Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 23 mei 2023, over de Staat van de volkshuisvesting
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 1066 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 22 juni 2023
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 23 mei 2023 overleg gevoerd met
de heer De Jonge, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, over:
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 24 april
2023 inzake uitwerking van enkele onderdelen van de nationale prestatieafspraken en
andere beleidstrajecten (Kamerstuk 32 847, nr. 1036);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 3 april
2023 inzake reactie op verzoek commissie over de opvolging van het vorig jaar verschenen
rapport «Een thuis voor iedereen», over de huisvesting van aandachtsgroepen (Kamerstuk
32 847, nr. 1033);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 20 maart
2023 inzake reactie op het Rli-rapport Onderdak bieden (Kamerstukken 29 453 en 32 847, nr. 560);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 3 maart
2023 inzake antwoorden op vragen commissie over het fiche: Verordening dataverzameling
en -deling kortetermijnverhuur accommodatie (Kamerstuk 22112–3581) (Kamerstuk 22 112, nr. 3624);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 13 maart
2023 inzake evaluatie Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en Vestia (Kamerstuk
29 453, nr. 559);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 2 maart
2023 inzake beleidsreactie op het onderzoeksrapport Staat van de corporatiesector
2022 (Kamerstuk 29 453, nr. 558);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 13 februari
2023 inzake reactie op verzoek commissie over de nadere reactie op beëindiging permanente
bewoning van recreatiewoningen;
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 23 december
2022 inzake huisvesting vergunninghouders in de tweede helft van 2022 (Kamerstukken
32 847 en 19 637, nr. 988);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 22 december
2022 inzake gezamenlijke afspraken van verhuurders, gemeenten en het Rijk over maatwerk
bij het voorkomen van huisuitzettingen tijdens de energie- en inflatiecrisis (Kamerstuk
32 847, nr. 987);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 16 december
2022 inzake Staat van de Volkshuisvesting 2022 (Kamerstuk 32 847, nr. 986);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 9 december
2022 inzake regulering middenhuur (Kamerstuk 27 926, nr. 372);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 5 december
2022 inzake standen van de uitvoering van Kadaster en de Dienst Huurcommissie (Kamerstuk
29 362, nr. 314);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 8 november
2022 inzake afschrift brief aan de gemeente Arnhem inzake de Wet doorstroming huurmarkt
2015 (Kamerstuk 27 926, nr. 371);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 4 november
2022 inzake toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Wonen op 29 september 2022,
over belastingdruk bij woningcorporaties (Kamerstuk 29 453, nr. 555);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 4 november
2022 inzake actualiteit in woonbeleid (Kamerstuk 32 847, nr. 978);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 3 november
2022 inzake toezichtrapport WSW 2021 (Kamerstuk 29 453, nr. 554);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 14 oktober
2022 inzake eerste contouren regulering middenhuur (Kamerstuk 27 926, nr. 369);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 13 oktober
2022 inzake convenant transparantie aanvangshuurprijzen (Kamerstuk 27 926, nr. 368);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 12 oktober
2022 inzake EU-rechtelijke kaders rondom sociale huisvesting in Nederland (Kamerstuk
29 453, nr. 553);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 30 september
2022 inzake afschrift brief aan provincies, gemeentes en woningcorporaties over de
taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders in de eerste helft van 2023
(Kamerstukken 32 847 en 19 637, nr. 972).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos
Voorzitter: Beckerman
Griffier: Honsbeek
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bisschop, Boulakjar, Eerdmans,
Peter de Groot, Den Haan, Van Haga, Klaver, Kops en Nijboer,
en de heer De Jonge, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Aanvang 16.30 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. Aan de orde is
een debat over de Staat van de Volkshuisvesting. Ik heet de Minister van harte welkom,
die heel graag vermeld wil hebben dat hij exact op tijd is binnengekomen. Ik heet
alle Kamerleden ook van harte welkom. Ik zal ze voorstellen op het moment dat ze gaan
spreken.
Er is een spreektijd van vijf minuten per fractie voorgesteld. Ik stel voor dat we
vier losse vragen stellen. Ik dacht: ik zet laag in en dan zullen ze wel meer voorstellen,
maar er is al mee ingestemd. We gaan direct van start. Ik geef als eerste het woord
aan de heer Eerdmans van de fractie van JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u wel. Het probleem met deze Minister is in mijn ervaring niet het
te laat binnenkomen, maar het op tijd stoppen met praten. Maar goed, dat even terzijde.
Ik trap af namens onze partij, JA21. Voor ons is de Staat van de Volkshuisvesting
onlosmakelijk verbonden met de centrale vraag hoeveel mensen we in Nederland willen
hebben. Wat is eigenlijk de verhouding van het aantal mensen ten opzichte van de ruimte
die we hebben, het beslag op de huizen en de voorzieningen enzovoorts? We hebben nu
bijna 18 miljoen mensen in ons land. Dat is een enorm steile groeicurve. Dat kun je
terugzien in de cijfers. Hebben wij in ons land de ruimte om al die mensen op te blijven
vangen? Tenzij we nieuw land winnen – dat kan natuurlijk ook – bijvoorbeeld door het
inpolderen van meren of door het winnen van land ten opzichte van de zee, zullen we
ons moeten beperken tot de ruimte die we hebben. Dat gaat steeds moeizamer. Ik denk
dat we dat niet moeten doen, want we weten dat er ieder jaar mensen bij komen.
Het nettomigratiesaldo is gemiddeld zo'n 100.000 mensen, maar vorig jaar waren het
zelfs 227.000 mensen. Dat zijn allemaal extra mensen die wij moeten huisvesten. Dat
is al heel erg lastig voor de mensen die nu een huis nodig hebben, dus laat staan
als we nieuwe mensen, nieuwe migranten, toelaten. Ik heb de indruk dat de Minister
dat vorig jaar ook zei in Trouw. Hij zei: de migratie zal omlaag moeten als wij voldoende
huizen willen kunnen bouwen, want we bouwen nu tegen de klippen op. Hij heeft daarin
helemaal gelijk gehad, maar de vraag is: wat gebeurt daarmee? Het probleem van deze
Minister is misschien wel zijn eigen collega-bewindspersoon op Asiel en Migratie,
de heer Van der Burg. Hoe ziet hij dat? Het draagvlak – dat is een van de woorden
die u zelf gebruikt – om aan de knoppen te draaien, is erg beperkt. Veel te veel mensen
zoeken hun heil in ons land. Dat kunnen we hun niet kwalijk nemen, maar daar is bijna
geen draagvlak voor. Dat zien we nu ook weer terug in de brandbrief van Roemer uit
Limburg. Dat is niet iemand uit de rechtse hoek, maar hij zegt wel: het kan zo niet
doorgaan met de groei van het aantal mensen. Ik krijg graag een reactie op het punt
van dat absorptievermogen. Dat is voor mij de centrale these: hoeveel mensen kunnen
wij aan in Nederland?
Ik kom op mijn tweede vraag. Ik kijk simpelweg naar de status quo. Hoeveel minuten
heb ik eigenlijk nog, voorzitter?
De voorzitter:
U heeft nog tweeënhalve minuut.
De heer Eerdmans (JA21):
Dan ga ik gauw door.
Ik noem een voorbeeld. Als de provincie Gelderland haar beleidsplannen wil realiseren,
is er een tweede provincie Gelderland nodig. Kortom, als we de ambities willen waarmaken
voor het aantal huizen dat we willen bouwen, dan zullen we nog veel meer ruimte nodig
hebben. De vraag is: is die ruimte er wel? Bij die ambities hoort heel veel ruimtebeslag.
Hoe kijkt u daartegen aan? Want een tweede Gelderland gaat er niet komen. Is de Minister
het met mij eens dat jaarlijks een stad van ongeveer 100.000 mensen erbij gewoon niet
kan en dat je daar met geen enkel woonbeleid tegenop kunt bouwen? Dat geldt ook voor
het op elkaar stapelen van woningen. Dat zal ten koste gaan van extreem schaarse ruimte,
van groene ruimte, van ruimte die we voor andere zaken nodig hebben, zoals recreatie
en infrastructuur.
Voorzitter. Ik heb nog een vraag over betaalbare woningen. De Minister heeft goede
ambities ten aanzien van sociale huur, middenhuur en betaalbare koopwoningen. Wij
vinden dat prima, maar hoogleraar Johan Conijn laat zien dat die ambitie volledig
ontmanteld wordt. Volgens de hoogleraar woningmarkt leidt het nationale woningbouwprogramma
tot een verdere daling van de sociale huur in plaats van tot een stijging. Dat is
dus het omgekeerde van wat de Minister beoogt. Ik geloof dat collega Nijboer hierover
schriftelijke vragen heeft gesteld. Dat is heel goed. Als het kan, dan wil ik graag
de analyse van de Minister horen.
Voorzitter. Ik wil nog even naar de sociale huur kijken. Het landelijk gemiddelde
van de sociale huur bedraagt ongeveer 27%. Op de vraag hoe gemeenten gezamenlijk voor
meer sociale huur gaan zorgen als het landelijk aandeel relatief minder wordt, heeft
de Minister geen antwoord gegeven. Althans, dat is mij niet bekend. De Minister is
van plan om gemeentes onder druk te zetten om dat landelijke gemiddelde te gaan halen:
verplicht 30% van de nieuwbouw invullen met sociale huur. Ik heb daar een paar vragen
over. Over welke gemeentes gaat dit? Is daar een overzicht van beschikbaar? Houdt
de Minister rekening met verschillen tussen gemeentes en regio's? Op welke manier
wil de Minister die verplichting gaan afdwingen? Heeft hij daar ideeën over? En hoe
kijkt hij aan tegen de uitvoerbaarheid? Want we kunnen de bui al zien hangen. Gemakkelijk
een nieuwe verplichting op papier zetten is geen enkel probleem, maar stel dan straks
niet de vraag: hoe is het toch mogelijk dat het fout is gegaan? Want die hadden we
volgens mij van tevoren kunnen stellen.
Voorzitter, de tijd vliegt, dus ik ga naar het laatste punt dat ik heb. Dat is het
onderzoeksrapport Staat van de corporatiesector. Daar staat heel veel in. Ronduit
alarmerend vond ik de waarschuwing van de Autoriteit woningcorporaties. Die zegt:
er is gewoon een geldtekort bij de corporaties. Er is door allerlei verplichtingen
– heel begrijpelijk – eigenlijk gewoon een enorm probleem in de toekomst, namelijk
dat men het geld gewoon niet meer heeft om te investeren in woningen. Dat is een alarmerende
conclusie uit dat rapport. Graag krijg ik daarop een reflectie van de Minister. Ik
word er namelijk onrustig van dat wij aan de ene kant de erkenning krijgen dat er
een probleem is met de financiële stapeling van verplichtingen ...
De voorzitter:
Wilt u richting een afronding gaan?
De heer Eerdmans (JA21):
Laatste zin. Maar aan de andere kant horen we ook relativeringen in de trant van:
jongens, ga maar rustig slapen, want het komt echt goed. Dan is mijn vraag dus: gaat
het nou vriezen of gaat het dooien?
Voorzitter, tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de heer Eerdmans van de fractie van JA21. Dan gaan we nu naar de heer Kops
van de PVV-fractie.
De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. In 2021 kwamen we zo'n 279.000 woningen tekort. In 2022 is
dat woningtekort niet afgenomen maar verder gestegen naar maar liefst 314.000 woningen.
Conclusie: het wordt eigenlijk alleen nog maar erger en erger.
Een van de schrijnende gevolgen daarvan is dat er steeds meer economisch daklozen
zijn. Economisch daklozen zijn mensen met een baan, met een inkomen en met een gezin,
maar zonder een dak boven hun hoofd. Noodgedwongen slapen zij dan in een ijskoude
auto of bij vrienden of familie op de bank. Dit gebeurt allemaal in Nederland. Willen
zij een sociale huurwoning? Vergeet het maar, want de wachtlijsten voor sociale huurwoningen
zijn ontzettend lang. Kijk bijvoorbeeld naar Nijmegen. Daar sta je gemiddeld meer
dan 21 jaar op de wachtlijst. Als je je daar dus op je 18de inschrijft voor een woning,
dan ben je als je geluk hebt op je 39ste aan de beurt.
En dan te beseffen dat statushouders nog altijd massaal voorrang krijgen en dat statushouders
zelfs woningen weigeren die ze met voorrang aangeboden krijgen. Een paar weken geleden
nog kreeg een Afghaans gezin met acht kinderen een enorm huurhuis toegewezen. Maar
nee, het was niet goed genoeg en dus weigerden ze. Dat is toch bizar? Wat vindt de
Minister daar nou eigenlijk van? Want laten we eerlijk zijn: Nederlandse woningzoekenden
zouden een gat in de lucht springen met zo'n woning, met welke woning dan ook. Maar
nee, zij wachten en wachten.
Voorzitter. Een toenemend woningtekort en een toenemende vraag naar huisvesting: waar
komt dat eigenlijk door? De Minister zelf schrijft in zijn brief van gisteren: «vooral
door migratie». Dat is eigenlijk nog voorzichtig uitgedrukt, want vervolgens citeer
ik het CBS: «De Nederlandse bevolking is in 2022 naar verwachting met bijna 227.000
mensen gegroeid. Die bevolkingsgroei komt volledig voor rekening van buitenlandse
migratie.» En exact daarover zei de Minister eerder in een interview met Trouw: «We
bouwen tegen de klippen op. Als het migratiesaldo zo blijft, hebben we aan die 900.000
woningen in 2030 niet eens genoeg.» Dat is toch je reinste waanzin? Er wordt dus voornamelijk
gebouwd voor migratie. En ook de Minister zelf erkent dat dus gewoon. Dan is de vraag:
waarom gebeurt daar dan niets tegen?
Voorzitter. Hoe zit het dan met die woningbouw? Nou, niet best. Want dit jaar en komend
jaar zal de woningbouw enorm gaan afnemen. We hebben de komende jaren dus inderdaad
een toenemend woningtekort en tegelijkertijd een afnemende woningbouw. Wat gaat de
Minister daaraan doen? Extra geld, zo lezen we in zijn brief. Er gaat 250 miljoen euro
naar een startbouwimpuls om woningbouwprojecten vlot te trekken. En er gaat 300 miljoen,
meer dus, naar de bouw van flexwoningen die voornamelijk bedoeld zijn voor «Oekraïense
ontheemden en statushouders», aldus de Minister zelf. Ten eerste de vraag: is het
echt zo dat de Minister meer geld uittrekt voor de huisvesting van Oekraïners en statushouders
dan voor de huisvesting van Nederlanders, voor de reguliere woningbouw? En dan nog
de vraag: meer flexwoningen, maar hoe dan? Vorig jaar werden er 3.400 van de beschikbare
7.500 flexwoningen geplaatst. De rest daarvan staat gewoon in de opslag te verstoffen,
betaald en wel. Dat kan toch niet? Dat is toch zonde? Ondertussen staan de Nederlandse
woningzoekenden gewoon op straat. Dus plaats die dingen en huisvest er Nederlandse
spoedzoekers in. Graag een reactie.
Voorzitter. Terwijl de woningmarkt gigantisch is vastgelopen, terwijl de woningbouw
stokt en terwijl woningzoekenden van ellende in hun auto moeten slapen, zet de Minister
zijn warmtepompplicht per 2026 gewoon door. Er is dus geen woning te krijgen maar
we hebben wel een verplichte warmtepomp. Het zijn totaal verkeerde prioriteiten. Waarom
eigenlijk? Waarom eigenlijk al die verduurzaming? De Minister zegt dan dat het goed
is voor het klimaat en voor lagere energielasten zorgt. Maar in werkelijkheid worden
die energiezuinige woningen juist duurder en voor veel mensen onbetaalbaar. Vorige
week kwam BLG Wonen met een onderzoek waaruit blijkt dat huishoudens met een lager
inkomen helemaal geen energiezuinige woning kunnen betalen. Dus uitgerekend zij, met
een relatief laag inkomen en hoge energielasten, zijn aangewezen op een oudere woning
met een enorme energierekening. Kent de Minister dit onderzoek? Graag een reactie.
Voorzitter, tot slot dan, want ik zie dat ik moet afronden. Zo hangt het hele beleid
van tegenstrijdigheden aan elkaar. Het woningtekort neemt toe maar de woningbouw neemt
af. Nederlanders wachten steeds langer op een woning maar statushouders krijgen voorrang.
Flexwoningen worden wel gebouwd maar niet geplaatst.
De voorzitter:
Laatste zin.
De heer Kops (PVV):
En energiezuinige woningen kunnen degenen die juist gebaat zijn bij een lagere energierekening
niet betalen. Ik dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kops van de PVV. Dan gaan we naar de heer Peter de Groot van de
fractie van de VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het gaat er met de dag slechter uitzien voor mensen die hard
op zoek zijn naar een woning. Deze Kamer maakt zich in de tussentijd druk over zittende
huurders. We hebben de afgelopen weken heel wat huurwetten behandeld. Op dat vlak
doen we veel aanpassingen.
Maar laten we vandaag vooral eens stilstaan bij de mensen die nog geen huis hebben,
zoals net al is gezegd. Mensen moeten op dit moment noodgedwongen bij hun ouders wonen
of bij familie of bij vrienden of ergens in een recreatiewoning, terwijl dat niet
mag van de gemeente. De heer Kops van de PVV gaf het ook al aan: men woont zelfs in
auto's of wellicht op straat. Laat ik het dus nog maar een keer zeggen, zoals ik het
de afgelopen anderhalf jaar ook heb gezegd: bouwen is de enige oplossing om het woningtekort
tegen te gaan.
Maar met te weinig betaalbare locaties, de oplopende rente, de gestegen bouwkosten
– die dalen nu wel weer wat – en de stijgende bevolking is het veel reëler om te stellen
dat deze Minister op deze manier het woningtekort onvoldoende gaat terugdringen. Daarom
roept de VVD deze Minister via verschillende moties al lang op: locaties, locaties,
locaties, buiten de stad. Het moet goedkoper. Het moet sneller. En nu, een jaar na
de eerste motie daarover van mijn hand, staan we nog met lege handen. We hebben een
stapel papier met afspraken. Dat hebben we; chapeau aan de Minister. Wellicht is dat
goed voor de langere termijn, maar in die stapel papier kan je op de korte termijn
niet wonen. Daar heeft iemand weleens een bekende uitspraak over gedaan: «In geouwehoer
kan je niet wonen.» Maar dat is wel wat er aan de hand is. De middenklasse kan niet
wonen. Voor de zo vaak genoemde en geroemde politieagenten, zorgmedewerkers en Defensiepersoneel
is een koopwoning op dit moment niet bereikbaar. En de bouw van nieuwe middenhuurwoningen
is naar het nulpunt gezakt. We maken dus mooie beloftes maar boeken weinig resultaat.
Althans, voor nu. Maar dat is een harde conclusie.
Daarom begin ik met een paar vragen aan de Minister. Komt de bouwproductie van de
corporaties nu op stoom? We hebben het vandaag over de volkshuisvesting. Die 60 miljard
uit de nationale prestatieafspraken moet toch echt gaan landen in projecten. In totaal
staat die 100 miljard investeringsbereidheid van de corporaties nog overeind. Collega
Eerdmans van JA21 gaf net al aan dat de corporaties zeggen: tja, we hebben eigenlijk
geld tekort. Maar er zijn toch echt nationale prestatieafspraken gemaakt. Er staan
dus vele miljarden klaar. Mijn derde vraag is: wat gaat de Minister nu extra doen,
met name om ervoor te zorgen dat we particuliere investeerders en beleggers, die zich
lijken terug te trekken, onder andere door de aangekondigde huurregulering, weer aan
het bouwen te krijgen?
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van de heer Nijboer, PvdA- fractie.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben altijd geïnspireerd als PvdA'ers worden aangehaald in bijdragen, zelfs als
die van de VVD komen. Ik wil dus ook een punt in die richting maken. De VVD hamert
op het nakomen van de afspraken die de Minister met de corporaties heeft gemaakt.
Vindt de VVD ook dat de Minister van zijn kant de afspraken over de huurtoeslag moet
nakomen en dat hij geen greep moet doen in de 300 miljoen die was toegezegd aan woningcorporaties
en huurders? Of zegt de VVD dan: nou, aan die kant van de afspraak hoeft de Minister
zich niet te houden?
De heer Peter de Groot (VVD):
Het belangrijkste is, en dat betoog ik hier vandaag ook, dat er een enorme investeringsbereidheid
is gevonden bij de corporaties, niet alleen als het gaat over het bouwen van nieuwe
woningen – dat gaat om 60 miljard – maar ook als het gaat om de 11 miljard aan huurverlaging.
Er is een forse pot klaargezet voor de komende jaren plus nog eens een keer de pot
voor verduurzamen. Volgens mij zijn die afspraken belangrijk voor de corporaties.
We hebben als VVD ook erkend dat met het afschaffen van de verhuurderheffing de investeringsbereidheid
bij corporaties is toegenomen. U doelt op de afspraken uit de Voorjaarsnota. Het is
natuurlijk zo dat het gaat om een stuk verhoging, een stuk bijdrage, dat minder hard
oploopt. Het is niet zo dat dit weg is. Ik denk dat het belangrijk is om met elkaar
de balans te bewaren. Ik vind het belangrijk om vandaag van deze Minister te horen
hoe het ervoor staat met die totale pot die de komende zeven jaar – het is geen acht
jaar meer – geïnvesteerd moet worden om voor al die woningen te zorgen. Berichten
die de VVD bereiken, gaan vooral over de woningbouwproductie voor al die mensen die
wachten. U stelt nu namelijk wederom een vraag over zittende huurders, maar ik wil
hier vandaag echt een lans breken voor mensen die nog geen woning hebben, die op een
wachtlijst staan en die graag een woning zouden willen betrekken.
De voorzitter:
Het antwoord is helder. Dan ga ik naar de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Nou voorzitter, dat vind ik niet. Ik vond dit geen helder antwoord. Ik ben het met
de VVD eens dat woningcorporaties zich aan de afspraken moeten houden. Mijn simpele
vraag is: vindt de VVD dat het kabinet en de Minister zich ook richting woningcorporaties
en huurders aan hun deel van de afspraken moeten houden, namelijk die 300 miljoen
niet van die huurders afpakken?
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb daar volgens mij net een antwoord op gegeven. Ik heb dus aangegeven dat we
in de Voorjaarsnota zien dat er overal, op alle departementen, bezuinigd moet worden.
We zien, en dat ziet u ook, dat de woningbouwproductie stilvalt. Je zou dus ook kunnen
zeggen: o, we doen geen investeringscapaciteit voor het bouwen van woningen. De gemaakte
keuze gaat er dus over dat er iets wordt afgehaald van het geld dat beschikbaar is
voor huurstijgingen. Dat zegt helemaal niets over de huurwetten die we al door de
Kamer hebben gehaald. Het maximeren van dat huurbedrag voor de lage inkomens gaan
we bijvoorbeeld nog steeds doen. Maar ik vind het vandaag tekenend dat de interrupties
van de heer Nijboer tot twee keer toe weer gaan over zittende huurders, mensen die
al een dak boven het hoofd hebben. Ik zou hem vandaag graag willen uitdagen om het
eens te hebben over wat we moeten doen voor al die mensen die nog geen dak boven hun
hoofd hebben. Daar gaat mijn pleidooi over.
De voorzitter:
De heer Nijboer voor een derde vraag.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik snap wel dat de VVD daar liever over praat. Ik vind dat ook belangrijk. Ik zal
daar ook het nodige over zeggen, maar mijn vraag gaat daar niet over omdat de pijn
daar niet zit. Bij de Woonbond, die opkomt voor de huurders, en bij Aedes, de belangenvereniging
voor woningcorporaties, zit de pijn nu bij de greep uit de kas van 300 miljoen, ook
voor toekomstige huurders. Dat heeft helemaal niks met zittende huurders te maken.
Ook in de toekomst komen er weer huurders die de huurtoeslag willen gebruiken, en
die worden gewoon gepakt. Ik vind dat belachelijk en niet te verdedigen, omdat de
huren al zo hoog zijn. De VVD probeert eromheen te zwijnen en zegt: heb het maar over
nieuwbouw en ga daar maar over praten. Nee, ik heb het ook daarover. Ik wil de VVD
aan die afspraken houden, omdat de VVD richting woningcorporaties een grote broek
aantrekt en zegt: hoho, zij moeten zich aan de afspraken houden. Dat geldt wel voor
twee kanten.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb niet echt een andere vraag gehoord. Ik heb daarop ook antwoord gegeven. Maar
alles is te bezien in de balans. Collega Kops van de PVV had het er net ook al over:
die wachtlijsten zijn ellenlang. Ik wil gewoon dat er veel meer gebouwd wordt. Dan
kun je zeggen: goh, ik ga geld bij het investeringsvolume weghalen om woningen te
bouwen. Nou, daar kiest de VVD niet voor. De VVD wil heel graag dat de woningcorporaties
hun 250.000 sociale huurwoningen gaan bouwen. Uiteindelijk moeten we dat met elkaar
opbrengen. Daarover gaat dit debat ook. De VVD vraagt daarom aan de Minister, en dat
is een belangrijke vraag: hoe staat het nou met die 60 miljard die de komende zeven
jaar geïnvesteerd moet worden om er uiteindelijk voor te zorgen dat die wachtlijsten
worden teruggedrongen?
De voorzitter:
Voor u uw betoog vervolgt, is er ook nog een vraag van de heer Eerdmans, fractie JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Misschien is het volgende wel aardig bij de start van een betoog van een collega.
De VVD wil namelijk bouwen, bouwen, bouwen. Dat is vaak ook het credo geweest. Nou
weten we intussen dat we in feite bouwen voor een migratiesaldo. De woningvoorraad
wordt in feite uitgebreid voor die 100.000 mensen die per jaar ons land binnenkomen.
Dat is dus een strijd om de ruimte, het beslag op de ruimte, zoals die er ook op het
vlak van volkshuisvesting is. Die gaat dus ten koste van – daar zit de pijn natuurlijk
ook – de mensen die nu in Nederland wonen, wachten en inderdaad op extreem lange wachtlijsten
staan. Mijn vraag aan de VVD is dus: hoe kijkt u nu aan tegen de strijd om de ruimte?
Als u de curve ziet van hoeveel Nederlanders erbij zijn gekomen in die kleine ruimte,
vindt u dan dat Nederland maar door kan groeien? Het wordt een strijd. Ik denk dat
het ook een hele pijnlijke strijd wordt waar en ten koste van wat die woningen dan
überhaupt worden neergezet, wat de infrastructuur wordt en hoe behapbaar wordt ...
De voorzitter:
Ik denk dat uw vraag helder is.
De heer Eerdmans (JA21):
De VVD wil dus graag bouwen en dat is natuurlijk voldoen aan de vraag. Maar de grote
vraag is natuurlijk wat het richtgetal is. Hoe kijkt de VVD daarnaar? Dat heeft alles
te maken met migratie. Zeker. En hoe ziet u de toekomst op dat punt?
De voorzitter:
Vragen en antwoorden mogen echt wel wat korter. Anders streep ik deze af als twee
interrupties.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik snap de vraag van JA21, van de heer Eerdmans, heel goed. We hebben net een hele
lijst ontvangen van waar die bouwlocaties zijn. Die zijn al ingetekend. Het is dus
niet zo dat die bouwlocaties er niet zijn. We hebben hele lijsten ontvangen van de
Minister. Daarbij doet de VVD zelf ook nog een duit in het zakje door te zeggen: bouw
ook gewoon op Pampus. Dat is een grote rijksvastgoedlocatie. Ga daar gewoon bouwen.
