans moeten krijgen om in hun eigen tempo toe te werken richting
de verduurzaming van hun logistiek. In lijn met dit gezamenlijke uitgangspunt heb
ik ruim een week geleden een afgewogen en gebalanceerd pakket aan maatregelen gepresenteerd.
Het kabinetsbeleid houdt vast aan het doel van de zero-emissiezones, schone lucht
in onze binnensteden, en voorkomt tegelijkertijd dat ondernemers tussen wal en schip
terechtkomen.
Voor gemeenten betekent dit kabinetsbesluit dat zij ondanks ferme bezwaren vanuit
uw Kamer en het kabinet vanaf 1 januari 2025 kunnen starten met het instellen van
een zero-emissiezone. Voor ondernemers en voor het kritische deel van uw Kamer is
de inzet van dit kabinet om te voorkomen dat in het eerste jaar boetes worden uitgeschreven,
en dat ondernemers met een schone emissieklasse 6 dieselbus, conform de wens van de
motie, in totaal vier jaar uitstel voor zero-emissiezones krijgen tot 1 januari 2029.
Dit laatste gaat op voor bijna de helft van alle bedrijfsbussen, ongeveer 46%. Beide
maatregelen geven ondernemers meer tijd en ruimte voor de overstap naar een elektrisch
bedrijfsvoertuig.
Daarnaast ga ik met gemeenten in gesprek over de landelijke dekking van belangrijke
ontheffingen, waaronder bedrijfseconomische omstandigheden en ook, zoals in eerste
termijn al langskwam, netcongestie. Dit schept uniformiteit en duidelijkheid richting
ondernemers, een duidelijke wens uit het hoofdlijnenakkoord én het regeerprogramma.
Ten slotte gaan we de impact van zero-emissiezones monitoren en zullen we indien nodig
bijsturen. Hiertoe behouden we alle mogelijke maatregelen open.
Voorzitter. Alles bij elkaar opgeteld is in de ministerraad een afgewogen en gebalanceerd
pakket aan maatregelen goedgekeurd. Hier zouden alle betrokken partijen zich in moeten
kunnen vinden. Het is een pakket aan maatregelen waarmee ik bovendien binnen de kaders
van het regeerprogramma het maximaal haalbare resultaat op tafel leg. In een eerder
debat met uw Kamer gaf ik u een overzicht van de verhoudingen onder de sectorpartijen.
Dit overzicht breng ik graag nog een keer in herinnering. De partijen die door willen
met de invoering van zero-emissiezones zijn Transport en Logistiek Nederland, evofenedex,
RAI Vereniging, BOVAG, Techniek Nederland, OnderhoudNL, MKB INFRA, VHG, dat zijn de
hoveniers, NOA, dat is de afbouw, en AFNL, dat zijn de aannemers. Ook MKB-Nederland
en VNO-NCW hebben aangegeven door te willen gaan met de invoering per 1 januari 2025.
Partijen die uitstel willen, zijn de ambulante handel, marktkooplui, Ondernemend Nederland
en meerdere ondernemers die dit in de media hebben geuit.
Voorzitter. Alle partijen in dit dossier hebben, ieder op zijn eigen manier, het belang
van ondernemers scherp op hun netvlies. Daar ben ik van overtuigd. Een deel van uw
Kamer komt daarbij echter tot een andere weging dan de gemeenten. In het kabinetsbesluit
kunnen alle partijen elkaar ontmoeten binnen de kaders van het hoofdlijnenakkoord.
De afgelopen tijd is mij opnieuw duidelijk geworden dat de gemeenten en een deel van
de Kamer toch heel verschillend tegen deze materie aankijken. Gemeenten geven aan
weinig te voelen voor de inzet van het kabinet om tot een boetevrije periode van één
jaar te komen. Zij zien niks in een periode langer dan zes maanden. In eerste instantie
was hun inzet zelfs slechts vier maanden. Anderzijds wordt er in uw Kamer juist gevraagd
om langer uitstel. Het spijt mij te moeten concluderen dat ondernemers helaas weinig
kopen voor deze verschillen van inzicht tussen de Kamer enerzijds en de gemeenten
anderzijds. Ondernemers snakken namelijk naar duidelijkheid. Dat is ook een aantal
keren in de eerste termijn van de Kamer langsgekomen. De klok tikt onverbiddelijk
door. Het is al bijna 1 januari.
In dit dossier constateer ik een duidelijke wederzijdse afhankelijkheid tussen gemeenten
en het Rijk. De gemeenten gaan over de invoering van de zero-emissiezones en het verzoek
aan het Openbaar Ministerie om boetevrije periodes. Het Rijk daarentegen, aangestuurd
door de Kamer, gaat over overkoepelende wet- en regelgeving. Dit kabinetsbesluit is
dan ook een compromis dat op een weloverwogen manier recht doet aan ieders belangen
en bevoegdheden. Hiermee vinden we de balans tussen bestaande afspraken en de nieuwe
politieke werkelijkheid. Aan gemeenten doe ik daarom de oproep: beweeg mee en werk
samen met ons aan een boetevrije periode van één jaar. Aan uw Kamer vraag ik: omarm
de in totaal vier jaar uitstel voor de schone dieselbusjes in emissieklasse 6 en de
winst van één jaar boetevrij.
Voorzitter. Het kabinetsbeleid dat er nu ligt, biedt aan alle betrokken partijen,
of ze nu positief of kritisch zijn over zero-emissiezones, aanknopingspunten om precies
datgene te realiseren waar we het met elkaar over eens zijn, namelijk dat we de ondernemers
niet aan het onmogelijke mogen houden en willen voorkomen dat zij tussen wal en schip
vallen.
De voorzitter:
Ik zie de eerste interrupties. Ik wil voorstellen om na elk blokje even een interruptie
te doen en niet tussendoor. Zo kunnen de mensen thuis nog enigszins volgen wat hier
gebeurt. Ik zag de heer Heutink als eerste zijn hand opsteken.
De heer Heutink (PVV):
De Staatssecretaris noemt dit pakket «een afgewogen en gebalanceerd pakket», terwijl
het in de praktijk betekent dat straks ruim 48% van alle dieselauto’s, bestelbusjes
en vrachtauto’s niet meer de binnensteden in mag. De consequentie daarvan is dat al
die ondernemers, ruim 100.000, dit niet meer gaan meemaken. Dus mijn vraag aan de
Staatssecretaris is: wanneer komt u met een beter voorstel? Wanneer komt u met het
voorstel om het voor alle emissieklassen gewoon uit te stellen tot 2029, conform de
motie zoals de Kamer deze bij meerderheid heeft aangenomen, meneer de Staatssecretaris?
Staatssecretaris Jansen:
Dank voor deze vraag, zeg ik richting de PVV. De feiten. Emissieklasse 0 tot 4 betreft
27% van de ondernemers, emissieklasse 5 betreft 26%, emissieklasse 6 betreft 46% en
de groep met zero-emissie is 1,8%. Als we overgaan tot invoering per 1 januari 2025,
is het brutopercentage dat deze zones niet meer in mag 27%. Het nettopercentage is
lager, want dit houdt rekening met de vrijstellingen, de bestaande milieuzones en
of dit type momenteel überhaupt in die zones komt. De schatting van het kabinet is
op dit moment dat het tussen de 5% en de 15% ligt. Daar praten we over. Bij vrachtwagens
in emissieklasse 0 tot 4 is dat overigens 11%, in emissieklasse 5 is het 20%, in emissieklasse
6 is het 68% en in de zero-emissieklasse is het slechts 0,7%. Dat zijn de feitelijke
cijfers. Dus wanneer kom ik met een beter voorstel? Dit laat juist zien dat wij met
dit voorstel oog hebben gehad voor alle ondernemers en alle typen vervoer. Het probleem
ligt uiteindelijk bij een percentage dat tussen de 5% en de 15% ligt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Heutink.
De heer Heutink (PVV):
Leuk hoor, deze cijfers. Hartstikke bedankt. Maar het betekent wel dat we duizenden
vrachtwagens, duizenden bestelbusjes ... Het kabinet laat daarmee duizenden ondernemers
in de kou staan. Daar geldt dit «compromis», zoals de Staatssecretaris dit noemt,
niet voor. Mijn vraag is dus de volgende. Leuk hoor, dat we nu allemaal feiten en
cijfertjes krijgen, maar de opdracht van de Kamer was helder: uitstel voor ondernemers
tot 2029, dus niet zes maanden, niet een jaar en niet alleen zero-emissieklasse 6
een jaar vooruitschuiven. Die mensen zouden pas in 2028 in de problemen komen. Het
komt niet eens in de buurt van wat de Kamer vraagt. Ik vraag het nog één keer. Gaat
de Staatssecretaris met een beter voorstel komen? Zo nee, waarom niet? En zo ja, hoelang
gaat dat dan nog duren?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik net betoogd dat wij met dit voorstel recht denken te doen aan de
motie, aan het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma en aan de stelling van de
gemeenten. Natuurlijk heb ik de afgelopen tijd ook met de gemeenten gesprekken gevoerd
om te kijken of er andere mogelijkheden waren, bijvoorbeeld langer uitstel of een
spoed-AMvB, om maar wat te noemen. Uiteindelijk heb ik ook te maken met een afspraak.
Dat is ook geschetst in de onderlinge discussie in de eerste termijn. Gemeenten gaan
over de zero-emissiezones. Dat heb ik net ook in mijn bijdrage gezegd. Wij gaan over
de wettelijke kaders. Maar de gemeentes kunnen zelfstandig besluiten of ze dit willen
doen. Ik heb de afgelopen tijd geprobeerd de gemeenten zover te krijgen dat ze akkoord
gaan met twaalf maanden boetevrij. Op dit moment is de situatie dat de gemeenten niet
verder willen gaan dan zes. Het gesprek daarover loopt nog.
Overigens, alle andere dingen die in de eerste termijn zijn genoemd, zoals knelpunten,
dingen waar we tegenaan lopen en meer uitzonderingen, zijn precies de dingen waar
we de komende periode met elkaar het gesprek over willen voeren. Waarom hebben wij
ingezet op een jaar boetevrij en op een evaluatie na zes maanden? Dat deden we juist
om te kijken of we iedereen werkelijk in beeld hebben en of er bepaalde groepen ondernemers
zijn die tussen wal en schip vallen. Zo ja, dan kunnen we daar met elkaar naar kijken
en daar een uitzondering voor realiseren. Dat was precies onze insteek.
