Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 24 mei 2023, over de Formele Raad Buitenlandse Zaken Handel
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2688
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 26 juni 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste
commissie voor Europese Zaken hebben op 24 mei 2023 overleg gevoerd met mevrouw Schreinemacher,
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
17 mei 2023 inzake geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel van
25 mei 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2660);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
28 maart 2023 inzake verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9
en 10 maart 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2627);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
11 mei 2023 inzake besluitvorming handelsakkoord EU en Nieuw-Zeeland (Kamerstuk 31 985, nr. 80);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
17 maart 2023 inzake verslag conferentie imvo-wetgeving, imvo-steunpunt en herziening
OESO-richtlijnen (Kamerstuk 26 485, nr. 412);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
24 maart 2023 inzake beoordeling voorstel voor de verlenging van de tijdelijke opschorting
van importheffingen op Oekraïense producten (Kamerstukken 36 045 en 22 112, nr. 154);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
22 mei 2023 inzake uitkomst onderhandelingen van de EU-VS-IRA Task Force (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2663);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
23 mei 2023 inzake exportbeperkende maatregelen tegen Iran en samenwerking binnen
de EU (Kamerstuk 36 200-XVII, nr. 59);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
12 april 2023 inzake kabinetsreactie op Kamermoties over een EU-Mercosur-akkoord (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2636);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
21 april 2023 inzake kabinetsreactie op het artikel «China waarschuwt Nederlands kabinet
na ASML-boycot» (Kamerstukken 35 207 en 22 054, nr. 64);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
23 mei 2023 inzake reactie op verzoek commissie over het verslag van het werkbezoek
van Minister-President Mark Rutte aan Brazilië van 8 t/m 10 mei 2023 (Kamerstuk 36 200 XVII, nr. 58);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 mei 2023 inzake fiche: Mandaatverlening
akkoorden digitale handel EU-Zuid-Korea en EU-Singapore (Kamerstuk 22 112, nr. 3685);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
22 mei 2023 inzake non-paper over externe dimensies Critical Raw Materials Act (CRMA)
(Kamerstuk 22 112, nr. 3690).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Wuite
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bromet
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Meijers
Voorzitter: Amhaouch
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Boutkan, Futselaar, Romke de
Jong, Klink en Teunissen,
en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen bij de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Vandaag hebben we op de agenda het commissiedebat Formele Raad Buitenlandse Zaken
Handel van 24 mei. Welkom aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
en natuurlijk aan de staf en de andere mensen die meekijken. Welkom ook aan de mensen
op de publieke tribune en de mensen die thuis meekijken. En natuurlijk ook welkom
aan de Kamerleden: de heer Boutkan van Volt, de heer Romke de Jong van D66, de heer
Futselaar van de Socialistische Partij, de SP, en de heer Klink van de VVD. Ikzelf
ben Mustafa Amhaouch, CDA. Ik zou dadelijk aan de heer Klink willen vragen om het
voorzitterschap over te nemen als hij is geweest, zodat ik mijn eigen inbreng kan
doen, als hij dat goedvindt.
De heer Klink (VVD):
Daartoe ben ik bereid.
De voorzitter:
Dank. We gaan beginnen met een spreektijd van vier minuten en vier interrupties in
de eerste termijn. Ik geef het woord aan de heer Boutkan van Volt.
De heer Boutkan (Volt):
Dank, voorzitter. Economische voordelen en geopolitieke belangen mogen nooit ten koste
gaan van het klimaat en mensenrechten. Deze belangen zijn voor Volt niet inwisselbaar.
Wat Volt betreft valt of staat het EU-Mercosur-verdrag dan ook met de mate waarin
deze standaarden echt afdwingbaar zijn.
Voorzitter. We zeggen vaak a en doen vervolgens b. We zeggen dat klimaat en mensenrechten
een topprioriteit zijn, maar we zetten enkel in op economisch gewin. Zo was begin
mei de Minister-President in Brazilië om te spreken met president Lula, begeleid door
niemand minder dan Shell, een bedrijf waarvan we weten dat ze het niet altijd nauw
nemen met klimaat en mensenrechten. Ook zien we dat Europa bijvoorbeeld veel soja
importeert voor veevoer uit de Mercosur-landen, wat zorgt voor ontbossing ten koste
van de Amazone. Het is nu compleet onduidelijk of de Europese ontbossingsafspraken
dit tegengaan en of dit verdrag ook betrekking heeft op deze producten.
Juist nu hebben we de kans om het goed te doen, maar daarover maak ik me zorgen, zorgen
over het zogenoemde addendum van de Europese Commissie van afgelopen februari. Hierin
worden extra afspraken gemaakt over duurzaamheid, maar over de inhoud en de onderhandelingen
wordt niet gerapporteerd aan het Europese Parlement, het maatschappelijk middenveld
of aan het nationale parlement, en dat terwijl zij dadelijk wel een afweging moeten
maken, vóór 18 juli, want dan moet het verdrag getekend worden volgens de EU.
Daarom heb ik vier vragen aan de Minister. Kan de Minister in dit kader toezeggen
niet in te stemmen met het Mercosur-verdrag zolang het bijdraagt aan ontbossing, en
dit in Raadsverband ook als harde eis communiceren aan zowel andere lidstaten als
de Europese Commissie? Kan de Minister een appreciatie geven van het addendum en een
update geven over de lopende onderhandelingen? Wat zijn haar verwachtingen ten aanzien
van de afdwingbaarheid van bijvoorbeeld internationale afspraken rondom arbeidsomstandigheden
en het klimaatakkoord van Parijs? Kan de Minister aandringen op het uitvoeren van
een nieuw impact assessment met betrekking tot duurzaamheid door de Europese Commissie?
En hoe staat de Minister tegenover het invoeren van een spiegelclausule, waarbij bedrijven
in de Mercosur-landen aan dezelfde standaarden moeten voldoen als Europese bedrijven
als zij willen exporteren naar de EU?
Voorzitter. In het Nederlandse non-paper over de Critical Raw Materials Act wordt
de positie van de EU als waardengedreven partner wat mij betreft overschat. Europeanen
worden niet per definitie gezien als voorvechters voor mens en milieu. Zie het zojuist
verschenen boek Hoog spel, over machtsmisbruik door Shell.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Ik heb een vraag, of een opmerking misschien wel, over het eerste gedeelte dat de
heer Boutkan uitsprak. Ik dacht altijd dat Volt een pro-Europese partij is die geloof
heeft in Europese samenwerking en in de Europese instituties. Als ik dit allemaal
zo hoor, dan komt het op mij over dat het vertrouwen er niet is en dat de Europese
instellingen, bijvoorbeeld de Europese Commissie, niet voldoende zouden willen doen
op het gebied van duurzaamheid en ontbossing, en dat er maar met veto's gezwaaid moet
worden – zo klinkt het bijna – om uiteindelijk handelsakkoorden te blokkeren. Ik vind
dat een heel raar iets. Dat klinkt een beetje schizofreen in mijn hoofd.
De heer Boutkan (Volt):
Kijk, we hebben nu de kans om een nieuwe generatie van handelsakkoorden te gaan sluiten
als EU waarin we al die eisen die we zelf neerleggen, voor onszelf kunnen verankeren.
Het grote probleem dat wij op dit moment hebben, is dat we niet kunnen zien of dat
genoeg gewaarborgd wordt, terwijl we straks wel voor de keuze staan of we voor of
tegen zijn. Het is gewoon niet duidelijk wat er nu wordt uitonderhandeld en afgesproken.
Ik vind dat we daar meer kennis over moeten hebben, want juist dan kunnen we nog meegeven
aan de Minister: dit zijn de voorwaarden die wij schetsen om een dergelijk handelsverdrag
wél te kunnen steunen. Dan staan we straks niet voor een soort ultimatum.
De heer Klink (VVD):
Dus u wantrouwt de Europese Commissie eigenlijk op dit vlak?
De heer Boutkan (Volt):
Er is een eerste versie uitgelekt van het addendum. Daarin werden de duurzaamheidseisen
zoals wij die graag zien, niet hard genoeg opgenomen. Er wordt zelfs al gezegd dat
de landen waar Mercosur betrekking op heeft het nog verder willen afzwakken. Ik wantrouw
de Europese Commissie niet per se, maar ik wil gewoon weten hoe het staat met de onderhandelingen
en wat daar uiteindelijk uit gaat komen. Het lijkt nu namelijk niet de goede richting
op te gaan, in ieder geval niet de richting waar Volt voor staat.
De voorzitter:
Gaat u voort.
De heer Boutkan (Volt):
Het laatste wat ik nog wilde zeggen over de Critical Raw Materials Act, is dat we
ook voor morele keuzes komen te staan als we nieuwe grondstofwinning terug gaan halen
naar Europa.
Tot slot. De Amerikaanse regering heeft de mogelijkheid om nog strengere maatregelen
af te dwingen, omdat er een klein percentage Amerikaanse technologie in de machines
van ASML zit. Klopt het dat wanneer de Amerikaanse overheid dit dwangmiddel inzet,
een tegenreactie onder EU-mandaat valt in plaats van onder nationaal mandaat? Is de
Minister in dat geval bereid een beroep te doen op de zojuist geïnstalleerde Europese
antidwanginstrumenten? Hoe staat het met de Nederlandse invulling van het chipakkoord
tussen de VS, Japan en Nederland? Kan de Minister een tijdlijn geven? Japan heeft
zijn aanpak gepresenteerd. Komt deze overeen met de Nederlandse aanpak? Oftewel, hoe
krijgen we grip op het lopende conflict tussen de VS en China? Hoe zorgen we dat Europa
zijn eigen koers vaart?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Boutkan van Volt. Ik zie dat er een interruptie is van mevrouw Teunissen
– zij is net aangeschoven – van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Goedemorgen iedereen. Ik heb een vraag over het betoog van de heer Boutkan. Hij geeft
heel terecht aan dat Mercosur leidt tot ontbossing en dat we dat daarom absoluut niet
moeten doen. De Minister heeft al twee moties aan haar broek van de Kamer, die zegt:
trek de steun voor Mercosur in. Die zou ze ook moeten gaan uitvoeren. Daar ga ik de
Minister zo over bevragen. We hebben natuurlijk nog veel meer andere handelsakkoorden.
Het EU-Nieuw-Zeelandakkoord staat nu ook op de agenda, net als het EU-only-akkoord.
Daardoor gaan we veel meer zuivel importeren als EU. Ik vraag me af of Volt ook principieel
tegen het verslepen van zuivel over de hele wereld is. Dat leidt namelijk tot extra
CO2-uitstoot, terwijl je dat ook prima regionaal kunt produceren.
De heer Boutkan (Volt):
Dank voor de vraag. Ik moet eerlijk bekennen dat ik niet alles tot in detail kan lezen.
Ja, dat verbaast. Maar als ik er zo over nadenk, dan denk ik dat we dat eens tegen
het licht moeten houden, omdat we met het landbouwakkoord duurzamer willen zijn. Het
lijkt me inderdaad niet heel logisch dat we hier proberen om de Nederlandse industrie
volledig te verduurzamen en dat dan te gaan importeren. Ik wil daar wel een maar aan
toevoegen. Ik weet ook niet wat de huidige standaarden in Nieuw-Zeeland zijn. Echter,
het verslepen van melk lijkt me niet het meest verstandige om te doen in een land
dat heel veel melk produceert.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ben heel blij met het antwoord van de heer Boutkan, maar ik ga toch nog even door
op de standaarden in Nieuw-Zeeland. Is de heer Boutkan het, los van die standaarden,
met mij eens dat het volgende onzin is? We vragen onze boeren hier om meer voor de
regionale markt te produceren en om duurzaam te produceren. We moeten toe naar minder
zuivel en minder vlees. We gaan dan alsnog over de hele wereld zuivel verslepen, terwijl
dat leidt tot extra CO2-uitstoot.
De heer Boutkan (Volt):
Ik moet het antwoord schuldig blijven. Ik weet namelijk niet precies wat er voor dit
specifieke product geldt. Ons uitgangspunt is altijd dat we voor regionale productie
zijn op het moment dat dat beter is voor het klimaat en de leefomgeving. Maar we zijn
niet tegen vrijhandel in het algemeen. Ik zal daar later nog even op terugkomen.
De voorzitter:
Dank aan de heer Boutkan. Dan gaan we naar de heer Romke de Jong van D66 voor zijn
inbreng in de eerste termijn.
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter, dank u wel. Vandaag is het toch een spannende dag, want voor de eerste
keer mag ik hier het woord voeren in uw commissie op dit onderwerp – dat verheugt
mij – en ook nog op een heel mooi thema. Tot ik in de Kamer kwam, was ik namelijk
ondernemer. Ik verkocht ijsjes. Dat deden we in heel veel verschillende landen. Ik
weet hoe belangrijk het is om als Nederlandse ondernemer je vleugels uit te kunnen
slaan in het buitenland. Daar heeft deze commissie ook een belangrijke taak in. Voor
veel mkb-ondernemers kan het exporteren namelijk een hele moeilijke eerste stap zijn.
Daar moeten we ze echt bij ondersteunen. Ik zie ook dat de Minister haar werk doet
om handelsbevorderingen gericht op het mkb verder te stimuleren. Het is prachtig om
te zien hoe innovatief deze ondernemers zijn en hoeveel ze bijdragen aan het oplossen
van problemen in de hele wereld.
De voorzitter:
Ik zou willen voorstellen om heel even te wachten, omdat de bel gaat. Dan kunnen we
uw betoog nog meer op ons in laten werken.
De heer De Jong.
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter. Ik ben blij dat ondernemers wereldwijd zo veel uitdagingen op kunnen lossen.
Ik werd dan ook enthousiast toen ik de beleidsnota las waarin staat dat de Minister
bij handelsbevorderingen ook daadwerkelijk wil focussen op het mkb. Ik vraag de Minister
of ze ons kan meenemen in de resultaten die daar tot nu toe op zijn geboekt en welke
concrete stappen daar de komende tijd nog in worden gezet.
Voorzitter. Zowel in Brussel als in Den Haag is er veel aandacht voor een van de grootste
uitdagingen van deze tijd: het afbouwen van strategische afhankelijkheden. We hebben
in de geo-economische monitor die onlangs verscheen en in de kabinetsaanpak voor deze
afbouw gezien dat er veel risico's zijn, ook voor onze duurzame ambities. Toch blijft
bij de D66-fractie het volgende gevoel bestaan. Beleid is versnipperd. Het kabinet
krijgt er maar moeilijk grip op en blijft vooral hangen bij onderzoek dat steeds opnieuw
gedaan wordt. Ik wil de Minister dan ook vragen of ze ons, samen met haar collega's,
periodiek op de hoogte kan houden van de vorderingen van de taskforce strategische
afhankelijkheden. Kan ze ook echt ingaan op de concrete maatregelen die worden genoemd?
Vorig jaar is er een motie aangenomen van collega Hammelburg, die vraagt om een toolbox
naar Brussels voorbeeld, met instrumenten binnen het handelsbeleid om strategische
autonomie te kunnen bevorderen. Hoe staat het met de uitvoering van die motie? Wanneer
kunnen wij een terugkoppeling verwachten?
Voorzitter. Er zit een grote factor in deze afhankelijkheden en vooral in de relatie
die we hebben met China. Terwijl we ernaar kijken, breidt China haar invloed uit naar
landen over de hele wereld. We kunnen dat niet helemaal voorkomen. Wij als Nederland
kunnen dat al helemaal niet alleen. Maar als Europa kunnen we wel een vuist maken
door samen te werken met juist die landen, bijvoorbeeld door het versterken van handelsrelaties.
Mijn fractie maakt zich dan ook grote zorgen over de wegtrekkende bewegingen van steeds
meer partijen als het gaat om het sluiten van handelsakkoorden. Natuurlijk zijn wij
ook niet blind voor de risico's. Daarom werkt de D66-fractie ook hard door aan de
imvo-wetgeving. Maar we kunnen het niet helemaal aan China overlaten. We zien wat
er gebeurt. Sinds Lula herkozen is in Brazilië, lijkt ook hij nauwere samenwerking
met China op te zoeken. Ik vraag de Minister of zij kan reflecteren op de positie
van Lula en wat het betekent voor de lopende onderhandelingen over het Mercosur-verdrag.
Voorzitter, tot slot. Ik lees in de geannoteerde agenda dat het kabinet nog steeds
achter het standpunt staat om besluitvorming rond het handelsakkoord met China stil
te leggen. Dat steunt D66 van harte. Zolang er nog sprake is van parlementariërs op
sanctielijsten en stelselmatige dwangarbeid van Oeigoeren, is een handelsverdrag geen
optie. Ik wil de Minister vragen om in het verslag van de RBZ zo gedetailleerd mogelijk
terug te komen op de gesprekken die daarover zijn gevoerd, inclusief aangedragen voor-
en tegenargumenten.