Daar kunnen 50.000 huizen gebouwd worden. Bouw in Rijnenburg. Nee, ik bedoel niet
het eiland Pampus. Voor de helderheid: ik bedoel Almere Pampus. Er is een motie van
onze hand van vorig jaar, en een paar maanden geleden heb ik ook nog weer een motie
ingediend. Er kunnen tot wel 300.000 woningen op een aantal locaties buiten de stad
worden geprojecteerd. De VVD maakt dus de keuze dat we daar graag willen bouwen. Maar
dat gaat maar om een heel klein beslag. Dat gaat over minder dan een half procent
van het landbeslag. Heel veel van de locaties die we ontvangen hebben van het ministerie
zijn namelijk toch binnenstedelijk. Die staan al ingetekend. Die aantallen kunt u
terugvinden in de lijsten die we hebben ontvangen. Die discussie kunnen we dus met
elkaar voeren, maar laat ik het even zo zeggen: volgens mij valt dat mee.
De voorzitter:
De heer Eerdmans voor een tweede, en ik denk ditmaal wel een korte, vraag.
De heer Eerdmans (JA21):
Daar ben ik het helemaal niet mee eens, want ik zie ook tekeningen waarin het niet
alleen maar opgestapeld is, maar het ten koste gaat van groenstroken in binnenstedelijke
gebieden. Mijn vraag is of de VVD het eigenlijk eens is met de Minister, die zegt:
we bouwen tegen de klippen op? Dat heeft alles te maken met migratie. We bouwen dus
tegen de klippen op. Is de heer De Groot het daarmee eens?
De heer Peter de Groot (VVD):
Het is niet zo dat ik mijn ogen dichthoud voor de aantallen mensen die ons land binnenkomen.
U heeft dat net genoemd. Zoals vorig jaar is het een hele diverse groep die ons land
binnenkomt. Dat zijn niet alleen mensen die wij hier opvangen omdat zij uit oorlogsgebied
komen – u heeft zelf Oekraïne al genoemd – maar ook mensen die wij hier naar binnen
halen om voor onze industrieën, zorg en maatschappelijke diensten aan de slag te gaan.
Die laatste groep vormt ook een groot deel van het migratiesaldo. We hebben die mensen
nodig, omdat we een personeelstekort hebben. Ik zou graag 900.000 woningen zien. Dat
is ook iets wat in deze plannen van de Minister staat. Dat moet wel matchen met het
terugdringen van het tekort. Daarnaast moeten we bouwen voor de bevolkingsgroei. Dat
moeten we met elkaar matchen, want anders lossen we het woningtekort in Nederland
nog niet op.
De voorzitter:
Er is ook nog een interruptie voor u van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
De VVD staat achter het reguleren van de middenhuur en daardoor wordt het minder aantrekkelijk
om dit soort woningen te bouwen. Je maakt er geen rendement meer op, dus ze worden
niet meer gebouwd en gefinancierd. Vindt de VVD niet dat dit volledig contraproductief
is?
De heer Peter de Groot (VVD):
Als de heer Van Haga één moment heeft, ga ik even verder met mijn betoog, want ik
heb toch wel een vijftal vragen aan deze Minister over die middenhuurregulering ten
aanzien van de nieuwbouw. Maar als u het mij zo op de man af zou vragen: ik denk dat
er in die regulering ruimte moet zijn om in ieder geval goed te kunnen blijven doorbouwen.
Ik heb dat net al genoemd. Het is belangrijk dat het wel lukt dat institutionele investeerders
tot 50.000 middenhuurwoningen bouwen. Ik heb daar ook een motie voor ingediend. Dat
is belangrijk om het woningtekort terug te dringen. We hebben die woningen gewoon
heel hard nodig. Dat geldt ook voor andere investeerders. Je ziet nu gewoon dat die
hele pijplijn aan het opdrogen is, omdat het vertrouwen in de woningmarkt wegraakt,
de rente hoog is en de bouwkosten hoog zijn. Ik denk dat we daarmee een probleem hebben.
Zeker weten.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat – u bent zeer populair vandaag – is er ook een vraag voor u van
de heer Kops, PVV.
De heer Kops (PVV):
De heer De Groot zegt meerdere keren: we moeten bouwen, bouwen, bouwen. Hij zei zelfs:
bouwen is de enige oplossing. Dat is natuurlijk wel heel makkelijk gezegd. De vraag
is namelijk: hoeveel wil je bijbouwen en voor wie? Zelfs deze Minister zegt: we bouwen
tegen de klippen op. Zelfs deze Minister zegt dat we het bij het huidige migratiesaldo
met die 900.000 woningen die we erbij gebouwd willen hebben in 2030 niet eens redden.
Dat is dan niet eens genoeg. Laat staan de vraag of dat überhaupt allemaal gaat lukken.
Ik denk het namelijk niet. De heer De Groot zegt dan: de wachtlijsten voor sociale
huurwoningen zijn ellenlang. Ja, dat klopt. Mensen staan 10 of 15 jaar op de wachtlijst
en in Nijmegen zelfs meer dan 21 jaar. Wat zegt de heer De Groot dan tegen die Nederlanders
die zo ontzettend lang op de wachtlijst staan, maar iedere keer die statushouder zien
voorkruipen? Die krijgt dus voorrang, waardoor de Nederlander weer terugvalt op diezelfde
wachtlijst en feitelijk dus kan blijven wachten tot sint-juttemis. Wat gaat hij daar
nou aan doen? Concreet: wanneer gaat de VVD nou gewoon eens landelijk stoppen met
het voorrang geven aan statushouders?
De heer Peter de Groot (VVD):
U kent het standpunt van de VVD daarin. Ik heb onlangs nog schriftelijke vragen gesteld
over hoe dat nu in Almere gaat. Laat ik één verhelderende uitspraak doen richting
de heer Kops. We bouwen op dit moment tegen de klippen op, omdat we zo'n groot woningtekort
hebben. Voor al die mensen en jongeren die nu noodgedwongen bij hun ouders moeten
wonen, misschien wel in hun auto moeten slapen of in een recreatiewoning zitten, is
het eerste wat wij nu te doen hebben, ervoor zorgen dat we het tekort dat we nu hebben,
wegwerken. Daar kan ik niet anders naar kijken dan dat we het aanbod moeten vergroten.
Hoe vergroot je het aanbod? Misschien door te splitsen of op te toppen. Dat zijn best
goede ideeën van de Minister. Geen enkel probleem. Maar met deze aantallen moeten
we vooral heel veel extra bijbouwen. Dat geldt voor alle segmenten. Dat geldt voor
sociale huurwoningen. Dat geldt voor middenhuurwoningen. U weet ook dat de VVD heeft
gezegd dat we flexwoningen sneller kunnen realiseren. Flexwoningen kunnen daardoor
ook voor spoedzoekers, zoals Oekraïners, studenten, starters en ook voor statushouders,
ingezet worden, zodat het voorrangprobleem dat u benoemt zich niet meer voordoet.
De heer Kops (PVV):
Het is nog geen antwoord op de vraag en ik vind het ook te makkelijk. Ja, natuurlijk
moet er bijgebouwd worden. Ja, natuurlijk. We hebben een woningtekort van zo'n 300.000
woningen en het afgelopen jaar zijn er ongeveer 90.000 woningen bij gekomen. Daarvan
waren trouwens 74.000 echt nieuwe woningen en de rest kwam erbij door transformaties.
Er kwamen er dus 90.000 bij. Maar als je tegelijkertijd een migratiesaldo hebt van
227.000 mensen, die uiteindelijk allemaal een dak boven hun hoofd willen, moet je
toch de conclusie trekken dat daar niet tegenop te bouwen valt en dat die Nederlander
die dan zo lang op de wachtlijst staat feitelijk tot in de eeuwigheid kan blijven
wachten als bijvoorbeeld die statushouders waarover ik het had, iedere keer opnieuw
voorrang krijgen. Dus wanneer gaat de VVD dan zeggen: die voorrang gaat er in ieder
geval vanaf; daar gaan we mee stoppen?
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik laat me hier niet door de heer Kops in een valse tegenstelling duwen. Dat laat
ik niet gebeuren. Wat ik erover wil zeggen, is het volgende. Volgens mij was het migratiesaldo
vorig jaar wat lager dan de heer Kops noemt. Maar wat zegt de heer Kops dan tegen
mensen die uit Oekraïne vluchten voor een oorlog? Wat zegt hij tegen die mensen? Wat
zegt hij tegen de mensen die hierheen komen om handen aan het bed te leveren in onze
ziekenhuizen en de zorg, of die in de industrieën werken die de heer Kops ook ontzettend
belangrijk vindt. Wat zegt hij tegen al die ondernemers in welke sector dan ook in
Nederland, die mensen zoeken? Wat gaat hij daartegen zeggen? Het is echt een valse
tegenstelling dat het hierbij alleen maar gaat over asielmigratie. Daar gaat het zeker
ook over. Ik las gisteren ergens dat wij in Nederland al 100.000 mensen uit Oekraïne
hebben opgevangen. Ik vind dat een hele puike prestatie. Daar zijn ook heel veel woningen
voor nodig. Ik ga mij hier niet in het frame laten duwen dat het migratiesaldo alleen
maar gaat over asielzoekers. Echt niet.
De voorzitter:
Wil de heer Kops nog een derde interruptie?
De heer Kops (PVV):
Ja graag, voorzitter. De heer De Groot stelt namelijk tussen neus en lippen door vragen
aan mij, maar ik zou tegen de heer De Groot willen zeggen dat hij mij dan net had
moeten interrumperen en niet nu vragen moet stellen omdat ik hem aanval. Maar goed,
laten we het nou concreet hebben over asiel. Ik zei het in mijn bijdrage al, maar
nogmaals, de heer De Groot interrumpeerde niet, maar daarop wil ik hem dan bevragen:
er zijn zelfs statushouders die woningen weigeren. Die krijgen dus met voorrang een
woning. Die krijgen ze zo. Een Afghaans gezin met acht kinderen krijgt bijvoorbeeld
een enorm huurhuis met voorrang, maar weigert dat omdat het niet goed genoeg is en
de locatie hun niet bevalt. Vindt de VVD dan niet dat die ondankbare statushouders
gewoon direct het land uitgezet moeten worden?
De heer Peter de Groot (VVD):
Het lijkt hier inmiddels wel een asieldebat te worden, maar ik wil best antwoord geven
op de vraag van de heer Kops over het huisvesten van statushouders. Ik heb hem overigens
net niet geïnterrumpeerd omdat ik denk dat we het hier gezamenlijk heel vaak over
hebben. We zitten met z'n tweeën altijd een beetje in een cirkeltje, waarin de VVD
zegt: het liefst zouden wij statushouders geen voorrang geven op sociale huurwoningen,
maar zouden wij ze huisvesten in flexwoningen. Dat weet de heer Kops ook. Alleen,
dat betekent wel dat we een beetje tempo moeten maken met die flexwoningen en dat
we daarvoor locaties nodig hebben. Ik vind het weigeren van het aanbieden van een
woning ook heel erg lastig, maar ik ga hier niet zeggen «die mensen moeten het land
weer uit» of zo. Wat is dat nou voor vraag in een debat over volkshuisvesting? Ik
zou graag willen zien dat we voor elkaar krijgen dat we meer en meer flexwoningen
realiseren in Nederland voor al die urgentiegroepen die we moeten huisvesten.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik moet even kijken waar ik gebleven ben, hoor, voorzitter. Ja. Ik heb de Minister
net bevraagd over het investeringsvolume van de corporaties en andere investeerders
in de middenhuur. Daarom heb ik nog een aantal vragen over de middenhuurregulering,
die vandaag ook behandeld wordt. Die regulering heeft als doel om excessen in de middenhuur
uit te bannen en om de voorraad van middenhuurwoningen in Nederland te vergroten,
niet om die voorraad te verkleinen. Daarom heb ik een aantal vragen.
Is het eigenlijk wel terecht dat het voorgestelde beleid ten aanzien van middenhuurwoningen
in heel Nederland hetzelfde is? Want de woningwaarde in een grote stad is nou eenmaal
niet hetzelfde als in de rest van het land. Is het ook terecht om bijvoorbeeld een
woning te reguleren met een waarde van vijf of misschien wel zes ton? Zeggen wij daar
dan van: ja, dat is een middenhuurwoning? Als we dat doen, hoe groot is dan het risico
op uitponding? Wat betekent dat eigenlijk voor het beschikbaar houden van die huurwoningen?
Wat betekent dat eigenlijk voor het investeringsvolume? Dat hebben we juist nodig,
maar dat droogt nu op. Dat gaf ik net al aan bij de heer Van Haga. We willen niet
dat er niet meer gebouwd wordt en dat die woningen naar de koopmarkt verdwijnen, want
daar zijn het namelijk geen betaalbare koopwoningen voor middeninkomens.
Dan heb ik nog een paar vragen over het WWS, over het puntenstelsel. In een aantal
moties is opgeroepen om te kijken naar een verdere modernisering van het puntenstelsel,
want nu bepaalt het aanrechtblad nog steeds een deel van de huur. Hoe kijkt de Minister
aan tegen het veelgehoorde geluid dat het bevorderen van de verduurzaming, zoals dat
nu in het puntenstelsel zit, juist averechts werkt? Bent u bereid om te kijken hoe
verduurzaming meer kan lonen, in plaats van dat erop gestraft wordt als je het niet
doet? Als laatste concrete vraag over het puntenstelsel: kan de Minister bekijken
hoe gemeentelijke monumenten die ook onder het puntenstelsel gaan vallen, wellicht
ontzien kunnen worden? Want die lijken hard geraakt te worden door het puntenstelsel.
Ik wil nog een laatste deel doen. Ik weet niet precies hoeveel tijd ik nog heb, voorzitter.
De voorzitter:
Tien seconden.
De heer Peter de Groot (VVD):
Tien seconden? Nou, dan bewaar ik dat voor de tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Peter de Groot namens de VVD. Dan gaan we naar ... O, excuus. Er
is nog een interruptie van u van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik heb natuurlijk aandachtig geluisterd of mijn antwoord zou komen, maar dat is niet
helemaal gekomen. Er zijn botsproeven geweest voor de regulering van de middenhuur.
Er blijkt dat er in Utrecht – lees: de hele Randstad – 33% van de waarde van al die
beleggingen afgaat. Dat zijn dezelfde mkb-pensioenen waar de VVD en BVNL voor opkomen.
Er is gestopt met investeren in deze middenhuurwoningen door deze regulering van de
middenhuur. Op hetzelfde moment wordt er een gigantische aanslag gepleegd op het kapitaal,
het vermogen, de pensioenen van deze ondernemers. De voorganger van de heer De Groot,
de heer Koerhuis, zei altijd: bouwen, bouwen, bouwen. Dat hebben we allemaal niet
gedaan. Dit is dus toch een ongelofelijk contraproductieve en oneerlijke maatregel
die nu mede dankzij de VVD wordt ingevoerd?
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb net toch echt wel aan de Minister gevraagd hoe hij aankijkt tegen het beleid
dat nu over het hele land uitgerold wordt, waardoor hetzelfde beleid gaat gelden voor
de grote steden, terwijl de grond daar veel duurder is en het duurder is om daar te
bouwen. Waarschijnlijk zullen die woningen ook veel duurder zijn. En dan moet je dat
tegen dezelfde huuropbrengst kunnen financieren. Daarover heb ik net een vraag gesteld
aan de Minister, omdat ik ook wel zie dat er grote verschillen zijn in het land als
het gaat over deze regulering. De VVD is wel van mening dat een groot deel van deze
regulering – ik noemde dat al in de bijdrage – nodig is om te hoge huurprijzen en
excessen aan te pakken. Zeker. Anders hadden we daar onze handtekening niet onder
gezet. Dat is belangrijk. Maar aangezien de regeling zowel gaat over bestaand bezit
als over nieuwbouw is het goed om te kijken naar wat er wellicht op korte termijn
nodig is om ervoor te blijven zorgen dat er geïnvesteerd wordt in middenhuurwoningen,
want op dit moment zie je die investeringen opdrogen.
De voorzitter:
Is dat afdoende voor de heer Van Haga?
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ja.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Haan van de Fractie Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel, voorzitter. We hebben het vandaag over de voortgang van de woonprogramma's
die de Minister heeft gelanceerd. Onder de huidige omstandigheden is het moeilijk
om genoeg woningen te bouwen. Dat ziet GOUD ook. Daarom is het heel belangrijk om
in te zetten op slimme oplossingen. Een van die oplossingen is de inzet van prefabwoningen.
In het vorige debat vroeg ik naar het versneld bouwen van ouderenhuisvesting door
middel van prefabwoningen. In zijn reactie zei de Minister dat die er natuurlijk niet
alleen maar voor één doelgroep zijn en dat is ook zo. Daar heeft hij gelijk in. Maar
door die woningen nadrukkelijk in te zetten voor ouderen komt de gewenste doorstroom
op de woningmarkt op gang. De Minister gaf aan dat hij daar concreet mee aan de slag
gaat. Ik wil graag van de Minister weten of hij dat al kan concretiseren. Het is daarbij
natuurlijk ook van belang dat die woningen emissievriendelijk gebouwd of neergezet
worden. Hoe wordt daar rekening mee gehouden?
Een andere mogelijkheid die de Minister heeft, is om het woning splitsen aantrekkelijker
en gemakkelijker te maken. In een van zijn laatste brieven lees ik dat hij daarmee
aan de slag gaat. Het is mooi dat hij hier nadrukkelijk de ouderen bij wil betrekken.
Het is wel van belang dat het huis levensloopbestendig gemaakt kan worden op het moment
dat woningsplitsing aan de orde is, zodat ouderen er langdurig kunnen blijven wonen. Ik vraag
de Minister of daar voldoende oog voor is en of hij daar ook overleg over heeft met
de Minister voor Langdurige Zorg.
Voorzitter. Ik lees in de brief dat er een experiment wordt opgezet voor woning splitsen
om te kijken of het werkt en wat de eventuele belemmeringen zouden kunnen zijn. Naast
het oerwoud van experimenten, pilots en proeftuinen dat wordt opgetuigd, staat een
heel groot kerkhof, een kerkhof van heel veel succesvolle pilots die zijn gesneuveld
omdat na afloop niet werd geïnvesteerd in implementatie. Hoe zorgt de Minister ervoor
dat de bevindingen en lessen uit dit experiment breder kunnen worden toegepast om
ouderen te ondersteunen die hun woning willen splitsen? Denkt de Minister daar nu
al over na? Kan hij daar iets over zeggen? De Minister geeft aan dat hij eerst de
belemmeringen op een rijtje wil zetten samen met de betrokken partijen, maar wat mij
betreft is er al voldoende duidelijk over die belemmeringen. Als ik even googel op
de voor- en nadelen van woning splitsen, vind ik vele onderzoeken, rapporten en sites.
Ik vraag me af of die niet op een rijtje gezet kunnen worden. Ik krijg namelijk soms
het idee dat er onnodig vertragend gewerkt wordt. Weer een onderzoek en weer een inventarisatie;
zo schiet het niet op. Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. Ik heb tot slot nog twee vragen. In een vorig debat heeft GOUD in een
motie verzocht om een onderbouwing van het aantal ouderenwoningen dat gebouwd gaat
worden, maar ik heb die onderbouwing nog niet voorbij zien komen. Ik vraag me af wanneer
die cijfers verwacht kunnen worden. Ik maak me er echt zorgen over of er genoeg ouderenhuisvesting
gebouwd gaat worden. In de brief van afgelopen maandag lees ik dat het aantal te bouwen
ouderenwoningen dit jaar geconcretiseerd wordt, maar waar is dat op gebaseerd? Wordt
er ook genoeg rekening gehouden met de lange termijn en hoe is de verdeling tot stand
gekomen?
Ik lees ook dat gemeenten meer voorbereiding nodig hebben voor het concretiseren van
het aantal ouderenwoningen. Dat vind ik echt bizar. Ik probeer de gemeenten er al
achttien jaar op te wijzen dat het voor de woningmarkt heel belangrijk is om meer
ouderenhuisvesting te hebben. Die woningmarkt zit nu op slot, dus wat mij betreft
is er geen tijd meer om nog langer te wachten. Er zijn allerlei onderzoeken beschikbaar,
ook een onderzoek waarmee de gemeenten op wijkniveau kunnen zien hoe het met de vergrijzing
staat en wat de behoefte is aan ouderenhuisvesting. De gemeenten moeten wat mij betreft
nu gewoon aan de slag. Wat gaat de Minister doen om ze nog verder aan te jagen?
Ik vraag dit bijna in elk debat. Het is een soort groef in een lp, die daardoor blijft
hangen. De regionale woondeals zijn er, maar hoe staat het met de woonzorgvisies van
de gemeenten? Schiet dat al een beetje op? Hoe zien die er inhoudelijk uit en wordt
er ook rekening gehouden met de demografische ontwikkelingen? Wonen is een primaire
levensbehoefte. We wachten hier al heel erg lang op. U heeft het mij vaker horen zeggen:
wat mij betreft is bouwen voor oud dé oplossing voor jong. En misschien is bouwen
voor oud ook wel dé oplossing voor De Jonge.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Haan. Er is nog een interruptie voor u van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
JA21 pleit voor de terugkeer van het bejaardentehuis. Dat was vroeger een heel goed
middel om ouderen die tussen zelfstandig wonen en het verzorgingstehuis in zaten,
bij elkaar te hebben en om hen op een interactieve manier een mooie oude dag te kunnen
laten beleven. Wij zien het bij JA21 ook als een oplossing tegen de krapte, want dan
zijn er veel meer huizen beschikbaar. Hoe kijkt GOUD aan tegen de terugkeer van het
bejaardentehuis?
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ik heb het stuk van uw collega, mevrouw Pouw-Verweij, gelezen. Ik vind «bejaardentehuizen»
een beetje een vervelend woord. In mijn vorige functie heb ik daar veel onderzoek
naar gedaan. Ouderen willen niet meer wonen op een geïnstitutionaliseerde manier,
zoals het bejaardentehuis er vroeger uitzag. Ouderen willen heel graag kleinschalig
wonen, in woonzorgcentra of in de oude aanleunwoningen, waar er ook niet meer zo heel
veel van zijn. Dat laatste vinden ze wel prettig, dus daar ben ik een voorstander
van. Maar als ik dat stuk lees, dan komt dat inhoudelijk ook een beetje op hetzelfde
neer. Wat mij betreft is het belangrijk dat er gebouwd gaat worden voor ouderen op
een manier waarbij zij zich prettig voelen. Dat zien we in de commissie voor VWS ook
als we naar het WOZO kijken. Ik heb het dan over kleinschalige vormen, zoals hofjes
en woonzorgcentra. We hebben het nu over langer thuis wonen, maar het gaat er niet
per definitie om dat mensen langer in hun eigen huis willen blijven wonen. Ze willen
echter wel graag een eigen voordeur houden.
De voorzitter:
Meneer Eerdmans, dit wordt uw laatste interruptie.
De heer Eerdmans (JA21):
Daar ben ik het helemaal mee eens. Dat heeft mijn collega Nicki Pouw-Verweij ook betoogd.
Iedere oudere heeft het volste recht om te willen wonen waar hij of zij wil wonen.
Wij willen totaal geen verplichting opleggen, maar we zien dit wel als een sociaal
element. Je ziet veel eenzaamheid bij ouderen. Ze kunnen zich heel prettig voelen
bij een vorm van wonen met een gezamenlijke eetgelegenheid en een plek waar ze gezellig
een kaartje kunnen leggen, kunnen sjoelen of mee kunnen doen met de bingo. We kennen
dat allemaal. Ik heb juist goede herinneringen aan de bejaardentehuizen van vroeger.
Ik ben vaak op bezoek geweest bij mijn opa en oma, dus ik doe daar helemaal niet lacherig
over. Ik vond dat die plekken een hele mooie functie hadden in Nederland en ik vind
het heel erg jammer dat ze zijn uitgestorven.
De voorzitter:
Ik denk dat veel mensen vooral zin hadden om te sjoelen.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ook dat is best wel stigmatiserend, net als het woord «bejaarden». Maar de heer Eerdmans
heeft wel gelijk. Naarmate je ouder wordt, is het heel belangrijk dat je op een fijne
manier woont. Wonen is een primaire levensbehoefte; dat weten we allemaal. Maar het
gaat natuurlijk niet alleen om wonen. Het gaat er ook om dat je passende zorg kunt
krijgen in je woning, dat je in een fijne en veilige leefomgeving woont en dat je
de sociale context hebt die voor jou belangrijk is, want als je ouder wordt, wordt
je netwerk ook wat minder. Ik denk dat elke oplossing heel fijn is, zolang mensen
daar zelf in mee kunnen gaan. Gelukkig zijn er al heel veel particuliere initiatieven
en gelukkig zijn er ook steeds meer gemeenten overtuigd van het belang van thuishuizen,
knarrenhofjes en woonzorgcentra. Maar het zijn er nog steeds veel te weinig, dus er
moet wel vaart gemaakt worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Boulakjar van de fractie van D66.
De heer Boulakjar (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik was gisteren op bezoek bij studenten en bij het Steunpunt
Huren in Groningen. Zoals u weet, kom ik heel graag in Groningen, ook vanwege mijn
andere portefeuille. Ik spreek heel veel studenten door het land. In al die gesprekken
komt naar voren dat jongeren en studenten driftig op zoek zijn naar betaalbare woonruimte.
Met nieuwbouw alleen gaan we het niet redden. Daarmee kunnen we niet alle woningzoekenden
op de korte termijn helpen. Daarom moeten we blijven inzetten op het ombouwen van
kantoorpanden, op het optoppen en op het aanplakken, in plaats van op kant-en-klare
woningen. D66 heeft hier tijdens het plenaire debat van eind maart een plan over ingediend.
Mijn complimenten voor het feit dat een flink deel van ons achtpuntenplan is geland
in de brief van de Minister. Op deze manier komt het zicht op een betaalbare woning
dichterbij.
Voorzitter. Het feit dat het zicht op een betaalbare woning voor veel studenten en
jongeren nog geen vanzelfsprekendheid is, bleek ook zaterdag. Na eerdere protesten
om woningbouw voor studenten op Kronenburg mogelijk te maken, verblijft een groep
jonge en wanhopige woningzoekenden nu op de beschikbare grond naast de studentencampus
Uilenstede, vlakbij Amsterdam. Dat laat zien hoe nijpend de situatie is voor studenten.
Hun ongeduld is mijn ongeduld. De woningnood neemt nog steeds toe en studenten komen
steeds moeilijker aan een woning. Ik steun die studenten. D66 heeft al meerdere keren
aandacht gevraagd voor de situatie bij Kronenburg. Ik heb daar ook een motie over
ingediend. Ik wil vandaag van de Minister weten hoe het met de uitvoering van die
motie staat. Ziet de Minister kansen om hier iets van versnelling in aan te brengen?
Voorzitter. Ik kom op kant-en-klare woningen, ook wel «flexwoningen» genoemd. Om snelheid
te kunnen maken met het realiseren van woonruimte op de korte termijn, zijn die kant-en-klare
woningen onmisbaar. Ook woningbouwcorporaties zien de meerwaarde van deze woningen
op de korte termijn. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de verantwoordelijkheid genomen
om 2.000 kant-en-klare woningen te bestellen, maar nu blijkt dat de woningbouwcorporaties
helemaal geen locaties kunnen vinden, waardoor tig van die door het Rijk betaalde
en in Nederland duurzaam geproduceerde kant-en-klare woningen stof staat te happen
in een loods. Ze staan stof te happen in een loods, terwijl veel studenten en starters
gedwongen bij hun ouders op zolder verblijven. Zij voelen zich beperkt in hun ontwikkeling
en stellen levenskeuzes uit. Voor hen kan die naar stof happende kant-en-klare woning
een thuis zijn, zodat zij mee kunnen doen in het studentenleven of kunnen gaan samenwonen
met hun geliefde. Binnen een week zouden honderden jongeren en starters van zo'n woning
hun thuis kunnen maken. Het enige wat hiervoor nodig is, is een plek waar die woning
geplaatst kan worden. Daarom wil ik van deze Minister weten hoe het kan dat die kant-en-klare
woningen nog steeds niet geplaatst zijn. Komt het door gemeenten die dwarsliggen of
zijn andere argumenten daar de oorzaak van?