Er is ook gevraagd – daar kom ik misschien zo direct nog uitgebreider op terug – of
er nu sprake is van een desinvestering. Door het voorstel om een jaar boetevrij te
werken, zullen er ondernemers zijn die misschien een jaar te vroeg hebben geïnvesteerd
in zero-emissievoertuigen. Dat wil niet zeggen dat het een desinvestering is. Ze hebben
een jaar te vroeg die investering gedaan. Ga je werken aan langer uitstel, bijvoorbeeld
vier jaar voor alle ondernemers, zoals ik de heer Heutink hoor zeggen, dan praat je
inderdaad wel over een mogelijke desinvestering. Dan lopen we het risico. Maar ik
kom nog uitgebreider terug op het feit dat er boeteclaims gaan komen. Dat is nou precies
waarom wij hebben gezegd: volgens mij doen wij recht aan vier jaar uitstel voor emissieklasse
6 en aan het feit dat we willen kijken hoe we voorkomen dat ondernemers tussen wal
en schip vallen. Dat hebben we gedaan door een jaar boetevrij voor te stellen. Nogmaals,
wij moeten nog met de gemeenten overleggen of zij daarin mee willen gaan. Anders hebben
we een andere discussie.
De voorzitter:
Ik zie nog een vervolgvraag.
De heer Heutink (PVV):
Dit betekent dus concreet dat de helft van al die ondernemers gewoon in de problemen
gaat komen. Het is leuk dat het kabinet aan gemeenten vraagt om een jaar geen boetes
uit te delen, maar we hebben nul garanties. We hebben nul garanties van al die gemeenten
die zeggen: prima voorstel. Sterker nog, die gemeenten blijven vasthouden aan vier
maanden uitstel. Ook wordt er nog een tussenpauze ingebouwd en wordt er gezegd: we
gaan zes maanden kijken of er nog langer uitstel nodig is. We kunnen toch allemaal
op onze klompen aanvoelen dat langer uitstel nodig is en dat binnen een jaar al die
ondernemers geen dure elektrische bus kunnen aanschaffen? Ze hebben langer nodig dan
één jaar. Ze hebben in ieder geval vier jaar nodig, tot 2029. Dat wenst ook een meerderheid
van deze Kamer. Niet alleen de heer Heutink en de PVV vragen hierom; de meerderheid
van de Kamer, die zich er per motie voor heeft uitgesproken om dit te realiseren,
vraagt hierom. Ik hoop dat de Staatssecretaris beseft dat het voorstel dat nu wordt
verdedigd daar nog niet eens bij in de buurt komt.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik ook gezegd in mijn beantwoording van zonet dat dit voorstel een
compromis is. Iedereen voelt daar pijn van. Ook het kabinet voelt daar pijn van. Maar
als ik op dringend verzoek van de Kamer moet overgaan tot een spoed-AMvB, om maar
een voorbeeld te noemen, dan praten we over een termijn van tussen de 13 en 63 weken,
als alles meezit. Dan slaan we een aantal stappen over, waarvan een deel van de Kamer
zal zeggen dat je dat niet moet doen omdat je daarmee de zorgvuldige besluitvorming
gaat beïnvloeden. Maar goed, dat duurt dus tussen de 13 en 63 weken. En dan hebben
we alsnog de situatie dat per 1 januari de zero-emissiezones gewoon ingaan en het
iedere gemeente vrijstaat daar op zijn eigen wijze invulling aan te geven. Dat is
nou precies wat wij probeerden te voorkomen.
Wij willen juist dat er duidelijkheid is voor ondernemers. Wij willen zo veel mogelijk
harmonisatie en standaardisatie. Dat zijn precies de termen die ook in het hoofdlijnenakkoord
en het regeerprogramma terugkeren. Dat is wat wij hebben geprobeerd met deze brief
en dit voorstel. Er is een uitzondering voor de ambulante handel. Net kwam al voorbij
dat er ook een uitzondering is voor kermisexploitanten, dat wil zeggen voor voertuigen
jonger dan dertien jaar. De discussie was waar het nou precies over gaat. Nou, voor
voertuigen jonger dan dertien jaar is het standaard. Voertuigen ouder dan dertien
jaar kunnen onder een andere uitzonderingsregel vallen, bijvoorbeeld bedrijfseconomisch.
Dat zijn de mogelijkheden die op die manier gecreëerd worden. Sorry, voorzitter, ik
laat me even afleiden door een gebaar van een van de Kamerleden. Maar goed, wij hebben
dit bedoeld om te voorkomen dat kermisexploitanten in de problemen zouden komen.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Veltman al een tijdje vragen om een interruptie.
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik probeer te vinden waar de Staatssecretaris ons gerust kan stellen als het gaat
om de zorgen van de ondernemers die hier zo veel hinder van ondervinden. Die geruststelling
vind ik nog niet. De Staatssecretaris zegt dat hij inzet op een jaar niet beboeten.
De gemeenten zitten op zes maanden. Ik kan niet zo goed uit de voeten met het feit
dat hier totaal geen garanties zijn. Als je overweegt om een jaar niet te beboeten,
heb je in ieder geval een jaar de tijd om zaken goed te regelen, waaronder mogelijkheden
voor vrijstellingen en ontheffingen tot 2029, zoals in de motie gevraagd is. Dus welke
garanties kan de Staatssecretaris ons geven, vraag ik toch nog maar een keer.
Staatssecretaris Jansen:
De garantie is dat ik met de gemeenten in ieder geval die zes maanden heb, maar dat
ik wil inzetten op dat jaar, precies conform de brief die wij gestuurd hebben. Alleen
gaan de gemeenten er op dit moment niet mee akkoord. Of ze het gaan doen, is maar
de vraag. Maar er zijn wel afspraken gemaakt. Volgens mij zei de heer De Hoop dat
ook. De gemeenten gaan over de instelling van de zero-emissiezones. De gemeenten kunnen
besluiten of zij bij het Openbaar Ministerie daadwerkelijk een jaar boetevrij willen.
Wij kunnen het willen, maar als ik het wil afdwingen is mijn enige middel een spoed-AMvB.
Maar daarmee zet je wel de deur voor onduidelijkheid richting de ondernemers helemaal
wijd open omdat we niet weten waar ze uitkomen. En dat is nou juist wat we niet willen.
Ik snap de wens van de Kamer om iedereen zekerheid te bieden. Dat hebben wij geprobeerd
met dit voorstel. Het is een compromis tussen alle smaken die er zijn; de chocola
die we zelf hebben moeten maken. Dit is wat daaruit is gekomen. Is dat niet voldoende,
dan hoor ik heel graag van de Kamer wat ik dan nog meer zou moeten doen, anders dan
een spoed-AMvB.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Wat verstaat de Staatssecretaris onder «een compromis»?
Staatssecretaris Jansen:
Wat ik versta onder een compromis is datgene wat wij nu op papier hebben gezet. Kijkend
naar de Kamer, kijkend naar het hoofdlijnenakkoord, kijkend naar het regeerprogramma,
kijkend naar draagvlak binnen het kabinet, kijkend naar de positie van de gemeenten
en kijkend naar wat het uiteindelijk voor de ondernemers betekent, is dit het compromis
waarop we zijn uitgekomen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer De Hoop?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ja, een vervolgvraag. Onder een compromis versta ik dat er een overeenkomst is tussen
beide partijen en dat je daarbij beide iets toegeeft. Dat is meestal wat een compromis
is. Het probleem is dat de Staatssecretaris hier de illusie wekt dat hij een compromis
gevonden heeft, terwijl dat er helemaal niet is. Het zijn nota bene de gemeenten zelf
geweest die zeggen dat de Staatssecretaris met het voorgenomen besluit naar buiten
is gegaan, zonder een gezamenlijk akkoord tussen het Rijk en de gemeenten. De Telegraaf
schrijft: «De gemeenten komen superlatieven tekort om wat ze vinden van het zwabberbeleid
van Jansen: we zijn overrompeld en niet akkoord.» Als dit de reactie van gemeenten
is, dan kunt u toch niet stellen dat u een compromis hebt bereikt?
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter, we lopen vooruit op een van de mapjes die ik hier heb, maar in de brief
– u kunt ’m 10 of 100 keer lezen – staat niet dat er overeenstemming is met de gemeenten.
Er staat juist in dat we nog het gesprek met de gemeenten aangaan. De gemeenten hebben
gelijk: er is nog geen overeenstemming. Dat heb ik ook netjes in de ministerraad gemeld.
Er was nog geen overeenstemming, maar het is wel onze inzet om hier met gemeenten
uit te komen. Als u het hebt over betrouwbaar overkomen en het feit dat gemeenten
nogal verbolgen zijn, zeg ik het volgende. Op 4 oktober was er een overleg. In dat
overleg heb ik tot drie keer toe gezegd dat het kabinet nog geen besluit had genomen.
Een kwartier na dat overleg staat er in de pers de mededeling dat het kabinet zijn
verzet laat vallen. Ik wil maar even aangeven hoe er wordt geopereerd in dit dossier.
Baal ik daarvan? Ja, als een stekker. Ik baal hier gigantisch van, want ik moet daar
vervolgens in dat weekend weer op reageren. Het is dus niet zo dat het alleen aan
onze kant zit. Het zit aan alle kanten. Er wordt aan alle kanten op een eigen manier
naar de feiten gekeken.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik toch nog een vervolgvraag, want dit zegt natuurlijk genoeg over de verhouding
tussen de Staatssecretaris en de gemeenten. Vind ik het goed dat de gemeenten naar
buiten klappen als de Staatssecretaris een overleg met ze heeft gehad? Als Staatssecretaris
zou ik dat ook heel vervelend vinden, maar om daarna een zogenaamd compromis op tafel
te leggen, terwijl zij zelf zeggen dat ze overrompeld zijn, helpt natuurlijk ook niet.
Zij zijn juist degene die moeten handhaven. Mijn concluderende vraag is dan: in hoeverre
is de Staatssecretaris er op dit moment zeker van dat gemeenten daadwerkelijk gaan
handhaven wat hij nu voorstelt? Als dat namelijk niet het geval is, waar zijn we dan
mee bezig?
Staatssecretaris Jansen:
Ondanks de stroeve start op 4 oktober zijn er in de tussentijd drie overlegmomenten
geweest met een deel van de gemeenten. Zij hebben zelf een aantal gemeenten naar voren
geschoven die namens de hele groep praten. We hebben iedere keer op inhoud geprobeerd
daar met elkaar uit te komen, tot drie keer toe. Sterker nog, ik heb afgelopen maandag
nog gesproken met een wethouder en ik heb vorige week donderdag of vrijdag nog gesproken
met een wethouder die namens de groep het woord voerde. Er is dus continu overleg.