Voorzitter. Ik ben blij dat we dit onderwerp vandaag bespreken. Ik hoop ook van harte
dat we met deze commissie zo veel mogelijk kunnen doen om ook de Nederlandse bedrijven
het extra zetje te geven om te opereren in het buitenland.
Dank u wel.
Voorzitter: Klink
De voorzitter:
Ik weet niet of ik al direct zelf mag beginnen, maar ik zag dat de heer Amhaouch wenkte.
Ik neem het voorzitterschap dus even van hem over. De heer Amhaouch heeft namelijk
een interruptie voor de heer Romke de Jong.
De heer Amhaouch (CDA):
Dit maakt het inderdaad af en toe complex. Dit is een interessant thema. Ik heb inderdaad
ook gelezen dat het handelsverdrag met China was stilgelegd en het kabinet zegt: er
is geen reden om dat te heropenen. Dat zei het kabinet inderdaad in het kader van
het weigeren van toegang van politici en andere zaken. Er loopt ook nog een casus
in Europa: de Chinese boycot van Litouwen. Dat is er ook eentje. Toch is het dubbel,
want China is inmiddels onze grootste handelspartner geworden. Ik vraag dus het volgende
aan D66. De reguliere handel gaat gewoon door. China blijft een belangrijke partner.
Hoe past daarin dat wij niet zouden moeten komen tot een handelsakkoord? Is dat voor
D66 tegenstrijdig of ziet D66 dat anders?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch. Ik denk dat het wel belangrijk is om de feitelijke correctie
te doen dat de belangrijkste handelspartner van Nederland nog steeds Duitsland is.
Maar dat doet niets af aan de vraag die de heer Amhaouch aan de heer Romke de Jong
heeft gesteld.
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter, ik heb het in de gaten. In deze commissie gaat het op het scherpst van
de snede. De eerste vraag die ik zou willen stellen – ik zou ’m bijna willen omdraaien
– is of ik nou goed begrijp dat het CDA nu juist wel wil dat een handelsakkoord wordt
gesloten op een moment dat het land nog steeds parlementariërs op een sanctielijst
heeft, iets wat echt ongekend is. Maar dat was niet de vraag. Dat geeft mij de ruimte
straks bij het betoog van de heer Amhaouch om daar verder op in te gaan.
Voorzitter. Het is goed dat we nog steeds handeldrijven met China. Het is ook goed
dat we nog steeds proberen de contacten met het land goed te houden, maar we moeten
ons niet blindstaren. Dat heb ik ook in mijn betoog aangegeven. We moeten niet naïef
zijn, zoals de VVD het gisteren in de krant omschreef, over wat de invloed is van
China. D66 staat voor het afbouwen van die afhankelijkheid van China. Daar zijn we
ook hard mee bezig, net als de partij van de heer Amhaouch volgens mij. Als we het
hebben over strategische autonomie of de groene industriepolitiek die hij voorstaat,
hebben we het ook over reshoring en hoe we ervoor zorgen dat onze bedrijven meerdere
ketens kunnen hebben. Dus resumerend: ik vind dat we nog steeds zaken kunnen doen
met China. China is een belangrijke handelspartner. Aan de andere kant vind ik het
ongelofelijk belangrijk dat we het Nederlandse bedrijfsleven bewust maken van de risico's
en ook in kaart hebben welke andere opties er zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik weet niet of de heer Amhaouch nog een tweede interruptie wil. Dat is
het geval.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik worstel daar zelf ook mee, ook het CDA worstelt daarmee. Het is een heel grote
handelspartner. Alles gaat in die zin ook heel groot door. We zijn ook heel afhankelijk
van China. Tegelijkertijd zien we dingen gebeuren waarvan wij zeggen: dit overstijgt
ons waardeniveau in Europa. Dat maakt het complex. Ik ben toch vooruit aan het denken.
In de brief die we hebben gekregen van de Minister, wordt voorgesteld om alles weer
rondom de WTO te doen. Ook de WTO ligt stil. Ook het handelsakkoord met China ligt
stil. Dus welke afspraken zijn er nog? Ik probeer dus ook te kijken vanuit het CDA
via je welke lijnen je dan wel afspraken kunt gaan maken met een handelspartner als
China, die belangrijk is voor Europa, die belangrijk is voor veel lidstaten, ondanks
het moeilijke speelveld. Ik wil het dus niet platslaan. Ik begrijp het standpunt van
de heer De Jong. Zo zitten wij er nu ook in: moet je dat wel gaan doen? Ik wou alleen
maar aangeven dat het een flinke worsteling is die er nu gaande is.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Romke de Jong.
De heer Romke de Jong (D66):
Die worsteling herkennen wij natuurlijk. Absoluut. Heel veel Nederlandse bedrijven
en Chinese bedrijven doen goed zaken met elkaar. Dat levert een enorme meerwaarde
op voor de economie. Aan de andere kant zien we ook dat die afhankelijkheid van China
voor ons een enorm gevaar is en in de toekomst nog veel meer gaat worden, zeker als
het gaat over onze duurzame ambities: over elektrisch rijden, over windmolens. Die
zorg heb ik dus. Ik zou eigenlijk tegen de heer Amhaouch willen zeggen dat hij zijn
vraag beter kan richten aan de Minister, aan het kabinet, hoe die kijkt naar deze
handelsbetrekkingen, dan aan een coalitiepartner. Als ik het antwoord van de heer
Amhaouch beluister, denk ik dat hij heel goed begrijpt hoe mijn partij in de wedstrijd
zit en zit volgens mij zit die van hem er ook zo in.
De voorzitter:
In principe stelde meneer Amhaouch een vraag en gaf u het antwoord. Desalniettemin
denk ik dat de heer Amhaouch geen verdere interrupties heeft. Ik geef het voorzitterschap
dus weer aan hem terug en dan kan de heer Romke de Jong zijn betoog vervolgen, maar
ik heb zelf eigenlijk ook nog een interruptie.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank. Dan pak ik het voorzitterschap terug en dan geef ik de heer Klink het woord
voor een interruptie.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter. Ik heb een vraag aan de heer Romke de Jong. Hij sprak zojuist het
een en ander uit over imvo en over handel, over wat daar niet goed aan zou kunnen
zijn. Ik ben eigenlijk wel benieuwd wat de heer De Jong vindt van de export naar Iran.
De export van chemische producten is vooral toegenomen en die zouden terecht kunnen
komen bij de Iraanse Revolutionaire Garde. Die zou daar beter van kunnen worden. Die
zou zijn positie kunnen versterken. Wat vindt de heer De Jong daarvan?
De heer Romke de Jong (D66):
Dat is zo technisch. Daar zou ik op terug moeten komen in de tweede termijn. Ik ken
deze specifieke casus niet.
De voorzitter:
Ik kijk even de heer Klink aan. Gaan we het zo doen? Ja? Prima. Gaat u nog verder
met uw betoog, meneer De Jong?
De heer Romke de Jong (D66):
Nee, voorzitter. Volgens mij mocht ik afsluiten met hoe belangrijk het is dat onze
ondernemers ook hun vleugels uitslaan naar de hele wereld, dat ik daar blij mee ben.
Het is fijn dat ik dat nog een keer mag herhalen.
De voorzitter:
Dank. Dan hebben we dat even genoteerd. Dan gaan we naar uw buurman, de heer Futselaar
van de SP.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Het is een uitdaging om te zien of ik de heer Klink tot zijn laatste
interruptie kan verleiden.
De aankondiging van de Amerikaanse Inflation Reduction Act heeft nogal wat teweeggebracht.
De tijd van een overheid die afwezig is op industriebeleid is voorbij. Dat is zo in
de VS, dat is zo in China en Japan en dat zou ook zo moeten zijn in Europa, waar begin
dit jaar het Green Deal Industrial Plan is aangekondigd, vooral als respons op de
Amerikanen. De angst voor de-industrialisatie, dus dat Europese bedrijven vertrekken
naar de Verenigde Staten, gelokt door groene subsidies, als de EU zich niet verdedigt,
is wat de SP betreft legitiem. Toch is het ook wel een beetje wrang dat acties die
eigenlijk allang nodig waren in het kader van klimaatverandering plotseling op korte
termijn mogelijk blijken nu er ook economische negatieve aspecten blijken te zijn.
Waar Europa traditioneel tegen staatssteun is, uiteraard behalve waar het gaat om
sectoren als landbouw en de wapenindustrie, is nu plotseling heel erg veel mogelijk.
Over de invulling van onze respons op de IRA zullen we later nog worden geïnformeerd,
maar de vraag is een beetje hoe de EU nu in haar handelsbeleid gaat reageren op een
trans-Atlantische orgie van staatssteun die dreigt te gaan plaatsvinden. TTIP is in
2019 door de Europese Commissie doodverklaard. Mijn fractie laat daar geen traan om,
maar handelsconflicten zoals we de laatste jaren onder president Trump zagen, zien
we liever ook niet meer terug op die manier. Wat wij ons wel kunnen voorstellen, is
dat onderdeel van de huidige gesprekken wordt in hoeverre die maatregelen nou daadwerkelijk
vergroenend zijn. Wat is nou de definitie van een vergroeningsstimulering? Of zijn
het gewoon ordinaire belastingkortingen of bedrijfssubsidies, die bijvoorbeeld ook
in het Amerikaanse pakket zitten? Het eerste is relatief legitiem van beide kanten.
Het tweede is simpelweg het kopen van een marktvoordeel. Een heldere gedeelde definitie
zou daarbij kunnen helpen.
Dan de Critical Raw Materials Act, waarmee wij grip willen hebben op materialen om
de eigen autonomie te versterken. Dat is verstandig. Maar als de EU werkelijk wil
gaan garanderen dat deze materialen op een duurzame wijze worden gewonnen en geraffineerd,
wat mijn fractie toejuicht, is er nogal wat werk in de wereld, want in de betreffende
landen is dat nog slechts zelden het geval en dat geldt al helemaal voor fatsoenlijke
arbeidsvoorwaarden en het krijgen van een eigen deel van de opbrengst, waar mijn fractie
toch ook wel belang aan hecht. In hoeverre wordt nu die race om materialen en raffinagecapaciteit
die we ingaan, vervlochten in het algemene handelsbeleid? Met andere woorden: straks
heeft een land, laten we zeggen, lithium. Komt dan het handelsblok EU langs en zegt
het bijvoorbeeld: ja, als jij leuke handel met ons wil, willen wij wel een voorkeurspositie
op die zeldzame grondstof? Op een gegeven momenten kun je landen bijna dwingen om
mee te werken. Dat is een ingewikkelde positie voor de EU. Je wilt niet naïef zijn,
maar al te harde realpolitik is toch ook niet helemaal onze stijl.
Over China is al het een en ander gezegd. Dat wordt vaak als systeemrivaal betiteld.
In veel opzichten, de eigen bevolking, Oeigoeren, regionale veiligheid, is China een
grote dreiging. Economisch gezien, macro-economisch gezien, doen ze natuurlijk niet
heel veel anders dan de VS en andere landen, namelijk een deel van hun eigen industrie
beschermen en een deel hun eigen industrie stimuleren. We moeten af van het idee dat
als China economische groei heeft, dat dan ten koste van ons gaat.
Laatste twee punten, voorzitter. Over Mercosur is al veel gevraagd. Ik wil alleen
maar vragen in hoeverre de Minister zich in de Raad inzet voor het uitvoeren van de
motie-Ouwehand, die zegt dat een Mercosur-verdrag waar landbouw onderdeel van is niet
acceptabel is voor de Kamer. Dan het allerlaatste. Wij krijgen berichten dat de imvo-wetgeving
in het Europees Parlement dreigt te vertragen. Dat zou heel treurig zijn. Als dat
het geval is, zouden wij de Minister willen vragen of zij alsnog met de nationale
initiatiefnemers om de tafel wil om te zorgen dat er in ieder geval iets gebeurt.
Dank u, voorzitter. Ik zie met teleurstelling ... O, kijk. Gelukkig. Het is me gelukt.
De heer Klink (VVD):
Het is u gelukt, meneer Futselaar. Misschien krijg ik er spijt van, maar misschien
kan ik alsnog, als ik de voorzitter heel vriendelijk aankijk, een interruptie richting
mevrouw Teunissen plaatsen. Ik ben toch benieuwd, alles gehoord hebbende wat de heer
Futselaar zojuist zei over bijvoorbeeld lithium en andere kritieke grondstoffen. Hij
zei dat daar een soort van cherrypicking kan worden gedaan en dat dat niet echt de
stijl is die de SP-fractie voorstaat. Op zich kan ik dat vanuit SP-perspectief begrijpen,
maar eigenlijk zegt de heer Futselaar dan dus ook: dan laten we het maar een beetje
zoals het nu is en houden we de afhankelijkheid van kritieke grondstoffen uit China
– in sommige gevallen is dat 98% – gewoon in stand. Is dat dan wat de SP voorstaat?
Als je dat niet wil, zou je toch iets anders zou moeten willen. Je kan dat onder andere
doen door overeenkomsten om afhankelijkheden te reduceren.
De heer Futselaar (SP):
Nee, dat zeg ik ook niet. Nog erger dan grondstoffen is vaak in de praktijk raffinagecapaciteit.
Daarvan is bijvoorbeeld als het gaat om lithium en andere zeldzame metalen het overgrote
deel in Chinese handen. Daar kunnen we wat makkelijker iets aan doen. Als het gaat
om de grondstoffen, bedoel ik dat je als grootste machtsblok ter wereld bij een vrij
arm land kunt langskomen en kunt zeggen: dat is een leuke grondstof die je hier hebt,
wij verwachten dat wij die krijgen. Misschien in iets breder perspectief: er lijkt
de laatste jaren wat verbazing te zijn bij Europese landen als het gaat om steun voor
Oekraïne. Ze vragen zich af: waarom haten die mensen ons toch zo in het globale Zuiden?
Nou ja, dat heeft ook wel te maken met vermeende hypocrisie en met dat Europa weleens
de neiging heeft om expliciet eigenbelang te verhullen onder «ja, dan worden we er
allemaal beter van». Dat heeft natuurlijk consequenties. Ik zeg dus niet dat je geen
strategie moet hebben om die dingen te bewaken, te zorgen dat je die toegang hebt.
Dat is verstandig. Maar als je er al te hard met de botte bijl ingaat, denk ik dat
je positie op het wereldtoneel misschien eerder verslechtert. Ik hoop dat dat een
antwoord is dat de heer Klink tevreden kan stellen, want anders is het toch een verspilde
interruptie geweest.
De voorzitter:
Ik zie de heer Klink schudden, dus niet knikken, maar ik ga naar de heer Boutkan,
ook voor een interruptie.
De heer Boutkan (Volt):
Dank, voorzitter. Even over de staatssteun. Europa wil nu de staatssteunregels versoepelen
tot 2025 en daarna eigenlijk met een fonds komen, omdat niet alle landen de juiste
investeringen kunnen doen voor die autonomie. Dus eigenlijk moeten we solidair gaan
zijn met de andere Europese landen en daar is geld voor nodig. Stel dat dat plan –
ik heb het al gelezen en ik vind dat het er goed uitziet – daadwerkelijk de juiste
groene investeringen voorbereidt. Is de SP dan bereid om extra fondsen te steunen
in Europees verband om andere landen daar ook in mee te kunnen laten doen?
De voorzitter:
De heer Klink.
De heer Futselaar (SP):
Ik denk de heer Futselaar, voorzitter. Ik wil u niet corrigeren, maar ...
De voorzitter:
De heer Klink loopt in verschillende rollen in deze film voorbij, maar de heer Futselaar
krijgt het woord voor de beantwoording.
De heer Futselaar (SP):
Het is over het algemeen niet mijn gewoonte om de premier te citeren, maar ik vond
zijn opmerking hierover, «er zijn al zo veel fondsen», niet helemaal onterecht, vooral
omdat je ziet dat er fondsen zijn, zoals het Herstelfonds voor corona, die niet op
te krijgen zijn, waarbij landen moeite hebben met het uitgeven. Mijn partij is voorstander
van groene investeringen. Wij zijn er ook niet per definitie tegenstander van om een
deel daarvan via Europa te doen. Ik wil wel eerst een plan zien voor ik er überhaupt
inhoudelijk iets over zeg, maar – laat ik het zo zeggen – sommige landen moeten misschien
ook laten zien dat ze in staat zijn om het geld op een goede manier uit te geven voordat
we nieuwe grote fondsen gaan optuigen. Het is ook gewoon een uitvoeringsvraagstuk.