Voorzitter. Er is ook een groot tekort aan betaalbare woningen voor starters en middeninkomens
die te veel verdienen voor een sociale huurwoning. In het coalitieakkoord hebben we
daarom afgesproken dat woningbouwcorporaties 50.000 middenhuurwoningen voor hun rekening
zouden nemen. Ik ben benieuwd of de Minister ons kan vertellen hoe het gaat met de
bouw van deze middenhuurwoningen. Heeft de opschorting van de markttoets al enig positief
effect hierop? We horen ook van woningbouwcorporaties dat locaties niet het enige
probleem zijn, maar dat ook de financiering van middenhuur een drempel is. Deze woningen
vallen onder een andere regeling en zijn financieel niet geborgd en dat lijkt een
showstopper te zijn. Erkent de Minister dit en welke oplossing ziet hij hiervoor?
Voorzitter. Middenhuurwoningen zijn ook ...
De voorzitter:
Een moment, want er is een interruptie voor u van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Het is goed om te horen dat D66 hier in de Tweede Kamer studenten steunt, maar de
praktijk is dat overal in het land waar D66 in de gemeentebesturen zit, studentenhuizen
worden tegengehouden, woningdelen wordt verboden, het splitsen wordt verboden, transformeren
bijna onmogelijk wordt gemaakt, vergunningen moeilijk te verkrijgen zijn en er feitelijk
ook een verbod is op binnenstedelijk verdichten. Kan de heer Boulakjar niet beter
een rondje langs de gemeentes gaan maken om zijn kompanen daar toe te spreken om precies
datgene te doen waar hij hier voor pleit?
De heer Boulakjar (D66):
Deze interruptie heeft de heer Van Haga ook eerder al gepleegd bij verschillende gelegenheden.
Ik ben Kamerlid. Ik ben geen gemeenteraadslid of wethouder. Ik heb vanuit de Kamer
verschillende voorstellen gedaan en moties ingediend en aangenomen gekregen, waarin
ik pleit voor meer woningdelen en voor slim splitsen, dus niet splitsen op een manier
waardoor de leefbaarheid in het geding komt. Waar dat kan, moet je het zeker toelaten
en toestaan. Ik doe die voorstellen hier vanuit de Kamer, maar uiteindelijk zal de
Minister dat in gesprek met woningbouwcorporaties en met gemeenten moeten realiseren.
Ik herken niet het beeld dat «overal waar D66 aan de knoppen zit» ... We hebben trouwens
een fantastische wethouder in Amsterdam, die juist volop inzet op woningdelen en manieren
verzint om te splitsen en efficiënter gebruik te maken van de bestaande woningvoorraad.
Ik herken het beeld niet dat D66 alles tegenhoudt. Wat ik wel zie, is dat raadsleden
volle bak met allerlei ideeën komen en wethouders aan de slag zijn om juist veel meer
studentenwoningen te realiseren in hun gemeente.
De voorzitter:
De heer Van Haga voor zijn laatste vraag.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dit is echt lachwekkend. De praktijk in Amsterdam wordt net genoemd. In Amsterdam
is het bijna onmogelijk om een vergunning te krijgen voor woningdelen en is het niet
meer mogelijk om een splitsingsvergunning te krijgen. Transformeren is bijna onmogelijk
en als daar een D66-wethouder zogenaamd goed bezig is, is het resultaat dat studenten
helemaal geen woning meer kunnen krijgen! Dat is de praktijk van vandaag de dag. Het
betoog dat de heer Boulakjar hier houdt is prima, maar ik raad hem toch aan: ga even
met die wethouder in het land praten om er inderdaad voor te zorgen dat de studenten
waar voor hun geld krijgen. Anders lijkt het me beter dat die studenten de Kieswijzer
gaan doen en niet meer op D66 gaan stemmen bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen.
De heer Boulakjar (D66):
Ik kan nogmaals zeggen dat ik dat beeld niet herken en dat D66 juist pleit voor woningdelen,
voor het slimmer en efficiënter gebruikmaken van de bestaande woningvoorraad, met
zicht op de uitdaging op het gebied van leefbaarheid. We moeten dus niet blind overal
splitsen zoals de heer Van Haga natuurlijk voorstaat. We moeten goed kijken waar dat
kan, waar het mogelijk is en waar er behoefte aan is. Dat wil ik even gezegd hebben.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Boulakjar (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik was gebleven bij de middenhuurwoningen, die ook heel geschikt
zijn om toe te wijzen aan pas afgestudeerden, want dit vergroot de doorstroom, waardoor
er meer studentenkamers beschikbaar komen. Is de Minister bereid om te kijken of een
deel van de middenhuurwoningen van woningbouwcorporaties geschikt kan worden gemaakt
voor het woningdelen door twee of drie pas afgestudeerden met een baan? Wat is hiervoor
nodig? Moeten woningbouwcorporaties hiertoe een zetje in de rug krijgen?
Voorzitter. We hebben gisteren de brief van de Minister gezien. Hij sprak van een
dip en ik moet heel eerlijk zeggen dat ik daardoor een beetje geïrriteerd raakte,
want niemand zit te wachten op een doemscenariobrief over een dip. Dat zorgt niet
voor vertrouwen. Ik ken deze Minister als een Minister van flair, energie en positiviteit,
en dan komt er ineens een doemscenariobrief. Ik zie aan de linkerkant een ...
De voorzitter:
Moment. Er is een interruptie van de heer Klaver van GroenLinks.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik had me zo voorgenomen om niet te interrumperen. Ik kan heel veel niet volgen van
wat er zojuist werd gezegd, maar wat is nou precies het plan van D66? Meerdere mensen
in een corporatiewoning stoppen? Wat is nou het voorstel?
De voorzitter:
De heer Boulakjar, wat is uw voorstel?
De heer Boulakjar (D66):
De heer Klaver stelt een verduidelijkende vraag; daar is verder helemaal niks mis
mee. D66 stelt, een beetje voortbordurend op het interruptiedebatje met de heer Van
Haga, woningdelen voor, waarbij één woning wordt gebruikt door meerdere mensen. Dat
willen wij stimuleren. Woningbouwcorporaties – hypotheekverstrekkers ook, maar ik
blijf in dit geval even bij woningbouwcorporaties – staan vaak op de rem en laten
woningdelen, waarbij meerdere mensen in één woning wonen, niet toe, uit angst voor
allerlei zaken, zoals onderverhuur en allerlei veiligheidszaken. Ik roep de Minister
op om de middenhuurwoningen, niet zijnde sociale huurwoningen, die toegewezen mogen
worden aan mensen met een bepaald inkomen ook toe te wijzen aan mensen die net zijn
afgestudeerd. Dat zijn mensen die vanuit een studentenwoning de stap kunnen maken
naar een middenhuurwoning. Dat is mijn voorstel. Volgens mij is daaraan niks raar.
Ik doe een oproep aan de Minister: ga met de woningbouwcorporaties in gesprek om dat
meer te stimuleren.
De heer Klaver (GroenLinks):
Dat is in ieder geval verhelderend. Ik blijf het toch een beetje een raar voorstel
vinden. Er is namelijk een reden waarom je probeert om mensen niet allemaal bij elkaar
te stoppen in één huis. Dat heeft ook gevolgen voor overlast, waar het hier heel vaak
over gaat. Het idee dat je, als je gaat werken, naar een soort duurder studentenhuis
moet, is volgens mij nog niet het begin van een oplossing voor de hele woningcrisis.
Ik vind het een goede vraag en ik ben heel benieuwd naar het antwoord van de Minister,
maar een echte oplossing is het niet.
De heer Boulakjar (D66):
Daarin verschillen we van mening. Ik zie ook wat er aan de hand is op de woningmarkt.
Ik spreek de studenten en weet hoe nijpend de situatie is. Ik probeer altijd in ieder
debat met voorstellen en ideeën te komen. Het ene is misschien wat beter dan het andere,
maar ik kom in ieder geval wel met ideeën. Daar is ook helemaal niks raars aan. Ik
krijg ook te horen van studenten: ik zit liever in een mooie eengezinswoning met een
studiegenoot dan in een studentenkamer terwijl ik al een baan heb. Doorstroming is
helemaal niet gek. Daardoor komt die studentenkamer ook vrij voor iemand anders die
daar heel graag zou willen wonen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Boulakjar (D66):
Even terug naar die doembrief. Niemand zit daarop te wachten. Mensen zitten te wachten
op creativiteit, op ideeën, op vertrouwen en op plannen. Waarom zo'n doemscenariobrief,
net voor een commissiedebat? Ga aan de slag met bouwen! Ja, we zien ook de risico's:
hypotheekrente, bouwkosten en noem maar op. Maar er zijn genoeg manieren om door te
blijven bouwen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van die 3,5 miljoen vierkante meter ...
De voorzitter:
U kunt wel door blijven praten, maar u moet nu richting een afronding.
De heer Boulakjar (D66):
Dus aan de slag, zou ik willen zeggen. Kijk naar wat wel mogelijk is.
De voorzitter:
U krijgt hulp van de heer Nijboer, PvdA, met een interruptie.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik weet niet of het hulp is, of het zo wordt ervaren, voorzitter. Ik wil de heer Boulakjar
vragen of D66 een beetje het spelletje doet van «wat je niet ziet, dat is er niet».
Waarom hoor ik D66 helemaal niets zeggen over de bezuiniging van 300 miljoen op de
huurtoeslag? Hij heeft het over een brief. Van huurdersorganisaties en woningcorporaties
is luid en duidelijk een brief ontvangen. Gaat D66 akkoord met het schenden van de
afspraken die zijn gemaakt?
De heer Boulakjar (D66):
Ik ga hier heel oprecht op proberen te antwoorden. Ik heb de brieven van de Woonbond,
van Aedes en daarna van de VNG inderdaad gezien. Ik was er ook wel redelijk door verrast,
net als de Woonbond en Aedes. Het scheen een beetje verdekt te zijn opgenomen in de
Voorjaarsnota. De behandeling van de Voorjaarsnota moet natuurlijk nog plaatsvinden,
dus dan kunnen de heer Nijboer en consorten hierover nog uitgebreid debatteren. Vorig
jaar hebben we de huurtoeslag verhoogd om de koopkracht van mensen te herstellen,
want de energieprijzen gingen door het dak, net als de boodschappen en noem maar op.
Daar lijkt nu iets van een kentering in te komen. Het verhogen van de huurtoeslag
is geen doel op zich voor D66. Het gaat uiteindelijk om koopkrachtherstel, zodat mensen
de energielasten en de woonlasten kunnen betalen. Dat doe je op verschillende manieren.
De huurtoeslag is een instrument, maar het verhogen van het inkomen of het verlagen
van de huren is ook een manier. Het totaalpakket moet ervoor zorgen dat de woonlasten
betaalbaar zijn. Ik ben heel benieuwd waar de Minister straks mee zal komen. En een
goed gesprek richting de Voorjaarsnota.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik begrijp dat mijn collega Nijboer geen interrupties meer heeft. Dan ga ik door met
het helpen van de heer Boulakjar om zijn spreektijd wat te verlengen. Het antwoord
dat hier wordt gegeven is: maar we doen nog veel meer. Dit heeft gewoon effect op
individuele huurders. Wat is dan het aanvullende beleid waarvoor is gekozen om dat
tegen te gaan? Geen algemeenheden graag.
De heer Boulakjar (D66):
Ik ga over mijn eigen antwoorden. Ik heb geprobeerd om heel oprecht en helder richting
de heer Nijboer te zijn. De heer Klaver heeft een vervolgvraag. Ik wil niet flauw
doen door hetzelfde riedeltje te herhalen. Volgens mij lopen er nog gesprekken en
volgt het debat over de Voorjaarsnota met dit onderdeel straks nog uitgebreid. Die
ruimte heeft u straks. Voor D66 is het belangrijk dat de woonlasten voor mensen behapbaar
zijn en dat de huren worden verlaagd. Dat staat. De komende twee jaren gaan de huren
omlaag. Door verduurzaming gaan de woonlasten van mensen omlaag. Mensen kunnen dus
gratis profiteren van én een fijn huis én gratis verduurzaming. Ja, het gaat om het
totaalpakket, maar het debat specifiek hierover zullen we nog voeren bij de Voorjaarsnota.
De voorzitter:
De heer Klaver, dit is ook uw laatste interruptie.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ja, zeker. Concreet: gemiddeld gezien gaan huurders die hierop recht zouden hebben
er € 17 per maand op achteruit. Doet de heer Boulakjar hier de toezegging dat straks
bij de Voorjaarsnota dat bedrag wordt gerepareerd?
De heer Boulakjar (D66):
U zult die vraag waarschijnlijk ook stellen aan de Minister. Laten we de reactie van
de Minister afwachten. Ik doe hier geen toezegging. Het is ook niet fair om een toezegging
te doen in een commissiedebat. Ik heb er een vraag over en ik ben heel benieuwd naar
het antwoord van de Minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boulakjar van D66. Dan gaan we naar ... O, de heer Peter de Groot
van de fractie van de VVD heeft ook nog een vraag.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb eigenlijk één vraag aan collega Boulakjar. Hij sprak over die doembrief die
de Minister gestuurd heeft. Ik hou er wel van als de Minister brieven stuurt waarin
hij erkent hoe het er concreet aan toegaat, want zo heb ik die brief gelezen. De heer
Boulakjar vroeg aan de Minister om met creativiteit te komen om de problemen op te
lossen. Ik daag de heer Boulakjar uit om met één oplossing uit volgens mij een trits
te komen die eraan kan bijdragen dat er volgend jaar toch meer wordt gebouwd. Waar
denkt hij dan aan? Dat kunnen we dan meegeven aan de Minister.
De heer Boulakjar (D66):
Er staan honderden, en dat worden er straks duizenden, mooie, fatsoenlijke Hollandse
huizen te verstoffen in een loods in Nederland. Dat zijn woningen waar mensen volgende
week in zouden kunnen wonen: studenten, jongeren, starters, spoedzoekers. Die staan
nu in een loods. Ik vroeg de Minister twee weken geleden in een debat: wat is hier
aan de hand? «Ik moet het gesprek aan met de gemeenten.» Ik zei tegen de Minister:
«Je hebt het mandaat, je bent Minister voor Volkshuisvesting, je hebt de regie, ga
dus dat ferme gesprek aan of stimuleer ze, voor mijn part. Zeg: als jullie 70% van
de woningen willen toewijzen aan de jongeren uit jullie eigen gemeente, hebben jullie
die mogelijkheid.» Dat is één concreet voorbeeld. Die woningen bestaan al, die hoeven
niet gebouwd te worden. Daar is geen locatie voor nodig of allerlei lastige procedures.
Die woningen zijn er al. Dat is één oplossing en zo kan ik het achtpuntenplan van
mijzelf nog verder langslopen. Volgens mij is dit een heel belangrijke oplossing.
De heer Peter de Groot (VVD):
Nog één concrete vervolgvraag daarop. Ik heb het puntenplan gelezen. Vorige week waren
we aanwezig bij het debat over diezelfde flexwoningen die niet geplaatst kunnen worden.
Eigenlijk klopt alles. Zoals u aangeeft hebben we alleen de locaties niet. Dan is
de concrete vraag: gaat u de Minister oproepen om door te bijten? Dan gaat het niet
over het gesprek aangaan, ook niet het ferme gesprek, want die gesprekken heeft de
Minister al. Daar ga ik tenminste van uit. Gaat u doorbijten, gaat u zeggen tegen
de Minister: dwing die locaties af?
De heer Boulakjar (D66):
In de eerste aanleg ben ik altijd voor verleiden, stimuleren en ertoe bewegen, maar
ik kan het gewoon niet aan jongeren uitleggen dat er in Nederland ergens in loodsen
woningen staan te verstoffen. Dat stevige gesprek moet echt gevoerd worden. Kijk of
je gemeenten ertoe kunt bewegen door in ieder geval een grote wortel voor te houden:
jullie kunnen die woningen met voorrang of bij voorkeur toewijzen aan jongeren uit
jullie eigen gemeente. Zo creëer je misschien ook wat meer draagvlak in de buurt,
want vaak maken mensen in de omgeving bezwaar. Als je het ferme gesprek combineert
met een flinke wortel, hoeven die woningen niet in een loods staan te verstoffen maar
komen ze terecht in een gemeente waar mensen hun leven kunnen opbouwen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Nijboer, PvdA-fractie.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik wilde beginnen met de doembrief van de Minister, waar ik een
ander oordeel over heb dan D66. Als doelen niet worden gehaald, moet de Kamer daarover
direct worden geïnformeerd. Dat heeft de Minister juist gedaan. Dat betekent niet
dat je op je handen moet gaan zitten en zeggen: we halen het niet en ik ga niks doen.
Dat is ook niet wat de Minister doet, maar ik wil nog meer actie dan de Minister aankondigt.
Voorzitter. Ik heb al tijden gepleit voor een doorbouwgarantie, overigens net als
andere partijen in de Kamer, ook van de coalitie. Dat wordt maar onderzocht en bekeken,
maar ik wil dat dat nu gewoon van de grond komt, want elke week is er weer een ander
nieuwproject dat niet van grond komt omdat er geen doorbouwgarantie is en kopers afhaken.
De voorzitter:
En terwijl u ademhaalt, geef ik het woord aan de heer Boulakjar van D66 voor een vraag.
De heer Boulakjar (D66):
Even voor de helderheid: de term is «doemscenariobrief», niet «doembrief». De heer
Nijboer zegt: ik ben blij dat de Minister hiermee komt, want hiermee informeert hij
de Kamer. Prima, maar welke nieuwe elementen staan er in de brief die we nog niet
kenden? Waar is de heer Nijboer nou blij mee?
De heer Nijboer (PvdA):
Je kunt ook denken aan een tsjakkabrief: we halen het wél, we gaan het wel halen!
Dat is misschien afhankelijk van je smaak; een avond lijkt mij al te lang. Maar dan
kom je altijd van een koude kermis thuis. Als de Minister aldoor zegt «ik ga 900.000
woningen bouwen en die staan er in 2030» en dat vervolgens niet haalt – dat is mijn
stelling al van begin af aan: dat gaan we zo niet halen – dan moet de Minister dat
eerlijk zeggen. Als hij zegt «ik bouw er dit jaar 90.000 en volgend jaar 100.000»
en het er minder worden, dan moet hij dat melden aan de Kamer zodra hij dat weet.
Zo lees ik de brief. Ik ben niet blij met die brief. Ik ben net zo goed als D66 niet
blij met die brief. Alleen, ik vind niet dat ik de Minister moet berispen voor het
feit dat hij zo'n brief stuurt, want daar hebben wij gewoon recht op. Het gebeurt
maar al te vaak dat wij die informatie niet krijgen.
De heer Boulakjar (D66):
Dus de heer Nijboer ziet geen nieuwe elementen in de brief, behalve een iets minder
tsjakkagehalte van deze Minister. Wat doet zo'n brief nou met het vertrouwen, vraag
ik de heer Nijboer, ook richting markt en woningbouwcorporaties, als de voorman, de
kartrekker, van het volkshuisvestelijk beleid in Nederland al zegt dat het moeilijk
wordt. Hoe zal de rest dan gaan reageren?
De heer Nijboer (PvdA):
Mijn stelling is dat het vertrouwen in de politiek uiteindelijk van daden komt en
niet van het beloven van dingen die je niet waarmaakt. De Minister heeft in het regeerakkoord
ambities afgesproken die D66 heeft gesteund. Die worden nu niet worden gehaald. Vandaag
hebben wij een debat over een aantal maatregelen die de Minister neemt: 300 miljoen
voor flexwoningen, die inderdaad nog in loodsen staan, en 250 miljoen voor startbouw.
Ik vind dat niet genoeg. Ik steun beide maatregelen, maar ik vind het niet genoeg.
Ik doe daarnaast andere voorstellen. D66 heeft een stevig gesprek voorgesteld, maar
ik denk dat dat ook niet genoeg is.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Nijboer (PvdA):
Die doorbouwgarantie moet er dus komen.
De Minister kent mijn punt van de premie voor vergunningen en vindt dat dat werk is
voor gemeentes. Dat is ook werk voor gemeentes, maar ik denk echt dat het gaat helpen.
Als er geen nieuwbouwvergunningen worden afgegeven, wordt er in ieder geval niet gebouwd.
Je ziet het aantal afgegeven vergunningen maar dalen en dalen. Je kunt elke keer weer
onderzoeken laten doen en zeggen «overproductie» en «het gaat wel lukken», maar het
gaat niet lukken, is mijn stelling. Ik vraag de Minister dus nogmaals om dat in te
voeren.
De brief over grondpolitiekmaatregelen komt eraan. De Minister weet het: van planbatenheffing,
van investeren in goede voorzieningen en van baten afromen van speculanten is de PvdA-fractie
een groot voorstander. Dat geld zal ook nodig zijn om de beloofde betaalbare woningen
te realiseren.
Voorzitter. Ik kom op de versnellingstafels, de deals, de afspraken. Ik hou niet zo
van die termen, maar ik snap het wel, want je kunt het niet allemaal afdwingen, en
de gemeentes en de provincies moeten het wel allemaal doen. Ik vraag de Minister wel
te reageren op de harde woorden van de Woonbond en vooral van de woningcorporaties
maar ook van de gemeentes dat de Minister zich niet aan zijn deel van de afspraken
houdt. Ik doel op de greep in de kas, die ook D66 heeft verrast, begreep ik zojuist.
In de Voorjaarsnota staat dat er 300 miljoen wordt bezuinigd op huurders. Dat zijn
wel de kwetsbaarste huurders, de mensen met het minste geld voor wie € 10, € 15 of
€ 17 in de maand, een beetje afhankelijk van hoe je woont en wat de samenstelling
van je huishouden is, grof geld is. Dat wordt gewoon afgepakt, zo van «pik, ik heb
je». Het is verstopt in de Voorjaarsnota en ik vind dat een slechte zaak. Ik wil dat
de Minister toezegt daarvan af te zien, al was het maar vanwege de verhoudingen en
de harde afspraken waar hij corporaties, gemeentes en provincies aan wil houden. Hij
moet ze hiermee niet in de gordijnen jagen, maar zich houden aan zijn eigen deel.
Voorzitter. Ik heb een specifieke vraag. Als je in een zorginstelling woont en van
een corporatie huurt, krijg je bij een lager inkomen niet de huurverlaging die andere
huurders wel krijgen. Het gaat om € 55 in de maand en meer dan € 600 per jaar. Is
de Minister bereid – daar zou hij dat geld ook voor kunnen gebruiken – om die mensen
tegemoet te komen? Dat valt toch niet uit te leggen?
Ander punt, voorzitter. Ik vond het best een aardige benadering van de Minister om
eens te bekijken hoe je de oppervlakte van bestaande woningen nog beter kunt benutten.
Hij heeft een paar sporen. Die loop ik niet allemaal langs, maar ik vond één onderdeel
– dat heb ik eerder al eens gezegd, ook in financiële debatten – nog wat onderbelicht,
namelijk het samenwonen. Het wordt wel genoemd, maar de oplossingen zijn wat onderbelicht
gebleven. Als je kijkt naar de fiscale regels en ook de socialezekerheidsregels, lijkt
het alsof de wetgever een ontzettende hekel heeft aan samenwonen. Je verliest een
deel van je AOW, je verliest je toeslagen, je krijgt vermogensbijtelling, je verliest
sociale regelingen. Als je dat allemaal bij elkaar optelt, snap ik wel dat als mensen
verliefd worden op iemand, wat doorgaans iets moois is in het leven, ze zeggen: nou,
ik kijk wel uit om te gaan samenwonen. Ik vond dat onderdeel van de brief eigenlijk
niet uitgewerkt, terwijl dat denk ik wel een deel van de oplossing kan zijn. Dat is
helemaal niet makkelijk, dat geef ik onmiddellijk toe. Geef maar twee keer eenpersoons-AOW
en dan is het allemaal opgelost? Dan ligt er een rekening van tientallen miljarden,
dus dat kan niet. Maar het werkt wel allemaal tegen en als je zo'n woningnood hebt,
is dat wel iets waar je, naast optoppen en al die andere maatregelen van de Minister,
naar zou kunnen kijken.
Voorzitter. Ik kom op de 250 miljoen voor startbouw.
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van de heer Boulakjar van D66.
De heer Boulakjar (D66):
Ja, ik heb een vraag over dat samenwonen. Ik deel dat met de heer Nijboer. Ik pleit
ook voor meer woningdelen, maar tegelijkertijd zien we dat hypotheekverstrekkers vaak
op de rem staan, net als woningbouwcorporaties, een natuurlijke bondgenoot van de
heer Nijboer. Hoe kijkt u naar het idee waar de heer Klaver al een vraag over heeft
gesteld: bij middenhuurwoningen meer ruimte bieden aan mensen die net zijn afgestudeerd
of andere starters die met z'n tweeën of drieën zo'n mooie grote woning willen delen?
Nu worden ze daarbij belemmerd door woningbouwcorporaties.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben voor meer samenwonen als mensen dat willen en ik ben ook voor het wegnemen
van de belemmeringen, ook bij woningbouwcorporaties. Ik ben wel tegen het onderverhuren
van sociale huurwoningen om daar vervolgens enorme rendementen op te behalen. Dat
komt aardig precies. Maar zeggen dat iedereen die in een sociale huurwoning zit een
willekeurig aantal mensen in de woning mag laten wonen? Overigens kan zo iemand zelf
ook nog een andere woning bezitten; dat is ook nog steeds niet opgelost. Daar ben
ik huiverig voor, zeg ik er eerlijk bij. Die woningbouwcorporatie hoort immers te
verhuren aan huurders die dat nodig hebben. Dat is mijn antwoord op uw vraag.
De voorzitter:
De heer Boulakjar voor zijn allerlaatste vraag.
De heer Boulakjar (D66):
Eigenlijk telt deze niet mee, want ik had het specifiek over middenhuurwoningen en
de heer Nijboer had het over sociale huurwoningen. Oké, maak er maar een vraag van,
voorzitter, dan heb ik hierna geen vragen meer. Eens met de heer Nijboer over de sociale
huurwoningen. Je moet niet overal onderverhuur toestaan. Je moet goed kijken waar
het kan. Leefbaarheid is een heel belangrijk ding, ook voor D66. Maar juist bij die
middenhuurwoningen, die niet beschikbaar zijn voor mensen die eigenlijk toegang zouden
moeten hebben tot een sociale huurwoning, ligt toch wel enige ruimte? Dat moet de
heer Nijboer toch wel erkennen?
De heer Nijboer (PvdA):
«Middenhuur»? Het is vrij hoge huur, hè? Dan heb je het al over € 800 in de maand
en meer. Het is niet dat je denkt: o, o, o wat betaal ik weinig huur! Ik gebruik die
term dus nooit. Maar inderdaad, als woningbouwcorporaties verhuren boven de sociale
huurgrens, dan kunnen er meer mensen in wonen. Dat gebeurt noodgedwongen, zou ik zeggen.
Ik ken heel veel dertigers die samen met vrienden wonen, maar het liefst een wat kleiner
appartement zouden bewonen zonder vrienden. Maar er is woningnood, dus als het nodig
is en mensen het ook willen, dan wil ik dat zeker toestaan. Ik denk wel dat mensen
op den duur een eigen leven willen opbouwen en niet op hun 50ste nog met vrienden
in een huis willen zitten – heel specifieke groepen uitgezonderd, want er zijn altijd
weer verschillende voorkeuren en die moeten we allemaal toestaan, nee, toejuichen
in dit land, want anders wordt het een eenheidsworst en daar is de PvdA niet van.