We kijken ook of we er met elkaar uit kunnen komen. Binnen de gemeenten is er bij
sommige enige bereidheid om mee te bewegen en bij een aantal andere gemeenten is die
bereidheid er niet op dit moment. We gaan op een hele normale manier met elkaar om,
maar er zijn wat stroeve momenten geweest daartussenin. Een van de redenen dat gemeenten
via de pers naar buiten zijn gekomen, is dat er nog geen overstemming is. Dat klopt.
In de brief staat ook gewoon dat we nog in overleg gaan. Maar je kunt dat ook lezen
– dat ben ik met de heer De Hoop eens – alsof het lijkt alsof er overeenstemming is.
Maar die is er dus niet. Dat heb ik ook netjes met de gemeenten afgesproken toen ik
zei: we gaan ermee naar buiten.
De heer Vermeer (BBB):
Dank aan de Staatssecretaris voor in ieder geval de eerste antwoorden en het staatje
van hoeveel bestelwagens hier eigenlijk door getroffen worden, namelijk 5% tot 15%.
Dat is het aantal bestelwagens. Ik zou ergens volgende week graag nog schriftelijk
ontvangen over hoeveel ondernemers het gaat, want vaak zijn het de grote leasevloten
van de grote bedrijven die al door elektrisch vervangen zijn. Dan houd je meer ondernemers
over dan 5% tot 15% is mijn stellige overtuiging.
We zouden ook het volgende kunnen vragen. Als het er maar 5% tot 15% zijn, waarom
verlenen we dan niet gewoon uitstel tot 2029? Het hoofddoel van al die emissiebeperkingen
is dan namelijk allang bereikt. Waarvoor zitten we dan nog al die mensen te pesten,
terwijl het hoofddoel al bereikt is?
Maar wat mij nog meer intrigeerde, was de toezegging van de Staatssecretaris dat de
impact gemonitord wordt. Daar zou ik graag iets meer over horen. Ook zei hij dat «waar
nodig wordt bijgestuurd». Na alles wat er nu gezegd is, vraag ik me af wat die bijsturing
in kan houden, want de Staatssecretaris zegt dat hij niks kan omdat het bij de gemeenten
ligt. Is er dan wel de bereidheid in het kabinet om een spoed-AMvB af te kondigen?
Bij welke rode vlag mag die spoed-AMvB dan op tafel gelegd worden?
Staatssecretaris Jansen:
De gevraagde informatie kunt u deze week nog ontvangen. Dat is bij dezen een toezegging,
voorzitter.
Welke mogelijkheden hebben we nog? We gaan ook een nieuw convenant met de gemeenten
afsluiten. Daarin willen we juist alle uitzonderingen die er zijn, ook dingen waar
we recenter tegenaan zijn gelopen, een plek geven als onderdeel van het totaalpakket
dat we voor ogen hebben. Daarom moeten we ook continu met elkaar in gesprek blijven,
dus met de gemeenten en het ministerie. Dat is ook wat we doen. We proberen iedere
keer beter in beeld te krijgen of we alle ondernemers goed in beeld hebben, zodat
we waar nodig op dat soort punten kunnen bijsturen met bepaalde ontheffingen.
De heer Heutink (PVV):
Ik begrijp dat de route om uit de impasse te komen die spoed-AMvB is. Ja, de gemeenten
gaan over de invoering van zo’n zero-emissiezone, maar wij, hier, gaan binnen het
besluit dat gaat over kentekens, het kentekenreglement en vervoerstekens ... Dat komt
volgens mij uit het RVV 1990, dat gaat over de kaders waarbinnen zo’n zero-emissiezone
kan worden ingevoerd en waarin staat aan welke regels die bebording dan moet voldoen.
Met andere woorden, de Staatssecretaris kan het dus voor emissieklasse 6 al een jaar
uitstellen. Dat kan hij blijkbaar doen middels dat reguliere AMvB-wetgevingstraject
dat hij gaat opstarten. Dan begrijp ik niet waarom hij niet eenzelfde procedure kan
doorlopen voor alle andere emissieklassen. Wij gaan namelijk over de kaders en de
gemeenten over de invoering. Dat is precies wat is afgesproken in het hoofdlijnenakkoord
en dat is precies wat nodig is om dit te realiseren. Ik begrijp niet waarom de Staatssecretaris
niet overweegt, of al maanden terug heeft overwogen, om dit op deze manier te doen.
Dit is namelijk de manier waarop we kunnen voorkomen dat al die ondernemers straks
in de problemen gaan geraken. Ik verwacht van de Staatssecretaris dat hij komt met
een toezegging, dat hij dit gaat overwegen, dat hij hier serieus naar gaat kijken
en dat hij de Kamer binnen twee weken gaat informeren over hoe dit kan en hoe hij
dit gaat regelen.
Staatssecretaris Jansen:
Wederom dank voor deze vraag. Er zijn twee dingen die ik daarover wil opmerken. Er
is draagvlak voor het kabinetsvoorstel. In eerste instantie ben ik daar verder in
gegaan, maar dit is waar we draagvlak voor hebben binnen het kabinet. In de brief
die u nu ontvangen heeft, ziet u hoe we uitvoering geven aan deze motie. Er was op
dit moment geen draagvlak voor meer.
Ik heb net ook al het volgende gezegd. Als we met die spoed-AMvB aan gang gaan, of
dat nou 13 of 63 weken duurt, of iets daartussenin, staat het de gemeenten in de tussentijd
nog steeds vrij om per 1 januari zero-emissiezones in te voeren. Dan is er geen enkele
harmonisatie en standaardisatie. Daar zijn ondernemers dan de dupe van, omdat er onduidelijkheid
is. Dat is het probleem waar ik tegenaan loop. Dat is precies de reden waarom ik met
dit compromisvoorstel naar het kabinet ben gegaan, waar ik draagvlak voor heb, juist
om te voorkomen dat de ondernemers tussen wal en schip komen te vallen. Had ik het
beter en mooier willen zien voor de ondernemers? Ja, persoonlijk had ik dat graag
willen zien. Maar hier heb ik draagvlak voor. Dit is waar iedereen in het kabinet
achter staat.
De voorzitter:
Dan wil ik u vragen om verder te gaan met uw volgende blokje.
Staatssecretaris Jansen:
Dat zijn alle vragen over de effecten van het kabinetsbeleid. Een deel zal ik misschien
overslaan, omdat ik dat al gehad heb. Maar ik zal wel refereren aan datgene wat ik
daar al over gezegd heb.
Mevrouw Veltman van de VVD: welke opties zijn er onderzocht om invulling te geven
aan de motie-Veltman? Binnen de kaders van de motie en het regeerprogramma hebben
we alle opties onderzocht die er waren. Dat waren een aantal opties. We hebben niet
alleen gekeken naar wat we qua ontheffingen extra kunnen harmoniseren, zoals ontheffing
voor bedrijfseconomische omstandigheden en netcongestie – ik noemde dat net ook al
– maar ook naar wat we eventueel kunnen aanpassen in de overgangsregeling voor bestelbussen
en vrachtwagens in de emissieklassen 5 en 6, en of we ontheffing voor specifieke doelgroepen
kunnen toevoegen. Hierbij is gekeken naar de belangen van alle verschillende betrokken
partijen. Daarvoor hebben we juist de gesprekken gevoerd met ondernemers, gemeenten
en ook met Kamerleden. Mij is duidelijk geworden dat al deze partijen helaas, zoals
ik al een paar keer heb gezegd, nogal verschillend tegen dit dossier aankijken. Dit
pakket aan maatregelen is terug te vinden in het voorstel dat we hebben gedaan. Dat
heb ik voorgelegd in de ministerraad en daar heb ik akkoord voor gekregen.
Dan een vraag van de heer De Hoop van GroenLinks-PvdA: hoe kijkt u aan tegen de huidige
ontwikkeling, die haaks staat op de rust die Berenschot adviseerde? Ik wil zo snel
mogelijk een einde maken aan de onduidelijkheid bij de ondernemers, en rust bieden
door de balans te vinden tussen bestaande afspraken en de nieuwe politieke werkelijkheid.
Aan gemeenten doe ik daarom de oproep om mee te bewegen en samen met ons te werken
aan een boetevrije periode van een jaar. Dat heb ik zonet ook al gezegd. Aan de Kamer
vraag ik om de vier jaar uitstel voor de emissieklasse 6-dieselbusjes en de winst
van één jaar boetevrij te omarmen.
Dan een vraag van mevrouw Veltman: kunt u de garantie geven dat de boetevrije periode
één jaar zal zijn? Volgens mij ben ik daar zonet al op ingegaan.
De voorzitter:
Zou u uw interruptie kunnen bewaren tot het einde van het blokje, mevrouw Veltman?
Staatssecretaris Jansen:
Anders ga ik er iets uitgebreider op in, voorzitter. Misschien kan dat een vraag voorkomen.
De voorzitter:
Nee, ik zou gewoon even doorgaan met uw betoog.
Staatssecretaris Jansen:
De gemeenten gaan, zoals ik net heb betoogd, over de invoering van zero-emissiezones,
net als over het verzoek aan het Openbaar Ministerie over een boetevrije periode.
Daarmee kan ik dus geen garantie geven over de lengte van de boetevrije periode. Wel
kan ik hierop een inspanningsverplichting geven. Ik zal me absoluut tot het uiterste
inspannen om dit voor elkaar te krijgen. Ik doe nogmaals een oproep aan de gemeenten:
beweeg met ons mee; we moeten werken aan die boetevrije periode van een jaar.
Dan een vraag van de heer Bamenga: heeft de Staatssecretaris rekening gehouden met
mogelijke rechtszaken door uitstel, afstel of een lange boetevrije periode? Mochten
er eventueel rechtszaken komen, dan zien we die met vertrouwen tegemoet. We hebben
naar alle belangen gekeken, dus zowel naar die van de gemeenten als die van de ondernemers
en zowel naar die van voorstanders als naar die van tegenstanders. Dat hebben we zorgvuldig
gedaan. Daarmee hebben we ook een gebalanceerd kabinetsbesluit gepresenteerd. Zoals
ik zonet al betoogde, is er bij een boetevrije periode niet zozeer sprake van een
desinvestering als wel van een investering die misschien een jaar te vroeg is gedaan.
Dan een vraag van de heer Bamenga en mevrouw Veltman: wat gaat de Staatssecretaris
doen om het vertrouwen van de gemeenten en de ondernemers te herstellen? In de afgelopen
periode hebben wij nauw samengewerkt met gemeenten, brancheverenigingen en belangenorganisaties.
In de Kamerbrief heb ik een voorstel gedaan waarop alle partijen zich uiteindelijk
zouden moeten kunnen ontmoeten binnen de kaders van onder andere het hoofdlijnenakkoord.