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we nu naar de heer Klink van de VVD.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter. De Europese Unie en de Verenigde Staten zijn momenteel aan het onderhandelen
over een overeenkomst waarbij de batterijen van elektrische consumentenauto's die
zijn gemaakt met Europese grondstoffen ook Amerikaanse belastingvoordelen zouden ontvangen,
zoals voor de Amerikaanse auto's in de Inflation Reduction Act het geval is. Ik hoor
graag van de Minister hoe deze onderhandelingen lopen. Het is in de huidige geopolitieke
context van groot geopolitiek en geo-economisch belang dat de VS en de EU niet tegenover
elkaar komen te staan. Op 31 mei zal de EU-US Trade and Technology Council plaatsvinden.
De leden van de VVD-fractie willen graag van de Minister weten wat de inzet van de
EU en Nederland specifiek is, want in de geannoteerde agenda was dat nog best hoog
over.
Waar het juist van belang is om een goede handelsrelatie met de VS te behouden, is
er een grote noodzaak voor een Europese heroriëntatie wat betreft onze handelsrelatie
met China. Het is verstandig dat de EU-lidstaten in een geüpdatete Chinastrategie
meer nadruk willen leggen op China als rivaal en concurrent. Ook Nederland dient in
toenemende mate zijn nationale veiligheid voorop te stellen. De leden van de VVD-fractie
zijn benieuwd naar de eigen visie op en plannen van de Minister voor hoe Nederland,
in de woorden van Von der Leyen, kan derisken in zijn handelsrelatie met China. Wat
gaat Nederland doen om de strategische afhankelijkheid van kritieke grondstoffen uit
China af te bouwen? Eigenlijk is dit waar de collega's Romke de Jong en Amhaouch in
hun interruptie naar verwezen.
Juist in verband met de huidige geopolitieke context moet de EU de banden met landen
over de gehele wereld aanhalen. Dit zorgt voor het behoud van banen en economische
groei in Nederland, maar ook voor een betere toegang tot grondstoffen die we zo hard
nodig hebben voor onze klimaattransitie. Het is juist voor een handelsland als Nederland
heel erg verstandig om strategische partnerschappen met landen in Zuid-Amerika en
in Afrika aan te gaan. Als het om de internationale samenwerking gaat, is het ook
belangrijk dat internationale afspraken door iedereen die zijn handtekening eronder
heeft gezet worden uitgevoerd. Bij de COP26-verklaring over het uitfaseren van de
fossiele bronnen, zien we dat landen als Italië, Duitsland en de Verenigde Staten
achterblijven en Japan nog volop inzet op gas als transitiebrandstof. Mijn vraag is
of de Minister deze ontwikkelingen ook ziet en wat zij of het kabinet doet om de ondertekenaars
van de COP26-verklaring bij de les te houden.
Voorzitter. Er ligt ook een handelsverdrag tussen de EU en Nieuw-Zeeland op tafel.
Daar is net al naar verwezen. Het kabinet zal hier medio juni in de Raad mee instemmen.
De leden van de VVD-fractie steunen uiteraard deze ontwikkeling. Nieuw-Zeeland is
exporteur van aluminium. Dat is gekenmerkt als kritieke grondstof. Op basis van dit
akkoord wordt verwacht dat er een groei zal zijn van de handelsstromen in aluminium
tussen de EU en Nieuw-Zeeland. Dit akkoord zal de Nederlandse afhankelijkheid van
aluminium verminderen.
Voorzitter, tot slot. De VVD deelt de positieve appreciatie van het kabinet over het
verlengen van de tijdelijke opschorting van de importheffing op Oekraïense producten
voor de periode van een jaar. Hiermee steunt de EU de Oekraïense economie, die voortdurend
geteisterd wordt door de Russische agressie. Sinds de inwerkingtreding hiervan in
2022 is de Oekraïense uitvoer naar de EU toegenomen, wat wijst op een positief effect
voor de Oekraïense handelspositie en daarmee de Oekraïense economie. Tegelijk blijft
het natuurlijk wel van belang dat de Europese interne markt beschermd wordt tegen
substantiële verstoringen door het opschorten van importheffingen.
Daar wil ik het bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Klink. Er zijn twee interrupties. Eerst meneer Boutkan van Volt en daarna
mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren. Meneer Boutkan.
De heer Boutkan (Volt):
Dank, voorzitter. Ik vroeg me eigenlijk af welke afweging de VVD nou maakt bij deze
nieuwe handelsakkoorden. Ik hoor de heer Klink zeggen: we moeten meer landen omarmen
met handel. Welke waarden en welke eisen op bijvoorbeeld het gebied van klimaat of
mensenrechten zetten wij daartegenover? Waar kiest de VVD voor?
De heer Klink (VVD):
De VVD is – dat mag geen verrassing zijn – voorstander van handelsakkoorden. Juist
als je akkoorden met elkaar sluit, op het gebied van klimaat, op het gebied van dierenwelzijn
en ook op het gebied van mensenrechten, kun je in ieder geval met elkaar het gesprek
voeren. Als je geen akkoorden met elkaar sluit, val je terug op de WTO-standaarden
en dan kom je echt op een lager niveau dan wanneer je wel akkoorden sluit. De VVD
is er dus echt warm pleitbezorger van om in ieder geval met elkaar het gesprek aan
te gaan. Er zijn waarden die we binnen de EU hebben. De VVD ziet toch echt dat we
binnen de EU juist gezamenlijke waarden hebben en dat we die ook moeten koesteren.
Ik mag hopen dat Volt ook die waarden ziet, maar dat is dus kennelijk niet altijd
het geval. Ik denk dat het heel belangrijk is om die te koesteren en vanuit dat oogpunt
juist afspraken met elkaar te maken, met het handelsakkoord over Nieuw-Zeeland. Ik
denk juist dat het heel goed is dat we dat akkoord met elkaar gesloten hebben, omdat
het weer stappen zet op het gebied van duurzaamheid. Als je het niet doet, dan ben
je verder van huis. Wij zijn er dus warm pleitbezorger van om het gesprek met elkaar
aan te gaan en afspraken in de goede richting met elkaar te blijven maken.
De voorzitter:
Heeft de heer Boutkan nog een interruptie? Ik moet even tellen. Ja.
De heer Boutkan (Volt):
Ik moet daar toch even op reageren. Volt is juist aan het waken dat die waarden in
die handelsakkoorden verankerd worden en we zien nu dat de standaarden gewoon te laag
zijn. We zien dat we bepaalde producten importeren waar stoffen op zitten die in de
EU verboden zijn. Die worden geproduceerd in de EU, naar het buitenland verscheept
en komen dan op limoenen terecht. Ik wil dat beeld wel even rechtgezet hebben. Er
zijn gewoon heel veel zaken die we echt juridisch beter vast moeten zetten om die
waarden op duurzaamheid en op mensenrechten te beschermen. Nou ja, goed. Verder hoef
ik er niks over te zeggen.
De voorzitter:
U zou er nog een vraag aan kunnen vastknopen. Is dat niet nodig? Nee? Oké. Dan gaan
we naar mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren voor haar interruptie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik vind het wel mooi dat de VVD pleit voor het uitvoeren van
een actie naar aanleiding van de COP26 in Glasgow, om daar extra vaart op te zetten
en vooral andere landen op aan te spreken. Ik vind dat op zich een mooie oproep, maar
dan verwacht ik wel dat de heer Klink ook meegaat in dat we die andere afspraak in
COP26 uitvoeren en dat is per direct stoppen met fossiele subsidies. Dat is de afspraak
en Nederland onttrekt zich daaraan. Dat heeft nou een jaar extra genomen, terwijl
ze al in 2023 afgeschaft hadden moeten worden. Per 1 januari 2023. Er is een jaar
extra voor genomen en er zijn allemaal uitzonderingen op gemaakt. Daar hoor ik de
VVD nu niet over. Als de heer Klink nog even kan bevestigen dat we ook per direct
die fossiele subsidies gaan stoppen, dan maakt hij mij heel erg blij.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter. Opa vertelt, lijkt het bijna zo. We hebben dit debat natuurlijk
vaker met elkaar gehad. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we staan voor de handtekening
die onder de COP26-verklaring is gezet, maar we hebben daar natuurlijk wel met elkaar
over afgesproken – daar zijn moties over aangenomen in deze Kamer, die een meerderheid
hebben gehaald – dat er een goed transitiepad moet zijn, dat we rekening houden met
het gelijke speelveld met omringende landen en dat ook het bedrijfsleven deze transitie
van fossiel naar niet-fossiel mee moet kunnen maken. Dat is natuurlijk wel echt het
kader dat aan het kabinet is meegegeven: uitwerken wat afgesproken is onder de COP26-verklaring.
Dat staat. Er is natuurlijk wel ook heel duidelijk door deze Kamer uitgesproken dat
we rekening houden met het gelijke speelveld in de omringende landen. Daar wijs ik
nu nog maar weer eens op, want sommige van die omringende landen moeten dan ook wel
hetzelfde doen als wij. De VS ligt natuurlijk iets verder weg, maar zeker Italië en
Duitsland vind ik omringende landen. Ik roep de Minister dus echt op: ga met uw collega's
om de tafel zitten om te zorgen dat zij ook vaart maken. Op delen kunnen we elkaar
dus best wel vinden, mevrouw Teunissen. Maar ik vind het heel raar om aangenomen moties,
die juist kaders aan het kabinet hebben gegeven waardoor het bedrijfsleven die transitie
van fossiel naar niet fossiel mee kan maken, nu maar even terzijde te schuiven. Volgens
mij hebben we die stap namelijk eigenlijk al gezet.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
We kunnen elkaar zeker op bepaalde vlakken vinden, maar niet hierop. Ik vind het van
de VVD namelijk een beetje scheef dat andere landen nu wel worden opgeroepen om zich
te houden aan de Glasgowverklaring, terwijl de Glasgowverklaring voor fossiele subsidies
heel helder was: stop per 1 januari 2023 met fossiele subsidies. Daar hebben wij onze
handtekening onder gezet, terwijl er nu allemaal geitenpaadjes worden gezocht onder
het mom van een transitieperiode. Dat was niet de afspraak. Dus als de VVD andere
landen erop wijst dat ze zich aan de afspraken moeten houden, dan moet Nederland zich
zelf ook aan die afspraken houden.
De heer Klink (VVD):
Ik vind dat Nederland echt veel meters heeft gemaakt met de uitvoering van de COP26-verklaring
om fossiel uit te faseren. Ik vind het gewoon belangrijk dat er ook gehoor wordt gegeven
aan wat de Kamer heeft uitgesproken over het goed kunnen meenemen van het bedrijfsleven
in die transitie. Daar is gehoor aan gegeven. Nu is het vooral zaak dat andere landen
dat ook doen. Ik vind het prima als andere landen daar ook iets voor inbouwen waardoor
hun bedrijfsleven ook die transitie kan meemaken. Het lijkt er nu alleen op dat ze
überhaupt op de rem staan en maar een beetje afwachten, of nog extremer. Zo zet Japan
juist vol in op gas als transitiebrandstof.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Teunissen. Niet? Oké. Mevrouw Teunissen van Partij voor
de Dieren voor de inbreng in de eerste termijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Instemmen met een Mercosur-akkoord zou absurd zijn, zeker
ook vanuit het perspectief van het kabinet. Het kabinet wil 25 miljard uitgeven aan
verduurzaming van de landbouw, maar zou met Mercosur tegelijkertijd de deur wagenwijd
openzetten voor goedkoop rundvlees uit Brazilië. Dat gaat ten koste van de boeren.
Daarnaast leidt het Mercosur-akkoord tot ontbossing, CO2-uitstoot en extra dierenleed. Dat moeten we niet willen. De Kamer wil dat ook niet.
De Minister legt twee moties van de Kamer naast zich neer, zo blijkt ook weer uit
de brief die vandaag op de agenda staat. Dat heeft ze eerder ook al gedaan. Dit zal
ik u schetsen. In 2019 werd het politieke akkoord tussen de EU en de vier Mercosur-landen
al gesloten. In 2020 werd de motie-Ouwehand, waarin de regering werd verzocht de Europese
Commissie te laten weten dat Nederland de steun voor het Mercosur-verdrag intrekt,
aangenomen door de Kamer. Het kabinet heeft deze motie toen niet uitgevoerd. Vervolgens
pleitte Minister Schreinemacher in Het Financieele Dagblad in 2023 voor het snel afronden
en ratificeren van het verdrag. Daarmee brak ze met haar lijn dat het kabinet nog
geen positie inneemt. Vervolgens is op 23 februari van dit jaar de motie-Ouwehand
aangenomen over het blokkeren van een EU-Mercosur-verdrag waarin de landbouw is opgenomen.
Het kabinet heeft toen opnieuw gezegd: we nemen pas een standpunt in als alle stukken
ter besluitvorming aan de Raad worden voorgelegd. Dit is dus hetzelfde argument dat
we altijd hebben gehoord, terwijl het verdrag in 2019 al afgerond is en andere landen
hun steun ook al hebben ingetrokken. Frankrijk, België en Oostenrijk hebben hun kritiek
op het verdrag ook uitgesproken.
In het belang van boeren, natuur en klimaat, roep ik de Minister dus nogmaals op om
de moties-Ouwehand uit te voeren. Zorg ervoor dat dit nu gebeurt en niet pas aan het
einde. Doe dit niet pas als dat addendum klaar is, want dan zijn we gewoonweg te laat.
Nu een duidelijke positie innemen zorgt ervoor dat andere landen ook worden gestimuleerd
om kritisch te kijken. Laat Nederland nou eens koploper zijn in het opkomen voor de
belangen van de boeren, de natuur en de dieren en niet achteraan lopen.
Dan iets over dat addendum. Er is een uitgelekte versie, die toont dat het voorstel
van Nederland en Frankrijk voor bindende duurzaamheidsafspraken daar niet in terugkomt.
Mijn vraag is wat de Minister daarvan vindt. Nu dat addendum dus ook niet compleet
is volgens de standaarden van het kabinet heeft ze namelijk geen drempel meer om uit
te spreken dat Nederland ook echt tegen het verdrag is. Ik sluit me aan bij de vraag
van de heer Boutkan om een appreciatie en een update over het addendum.
Dan nog de motie over de splitsing van het Mercosur-verdrag. De Minister gaat die
motie uitvoeren. Daar ben ik wel heel erg blij mee, omdat het wat ons betreft echt
belangrijk is dat het een gemengd verdrag blijft en dat de parlementen niet worden
omzeild. Mijn vraag is: hoe gaat de Minister de steun van andere landen regelen en
zijn er al landen die de lijn van deze motie ook steunen?
Voorzitter. Tot slot nog even een vraag over het akkoord tussen de EU en Nieuw-Zeeland.
De Partij voor de Dieren neemt stelling tegen het verdrag, want het is absurd dat
we zuivel, vis en kiwi's van de andere kant van de wereld halen. Dat leidt tot veel
te veel uitstoot. Wat vindt de Minister daarvan? Ik roep haar ook op om de steun voor
het verdrag in te trekken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Teunissen. Dan geef ik nu het voorzitterschap over aan de heer Klink,
zodat ik mijn eigen inbreng kan leveren.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter.
Voorzitter: Klink
De voorzitter:
Uiteraard had ik graag zelf nog een interruptie gepleegd richting mevrouw Teunissen,
maar dat kon niet. Helaas is dat het geval. Ik geef het woord aan de heer Amhaouch
van de CDA-fractie.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Op 17 april bezocht ik met de heer Klink de Hannover Messe, de grootste
industriebeurs in Europa en misschien wel in de wereld. We waren zondag aanwezig bij
de openingsceremonie. Daar sprak bondskanselier Scholz, maar ook de Indonesische president
Joko Widodo. Scholz maakte daar een hele goede opmerking, vond ik zelf. Hij zei: de
soevereiniteit van Duitsland, maar ook die van Europa, is gediend met meer partnerschappen
in plaats van minder partnerschappen. Ik denk dat dat ook iets belangrijks is wat
we vandaag bespreken als we het hebben over handel met landen in de wereld. Dat zijn
soms niet de liefste landen. Die discussie had ik net ook met de heer De Jong. Toch
zullen we daar een mouw aan moeten passen. We zullen moeten kijken hoe we dat op een
normale, fatsoenlijke manier kunnen doen zonder dat we inleveren op onze eigen waarden.
Voorstel. Ik begin bij de IRA, want die heb ik al een paar keer genoemd. Ik vind nog
steeds dat Europa acteert in slow motion. We zien nu dat de taskforce twee nieuwe
initiatieven, twee andere groepen, opgeworpen heeft, het TIST en de CEID. Het is goed
dat we altijd in dialoog blijven. Dat erken ik. Maar ik weet niet wat eruit komt.
Als ik de brief of de geannoteerde agenda van de Minister lees, denk ik dat zij ook
een slag om de arm houdt of al die gesprekken succesvol zijn. Ik vraag aan de Minister:
wat is plan B? Wat is plan B van Europa als we er niet uit komen in de dialoog die
al heel lang loopt met de Amerikanen? Ik was afgelopen maandag in de Brainportregio.