Voorzitter. Ik kom op de startbouw: 250 miljoen. Ik denk dat dat bedrag niet al te
hoog is. Dat ben je zo kwijt als je onrendabele toppen moet financieren. Ik vraag
de Minister wel wat meer richting. Hij zegt nu alleen dat het volgend jaar van start
moet en dat hij zijn handen wil vrijhouden. Dat snap ik vanuit zijn positie als Minister,
maar ik ben Kamerlid en ik wil graag weten waar dat geld terechtkomt. Ik wil dat liever
bestemmen voor projecten voor betaalbare woningen, dan voor een villawijk die moet
worden afgebouwd en waarvan de onrendabele top wordt betaald, om maar een voorbeeld
te noemen. Ik wil dus wel een beetje grip hebben. Waar komt het dan terecht? Moet
het project voldoen aan de eis van voldoende betaalbare woningbouw? Komen er ook huurwoningen
bij? Zijn corporaties erbij betrokken? Of zegt de Minister dat hij een carte blanche
wil? Dat kan ook, maar dan ben ik wat minder enthousiast.
De voorzitter:
U bent over uw tijd heen.
De heer Nijboer (PvdA):
Dan stop ik ermee, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nijboer, PvdA. Voordat de heer Van Haga het woord krijgt, vraag
ik of de heer Eerdmans het voorzitterschap even kan overnemen, zodat ik naar het toilet
kan.
Voorzitter: Eerdmans
De voorzitter:
We gaan verder met de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Van BVNL. Dank u wel, voorzitter. De Nederlandse woningmarkt stort volledig in. De
bouw is gestopt, de verkopen dalen, financieringen worden niet meer verstrekt en investeerders
vluchten naar het buitenland. Beleggers, huurders, kopers en woningzoekenden: iedereen
lijdt enorme schade. Door stupide socialistisch beleid, bedacht en uitgevoerd door
incompetente bestuurders wordt de markt compleet kapotgemaakt. Niet alleen BVNL vindt
dat, nee, ook Capital Value, Colliers, Cushman & Wakefield, DTZ Zadelhoff, de Nederlandse
makelaarsvereniging NVM, Vastgoedbelang, IVBN en WoningBouwersNL. Maar tijdens het
vorige debat heeft deze Minister al laten weten dat dit partijen zijn met belangen
en dat hij geen boodschap heeft aan de mening van experts.
Voorzitter. De kern van het probleem is dat vraag en aanbod dankzij jarenlang wanbeleid
niet meer in balans zijn. Eerst de aanbodzijde van het probleem. In 2022 was het nettomigratiesaldo
maar liefst 228.000 mensen, waardoor de vraag is geëxplodeerd. BVNL is voor een asielstop
omdat Nederland de grens van zijn absorptievermogen heeft bereikt. Maar onze bevlogen
bestuurders bleven roepen: hoe meer asielzoekers, hoe beter.
Voorzitter. Dan de aanbodzijde. Het aanbod bleef achter door de stikstofbouwstop,
de CO2-paniek, duurzaamheidseisen, verplichte warmtepompen, gasloos bouwen en de verplichting
om 40% sociale woningen te bouwen. Vervolgens kwam dit kabinet met een frontale aanval
op box 3-beleggingen door het afschaffen van de leegwaarderatio en het invoeren van
een fictief rendement van 6,17%, waardoor de particuliere beleggers massaal stopten
met investeren. Maar de doodsteek kwam van Minister De Jonge met de regulering van
de middenhuur in combinatie met de WOZ-cap, waardoor beleggers, financiers en bouwers
stopten met ontwikkelen. Nu zitten we met een totaal infarct op de woningmarkt.
De ambitie om 900.000 woningen te bouwen tot en met 2030 is dan ook hallucinant. Sterker
nog, de Minister schrijft in zijn Kamerbrief dat 900.000 woningen niet genoeg zullen
zijn. Een kind kan uitrekenen dat als je meer dan 200.000 mensen per jaar binnenlaat,
je ook meer woningen nodig hebt. Het is dieptriest dat dit kabinet de consequenties
van zijn wanbeleid presenteert alsof het iets is wat het kabinet overkomt, terwijl
het gewoon zijn schuld is. Nederland gaat ten onder en de woningmarkt gaat kapot dankzij
het wanbeleid van onder anderen deze Minister.
Voorzitter. Laten we eens kijken naar de gevolgen van de maatregelen van deze Minister
voor Wonen. De zogenaamde botsproeven van de Minister laten zien dat in Utrecht – lees:
de hele Randstad – huurwoningen van particuliere verhuurders maar liefst 33% minder
waard worden. Dit zijn de pensioenen van 2 miljoen ondernemers die vaak 30 of 40 jaar
keihard hebben gewerkt om zelf hun oude dag veilig te stellen. Kleine ondernemers
worden ronduit beroofd van hun pensioen. Wat vindt deze Minister van deze waardedaling?
Denkt hij dat deze ingreep stand zal houden bij de rechter? Hoe denkt deze Minister
dat de banken zullen reageren als ze een loan-to-value van 60% financieren en de waarde
door dit Hugo-effect plotseling met 33% daalt? Hoeveel beleggingswaarde verdampt er
nu eigenlijk in Nederland door dit Hugo-effect? Hoeveel faillissementen denkt de Minister
dat dit gaat opleveren? Hoeveel huurwoningen zullen er verdwijnen doordat ondernemers
gedwongen worden om hun pensioenbelegging te liquideren? Heeft deze Minister überhaupt
enig idee hoe groot de financiële schade is die hij met zijn beleid aanricht? Boeren
hangen zichzelf op vanwege deze overheid, maar ik voorspel u dat hier een groot aantal
mkb-ondernemers bij zal komen.
Voorzitter. BVNL heeft de volgende oplossingen die géén schade aanrichten. Stimuleer
woningcorporaties om meer sociale woningen te bouwen en geef ze de mogelijkheid om
woningen te verkopen aan huurders. Stimuleer het splitsen van grote woningen in kleine
woningen met een minimum van 30 vierkante meter. Schaf de kostendelersnorm af. Versnel
het vergunningsproces voor bouwvergunningen. Pak scheefwoners aan – 7% van de huurders
in sociale woningen woont scheef. Pak woonfraude door huurders aan. Pas bestemmingsplannen
aan, zodat bestaande woningen kunnen worden opgetopt. Los de stikstofdwalingen op.
Sta woningdelen in studentenhuizen weer toe. Maak het transformeren van bedrijfsruimte
naar woningen makkelijker. Voer een asielstop in. Bouw bejaardentehuizen en hofjes
voor ouderen. Doe iets aan de Wwft, zodat mensen weer financiering kunnen krijgen.
Het allerbelangrijkste is een betrouwbare overheid. Verhuurders, eigenaren, ontwikkelaars,
beleggers, bouwers, banken en ondernemers kunnen niet investeren als de overheid notoir
onbetrouwbaar is.
Voorzitter. De rekening van dit wanbeleid komt niet alleen te liggen bij de ondernemers
die bestolen worden, maar ook bij de jonge generatie, die door het beleid van deze
Minister kan fluiten naar een eigen woning. Het is tijd voor minder overheid, minder
Hugo en meer vrije markt, in het belang van Nederland.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Haga van BVNL. Ik zie dat de voorzitter weer is teruggekeerd.
Ik geef het voorzitterschap weer terug aan mevrouw Beckerman.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Eerdmans. Dank u wel, meneer Van Haga. Dan gaan we nu luisteren
naar de heer Klaver, fractie GroenLinks.
De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter, dank. Ondanks alle inspanningen van deze Minister en de, volgens mij,
goede bewegingen die worden gemaakt, zien we dat we echt voor hele grote problemen
komen te staan als het gaat over de woningbouwopgave. Er zitten nadelen aan heel lang
in het parlement zitten, maar er zitten ook voordelen aan, namelijk dat je sommige
situaties al eerder voorbij hebt zien komen. Deze situatie zagen we ook rond 2010.
Toen zagen we ook dat de woningbouwproductie instortte. We hebben toen echt een kapitale
fout gemaakt. Bouwers zijn toen gaan afschalen. Bouwers kijken natuurlijk vele jaren
vooruit. Die 3,5% van volgend jaar is bijvoorbeeld niet fijn, maar is te absorberen.
Maar die bouwers kijken verder vooruit. Wat we toen niet goed genoeg hebben gedaan
als overheid, is ervoor zorgen dat die bouwvraag op peil bleef, omdat we dachten:
de markt moet dat maar zelf oplossen. Wat er toen is gebeurd, is dat bouwbedrijven
mensen hebben moeten ontslaan en dat we sinds die tijd met personeelstekorten te maken
hebben. Het is economisch onverstandig, omdat we weten dat die woningen wel degelijk
afgenomen gaan worden; er is namelijk een tekort aan woningen. Daarmee zou je kunnen
zeggen dat, als we dat goed doen, er een heel klein risico voor de overheid is als
we zouden ingrijpen, als we zouden zorgen dat de overheid bij nieuwbouwprojecten in
ieder geval gegarandeerd een deel van die nieuwbouwwoningen afneemt.
Je moet heel goed kijken naar welk type woningen je afneemt. Voor een villawijk zou
ik dat de overheid bijvoorbeeld niet aanbevelen. Maar als het over starters-, doorstroom-,
gezins- of seniorenwoningen gaat, dan denk ik echt dat dat verstandig is, omdat het
voldoet aan een vraag die er is maar waar, gelet op de marktomstandigheden, nu niet
aan voldaan kan worden. Als we daar als overheid niet op ingrijpen, begaan we denk
ik dezelfde fout als die we dertien jaar geleden zijn begaan. Daarmee denk ik dat
wat de Minister nu klaarzet aan middelen niet voldoende is. Mijn vraag aan de Minister
is: is hierop gerekend? Is er gekeken naar van welk type woningen we zeker weten dat
er vraag naar is? We zien nu, doordat de marktomstandigheden zijn veranderd en doordat
de rentes zijn gestegen, dat er minder makkelijk wordt gekocht. Kunnen we daar niet
toch bijspringen met een afnamegarantie?
Een tweede gaat over de grondprijzen. De grondprijzen zijn heel hoog. Dat is ook heel
logisch, om één reden: wij hebben gemeenten vanuit Den Haag enorm zitten te beknotten
via het Gemeentefonds. Ze hebben er veel taken bij gekregen. Grondpolitiek is voor
gemeenten ook een manier om gaten in de begroting te vullen. Je ziet dat die prijzen
heel erg omhooggaan. Tegelijkertijd zou ik ook zeggen: als we dat als overheid heel
erg gaan subsidiëren, dan gaan we publiek geld – dus de grond die van gemeenten is,
die wordt uitgegeven – privatiseren. Want als de woningwaarde stijgt, dan heb je die
grond heel goedkoop kunnen krijgen en heb je een huis kunnen kopen en verdwijnt dat
geld vervolgens naar de privézakken/zaken. Kunnen we daar niet wat creatiever over
nadenken? Het ging de hele tijd over creatieve oplossingen. Ik kan me voorstellen
dat er een soort van hypotheek voor de gemeente blijft als er een subsidie op de bouwgrond
wordt gegeven. Dus dat houdt dan in dat, als de waarde stijgt, er nog steeds meegeprofiteerd
kan worden door de gemeente van die waardestijging en dat dat uiteindelijk terug kan
komen. Of dat gebeurt niet, waarmee de prijs van die woningen lager blijft. Op wat
voor wijze kunnen we wat creatiever nadenken over die bouwgrond? Dit wil ik er wel
ook echt bij zeggen, want veel bouwers zeggen: maak het maar goedkoper. Dat is te
simpel, zou ik willen zeggen, want daarmee gaan we publiek geld echt privatiseren
en dat zou ik niet willen doen. Ik denk dat er oplossingen denkbaar zijn waarmee we
toch tegemoet kunnen komen aan een terechte klacht die er is over hoe duur het is.
Ten derde, de woningbouwcorporaties. Volgens mij kunnen we daarbij wel tegemoetkomen
met lagere grondprijzen. Dat is namelijk niet het privatiseren van publiek geld, omdat
het altijd in publieke handen blijft als het goed is. Wat mij betreft blijven deze
woningen in ieder geval altijd in publieke handen. We kunnen woningbouwcorporaties
helpen bij het verkrijgen van grond en we kunnen eventueel ook met subsidies werken
om ervoor te zorgen dat die prijzen naar beneden gaan. Ik denk dat dat een hele goede
manier is om ervoor te zorgen dat de woningbouwproductie via de woningbouwcorporaties
op peil blijft.
Dat is gelijk het volgende punt dat ik zou willen maken. Over die woningbouwcorporaties
heb ik eerder gevraagd om een brief met die Europese vergelijking. Veel dank daarvoor.
Ik ben het er gelijk mee eens dat het heel moeilijk te vergelijken is; daar hadden
we het toen ook over. Maar wat het wel volgens mij wel laat zien, is dat er meer mogelijk
is. De eerste vraag die ik heb, is: welk gesprek loopt er nu met de Europese Commissie
om te kijken wat we kunnen oprekken? Ik denk wel degelijk dat een grotere sociale
woningbouwsector, die voor meer doelgroepen zou kunnen bouwen, een belangrijke oplossing
kan zijn om vanuit de overheid een instrument te hebben om sturing te houden, zodat
we ook met de oude, oldskool, woningbouwbouwsubsidies zouden kunnen werken zonder
het gevaar dat publiek geld – ik zeg het nogmaals – in private zakken verdwijnt. Ik
ben heel benieuwd hoe de Minister daarop inzet, om die woningbouwcorporaties wat meer
in positie te brengen. Ik denk echt dat we daar zijn doorgeslagen na alle Maserati-affaires.
Het was heel logisch dat de Kamer er bovenop zat en dat er een onderzoek naar is geweest,
maar op een gegeven moment zijn we wel zo de duimschroeven gaan aandraaien, dat het
bouwen heel lastig is geworden en dat we het paard achter de wagen zijn gaan spannen.
Ik denk dat meer ruimte voor de woningbouwcorporaties heel belangrijk is.
Dan tot slot, want ik gok zomaar dat ik niet heel veel tijd meer heb.
De voorzitter:
U bent al zeven seconden over uw tijd heen.
De heer Klaver (GroenLinks):
Zeven seconden. Dan heb ik een korte vraag over de huurtoeslag. Ik wil graag weten
welke berekeningen hier zijn gemaakt en wat het effect precies is voor de huurders.
De achtergrond van die vraag is dat we in het kader van de nieuwe bestuurscultuur
hebben gezegd dat we, als we gaan kaasschaven, wat soms moet, wel moeten weten wat
het effect op individuen is. Dat effect wordt mij niet duidelijk uit de Voorjaarsnota.
De voorzitter:
Dank u wel heer Klaver, GroenLinksfractie. Er is nog een vraag voor u van de heer
Peter de Groot, VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb heel aandachtig en met veel interesse, moet ik zeggen, naar de heer Klaver
geluisterd, omdat ik heel veel analyses die hij maakt, deel, met name als het gaat
over datgene waar hij mee begon. We mogen absoluut de bouw niet laten inzakken, want
dan zijn we weer veel verder van huis. Ik denk alleen dat de situatie toen was dat
er vraaguitval was, terwijl er nu nog heel veel vraag naar woningen, vooral betaalbare
woningen, is. Wat je nu vooral ziet, is dat het bouwen in het middensegment, in de
huurmarkt, op dit moment eigenlijk niet uit kan of dat partijen daar niet voor kiezen.
Ik heb heel veel oplossingen van de heer Klaver gehoord maar ik zou hem graag willen
uitdagen door hem de vraag te stellen: wat is er volgens de heer Klaver voor nodig
om partijen die investeren in die middenhuursector – denk bijvoorbeeld aan onze pensioenfondsen –
aan boord te houden? Je ziet nu dat ze liever in het buitenland investeren dan in
Nederland, terwijl zij in mijn optiek, in de optiek van de VVD, een goede bijdrage
kunnen leveren aan het realiseren van veel van die middenhuurwoningen, waarmee ook
die hele bouwprojecten eigenlijk ...
De voorzitter:
Oké. De vraag is denk ik helder. De heer Klaver, GroenLinks.
De heer Klaver (GroenLinks):
Dat zijn eigenlijk twee vragen. Ik zal daarop antwoorden. Het eerste gaat over die
middenhuur. Het zou ook kunnen dat er een groter deel koop moet worden, maar bij grote
huurprojecten, of überhaupt bij grote bouwprojecten, wil je dat de helft al verkocht
is. Als het over verhuur gaat, wil je graag dat beleggers daar instappen. Die zijn
daar nu terughoudender in. Daar ben ik blij mee, want dat wilden we ook. Een woning
is niet zomaar een beleggingsobject. We wilden ingrijpen in die markt. Maar dat betekent
misschien wel dat de overheid daar dan moet instappen en dat de overheid ervoor garant
moet staan dat die woningen worden afgenomen. Wat mij betreft hoeft dat niet allemaal
huur te zijn maar kan dat bijvoorbeeld ook koop zijn; ik denk dat dat makkelijker
is.
Ten tweede de pensioenfondsen. Daar verbaas ik me al vele jaren over. Want zolang
ik mij kan herinneren, wordt er gesproken over pensioenfondsen die meer in Nederland
zouden moeten investeren. Dat wil de politiek en dat willen pensioenfondsen en het
gebeurt niet. De reden dat het niet gebeurt, is dat de projecten die worden aangeboden
voor pensioenfondsen vaak veel te klein zijn. Dat wordt voor pensioenfondsen pas echt
interessant als dat over vele honderden miljoenen gaat en niet als er een projectje
van een paar tientallen miljoenen is. Waar ik weleens over heb nagedacht is: zou je
als Nederlandse overheid niet woningbonds moeten uitgeven? Dus ik bedoel dat je dat,
als je weet dat er op verschillende plaatsen in Nederland wordt gebouwd, allemaal
bij elkaar brengt en daar als overheid een financieel product van maakt dat beschikbaar
is voor pensioenfondsen. Wellicht is dat de manier om het geld van die pensioenfondsen
ook beschikbaar te maken om te investeren. We kunnen met z'n allen ieder debat zeggen
dat pensioenfondsen dat moeten doen terwijl pensioenfondsen zeggen «dat willen we
ook heel graag», maar als we niet zorgen dat de schaal waarop zij kunnen investeren
groter wordt, dan gaat het niet gebeuren.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb het natuurlijk al vaker bepleit. Als je kijkt naar wat voor type woningen dat
zouden moeten zijn, dan gaat dat volgens mij ook over woningen voor gezinnen. Het
idee is best creatief, maar dat betekent ook dat we op goedkopere gronden moeten bouwen
en dat er misschien ook wel grote locaties buiten de stad moeten zijn waar de aantallen
die de heer Klaver noemt, gerealiseerd zouden kunnen worden. Zou hij daar nog op kunnen
reflecteren?
De heer Klaver (GroenLinks):
Nog niet zo lang geleden was er een verkiezingscampagne. Daar worden dingen altijd
graag platgeslagen; jullie willen altijd bouwen in het groen en wij willen dat dan
nooit, terwijl het volgens mij helemaal niet zo zwart-wit is. Ik geloof dat binnenstedelijk
bouwen makkelijker is. De grondprijs is hoger, maar alle voorzieningen voor buitenstedelijke
bouwlocaties zou je nog moeten aanleggen. Ik wil graag zo veel mogelijk groen behouden,
dus bij voorkeur willen we binnenstedelijk bouwen. Het kan gebeuren dat dat niet mogelijk
is en dan moet je kijken of dat inpasbaar is, bijvoorbeeld aan de randen van steden
of dorpen. Ik kijk daar in die zin redelijk pragmatisch naar. Ik wil wel terugzeggen
richting de VVD: het is te makkelijk ... Er zitten ook grote belangen achter. Veel
van die grote vastgoedreuzen in Nederland hebben grondposities. Die willen die het
liefste benutten en daarom willen ze graag buitenstedelijk bouwen. En daar ben ik
niet blind voor. Daar zit namelijk gewoon een commercieel belang achter dat niet per
se in het belang is van Nederland dan wel van de mensen die een woning zoeken. Als
het ergens nodig mocht zijn, dan kan dat. Maar ik ben er niet van overtuigd dat het
altijd de beste oplossing is om buitenstedelijk te bouwen.
De voorzitter:
Dank aan de heer Klaver, fractie GroenLinks. Dan gaan we nu luisteren naar de heer
Bisschop, fractie SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Dank, voorzitter. Bij de voorbereiding moest ik voortdurend denken aan het woord «regie»,
dat als een soort toverwoord boven het beleid hangt en dat als een soort ei van Columbus
functioneert; als je maar regie neemt, dan kom je daadkrachtig over. Maar als ik vervolgens
de stukken tot me neem, dan zie ik dat de praktijk aanzienlijk weerbarstiger is en
dat je er met regie alleen niet komt. Gisteren kregen we nog het bericht dat door
de veranderde omstandigheden de verwachtingen somberder zijn geworden. Volgend jaar
wordt er een forse dip verwacht in het aantal te bouwen woningen. Gelukkig – ik moet
het de Minister nageven – kijkt de Minister af en toe verder dan alleen naar regie.
Ik zie de Minister zich bewust zijn van het feit dat minder regels nodig zijn, dat
meer samenwerking nodig is, dat geld een belangrijke rol speelt en dat bouwers, gemeenten
en corporaties in staat moeten worden gesteld om hun rol te pakken.
Voorzitter. Sinds 1 januari van dit jaar is de verhuurderheffing afgeschaft. De miljarden
daarvan moeten onder andere gebruikt worden voor de bouw van sociale huurwoningen.
We zijn vijf maanden verder. Mijn concrete vragen aan de Minister op dit punt luiden
als volgt. Ziet de Minister al een kentering in de sociale huurmarkt? Stijgt het aantal
nieuwbouwplannen? Worden er meer vergunningen voor sociale huurwoningen afgegeven?
En zo niet, waar ligt dat dan aan?
Voorzitter. Voor diverse aandachtsgroepen zijn concrete doelstellingen geformuleerd
voor het aantal te bouwen woningen. Op zich is dat prima. Ik zie wel dat er voor statushouders
alleen een taakstelling voor een halfjaar beschikbaar is. Mijn vraag aan de Minister
is: kan de Minister een inschatting geven van hoeveel woningen tot 2030 voor statushouders
gebouwd moeten worden of door hen in gebruik worden genomen?
Daarmee vatten we natuurlijk ook een verwant probleem bij de kop. Vorig jaar groeide
de bevolking met 227.000 mensen. Dat is een verdubbeling ten opzichte van 2021 en
deze groei wordt – het werd al door een collega gesignaleerd – per saldo uitsluitend
veroorzaakt door migratie. Tegen zo'n sterke groei door migratie is niet op te bouwen.
Daarom heb ik een vraag aan deze Minister: wat gaat deze Minister, vanuit zijn verantwoordelijkheid
voor woningbouw – maar ik zou het eigenlijk breder als «volkshuisvesting» willen formuleren –
concreet doen om de druk als gevolg van migratie te verlichten? Het kabinet wil meer
regie op de woningmarkt, maar dat begint nú met regie op migratie, in hoge mate. Door
migratie moeten er nog meer dan 900.000 woningen gebouwd worden, zegt de Minister.
Terecht. Ik wil niet pessimistisch zijn, maar dit gaat dus nooit lukken. Daarom hameren
we er vanuit andere beleidsterreinen voortdurend op om nou eindelijk met die fundamentele
heroriëntatie van het migratiebeleid te komen. Het komt maar niet en het komt maar
niet. Al een halfjaar geleden werd gesteld dat het zou komen, voor de jaarwisseling
zelfs. Later is het gewoon opgeschoven en het schuift steeds maar door. Ik wil onderstrepen
dat het niet alleen een migratieprobleem is. Het sleept een heleboel andere problemen
met zich mee, waaronder dus de volkshuisvesting, waar we het nu over hebben.
Dan de regulering van de middenhuur. Dat staat op de agenda en daartoe is besloten.
De SGP kan zich hierin vinden. Tegelijkertijd onderkennen we inderdaad dat het een
risicovolle operatie is en dat de kans aanwezig is dat de woningbouw verder afneemt.
Tot 2030 moeten er 300.000 betaalbare koopwoningen of woningen met een middenhuur
gebouwd worden door de markt en 50.000 door institutionele beleggers. Een logische
vraag lijkt me dan: hoe gaan die overige 250.000 er komen? Hoe voorkomt de Minister
dat de bouw stokt?
Corporaties hebben ook toegezegd 50.000 woningen in dit segment te gaan bouwen. In
de Staat van de corporatiesector lezen we dat veel onderbenut vermogen in het commerciële
deel van de woningcorporaties zit. Ook het opschorten van de markttoets geeft meer
ruimte om te bouwen. Concrete vraag: moeten corporaties niet een grotere rol krijgen
in de bouw van middenhuurwoningen? Wat zou daarop tegen zijn? Zou op die manier niet
substantieel kunnen worden bijgedragen aan een verlichting van de woningbehoefte in
een bepaald segment?
Tot slot, voorzitter.
De voorzitter:
Ook u zit al over de vijf minuten heen.
De heer Bisschop (SGP):
Ik kom tot een afronding, voorzitter. De Minister heeft een brief gestuurd over het
beter benutten van de bestaande voorraad. Aan het einde van het jaar komt er een voortgangsrapportage
op dit dossier. Twee vragen daarbij. Hoe neemt de Minister de gemeenten mee? Dat is
immers vaak de bestuurslaag die voor oplossingen kan zorgen. Gaat de Minister, zeker
op dit punt, aan de slag met het schrappen van regels?
Dank, voorzitter, ook voor uw onuitputtelijke geduld.
De voorzitter:
Zeker. Dank u wel, meneer Bisschop namens de fractie van de SGP. Ik vraag nu de heer
Kops om het voorzitterschap over te nemen, zodat ik een inbreng kan leveren.
Voorzitter: Kops
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Beckerman van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. De wooncrisis wordt groter en groter. Nu dreigt er opnieuw
een rampjaar aan te komen. Alle seinen staan op rood als het gaat om de bouw van echte
sociale huurwoningen. De wachtlijsten voor sociale huurwoningen worden ieder jaar
langer. De Minister gaat wat de SP betreft de verkeerde kant op. Niet alleen de SP
maakt zich enorm veel zorgen, ook hoogleraar Johan Conijn verwacht dat de nationale
prestatieafspraken zullen worden herzien, omdat volgens hem deze afspraken op drijfzand
gebaseerd zijn. Wat vindt de Minister van de uitspraken dat het tekort aan sociale
huurwoningen alleen maar toeneemt en dat de nationale prestatieafspraken op drijfzand
zijn gebaseerd? Welke afspraken kunnen nu niet worden nagekomen?
Met de heer Nijboer en mevrouw Bromet hadden wij een initiatiefwet om te stoppen met
slopen, verkopen en liberaliseren. Daarvan werd steeds gezegd: dat is eigenlijk veel
te weinig. Ondertussen gaat de sloop, verkoop en liberalisatie van sociale huurwoningen
alleen maar door. Terwijl de nieuwbouw onvoldoende op gang komt, worden ook op die
manier nog steeds woningen onttrokken. Moet daar niet een stop op komen, vragen wij
de Minister opnieuw.
De Minister heeft zijn streven naar minimaal 30% sociale huur in elke gemeente, dat
met heel veel bombarie werd gepresenteerd, eigenlijk al laten varen. Mijn partij voorspelt
dat we op deze manier eigenlijk alleen maar langere, langere en langere wachtlijsten
zullen zien, terwijl volgens het laatste rapport van de Autoriteit woningcorporaties
over de staat van de corporatiesector de beperkte beschikbaarheid van sociale huurwoningen
echt het meest acute probleem van de volkshuisvesting is. Is de Minister het daarmee
eens?