Ik ben me er ook van bewust dat ik zal moeten samenwerken met alle betrokken partijen
om meer invulling te geven aan dit plan. In de komende periode ga ik dan ook graag
in gesprek met de gemeenten en de brancheverenigingen. Ik heb er alle vertrouwen in
dat we op een constructieve manier kunnen samenwerken, omdat we allemaal hetzelfde
doel nastreven, namelijk het soepel laten verlopen van de overgang naar zero emissie.
Hoe kijk ik aan tegen de tweede brief van Berenschot, waarin het zegt dat optrekken
met de gemeentes cruciaal is? Dat is wederom een vraag van de heer De Hoop. In dit
dossier constateren we duidelijk een wederzijdse afhankelijkheid tussen gemeenten
en Rijk. De gemeenten gaan over de invoering van de zero-emissiezones, evenals over
het verzoek aan het Openbaar Ministerie. Ik ga met de gemeenten in gesprek over de
boetevrije periode, harmonisatie en belangrijke ontheffingen, waaronder bedrijfseconomische
omstandigheden en netcongestie. Uiteindelijk moet dit uniformiteit en duidelijkheid
bieden richting ondernemers. Dat is volgens mij een wens uit zowel het hoofdlijnenakkoord
als het regeerprogramma.
Dan een vraag van de heer Van Dijk van NSC: kunnen we ervan op aan dat de gemeenten
dit compromis accepteren en meewerken aan de uitvoering, en dat de Staatssecretaris
erbovenop blijft zitten? Volgens mij ben ik daar zonet op ingegaan. Ik kan u geen
garanties geven anders dan dat ik continu in gesprek ben, ook met de gemeenten, om
te kijken of we hier op een goede manier uit kunnen komen.
Dan een vraag van de heer De Hoop. De gemeenten noemen dit onbetrouwbaar bestuur en
vinden dat het lokale gezag wordt ondermijnd, en ze zeggen bovendien dat de Staatssecretaris
het wist. Volgens mij ben ik daar net al uitgebreid op ingegaan.
De heer Bamenga vraagt hoe het kan dat er een verschil zit tussen wat de Staatssecretaris
schrijft en wat de wethouders schrijven. Volgens mij ben ik daar ook op ingegaan.
Dan nog een vraag van de heer Bamenga: hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen de
negatieve invloed die dit gaat hebben op de CO2-reductie in Nederland? Ik denk dat dat een interessante vraag is. De klimaatdoelstellingen
komen hierdoor namelijk niet in gevaar. In de berekening van het Klimaatakkoord en
ook in de jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning, KEV, wordt pas per 2030 gerekend
met het CO2-effect van zero-emissiezones. Met dit kabinetsbeleid houden wij dus vast aan de doelen van de zero-emissiezones,
namelijk schone lucht in onze binnensteden en CO2-reductie.
Nog twee vragen en dan heb ik dit kopje afgerond, voorzitter.
Wederom een vraag van de heer Bamenga. Welke maatregelen ga ik nemen om de negatieve
effecten van het plan te compenseren? Volgens mij heb ik dat net aangegeven. De doelstellingen
voor 2030, zowel het Klimaatakkoord als het Schone Lucht Akkoord, komen met dit beleid
niet in gevaar. Wij zien dan ook geen reden om hier extra voor te compenseren.
De laatste vraag is van de heer El Abassi van DENK. Kan ik ondernemers die al hebben
geïnvesteerd, compenseren of subsidiëren? Ik heb geen plannen voor een compensatieregeling,
want ondernemers hebben de afgelopen jaren ruimschoots gebruik kunnen maken van bestaande
subsidieregelingen voor de aanschaf van een zero-emissiebestelbusje en -vrachtwagen.
Ook is er een subsidieregeling voor de laadinfrastructuur. Het gaat om tientallen
miljoenen in de afgelopen vier jaar.
Dat was het kopje effecten kabinetsbeleid.
De voorzitter:
Dan kijk ik even naar de leden om te zien of er vragen of interrupties zijn. Ik zie
geen interrupties. O, toch wel. Mevrouw Veltman.
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik hoor de woorden: de Kamer kan één jaar boetevrij zien als winst. Dat heb ik de
Staatssecretaris twee keer horen zeggen. Het is heel goed dat er een inspanningsverplichting
is – ik verwacht niet anders van een Staatssecretaris – maar ik zie het niet als winst
als ik geen garanties krijg. De VVD wil graag garanties voor de ondernemers die er
nu van wakker liggen, die niet weten hoe ze vanaf 1 januari – dat is over vier weken
– en in de periode daarna het probleem moeten oplossen. Hoe moeten ze daar nou mee
verder? Ik vraag me dus toch af wat er dan precies wordt bedoeld met «winst».
Staatssecretaris Jansen:
De winst is dat we vanuit het voorstel van de gemeenten in ieder geval van vier naar
zes maanden zijn gegaan. Maar wat ik bedoel met winst, is het volgende. We hebben
nog een aantal maanden de tijd om met die gemeenten het gesprek te voeren en om toch,
gehoord de discussie in de Kamer, gehoord de wens vanuit het kabinet, naar dat één
jaar boetevrij toe te werken. Dat is de winst die we hebben. Heb ik een garantie?
Ik heb het net al twee keer eerder gezegd: nee, ik kan u geen garantie geven, anders
dan dat ik het gesprek daarover ga blijven voeren met de gemeenten.
De heer El Abassi (DENK):
Ik heb inderdaad de Minister gevraagd of de ondernemers met elektrische busjes gecompenseerd
of gesubsidieerd konden worden. Maar voorafgaand daaraan had ik een andere vraag gesteld,
namelijk of hij bereid was om te onderzoeken of emissievrije zones niet alleen uitgesteld,
maar zelfs afgesteld konden worden. Mijn bedoeling was om die twee vragen aan elkaar
te koppelen. Stel dat we dit zouden afstellen en dat dit niet zou doorgaan, kunnen
we dan die ondernemers compenseren? Dat is eigenlijk de vraag zoals ik ’m bedoelde.
Ik heb net een ander antwoord gekregen van de Staatssecretaris, waarin hij lijkt aan
te geven: ze hebben al tientallen miljoenen aan subsidies gehad, dus zijn we niet
van plan om meer subsidies te geven. Dat is niet de insteek die ik bedoelde.
Staatssecretaris Jansen:
Ik kom daar zo op terug, als dat goed is, voorzitter.
De voorzitter:
Ik zie geen ander interrupties, dus u kunt uw betoog vervolgen.
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter. Dan kom ik bij het onderwerp specifieke groepen. Ik begin met een vraag
van de heer Vermeer van de fractie van BBB. Kan ik de keiharde garantie geven dat
er geen zero-emissiezones voor personenauto’s komen of dat er via milieuzones gelijkwaardige
beperkingen worden ingesteld? Ja, die garantie kan ik geven. In de wet is aangegeven
voor welke voertuigen zero-emissiezones mogelijk zijn. Het gaat hier alleen om bestel-
en vrachtauto’s. Er kunnen dus geen zero-emissiezones op personenauto’s worden ingesteld.
Ik heb ook geen enkele intentie of geen enkel plan om de wet hiervoor aan te passen.
Ik heb de steden daar al over geïnformeerd. Gemeenten hebben wel de mogelijkheid om
milieuzones in te voeren. Daar ging een van de interruptietjes net ook over. Milieuzones
kunnen niet gebruikt worden om een zero-emissiezone voor personenauto’s in te voeren.
Dan ga ik naar een vraag van de heer Van Dijk van de fractie van NSC: kan er in de
regeling voor marktkooplui ook een regeling voor ambulante handel worden meegenomen,
zodat markthandelaren niet in gemeente A welkom zijn en in gemeente B geweerd worden?
Gemeenten kunnen op basis van de huidige ontheffingen maatwerk bieden aan de marktkooplui.
Wij gaan met de gemeenten en de brancheorganisatie bespreken of het nodig is om een
meer geharmoniseerde afspraak op te nemen in het nieuwe convenant. Ik denk dat dat
wenselijk is, omdat je daarmee duidelijkheid schept voor de ondernemers.
Een vraag van de heer Vermeer van BBB. U vroeg me naar de impact van de zero-emissiezones
op kermiswagens; net hebben we daar ook al kort over gesproken. In de wet, RVV 1990,
zoals de heer Heutink net vermeldde, is opgenomen dat kermis- en circusvrachtwagens
altijd recht hebben op een ontheffing, mits zij dertien jaar of jonger zijn. Ik draag
de kermis en het circus echt een warm hart toe. Dat kan ik echt vanuit mijn hart toegeven.
Ik ben daarom blij dat zij een geharmoniseerde ontheffing kunnen krijgen. Zij moeten
deze ontheffing één keer aanvragen bij het centraal loket, en die is vervolgens in
heel Nederland geldig.
Een vraag van de heer El Abassi: kunt u helderheid verschaffen over de gevolgen van
deze plannen voor verhuizers en klussers die deze busjes nodig hebben? Voor verhuizers
geldt dat zij tot 2030 onder een ontheffingsregeling vallen. Dit geldt wanneer het
voertuig maximaal twaalf jaar oud is. Voor oudere verhuis- en klusvoertuigen geldt
dat deze bedrijven, indien nodig, gebruik kunnen maken van reguliere ontheffingsmogelijkheden.
De ondernemer kan deze ontheffing aanvragen bij een centraal loket.
Dat waren de vragen.
De heer El Abassi (DENK):
Ik wil ’m toch even iets algemener inschieten. De Minister gaf aan dat er verschillende
partijen zijn en dat dingen verschillend worden geïnterpreteerd. Als ik kijk naar
de coalitie zelf, merk ik dat daar ook geen eensgezindheid in is. Ik probeer dat vandaag
toch duidelijk te krijgen. Ik zou de Minister het volgende willen vragen. Is het kabinet
nou voor of tegen emissiezones? En als ze voor die emissiezones zijn, hoe moet ik
dat dan zien en waarom zijn ze daarvoor?
De voorzitter:
Het is aan de Staatssecretaris. U zei «Minister».
Staatssecretaris Jansen:
Dat maakt niet uit, voorzitter, maar ik begrijp ... Nee, u heeft gelijk. U heeft honderd
procent gelijk. Juist de vragen die hier nu gesteld worden, niet alleen door de heer
El Abassi, maar ook door andere Kamerleden, zijn de reden dat we binnen het kabinet
voor deze aanpak hebben gekozen. Als het begin 2025 fout gaat, hebben we bij wijze
van spreken extra redenen voor uitstel van de boete, tot dat ene jaar dat wij voor
ogen hebben. Zo niet, dan kunnen wij naar de ministerraad ten behoeve van een spoed-AMvB.