De Amerikanen lopen daar rond. Zij proberen Nederlandse bedrijven naar Amerika te
krijgen. Wij staan daarin niet 1–0, maar 2–0 achter. Bij 1–0 zou ik zeggen: de Amerikanen
proberen met investeringen en voordelen bedrijven te trekken. Een achterstand van
2–0 wil zeggen dat wij in Nederland in het kader van het vestigingsklimaat nieuwe
bedrijven amper nieuwe stroomaansluitingen kunnen geven en amper fatsoenlijk onderwijs
kunnen bieden aan werknemers. Daar zit dus heel veel spanning op. Ik heb geen goed
gevoel bij hoe het nu loopt. Ik hoop dat ik geen gelijk krijg.
De voorzitter:
Meneer Amhaouch, u heeft een interruptie van de heer Romke de Jong.
De heer Romke de Jong (D66):
Ik ben heel blij dat de heer Amhaouch en het CDA aandacht vragen voor de IRA, want
daar vindt natuurlijk een enorme verschuiving plaats. Bedrijven die intercontinentaal
opereren, krijgen daarmee ook echt een keuze. Waar ik natuurlijk wel nieuwsgierig
naar ben, is het volgende. De heer Amhaouch geeft in zijn betoog aan dat hij vindt
dat Europa in slow motion acteert, maar wat wil de heer Amhaouch zelf? Het verschil
tussen de federale operatie in Amerika en Europa is dat hier alle lidstaten samen
moeten beslissen en dat daar ook middelen voor nodig zijn. Die kunnen niet enkel betrokken
worden uit de middelen die er nu zijn. Dat is vraag één: kan dat volgens de heer Amhaouch?
En twee: is hij dan ook bereid om te zeggen «we willen als Nederlandse overheid bijdragen
aan een nieuw fonds in Europa om inderdaad meer slagkracht te krijgen»?
De heer Amhaouch (CDA):
Ten eerste geeft de heer De Jong precies het pijnpunt aan. Ik heb dat ook eerder gezegd.
Ik had van onze Minister-President ook al meer actie verwacht op het gebied van bemiddeling
in Europa om de partijen sneller bij elkaar te brengen. Ik zie ook hier af en toe
een afwachtende houding. We krijgen natuurlijk elke keer discussie over het geld.
Er zit 200 miljard in. Ga eens aan de slag met die 200 miljard! Dat hebben we tot
nu toe nog niet gedaan. Dat is ons niet gelukt. Kijk bijvoorbeeld naar de Chips Act.
Daarbij werd ook gezegd: dat gaan we doen. Dat was een heel mooi initiatief. Het is
nog steeds een heel mooi initiatief. Als ik zie hoe wij in Europa het geld daarvoor
bij elkaar moeten sprokkelen, baart dat me ook zorgen. Er moet nog 30 miljoen bij
en dat moet ergens gezocht worden. De aftrap met de ideeën is in Europa vaak goed,
maar de uitvoering verloopt vaak in slow motion. Ik verwacht een veel actievere houding
op dat vlak, van Europa maar ook van Nederland, zodat we het met de bestaande middelen
kunnen doen. Begin er eerst maar eens mee om met die 200 miljard zaken te doen. Ik
zie de Amerikanen gewoon acteren in Nederland en in Europa. Het zijn natuurlijk onze
bondgenoten. We werken met hen samen in de NAVO, ook in het kader van Oekraïne. Maar
het gelijke speelveld wordt verstoord.
De voorzitter:
U heeft een tweede interruptie van de heer De Jong.
De heer Romke de Jong (D66):
Ik deel de analyse van de heer Amhaouch. Hij zegt: we moeten nu zo snel mogelijk aan
de slag. Dat is helemaal waar. Maar klopt dan de conclusie dat de heer Amhaouch zegt:
«Er moet op dit ogenblik niet gezocht worden naar nieuwe fondsen. Het gaat enkel om
die 200 miljard. Ga die eerst gebruiken»? Is die conclusie juist?
De heer Amhaouch (CDA):
Collega Slootweg en ik hebben eerder gezegd: blijf nou weg bij al die discussies over
nieuwe fondsen en start met die eerste 200 miljard die er zou zijn. We hebben ook
vaker gezegd: «Waar komt die vandaan? Ga daarmee aan de slag!» Maar zeg nooit nooit
over de vervolgfase. Je weet namelijk niet wat er op ons afkomt. Europa zal meer soeverein
en strategisch autonomer moeten worden, en dan zul je de kansen moeten benutten. Collega's
hebben dat ook gezegd. Dat is mijn pleidooi. Ik ben geen financieel specialist, maar
ik zie wel wat er op ons afkomt en dat probeer ik hier te duiden.
De voorzitter:
U heeft een nieuwe interruptie van de heer Boutkan.
De heer Boutkan (Volt):
Dat is de laatste, als ik mij niet vergis. Ik heb een vraag over die 200 miljard.
Dat geld is namelijk al gealloceerd voor REPowerEU om met groene energie onafhankelijk
te worden van Rusland. Daarom vind ik deze discussie over geld, waarbij wordt gezegd
«er zijn nog potjes», altijd zo raar. We hebben het allang weer ergens anders aan
uitgegeven, en nu gaan we het dubbel uitgeven. Stel dat dat geld inderdaad wordt uitgegeven
om onafhankelijk te worden van Rusland. Zou het CDA dan wél openstaan voor nieuwe
potjes?
De heer Amhaouch (CDA):
Ik vind dat een beetje flauw. In elk debat dat ik heb over de Europese top en de Raad
hebben we het over potjes. Laat ik iets anders zeggen. Het is heel goed als we een
gedeelte van die 200 miljard kunnen stoppen in investeringen in energie. Dat heb ik
eerder gezegd. Het is namelijk heel vreemd dat wij als Europese lidstaten met elkaar
gaan concurreren op energie. Dat hebben we gezien in deze crisis, toen het gas naar
Europa werd afgeknepen. Om een sterke concurrentiepositie te hebben, moet je binnen
Europa niet onderling gaan concurreren op energieprijzen. Laten we ervoor zorgen dat
het energie-inkoopbeleid in Europa veel dichter bij elkaar komt, want we hebben elkaar
nodig. Duitsland en Frankrijk zijn grote industrielanden waar Nederland aan levert.
Start dus met die 200 miljard die er is en laten we passen vooruit zetten, want we
staan met 2–0 achter.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. Dan maak ik toch het bruggetje naar China en alles wat daar speelt. Ik
heb eerder in een brief aan de Minister gevraagd naar de uitspraken van de Chinese
ambassadeur in Nederland. Die had toch wel wat intimiderende woorden. De Minister
geeft in de brief aan dat de inhoudelijke uitspraken van ambassadeur Tan van de Volksrepubliek
China voor zijn eigen rekening zijn. Dat is altijd zo, maar dan komt erachteraan:
«Het kabinet hecht aan respectvolle en constructieve communicatie tussen landen en
stelt zorgen hieromtrent ook in dit geval aan de orde.» Mijn concrete vraag is: is
er met deze ambassadeur van China gesproken over deze uitspraken? Onze Minister van
Buitenlandse Zaken is nu daar. Ik vind ook dat de relatie tussen China en Nederland
belangrijk is, maar dit moet volgens mij wel even uit de lucht.
Dan een ander punt met betrekking tot China. Ik las vanmorgen in de krant dat Onze
Minister van Buitenlandse Zaken zijn collega Qin ertoe heeft opgeroepen om Nederlandse
bedrijven in China dezelfde behandeling te geven als wij Chinese bedrijven in Nederland
geven. Mijn vraag aan de Minister is: komen we verder op dat punt? Staat China daarvoor
open? Of is het toch zo dat wij elke keer water bij de wijn moeten doen en dat de
Chinezen de eisende partij zijn?
Voorzitter. Bij handelsverdragen lezen we dat er inderdaad flinke stappen worden gezet
richting Nieuw-Zeeland en ook richting Kenia. Deze week verwachten we de Afrikastrategie.
Dat vinden wij goede ontwikkelingen. De heer Boutkan noemt elke keer dat alles veranderd
moet worden. Ik maak mij daar geen hele grote zorgen over. We moeten ook handhaven.
Als wij eisen stellen in onze handelsverdragen – wij stellen eisen aan inkomende producten
– dan moet we kijken of de handhaving klopt en niet elke keer bij elk handelsverdrag
alles ter discussie stellen. Handelsverdragen kennen quota. Handelsverdragen kennen
tarieven. Ik vind het een beetje zorgwekkend dat elke keer het beeld wordt geschetst,
ook door pro-Europese partijen, dat Nederland of Europa wordt overspoeld. Niettemin
moeten we altijd wel serieus luisteren naar waar de echte zorgen zitten voor onze
landbouw en onze boeren zitten.
De voorzitter:
Komt u tot een afronding, meneer Amhaouch?
De heer Amhaouch (CDA):
Ja. Ik heb nog een laatste puntje. De WTO staat ook op de agenda. De vraag is: bouwen
Nederland en Europa de druk richting Amerika ten aanzien van de benoeming van die
rechter een beetje op? Hier wordt van alles genoemd over hervormingen van de WTO,
maar de WTO ligt in principe aan een infuus, of die is dood, of die functioneert eigenlijk
niet. Daarom had ik net ook die discussie met de heer De Jong. Als we de WTO niet
meer hebben en als we geen handelsverdragen meer hebben, langs welke lijnen gaan we
dan internationaal zakendoen?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch. Ik heb niet precies gezien wat uw spreektijd was, maar
...
De heer Amhaouch (CDA):
Ik zeg niks, voorzitter.
De voorzitter:
... de blikken van de Griffie een beetje gezien hebbend, heeft u volgens mij ruim
de tijd genomen. Desalniettemin is het volgens mij heel mooi 10.50 uur. Nee, het is
al 10.53 uur. Hoelang heeft de Minister nodig? Tot 11.00 uur.
De vergadering wordt van 10.53 uur tot 11.00 uur geschorst.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Goedemorgen. We gaan verder met de Formele Raad Buitenlandse Zaken Handel. Het woord
is aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor haar
eerste termijn.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Leuk om weer eens in een nieuwe samenstelling van de commissie
over zo'n belangrijk onderwerp te debatteren. Zoals u weet, verdienen we een derde
van ons inkomen met handel. Daarmee betalen we ook onze zorg, het onderwijs, onze
veiligheid. Het is dus ontzettend belangrijk. Daarnaast is handel natuurlijk ook steeds
meer een geopolitiek instrument geworden. Een aantal leden heeft daaraan gerefereerd.
Het is een manier om met gelijkgestemde landen de banden aan te halen. Het is ook
een manier om een betere toegang tot grondstoffen te krijgen. Daar kom ik straks op
terug in reactie op de inbreng van de heer Futselaar. Nu hebben we daar een enorm
tekort aan. Europa heeft daar echt een been bij te trekken. Handelsverdragen kunnen
daar ook een instrument voor zijn, maar daar komen we straks nog over te spreken.
Ik zal de beantwoording in blokjes doen: de VS-EU-handelsrelaties, de China-EU-handelsrelatie,
de WTO, het handelsverdrag met Nieuw-Zeeland, imvo, exportcontrole, Mercosur en overig.
De Raad zal starten met een discussie over de handelsrelaties van de EU met de VS.
Een aantal leden refereerde al aan de Inflation Reduction Act en de aankomende Trade
and Technology Council. Ik heb eerder mijn zorgen uitgesproken over die IRA. Het is
heel goed dat de VS met een pakket zijn gekomen om de eigen economie te verduurzamen,
maar er zitten wel lelijke randjes aan, zeker voor onze eigen producten. Het is volgens
mij heel belangrijk dat we blijven inzetten op de verbetering van de behandeling van
Europese producten voor de voordelen die de IRA biedt. De gesprekken zijn al enige
maanden gaande. Oorspronkelijk was verwacht dat we ze in maart zouden afronden, maar
ze zijn nog steeds bezig.
Het beeld van hoe het nu gaat, is gemengd. Er zijn wel stappen gezet. De EU heeft
een gelijke behandeling gekregen voor de elektrische bedrijfsvoertuigen, maar we onderhandelen
nog steeds over de elektrische auto's voor de consumentenmarkt. Het gaat erom dat
in de EU gemaakte elektrische auto's of onderdelen daarvan zo veel mogelijk in aanmerking
komen voor de belastingvoordelen onder de IRA. Een aantal leden vroeg naar de inzet
van Nederland en de EU. Dit is een heel belangrijke inzet van de EU met steun van
Nederland.
Voor de andere subsidies is het nog onduidelijk in hoeverre daar concrete afspraken
over gemaakt kunnen worden. Wat ons betreft is het belangrijk om te blijven doorpraten
en de dialoog gaande te houden. Zoals gezegd, er worden nu wel stappen gezet. Toen
ik onlangs weer in Washington was, heb ik bij mevrouw Raimondo en mevrouw Tai nog
eens onder de aandacht gebracht dat dat ook voor Nederland een heel belangrijk punt
is.
Ondertussen wordt er aan Europese zijde ook een heleboel gedaan om ons concurrentievermogen
te versterken. Dat ligt primair natuurlijk bij mijn collega Minister Adriaansens,
maar die onderwerpen zijn aan elkaar gelinkt en het is goed dat dit ook in deze commissie
besproken wordt. Om het economisch fundament van de EU te versterken pleiten wij onder
andere voor een sterke en een eerlijke interne markt, het versnellen van de energietransitie
met onder andere initiatieven voor schone technologieën en waterstof, zoals het Natural
Industry Platform, het verbeteren van het EU-vestigingsklimaat door een snellere en
makkelijkere toegang tot EU-financiering voor bedrijven, en voldoende toegang tot
grondstoffen. Ik noem ook de diversificatie van handelsstromen. Ook kijken we daarbij
naar versnelling van vergunningverlening. Het lijkt er namelijk soms een beetje op
alsof het bij het vestigingsklimaat alleen maar om potten geld gaat, terwijl het daarbij
ook om zo veel andere dingen gaat. Het gaat gewoon om systematisch, structureel beleid
waar bedrijven hun bedrijfsprocessen en hun bedrijfsinvestmentdecisions op kunnen
inrichten, waardoor zij enige zekerheid hebben dat het de komende jaren niet te veel
zal veranderen. Dat is wat ik wilde zeggen over het vestigingsklimaat.
Dan wil ik nog iets zeggen ten aanzien van de TTC. De volgende bijeenkomst op politiek
niveau vindt eind mei plaats in Zweden. Daar zal ook weer een aantal handelsonderwerpen
de revue passeren. Dit is ook opgenomen in de geannoteerde agenda. Wij blijven voorstander
van samenwerking met de VS. Zoals de heer Futselaar ook zei, willen we die handelsconflicten
zo veel mogelijk voorkomen. Sommige conflicten, zoals tussen Airbus en Boeing, zijn
natuurlijk nu gepauzeerd. Daar moeten we dus eigenlijk nog een permanente oplossing
voor gaan vinden. Dat is dus des te meer reden om in gesprek te blijven met de VS.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer De Jong, D66.
De heer Romke de Jong (D66):
Ik deel de mening de mening van de Minister dat het om veel meer moet gaan dan alleen
een pot geld. Ik snap dat het gaat over wat ervoor zorgt dat bedrijven hier in Europa
willen investeren. We zagen het eigenlijk ook terugkomen bij het debat over het vestigingsklimaat.
Het gaat niet alleen om het fiscale klimaat maar ook om de reden dat bedrijven hier
willen zitten. Desalniettemin zien we natuurlijk nu wel dat bedrijven die nieuwe fabrieken
openen of uitbreiding wensen en de mogelijkheid hebben om te kiezen tussen continenten,
andere afwegingen maken. Ik pak even de Teslafabriek bij Berlijn als voorbeeld. Daar
zou een hele grote batterijfabriek bij komen, maar die komt er dus niet. Uiteindelijk
draait het dus ook om die potten geld. Ik parafraseer even de heer Amhaouch. Hij vroeg
in de eerste termijn of we die 200 miljard die wellicht over zou zijn van REPowerEU,
omdat die fondsen onbenut zijn, kunnen gebruiken. Ik was eigenlijk wel benieuwd hoe
de Minister daarin staat. Wil zij ook binnen Europa ervoor pleiten om die middelen
daarvan vrij te spelen zodat er een extra schep bij kan en die bedrijven hier in Europa
kunnen blijven?