Voorzitter. Dan een punt waarop wij verschillen met bijna alle partijen hier, namelijk
onze afkeer van flexwoningen. Het werkt niet en de Minister raakt ze dus ook niet
kwijt. Onze afkeer zit ’m erin dat wij vinden dat wij toe moeten naar heel goede,
trotse volkshuisvesting en niet naar schaamcontainers en woningen waarbij mensen vastzitten
in een tijdelijk huurcontract. Juist nu ze opgeslagen moeten worden in loodsen, doe
ik opnieuw het pleidooi om te bouwen aan een trotse volkshuisvesting. Zorg dat je
klassentegenstellingen niet nog verder vergroot met dat soort flexwoningen.
De voorzitter:
Een moment, mevrouw Beckerman, er is een interruptie van mevrouw Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ik wil graag van mevrouw Beckerman weten waarom zij tegen die flexwoningen is. Ik
heb ze bijvoorbeeld op de eilanden gezien, waar ze al worden ingezet. Dat zijn prachtige
en ook heel duurzame woningen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Wij hebben daar meerdere redenen voor. Laatst hadden we hier ook een interruptiedebatje
over. Wat mij altijd zo steekt ... Ik heb heel lang in een sociale huurwoning gewoond
die gebouwd was in de jaren twintig of dertig van de vorige eeuw. Midden in de diepe
economische crisis destijds bouwden we prachtigste volkshuisvesting, juist voor de
arbeidersklasse: kathedralen voor de arbeidersklasse, trotse volkshuisvesting. Nu
zie ik in diezelfde wijk ook containers, waar deels al branden zijn geweest. Dan denk
ik: is dit nou het beste wat we kunnen? Is dit nou het beste wat we te bieden hebben,
zulk soort woningen bouwen? Er is uiteraard een verschil tussen snelle bouw die uit
fabrieken komt en die containerwoningen. Wij hebben ook heel vaak gevraagd aan de
Minister om daar een onderscheid in te maken, maar keer op keer gebeurt dat niet.
Daar komt ons tweede probleem: het gaat niet alleen om kwaliteit, maar ook om flexibiliteit.
Vorige week hebben we een wet hierover behandeld. Die flexwoningen hebben vaak ook
een flexcontract. Wij zeggen: bouw aan gemeenschappen in plaats van elke keer van
tijdelijk contract naar tijdelijk contract te gaan. De Kamer heeft ons voorstel verworpen
om ook bij flexwoningen een vast contract mogelijk te maken. Dat maakt ons nog meer
tegenstander van flexwoningen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik was net lekker op stoom.
Voorzitter. De Minister zegt ook dat hij zich zorgen maakt over de investeringscapaciteit
van woningcorporaties. Dat is terecht, maar de Minister legt diezelfde woningcorporaties
nog steeds winstbelasting en daarmee ook ATAD op, de belasting voor belastingontwijkende
multinationals. Wat ons betreft doet de Minister hier aan cherrypicken of – ik heb een hekel
aan Engels – aan kersen plukken. Bij het betalen van winstbelasting zijn woningcorporaties
volgens de Minister wel winstgevende ondernemingen en wanneer het hem niet uitkomt,
zoals bij de eenmalige huurverlaging, zijn corporaties geen winstgedreven ondernemingen.
Daarom de volgende vraag aan de Minister: wat is het nou, zijn woningcorporaties nu
wel of niet winstgedreven ondernemingen? Waarom laat hij toe dat de woningcorporaties
worden gedupeerd door de ATAD-regeling, hoewel deze niet was bedoeld voor woningcorporaties?
Voorzitter. Een ander belangrijk onderdeel van het fundamenteel mensenrecht op behoorlijke
huisvesting is betaalbaarheid. Er is al door velen hier verwezen naar de greep uit
de kas, juist bij de meest kwetsbare huurders en de huurtoeslag. Het is dan ook onbegrijpelijk
dat de Minister een andere afspraak uit de nationale prestatieafspraken schoffeert,
namelijk de meevaller uit de huurtoeslag gebruiken om gaten elders te dichten en de
verlaging van de eigen bijdrage van de huurtoeslag terug te draaien. De Minister haalt
het geld bij de allerlaagste inkomens weg. Dat onzalige plan moet wat ons betreft
direct stoppen.
Voorzitter. Volgens ons is het tijdens de grootste koopkrachtcrisis ook niet meer
uit te leggen dat mensen een inkomensafhankelijke huurverhoging krijgen die bedoeld
is om mensen te laten doorstromen. Deze verhoging was ook bedoeld om corporaties de
verhuurderheffing te kunnen laten betalen. Beide argumenten gaan niet meer op. Er
zijn geen woningen waarnaar kan worden doorgestroomd en inwonende kinderen kunnen
geen betaalbare woning vinden. Ik ontving een mail van iemand die schreef: «De huur
van mijn kleine sociale huurwoning was € 475. Vorig jaar juli werd die verhoogd met
€ 50 en als klap op de vuurpijl komt daar per 1 juli nog € 100 bij.» Wanneer stoppen
we met die inkomensafhankelijke huurverhoging vanwege het feit dat de kinderen bij
je inwonen?
Voorzitter. Daarmee ben ik echt door mijn tijd heen en rond ik af. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage, mevrouw Beckerman. Het voorzitterschap is weer aan u.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
We zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik wil graag schorsen tot 18.45
uur.
De vergadering wordt van 18.11 uur tot 18.51 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedenavond. Welkom bij de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken. Op dit moment
debatteren wij met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over
de Staat van de Volkshuisvesting. Ik heb in eerste termijn een omissie begaan. Ik
heb namelijk onvermeld gelaten dat mevrouw Inge van Dijk van de CDA-fractie zich heeft
afgemeld. Dat herstel ik bij dezen. Nu heeft ook de heer Van Haga zich voor het resterende
deel van de vergadering afgemeld.
We zijn toegekomen aan de beantwoording in eerste termijn door de Minister.
Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Goed om elkaar andermaal te spreken over de enorme opdracht
waar we voor staan om het woningtekort in te lopen en om weer de regie te hernemen
op de volkshuisvesting. Dat is namelijk ongelofelijk nodig. De noodzaak daarvan hebben
we denk ik vaker met elkaar besproken. Ik zal de heer Boulakjar geruststellen: een
talent voor somberheid heb ik niet. Maar we moeten wel eerlijk onder ogen zien wat
de context is waarbinnen wij die grote opdracht hebben waar te maken, hoezeer die
ook niet onmogelijk is; dat moeten we ook tegen elkaar zeggen. We zien wel dat die
opdracht groter is geworden in het afgelopen jaar en dat het economische gesternte
waaronder we die opdracht moeten waarmaken complexer is geworden. Ik denk dat we met
name daar vanavond bij stil moeten staan.
Ik denk dat het goed is als ik u even vertel hoe ik de beantwoording heb opgedeeld
in, uiteraard, blokjes. Het gaat eerst over de omvang van de opdracht, waarbij ik
ook wil ingaan op de vragen die gerelateerd zijn aan migratie. Twee is wat we doen
om de dip in de woningbouw zo beperkt mogelijk te houden. Daarbij komen ook een aantal
vragen over grondbeleid aan de orde. Dan volgen de vragen die gaan over locaties en
vervolgens de vragen die gaan over de corporaties, de vragen die gaan over flexwonen,
over het beter benutten van de bestaande voorraad en over de middenhuur. Tot slot,
ook omdat dat bij de traditie hoort, is er een blokje overig.
Allereerst over de omvang van de opdracht, want ja, die opdracht is groter geworden
in het afgelopen jaar. Hij was al groot, omdat we al wisten dat we een groot woningtekort
hadden in te lopen en we daarnaast te maken kregen met een forse demografische groei.
Maar die demografische groei is in het afgelopen jaar hoger geweest dan aanvankelijk
was verondersteld. Ik denk dat het goed is om daar wel heel precies in te zijn.
Hoe is die 900.000, waarop we onze Nationale woon- en bouwagenda en ons programma
Woningbouw hebben gebaseerd, opgebouwd? Die is opgebouwd op basis van de Primos-prognose
van 2021, en die is weer gebaseerd op de CBS-prognose. De opbouw daarvan is als volgt.
We hebben een groei in het aantal huishoudens te verwachten van 620.000. Die 620.000
huishoudens bestaan voor 420.000 uit te verwachten groei door migratie en voor 200.000
uit te verwachten groei door kleinere huishoudens, want dat speelt ook mee. Het is
dus niet alleen migratie, zoals ik wel hoorde zeggen. Het aantal huishoudens dat groeit
heeft dus ook wel degelijk te maken met het feit dat we in kleinere huishoudens gaan
wonen, wat weer met name een vergrijzingseffect is. Als een van beiden komt te overlijden
en de ander blijft wonen in het huis, dan heb je in de demografische ontwikkeling
in de optelsom meer woningen nodig. Daarnaast is het een effect van individualisering:
we wonen vaker alleen.
Dat is dus 620.000 van 900.000. Daarnaast hebben we naar verwachting 105.000 aan vervangende
nieuwbouw nodig vanwege sloop. Het huidige woningtekort van ongeveer 4% zul je bovendien
willen halveren naar 2%. Dat is de marktspanning die nodig is. Helemaal naar 0% zou
betekenen dat de huizenmarkt enorm in elkaar zou kunnen kachelen. Dat moet je niet
willen, dus wil je een woningtekort dat niet groter is dan 2%. Dat noemen we een woningmarkt
die in evenwicht is. Dat betekent 175.000 woningen om het bestaande woningtekort in
te lopen.
Zo zijn we gekomen tot die 900.000. Het CBS heeft zijn bevolkingsprognose naar boven
toe bijgesteld in het afgelopen jaar naar aanleiding van het migratiesaldo van het
afgelopen jaar. Ik wil dat vertalen naar de woningbouwopgave voor de komende periode.
ABF heeft daarnaar onderzoek gedaan in de Primos-prognose. Zo rond de zomer kan ik
met de Kamer delen wat de implicaties daarvan zijn voor de woningbouw. Daarnaast hebben
we natuurlijk de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen aan het werk gezet om
ons te adviseren over de demografische ontwikkeling in relatie tot wat die betekent
voor maatschappelijke voorzieningen, waaronder woningen.
Ik denk dat het heel goed is om die woningbouwopgave telkens ver vooruit te prognosticeren
en telkens ver vooruit te zeggen wat dat van ons verlangt en op welke manier we dat
inpasbaar moeten maken. Dan gaat het om woningbouwlocaties en ruimtelijke ontwikkeling.
Ik denk dat dat een deel is van het antwoord en een onderdeel van het hernemen van
de regie, wat we in de afgelopen jaren niet hebben gedaan. De afgelopen jaren hebben
we niet gezegd hoeveel woningen er eigenlijk gebouwd zouden moeten worden. Daar is
dit kabinet weer mee begonnen. We hebben de opdracht tot en met 2030 vastgesteld.
Dat is belangrijk. Het is ook belangrijk om daarbij te erkennen en te onderkennen
dat het voor een belangrijk deel samenhangt met de demografische groei, die bestaat
uit een vergrijzingsdeel en een migratiedeel. Het kabinet werkt, zoals u weet, aan
een strategische migratieagenda, maar ik denk dat u daarover liever het debat aangaat
met collega Van der Burg.
De heer Bisschop vraagt hoeveel woningen er nou gemoeid zijn met de huisvesting van
statushouders. Het migratiesaldo van 227.000 is niet alleen asiel. Het is het migratiesaldo:
alles wat er binnenkomt en alles wat er weer weggaat, alle immigratie min emigratie.
Dat levert een saldo op van 227.000. In het afgelopen jaar zaten er overigens ook
ruim 100.000 Oekraïners tussen. Dat heeft natuurlijk te maken met de oorlog in Oekraïne.
Dat is onderdeel van het saldo. Betekent dat onmiddellijk een behoefte aan sociale
huisvesting? Nee, want Oekraïners zitten in de opvang en niet in de sociale huisvesting.
Welk asieldeel mag hier blijven na de procedure en wordt uiteindelijk gehuisvest als
statushouder? Daarbij werken we met taakstellingen die per halfjaar worden geformuleerd
door collega Van der Burg en door mij. Dat vragen we dan aan de gemeenten. Die taakstellingen
waren in de eerste helft van ’22 10.000 statushouders – dus niet huishoudens maar
statushouders – en in de tweede helft van ’22 13.500. Dat is natuurlijk fors hoger
geworden in 2023: in de eerste helft 21.000 en in de tweede helft 27.000. Dat gaat
dus niet over huizen, maar over het aantal statushouders. Gemiddeld zijn het er een
kleine twee per huishouden en we hebben rond de 180.000 vrijkomende sociale huurwoningen
per jaar.
Dus het beeld dat alle woningen opgaan aan statushouders, is niet juist. Ik denk dat
het verstandig is om dat iedere keer weer opnieuw feitelijk te benoemen. Het is wel
degelijk zo dat die groei van de bevolking voor een belangrijk deel samenhangt met
migratie. Het is wel degelijk zo dat dat druk oplevert voor het woningtekort, dat
toch al groot is, maar het is niet zo dat alle woningen die wij bouwen bedoeld zijn
voor de groeiende migratie.
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van de heer Eerdmans, JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Wat bij mijn fractie wringt, is het volgende. De Minister zegt in de krant: migratie
moeten wij beïnvloeden. Sterker nog, u noemt vier componenten die daadwerkelijk te
beïnvloeden zijn en u bent niet alleen, want uw baas, meneer Rutte, heeft het ook
gezegd: wij zullen de migratie omlaag moeten brengen. Dat zei hij om andere redenen
dan u, maar goed. U heeft daarin gelijk gehad, heb ik gezegd, maar er gebeurt dus
niets. Nu zegt u immers weer met zoveel woorden: ik beschouw het maar als een vaststaand
gegeven. Ik hoor u niet zeggen «het is niet aanvaardbaar dat wij elk jaar 100.000
mensen binnenlaten en daar de woningen voor bouwen», want dat doen wij feitelijk.
U kunt wel zeggen dat de Oekraïners in de opvang zitten, maar ik heb de indruk dat
heel veel Oekraïners hier heel graag willen blijven, en daar geef ik ze nog groot
gelijk in ook. Maar daar moeten wij dus ook voor gaan bouwen. Dat hele migratiesaldo
gaat dus op aan de bouwvoorraad die u als ambitie heeft, waarvan het nog maar zeer
de vraag is – de collega's hebben daar genoeg vragen over gesteld – of we die gaan
realiseren. Ik vraag me zeer af of u nu wel of niet van plan bent om aan dat migratiesaldo
daadwerkelijk wat te gaan doen.
Minister De Jonge:
Jazeker, maar ik denk dat het wel goed is om precies te zijn in de achtergrond van
het woningtekort. Het woningtekort heeft voor een belangrijk deel te maken met het
feit dat we onvoldoende regie hebben gevoerd op de volkshuisvesting. We hebben niet
gearticuleerd wat de omvang van de opdracht is, dat hebben we helemaal niet gedaan
in de afgelopen tien jaar. We hebben overigens te maken gehad met een geweldige bouwcrisis.
We moeten ook niet onderschatten wat nog jarenlang het effect daarvan is geweest.
We hebben een woningbeleid gehad dat in ieder geval onvoldoende heeft gestuurd op
aantal en op betaalbaarheid, waardoor we te weinig hebben gebouwd en te duur hebben
gebouwd in de afgelopen periode. En ja, ondertussen is de bevolking harder gaan groeien
in de afgelopen jaren dan vooraf voorspeld. Zeker als je dan niet stuurt op aantallen,
kan dat leiden tot een probleem. Hebben we voldoende grip gehad op migratie in de
afgelopen jaren? Nee, en dat heb ik vaker gezegd. Dat vindt het kabinet ook. Het is
ook een opdracht uit het regeerakkoord om, naast het hernemen van de regie op de volkshuisvestiging,
ook grip op migratie te creëren. Dat zal ook nodig zijn. In alle eenvoud: we zullen
de komende jaren meer woningen moeten bouwen dan er mensen bij komen, anders lopen
we het woningtekort niet in. Dat is de eenvoudige som die we hebben te maken.
U heeft hier nu het debat met mij, dus ik ging er een beetje van uit dat u met mij
vooral het volkshuisvestingsdeel van deze discussie wilde voeren. Ik kan me zomaar
indenken dat collega Van der Burg ook af en toe aan de beurt is om met hem het migratiedeel
van de discussie te voeren. Overigens mag u ervan uitgaan dat het kabinet beide elementen
van deze discussie onderkent en ook met beide aan de slag is.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik heb met de collega's heel veel debatten, ook met de heer Van der Burg, maar daaruit
komt een heel ander verhaal naar voren. Hij vindt dat iedereen die hier over de drempel
stapt, ook welkom is. Dat zegt hij en daar hebben wij bij JA21 heel veel moeite mee.
Hij heeft totaal geen ambitie om daar echt iets aan te doen. Hij wuift het weg of
parkeert het. Hij is daar niet duidelijk in. U heeft echter in de krant gezegd: jawel,
migratie is een van de oorzaken. U bent niet eens portefeuillehouder, maar u zegt
heel terecht dat er een directe relatie is met onze woningbouwvoorraad en dat we dus
een taak hebben te verrichten om de instroom in te dammen. Ik vind het jammer dat
u niet samen met Van der Burg als een soort tweemansactie een duidelijk plan maakt.
Dat is natuurlijk heel effectief, want dan heb je de voorkant van het probleem te
pakken in plaats van de achterkant. De vraag is ... Ik heb helemaal niet de indruk
dat het kabinet hier met één mond spreekt, en u eigenlijk ook niet, want ik hoor u
met dubbele tong over dit probleem praten. Graag een realistisch antwoord.
De voorzitter:
Spreekt u met één mond als kabinet, is de vraag aan de Minister.
Minister De Jonge:
Uiteraard spreekt het kabinet met één mond. Het kabinet heeft aan beide kanten van
deze discussie een heldere opdracht, allereerst de regie op de volkshuisvesting hernemen.
In de afgelopen jaren hebben we dat onvoldoende gedaan. Daarnaast moeten we grip krijgen
op migratie. Grip op migratie is breed. Dat gaat over asielmigratie, maar ook over
arbeidsmigratie en studiemigratie. U weet dat het kabinet daar druk mee bezig is en
u zult van de heer Van der Burg geen andere dingen horen dan van mij.
De voorzitter:
Voordat we verdergaan met interrupties, wijs ik de leden erop dat we nog anderhalf
uur hebben voor dit debat. Er zijn acht blokjes. Als wij nog een tweede termijn willen,
dan zullen we interrupties ... Ik zie drie heren een duckface opzetten of nee schudden,
maar laten we de interrupties redelijk kort en bondig houden. Dat is een oproep aan
ons allen.
De heer Klaver (GroenLinks):
Dat steun ik van harte, dat we het kort en bondig houden. Dat is heel goed. Wat mij
betreft kunnen we de tweede termijn ook skippen, want dan is er misschien iets meer
ruimte voor interrupties.
De voorzitter:
Ik ga in eerste instantie uit van vier vragen per persoon, net als in de eerste termijn.
We zijn nog maar bij het allereerste blaadje van het allereerste mapje, dus laten
we even kijken hoe het gaat.
De heer Bisschop (SGP):
Ja hoor, gewoon krachtig de leiding grijpen en sturing geven aan dit soort debatten,
anders zitten we hier om twaalf uur nog.
Ik sla even aan op een bijzin van de Minister. Dat borduurt voort op de interruptie
van zojuist. De Minister zegt: daarover kun je het gesprek met collega Van der Burg
voeren. Dat is nou juist een van de Haagse ziektes, zal ik maar zeggen. Ik snap dat
beleidsterreinen strikt zijn gescheiden en opgeknipt. Alleen, de muren zijn geen waterdichte
schotten en mogen dat ook niet zijn. Ze zijn poreus. Huisvesting, woningbouw en migratie
interfereren met elkaar. Daarom was mijn vraag niet of de Minister het er weleens
over heeft met Staatssecretaris Van der Burg. Nee, wat gaat deze Minister vanuit zijn
verantwoordelijkheid voor de volkshuisvesting, voor de woningbouw, concreet doen aan
die druk, die als gevolg van migratie is toegenomen? Dat is mijn vraag en ik zou het
op prijs stellen als ik daarop een inhoudelijk antwoord krijg.
Minister De Jonge:
Dat snap ik. Sterker nog, ik denk dat ik de portefeuille Migratie best een mooie portefeuille
zou vinden, maar feit is wel dat ik de portefeuille Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening heb. Ik beperk mij tot het schetsen van de implicaties van de demografische
ontwikkeling die we doormaken voor zowel de volkshuisvesting als de ruimtelijke ordening.
Waarom? Omdat dat mijn portefeuille is. U weet natuurlijk best hoe dat werkt, maar
u mag ervan uitgaan dat het kabinet met beide kanten van deze discussie bezig is.
Allereerst zorgen dat we de regie op de volkshuisvesting hernemen. Daar gaat het debat
van vandaag over. Waarom is dat nodig? Omdat we de komende jaren meer woningen zullen
moeten bouwen dan er mensen bij komen, dan de bevolking groeit. Waarom is dat nodig?
Omdat we een groot woningtekort hebben. Dat grote woningtekort zullen we toch moeten
inlopen. Waarom hebben we gezegd dat we meer regie op de volkshuisvesting moeten hebben?
Omdat we de afgelopen jaren structureel te weinig en structureel te duur hebben gebouwd.
En waarom hebben we gezegd dat we meer grip op migratie nodig hebben? Omdat dat ertoe
leidt dat je ook in staat bent om de migranten die hier komen, die hier blijven en
die op onze bescherming mogen rekenen, op een goede manier in te passen in de samenleving.
Daar zit nog een andere kant aan. Als je bij het inpassen van mensen die hier komen
structureel de spankracht van de samenleving overvraagt, dan ondermijnt dat uiteindelijk
het draagvlak voor migratie. Je hoort partijen weleens uitspraken doen waaruit je
zou kunnen vermoeden dat die misschien wel onderweg zijn naar een situatie waarin
er sprake zou zijn van nul migratie. Ik denk dat dat niet kan. Nul migratie leidt
uiteindelijk tot bevolkingskrimp en tot economische krimp. Dan ben je niet meer in
staat om je verzorgingsstaat te financieren. Nul migratie zou zeer onverstandig zijn,
tenzij je in staat bent om zelf, autonoom, in bevolkingsgroei te voorzien. Dat is
een onwaarschijnlijke aanname, dus we zullen migratie in de komende periode nodig
hebben. Daarnaast zijn we er vanuit humanitaire overwegingen toe verplicht. Nul migratie
kan dus nooit de oplossing zijn. Iedereen hier maar binnen laten, kan natuurlijk ook
nooit de oplossing zijn. Daar lossen we dit vraagstuk dus ook niet mee op, want dat
zet zo veel druk op onze voorzieningen dat we uiteindelijk heel veel mensen in de
knel brengen.
Kortom, we zullen vanuit het midden tot een migratieagenda moeten komen. Dat is ook
waar dit kabinet mee bezig is. Natuurlijk zul je grip op migratie moeten organiseren,
juist omdat dat het draagvlak voor migratie overeind houdt en juist omdat dat maakt
dat migratie ook hanteerbaar is. En we zullen migratie nodig hebben, en dus moeten
we het draagvlak daarvoor ook overeind houden.
De heer Bisschop (SGP):
Dank. Ik zou nog liever over «draagkracht» dan over «draagvlak» spreken, want dat
drukt volgens mij goed uit waar het in de samenleving over gaat. Maar over die abstracties
zijn we het eens. Alleen, wat betekent dat dan concreet? Wat is dan de inbreng vanuit
uw departement richting de discussie over migratie? Licht eens een tipje van de sluier
op. Ik nodig de Minister daartoe uit.
Minister De Jonge:
Ik heb de indruk dat ik daar best wel duidelijk over ben. We zullen met elkaar grip
op migratie moeten zien te organiseren, zoals de opdracht uit het regeerakkoord ook
luidt. Dat zullen we moeten doen, om te zorgen dat we in staat zijn om de bevolkingsgroei
te kunnen bijbenen met de woningbouw. En als die bevolkingsgroei harder gaat dan het
aantal woningen dat we bouwen, dan wordt het woningtekort groter. We zullen dus moeten
zorgen dat de groei van het aantal woningen sneller gaat dan de groei van de bevolking.
Dat is de kern van de opdracht en van onze inzet. Uiteraard is dat makkelijker gezegd
dan gedaan, want het is een makkelijk zinnetje om uit te spreken: er zullen meer woningen
bij moeten komen dan dat er mensen bij komen. Dat is een makkelijk zinnetje om uit
te spreken, maar dat is razend ingewikkeld. Het is niet alleen razend ingewikkeld
om meer woningen te bouwen maar ook om te zorgen dat we migratie in goede banen leiden.
Asielmigratie, arbeidsmigratie en studiemigratie vergen hele ingewikkelde maatregelen.
Die zijn nodig om daarop meer grip te organiseren. Het vergt dus inderdaad tijd om
binnen het kabinet op een goede manier tot een strategische migratieagenda te komen,
maar daar zijn we wel hard mee aan het werk. En zodra die migratieagenda er is, zal
de heer Van der Burg volgens mij meer dan bereid zijn om dat gesprek met u aan te
gaan.
De voorzitter:
De Minister vervolgt de beantwoording.
Minister De Jonge:
Wat vindt de Minister van woningweigering door statushouders? Misschien moet ik die
vraag zo meteen even beantwoorden, als de heer Knops weer terug is.
Dan het aantal ouderenwoningen. Daarmee gaan we naar een ander deel van die opdracht.
We hebben volgens mij namelijk ook structureel te weinig oog gehad voor de noodzaak
om meer te bouwen voor ouderen, terwijl het toch geen verrassing kan zijn dat we meer
ouderen krijgen, want die zijn al een tijdje geleden geboren. We hebben überhaupt,
vind ik, in de Haagse beleidsvorming veel en veel en veel te weinig oog voor demografische
ontwikkelingen, of dat nou qua groei is of qua vergrijzing. Dat zullen we echt meer
moeten doen. Grosso modo betreft een derde van de opdracht het bouwen voor ouderen.
Dat is ongeveer een derde van de opdracht. We hebben dat onderbouwd met die 290.000.
U heeft om een nadere onderbouwing gevraagd. Ik heb die toegezegd. Die komt in de
voortgangsrapportage. Die komt eraan. Maar ik deel zeer uw pleidooi, uw herhaaldelijke
pleidooi, om meer te bouwen voor ouderen. Voor de zomer krijgt u de onderbouwing van
die 290.000.
Dan de woon-zorgvisies. Van iedere gemeente wordt verlangd dat zij een woon-zorgvisie
hebben die ook regionaal is afgesteld. Er zit echt een heel groot verschil in hoever
partijen daarmee zijn en in hoever gemeenten daarmee zijn. Het doel is dat de opgave
voor ouderen aan het einde van dit jaar in ieder geval overal, in iedere regio, is
vastgesteld. U zegt dan: dat weten ze toch al? Nee, want die cijfers fluctueren heel
erg. Die zijn ook niet makkelijk te vergelijken. Die zijn op dit moment ook nog niet
verwerkt in de gemeentelijke woningbouwopgave. Daarom is het volgens mij nodig om
dat veel preciezer te maken, voor ouderen maar ook voor andere aandachtsgroepen. Die
wet Versterking regie op de volkshuisvesting die ik heb aangekondigd, komt na de zomer.
Die voorziet erin dat die woon-zorgvisies voor aandachtsgroepen en voor ouderen echt
deel uit gaan maken van het verplichte volkshuisvestingsprogramma waarmee gemeenten
moeten werken.
Wat gaat de Minister doen om de gemeenten aan te jagen om die huisvesting te regelen?