Dat is hoe we daarmee om kunnen gaan.
Wat ik nog interessanter vind, is het volgende. De heer El Abassi had het ook over
communicatie en interpretatie. Ik ben zelf vorige week dinsdag in Amsterdam geweest,
en ik heb eens gekeken hoe het daar in de praktijk gaat. Nou, dan kom je bij een invalsweg
Amsterdam in en dan staat er een matrixbord met «milieuzone gaat in per 01-01-2025».
Maar voor ondernemers is het lastig om de informatie te vinden die ze nodig hebben.
Een ander voorbeeld. In Den Bosch was een informatieavond voor ondernemers. Die was
op een dag dat er geen markt was, dus de marktkooplui waren daarvan niet op de hoogte
en dus ook niet aanwezig. Dat zijn de dingen waar we tegenaan lopen. Op het gebied
van communicatie kan er dus echt nog wel verbetering plaatsvinden. Dat zijn juist
de redenen die wij willen gebruiken om in 2025, als de zones ingaan, te kijken naar
hoe we omgaan met de dingen waar we tegenaan lopen.
De basisvraag was of wij voor of tegen het instellen van emissiezones zijn. Volgens
mij heeft de Kamer in het verleden heel duidelijk een uitspraak gedaan. Per 1 januari
2025 kunnen gemeenten overgaan tot de instelling van een zero-emissiezone. Wij proberen
alleen om die voor de ondernemers zo goed mogelijk te laten landen. Met onze Kamerbrief
en met ons voorstel proberen we dat op de juiste manier vorm te geven.
De voorzitter:
Ik zie nog een vervolgvraag bij de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Ik had net ook een kort debatje met de heer De Hoop. We kunnen het met elkaar oneens
zijn, maar hij heeft er wel een visie op. Hij heeft wel een gedachte; hij wil wat
doen. Dat compliment mag de heer De Hoop ook ontvangen. Maar het kabinet? Ik heb geen
idee hoe zij in deze wedstrijd zitten. Is het kabinet nou voor of tegen zero-emissiezones?
Er zijn genoeg knoppen waar het kabinet aan kan draaien om de CO2-uitstoot te verminderen. Als ik even kijk naar het kabinet zelf, zie ik met name
partijen die in het verleden keihard hebben geschreeuwd tegen zero-emissiezones te
zijn, en ik hoor ze nu eigenlijk dezelfde toon aanslaan. Mijn vraag aan het kabinet
is: is het tegen, zoals ik hoor uit de geluiden van in ieder geval drie van de vier
partijen, of is het voor? En als het kabinet voor is, kan het dan uitleggen waarom?
Zit daar een verhaal achter? Wil het de CO2-uitstoot verminderen?
Staatssecretaris Jansen:
Het antwoord is heel simpel: ik kijk naar de passages in het hoofdlijnenakkoord, ik
kijk naar de passages in het regeerprogramma, en op grond van die passages is dit
de uitwerking waar wij binnen het kabinet draagvlak voor hebben.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Naar aanleiding van de vragen die eerder gesteld zijn over het spoed-AMvB hoorde ik de Staatssecretaris dat nadrukkelijk in de beantwoording nog wel als
mogelijkheid noemen. En ik moet zeggen dat mijn fractie dat behoorlijk ingewikkeld
vindt, want dan hebben we zo meteen die invoering en ga je heel hard ingrijpen in
het lokale gezag met een spoed-AMvB; ik denk dat het dan een nog grotere chaos wordt.
Ik zou eigenlijk de Staatssecretaris willen vragen of hij voor dit compromis staat
en dan ook zegt: dit is wat ik ga doen en daar laat ik het bij, en daar ga ik over
in gesprek met de gemeenten? En kunt u dan ook hierbij toezeggen: dit is mijn compromis
en ik ga dan niet later nog inzetten op een spoed-AMvB? Want ik denk dat je daarmee
nog meer chaos creëert. Ik zou het goed vinden als de Staatssecretaris dat zwaard
van Damocles boven de gemeenten in dit debat wel echt weghaalt. Het zou mij echt zorgen
baren als dat niet het geval is.
Staatssecretaris Jansen:
Dank voor deze vraag, zeg ik richting de heer De Hoop. Wat wij hebben aangegeven in
de Kamerbrief is dat wij met de gemeenten op de juiste manier hieruit proberen te
komen, met uitstel, een jaar boetevrij en emissieklasse 6 tot 2029. Dat is wat wij
proberen. Op het moment dat een meerderheid van de Tweede Kamer mij oproept om het
via een spoed-AMvB te realiseren, neem ik dat mee terug naar de ministerraad, kijk
ik of we daar inderdaad draagvlak voor vinden en ga ik daarmee aan de gang. Dat is
hoe ik daarmee omga.
De voorzitter:
U bent wel door uw interrupties heen.
De heer Heutink (PVV):
Dan wil ik hier even vragen aan mijn collega’s of ik nog één interruptie mag doen,
want dat ...
De voorzitter:
Daar gaan we niet aan beginnen. Er komt nog een tweede termijn; die kunt u daarvoor
gebruiken. Ik verzoek de Minister om door te gaan met zijn verhaal. Staatssecretaris,
ga uw gang.
Staatssecretaris Jansen:
Dan kom ik bij het kopje Centraal Loket en convenant, voorzitter. Een vraag van de
heer Van Dijk van NSC: wanneer wordt het convenant met de extra standaardisatie verwacht?
Samen met gemeenten, branchevereniging en belangenorganisaties is er al een conceptconvenant
voor de periode tot 2030 opgesteld. Mijn inzet is om in het eerste kwartaal van 2025
samen met deze partijen het convenant te ondertekenen.
Nog een vraag van de heer Van Dijk: zijn het convenant en het Centraal Loket operationeel
voordat de gemeenten na zes maanden boetevrij handhaven kunnen overgaan tot handhaving?
Ja, het Centraal Loket is al operationeel sinds in juli 2024. Mijn verwachting is
dat we het nieuwe convenant in het eerste kwartaal van komend jaar kunnen ondertekenen.
Een vraag van nogmaals de heer Van Dijk: hoe staat het nu eigenlijk met dat Centraal
Loket en is het monitoringsysteem ook tijdig in de lucht? Op het Centraal Loket ben
ik net ingegaan. En het monitoringsysteem zal tijdig in de lucht zijn. Er worden al
veel data verzameld over de ontheffingsaanvragen: wie waarom een aanvraag indient,
welk type ontheffing nodig is en hoeveel ontheffingen er worden verstrekt. Ook staat
er nog een toezegging aan de Kamer open. Daarom wil ik voor het einde van dit jaar
– nou, we zitten al in december – per brief een evaluatie van de eerste drie maanden
van het Centraal Loket met de Kamer delen. Die kunt u dus spoedig van mij verwachten.
Even kijken ... Nog twee stuks, voorzitter. Of wilt u eerst een interruptie toestaan?
Zo nee, dan een vraag van wederom de heer Van Dijk: kan ik meer duidelijkheid geven
over de afgesproken bestuurlijke momenten van evaluatie op basis van het dashboard;
is dat maandelijks of per kwartaal? Op zeer korte termijn zal ik hierover afspraken
maken op bestuurlijk niveau. Ik sta in nauw contact met alle betrokken partijen en
vanuit het convenant vindt er wekelijks, maandelijks en op kwartaalbasis structureel
overleg plaats op verschillende niveaus.
En de laatste vraag, wederom van de heer Van Dijk: aan welke interventiemogelijkheden
denk ik op het moment dat uit de evaluatie blijkt dat ingrijpen noodzakelijk is? Nou,
op dit moment gaan we er nog steeds van uit dat ingrijpen niet nodig is, omdat er
een kabinetsbeleid ligt waarin alle belangen, voor zover wij kunnen overzien, zijn
meegewogen. Mocht bijsturing daadwerkelijk noodzakelijk zijn, dan ga ik hierover in
gesprek met gemeenten en met ondernemers. En ik heb het al eerder gezegd: daarbij
liggen voor mij alle opties op tafel.
De voorzitter:
Ik kijk naar de commissie. Mevrouw Veltman.
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik hoorde de Staatssecretaris net zeggen: als de Kamer wil dat ik toch naar een spoed-AMvB
ga kijken – daar is een meerderheid voor – dan neem ik dat mee terug en ga ik daarnaar
kijken. Maar dat is toch eigenlijk ook wat de motie zegt, waar al een meerderheid
voor is? Kortom, er moet een plan komen om die uitzondering voor die ondernemers te
kunnen bieden. Dat zegt de motie, waar een meerderheid voor is, dus ik begrijp niet
zo goed wat er nog meer nodig is voor de Staatssecretaris, want die opdracht heeft
hij inmiddels.
Staatssecretaris Jansen:
Dat is een goede vraag van mevrouw Veltman. Wij hebben de motie geïnterpreteerd zoals
wij dat hebben gecommuniceerd in de kabinetsbrief. Binnen de ministerraad is hier
draagvlak voor. Voor een verdergaande maatregel is geen draagvlak op dit moment.
Voorzitter. Ik heb inmiddels ook het antwoord op de vraag van de heer El Abassi gekregen.
De voorzitter:
Dan doen we die er gelijk achteraan.
Staatssecretaris Jansen:
Ga ik ondernemers compenseren die al hebben geïnvesteerd, is de vraag. Daar zie ik
geen aanleiding toe. Het kabinetsbeleid gaat niet over afstel maar over een boetevrije
periode van één jaar. Investeren in de zero-emissiebusjes doen ondernemers om verschillende
redenen, bijvoorbeeld omdat het goedkoper is op de lange termijn of vanwege de duurzaamheid.
Het is dus geen desinvestering.
De voorzitter:
Helder. Ik kijk even of er nog vragen zijn. Nee? Dan kunt u gewoon vervolgen.
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb eigenlijk nog één punt, voorzitter, onder de noemer specials. Dat was de vraag
van mevrouw Veltman, of eigenlijk niet zozeer een vraag maar meer een opmerking die
langskwam in een interruptie. Zij zegt dat het veel administratieve lasten oplevert
om een ontheffing vanwege bedrijfseconomische omstandigheden te krijgen. Dat klopt.
Er worden verschillende voorwaarden gesteld aan het aanvragen van een ontheffing.