Minister Schreinemacher:
Hier kan ik op reageren met het gevaar dat ik mij dan primair met het werk van Minister
Adriaansens ga bemoeien, maar natuurlijk is het wel heel belangrijk dat we als EU
ook inzetten op meer chipindustrie in Europa. De Chips Act werd al genoemd. Dat is
een manier om daarop in te zetten. Tegelijkertijd is het belangrijk dat we ook goed
gaan nadenken over welke industrie we hier precies willen hebben. Waar willen we als
Europa op inzetten en waar we willen we als Nederland op inzetten? We weten dat we
als Nederland hele mooie chipbedrijven hebben. We zijn goed in kwantum, maar we hebben
ook heel innovatieve mkb'ers, zoals de heer De Jong ook zegt. Er zijn dus wel verschillende
aanpakken voor verschillende bedrijven. We hebben hele grote fondsen nu vanuit het
Green Deal Industrial Plan. Er is dus echt al een aantal fondsen daarvoor gealloceerd.
Ik denk dat het ook belangrijk is dat we eerst zorgen dat dat geld wordt uitgegeven,
voordat we zeggen: we gaan er weer geld bovenop doen. Precies zoals al is gezegd,
gaat het niet altijd alleen om geld. Het gaat om zo veel meer. Volgens mij moet dat
integraal beleid zijn dat vanuit Europa wordt uitgevoerd.
De heer Romke de Jong (D66):
Ik wil hier nog kort op reageren. Er ligt nog een aangenomen Kamermotie van collega
Boucke en mijzelf, om inderdaad te kijken welke bedrijven we hier willen en in welke
bedrijven we willen investeren. Die komt inderdaad uit een debat met Minister Adriaansens.
Ik snap dus heel goed wat de Minister zegt. Toch zou ik het kabinet en de Minister
wel willen oproepen om wel wendbaar en eventueel ook snel te kunnen zijn, want dit
zijn zaken die we niet heel lang uit kunnen stellen, zoals de heer Amhaouch ook terecht
aangaf. Op een gegeven moment zullen we ook als Europa moeten zeggen: hier moeten
we ja ofte nee een stap maken. Ik zou de Minister dus eigenlijk willen vragen of zij
dan ook een vinger aan de pols wil houden wat betreft de fondsen waar ze nu over spreekt
en die nog niet zijn uitgegeven. Kan ze een vinger aan de pols houden om te kijken
hoe die voortgang verloopt en of we inderdaad de goede criteria hebben gesteld aan
die fondsen zodat die ook maximaal uitgeput kunnen worden?
Minister Schreinemacher:
De heer De Jong maakt een heel belangrijk en heel terecht punt over de vraag of er
goede voorwaarden zijn gesteld en of die fondsen nu goed worden uitgegeven. Ik wil
daar een vinger voor aan de pols houden, maar ik zal vooral mijn collega Minister
Adriaansens aanmoedigen om daar een vinger voor aan de pols te houden. Die is natuurlijk
ook bezig met de uitvoering van die motie, om te kijken hoe we het willen doen wat
betreft de industrieën. De heer Amhaouch gaf ook aan – dat is ook algemeen bekend
– dat het nu heel lastig is om fabrieken of wat voor productiecapaciteit dan ook naar
Nederland te halen, omdat de ruimte er nu simpelweg niet is. Dat is heel zonde.
De voorzitter:
Prima. De Minister gaat verder met haar betoog.
Minister Schreinemacher:
De heer Futselaar vroeg naar staatssteun en subsidies die aan bedrijven worden gegeven.
Hij vroeg of we kunnen waarborgen dat die niet in de vorm van dividenden bij bedrijven
worden uitgekeerd. In het algemeen hebben subsidies in Nederland en in de EU het doel
om activiteiten te stimuleren die anders niet zouden worden gedaan. Die zijn dus niet
ter ondersteuning van de bedrijfsvoering; laat staan de winstuitkering. Het prijsplafond
voor energie was geen staatssteun voor energieleveranciers, maar steun voor de energiegebruikers.
Voor een uitgebreide discussie over staatssteun ga ik u toch weer heel flauw doorverwijzen
naar mijn collega. Anders heeft zij ook niks meer om over te debatteren met uw Kamer.
Tot zover mijn beantwoording over de relatie tussen de EU en de VS. Dan ga ik nu verder
met ...
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Klink, VVD.
De heer Klink (VVD):
Ik zat er nog een beetje op te broeden of ik toch nog een interruptie ging plegen,
omdat de Minister aangeeft dat we simpelweg niet de ruimte hebben. Ik wil niet de
interruptie overdoen die de heer De Jong net heeft gedaan, maar wat ik in de geannoteerde
agenda zie, vind ik wel heel hoog over. Dat punt heb ik ook in mijn inbreng gemaakt.
Er staat dat kunstmatige intelligentie, 6G, onlineplatformen en kwantumtechnologie
belangrijk zijn en dat Nederland de samenwerking dus bevordert tussen de EU en de
VS op deze onderwerpen. Maar het is echt belangrijk dat we wel oog hebben voor het
welbegrepen eigenbelang van Nederland en dat we dus niet alleen zeggen dat het heel
mooi is dat de relatie tussen de EU en de VS goed is. Dat sluit ook aan bij de motie
waar de heer De Jong naar verwijst. Het is belangrijk dat u vanuit uw rol als Minister
voor Buitenlandse Handel ook echt oog hebt voor Nederland en dat u zich daar sterk
voor maakt, ook voor het toekomstig verdienvermogen binnen onze landsgrenzen. Daar
kan ik toch wel van uitgaan?
Minister Schreinemacher:
Ja, daar kan de heer Klink zeker van uitgaan. Het sluit op elkaar aan, maar het zijn
wel twee verschillende dingen. We moeten in Nederland kijken waar we goed in zijn
en hoe we het toekomstig verdienvermogen willen inrichten. Ook moeten we binnen de
EU borgen dat we niet allemaal elkaar gaan beconcurreren. Vervolgens is het ook belangrijk
om met de VS te kijken waar die op inzetten, bijvoorbeeld wat betreft de chipproductie.
Wordt er bijvoorbeeld ingezet op mature chips of meer geavanceerde chips? Hoe vullen
we elkaar aan? De TTC heeft natuurlijk tien verschillende werkgroepen. Sommige gaan
over handel en andere gaan weer over verduurzaming. Volgens mij is het dus op heel
veel onderwerpen belangrijk om met de VS in gesprek te blijven, ook om elkaar niet
ongewenst te beconcurreren. In sommige gevallen gebeurt dat wel en daarom gaan we
daar ook het gesprek met de VS over aan. Maar we hebben heel lang niet zo'n TTC gehad
en dat bemoeilijkte toch wel het oplossen van een aantal van die handelsconflicten,
waar de heer Futselaar ook aan refereerde. Ik denk dus dat we met de TTC echt wel
een mooi platform hebben, maar we moeten wel zorgen dat er ook stappen worden genomen.
Ik ben het dus helemaal met u eens. Ik ga inzetten op het verdienvermogen van Nederland,
maar ook op samenwerking met de VS, omdat die gewoon een hele belangrijke handelspartner
zijn van de EU en ook van Nederland.
De heer Klink (VVD):
Dank u wel.
Voorzitter: Klink
De voorzitter:
Ik ben inmiddels weer bevorderd tot voorzitter, want er is een interruptie van de
heer Amhaouch op dit punt. De heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik blijf even bij de relatie tussen de VS en de EU. De gesprekken lopen. Er zijn wat
kleine succesjes met betrekking tot die bedrijfswagens. Maar de vraag is: is er ook
een plan B? Stel dat dit uiteindelijk is wat het is, wat gaan we dan doen? Wordt daarover
nagedacht?
Minister Schreinemacher:
De heer Amhaouch en ik hebben het daar ook in een vorig debat al over gehad. Ik wil
liever niet speculeren over wat we dan gaan doen. Daar wordt natuurlijk wel over nagedacht.
Het ligt natuurlijk in de rede dat, als we er uiteindelijk in een worstcasescenario
niet uitkomen, we bij de WTO terechtkomen. Wat mij betreft is dat echt een worstcasescenario.
Het zou namelijk zoveel beter zijn als we hier, als goede handelspartners, samen uit
zouden komen. Natuurlijk wordt er wel over die scenario's nagedacht.
De voorzitter:
Dank u wel. De tweede interruptie van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Heel goed dat erover wordt nagedacht. Ik begrijp dat we niet alles hierover hoeven
te zeggen, maar het tweede gedeelte van het antwoord van de Minister baart me wel
weer zorgen. We zijn dan namelijk weer terug bij die WTO, die we met zijn allen eigenlijk
al dood hebben verklaard. Het zijn de Amerikanen zelf die het functioneren van de
WTO tegenhouden met het benoemen van een nieuwe rechter. Is daar zicht op? Ik weet
niet of de Minister daar straks nog op terugkomt. Kom er nog een blokje WTO? Als u
dat nu kunt doen, dan pakken we dat samen.
De voorzitter:
Ik begrijp dat de Minister direct het blokje WTO erbij pakt.
Minister Schreinemacher:
Ja, dat pak ik erbij. Dat integreer ik in het EU-VS-blokje.
De voorzitter:
Heel goed. Dan slaan we China even over en gaan we van het blokje VS-EU-handelsrelaties
naar het blokje WTO.
Minister Schreinemacher:
Ja. Daar kom ik dan hierna op.
De voorzitter:
Helemaal goed.
Minister Schreinemacher:
Er loopt nu een proces in Genève voor de hervorming van dat beroepslichaam. Daar zit
ook wel beweging in. De VS heeft sinds de MC12 een hervormingsproces voor geschillenbeslechting
in Genève geleid. Sinds begin dit jaar is er ook een nieuwe fase ingegaan. Inmiddels
zijn er al meer dan 70 voorstellen gedaan voor de hervorming. De EU zet in op tekstonderhandelingen
vanaf deze zomer en het bereiken van een akkoord over de hervorming en het herstel
tijdens de MC13. Dat is de volgende ministeriële conferentie van de WTO.
De heer Amhaouch maakte ook een heel terecht punt over de benoeming van de rechter.
Het klopt dat de Appellate Body, het beroepslichaam, op dit moment stilligt. Dat is
ook een punt waarop de EU heel hard duwt. Dat gebeurt multilateraal. De EU en ik doen
dat ook bilateraal. Dat is iets heel belangrijks. Ik ben tegelijkertijd wel heel blij
dat er wat betreft de hervorming van het beroepslichaam in ieder geval schot in de
zaak zit.
De voorzitter:
Heeft de heer Amhaouch nog een extra interruptie? Zo niet, dan geef ik het woord weer
aan u terug als voorzitter.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank, de heer Klink. De Minister gaat verder met het blokje China-EU.
Minister Schreinemacher:
We gaan morgen ook over de EU-China-handelsrelatie spreken. Op 30 maart heeft Commissievoorzitter
Von der Leyen in een toespraak benadrukt dat we ons als Europa niet zozeer moeten
inzetten voor decoupling – dat is het helemaal loskoppelen van China – maar juist
op derisking. Dat gaat over een herbalancering van de economische relaties. Het kabinet
steunt het voornemen van de Commissie om een economische veiligheidsstrategie te presenteren.
We willen heel graag actief meedenken. Meer Europese samenwerking en coördinatie op
dit vlak zal zowel de open strategische autonomie van de EU bevorderen als de interne
markt weerbaarder maken. Deze strategie kan wat ons betreft ook aansluiten bij nationale
trajecten die het kabinet al in gang heeft gezet, bijvoorbeeld als het gaat om het
mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden en kritieke grondstoffen.
Hier werd door verschillende leden ook al naar verwezen. Voorafgaand aan de RBZ Handel
zal Nederland ook een non-paper laten circuleren over de externe dimensies van de
Critical Raw Materials Act waarin we het belang van onder meer de diversificatie nog
eens extra benadrukken. Dat non-paper is ook met uw Kamer gedeeld.
Dan vroeg de heer De Jong onder andere naar het CAI, het investeringsakkoord dat gesloten
is tussen de EU en China. Zijn vraag was of we dat nieuw leven in willen blazen. Het
kabinet en ik zijn het geheel met de heer De Jong eens dat daar nu op geen enkele
manier aanleiding toe is. Dat ligt stil door de Chinese sancties tegen Europese politici.
Ook zijn er natuurlijk nog steeds grote zorgen over de mensenrechtenschendingen in
China. Er is wat ons betreft dus geen aanleiding om nu stappen te zetten richting
besluitvorming over het CAI.
Er is ook nog gevraagd om periodiek op de hoogte gehouden te worden over de taskforce
strategische afhankelijkheden, waarbij in wordt gegaan op concrete maatregelen. We
hebben in de Kamerbrief Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden van 12 mei toegezegd
dat het kabinet in het vierde kwartaal van dit jaar uw Kamer een voortgangsrapportage
zal sturen over de voortgang van de kabinetsaanpak. Dat zal onder andere gebeuren
vanuit de verantwoordelijke departementen en zal gaan over de activiteiten van de
taskforce. Ik zeg «vanuit de verantwoordelijke departementen», want volgens mij is
het heel belangrijk dat we met het hele kabinet en de hele overheid hiermee aan de
slag zijn en we het niet verkokerd binnen ministeries doen, juist omdat dit zo'n groot,
allesoverstijgend onderwerp is. Dat kunt u dus in het vierde kwartaal van dit jaar
verwachten.
De heer Klink vroeg hoe Nederland kan derisken in de handelsrelatie met China. Zoals
gezegd steunen wij de op derisking gerichte inzet van Von der Leyen. Op nationaal
niveau hebben we daar al verschillende initiatieven voor, zoals de Wet vifo, dus de
Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames, die toetst op inkomende investeringen.
Er is onderzoek gedaan, dat we blijven doen, naar strategische afhankelijkheden die
we willen afbouwen. Ook zet ik natuurlijk in op het diversificeren van handelspartners
om de risicovolle strategische afhankelijkheden zo veel mogelijk af te bouwen waar
het gaat om kritieke grondstoffen. Daartoe hebben we ook een nationale grondstoffenstrategie
opgesteld. Zoals gezegd zie ik handelsverdragen als een heel belangrijk instrument
daarbij. Dat zijn handelsverdragen die de EU afsluit, maar die desalniettemin wel
instemming van Nederland en het Nederlandse parlement behoeven.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Klink, VVD.
De heer Klink (VVD):
Ja, over het afbouwen van de strategische afhankelijkheden waaraan de Minister tot
twee keer toe refereerde. Ik ben benieuwd of de Minister al weet tot welk percentage
of tot welk niveau we zouden moeten afbouwen, bij wijze van spreken per kritieke grondstof,
of dat dat nog onduidelijk is.
Minister Schreinemacher:
Per grondstof is dat heel moeilijk inzichtelijk te maken. In het BNC-fiche over de
Critical Raw Materials Act hebben we eerder wel op Europees niveau gezegd in hoeverre
we voor grondstoffen afhankelijk willen zijn van derde landen. Voor de kritieke grondstoffen
als geheel zijn daar dus wel percentages aan verbonden, maar voor ons is het vrijwel
onmogelijk om dat per grondstof te doen.
De voorzitter:
Ik zie een wat verdwaasde blik in de ogen van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Waarom is het dan onmogelijk?
Minister Schreinemacher:
Bijvoorbeeld omdat de kritieke grondstoffen en de chips verwerkt zitten in tienduizenden
producten. Dat is ook heel lastig voor een importeur. Die heeft geen kennis over de
herkomst. Het is heel lastig om te bepalen over welke kritieke grondstoffen het dan
precies gaat en waar die vandaan komen, dus in hoeverre we voor die grondstoffen nu
afhankelijk zijn van welk land. Snapt u? Al die kleine onderdeeltjes ... Doordat de
handelsketen door verschillende landen komt en complex is, is dat gewoon niet te achterhalen.
Dat is dus heel lastig. Maar ik begrijp de vraag wel. We hebben daar in de grondstoffenstrategie
wel aandacht aan besteed. We kunnen het niet precies pinpointen op percentages, maar
we kunnen het natuurlijk wel meer generaliseren. We hebben dat al enigszins gedaan,
met voorbeelden, in de Kamerbrief van 12 mei. Dat blijven we doen. Ik zal kijken of
we daar nog concreter in kunnen zijn, maar ik wil niets beloven wat ik niet kan waarmaken.
De voorzitter:
De Minister gaat verder. We zijn nog steeds bij het blokje China/EU.
Minister Schreinemacher:
Dan kom ik bij het antwoord op de vraag van de heer Futselaar over de toegang tot
grondstoffen, nu we het toch over grondstoffen hebben. Het EU-handelsbeleid maakt
echt integraal onderdeel uit van de Europese strategie om de leveringszekerheid van
grondstoffen te waarborgen. Waar de heer Futselaar misschien nog wat ongemak voelde,
is men binnen Europa wat dit betreft wel over de brug. We zetten de handelsverdragen,
en dus ook de interne markt met 430 miljoen consumenten en de daarbij horende onderhandelingskracht,
in bij de toegang tot grondstoffen. Dat doen we bijvoorbeeld ook in het EU-Chili-akkoord
over lithium, dat we nodig hebben voor de verduurzaming.