We doen het volgende. We hebben 35 regionale woondeals gesloten, waarbij we afspraken
hebben gemaakt: hoeveel woningen gaan we bouwen, voor wie en waar? Daarbinnen hebben
we gezegd: bij bouwen voor ouderen heb je eigenlijk ook die zorgpartijen nodig. Daar
hebben we onlangs dat debat over gehad met de Minister voor Langdurige Zorg. Daarom
zijn we nu dus in iedere regio een aparte actietafel aan het inrichten, ook met die
zorgpartijen. Denk bijvoorbeeld aan de zorgkantoren, die opdrachtgever zijn voor het
bouwen van de verpleeghuizen of inkoper zijn van de verpleegzorgbedden. Met de zorgsector
zelf willen we dat gesprek dus op een integrale manier kunnen voeren. Dat betekent
dus: een verbreding van partijen en een aparte actietafel, gericht op het bouwen van
voldoende woningen voor ouderen en het bij elkaar brengen van wonen en zorg voor ouderen.
Daar richten we ons dus heel specifiek op. Ik zal hier in de volgende voortgangsrapportage
nog heel specifiek op ingaan. Nogmaals, die komt voor de zomer.
Is er voldoende oog voor het levensloopbestendig maken van woningen voor ouderen?
Jazeker. We hebben dat eerder ook geschetst. Het idee dat we voor de grote groep ouderen
die eraan komt op dezelfde manier wonen en zorg zouden kunnen organiseren zoals we
dat in het verleden gewend waren te doen, is natuurlijk een idee-fixe. Dat lukt niet,
omdat de arbeidsmarkt het helemaal niet toestaat om met zo ongelofelijk intensieve
ondersteuning zo ongelofelijk veel ouderen te helpen. Dan zouden we nog heel veel
meer migratie nodig hebben, om daarmee te zorgen dat we onze bejaardenhuizen bemand
krijgen. En dat kunnen we vervolgens weer niet huisvesten. Dus ik denk dat het onverstandig
is om dat te doen. We zullen dat dus op een nieuwe manier moeten doen. Dat moeten
we doordenken. Dat betekent inderdaad ook dat we levensloopbestendig moeten gaan bouwen.
We moeten wonen en zorg voor ouderen op een eenvoudigere manier en dichter bij de
wijk organiseren dan we vroeger gewend waren te doen.
Ik heb even gewacht met het antwoord over de statushouders.
De voorzitter:
Ja, maar ik denk dat er eerst een vraag is van mevrouw Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ik heb eigenlijk twee vragen. De eerste gaat over de woon-zorgvisies. Het is mooi
dat die er komen, maar dat betreft niet alleen maar wonen en zorg, zoals ik al eerder
heb aangegeven. Wordt daarin dus ook rekening gehouden met een veilige, prettige leefomgeving
en met de sociale context? Dat lijkt me namelijk ook heel belangrijk.
Ten tweede snap ik heel goed dat de Minister zegt dat we ook regionaal moeten gaan
kijken naar de demografische opgaven. Er is in 2020 een onderzoek gekomen vanuit een
ouderenorganisatie, dat u volgens mij wel bekend is, waarbij er op wijkniveau per
gemeente werd aangegeven hoe het daar zit met de vergrijzing. Gemeenten zouden dat
inzicht dus moeten hebben. Ik begrijp dat u zegt dat het nu nog niet gebeurt, maar
ik neem aan dat dat dan vanaf nu wél meegenomen wordt.
Minister De Jonge:
Ja. Ik wil het volgende. We hebben nu die regionale woondeals. Dat is echt een stap
vooruit. Daarmee zijn we nog niet klaar, maar het is wel een stap vooruit. Ik zal
zo nog zeggen wat we daar nog meer aan te doen hebben. Daarbij hebben we volgens mij
goed in beeld gebracht hoeveel woningen we moeten bouwen, waar we kunnen bouwen, welke
locaties, welke betaalbaarheidstypologieën en voor wie we moeten bouwen. Alleen, ik
vind zelf dat daar nog onvoldoende in wordt gearticuleerd hoeveel woningen daarbinnen
voor ouderen zijn. Dan zou je kunnen zeggen dat dat eigenlijk niet zo heel veel uitmaakt,
want heel veel kleinere appartementen zouden toch prima geschikt kunnen zijn als seniorenwoning?
Ja, dat is wel zo, maar je moet heel goed weten voor wie je bouwt. Dat is een van
de elementen van het regie nemen op de volkshuisvesting. We moeten onze opdracht veel
beter in beeld hebben, ook langjarig. Want als marktpartijen weten wat er eigenlijk
van hen verlangd wordt en als gemeenten weten voor we eigenlijk moeten bouwen, laat
je veel minder aan het toeval over in welke mate vraag en aanbod in evenwicht zijn.
Dat moet veel preciezer dan nu al bekend is bij gemeenten.
Ik weet dat u rondom die woon-zorgvisies altijd een pleidooi houdt voor nog meer integraliteit.
Ik ben daar natuurlijk niet tegen, want integraal is altijd mooi. Alleen, ik ben er
ook een beetje voor beducht dat we in de schoonheid van integraliteit ten onder gaan.
Ik zou dus al heel erg gelukkig zijn als we gewoon goed in staat zijn om echt specifiek
op wonen en zorg toegesneden kunnen articuleren waar we eigenlijk naartoe willen,
niet alleen in de aantallen maar ook in het type voorzieningen. En als ik daar ook
nog de hele wijk in moet meenemen en het hele wijkwelzijn, wordt het misschien zo
groot dat het een beetje aan z'n eigen gewicht ten onder gaat. Het vraagt namelijk
nogal wat van de beleidsvorming om dat voor elkaar te krijgen.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ik ben het met de Minister eens. Ik zou ook heel gelukkig zijn als er tussen de domeinen
wonen en zorg domeinoverstijgend gewerkt gaat worden. Maar ik heb ook voorbeelden
gezien van gemeentes waarin er ver uit de buurt van allerlei sociale voorzieningen
en buiten de sociale context gebouwd wordt. Dan schiet je ook een beetje je doel voorbij.
Minister De Jonge:
Dat is helemaal waar, maar dan is de lokale fractie van de partij GOUD natuurlijk
altijd in staat om het college ter verantwoording te roepen en terecht te wijzen.
De voorzitter:
U vervolgt uw beantwoording.
Minister De Jonge:
Dan een vraag van de heer Kops. Ik ga weer even terug naar het migratiedeel van de
opdracht, want hij vroeg: wat vindt de Minister van die woningweigering door statushouders?
We hebben een geweldig groot woningtekort in Nederland, dus woningweigering is onaanvaardbaar,
ook al gaat het in de praktijk om een handjevol mensen. Het is dus niet pars pro toto.
De meeste statushouders zijn volgens mij heel gelukkig als ze een woning krijgen toegewezen.
Maar voor woningweigeraars is er heel streng beleid. Er komt dan namelijk gewoon nog
één keer een gesprek met het COA om die woning alsnog aanvaard te krijgen. Dat is
eigenlijk in alle gevallen succesvol. En als de vergunninghouder de woning blijft
weigeren, dan vervalt het woningaanbod. Dan stopt ook het recht op opvang. Dan gaat
het COA over tot ontruiming. Dat is dus een buitengewoon strikt en streng beleid.
Iedereen vindt namelijk dat dat niet acceptabel is.
Ik wil daar nog wel één punt aan toevoegen. U deed het vandaag en u doet het natuurlijk
wel vaker in debatten, maar u zet statushouders heel erg tegenover andere woningzoekenden.
Ik denk dat het heel onverstandig is om dat te doen. Dat leidt er namelijk toe dat
mensen zich op een vreselijke manier miskend voelen. Dan zeggen ze namelijk: voor
die statushouders wordt wél ruimte gemaakt en voor de Nederlanders niet. Maar als
je statushouders niet van een woning zou voorzien, dan blijven ze dus jarenlang in
de opvang. Dan moeten we eigenlijk iedere week een nieuw azc openen om het allemaal
nog een beetje te kunnen bijbenen. Dat betekent een slechtere integratie van die statushouders
maar betekent vooral het openen van nieuwe azc's, waarop de meeste gemeenten ook niet
zitten te wachten. Dit is dus een hele improductieve manier om om te gaan met de huisvesting
van mensen die gewoon huisvesting nodig hebben.
Voor statushouders geldt eigenlijk niks anders dan voor andere acuut woningzoekenden.
Voor andere acuut woningzoekenden zorgen we ook altijd dat er sprake is van urgentie.
Dan wordt er dus inderdaad met voorrang gekeken naar de huisvesting. Dat doen we voor
statushouders maar ook voor al die andere mensen die met urgentie een woning nodig
hebben. Daar hebben we namelijk die urgentiegroepen voor. Ik denk dat het heel wijs
is om het feit dat wij met elkaar te weinig en te duur hebben gebouwd in de afgelopen
jaren, niet als een verwijt neer te leggen bij statushouders. Daar kunnen die statushouders
namelijk niks aan doen. Al die andere mensen op de wachtlijst kunnen er ook niks aan
doen.
Aan ons dus de taak om te zorgen dat we de komende tijd voldoende woningen gaan bouwen,
die ook betaalbaar zijn, zodat we die polarisatie die toch al speelt rond dit thema,
niet nodeloos aanwakkeren. Ik denk dat dat een wijze manier is om daarmee om te gaan.
De heer Kops (PVV):
De enige die ik iets verwijt, is het kabinet. Want feit is en blijft natuurlijk wel
dat statushouders gewoon altijd voorrang krijgen en Nederlanders niet. Ik had het
in mijn bijdrage bijvoorbeeld over economisch daklozen. Dat zijn mensen die niet eens
recht hebben op de daklozenopvang. Ze hebben gewoon een baan en een inkomen, maar
ze slapen in hun auto. Ze kloppen aan bij de gemeente en de gemeente zegt dan doodleuk:
nee, er is geen woning voor en u krijgt ook geen voorrang. Die mensen staan dus letterlijk
op straat. Maar die mensen zien dan dat die statushouders tegelijkertijd wél voorrang
krijgen. Dit gebeurt letterlijk. Dit gebeurt gewoon letterlijk! Dat is toch niet eerlijk?
Dat kun je toch niet uitleggen tegenover al die Nederlanders die inderdaad jarenlang
braaf op de wachtlijst staan? Ik heb daar onlangs ook nog schriftelijke vragen over
gesteld aan de Minister. Die zijn nog niet beantwoord. Maar goed, die mensen staan
dus jarenlang op de wachtlijst, en dan komen er statushouders en die gaan dan voor.
Feitelijk zakken die mensen dan weer op die wachtlijst. Dat kun je toch niet uitleggen?
Die Nederlander blijft dan tot sint-juttemis wachten. Dat kan toch niet?
De voorzitter:
De vraag is helder. Minister, kunt u dat uitleggen?
Minister De Jonge:
Laat ik een poging doen. Ten eerste denk ik dat het verwijt niet terecht is dat de
realiteit van de gevolgen van de schaarste die er is qua volkshuisvesting door dit
kabinet zou worden miskend. Die schaarste is veel te groot geworden. Die hebben we
met elkaar zo groot laten worden in de afgelopen jaren. Ik noem ook de implicaties
van een migratiesaldo dat de spankracht van de samenleving overvraagt. Daar loopt
dit kabinet niet voor weg. Daar loopt deze Minister ook niet voor weg. Ik denk dus
dat dat een verwijt is dat geen doel treft.
Vervolgens gaat het er dan om hoe je daar dan mee omgaat, gegeven die schaarste en
gegeven die grote migratiestroom. Het alternatief dat de PVV lijkt voor te schotelen,
is: wat nou als we zorgen dat statushouders geen urgentie meer krijgen en dus geen
mogelijkheid meer hebben op huisvesting? Daar ging ook uw initiatiefwet over. Zou
dat helpen? Daarvan heb ik ook toen geschetst dat er heel veel redenen zijn om dat
niet te willen. Een van de redenen is dat je dan ongeveer wekelijks een paar nieuwe
azc's mag openen, waar statushouders in zitten waarvan de rechter heeft gezegd dat
zij in Nederland mogen blijven. Zij hebben net als andere Nederlanders het recht om
een woning te hebben. Sterker nog, het is onze grondwettelijke opdracht om te voorzien
in voldoende huisvesting. U zegt daarvan: dat wil ik niet; ik wil dat er nieuwe azc's
geopend worden om deze mensen te huisvesten. Dat is toch een hele rare oplossing van
een overigens best ingewikkeld vraagstuk? Ik ontken de ingewikkeldheid van het vraagstuk
niet, maar ik vind uw oplossing merkwaardig. Dat is één.
Het tweede is dat de manier waarop u erover spreekt, buitengewoon polariserend is.
U zet de groep Nederlanders en de groep statushouders tegenover elkaar. U doet alsof
iedere vrijvallende woning aan een statushouder toekomt, terwijl de werkelijkheid
der dingen natuurlijk is dat het gros van alle vrijvallende huurwoningen voor mensen
van de wachtlijst is. De aantallen heb ik net geschetst. Dat is de werkelijkheid.
Ik zou het fijn vinden als u op die manier daarover spreekt, omdat het al moeilijk
genoeg is om enigszins de vrede te bewaren rond dit thema.
De heer Kops (PVV):
Nee, feitelijk is het dit kabinet, deze Minister, die mensen tegen elkaar opzet, namelijk
de Nederlanders versus de statushouders. Want het is de realiteit dat Nederlanders
ellenlang op de wachtlijst staan en de statushouders dus niet. Dat is juist het oneerlijke.
De Minister zegt: dan moeten we elke week een nieuw azc bouwen. Dan zou ik de Minister
willen vragen om uitvoering te geven aan zijn eigen woorden. Hij zegt namelijk in
meerdere interviews in Trouw en het Nederlands Dagblad: «De migratie is niet houdbaar.
We bouwen tegen de klippen op. Als we zo doorgaan hebben we zelfs aan die 900.000
woningen in 2030 gewoon niet genoeg.» Dat is toch niet te doen? Ondertussen zijn het
wel die individuele Nederlanders die jarenlang op de wachtlijst staan, op straat leven
en in de straat waar zij verblijven gewoon zien dat de statushouder voorgaat. Dat
is toch niet uit te leggen? Ik kom terug op mijn initiatiefwet. Die wet zei eigenlijk
alleen maar: schaf die voorrang voor statushouders af en behandel statushouder en
Nederlander gewoon gelijk. Wat is daar nou eigenlijk mis mee? Wat is daar nou op tegen?
Als die Nederlander op de wachtlijst moet staan, moet die statushouder dat ook. Dat
is toch heel logisch?
Minister De Jonge:
Meerdere groepen die op dit moment zelf geen woonruimte hebben en een acuut huisvestingsprobleem
hebben, noemen we «groepen met urgentie». De gemeentelijke verordeningen hebben ook
allerlei urgentiegroepen aangewezen. Voor die groepen geldt inderdaad hetzelfde als
wat geldt voor statushouders, namelijk dat ze met urgentie, bij voorrang, een woning
krijgen. Daarin zit geen onderscheid tussen de herkomst van mensen. Er wordt naar
urgentie gekeken, naar wie inderdaad op korte termijn een woning nodig heeft. Volgens
mij doen we het juist op een heel eerlijke manier. De hele migratiediscussie hebben
we net volgens mij uitvoerig behandeld. Mijn punt is vooral de manier waarop u statushouders
die geen schuld hebben aan de schaarste van dit moment, tegenover andere woningzoekenden
zet die ook geen schuld hebben aan de schaarste op dit moment. Beide groepen hebben
alleen last van de schaarste op dit moment. Wat ons, de politiek, te doen staat, zijn
twee dingen. We moeten de regie op de volkshuisvesting hernemen en ervoor zorgen dat
we voldoende betaalbare woningen gaan bouwen. We moeten aan de ene kant alles doen
wat daarvoor mogelijk is. Daarnaast moeten we de polarisatie die er toch al is in
de samenleving niet nodeloos aanwakkeren. Uw vragen zijn beantwoord op 24 april.
De voorzitter:
Nog een keer, maar deze keer kort.
De heer Kops (PVV):
De Minister heeft het meerdere keren over de schaarste. Gezien die schaarste is het
dus des te pijnlijker dat die statushouders nog altijd voorrang krijgen. Juist daarom
moet de Nederlander steeds langer wachten. Ik wil nog één ding rechtzetten. Statushouders
krijgen voorrang. Waarom? Zij krijgen voorrang op basis van hun status, op basis van
een status die de normale, reguliere woningzoekende niet heeft en ook nooit kan krijgen.
Een Nederlander kan van de gemeente «urgentie» krijgen op basis van een situatie,
bijvoorbeeld dakloosheid, brand of echtscheiding. Dat kan allemaal. Maar gezien de
schaarste is de realiteit dat die Nederlandse woningzoekende dat niet meer krijgt.
De praktijk is dan dat Nederlanders letterlijk in hun auto slapen, omdat de gemeente
niet thuis geeft. Die krijgen dus geen voorrang, maar de statushouder wel. Dat is
het oneerlijke.
Minister De Jonge:
Dit wordt een beetje een herhaling van zetten, maar ik denk dat je dat zo niet kunt
zien. Het geldt namelijk in beide situaties. Bij urgentiecategorieën die bijvoorbeeld
gaan over dakloosheid of andere urgentiecategorieën of statushouders gaat het over
mensen die op dit moment geen woning hebben. Als zij niet op korte termijn van een
woning worden voorzien, hebben zij geen woonruimte. Bij statushouders geldt nog eens
extra dat het moment waarop zij uit het azc vertrekken en in een woning zitten, ook
het moment is waarop zij aan hun integratie kunnen beginnen. Ik denk dat we het allemaal
belangrijk vinden dat mensen die hier na hun asielprocedure mogen blijven, ook snel
integreren.
Het tweede is dat ze daarmee weer plek maken voor een nieuwe asielzoeker. Als we dat
niet zouden doen, zouden we de hele tijd maar azc's moeten bijbouwen, want daar wonen
dan eigenlijk mensen in die allang ergens in een wijk horen te wonen. Dat zou best
een gekke manier van omgang met statushouders zijn. Ik bepleit dus juist dat wij statushouders
zien zoals we ook andere urgentiegroepen zien, namelijk als mensen die op korte termijn
behoefte hebben aan een woning. Als we daar niet in voorzien, heeft dat onredelijke
maatschappelijke gevolgen. Dat geldt dus voor deze groep ook. Ik denk dat we het op
die manier moeten willen bekijken. Ik denk dat we die discussie op een hele goede
manier wat rationeler kunnen voeren. Dat zullen we in ieder geval doen bij het wetsvoorstel
Regie op de volkshuisvesting. Dat gaat overigens niet over statushouders, maar over
andere aandachtsgroepen waarvan ik vind dat je daar eigenlijk wettelijke urgentiecategorieën
voor zou moeten maken, opdat dat in iedere gemeente gelijk is.
De voorzitter:
Het eerste blok heeft nu al zo lang geduurd dat we echt snel, met spoed, naar blok
twee, de dippen beperken, moeten gaan.
Minister De Jonge:
Ja. Oké. Ik zeg nogmaals in de richting van de heer Boulakjar: voor somberheid heb
ik zeker geen talent, maar we moeten wel met elkaar de realiteit onder ogen zien.
Die realiteit wordt voor een belangrijk deel bepaald door de buitenwereld, waarin
factoren spelen die we maar deels kunnen beïnvloeden. We moeten wel alles doen wat
in ons vermogen ligt, maar we kunnen die maar deels beïnvloeden. Net schetste ik dat
de opdracht groter geworden is. Ook het economisch gesternte waaronder we die opdracht
moeten realiseren, is ingewikkelder geworden. Heel veel dingen waren er al, zoals
ingewikkelde procedures. Ik denk dat we die deels kunnen aanpakken en daar doen we
natuurlijk ook voorstellen voor. Stikstof kunnen we echt deels aanpakken. Dat is zeker
ook niet de grootste showstopper op woningbouw. Zo zijn er een aantal andere elementen,
problemen die al bij ons waren, waar we ook gewoon, op zijn minst deels, invloed ten
goede op zouden kunnen uitoefenen. Het is dus niet zo dat er een soort defaitistische
toestand op ons afkomt, waar we niks aan zouden kunnen doen. Dat is niet zo. Ik vind
wel dat we eerlijk moeten zijn in wat het economisch gesternte waaronder we onze opdracht
moeten realiseren, heeft gedaan. Dat zijn met name de bouwkosten, zeker sinds de oorlog
in Oekraïne. Maar het is vooral de rente. Een jaar geleden hadden we een rente van
1,5%, maar inmiddels hebben we een rente van 5%. Met een rente van 5% zijn de prijzen
zoals die waren, niet meer op te hoesten voor de mensen met een gewoon inkomen. Dat
maakt dat kopers niet meer kunnen kopen. Als kopers niet meer kunnen kopen, geldt
dat zowel voor beleggers als voor particulieren. Dat maakt dat beleggers zich terugtrekken
en dat kopers even de onzekerheid afwachten.
Hoelang gaat dat dan duren? Dat is wat je het liefst zou willen weten. Dat is helemaal
niet zo makkelijk te zeggen, maar het is ook niet zo dat dit tot 2030 bij ons blijft.
Dat is natuurlijk ook niet zo. Je ziet nu al gebeuren dat de woningprijs van de bestaande
voorraad behoorlijk begint te zakken. Die begint heel snel te zakken. Dat is heel
fijn. Dat klinkt misschien gek, maar toch is dat zo. Want dat bijna gratis geld van
de afgelopen periode leek wel fijn, maar dat heeft iets ongelukkigs gedaan. Dat heeft
namelijk de woningprijzen op een absurde manier doen stijgen, waardoor starters niet
meer aan de bak konden komen et cetera. Het is dus heel fijn dat dat zich corrigeert
en dat dit heel snel gebeurt. Dat is heel fijn. Je ziet de doorstroom ook alweer een
beetje op gang komen. Je ziet dat starters alweer wat meer mogelijkheden krijgen.
Het is nog niet genoeg, maar het helpt al wel. De prijs van de bestaande woningvoorraad
is behoorlijk aan het dalen.
In de nieuwbouw gaat het altijd langzamer, maar de bestaande voorraad heeft wel degelijk
invloed op de nieuwbouwprijs. De nieuwbouwprijzen gaan dus wel degelijk zakken. Laten
we er nou eens van uitgaan dat de rente op 5% blijft. Laten we er niet over dromen
dat die rente weer gaat zakken. Het is trouwens de vraag of dat ons per se helpt.
Stabiliteit helpt ons. Als die rente nou gewoon eens op 5% blijft en de markt zich
zet naar die nieuwe economische situatie, dan helpt dat het meest. De snelheid waarmee
dat gebeurt, maakt dat er weer een normaler economisch gesternte is, waarbij die onzekerheid
wordt weggenomen. Dat is geen doemscenario. Dat is gewoon de feitelijkheid die buiten
gebeurt en de context waarbinnen wij ons werk hebben te doen. Deels kun je daar tegenin
bouwen. Dat doen we ook, bijvoorbeeld door de startbouwsubsidie. Ik ga zo in op de
vragen daarover. Dat doen we ook door heel veel geld uit te trekken voor flexwonen.
Dat helpt. We doen dat ook door heel hard te sturen op locaties. Daar kom ik zo meteen
op terug, ook in reactie op de heer De Groot. Al die dingen helpen om die dip zo beperkt
mogelijk te houden.
Gaan we die dip daarmee voorkomen of zo? Nee, dat kan niet. Dat is gewoon wat we nu
al zien. We zien namelijk nu al dat beleggingsbeslissingen worden uitgesteld. We zien
nu al dat er minder vergunningen worden aangevraagd. Voor 2023 heeft dit nog niet
zo heel veel effect, maar voor 2024 natuurlijk wel. Over die grote opdracht, die 900.000,
moeten we het eerlijke verhaal vertellen, namelijk dat die opdracht nog weleens wat
groter zou kunnen worden, ook al doen we natuurlijk ons best om grip te krijgen op
migratie. Die opdracht zou dus nog weleens wat groter kunnen worden, maar het gesternte
waaronder wij dit zullen moeten realiseren, zal ingewikkelder zijn. In 2022 hebben
we meer gerealiseerd dan waarop we hadden gerekend, namelijk 90.000 woningen. Dat
is heel veel. U heeft het een beetje onderbelicht gelaten in uw bijdrage, maar dat
is het meeste aantal woningen van de afgelopen tien jaar. Ik dacht: laat ik dat toch
even zelf benoemen. 90.000 woningen dus. Maar dat is geen rustig bezit, want voor
2024 voorzien we echt een dip. Ik wil daar eerlijk over zijn. Hoe groot die dip wordt,
weet ik niet. Kunnen we er alles aan doen om die dip zo veel mogelijk te beperken?
Jazeker, dat gaan we doen.
De heer Boulakjar (D66):
Dit is verder gewoon een heel realistisch verhaal. Mijn irritatie zit ’m ... Ik noem
dat nu zo, maar laat ik het iets positiever formuleren. Wat ik opvallend vond, is
dat de Minister tot op heden zei dat hij het zich niet kon veroorloven om tegen al
de woningzoekenden in Nederland, tegen al die jongeren en al die starters te zeggen
dat er grote, donkere wolken op hen afkomen. Ik wilde graag horen welke fundamentele
koerswijziging er is, zo van: we hebben nu een situatie die vrij ernstig is en dit
ga ik de komende tijd doen. In de brief van de Minister stond alleen iets over migratie
en de rente. Het had toch wel iets van een doemscenario en niets van: ik ga nu doorpakken,
deze koerswijziging stel ik voor en ik ga veel meer inzetten op het benutten van de
leegstaande kantoren, op flexlocaties en op woningdelen. Optoppen heeft de Minister
al voorgesteld, maar geen fundamentele koerswijzigingen voor de korte termijn. Ik
had liever gezien dat ...
Minister De Jonge:
Ik denk dat u die brief anders heeft gelezen dan hoe ik hem heb geschreven; laat ik
het zo formuleren. Ik heb volgens mij nou juist helder geschetst dat de opdracht groter
is geworden, dat het gesternte waaronder we die opdracht moeten realiseren, ingewikkelder
is geworden en dat we ons tegelijkertijd niet kunnen veroorloven om ons daar dan maar
bij neer te leggen. Voor defaitisme is er echt geen ruimte, sowieso niet in ons werk.
Dat mogen we in ons werk nooit toelaten, denk ik. Maar dat moet er zeker ook niet
zijn jegens de woningzoekenden. Dat betekent dat we juist alles op alles moeten zetten
om ervoor te zorgen dat we, hoewel we tegenwind hebben van alle kanten en hoewel het
economisch gesternte heel erg ingewikkeld is, de dip zo beperkt mogelijk gaan houden.
Maar je moet ook wel eerlijk zijn. Als ik een voortgangsrapportage naar de Kamer stuur
over hoe het staat met de uitvoering van het programma Woningbouw dat u vorig jaar
met mij heeft vastgesteld, dan moet ik u wel schetsen wat mijn verwachting is voor
de nabije toekomst. U heeft nergens in die brief een zin kunnen vinden die zou uitspreken:
zullen we de opdracht dan maar laten varen? Ik hoor dat wel veel om me heen, maar
ik spreek dat altijd tegen. Ik hoor heel veel mensen zeggen: «Die 900.00, dat is toch
zeker niet realistisch, dat kan toch eigenlijk niet? Zeg dat nou toch gewoon eens!»
Dan zeg ik: jongens, het is 900.000 tot en met 2030. Dat is niet een wens of een ambitie
van mij of wat dan ook. Dat is gewoon de feitelijke opdracht die we hebben op basis
van de verwachte bevolkingsgroei, de verwachte demografische verandering en de verwachte
sloop en nieuwbouw. We hebben gewoon die opdracht. Ik kan die opdracht niet kleiner
maken en dus moeten we ons gewoon tot die opdracht verhouden. Maar we moeten ons ook
verhouden tot een ingewikkelder economisch gesternte.
De voorzitter:
Vervolgt u de beantwoording.
Minister De Jonge:
De heer Nijboer vroeg naar de startbouwimpuls. Ik heb inderdaad bedoeld – dat heeft
u goed gelezen tussen de regels door – om te vragen: geef me nog even de ruimte om
dat op een zo goed mogelijke manier uit te voeren. Waarom heb ik dat vooral gedaan?