De voorwaarden zijn opgesteld om een beeld te kunnen krijgen van de onderbouwing van
een aanvraag en om fraude te voorkomen. Dit vraagt een eenmalige tijdsinvestering,
waarna er voor een langere tijd een geldende ontheffing verkregen kan worden. In mijn
Kamerbrief van 20 november geef ik mijn intentie weer dat deze ontheffing voor álle
steden moet gelden als deze eenmaal is toegekend. Het is dus een eenmalige investering
en het zijn ingewikkelde vragen, maar het geldt wel voor alle steden waar de zero-emissiezone
op dat moment actueel is.
De voorzitter:
Ik zie nog één interruptie van de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Als de Staatssecretaris klaar is met spreken, dan heb ik nog wel een vraag. Ik heb
de Staatssecretaris terecht horen spreken over harmonisatie en standaardisatie. Ik
zie dat probleem wel, omdat de zero-emissiezones nu bij alle gemeentes liggen, meer
dan 300 verspreid over het hele land. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen en
eigenlijk ook met hem mee willen denken over hoe we vanuit hier ervoor kunnen zorgen
dat het gestandaardiseerd, geharmoniseerd wordt, bijvoorbeeld door een artikel toe
te voegen aan de Wegenverkeerswet. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen aan, zodat
we met een goeie, concrete eis komen waardoor alles duidelijk is, ook voor de gemeentes,
voor nu en in de toekomst?
Staatssecretaris Jansen:
Natuurlijk staan wij als kabinet altijd open voor goede suggesties, dus ook voor die
van de heer El Abassi. Ik roep alleen wel in herinnering dat het traject dat ik noemde
voor bijvoorbeeld de spoed-AMvB 13 tot 63 weken duurt. Als we dit via een gewone AMvB
zouden doen, zou het zomaar twee jaar kunnen duren. Dus ik vind de suggestie prima,
maar ik moet wel waarschuwen voor de termijnen die daarmee gemoeid zijn.
De voorzitter:
De heer El Abassi, uw laatste interruptie inderdaad.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dat had ik door. Beter laat dan nooit zou ik richting de Staatssecretaris
willen aangeven. En ik zie ook een en-en-optie. We kunnen ervoor zorgen dat we in
gesprek blijven met de gemeenten en tegelijkertijd een AMvB inzetten en aan een wetgevingswijziging
werken. Ik zou de Staatssecretaris daar richting de stemming van morgen best bij willen
helpen met een amendement en wellicht in het tweeminutendebat met de moties die deze
kant op zullen komen. Maar ik zou de Staatssecretaris ook willen vragen om daar vooral
met de coalitiepartners over te praten en om daar eensgezindheid in te tonen. Dat
zou helpen, denk ik.
Staatssecretaris Jansen:
Juist dit is ook onderdeel van het gesprek dat we iedere keer met de gemeenten hebben.
U zult immers ook wel begrijpen dat een spoed-AMvB bij de gemeente niet altijd als
even prettig wordt ervaren. Dus wij proberen juist iedere keer in overleg op de juiste
punten overeenstemming te bereiken. Daar is onder andere het convenant voor. Dat is
juist bedoeld om te kijken of we voor bepaalde uitzonderingen verdergaande harmonisatie
en standaardisatie kunnen bewerkstelligen. Een spoed-AMvB heb ik zelf ooit een «zeer
lomp middel» genoemd, maar het is wel effectief. Zo wordt het ook wel ervaren, dus
dat maakt de discussie af en toe wat lastig.
De voorzitter:
Mevrouw Veltman, u was iets eerder dan uw collega.
Mevrouw Veltman (VVD):
Even een vraag om wat te preciseren: daarnet hoorde ik de Staatssecretaris zeggen
dat een ontheffing vanwege bedrijfseconomische omstandigheden niet per gemeente maar
landelijk in één keer aangevraagd zou moet worden. Dat is in ieder geval het minste
wat we zouden kunnen doen. Wel vraag ik me af waarvoor we hier nou eigenlijk zitten.
Dat is omdat wij zien dat die ondernemers nu met hun handen in het haar zitten. Ze
weten niet hoe ze verder moeten, omdat ze niet aan de eisen kunnen voldoen. Ik moet
zeggen dat het me heel erg tegen de borst stuit hoe in deze Kamer soms gesproken wordt
over deze ondernemers. Kijk naar het gemak waarmee, in dit geval dan, gezegd wordt:
ach, het hoeft maar één keer. De vraag is overigens of het volgend jaar dan weer één
keer moet. Maar het is nogal wat waar je voor moet staan. Je moet ook nog eens een
accountant inhuren om dat voor je te regelen. Mijn vraag die hieruit voortvloeit,
is dus eigenlijk: is de Staatssecretaris met de ondernemers, die dit zo lastig vinden,
gaan praten? Is hij die winkelcentra, stadscentra en winkelstraten ingelopen om precies
over dit probleem te praten, zodat helder is waar het probleem zit en wat er van ze
verwacht wordt, en helder is dat deze ondernemers dat gewoon niet trekken?
Staatssecretaris Jansen:
Dat is een goede vraag van mevrouw Veltman. Ambtelijk is er ook via de koepels contact
hierover geweest. Ook met de gemeenten hebben we hierover gesproken, juist om te kijken
in hoeverre je dingen kunt versimpelen. Natuurlijk is het onwenselijk dat het heel
veel tijd kost en dat er om lastige informatie wordt gevraagd. Het hoeft gelukkig
maar één keer, en dat bedoel ik zeker niet bagatelliserend. Want hoe simpeler en makkelijker,
hoe beter. Maar de situatie is wel zoals die is, en ook binnen de afspraken met de
gemeenten in het convenant proberen we ook dit soort dingen mee te nemen. Maar daarvoor
moeten we er uiteindelijk met elkaar wel overeenstemming over bereiken. Wij hebben
gemeend dat het goed is om dit landelijk op die manier vorm te geven, maar het is
iedere keer weer een kwestie van onderhandelen met elkaar.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Onderhandelen is wat Nieuw Sociaal Contract betreft geen dictaat dat je drie weken
van tevoren aan gemeenten oplegt met een spoed-AMvB, die we ook nog in de Kamer zorgvuldig
moeten behandelen, wat dus 13 tot – hoeveel weken was het? – maar liefst 63 zou kunnen
duren. Dat geeft onduidelijkheid, waar niemand mee geholpen is. Ik ben er niet van
overtuigd dat een meerderheid van deze Kamer daarvoor is, even los van het feit wat
we dan gaan regelen in die spoed-AMvB, want dat is mij in dit debat niet helder geworden.
Maar misschien zou de Staatssecretaris nog even kunnen duiden wat het gaat betekenen
als hij wél die opdracht zou krijgen en er een meerderheid in het kabinet is om die
route op te gaan? Wat betekent dat voor gemeenten? Wat voor reactie kunnen we dan
verwachten? Gaan ze daar überhaupt meewerken aan de uitvoering? Op 1 januari gaan
ze toch gewoon verder met de invoering, dus mijn gevoel is dat er vooral meer bestuurlijke
chaos ontstaat, als we die route op zouden gaan. Zou de Staatssecretaris dat nog een
keer kunnen toelichten?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik daar al het een en ander over gezegd. Het kan betekenen dat er
daardoor meer chaos ontstaat, omdat er minder harmonisatie, minder standaardisatie
is. Daarnaast werd het in de discussie met de gemeenten – want het is wel met de gemeenten
besproken – wel ervaren als: u zet een vrij zwaar middel in, waardoor wij het gevoel
hebben dat u niet serieus onze inzet waardeert. Die discussie hebben we met elkaar
gevoerd, nogmaals, in een hele goede sfeer. Alleen, voor mij was het een soort paardenmiddel,
als dus blijkt dat een aantal ondernemers tussen wal en schip terecht gaat komen.
Maar we proberen iedere keer – dat is nog steeds het standpunt van het kabinet – met
alle betrokkenen, brancheorganisaties, gemeenten, individuele ondernemers juist te
voorkomen dat mensen tussen wal en schip belanden. Dat is het gesprek dat we aan de
lopende band met elkaar voeren. We zijn er nog niet uit met elkaar. Dat kan ik blijven
herhalen, maar de intentie van het kabinet is: een jaar boetevrij en vier jaar uitstel
voor mensen met emissieklasse 6. Ik ben het wel met mevrouw Veltman eens – en daarom
zeg ik ook dat het niet denigrerend bedoeld is – dat we het hebben over 5% tot 15%
van de ondernemers. Dat betekent dat we het uiteindelijk – we gaan even uit van het
negatieve – voor 85% wel goed in beeld hebben. Maar dat jaar boetevrij is juist bedoeld
om ook de resterende 15% die tussen wal en schip zou kunnen belanden, op een goede
manier van dienst te kunnen zijn.
De voorzitter:
De heer Van Dijk, aanvullend.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank voor deze toelichting van de Staatssecretaris en voor de eerder gedane toezegging
om die marktkooplui toch nog eens verder mee te nemen, dus om ook standaardisatie
mogelijk te maken voor degenen met voertuigen van dertien jaar en ouder. Want het
doel is toch ook om dat binnen dat halfjaar geregeld te krijgen, sterker nog, om dat
mee te nemen in het convenant dat al in Q1 van «25 gesloten zou worden. Dat zou mijn
vraag zijn ter verduidelijking. Er wordt dus ook voor marktkooplui gewerkt aan verdere
standaardisatie. Wordt dat dan al meegenomen in het convenant dat nu in Q1 wordt opgesteld?
Staatssecretaris Jansen:
Dat is inderdaad een van de groepen die we in het convenant willen meenemen. Overigens,
even om scherp te zijn: bij die dertien jaar ging het over kermisexploitanten. Daar
gingen die dertien jaar over.
De voorzitter:
Dan wil ik de Staatssecretaris bedanken voor zijn beantwoording tot zover. We gaan
naar de tweede termijn van de Tweede Kamer. De heer Bamenga ziet af van een tweede
termijn. Ik wil iedereen 1 minuut 20 geven. Het mag sneller. Ik kijk ook even naar
de klok. We hebben tot 18.30 uur. Het woord is aan mevrouw Veltman.
Mevrouw Veltman (VVD):
Voorzitter. Ik ben teleurgesteld. Ik ben ook verbaasd over ... Ik heb een beetje het
gevoel alsof ... We zitten hier onder meer omdat we de taak hebben om te bekijken
of beleid dat we in uitvoering zien gaan, goed gaat en waar het dan aan schort, en
om te kunnen bijsturen als het niet goed gaat. Daarvoor zitten we hier. Daarvoor was
de motie ingediend. Als ik dit allemaal hoor, dan ben ik niet gerustgesteld. Laat
ik dat maar vooropstellen. Om die reden zal ik ook een tweeminutendebat aanvragen.