De heer Futselaar (SP):
Ik begrijp dat tot op zekere hoogte. Ik vermoed dat we met Chili op termijn ook wel
over koper gaan praten, want dat raakt wereldwijd ook op. Toch is er een verschil
in hoe je als enorm machtsblok de onderhandelingen in gaat, namelijk of je dat alleen
met een stok in je hand doet of met een stok en een wortel in je hand. Je ziet bijvoorbeeld
hoe moeizaam het wereldwijd is om steun in het globale Zuiden te vinden voor Oekraïne.
Er is een beetje onderzocht wat er nu de achtergrond van is dat veel landen niet staan
te juichen om met ons mee te lopen. Ik zou het dan verstandig vinden als Europa niet
alleen de stok in de hand heeft bij het onderhandelen. Laat ik het zo zeggen.
Minister Schreinemacher:
Dat is een terecht punt van de heer Futselaar. Ik moet wel zeggen dat Chili als onderhandelingspartner
het op sommige momenten nog best hard speelt door te zeggen dat er nog andere handelspartners
in de wereld zijn, die een stuk minder eisen stellen dan wij, waarmee ze ook in zee
kunnen. Volgens mij is het heel belangrijk dat we als Europa blijven vasthouden aan
onze waarden en ook aan onze duurzaamheidsstandaarden. Ik zet nu mijn handelspet misschien
even wat meer af en mijn OS-pet op, want wij bekijken natuurlijk ook hoe wij meer
kunnen bijdragen aan duurzame mijnbouw. Daar helpen we landen ook mee. Ik was onlangs
in Canada, waar ze daar al best ver mee zijn. Ik denk dat het heel belangrijk is om
de lessons learned van plaatsen waar duurzamere mijnbouw plaatsvindt, mee te nemen
naar andere landen.
De heer Amhaouch vroeg wat mijn collega-Minister Hoekstra heeft besproken in China.
Hij vroeg ook naar de balans tussen China en Nederland als het gaat om de verschillen
in toegang. Het kabinet en de EU zetten natuurlijk in op een gelijker speelveld in
de handelsrelatie met China en spreken China hierop aan. Daar hebben we inmiddels
ook verschillende handelsinstrumenten voor, zoals het International Procurement Instrument
oftewel het Internationaal Aanbestedingsinstrument, en de Verordening buitenlandse
subsidies. Die zijn ook heel relevant voor de economische relatie met China. Het inzetten
op een gelijker speelveld is een heel belangrijk element in de relatie. Dit is bilateraal,
maar we doen dat natuurlijk ook in de WTO door ook daar weer te pleiten voor regels
die een gelijk speelveld bevorderen, bijvoorbeeld door regels te verbinden aan industriële
subsidies.
Voorzitter: Klink
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
We weten natuurlijk hoe China acteert, met de invloeden van de staatspartijen en ga
zo maar door. Europese bedrijven kunnen er wel of niet autonoom starten. De vraag
is of er al positieve stappen zijn gezet. Of zitten die eraan te komen? Of is het
toch een beetje «as is»?
Minister Schreinemacher:
Vindt u het goed dat ik daar in tweede termijn op terugkom?
De voorzitter:
Dat vindt de heer Amhaouch goed. Ik geef het voorzitterschap weer aan hem terug.
Voorzitter: Amhaouch
Minister Schreinemacher:
Voorzitter. Dan kom ik nu bij het kopje Nieuw-Zeeland. Ik sta dan graag stil bij het
aanstaande Raadsbesluit over de sluiting en de ondertekening van het handelsakkoord
tussen de EU en Nieuw-Zeeland. Die besluitvorming staat niet geagendeerd voor de aanstaande
Raad, maar wordt medio juni verwacht. U bent inmiddels via een brief geïnformeerd
over het voornemen van het kabinet om in te stemmen met de Raadsbesluiten. Voor de
EU is samenwerking met de Indo-Pacific regio van belang. Dit akkoord biedt ook echt
kansen om onze geopolitieke banden met Nieuw-Zeeland aan te halen. Het akkoord draagt
naar verwachting bij aan de economische welvaart aan beide kanten en stimuleert de
handel tussen beide regio's, zoals ook weer blijkt uit recent onderzoek. Ook biedt
het de EU een verbeterde toegang tot dienstenleveranciers. Mevrouw Teunissen heeft
zich uitgesproken tegen dit akkoord, maar ik vraag me wel af welk akkoord mevrouw
Teunissen wel zou kunnen steunen. Dit akkoord bevat namelijk echt ongekend ambitieuze
afspraken over handel en duurzame ontwikkeling, maar ook sancties ten aanzien van
de Paris Agreement. Ook Nederland heeft zich hier in dit verband met succes voor ingezet.
Ik denk wel dat we hier dus echt een heel mooi akkoord hebben liggen, waar we wat
het kabinet betreft mee in moeten stemmen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Uit het antwoord van de Minister blijkt dat zij alleen naar de economische belangen
heeft gekeken en misschien ook naar de geopolitieke belangen. De Partij voor de Dieren
ziet gewoon heel duidelijk in het verdrag staan dat er zuivel, vis en kiwi's vanuit
Nieuw-Zeeland worden geïmporteerd naar de EU. Wat de Partij voor de Dieren betreft
is daar dus niks duurzaams aan. Waarom zou je die producten van zó ver weg halen,
terwijl je die ook van heel dichtbij kunt halen en regionaal kunt produceren? Mijn
vraag aan de Minister is de volgende. Zij heeft het de laatste tijd vaak gehad over
het integreren van biodiversiteit en klimaat in haar afwegingen. Wat de Partij voor
de Dieren betreft gaan handel en de belangen van biodiversiteit en klimaat zeker niet
altijd samen, maar wat de Minister betreft wel. In hoeverre heeft de Minister dus
ecologische belangen meegewogen in de totstandkoming van haar standpunt over dit verdrag?
Minister Schreinemacher:
Lokale productie is niet altijd mogelijk. Soms is dat slechts beperkt mogelijk. Lokale
productie is niet per se het meest efficiënt en heeft ook niet per se de kleinste
footprint. Een voorbeeld daarvan is de melk uit Nieuw-Zeeland. Die heeft een zeer
lage broeikasvoetafdruk ten opzichte van productie elders in de wereld. Dat is het
resultaat van hun extensieve weideveeteelt. Het is dus niet zo dat producten altijd
een lage footprint hebben als je die lokaal produceert. Dat is mijn antwoord aan mevrouw
Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
In zijn algemeenheid is dat natuurlijk zo, maar Nederland is de tweede exporteur ter
wereld van zuivel. Het is dus niet zo dat Nederland en de EU zelf geen zuivel kunnen
produceren. Bovendien wil dit kabinet toe naar een duurzame landbouw en een kringlooplandbouw.
Hoe je die twee met elkaar verenigt, zie ik dus niet. In zijn algemeenheid is het
misschien zo dat je op sommige plekken beter kunt extensiveren en dat er daar aan
de duurzaamheidsvoorwaarden wordt voldaan, maar ik zou de Minister willen oproepen
om er vooral voor te zorgen dat we in Nederland op een duurzame manier onze producten
produceren en dat we niet producten vanuit de hele wereld hiernaartoe slepen. Dat
is namelijk niet duurzaam.
Minister Schreinemacher:
We hebben natuurlijk gisteren dit debat ook gehad met Minister Adema erbij. Minister
Adema en ik zijn het helemaal eens met mevrouw Teunissen dat we onze landbouw moeten
verduurzamen. Daar is de heer Adema ook dagelijks druk mee bezig. Daar ben ik het
dus helemaal mee eens, maar dat betekent niet dat we niet ook nog kunnen bijdragen
aan verduurzaming van productie elders. Dat doen we óók met handelsverdragen. Ik kom
straks nog op de manier waarop je kunt spiegelen en in hoeverre dat wel of niet mogelijk
is. Maar natuurlijk gaat het in deze verdragen juist ook om duurzame ontwikkeling
en afspraken over handel. Ik krijg vanaf mijn rechterzijde nog een cijfer toegereikt
dat misschien ook nog wel interessant is voor deze discussie. Het transport bij de
melk uit Nieuw-Zeeland is namelijk verantwoordelijk voor 2% tot 9% van de totale carbon
footprint van die melk. Dat is dus eigenlijk een heel klein percentage daarvan.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Tot slot. Als je die producten op zichzelf bekijkt, is het een klein percentage, maar
al die handelsverdragen die we sluiten, tellen op tot méér CO2-uitstoot, terwijl we juist naar minder CO2-uitstoot moeten gaan. Mijn vraag is heel simpel. Halen we die vis nou uit Nieuw-Zeeland
omdat we hier een tekort aan vis hebben of omdat het alleen maar economisch goedkoper
is om de vis daarvandaan te importeren?
Minister Schreinemacher:
Ik denk dat het beide is. Sommige vis hebben we hier niet en daar wel. En anderzijds
... Toch eerst nog even het volgende. Handelsverdragen vergemakkelijken de handel.
Die handel is er en zal er blijven. Dus volgens mij moeten we kijken hoe we die handel
zo veel mogelijk kunnen verduurzamen en dat doen we door zo'n heel ambitieus handelsakkoord
als dit af te sluiten.
De voorzitter:
Prima. De Minister gaat verder met het betoog, over Nieuw-Zeeland. Of was dat het?
Dat was het. Ja. Dan gaan we naar het vijfde blokje: imvo.
Minister Schreinemacher:
Volgens mij was het met name de heer Futselaar die een vraag heeft gesteld over imvo.
Hij was niet optimistisch over de huidige voortgang in het Europees Parlement. De
signalen die ik krijg zijn redelijk positief. Het is omstreden en de discussies zijn
volgens mij heftig, maar ik heb wel het idee dat daar nu voortgang in wordt geboekt
– dat zou natuurlijk heel goed nieuws zijn – zodat die trilogen zo snel mogelijk kunnen
beginnen en we zo snel mogelijk Europese wetgeving hebben, die voor alle bedrijven
in Europa gaat gelden en voor bedrijven die van buiten Europa hun spulletjes op de
Europese markt verkopen.
Dan het standpunt in het EP. De juridische commissie heeft inmiddels een standpunt
aangenomen en op 1 juni, dus volgende week, zal het Europees Parlement waarschijnlijk
zijn positie aannemen. Dat weet ik niet zeker, maar ik heb goede hoop. Ik ga er vanmiddag
ook weer over spreken in Brussel. Natuurlijk blijven we ons dan, als de trilogen beginnen,
onverminderd inzetten voor de Nederlandse prioriteiten conform het BNC-fiche dat we
met de Kamer hebben gedeeld.
Dan hebben we natuurlijk ook nog het nationale traject met de initiatiefnemers, waarbij
we hebben gezegd dat we met nationale wetgeving komen. Tegelijkertijd houden we bij
die wetgeving ook rekening met het gelijke speelveld met omringende landen en de implementatie
van EU-wetgeving. Het helpt natuurlijk als we straks een beetje weten waar het EP
gaat landen om zo misschien tussen de oogharen door al te kunnen zien waar we in Europa
gaan uitkomen. Wat mij betreft blijven we dan ook in de inzet van het kabinet zo dicht
mogelijk bij de Europese uitkomst. Maar de gesprekken met de initiatiefnemers lopen
en als het goed is, wordt er nu met hen een afspraak gepland zodat we zo snel mogelijk
bij elkaar zitten nadat het standpunt is ingenomen.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Futselaar van de SP.
De heer Futselaar (SP):
Dat is mooi en het is goed dat de Minister hoopvol is over het Europees Parlement,
maar ik begrijp dat er ook wel een kans is dat er volgende week geen compromis wordt
bereikt. De vraag is een beetje wat wij doen, ook met het nationale initiatief, als
het echt vertraging oploopt. Blijven we dan wachten op wat er uit Europa komt of zeggen
we – dat zegt de Minister dan – dat we het zelf gaan doen?
Minister Schreinemacher:
We hebben afgesproken dat we met een nationale wet komen en er ligt een initiatiefwet,
dus dan gaan we verder met de nationale wetgeving. Ik geloof dat iedereen wel – in
ieder geval ik en ook het kabinet – het belang en de urgentie van deze wetgeving echt
inziet. Dus dan gaan we door op de nationale route. Dat is iets wat we sowieso doen,
maar dan weten we beter wat de inzet zou kunnen zijn op Europees niveau.
De voorzitter:
Dit was imvo. Dan gaan we naar het blokje exportcontrole.
Minister Schreinemacher:
Ten aanzien van de exportcontrole hebben we al verschillende brieven gestuurd. Het
kabinet heeft in ieder geval op 8 maart een brief gestuurd naar de Tweede Kamer over
de aanvullende exportcontrolemaatregelen met betrekking tot geavanceerde apparatuur
voor de productie van halfgeleiders. U heeft daar ook een vertrouwelijke briefing
over gehad. De heer Boutkan vroeg of de VS maatregelen kunnen opleggen omdat ASML-machines
Amerikaanse onderdelen bevatten en of we daar dan antidwangmaatregelen tegen kunnen
inzetten. Ik wil even zeker weten of ik dan de vraag goed heb genoteerd. Ieder land
heeft natuurlijk zijn eigen exportcontrolebeleid. Daarom hebben we die brief over
nationale aanvullende exportcontrolemaatregelen ook gestuurd. Op het moment dat er
sprake is van tegenmaatregelen of wat dan ook, dan kaarten we dat natuurlijk ten eerste
aan bij het land dat die eventueel ingesteld zou hebben. Ik wil benadrukken dat wij,
de EU, veel veiligheidsanalyses en zorgen delen met de VS. Dat is onze belangrijkste
handelspartner, zoals ik al eerder zei. De EU beschikt over verschillende instrumenten.
Volgens mij is het volgende daarom ook heel belangrijk. Het werd ook gevraagd, dacht
ik. Gaan andere Europese lidstaten de maatregelen overnemen? Daar gaat iedere lidstaat
natuurlijk zelf over. Daarbij blijft het zo – daar hebben we natuurlijk al eerder
over gesproken – dat wij die technologie in huis hebben. Ik zie eerder voor me dat
landen die maatregelen zullen steunen dan dat ze die zelf zullen overnemen, omdat
ze die technologie nou eenmaal niet hebben. Uiteindelijk gaan de VS ook over hun eigen
exportcontrole. Zij kunnen voor hun eigen geavanceerde technologie – dat gebeurt natuurlijk
altijd in het kader van nationale veiligheid, want we moeten voldoen aan de WTO-regels
– hun eigen exportcontrolemaatregelen nemen, of dat nou gebeurt ten aanzien van chipmachines
of van andere geavanceerde apparatuur.
De heer Boutkan vroeg naar een tijdlijn voor de nationale exportcontrolemaatregelen.
Wanneer gaan we die bekendmaken? Hoe gaan we dat doen? Het kabinet streeft ernaar
om de maatregelen voor de zomer te publiceren. Er werd ook al aan gerefereerd dat
Japan inmiddels exportcontrolemaatregelen heeft geïntroduceerd omwille van hun nationale
veiligheid. De Japanse industrie maakt andere producten. De lijst met exportcontrolemaatregelen
ziet er dus ook net anders uit dan de Nederlandse. De inzet van het kabinet is wel
om de maatregelen zo veel mogelijk coherent te maken met die van gelijkgezinde partners.
Dat zal u voor de zomer zien, wanneer wij die maatregelen publiceren.
De voorzitter:
Dan gaan we naar het kopje Mercosur. Dat is het een-na-laatste kopje. Daarna volgt
het kopje overige.
Minister Schreinemacher:
Er is een aantal vragen gesteld over de uitvoering van de moties over Mercosur. Wanneer
geef ik uitvoering aan de motie over het in de EU bepleiten dat een mogelijk Mercosur-akkoord
een integraal associatieakkoord blijft? Ik ben van plan om dat onder andere morgen
te doen bij het agendapunt update handelsakkoorden, tijdens de lunch. Als ik vanmiddag
op tijd in Brussel aankom, ben ik ook van plan om dat te doen bij Eurocommissaris
Dombrovskis, waar ik dan een afspraak mee heb. Dat ten aanzien van die motie. Als
ik bilaterale gesprekken met andere landen of lidstaten heb, zal ik ook nog eens benadrukken
dat Nederland voorstander is van één integraal associatieakkoord.
Dan de motie over landbouw in het Mercosur-akkoord. Dat blijft een lastige. Daar ligt
een motie over. Ik heb aangegeven: wat heb kabinet betreft, komen wij nu niet tot
besluitvorming over dit akkoord. Wij nemen een positie in zodra de besluitvorming
daadwerkelijk aan de orde is en er een voorstel aan de Raad ligt, zoals we dat altijd
doen. Ik moet wel zeggen: het schrappen van landbouw uit het EU-Mercosur-akkoord is
geen optie, gezien het belang ervan voor de Mercosur-landen. Die hebben al gezegd:
zonder landbouw is er geen akkoord. Het is dus eigenlijk kiezen tussen een akkoord
met landbouw of helemaal geen akkoord. We hadden het eerder over grondstoffen. Dit
gaat over dezelfde landen waarover we nu een discussie hebben als het gaat om grondstoffen,
het aanhalen van de banden vanwege onze strategische autonomie en het bieden van tegenwicht
aan autocratieën. Ik zie op dat gebied ook een belang van het akkoord. Dat wil ik
nog een keer benoemd hebben.