Ik had een aarzeling vooraf, want de Kamer heeft breed het appel gedaan om een subsidie
in te richten om projecten die eigenlijk al vergund zijn, een kontje te geven. Ik
heb altijd gezegd dat ik daar graag over wilde nadenken, maar ik aarzel ook een beetje.
Waarom? Omdat ik het strategisch gedrag op de woningmarkt natuurlijk ook ken en u
ook. Als men ergens een zak geld ziet staan, denkt men: daar zou ik best wel gebruik
van willen maken. Dan rem je de woningbouw eerder dan dat je die helpt. Waarom is
dat zo? We moeten ervoor zorgen dat de nieuwe marktsituatie indaalt. Grondeigenaren
moeten snappen dat de verwachtingswaarde gewoon moet worden bijgesteld. De bouwkosten
maken dat nieuwbouwwoningen op dit moment eigenlijk te duur zijn. Iedereen in de hele
bouwketen moet snappen dat iedereen een beetje moet inschikken en beetje van de pijn
moet pakken. Als iedereen dat doet, ben ik overigens best bereid om dat laatste deel
van die businesscase dicht te leggen. Maar wel in die volgorde. Daarom ben ik aarzelend
en daarom vraag ik u ook nu nog om een beetje ruimte om ervoor te zorgen dat ik het
op een goede manier kan invullen.
Ik wil wel een paar dingen zeggen. Eerst moet het gaan over projecten die planologisch
ver genoeg zijn. Ik ga geen geld op de plank leggen voor projecten die over een hele
tijd nog eens een keer gebouwd gaan worden. Nee, het moeten projecten zijn die in
beginsel vergund zijn en binnen twaalf maanden tot de start van de bouw kunnen leiden.
Dat is één.
Het tweede is dat er echt moet worden aangetoond – ik zoek naar een goede vorm daarvoor –
dat partijen zelf alles hebben gedaan wat in hun vermogen ligt. Ik ga geen winstpercentages
aanvullen. Dat ga ik niet doen. Je kunt niet op kosten van de belastingbetaler iedere
businesscase dichtleggen en iedere verwachtingswaarde rondmaken die men eerder had
van een plot. Tegelijkertijd gaan investeerders niet verliesgevend bouwen. Dat gaat
ook niet gebeuren, dus je moet wel degelijk bereid zijn om de businesscase dicht te
leggen. Dat betekent dat we moeten werken met open boeken en dat we afdwingen dat
partijen eerst alles zelf hebben gedaan wat mogelijk is. Er is geen gratis geld.
Drie is dat het moet gaan over een project met voldoende betaalbare woningen, want
die hebben we nodig. Er zijn best veel projecten met gewoon te duur geprogrammeerde
woningen. Die verkopen op dit moment het slechtst. Waarom? Omdat de markt ongelofelijk
verzadigd is geraakt in de afgelopen tijd, is mijn analyse. Die deelt overigens niet
iedereen, maar we hebben echt structureel te duur gebouwd in de afgelopen periode
en we moeten ons gewoon beter verhouden tot wat mensen wel kunnen betalen. We moeten
niet uitgaan van een situatie met bijna gratis geld, want, inderdaad, toen konden
mensen veel meer betalen. We moeten uitgaan van een situatie met een normale hypotheekrente.
Wen maar aan die 5%. Dat percentage wordt niet zo veel lager. Overigens hebben we
jarenlang meer dan 100.000 woningen gebouwd met een rente van 8%, 9%, 10%, 11% en
12%. Het is dus ook geen excuus om maar niet genoeg te bouwen. Het is alleen zo dat
we ons moeten zetten naar de rentepercentages. De snelste manier om marktpartijen
daartoe te zetten is niet te veel subsidies klaarzetten, want men moet ook snappen
dat men zelf de broek heeft op te houden. Overigens, de gretigheid waarmee op dit
moment naar de overheid wordt gekeken, is soms ook niet helemaal passend bij wat doorgaans
door ondernemers getoond wordt. Ik werk dus nog even aan de precieze voorwaarden van
die regeling. Zodra ik die voorwaarden heb – ik denk dat dat tegen de zomer is – zal
ik die met u delen, opdat u daar nog een opvatting over kunt hebben voordat die regeling
daadwerkelijk van kracht gaat. Zo begrijp ik uw vraag.
De heer Boulakjar (D66):
De Minister noemde nu een punt waar wij het volgens mij enorm over eens zijn. Hij
gaf aan: we hebben de laatste jaren te duur gebouwd. Dat is nou een van de fundamentele
keuzes die de Minister kan maken. Ik heb vorige keer in het debat aangegeven dat niet
iedereen zit te wachten op een kolossale zolder en een grote voor- en achtertuin.
Dit is geen pleitbezorging voor een miniwoning, maar voor compacte, goed betaalbare
woningen, zodat de toegang tot die woningen inderdaad gerealiseerd wordt. Maakt de
Minister straks afspraken met projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties? Zegt
hij: bouw niet massaal eengezinswoningen, zoals we in Nederland de afgelopen tig jaar
gewend zijn, maar laten we behoeftegestuurd en vraaggestuurd bouwen in de toekomst,
ook gezien de vergrijzing en de verdunning van de huishoudens?
Minister De Jonge:
Dit wordt best een genuanceerd antwoord. Er is ook in Nederland nog steeds heel veel
behoefte aan eengezinswoningen. Dat is zo. Grondgebonden eengezinswoningen is een
woningtype dat in Nederland gewoon zeer in trek is. Tegelijkertijd deel ik wel met
u dat we bijvoorbeeld bij senioren juist heel veel behoefte zien aan appartementen.
Ik denk dat we vraag en aanbod sowieso veel beter met elkaar in evenwicht moeten brengen.
Het gaat dan om vraag en aanbod in de normale marktsituatie en dus niet in de situatie
met bijna gratis geld, maar in de situatie met een normale rente en normale financieringslasten.
Dat vergt inderdaad van ons dat we de opdracht op een goede manier moeten articuleren
en dat we die op een goede manier in een regio doorvertalen naar individuele projecten.
Je hoeft niet in ieder project precies hetzelfde te doen, ook niet qua betaalbaarheidstypologieën,
maar je moet er wel voor zorgen dat je in de regio datgene bouwt waar de grootste
vraag naar is in die regio. Daarbij moet je ook de doorstroom op het netvlies houden.
Want als je een seniorenwoning bouwt, levert dat ook altijd doorstroom op.
Wat is er nu voor een deel aan de hand? Dat is dat er wel al woningen vergund zijn
die eigenlijk niet meer passend zijn bij de vraag van dit moment. Als je die wel al
vergunde projecten vervolgens niet verkocht krijgt, omdat dat aanbod niet meer helemaal
passend is bij de vraag, bijvoorbeeld omdat de woningen te duur zijn – wat wel kon
in de situatie met 1,5% rente, maar niet meer in de situatie met 5% rente – dan moet
je eigenlijk de programmering van dat project aanpassen. Dat zou je eigenlijk moeten
doen, maar het kost heel veel tijd om de programmering van een project aan te passen.
Dat betekent vervolgens namelijk ook een nieuwe vergunningaanvraag. Dat betekent weer
een nieuw vergunningtraject met nieuwe bezwaar- en beroepsprocedures. Dat betekent
sowieso vertraging. Soms kan het niet anders, omdat een project anders gewoon niet
rondkomt. De startbouwsubsidie gaat over een deel van de projecten waarvan ik denk
dat ze met een klein zetje alsnog gebouwd zouden kunnen worden. Daar gaat dit over,
over snel bouwen wat al vergund is. Vervolgens gaat het over snel vergunnen van wat
ook snel gebouwd kan worden. Daarvoor zul je de programmering soms ook moeten aanpassen.
De voorzitter:
De heer Peter de Groot, VVD, heeft ook een interruptie.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik vind het verhaal over de startbouwsubsidie best wel genuanceerd, genuanceerder
dan wat de Minister in eerste instantie aankondigde. Het lijkt een beetje op de woningbouwimpuls,
namelijk kijken waar we een klein zetje kunnen geven om door te bouwen. Het ziet er
dus al beter uit, wilde ik eerst maar eens teruggeven. Mijn vraag was eigenlijk hoe
zo'n bouwproject tot stand komt voor de sociale woningbouw, voor koopwoningen en voor
middenhuur. Er liggen afspraken, namelijk 50.000 middenhuurwoningen door corporaties
en 50.000 door de markt. Daar heb ik al eerder naar gevraagd. Dan praat je over een
investeringsvolume van 3 miljard per jaar. Dat droogt nu helemaal op. We zien die
dip en ik heb dus toch een vraag aan de Minister, maar misschien komt dit zo.
De voorzitter:
U was er denk ik niet toen de blokjes werden opgenoemd. Blokje zeven is middenhuur.
Op deze manier komen we daar nooit.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik dacht ook: ik ga die vraag stellen.
De voorzitter:
Als u nu een hele korte vraag heeft ....
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik spaar hem op.
Minister De Jonge:
Ik kom daar zeker, hoor, want dat is echt geen onterecht punt. Er is gewoon voldoende
investeringsvolume nodig. Ik kom daar zo meteen op.
Wat zijn andere maatregelen om door die dip heen te bouwen? Dat was de vraag van de
heer Klaver, denk ik, maar het zou ook de heer Nijboer kunnen zijn geweest. Eigenlijk
is het een heel goed teken ....
De voorzitter:
Het zijn vrienden.
Minister De Jonge:
Ja, toch? Ja. Zo zie ik het ook, hoor.
Dat is die doorbouwgarantie. Ik heb die zelf ooit genoemd en ik ben er overigens ook
nog mee bezig om te kijken wat daar de toegevoegde waarde van zou kunnen zijn. Er
wordt heel verschillend over gedacht. Waarom doe ik die startbouwgarantie al wel?
Dat doe ik omdat er een vrij brede consensus over was dat die ons zou kunnen helpen.
250 miljoen, en wellicht dat ik daar nog iets meer geld voor zou kunnen reserveren.
Van zo'n doorbouwgarantie – een soort opkoopfonds, want dat is het dan eigenlijk –
zijn er gemeentelijke varianten die redelijk goed zouden kunnen werken. Ik ben niet
alleen maar negatief over dat dat eventueel ook landelijk zou kunnen werken. Ik formuleer
het heel voorzichtig. Ik ben wel terughoudender geworden vanwege de reacties die ik
krijg vanuit verschillende partijen uit de markt, zoals: «Pas nou op. Ga daar nou
niet mee zitten interfereren, want er is ook gewoon een reden dat sommige projecten
nu niet van de grond komen.» Ik heb eigenlijk hetzelfde betoog als dat u houdt: «Maar
het zou toch ook kunnen helpen? Je weet – het is hooguit een latente vraaguitval –
dat die vraag straks gewoon weer terug is op het moment dat mensen weer de zekerheid
voelen om een hypothecaire lening aan te gaan.» Jawel, maar dan toch zegt men: «Pas
nou op dat je niet interfereert in de markt, want daaraan kunnen ook heel veel nadelen
kleven.» Daarnaast is het aan rijkszijde helemaal niet zo makkelijk om vorm te geven
aan zo'n fonds. Dat is meer de rijkskant ervan. Daar speelt namelijk ook heel erg
veel qua risico's. Ik ben op een aantal andere fronten bezig met fondsen en het is
tamelijk ingewikkeld om dat allemaal goed vorm te geven. Kortom, ik heb hem niet afgeschreven
voor mezelf, maar het is wat mij betreft ook geen oplossing voor op de korte termijn.
Dus geef me de gelegenheid om de voor- en nadelen verder te onderzoeken. Ik hoop daar
in het najaar iets over te kunnen zeggen.
De voorzitter:
Ik weet niet wie er nu eerst was. De heer Nijboer, PvdA.
De heer Nijboer (PvdA):
Alles is technisch moeilijk. 250 miljoen verdelen zonder dat je precies weet ....
Een stad bouwen is ook allemaal niet zo heel eenvoudig. Toch vind ik het idee niet
zo heel ingewikkeld dat je in plaats van bij 70% nu bij 50% de private nieuwbouw van
start laat gaan, juist omdat je die bouwdip tegen wilt gaan die er tien jaar geleden
was. Garanties geven wij als overheid bij het leven. Er moet nu inderdaad een premie
voor worden betaald. Dat vind ik verstandig, dus dat kan. Op bijna alles wat los en
vast zit, geven wij tegenwoordig garanties. Juist in de volkshuisvesting, of het nou
de WSW-achtervang is of de Nationale Hypotheek Garantie, is dat een heel gebruikelijk
instrument. Dus ik zie de beren niet die ... Ja, je kan altijd beren verzinnen – ik
ben beleidsambtenaar geweest – want er zitten overal wel nadelen aan, maar ik zie
de grote beren van de Minister niet zozeer ten opzichte van de grote voordelen om
de projecten die er al zijn nu door te laten gaan.
Minister De Jonge:
Als dit inderdaad een antwoord is op de analyse die men maakt van «wat is het probleem
en wat houdt men tegen» ... Maar daarvoor krijg ik echt te veel aarzelingen terug,
ook bij grote bouwers. Dus het is niet zo dat de hele markt staat te springen om deze
oplossing. Sterker nog, de meesten zeggen: doe dit nou niet per se. Tegelijkertijd
heb ik hem zelf, eigenlijk om de redenen die u noemt, nog niet helemaal geschrapt.
Ik wil hem wel naast een aantal andere instrumenten zetten. Ik vind de startbouwsubsidie
zoals ik die nu toepas eenvoudiger, ook omdat we die al eens eerder hadden uitgedacht
en laten werken, met de Van der Laan-subsidie. En zo'n nationale doorbouwgarantie
of opkoopfonds of welke vorm dan ook hebben we op die manier eigenlijk nog niet gedaan.
En daar kleven ook nadelen aan; laat ik het zo formuleren. Wat ik op dit moment met
het Ministerie van Financiën doe – dat is ook aangekondigd in de Voorjaarsnota – is
het op een rij zetten van alle financiële instrumenten die je zou kunnen gebruiken
om de woningmarkt te beïnvloeden en te helpen. Dit is er een die niet van tafel is.
Dit is er één uit de rij en daar hebben we een interdepartementaal beleidsonderzoek
aan gekoppeld. Daarover wil ik u aan het einde van het jaar nader informeren.
De voorzitter:
De heer Nijboer nog een keer.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik vind het eigenlijk wat te lang duren. Het zakt nu in. Ik ken verschillende mensen
die een huis hebben gekocht en zelfs al hebben getekend, en die nu aan het wachten
zijn of het doorgaat. Afgelopen weekend stond er in de Volkskrant een heel herkenbaar
artikel. Dat gaat hier toch over? We kunnen dan wel tot december ibo's afwachten.
En dan moet er weer twee jaar op een beleidsreactie gestudeerd worden. Dat gaat toch
veel te lang duren? Je kunt nu wat doen. Kan de Minister niet voor de zomer de beslissing
nemen of dit verstandig is?
Minister De Jonge:
Dat vraagt meer tijd. Dat ga ik hier ook niet nu toezeggen. Wat ik wel wil toezeggen,
is dat ik u laat weten op welke manier wij al die verschillende instrumenten naast
elkaar zetten om te kijken wat we ermee kunnen doen. We kijken dan ook naar wanneer
we met een antwoord kunnen komen. Dat kan u wel toezeggen.
De heer Klaver (GroenLinks):
Dat antwoord is niet bevredigend. Ik ben niet onder de indruk van wat er volgend jaar
gebeurt. Mijn zorg zit in wat er over twee of drie jaar gebeurt. Hoe gaan de bouwbedrijven
daarop anticiperen? Dat betekent dat de tijd die we hebben om hierop in te grijpen
echt kort is. Daarom denk ik wel degelijk dat we iets van deze instrumenten naar voren
moeten trekken. Als wij het bij het verkeerde eind hebben en deze maatregel niet werkt,
dan horen we dat echt graag en helemaal goed onderbouwd. Het is niet voor het eerst
dat we hiermee bezig zijn. Wij denken wel degelijk dat dit een hele goede ingreep
is, temeer omdat het over vastgoed gaat. Als er iets waardevast is, dan is dat vastgoed.
Wij geven daar een garantie voor. We weten dat het uiteindelijk weer afgelopen is.
Zou de Minister in kaart kunnen brengen wat nu strategisch gezien de belangrijkste
bouwprojecten zijn die nu vertraging oplopen? Dus je maakt niet één grote regeling
en zet die voor iedereen open, maar je zegt als overheid: deze projecten zijn belangrijk
en die lopen nu vertraging op, omdat er niet voldoende wordt afgenomen aan de voorkant
en daar grijpen we in als overheid met een doorbouwgarantie. We maken het dan kleiner.
Minister De Jonge:
Ik vrees dat je het daarmee groter maakt. Dat is de hele tijd het punt met strategisch
gedrag. De markt heeft een buitengewoon goed ontwikkelde neus voor zakken geld en
denkt: wat is hier aan de hand? Dat betekent dat men achterover gaat leunen. Kijk,
waarom lukt het bijvoorbeeld niet om de verkoop te doen? Dat heeft natuurlijk ook
te maken met kopers die denken: dat is wel spannend. Kopers weten nog niet wat de
waardeontwikkeling van hun huidige huis zal zijn en wat de waardeontwikkeling van
het nieuwbouwhuis zal zijn, een nieuwbouwhuis dat vervolgens wellicht nog na de koop
in waarde gaat zakken, voordat ze daadwerkelijk het huis gaan betreden. Dat is zo.
Maar als ik zou zeggen dat ik dat ga oplossen, dan zit er dus geen prikkel meer in
de markt om te zorgen dat je je programmering aanpast. Daar zit mijn aarzeling. Zodra
men ruikt dat hier een zak met geld staat, gaat er strategisch gedrag plaatsvinden.
Dus ik ga niet op projectniveau projecten in beeld brengen.
Geef me even de gelegenheid om daarover te schakelen met Financiën, maar wat ik wel
zou kunnen doen, is dat ik aan u kan schetsen welke instrumenten ik met welke voor-
en nadelen naast elkaar zou willen onderzoeken om in te zetten bij de begroting. Ik
had dat eigenlijk voor rond de begroting voorzien, maar ik zal kijken of ik dat naar
voren kan halen, of ik het moment van het beschrijven van instrumenten, met voor-
en nadelen en waarom ik ze wel of niet in onderzoek zou willen nemen, naar voor de
zomer zou kunnen halen. Ik moet wel echt even overleggen met de collega's van Financiën
of dat haalbaar is in de tijd. Dat kan ik u toezeggen en daarmee kom ik u denk ik
tegemoet. Ik wil echt strategisch gedrag voorkomen.
De heer Klaver (GroenLinks):
Tot slot.
De voorzitter:
Een korte vraag, meneer Klaver.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik snap dat de Minister strategisch gedrag wil voorkomen. In een startbouwsubsidie
zit veel meer strategische gedrag. Dit gaat namelijk over een garantie tegen de kostprijs
van zo'n woning. Vervolgens moet zij wel verkocht worden om nog marges te kunnen maken.
Er zit wel degelijk een prikkel in om eventueel de verkoopprijs ook naar beneden te
brengen. Ik denk juist dat wat wij voorstellen tot veel minder strategisch gedrag
leidt. Volgens mij gaat het verkeerd bij alles wat je een beetje aan de voorkant stopt,
zoals het geven van geld als je begint met bouwen.
Minister De Jonge:
Ik ga niet beweren dat wat u zegt onzinnig is. Integendeel. Ik zeg dezelfde dingen
bij ons aan tafel. Het punt is iets anders. Ik vind dat wij een ander verhaal aan
de markt te vertellen hebben, namelijk: wen aan de nieuwe economische realiteit en
zorg dat je je gaat zetten naar de nieuwe economische realiteit. Dat leidt ertoe dat
het de snelste weg is om ook de prijs van nieuwbouw te laten dalen. De prijs van nieuwbouw
moet namelijk heel hard dalen. We hebben structureel te duur geprogrammeerd en de
bouwkosten zijn structureel te hoog, dus de prijs van de nieuwbouw moet dalen. Alle
overheidsinstrumentarium die het wennen aan die nieuwe realiteit vertraagt, vertraagt
en verlengt daarmee de dip. Dat wil ik voorkomen. Dat strategische gedrag, dat te
maken heeft met alle signalen die wij uitzenden, ook vanuit deze zaal, moeten wij
willen voorkomen. Voor de zomer krijgt u een brief met de financiële instrumenten,
inclusief voor- en nadelen. U heeft zojuist een aantal voordelen gehoord. Dus dat
deel van de brief heb ik alvast af. De heer Klaver zegt dat hij daar dan wel een factuurtje
voor stuurt, maar dat is prima.
Kunnen we meer met de grondprijzen? Ja, we kunnen meer met de grondprijzen. Overigens
gebeurt er ook meer met de grondprijzen. Je ziet namelijk dat gemeenten differentiëren
in grondprijzen. Met de verwachtingswaarde die men had met die lage rentes, waardoor
mensen meer konden lenen, leek het dus eventjes of het verdienvermogen van grond heel
veel hoger was. Dat heeft de grondprijs natuurlijk opgedreven. Eigenlijk wil je dat
ook weer doen zakken. Dus ook daar geldt dat het nieuwe economisch gesternte moet
indalen in realistische taxaties et cetera. Ik heb al toegezegd dat ik met een maand
een uitgebreide brief over grondbeleid zal sturen. Dan zal ik ook ingaan op wat we
allemaal kunnen om die grondprijzen daadwerkelijk te beïnvloeden.
Locaties vormen het belangrijkste onderwerp. Het financiële gesternte laat zich altijd
maar deels beïnvloeden. Wat je wél kunt beïnvloeden, is het sturen op locaties, het
hebben van voldoende locaties waar je ook snel en betaalbaar kunt bouwen. Ik heb dit
vaker in de richting van de heer De Groot gezegd, want hij heeft daar eigenlijk in
alle debatten op gewezen. In die regionale woondeals hebben we met elkaar locaties
afgesproken. U heeft die locatielijsten ook gezien. Maar het grote punt met die locaties
is dat een deel van die locaties de vertraging ingaat, omdat de belegger zich terugtrekt,
nog aarzelt of een investeringsbeslissing uitstelt. Dan kun je voor een deel faseren
of zo'n project opknippen, maar voor een deel gaat zo'n hele locatie dan ook echt
de vertraging in. Dat betekent dat alle regionale woondeals het nodig hebben om locaties
die wél snel gebouwd kunnen worden, naar voren te halen. Het gaat dan om locaties
die al in beeld zijn en om nieuwe locaties. We zullen het dus eigenlijk gewoon nodig
hebben dat in iedere regio zo'n regionale versnellingstafel aan de slag gaat, waar
overheden en marktpartijen in gezamenlijkheid kijken hoe het wel kan en hoe het snel
kan. Op dit moment wordt dat ingeregeld. Hoe sneller we daartoe in staat zijn, hoe
meer we ook in staat zijn om toch door een deel van die dip heen te bouwen.
Locaties zijn vaak heel bepalend. Het is echt niet zo dat alle locaties op dit moment
dezelfde onmogelijkheid hebben. Binnen- en buitenstedelijke locaties zullen we allebei
nodig hebben. We moeten daar niet religieus in willen worden. In de huidige bouwplannen
met de huidige bouwlocaties is, denk ik, twee derde binnenstedelijk en een derde buitenstedelijk.
Zo'n 65% is binnenstedelijk. Ook locaties die eerder misschien terzijde zijn geschoven
omdat ze niet binnenstedelijk zijn, moeten als het op korte termijn kan, toch worden
gebouwd. Een straatje erbij? Gun het dorp dat. Wees minder rigide. Ik merk eerlijk
gezegd in alle provincies echt een meer pragmatische opstelling dan in de afgelopen
jaren. En dat is ook nodig. Als we alles voor de komende jaren binnenstedelijk hadden
willen bouwen, hadden we echt heel veel eerder moeten beginnen met de opdracht. We
hebben nog maar acht jaar tot en met 2030 om die ruim 800.000 woningen die nog van
die 900.000 woningen resteren, daadwerkelijk neer te zetten. Dat betekent dat we het
ons niet kunnen veroorloven om locaties die wel gebouwd zouden kunnen worden, zomaar
links te laten liggen.
Kronenburg. Over een locatie gesproken! Ik ben ermee aan de slag. We moeten daar een
goede balans vinden tussen de publieke belangen, zoals woningbouw en de internationale
verbondenheid via Schiphol, en de gezondheid en de veiligheid van de huidige en toekomstige
bewoners. Dat moeten we goed in evenwicht brengen. Dat is een complexe afweging. Om
toekomstige bewoners te beschermen zijn er allerlei beperkingen in wet- en regelgeving
opgenomen. Die hebben gewoon te maken met wat er allemaal wel en niet nieuw gebouwd
mag worden in relatie tot geluid, tot het luchtruimteverdeelbesluit dat is genomen.
Harbers en ik hebben een onafhankelijk adviseur aangesteld naar aanleiding van de
motie om te kijken wat er mogelijk is om daar een doorbraak te creëren, zodat er op
korte termijn duidelijkheid kan komen over welke mogelijkheden er wél zijn op Kronenburg.
Er vindt geregeld overleg plaats tussen ons beider ministeries en de regio om de mogelijkheden
te verkennen voor Kronenburg en andere locaties in de regio Schiphol. Dit speelt namelijk
ook elders, met vergelijkbare leefbaarheidsproblematiek. Daarbij bekijken we ook wat
de innovatieve mogelijkheden zijn om te bouwen, zoals geluidsdicht bouwen. Ook dat
betrekken we bij dit verhaal.
De voorzitter:
Meneer Boulakjar, het volgende antwoord is ook voor u, dus misschien kunt u uw interruptie
even opsparen.
Minister De Jonge:
Nou, het gaat eigenlijk over hetzelfde. Wat vind ik ervan dat woningzoekenden Kronenburg
bezetten om hun punt te maken? Ik snap dat heel goed. Overigens juich ik het toe als
de stem van woningzoekenden veel vaker gehoord wordt. We zien iedere boze buurman
in de pen klimmen over wat er allemaal niet gebouwd mag worden, maar de stem van de
woningzoekenden horen we veel te weinig. Ik juich het dus toe dat die wat vaker in
beeld komt.
De heer Boulakjar (D66):
Ik ben heel blij met de opstelling van de Minister in de casus Kronenburg. Er is een
onafhankelijk adviseur aangesteld. Wanneer komt hij of zij met de eerste bevindingen?
Minister De Jonge:
Voor de zomer.
De voorzitter:
Vervolgt u uw beantwoording.
Minister De Jonge:
Dan de bouwopdracht van de corporaties. We zijn alweer bij blokje vier. Het tempo
begint er flink in te komen, voorzitter. Misschien moet ik eerst het punt behandelen
dat de heren Nijboer en Klaver maakten over de huurtoeslag. Ik denk dat het goed is
om even het hele verhaal te vertellen. Het was wat eclectisch naar buiten gekomen
en ik denk dat u recht heeft op het hele verhaal. Allereerst denk ik dat het belangrijk
is om uit te spreken wat we in het regeerakkoord hebben afgesproken. Over de betaalbaarheid
van huren hebben we drie belangrijke afspraken gemaakt. We halen de hardheden uit
de huurtoeslag. Daar is 300 miljoen extra voor beschikbaar. We voeren een systeem
van normhuren in en we bevriezen de huren in de corporatiesector in 2024. Dat was
de afspraak uit het regeerakkoord. Nou, die hervorming van de huurtoeslag ligt op
dit moment bij uw Kamer. Daar zitten de normhuren niet meer in. Voor een flink deel
van de huurders is dat een verbetering ten opzichte van het regeerakkoord.