De voorzitter:
De heer De Hoop, een interruptie?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Hebben we twee interrupties of één? Twee. Dank. Betekent dat dan dat mevrouw Veltman
de Staatssecretaris hierbij oproept, en daar dan in het tweeminutendebat een motie
voor zal indienen, om dat spoed-AMvB-proces in te leiden? Is dat wat we kunnen verwachten?
Mevrouw Veltman (VVD):
Nou, ik denk daar nog even over na. Wat ik belangrijk vind, is dat er garanties komen,
en die heb ik niet gehoord. Ondertussen hoor ik dat er ambtelijk via de branches en
met gemeenten is gesproken over die ondernemer waar we het nu over hebben. Ik mis
echt de link met de praktijk. Daar wil ik garanties voor. Ik denk nog na. Ik overweeg
nog in welke vorm en welke motie ik dat zal doen.
De voorzitter:
Tweede en laatste interruptie.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dat is prima. Dan concludeer ik dat er twee mogelijkheden zijn. Óf de VVD dient een
motie in voor een spoed-AMvB, want er is geen andere mogelijke route om in die gemeentelijke
bevoegdheid in te grijpen. Daarmee geeft u de Staatssecretaris de opdracht om dat
te doen. Óf u trekt uw keutel in. Als de Staatssecretaris niet doet wat u wil als
u die motie indient, dan moet u met zulke grote woorden eigenlijk ook een motie van
afkeuring indienen. Dus ik wil graag van de VVD horen: hoe stevig is dit dan? Want
als u zo hard het debat in gaat en zegt dat die motie niet wordt uitgevoerd en dat
u meer wilt en teleurgesteld bent, dan moet u die route ook hard bewandelen. Dus ik
ben benieuwd: waar staat de VVD? Durft u dan nu ook kleur te bekennen over wat de
route wordt?
Mevrouw Veltman (VVD):
Vooropgesteld, ik moet helemaal niets. Dat past ook erg goed bij de partij die wij
zijn, de VVD. Ik moet helemaal niets en ik ben al helemaal niet bereid om hier mee
te doen aan een politiek spel. U heeft het over de consequenties en dat soort zaken.
Ik heb het over de inhoud. Laat mij mijn afweging maken. Ik ben niet gerustgesteld.
Ik wil graag garanties en daar zal ik moties over indienen.
De heer El Abassi (DENK):
Ik hoor de VVD het hebben over garanties voor ondernemers. Geldt dat ook voor garanties
ten aanzien van personenauto’s? Want we zien dat steeds meer gemeentes ook daartoe
willen overgaan.
Mevrouw Veltman (VVD):
Zeker. De heer El Abassi is volgens mij net iets later in het debat gekomen, want
ik heb helemaal bij aanvang van mijn inbreng aangegeven dat ik het heel prettig vind
dat deze Staatssecretaris zich ferm heeft uitgesproken tegen het toestaan van het
verbod op personenauto’s in zero-emissiezones. Want ik moet er niet aan denken.
De voorzitter:
Tweede en laatste interruptie.
De heer El Abassi (DENK):
Dat had ik wel gehoord, alleen, we hebben het over garanties. Die garanties zijn er
niet. Gemeentes gaan hierover, zoals de Staatssecretaris ook heeft aangegeven, dus
het kan zomaar zijn dat deze gemeentes straks besluiten om dit wel te doen. Volgens
mij kunnen wij hier in de Kamer ervoor zorgen dat we dat weghalen bij de gemeentes
en dat wij die bevoegdheid hebben. Daarom vraag ik de VVD, die garanties heel belangrijk
vindt: hoe kunnen we garanderen dat de gemeentes dit niet doen? Staat de VVD aan onze
zijde als we daar straks een amendement over indienen?
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik heb begrepen dat daar een wetswijziging voor nodig is. Daarvoor zitten wij in de
Kamer. Die moet eerst door onze handen gaan. Dat zal niet zo gemakkelijk gebeuren.
De voorzitter:
Helder. De tweede termijn van de heer Heutink.
De heer Heutink (PVV):
Voorzitter. Ik begrijp echt niet wie of wat de Staatssecretaris tegenhoudt om al die
ondernemers te behoeden voor de ondergang en hun faillissement. We verwachten écht
een beter voorstel van de Staatssecretaris. Met alle respect, meneer de Staatssecretaris,
maar het lijkt er echt niet op. Dat geldt ook voor de beantwoording. We kunnen écht
niet verkroppen dat al die ondernemers straks kopje-onder gaan omdat de Staatssecretaris
star vast blijft houden aan dit magere plan. Het is, net als wat de VVD zei, écht
teleurstellend dat de Staatssecretaris geen millimeter beweegt naar een meerderheid
– nogmaals, een meerderheid! – van deze Kamer. We hadden écht meer verwacht vandaag.
We zullen de uitkomsten van dit debat dan ook mee terugnemen naar de fractie om te
kijken wat er nodig is om uitstel tot 2029 alsnog te realiseren.
Tot slot. Even voor de duidelijkheid: deze Staatssecretaris heeft geen nieuwe motie
of nieuwe opdracht nodig om met een route te komen die voldoet aan de motie om voor
ondernemers tot 2029 uitstel te regelen. Hij heeft die meerderheid namelijk al. Hij
heeft draagvlak vanuit de Kamer en dus ook vanuit een meerderheid van het land om
dit te realiseren.
De voorzitter:
De tweede termijn van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris en zijn medewerkers bedanken voor
de antwoorden die we hebben gekregen, ook al ben ik daar niet blij mee. Maar het zijn
in ieder geval duidelijke antwoorden. We zullen heroverwegen of we de motie die we
bij de begroting van EZ ingediend hebben, nog een keer gaan indienen.
Verder is het zo dat er in maart 2026 gemeenteraadsverkiezingen zijn. BBB gaat hier
voor de eerste keer aan meedoen. Ik vrees dat we er nu niet uit gaan komen, en dat
dat dus blijkbaar in de gemeentes moet gebeuren. Burgers en ondernemers kunnen straks
dus kiezen voor blijvende chaos of voor het op dat moment oplossen van de veroorzaakte
chaos door zero-emissiezones. Daarvoor kunt u zich op onze website nog aanmelden.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. De laatste twee zinnen van de heer Vermeer zeggen natuurlijk genoeg. Met
alle respect, dit debat is eigenlijk een campagneaftrap geweest voor twee – inmiddels
zijn het er misschien wel drie – populistische partijen in het kabinet. Zij hebben
dit debat aangegrepen om te doen alsof ze dit even gaan regelen, dus dat de zero-emissiezones
niet ingevoerd gaan worden, terwijl dat gewoon een gemeentelijke bevoegdheid is. Ik
denk dat de VVD die motie voor een spoed-AMvB niet gaat indienen. Ik denk dat ze nogmaals
een oproep daarvoor gaan doen, maar ik denk niet dat ze het aandurven om het mes zo
bij de Staatssecretaris op de keel te zetten.
Ik denk ook dat de Staatssecretaris zich zou moeten bezinnen en als volgt zou moeten
nadenken. «Ik ben zelf Staatssecretaris. Ik heb die motie zo geïnterpreteerd, namelijk
voor een jaar. Daar heb ik de gemeentes nog niet eens in meegekregen.» Volgens mij
moet je dan als bestuurder tegen de coalitie zeggen: «Dit is wat ik heb kunnen doen.
Meer ga ik ook niet doen, want dan zet ik álle relaties met de gemeentes op het spel.»
Ik mag hopen dat de Staatssecretaris dit meeneemt in zijn overweging. Ik hoop dat
er snel duidelijkheid komt. Dat vind ik namelijk niet alleen belangrijk. Dat vinden
de mensen belangrijk. Het rapport van Berenschot is er ook heel helder in dat dit
juist belangrijk is bij de invoering van zo’n groot politiek dossier.
De heer Vermeer (BBB):
Ik wil even een persoonlijk feit maken. We zijn dit debat namelijk niet ingegaan met
het doel om campagne te voeren voor de gemeenteraadsverkiezingen. Maar de afdronk
en de reactie van het kabinet zijn gewoon heel duidelijk: daar moet de oplossing gezocht
worden. Daar kan de heer De Hoop een andere conclusie uit trekken. Maar ik vind dit
niet terecht. Ik vind dat hij daarmee ook geen recht doet aan de inhoudelijke inbreng
die wij hier gedaan hebben. Die hebben wij ook al in eerdere debatten gedaan. Die
zou hij wat mij betreft ook serieus moeten nemen.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik neem echt elke inhoudelijke bijdrage serieus. Maar ik neem ook de verhoudingen
tussen de gemeenten en het Rijk heel serieus. Dit is gewoon een gemeentelijke bevoegdheid.
Ik hoop toch dat het kabinet en de coalitie die verhoudingen respecteren. De laatste
zin van de inbreng van de heer Vermeer was grappend – dat begrijp ik – maar tegelijkertijd
vind ik ook wel dat dit een beetje de start van de campagne is tegen de zogenaamde
«linkse colleges», die van alles en nog wat willen. Jongens, kom op! We moeten de
bestuurlijke verhoudingen tussen de gemeenten en het kabinet serieus nemen. Ik vond
de brief van de VNG aan de Staatssecretaris ook vrij hard. Ik hoop dus ook dat hij
dit meeneemt in zijn afweging.
De voorzitter:
De heer Dekker, voor zijn tweede termijn.
De heer Dekker (FVD):
Voorzitter. Heel teleurstellend. Ik vind zero-emissiezones een ramp. Ieder uitstel
is dus mooi meegenomen, maar eigenlijk zou ik het liefst afstel zien. Ik stel vast
dat de Staatssecretaris helemaal vastzit tussen allerlei compromissen en allerlei
betrokken partijen. Zelfs binnen het kabinet is er een haalbaarheidsoverweging of
men het wel of niet wil goedkeuren. Bestuurlijke duidelijkheid moet er zijn. Harmonisatie
is belangrijk. Dat zijn allemaal bestuurlijke overwegingen, terwijl ik denk: uiteindelijk
zijn ondernemers in groten getale de dupe. Ik ben geneigd om wat bestuurlijke chaos
te accepteren als we die mensen enigszins uit de wind kunnen houden. Ik ben dus heel
teleurgesteld dat dit zo verloopt. Ik hoop – in die zin geef ik de heer De Hoop ook
gelijk – dat de krachtige woorden die hier gesproken worden door de coalitiepartijen
ook waargemaakt worden in het uiteindelijke debat.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Van Dijk.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank, voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn zorgvuldige beantwoording
en voor de middenweg die hij toch heeft proberen te vinden. Dat gaat inderdaad met
pijn; daar gaf hij een duidelijke toelichting op. Maar ik heb namens NSC ook wel een
beetje pijn door hoe we dit doen met elkaar. We zijn de partij van met elkaar beleid
maken, met gemeenten, met medeoverheden en met organisaties, van de boel bij elkaar
houden en samen tot oplossingen komen. Dat moeten we proberen. Ik zie de Staatssecretaris
daarmee worstelen, maar hij doet wel een poging. Daar wil ik echt een compliment voor
maken.