De voorzitter:
De laatste interruptie van mevrouw Teunissen. Daarna de heer Futselaar.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De Minister zegt eigenlijk, met zoveel woorden, dat ze de motie nog steeds niet uitvoert
die specifiek gaat over landbouw uitsluiten van het verdrag. In de geest van de motie
handelen, betekent ook actief steun vergaren voor het uitsluiten van landbouw. De
Minister zegt nu: het is eigenlijk een voldongen feit; ik kan dat niet. Maar het is
wel de strekking van de motie. Het is niet alleen maar je uitspreken tegen het verdrag,
maar het is ook het actief steun vergaren voor het uitsluiten van landbouw in het
verdrag. Ik vraag me af hoe de Minister omgaat met die uitspraak van de Kamer.
Minister Schreinemacher:
Als je je actief uitspreekt tegen landbouw in het verdrag, zeg je de facto: we gaan
het verdrag niet steunen. Als ik dat zeg in Brussel, dan luistert niemand meer naar
wat ik verder over het verdrag te zeggen heb, want dan hebben we ons standpunt daarover
ingenomen. Dat is wel waar het dan uiteindelijk op neerkomt. Als ik daar ga pleiten
voor het halen van landbouw uit het akkoord, dan zeggen die Mercosur-landen zoals
gezegd: dat is een no-go voor ons. Uiteindelijk verkleinen we onze invloed op het
akkoord en op het addendum – daar ga ik zo nog op in – daar alleen maar mee.
Ik ga de vraag die de heer Boutkan wil stellen nu misschien beantwoorden.
De voorzitter:
Dan de heer Futselaar voor een interruptie.
De heer Futselaar (SP):
Dit raakt toch wel fundamenteel aan de invloed die het parlement heeft op besprekingen
in de Raad. Het is ook niet de eerste keer dit jaar dat het kabinet zegt: u zegt iets,
Kamer, maar wij zien geen meerderheid voor uw standpunten, dus we gaan het niet uitdragen.
Dat is wat de SP betreft niet hoe het zou moeten gaan. De Kamer spreekt zich uit.
De Ministers en het kabinet hebben dat uit te dragen in de Europese instellingen.
Als je zegt «wij zien dat we het niet gaan winnen, dus het heeft geen zin om de strijd
aan te gaan», dan kan elke Minister dat wel tegen elk parlement in Europa gaan zeggen.
Dan is er nooit meer serieuze parlementaire controle.
Minister Schreinemacher:
Zoals gezegd in de brief, nemen wij pas een standpunt in als het hele akkoord er ligt,
plus het addendum. Ik heb de motie nu niet bij de hand, maar ik begrijp dat die vooral
zegt dat wij bij voorbaat niet instemmen als landbouw er niet uit wordt gehaald. Dan
stemmen we er dus niet mee in. Dan nemen we toch een standpunt in? We hebben als kabinet
gezegd: we nemen een standpunt in over het akkoord als het hele akkoord er ligt, plus
het addendum. Dat hebben we als kabinet gezegd, ook in antwoord op uw brief. Dat standpunt
nemen wij pas in als het verdrag voorligt.
De heer Futselaar (SP):
Dan is de vraag dus: wiens standpunt vind je belangrijker, dat van een Kamermeerderheid
of dat van het kabinet? Het kabinet zegt: wij vinden dat het kabinet geen standpunt
moet innemen op dit moment, ondanks het feit dat de Kamer vrij helder is over het
standpunt dat moet worden ingenomen. Dat is een keuze, maar dan moet de Kamer ook
conclusies trekken op dit dossier en op andere dossiers.
De voorzitter:
De Minister, ten slotte.
Minister Schreinemacher:
Ik blijf erbij dat wij als kabinet een standpunt innemen als het helemaal voorligt,
zoals we in de brief ook hebben gezegd. Dat doen we altijd zo bij handelsverdragen.
Dat doen we bij Nieuw-Zeeland ook.
De voorzitter:
Dat was Mercosur?
Minister Schreinemacher:
Nee, nee, nee.
De voorzitter:
Nee? Oké. Ik zie de heer Boutkan namelijk al op het puntje van zijn stoel zitten.
Minister Schreinemacher:
Ja, want hij zei dat er besluitvorming zou zijn tijdens de EU-CELAC-top, maar dat
is niet aan de orde. Er wordt niets ondertekend tijdens die top. Naar verwachting
zal de besluitvorming over Mercosur pas in 2024 aan de orde zijn. Zoals gezegd onderhandelen
de EU en de Mercosur-landen op dit moment over dat addendum, dat additionele instrument
voor aanvullende duurzaamheidsafspraken bij het Mercosur-akkoord. We hebben in oktober
2020 een inbreng geleverd bij de Europese Commissie voor dergelijke aanvullende afspraken,
inclusief het Parijsakkoord en de fundamentele ILO-conventies. Sindsdien heeft het
kabinet ook elke keer het belang van die afspraken benadrukt. De afspraken zijn afdwingbaar
middels het geschillenbeslechtingsmechanisme dat is voorzien in het onderhandelingsakkoord.
Dit ten aanzien van het addendum.
Er werd gevraagd of er een update gegeven kan worden over de onderhandelingen. Het
heeft niet zo'n zin om nu een update te geven over wat er nu voorligt, omdat daar
natuurlijk nog steeds over wordt onderhandeld. Wanneer het klaar is, dus wanneer die
onderhandelingen afgerond zijn, kunnen wij u daar wel over informeren.
De heer Boutkan (Volt):
Ik vind het heel lastig dat over de inhoud van de onderhandelingen niet wordt gerapporteerd,
terwijl we toch redelijk snel een besluit zullen moeten nemen en we de Minister natuurlijk
ook willen aansturen, waar ik ook een specifieke vraag over heb gesteld. Wordt bijvoorbeeld
ontbossing, waar we ook een ontbossingsverordening over hebben, goed geborgd in de
onderhandelingen die nu plaatsvinden? Zou de Minister daar nog verder op in willen
gaan?
Minister Schreinemacher:
De Raad heeft binnen Europa op 16 mei een definitief akkoord gegeven op de ontbossingsverordening,
die als doel heeft dat producten op de interne markt, van welke oorsprong dan ook,
vrij zijn van ontbossing. Dit geldt dus ook voor producten vanuit Mercosur-landen.
Maar met die verordening, die dus gaat over wat er op onze interne markt komt, hebben
wij geen invloed op duurzaamheidsstandaarden of bijvoorbeeld productiestandaarden
of de manier waarop dit in Mercosur-landen is geregeld. Daar zou zo'n addendum dan
weer een grotere rol in kunnen spelen. Dat is in ieder geval de inzet, ook juist om
juridisch bindend vast te leggen wat van elkaar wordt verwacht op het gebied van ontbossing.
Dat addendum is een wederzijdse afspraak, waarin ontbossing ook zal worden meegenomen.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar de heer Boutkan.
De heer Boutkan (Volt):
Ik hoor de Minister dus eigenlijk zeggen: wij zullen ons echt inzetten om te zorgen
dat de afspraken die we op Europees niveau maken, onder andere over ontbossing, mee
zullen worden genomen in het addendum. Er zijn natuurlijk meer duurzaamheidsafspraken
die wij met elkaar maken. Ik begrijp niet zo goed waarom we juist op dit soort punten
geen appreciatie kunnen krijgen van hoe die onderhandelingen lopen, zodat we die als
Kamer eventueel nog kunnen bijsturen als we dat belangrijk vinden. Zoals ik al eerder
zei, is Volt niet per se tegen de vrijhandel, maar wij willen gewoon echt dat wat
wij met elkaar in Europa afspreken, wordt vastgezet in het handelsverdrag.
Minister Schreinemacher:
Die onderhandelingen over het addendum zijn al een tijdje bezig, maar lopen echt nog
wel een tijdje, juist omdat besluitvorming pas in 2024 voorligt. Maar ik begrijp de
wensen van de heer Boutkan. Zodra er ook aan onze zijde meer duidelijkheid is, ben
ik dus bereid om de Kamer te informeren, zodat wij daarover ook weer van gedachten
kunnen wisselen en ik uw wensen en zorgen dan kan meenemen naar Brussel.
De voorzitter:
Prima. Dan gaat de Minister verder.
Minister Schreinemacher:
Dan vroeg de heer Boutkan ook nog naar een impactassessment door de Europese Commissie
met betrekking tot duurzaamheid. Het eerste onderzoek werd in 2010 gepubliceerd. Inmiddels
is er in maart 2021 weer een nieuw rapport gepubliceerd, het Sustainability Impact
Assessment. Juist omdat dat eigenlijk nog redelijk recent is, uit maart 2021 – er
zit elf jaar tussen en we hebben nu net dat nieuwe assessment – zie ik nu even geen
aanleiding om direct weer een nieuwe uit te laten voeren. De meest recente ontwikkelingen
in de EU- en Mercosur-landen zijn meegenomen. Juist omdat over de inhoud van het onderhandelingsakkoord
nu niet wordt onderhandeld, zal een analyse waarschijnlijk ook niet tot heel andere
resultaten leiden.
Dan vroeg de heer Boutkan nog naar de spiegelclausule. Daarmee worden de productievoorwaarden
bedoeld. Dus niet alleen productstandaarden waar producten sowieso aan moeten voldoen
als ze op de interne markt komen, maar productiestandaarden. We hebben het ook gisteren
daarover gehad met Minister Adema. De ontbossingsverordening is bijvoorbeeld een belangrijke.
Daarmee wordt een belangrijke zorg die met betrekking tot de Mercosur-landen speelt,
voor een gedeelte ondervangen. Maar in den brede zijn de spiegelmaatregelen iets wat
we nu binnen de EU verder oppakken. Volgens mij moeten we daar nu wel naar kijken.
Ik heb daar goed contact over met de heer Adema, ook om er, juist nu we onze eigen
landbouw gaan verduurzamen, voor te zorgen dat we er natuurlijk ook zo veel mogelijk
op duwen dat boeren bij handelspartners ook aan bepaalde productievoorwaarden of -standaarden
moeten voldoen. Als je gaat spiegelen, is de vraag natuurlijk wel: wie spiegelt aan
wie? Of moeten wij dan spiegelen aan onze handelspartner? Dat blijft natuurlijk een
lastige discussie, waarbij je het liefst niet de laagste gemene deler neemt maar de
hoogste gemene deler. We hebben natuurlijk ook gezien hoe we dat na brexit met het
VK hebben uitonderhandeld, maar het blijft lastig. Want als je afwijkt, moet de ander
dan ook afwijken? Wij willen natuurlijk ook strengere maatregelen kunnen nemen als
dat nodig is. Dit is een discussie die in Brussel speelt en waar wij ons als Nederland
echt hard voor maken, maar dit is wel een van de lastige elementen van die discussie.
De heer De Jong vroeg naar de positie van Lula ten aanzien van China, ook voor de
onderhandelingen met de Mercosur-landen. Het klopt dat president Lula van Brazilië
eerst de andere Mercosur-landen bezocht. Daarna is hij naar de VS gegaan, daarna naar
China en daarna naar de EU. Dat zegt wat. Hij heeft inderdaad ook wel tot doel om
de banden met China aan te halen. Ik denk dat het juist daarom ook heel belangrijk
is dat we de handelsrelaties met de Mercosur-landen hoe dan ook goed houden en dat
we ook dat geopolitieke belang niet uit het oog moeten verliezen. Natuurlijk is ook
de EU-CELAC-top in juli daar een belangrijk moment voor. Maar wij delen deze zorg.
De voorzitter:
Ik zie een vinger van de heer Boutkan voor een interruptie.
De heer Boutkan (Volt):
Ik was toch nog even aan het verwerken wat de Minister net zei over de spiegelclausule.
Kan de Minister toezeggen dat dat in ieder geval ook echt de Nederlandse positie is
die uitgedragen wordt in de onderhandelingen?
Minister Schreinemacher:
Even een verduidelijkende vraag: in EU-Mercosur of überhaupt?
De heer Boutkan (Volt):
We hebben het nu over het Mercosur-verdrag. Laten we dus daarmee beginnen.
Minister Schreinemacher:
Wij hebben dit niet opgenomen in de aanvankelijke inzet van het kabinet die we met
de Commissie hebben gedeeld, ook omdat dat onderhandelingsakkoord al klaar was. We
hebben het nu vooral over het addendum dat over duurzaamheid en ontbossing gaat. Daar
maakt de spiegelmaatregel nu geen deel van uit.
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Boutkan.
De heer Boutkan (Volt):
De laatste interruptie. Ik hoor de Minister net zeggen: we gaan ons hier wel hard
voor maken, want zeker met het landbouwakkoord is dat nodig, en we zouden dan het
liefst de hoge standaarden voor ons zien die we in Nederland en in de EU gaan implementeren.
Ik snap het verhaal nu eigenlijk niet meer. Waar gaat Nederland nou op inzetten rondom
dit Mercosur-verdrag?
Minister Schreinemacher:
Over de spiegelmaatregelen: Nederland zet in op het maken van zo concreet mogelijke
afspraken over ontbossing in dat addendum, maar wij vragen op dit moment niet van
Mercosur-landen om onze regelgeving een-op-een te kopiëren. Dat zijn spiegelmaatregelen
en dan gaat het dus niet alleen over «zo concreet mogelijk». Dat maakt nu geen deel
uit van de Nederlandse inzet, omdat zij onze regelgeving daarover ook niet een-op-een
zullen overnemen.
De voorzitter:
Prima. We blijven nog bij Mercosur.
Minister Schreinemacher:
Ik heb de vragen over Mercosur gehad.
De voorzitter:
Dan komen we bij het laatste kopje, de overige vragen.
Minister Schreinemacher:
De heer Klink vroeg nog wat het kabinet doet om de ondertekenaars van de COP26 aan
te moedigen om ook stappen te zetten in het uitfaseren van fossiele bronnen. Wij hebben
hier onlangs een uitgebreid debat over gehad met de Staatssecretaris van Financiën.
Bij de uitwerking van de COP26-verklaring heeft het kabinet conform de door de Kamer
aangenomen motie-Heinen, waar de heer Klink net ook zelf aan refereerde, rekening
gehouden met het gelijkwaardige internationale speelveld. Landen als Frankrijk, het
VK, Denemarken en België, maar ook Nederland hebben de COP-verklaring inmiddels geïmplementeerd.
Een aantal andere landen heeft dat nog niet gedaan. Nederland spoort die landen bilateraal,
maar ook via multilaterale wegen aan om die verklaring, waar ze hun handtekening onder
hebben gezet, uit te voeren. Dat doe ikzelf ook als ik bilaterale gesprekken heb.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Luisteren ze een beetje?
Minister Schreinemacher:
Ik wil natuurlijk graag geloven dat ze dat doen. De internationale druk wordt opgevoerd.
Als andere landen dat bij ons doen, voelen wij dat en dat hebben andere landen natuurlijk
ook. Het helpt wel als ook andere landen helpen met aanmoedigen, want hoe hoger de
internationale druk, hoe belangrijker die is en hoe sneller die stappen worden genomen.
Dan vroeg de heer De Jong nog naar de resultaten tot nu toe van de handelsbevordering
voor het mkb. Voor de zomer zal ik samen met collega Adriaansens een brief versturen
over de vernieuwde publiek-private samenwerking, die juist is gericht op het versterken
van de internationalisering van ons bedrijfsleven. In die brief zou ik ook graag de
vragen van D66 meenemen over de resultaten en de volgende stappen voor het mkb, inderdaad
een prioriteit van mijn beleid in de BHOS-nota. De Europese dimensie neem ik daar
ook graag in mee, want we doen dit als Nederland, maar ook binnen Europa is het mkb
heel belangrijk. Het draagt niet alleen in Nederland op zoveel manieren bij aan onze
economie en aan onze innovatie. Ook de Commissie en verschillende handelsinstrumenten
binnen Brussel dragen dus bij aan de internationalisering van het mkb. Ook dit neem
ik dus graag mee in die brief, die voor de zomer komt.
Daarmee ben ik aan het eind van mijn beantwoording gekomen.
De voorzitter:
Dank, Minister, voor de beantwoording in de eerste termijn. Ik kijk of er behoefte
is aan een tweede termijn.
De heer Boutkan (Volt):
Ik wil graag een tweeminutendebat aanvragen.