Ik zie ook dat hij een poging doet om wel degelijk recht te doen aan de aangenomen
motie-Veltman. Daar hebben wij heel veel waardering voor. Ik ben ook heel blij met
de extra toezegging die ik vandaag heb gehoord in onze richting, namelijk om nog een
poging te doen tot verdere standaardisatie voor de marktkooplui. Ik reken er ook op
dat dat gaat lukken, want die groep zit ook echt in de knel. Er is dan wat ons betreft
duidelijkheid. Ik doe ook een oproep aan alle betrokkenen om die duidelijkheid te
geven en niet te zorgen voor verdere onduidelijkheid en bestuurlijke chaos, zodat
we vooruit kunnen, ook met deze zero-emissiezones, en we ook recht doen aan de gemeentelijke
autonomie.
Dank u wel.
De heer Heutink (PVV):
Ik hoor NSC een heel lijstje met partners opnoemen, met gemeenten en belangenverenigingen.
Maar ik mis daarin natuurlijk de kleine ondernemer en de ondernemers die volgend jaar
in de problemen gaan komen. Mijn vraag is als volgt. Iedereen weet dat al die ondernemers
in de problemen gaan komen. We hebben het over duizenden ondernemers. NSC wil nu geen
millimeter bewegen om hier een oplossing te zoeken zodat al die ondernemers niet kopje-onder
gaan. Moeten al die ondernemers kopje-onder gaan om NSC zover te krijgen om zij aan
zij te staan met de PVV en alle andere partijen die in meerderheid hebben gezegd wel
serieus te willen kijken naar uitstel voor al die ondernemers?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dit dossier loopt al een tijdje. We spreken hier ook vaker over. Inmiddels is het
volgens mij de derde of vierde keer. We hebben vanuit Nieuw Sociaal Contract ook steeds
gewezen op ondernemers die in de problemen komen. We hebben tijdens een rondetafel
gesproken met een marktkoopvrouw die daar ook over vertelde. Ik heb ook het voorbeeld
genoemd dat we daar oog voor moeten hebben en dat het niet zo kan zijn dat je een
aanvraag doet in gemeente A en dat je daar wel naar binnen kan met je oude wagen,
maar in gemeente B niet. Ik ben dus ook heel blij – dat heeft dit debat vandaag dan
wel opgeleverd – dat daar ook standaardisatie voor gaat komen. Dat gaat duidelijkheid
geven. Maar er zijn ook heel veel ondernemers, ook kleine ondernemers, die wél geïnvesteerd
hebben. Die hebben we ook allemaal gezien in de media. Die zitten nu toch te kijken
met een gevoel van: wat is er nou aan de hand in Den Haag? Daar willen we ook recht
aan doen. Nogmaals, het is een compromis. Het is wikken en wegen. Wij zijn blij met
de koers die nu is uitgezet. Daarin is recht gedaan. Laten we nu ook met elkaar de
stap vooruitzetten om dit op deze manier te gaan doen.
De voorzitter:
De heer Heutink met een vervolgvraag. Daarna de heer Vermeer.
De heer Heutink (PVV):
Ik wil het dus even snel concretiseren. NSC vindt het dus blijkbaar prima dat al die
ondernemers die dit niet gaan meemaken, kopje-onder gaan, met als argument dat we
dan recht doen aan ondernemers die hier al in geïnvesteerd hebben. Dat is toch de
juiste conclusie, vraag ik aan NSC.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dat is het niet. De juiste conclusie is dat er tien jaar is gewerkt aan de invoering
van zero-emissiezones, met tal van ondernemers, organisaties en gemeenten. Uiteindelijk
ligt er een voorstel waar we nu, een paar weken voor invoering, voorstaan. Het is
dan heel logisch en goed dat je kijkt of er nog partijen in de knel komen – ik heb
die categorie genoemd – en dat je alsnog probeert die standaardisatie vorm te geven.
Daarvoor ga je ook de komende maanden benutten. Dat is heel verstandig beleid, maar
je moet ook duidelijk zijn. Die duidelijkheid willen we na die tien jaar geven. Daar
roepen we die 41 organisaties ook toe op. Het gaat om ondernemersorganisaties – ik
noem het nog een keer – en gemeenten. Dan is het toch heel gek als wij hier te elfder
ure gaan zeggen: u heeft het allemaal verkeerd gezien; het moet allemaal anders? Dat
moeten we dus niet doen.
De heer Vermeer (BBB):
Net als de heer Van Dijk van NSC vinden ook wij een goede relatie met gemeentes belangrijk.
Ik heb zes jaar in de gemeenteraad gezeten en me gruwelijk geërgerd als de landelijke
overheid zich met dingen ging bemoeien die eigenlijk bij de gemeenteraad hoorden.
Maar heeft de heer Van Dijk bij zijn hele betoog ook over het volgende nagedacht?
Als er straks loodgieters, warmtepompmonteurs of whatever de stad niet meer in gaan
of in kunnen, dan hebben niet alleen ondernemers of stadsbestuurders problemen met
chaos. Dat zullen vooral honderdduizenden burgers zijn. Zij krijgen straks met forse
tariefverhogingen en/of een gebrek aan service te maken.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ja. Daarom is er dus tien jaar gesproken met allerlei partijen en zijn er allerlei
ontheffingen gemaakt. Die gaan over bedrijfseconomische aspecten. Daar kan een beroep
op worden gedaan. We gaan ervan uit dat dat geslaagd is en dat, in die zin, niet al
die ondernemers in problemen hoeven te komen. Er is duidelijkheid over gegeven. Als
we de komende maanden nog situaties tegenkomen waarin dat wel geldt, dan is er – dat
heeft de Staatssecretaris volgens mij aangegeven – ruimte om daarnaar te kijken. Daarom
wordt er geëvalueerd en worden er afspraken gemaakt. De BBB vindt NSC aan haar zijde
om daarnaar te blijven kijken. Daarom ben ik ook opgekomen voor de marktkooplui; dat
zal ik blijven doen.
De voorzitter:
De heer El Abassi voor zijn tweede termijn. Ik zie enige twijfel.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, ik heb toch nog een vraag. Ik hoor de heer Olger van Dijk in zijn laatste
zin aangeven dat hij opkomt voor de marktkooplui. Ik zou hem willen vragen op welke
manier hij deze ondernemers helpt.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank voor de vraag. Ik licht het graag nog een keer toe. Nu er geen standaardisatie
is, geldt dat een marktkoopman of -vrouw, die vaak een klein bedrijf heeft, apart
een aanvraag moet doen in gemeente A en gemeente B. Op het moment dat we gaan standaardiseren,
kan het dus in één keer landelijk worden aangevraagd. Dat lijkt me heel duidelijk
helpen. Maar het geeft deze marktkooplui ook een gelijk beeld. Dat lijkt me echt een
vooruitgang.
De voorzitter:
U bent door uw interrupties heen, meneer Vermeer. Ziet de heer El Abassi af van zijn
tweede termijn? O, niet? Dan mag u beginnen aan uw tweede termijn.
De heer El Abassi (DENK):
Wel, maar misschien toch niet, voorzitter. Ik wil namelijk alleen het volgende kort
aangeven. Ik kan hele krachtige woorden gebruiken. Die zijn hier al gebruikt. Ik kan
er alleen ook voor kiezen om die woorden hier nu niet te gebruiken en ze om te zetten
in daden, namelijk in moties en amendementen. Dat ben ik ook van plan. Ik ben benieuwd
of de partijen die vandaag hele krachtige woorden hebben geuit, die ook kunnen omzetten
in moties en amendementen. Wij dienen die straks in.
Dat was alles, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Wij constateren hier dat er geen extra vragen zijn gesteld. Als ik die
conclusie goed heb, kijk ik even naar de Staatssecretaris of hij nog een korte reactie
heeft.
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb geen vragen gehoord. Ik heb natuurlijk wel de discussie in allebei de termijnen
tot mij genomen. Wij kijken waar wij nog stappen kunnen zetten. Maar nogmaals – ik
herhaal me hier misschien mee – het voorstel dat wij hebben gedaan voor de uitwerking
van de motie van mevrouw Veltman doet recht aan de situatie zoals die is. Het doet
recht aan iedereen en probeert zo veel mogelijk zekerheid te bieden aan de ondernemers.
Het jaar boetevrij is juist bedoeld om alle kinderziektes waar we tegenaan kunnen
lopen, te kunnen ondervangen. Dat is hoe we met de gemeenten het gesprek aangaan.
Zij zitten op zes maanden; wij willen er twaalf. Dat is onderdeel van de discussie.
De insteek is om zo veel mogelijk zaken te standaardiseren, te harmoniseren en te
verwerken in een convenant.
De voorzitter:
Dank u wel. Ter afronding. Er zijn twee toezeggingen gedaan.
− Deze week nog wordt de Kamer geïnformeerd over het percentage ondernemers die worden
geraakt door de invoering van de zero-emissiezones. Die was in reactie op een vraag
van de heer Vermeer.
− De Kamer ontvangt spoedig een evaluatie van de eerste drie maanden van het Centraal
Loket.
Staatssecretaris Jansen:
Dat zou gebeuren voor het eind van deze maand, voorzitter.
De voorzitter:
Dan zetten we dat erbij. Mevrouw Veltman van de VVD heeft een tweeminutendebat aangevraagd
over dit onderwerp. Ik zie nog een vinger bij de heer Van Dijk.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ik had een toezegging gehoord over de standaardisatie voor de marktkooplui. Dat lijkt
me toch heel relevant. Dat werd meegenomen in het convenant in Q1.
Staatssecretaris Jansen:
Klopt. Dat heb ik inderdaad gezegd. Dat nemen we mee in het convenant.
De voorzitter:
Gaat u daar een brief over sturen?
Staatssecretaris Jansen:
We komen daarop terug op het moment dat het convenant getekend is. Het is onze inzet
bij het convenant. Laat ik het zo zeggen: ik zeg toe dat ik de Kamer informeer op
het moment dat dat geregeld is in een convenant. Laat ik het dan zo opschrijven.
De voorzitter:
Dan is dit de derde toezegging, waarvan akte. Ik wil jullie allen bedanken voor de
beraadslaging. Een fijne dag nog.
Sluiting 18.38 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.