De voorzitter:
Ik kijk eerst of er behoefte is aan een tweede termijn. Ja, er is behoefte aan een
tweede termijn. Dan gaan we daaraan beginnen. Ik geef het voorzitterschap even over
aan de heer Klink om de tweede termijn te starten. De spreektijd in de tweede termijn
is ongeveer een minuut en twintig seconden, dus een dikke minuut.
Voorzitter: Klink
De voorzitter:
Dank aan de heer Amhaouch. Ik neem het voorzitterschap weer even over of waar. Ik
geef het woord aan de heer Boutkan namens Volt voor zijn inbreng in de tweede termijn.
U heeft volgens mij al een tweeminutendebat aangekondigd.
De heer Boutkan (Volt):
Ja, maar wel onder voorbehoud. Ik vond het wel zo netjes om het even aan te geven.
Dank, voorzitter. Het is me nu nog niet helemaal duidelijk hoe Nederland zich echt
gaat inzetten voor die spiegelclausule. Ik heb gehoord dat Frankrijk en Oostenrijk
zich er hard voor maken om die toch op te nemen in het verdrag zelf. Ik zou het juist
zo mooi vinden als Nederland, dat nu door al die veranderingen en transities heen
gaat, daarbij aansluit en daarmee ook onze eigen belangen beschermt. Daar zal ik straks
ook een motie op indienen. Ik hoop echt op steun van de Minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Er komt dus in ieder geval een motie van de fractie van Volt. Het woord
is aan de heer De Jong namens de D66-fractie.
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter. Ik houd het even kort. Ik wil de Minister danken voor haar uitgebreide
antwoorden op alle onderwerpen die we hier in deze commissie hebben besproken. Ik
ben ook met name blij met de toezegging op het laatste punt over hoe we het mkb verder
kunnen versterken. Dat is iets wat de Minister nog een keer terecht benadrukt. Het
is ook een van de speerpunten in haar beleidsnota, dus dank daarvoor. Ik overweeg
nog een motie om te kijken welke belemmeringen er nu zijn en wat we daarmee kunnen
doen, maar daar gaat mijn fractie zich nog even op beraden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Jong. Het woord is aan de heer Futselaar namens de SP-fractie.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Ik heb mijn best gedaan om het standpunt van de Minister omtrent
de uitvoering van de moties over Mercosur te begrijpen. Als ik het goed begrijp stelt
het kabinet: het is niet zo dat we de motie niet uitvoeren, want daarvoor moeten we
een standpunt innemen en dat hebben we nog niet gedaan omdat er geen besluitvorming
is, maar tegelijkertijd zeggen we wel dat de inhoud van de motie niet kan worden uitgevoerd,
mocht het zover komen. Ik vind eigenlijk dat het kabinet dan al een besluit heeft
genomen, namelijk: wij vinden de motie niet uitvoerbaar, want dan valt het Mercosur-verdrag
weg. Misschien wil de Minister daar nog een reactie op geven.
Dan het tweede punt. De Minister heeft in haar beantwoording termen gebruikt als «op
zoek naar gelijkgestemde landen» en «het uitdragen van de waarden van Unie». Tegelijkertijd
heb ik net antwoorden teruggekregen van Minister Hoekstra over zijn bezoek aan Saudi-Arabië.
Die zegt daar onder andere in dat Saudi-Arabië en de landen in de Golfregio voor ons
een prioriteitsmarkt zijn voor ons inverdienvermogen. Dan denk ik: dat is wel een
gebied waar er op waardengebied nogal wat verschil is met ons, zowel ten opzichte
van hun eigen bevolking als ten opzichte van de oorlog in Jemen, bijvoorbeeld. Hoe
strookt dat nou precies met wat de Minister verder heeft gezegd over het uitdragen
van EU-handelsbeleid?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Futselaar. Het woord is aan mevrouw Teunissen namens de fractie
van de Partij voor de Dieren
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik ben blij dat de motie over een gemengd verdrag in ieder
geval wordt uitgevoerd en dat Nederland dus eraan zal vasthouden dat het een gemengd
verdrag moet zijn, zodat nationale parlementen niet omzeild kunnen worden. Maar daarbij
wil ik ook gezegd hebben dat het vervolgens natuurlijk wel de bedoeling is dat het
kabinet de motie van het parlement ook uitvoert als nationale parlementen niet omzeild
kunnen worden. Anders heeft het niet zo veel zin dat het parlement hier zit. Ik hoor
de Minister zeggen: «Het wordt ingewikkeld. Ik kan de motie eigenlijk niet uitvoeren,
want ik zie geen meerderheid voor me.» De heer Futselaar heeft natuurlijk gewoon gelijk
dat dat dus het innemen van een positie is. Graag een reactie dus. Kan de Minister
mij geruststellen dat ze daadwerkelijk nog wel op zoek gaat naar die steun om een
verdrag met landbouw erin te blokkeren?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Teunissen. Verder heeft u vooralsnog geen moties aangekondigd.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik overweeg nog een motie over het verdrag met Nieuw-Zeeland.
De voorzitter:
U heeft dus nog meer in petto. Dank u wel, mevrouw Teunissen. Ik kijk even naar de
heer Futselaar aan mijn rechterzijde met de vraag of hij het voorzitterschap over
wil nemen. O, ik zie trouwens de heer Amhaouch weer binnenkomen. Hoewel ik de heer
Futselaar natuurlijk ook het voorzitterschap gun, draag ik het over aan de heer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Klink voor zijn tweede termijn.
De heer Klink (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ook ik overweeg
een motie over het kwantificeren van de strategische afhankelijkheden. Dat is ook
in reactie op wat de Minister daar net al over heeft gezegd, maar daar moet ik me
nog even verder op beraden. Verder is natuurlijk het een en ander gezegd over imvo
en Mercosur. Het is natuurlijk heel verleidelijk om daar veel over te praten, maar
bij imvo is het echt afwachten wat er op 1 juni in het Europees parlement gaat gebeuren.
Wat betreft Mercosur vindt de VVD-fractie het echt heel belangrijk dat Nederland wel
gewoon aan tafel blijft zitten. Dat vinden wij belangrijk om dat als land te blijven
benoemen. Loop dus niet zomaar weg van tafel, zou de oproep zijn. De besluitvorming
en de standpuntbepaling zijn pas in 2024. Ik zou dus zeggen: laten we ook echt afwachten
totdat er definitief iets ligt waarover je een standpunt kan innemen, voordat we hier
in de Kamer daar weer nog meer woorden aan vuil gaan maken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik het woord aan mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren voor
haar tweede termijn. Zij is al geweest? Dan wil ik graag mijn eigen inbreng leveren.
Voorzitter: Klink
De voorzitter:
Dan ben ik weer voorzitter. Dat is een wonderlijke figuur. Collega Amhaouch, het woord
is aan u voor uw tweede termijn.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, dank. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen. Ik heb
nog twee zaken die ik aan de orde wil stellen.
Ten eerste heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag of de kou uit de lucht is ten
aanzien van de Chinese ambassadeur. Is daarmee gesproken? Ik wil daar een klip-en-klaar
antwoord op hebben. Hebben we daarmee gesproken en is de kou uit de lucht? Zo ja,
dan kunnen we samen verder en dan is dat afgehandeld.
Ten tweede: hoe gaan we ons bedrijfsleven informeren over de IRA en de gesprekken
die plaatsvinden? Wat zijn dadelijk de voordelen voor het Nederlandse bedrijfsleven
ten aanzien van Amerika, als er iets concreets uit komt? En welke voordelen heeft
het Green Deal Industrial Plan van Europa voor het Nederlandse bedrijfsleven? Kan
de Minister iets toezeggen? Kan zij het bespreken met de Minister van EZK? Wordt hierover
nagedacht en wordt ons bedrijfsleven hierin meegenomen?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch. Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van
de Kamer. Ik zie dat de Minister ongeveer vijf minuten nodig heeft. Ik schors tot
12.35 uur. De heer Amhaouch neemt het voorzitterschap dan weer over.
De vergadering wordt van 12.25 uur tot 12.36 uur geschorst.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
We gaan verder met het debat. De Minister is toegekomen aan de beantwoording in tweede
termijn. Ik maak even een punt van orde. Zodra we hier klaar zijn, gaan we door naar
de plenaire zaal voor het tweeminutendebat dat is aangevraagd. Daar wordt plaats voor
gemaakt in de plenaire zaal. Ik geef de Minister het woord.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. U had inderdaad nog een antwoord van mij tegoed uit de eerste
termijn op uw vraag over de uitspraken van de Chinese ambassadeur. U vroeg of daarmee
gesproken is. Er is inderdaad contact geweest met de ambassadeur over deze uitspraken.
Dit onderwerp is meerdere keren bilateraal besproken. Zoals gebruikelijk, doe ik in
het openbaar geen uitspraken over de inhoud van diplomatieke gesprekken. Maar zoals
ik al zei in de brief, hecht het kabinet aan respectvolle en constructieve communicatie
tussen landen. U kunt er echt op vertrouwen dat wij dat aan de orde stellen bij zo'n
gebeurtenis.
Ik ga meteen door met uw andere vragen waar ik nog op zou terugkomen, voorzitter.
Allereerst de vraag over de positieve stappen ten aanzien van de handelsrelatie met
China en de toegang voor onze bedrijven. Ik benoemde de instrumenten die wij als Europa
hebben om wederkerigheid af te dwingen. Daar zijn we in de afgelopen jaren natuurlijk
druk mee aan de slag geweest. Wat betreft het gelijke speelveld tussen Chinese bedrijven
hier en onze bedrijven in China: het is een gemengd beeld. We zien nog steeds dat
Chinese bedrijven regelmatig worden voorgetrokken en dat er onvoorspelbare lokale
regelgeving is. Anderzijds zien we ook dat er in onze gesprekken met China stappen
zijn gezet om intellectueel eigendom beter te beschermen. Tegelijkertijd zien we ook
negatieve voorbeelden, want hierover loopt nu een WTO-zaak tegen China. Ik moet eerlijk
zeggen dat het dus een gemengd beeld is. We blijven daarop duwen tijdens onze bilaterale
gesprekken, zoals mijn collega, Minister Hoekstra, ook heeft gedaan tijdens zijn bezoek.
U vroeg ook nog hoe wij bedrijven meenemen en informeren over het Green Deal Industrial
Plan en de Inflation Reduction Act. Wat betreft het Green Deal Industrial Plan: we
zijn het ermee eens dat het kabinet bedrijven goed moet informeren en ze ook moet
betrekken bij wat we daar doen. Dat doen we ook. Dat doe ik samen met mijn collega
van EZK. Wat betreft de IRA: onze ambassade in Washington volgt dat nauwgezet en informeert
ook het Nederlandse bedrijfsleven. We gaan het Nederlandse bedrijfsleven niet per
se helpen om zich te vestigen in de VS. We kijken liever hoe we de samenwerking beter
kunnen vormgeven. Tot zover uw vragen, voorzitter.
De heer Klink vroeg naar het kwantificeren van de strategische afhankelijkheden. Zoals
ik al heb aangegeven in mijn eerste termijn, ben ik graag bereid om daar zo concreet
mogelijk in te worden in de rapportage waar we het eerder over hadden. Ik zal ook
ingaan op de producten waarbij sprake is van afhankelijkheden. Maar het noemen van
percentages wordt echt lastig. Dat kan ik niet toezeggen, want dat kan ik gewoon niet
waarmaken. Maar ik ben echt van harte bereid om zo concreet mogelijk te worden, want
alleen als we echt weten waar we het over hebben, kunnen we maatregelen nemen.
De heer Futselaar vroeg naar onze handelsbetrekkingen met Saudi-Arabië. Zoals ik in
eerdere debatten heb gezegd, hebben we economische betrekkingen met Saudi-Arabië.
Maar we spreken hen ook altijd aan op de mensenrechten en op de inbreuk daarop. We
hebben ook de mensenrechtendialoog. Het is wat ons betreft echt en-en. Die dingen
gaan hand in hand. Wij hechten belang aan die handelsrelatie, juist vanwege de economische
transitie en de duurzaamheidstransitie waar we in zitten. Daar hebben we Saudi-Arabië
ook voor nodig. Volgens mij citeerde u premier Rutte zelf ook al. Hij heeft bij verschillende
gelegenheden gezegd: als ik alleen maar zaken kan doen met landen die net zo zijn
als Nederland, dan ben ik snel klaar. Volgens mij is het belangrijk dat we die dialoog,
die banden, openhouden. Dat doen we bijvoorbeeld via handel, maar daarbij moeten we
ook nadrukkelijk de mensenrechten aan de orde stellen, want die zijn voor het kabinet
ook heel belangrijk.
De voorzitter:
De heer Futselaar heeft daar een vraag over.
De heer Futselaar (SP):
Dat begrijp ik op zich. Ik wil hier ook geen hele lange discussie over Saudi-Arabië
beginnen, maar er is natuurlijk wel een verschil tussen zeggen dat je moet dealen
met landen die misschien een wat minder leuk regime hebben en zeggen dat iets een
marktprioriteit is, want daarmee leg je zelf accenten in je beleid.
Minister Schreinemacher:
We zullen dat altijd allebei moeten benoemen. We moeten het niet alleen benoemen,
maar we moeten ons daar ook naar gedragen. Is dat de oproep? Ik wil geen interruptie
uitlokken. Ik begrijp wat u zegt en dat is ook de inzet van het kabinet.
De heer Boutkan vroeg naar de spiegelclausule. Kunnen we daarin concreter worden,
juist ten aanzien van het Mercosur-verdrag? Nogmaals, zo'n spiegelclausule zou betekenen
dat zij onze standaarden moeten overnemen. Dat is op dit moment niet aan de orde.
Dat zou namelijk ook betekenen dat we het onderhandelingsresultaat dat we in 2019
hebben bereikt, namelijk het onderhandelaarsakkoord – het Mercosur-verdrag as it is,
waarover nu een addendum wordt uitonderhandeld – moeten openbreken. We zijn nu vooral
bezig met het addendum. Dat willen we gebruiken om concrete afspraken te maken over
ontbossing, arbeidsrechten en inheemse volkeren. We willen juist dat akkoord gebruiken
voor een verbetering op die punten. Bij de aard van dat addendum zou een spiegelclausule
niet passen.
De heer Boutkan (Volt):
Hoe ziet de Minister dan de uitspraken van president Macron? Hij zegt dat hij het
verdrag niet kan ratificeren op het moment dat deze clausule niet wordt overgenomen.
Oostenrijk heeft zich daarbij aangesloten. Waarom wil Nederland zich niet bij die
oproep aansluiten?
Minister Schreinemacher:
Ik ga niet over het standpunt van Frankrijk, dus ik ga nu ook geen analyse loslaten
op de vraag wat hij daarmee heeft gezegd of heeft willen zeggen.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Schreinemacher:
De heer Futselaar en mevrouw Teunissen vroegen naar de uitvoering van de motie. Is
die al dan niet uitvoerbaar? Zoals ik al eerder heb gezegd in de brief, in dit debat
en in vorige debatten – ik kan me zomaar voorstellen dat ik het straks in het tweeminutendebat
opnieuw zal zeggen – heeft het kabinet besloten dat wij niet bij voorbaat een standpunt
innemen. Wij zijn niet voor en niet tegen het verdrag. U vraagt mij in de motie om
tegen het verdrag te zijn als de landbouw er niet uit wordt gehaald. Als ik dat doe,
dan zou ik mij uitspreken tegen het verdrag, terwijl het kabinet heeft besloten dat
wij bij voorbaat geen standpunt zullen innemen.
De voorzitter:
Dank voor de beantwoording van de vragen in tweede termijn. Voordat we gaan afsluiten,
zal ik de toezeggingen voorlezen.
– De Minister zal de Kamer tijdig informeren zodra er meer duidelijkheid is over het
addendum bij het EU-Mercosur-verdrag, in ieder geval voordat er definitieve besluitvorming
plaatsvindt, zodat er nog gesproken kan worden met de Kamer. Dit is een toezegging
aan de heer Boutkan.
– De Minister van BuHa-OS, die hier aanwezig is, en de Minister van EZK sturen de Kamer
voor de zomer een brief over de publieke-private samenwerking. De vragen van het lid
De Jong over de ondersteuning van het mkb, ook op Europees niveau, worden daarin meegenomen.
Is dat akkoord? Ja?
Daarnaast is er een tweeminutendebat aangevraagd door de heer Boutkan, die daarbij
ook de eerste spreker zal zijn. We gaan daarom direct na deze vergadering door naar
de plenaire zaal.
Hiermee wil ik het commissiedebat Formele Raad Buitenlandse Zaken Handel afsluiten.
Ik dank de mensen op de publieke tribune, de mensen die hier in de zaal aanwezig zijn
en degenen die thuis hebben meegekeken.
Sluiting 12.46 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.