Over de huurbevriezing in de corporatiesector heb ik in de prestatieafspraken een
veel mooiere afspraak kunnen maken met de woningcorporaties, namelijk een huurverlaging
voor de mensen met de laagste inkomens tot 120%. Dat levert hun echt veel meer op
dan de huurbevriezing voor iedereen. Het kost ongeveer evenveel, maar het levert veel
meer op voor de mensen die het het hardst nodig hebben. Ruim 600.000 huishoudens krijgen
per aanstaande 1 juli een huurverlaging naar € 575 per maand. Gemiddeld genomen gaan
ze daar € 57 op vooruit. Dat betekent ook dat er mensen heel veel meer op vooruitgaan.
Dat is, denk ik, heel goed nieuws ten opzichte van de afspraken in het regeerakkoord,
die eigenlijk ook al heel goed nieuws waren.
We pakken de huurstijging op een andere manier aan. In de periode 2023 tot 2025 mogen
de huren niet méér stijgen dan de cao-loonontwikkeling minus 0,5%. Dat betekent dus
dat er een autonome koopkrachtverbetering is voor de huurders in de corporatiesector.
Daarnaast hebben we in het kader van de koopkrachtmaatregelen van het afgelopen najaar
afgesproken dat de opslag voor de eigen bijdrage van € 17 naar nul gaat. Dat betekent
dat daarmee de huurtoeslag omhooggaat. De eigen bijdrage gaat omlaag, dus de huurtoeslag
omhoog. Die koopkrachtmaatregelen waren tijdelijk, maar we hebben die tijdelijkheid
in het afgelopen najaar nog geen invulling gegeven als het gaat over die eigen bijdrage.
Die eigen bijdrage is er niet om het schrappen van deze opslag weer helemaal ongedaan
te maken, maar slechts deels ingaand vanaf 2025 in hele kleine stapjes. Kortom, het
zit echt heel erg anders dan wordt geschetst. Er wordt geen geld afgepakt of zo. De
huurder gaat er ten opzichte van de huidige situatie heel erg op vooruit. Hij gaat
er ook ten opzichte van het coalitieakkoord nog eens op vooruit, terwijl dat al een
verbetering voor de huurder in zich hield. Zelfs als het gaat over die opslag, wordt
niet het hele schrappen van de opslag teruggedraaid, maar slechts de helft. Ik denk
dus dat het slightly different is dan de berichtgeving die naar buiten is gekomen.
Daarmee is het volgens mij heel erg doenlijk en prima verdedigbaar.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben heel simpel. Er worden altijd heel veel maatregelen genomen door het kabinet,
of maatregelen blijven voortbestaan. Daar kun je heel lang over praten. Deze maatregel
is toch gewoon dat mensen nu € 17 huurtoeslag in de maand krijgen? Dat is deels in
het kader van een crisismaatregel, maar ook gewoon omdat ze het nu krijgen. Dat krijgen
ze na 2025 voor een deel in stapjes niet meer. Huurders moeten dan toch gewoon meer
huur betalen per maand? Dat is toch gewoon de maatregel? Het is gewoon een bezuiniging
in de kaasschaafmethode die het kabinet heeft gekozen. In plaats van het maken van
echte keuzes, kiezen ze ervoor om overal wat te halen, zodat niemand het ziet of snapt
en het daardoor waarschijnlijk niemand opvalt. Dat is toch gewoon wat het is?
Minister De Jonge:
Ik denk dat het niemand zal opvallen, omdat het eigenlijk zo klein is. Ik denk ook
dat het goed is om het op die manier te zien. We doen al heel veel in de huur, zoals
een huurverlaging voor mensen met de laagste inkomens en een autonome koopkrachtverbetering,
omdat de huurstijging altijd minder is dan de cao-loonontwikkeling. Ik denk dat we
in de optelsom zo veel meer doen voor huurders, zeker voor huurders met lage inkomens,
dan de kleine correctie op de maatregel van het afgelopen koopkrachtpakket in augustus,
dat inderdaad mensen het niet of nauwelijks zullen merken. Het loopt vanaf 2025 op
met ongeveer € 1,50 naar zo'n € 7, daar waar de koopkrachtmaatregel € 17 betekende
afgelopen najaar. Ik denk echt dat het heel klein is. Het is in ieder geval veel te
klein voor die hele grote woorden die ik net hoorde. Ik denk dat het eerlijk is om
dat ook erbij te zeggen. Overigens is het natuurlijk waar: je moet uiteindelijk ook
een begroting sluitend maken. De begroting Binnenlandse Zaken heeft niet zo heel veel
mogelijkheden om een begroting sluitend te maken. Dit was een van de mogelijkheden.
Zo is het ook.
De voorzitter:
De laatste vraag voor de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Dat laatste herken ik erg. Toen Minister Blok hier nog zat, had hij geen enkel probleem
met bezuinigingen, want hij had maar één ding op de begroting. De huurders waren dan
de klos en ik mocht met mevrouw Carola Schouten destijds in de weer om te proberen
dat van tafel te krijgen. De servicekosten zijn wellicht gemiddeld genomen overzichtelijk
voor de gemiddelde huurder. Het is niet zo dat ik de noodklok als eerste luidde; dat
waren Aedes, de Woonbond en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Zij hebben gezegd
dat de Minister zich niet aan de afspraak houdt. De Minister zegt dat het niet waar
is, maar ik kan het erbij pakken. Ze zeggen gewoon: dit lijkt helemaal nergens op.
Ik bewaak gewoon dat de huurders er niet op achteruitgaan. Ik vind dat de Minister
voor Volkshuisvesting met zo'n woningnood en zulke betalingsproblemen bij zo veel
huurders dat ook zou moeten doen. Ik erken dat dit geen bedragen zijn van € 50 per
maand, maar als je alles bij elkaar optelt en iedere keer zo denkt, dan telt het wel
op.
Minister De Jonge:
Als dat zo zou zijn, dan telt het wel op. Het punt is nou juist dat ik denk dat met
alle maatregelen die we nemen in de optelsom voor huurders, zeker voor huurders met
lage inkomens, het over flink geld gaat. Het is ook echt betekenisvol, een betekenisvolle
bijdrage in alle maatregelen die we nemen, of het nou de bescherming van de middenhuur
is of de huurverlaging voor de mensen met de laagste inkomens in de corporatiewoning
of de indexatie die uiteindelijk een autonome koopkrachtverbetering betekent voor
alle mensen die in een corporatiewoning wonen. Als je dat afzet tegen die paar euro
correctie op het schrappen van de eigen bijdrage per afgelopen augustus – waarmee
we het dus niet eens helemaal terugdraaien – dan denk ik sowieso dat je niet kunt
zeggen dat het iets te maken heeft met een schending van afspraken die ik met woningcorporaties
zou hebben gemaakt. Integendeel. Ik denk dan ook niet dat daarbij past dat er grote
woorden op worden gebruikt, zeker niet als het gaat om woorden als «afpakken» of zo.
Hier wordt niets afgepakt, hoor. Dit is een kleine correctie op een extra bijdrage
die men in augustus heeft gekregen in het pakket van tijdelijke koopkrachtmaatregelen.
De heer Klaver (GroenLinks):
Het is gewoon simpel. Er zou 300 miljoen vrijvallen. Dat geld zou gebruikt worden
voor de huurtoeslag en dat gebeurt nu niet. Dat betekent dat de huurders er € 17 per
maand op achteruitgaan. Klopt dat?
Minister De Jonge:
Nee, die 300 miljoen blijft nog steeds beschikbaar voor dat wetsvoorstel. U citeert
waarschijnlijk uit de Voorjaarsnota.
De heer Klaver (GroenLinks):
Uit de suppletoire begroting.
Minister De Jonge:
Zal ik gewoon nog eens even heel goed schetsen wat hier aan de hand is en op welke
manier we denken dat dit een rechtvaardige keuze is? Ik denk dat anders dit misverstand
blijft bestaan. U kunt dan alsnog bij de Voorjaarsnota uiteindelijk een andere keuze
maken. Uw Kamer gaat daar natuurlijk zelf over. Dit is het voorstel van het kabinet
en u moet dat voorstel bekrachtigen, afwijzen of amenderen. Maar ik denk dat het goed
is als ik u voorafgaand aan de Voorjaarsnota gewoon eens even schets hoe wij tot deze
keuze zijn gekomen. Ik heb net zo'n enorme rij met getallen genoemd. Dat wordt toch
een beetje een brij. Maar er is geen 300 miljoen mee gemoeid. Ik denk dat het goed
is om dat alvast ter geruststelling voor het voetlicht te brengen.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd als toezegging. Heeft de heer Klaver nog een interruptie?
De heer Klaver (GroenLinks):
Ja. Ik ben blij dat dat komt, maar ik ben wel benieuwd over welk bedrag het gaat.
Toch even een kritische noot, en die geldt niet alleen voor de begroting van deze
Minister. De Voorjaarsnota was niet te lezen en al die suppletoire begrotingen ook
niet, om eerlijk te zijn. Ik ben dus blij dat er nu een toelichting komt op wat eigenlijk
de toelichting had moeten zijn op alle plannen, namelijk de suppletoire begroting.
Ik hoop dat dat alleen voor dit jaar is en niet ook voor volgende jaren, want we hadden
het daar gewoon uit moeten kunnen halen. Als ik het mis heb, dan heb ik het mis, maar
dit is wat wij hebben gededuceerd uit de brij die erin staat.
Minister De Jonge:
Dat begrijp ik, hoor. Laten we heel eerlijk zijn: begrotingen en suppletoire begrotingen
lezen nooit helemaal lekker weg. Mijn brieven doorgaans wel! Ik zal zorgen dat u een
zeer goed leesbare brief krijgt op dit punt voorafgaand aan de Voorjaarsnota, zodat
u die ook kunt gebruiken bij de behandeling van de Voorjaarsnota.
De heer Klaver (GroenLinks):
Met kloppende reeksen.
Minister De Jonge:
Hapklaar. Met kloppende reeksen. Ja, zeker.
De voorzitter:
Vervolgt u de beantwoording.
Minister De Jonge:
Dan kom ik op de financiële positie van de corporaties. JA21, de VVD en de SP hebben
daar vragen over gesteld. Ik denk allereerst dat een groot verschil met de crisis
van een aantal jaar geleden is dat we toen juist aan de vooravond van de crisis de
verhuurderheffing invoerden, terwijl we die nu juist afschaffen. Dat helpt echt geweldig
als je kijkt naar wat dat betekent voor het investeringsvolume van de corporaties.
Wij hebben in de nationale prestatieafspraken afgesproken wat ze daarmee doen. Er
gaat 10 miljard op aan betaalbaarheidsmaatregelen, 40 miljard aan verduurzamingsmaatregelen
en zo'n 60 miljard aan nieuwbouw. Dat was eigenlijk de vertaling van het investeringsvolume
dat je mogelijk zou kunnen maken op het moment dat je de verhuurderheffing afschaft.
Nou is het wel zo dat, hoewel zij goedkoper kunnen lenen, de financiële situatie voor
corporaties ingewikkelder is geworden. Dus heb ik met hen afgesproken dat we opnieuw
die financiële situatie gaan doorrekenen.
Punt is wel dat voor de komende jaren gewoon waar is wat de heer De Groot zegt. Voor
de nabije jaren is er echt voldoende investeringsvolume om weg te zetten. Je ziet
dat corporaties die stap ook zetten. Maar waar je eerst zag dat een deel van de corporaties
pas na 2030 in het rood begon te raken, zie je nu dat dat moment bij een aantal corporaties
echt eerder is. Sommige corporaties hebben nog voldoende vet op de botten, maar sommige
corporaties komen al eerder in de knel. Daar zullen we op een goede manier mee om
moeten gaan door eerst de feiten in beeld te brengen met corporaties. Ook hier past
geen somberheid. De financiële ruimte voor corporaties, zeker in de nabije jaren,
is echt aanzienlijk groter dan die was en dat heeft alles te maken met het afschaffen
van de verhuurderheffing.
De vragen over ATAD en de Vpb zijn al best vaak gesteld en ook al best heel vaak beantwoord.
Misschien dus dat we daar niet onze kostbare tijd van vanavond ...
De voorzitter:
De voorzitter wil ook wel een beetje door. We halen het nooit meer zo.
Minister De Jonge:
Nou, niet te somber. De bouwproductie van de corporaties is nu op stoom. Ja, die komt
op stoom. Maar ik vind dat we de corporaties nog meer dan nu wellicht al gebeurt,
moeten zien als diesel om projecten aan de gang te houden. Dat zie je gelukkig ook
wel gebeuren, bijvoorbeeld met middenhuurprojecten. Die worden nu door woningcorporaties
meegenomen als de investeerder zich terugtrekt. Dat kunnen ze natuurlijk niet op alle
projecten doen, want daarvoor staan er te veel projecten open, maar ze kunnen het
wel op een deel van de projecten doen. Ik denk dat dat helpt. Ik denk dat wij rond
de zomer in beeld kunnen brengen op welke manier de investeringen nu geprogrammeerd
zijn. Dat zullen we dan kunnen doen. Dan kan ik ook precies laten zien in welke mate
die bouwproductie vanuit de woningcorporaties op gang begint te komen.
De voorzitter:
We moeten het even scherp hebben voor de toezeggingenlijst. Voor de zomer kunt u inzicht
geven in de middenhuur die corporaties ...
Minister De Jonge:
Niet alleen in de middenhuur. Voor de zomer wil ik inzicht geven in de nieuwe financiële
doorrekening van de prestatieafspraken, dus de financiële situatie van de woningcorporaties,
en kan ik inzicht geven in de mate waarin de bouwproductie, dus de investeringen van
woningcorporaties, daadwerkelijk op gang begint te komen.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u de beantwoording.
Minister De Jonge:
Ja. Dan de reactie op het artikel van hoogleraar Conijn. We hebben gezegd dat we die
900.000 goed moeten segmenteren voor wat we daarvan verwachten. Dat gaat niet alleen
over aantallen, maar ook over de vraag voor wie je bouwt, dus over betaalbaarheid.
Twee derde van die 900.000 moet betaalbaar zijn. Binnen die twee derde betaalbaarheid
moet er weer voldoende sociaal worden gebouwd. We hebben geanalyseerd met de woningcorporaties
hoeveel dat moet zijn: 250.000 van twee derde. Wat houd je dan over? Dan houd je 40%
van 600.000 over, dus 350.000. We hebben dus 250.000 sociale huurwoningen, 350.000
betaalbare koop en middenhuur. Dat is de optelsom van dat middensegment. Dat is 40%
van het geheel. 50% van de middenhuurwoningen, dus 50.000 van 350.000, is het middenhuursegment
dat wordt toegevoegd aan de opdracht voor woningcorporaties. Kortom, van de «twee
derde betaalbaar» is 27% sociaal en 40% midden. En van de «twee derde betaalbaar»
gaat de helft door corporaties worden gebouwd en de helft door de markt. Zo hebben
we het gesegmenteerd, al van begin af aan.
En toen kwam de analyse dat, als je dat doet, het weleens zo zou kunnen zijn dat het
eindresultaat niet is dat 30% van de woningen die je bouwt sociaal is. Dat klopt,
want dat hadden we zelf ook al uitgerekend. Het is namelijk 27%. Dat is helemaal niet
zo'n moeilijk sommetje: 250.000 van 900.000. Maar als je meer midden bouwt, namelijk
350.000, dan sociaal, dan zou het zo kunnen zijn dat het aandeel sociaal afneemt ten
opzichte van de rest. Ja, nogal wiedes. Maar mensen wonen niet in een aandeel, ze
wonen in een woning. Het aantal sociale woningen neemt wel degelijk toe.
Wij hebben in dit debatje dus eigenlijk alles gehad. Ik ben hier helemaal niet zo
bezorgd over. Laten we nu eerst maar eens zorgen voor voldoende locaties voor die
250.000 sociale huurwoningen. Laten we nu eerst maar eens zorgen voor een adequate
programmering van die 250.000 sociale huurwoningen. Dat vergt duwen en trekken op
locatieniveau. Dat doen we dan ook volop omdat dat nodig is.
Helpt de manier waarop we daar nu mee omgaan in de richting van gemeenten? Wat wij
zien, is dat grote steden van oudsher altijd veel ruimte hebben geboden voor sociale
woningbouw. Heel veel gemeenten daaromheen deden dat eigenlijk onvoldoende. Waarom
kon dat? Omdat die grote steden het al deden. Ik denk dat dat geen houdbare zaak is.
Ik denk dat dat ons op allerlei fronten in de wielen rijdt. Wat we dus zullen moeten
doen, is van iedereen vragen om een voldoende fair share voor sociale woningen neer
te zetten. Nou, daarbij is men niet zomaar op 30%. Het aanvankelijke idee was om 30%
als doelstelling op te nemen en de tijd vrij te laten die gemeenten nemen om naar
die 30% toe te werken. Op dat idee, wat ik aanvankelijk zelf ook had, valt toch echt
wel wat af te dingen omdat dat weleens veel te lang kan duren. Toen hebben we gezegd
dat we er eigenlijk een striktere opdracht van moeten maken. Dus alle gemeenten die
qua voorraad op dit moment onder het landelijke gemiddelde zitten, krijgen de verplichting
om 30% sociaal te programmeren. Dat is een hele duidelijke afspraak. Die kan ik met
iedere gemeente maken. Zo werkt men toe naar een veel eerlijker verdeling van de sociale
huur. Ik vind dat zelf in ieder geval een erg mooie regeling. Ik ga die dan ook met
verve verdedigen op het moment dat we het wetsvoorstel regie op de volkshuisvesting
in de Kamer behandelen.
Dan de gesprekken met de Europese Commissie over de DAEB. In reactie op de heer Klaver
zeg ik dat de Europese Commissie in 2022 heeft aangekondigd dat het zogenoemde vrijstellingsbesluit
2012 zou worden geëvalueerd. De huidige staatssteun voor de sociale huur is gebaseerd
op het vrijstellingsbesluit van 2012. Dat betekent dat wij vanaf de aankondiging van
de evaluatie een mogelijkheid zagen om de DAEB-discussie opnieuw te gaan voeren met
de Commissie. Die evaluatie geeft daar echt kansen voor. Als de Kamer in het verleden
vroeg om uitbreiding van de DAEB-ruimte, dan waren kabinetten in het verleden gewend
om te zeggen: forget it dat je daar ruimte voor zult vinden bij de Commissie. Maar
inmiddels zeg ik: misschien zou die ruimte er wel kunnen zijn. Dat is niet onmiddellijk
het geval overigens en het is ook niet meteen een oplossing voor morgen. Corporaties
die meeluisteren met dit debat – ik weet dat die er zijn – moeten niet meteen denken
dat hun probleem is opgelost omdat «ze het gaan regelen in Brussel». Daarvoor zijn
dat soort gesprekken veel te complex en duren ze ook veel te lang. Maar het gesprek
over het oprekken van de DAEB-ruimte kan wel degelijk weer gevoerd worden. Het is
de vraag tot waar en tot wanneer. Dan krijg je de situatie zoals de heer Boulakjar
schetst, namelijk een vorm van geborgde leningen voor ook de middenhuur. Dat zou het
natuurlijk mogelijk maken, zeker voor het goedkopere deel van de middenhuur, om die
ook door corporaties makkelijker te laten bouwen, iets wat nu niet altijd door de
markt gebeurt.
De voorzitter:
Als u naar de volgende vraag gaat, onderbreek ik u heel even. We hebben namelijk twee
problemen: we kunnen niet uitlopen en we kunnen niet opnieuw inplannen. Daarom zou
ik voor nu graag willen voorstellen om voorlopig niet meer te interrumperen en de
Minister zo veel mogelijk vragen te laten beantwoorden, omdat we anders het kabinet
zullen moeten verzoeken de rest schriftelijk te beantwoorden. Laten we even wat ruimte
geven aan de Minister en dan kijken hoever we komen. De Minister vervolgt de beantwoording.
Minister De Jonge:
De opschorting van de markttoets helpt dus. En ja, de DAEB-ruimte zou nog meer helpen,
maar dat betekent wel dat we echt moeten kunnen onderbouwen dat daar sprake is van
marktfalen. Dat kun je met name weer onderbouwen voor het goedkopere deel van de middenhuur.
Daarover wordt dus het gesprek gevoerd, maar dat is niet morgen al een oplossing.
Dat kost wat extra tijd.
Huurverlaging voor intermediaire zorginstellingen kan echt niet, omdat die huren van
de corporatie, zeg ik in de richting van de heer Nijboer. Daardoor heeft de huurder
een overeenkomst met de zorginstelling, en niet met de corporatie. Daarvoor kan ik
ook in de techniek dus gewoon niets regelen.
Dan de flexwoningen. Allereerst, die flexwoningen zijn niet alleen bedoeld voor statushouders
of Oekraïners. Die zijn voor iedereen bedoeld die op korte termijn een woning nodig
heeft, dus juist ook voor de mensen op de wachtlijst. Die flexwoningen moeten we echt
stimuleren met elkaar, want dat is gewoon de snelste manier om nieuwe sociale woningbouw
toe te voegen. Dat moeten natuurlijk mooie woningen zijn. Ik vind de manier waarop
mevrouw Beckerman over de flexwoningen spreekt een beetje oneerbiedig; mag ik het
zo noemen? Ik zou haar bijna willen uitnodigen om eens met mij op werkbezoek te gaan
naar zo'n flexproject, om gewoon eens bij zo'n project te kijken wat dat nou eigenlijk
met mensen doet. De mensen die er wonen zijn namelijk heel erg gelukkig, want die
komen vaak uit een hele benarde situatie en hebben hiermee hun eerste woning. Zij
zien dat misschien niet als de woning waar ze de rest van hun leven willen wonen,
maar zien dat wel degelijk als een enorme oplossing voor een heel groot probleem,
dat hiermee op z'n minst weer voor een aantal jaren van een oplossing is voorzien.
Ik denk dat de term «flex» een hele negatieve connotatie heeft, ook omwille van de
flexcontracten die we op de arbeidsmarkt zien, waar we graag vanaf willen. Dus help
mij aan een betere term! Maar ik denk dat het benutten van tijdelijke woningbouwlocaties
die anders onbenut zouden blijven, en daarmee iemand die anders nog een tijdlang in
die benarde situatie had verkeerd van een woning kunnen voorzien, in alle opzichten
een stap vooruit is, nog los van het enthousiasme dat ik heb over het feit dat we
bij flexwoningen veel meer fabrieksmatig kunnen bouwen. Het is een enorme stimulans
voor het circulair en fabrieksmatig bouwen. Dat is het allemaal ook, maar primair
is het natuurlijk bedoeld om woningzoekenden die echt in een benarde situatie zitten
van een woning te voorzien.
Daarvan willen we er juist meer maken. Dat heb ik op alle mogelijke manieren willen
stimuleren, ook door zelf woningen te bestellen, ook al weet ik niet zeker of daar
een locatie voor is. Ik dacht namelijk: dat is de allersnelste manier om te zorgen
dat je de productie van de flexwoningen opschaalt. Dat is in die zin gelukt dat die
productie inderdaad op gang aan het komen is. Dat betekent dat er meer fabriekscapaciteit
is om die flexwoningen te bouwen. Daarnaast is dat natuurlijk niet het enige wat we
doen, want daar komt de Aedesaanbesteding achter vandaan van 8.000 flexwoningen, 10.000
flexwoningen en nog een keer 10.000 flexwoningen. Die komt daar dus achteraan. Dat
helpt enorm in de opschaling van de fabriekscapaciteit.
Wat is wel ingewikkeld? De matching met een locatie. Daar werken we hard aan, maar
het beeld dat er allemaal woningen staan te verstoffen die niet gebruikt gaan worden,
vind ik te negatief. Er moeten bijvoorbeeld wel een aantal maanden worden overbrugd
voordat een locatie beschikbaar is. Die 2.000 flexwoningen rollen de rest van het
jaar uit de fabriek. Het zou kunnen dat er telkens een paar maanden moet worden overbrugd
voordat we die daadwerkelijk kunnen plaatsen, maar er wordt heel hard gewerkt om te
zorgen dat we voorzien in die plaatsing. Dat zal minder het geval zijn bij de woningen
die uit die Aedesaanbesteding komen, omdat die door de opdrachtgever, de vragende
partij veel meer kunnen worden getuned op maat en op wat die nodig heeft. Dit is natuurlijk
toch een beetje op basis van een aantal standaarden die we in de opdracht hebben verwerkt.
Dan prefab voor ouderenhuisvesting. Ja, dat is zeker een mogelijkheid. Het is natuurlijk
niet exclusief een mogelijkheid, maar ik denk dat we in de komende periode in toenemende
mate prefab gaan bouwen. De heer Boulakjar had het over «kant-en-klaarwoningen». De
heer De Groot noemde die volgens mij ook zo. Misschien is dat ook wel een betere term
dan «flexwoningen», dus misschien moeten we überhaupt maar overstappen op dat soort
terminologie. Dan wordt mevrouw Beckerman daar misschien ook nog eens enthousiast
van. Dat zou zomaar kunnen.
Dan kom ik op het beter benutten van de bestaande woningvoorraad. In splitsen zit
echt veel potentieel. Jazeker. Ik heb onderzoek laten uitvoeren dat laat zien dat
middels splitsen 80.000 tot 160.000 woningen zouden kunnen worden toegevoegd. Ik weet
ook dat gemeenten daar om heel veel goede redenen niet voor zouden willen kiezen.
Dat is natuurlijk ook zo. Het zet namelijk ook druk op de leefbaarheid in wijken,
althans in potentie, als er sprake is van verkamering bijvoorbeeld. Maar je hebt heel
veel goede manieren van voordeur splitsen die helemaal niet hetzelfde zijn als verkamering
en helemaal niet diezelfde druk op de leefbaarheid van wijken hoeven te leggen. Ik
denk dat het de kunst is om met gemeenten uit te zoeken hoe het wel kan, hoe het snel
kan, en hoe het op een manier kan waarmee je niet de leefbaarheid onder druk zet.
Dat zoek ik op dit moment samen met gemeenten uit. Ik wil ook met gemeenten een handreiking
voor splitsen afspreken en die onderdeel maken van de afspraken, zoals we die maken
in de regionale woondeals.
Dit is een manier van denken – die wordt ook door de heer Boulakjar benadrukt – namelijk:
het gros van de woningen die we in pak ’m beet 2040 nodig hebben, staat er al. Dat
is ook gewoon de bestaande voorraad. Een deel van de bestaande voorraad kun je effectiever
gebruiken dan we op dit moment doen. Splitsen is daar een goed voorbeeld van. Ik denk
dat optoppen daar ook een heel mooi voorbeeld van is, waarbij je een woonlaag toevoegt
aan een appartementencomplex en daarmee onmiddellijk de verduurzaming vormgeeft. In
één renovatieslag verduurzaam je dan ook de andere woningen. Er zijn heel veel wijken,
met name naoorlogse wijken met drielaagse appartementencomplexen, die zich daar bij
uitstek goed voor lenen. Zeker in een periode waarin nieuwbouw soms wat moeilijk gaat,
zou het een hele goede mogelijkheid voor grote bouwers zijn om zich hierop te richten.
Zo kunnen we ook bouwbedrijven aan de slag houden. Daar wil ik dus echt op een programmatische
manier mee omgaan.
Woningdelen is natuurlijk een andere manier. Over het delen van woningen via bijvoorbeeld
hospitaverhuur is nog veel onbekend, en onbekend maakt onbemind. Er zijn daarbij ook
echt drempels, bijvoorbeeld dat hypotheekverstrekkers dat liever niet hebben omdat
het iets zou doen met de executieverkoop van een woning. Maar die risico's zijn natuurlijk
zeer overzichtelijk, dus ik denk eerlijk gezegd dat hypotheekverstrekkers daarbij
best wat meer zouden kunnen meedenken. Ik denk ook dat woningdelen een goede mogelijkheid
is om beter gebruik te maken van de bestaande voorraad. Iedereen die zegt dat dat
niet dé oplossing is van het woningtekort, heeft natuurlijk ook gelijk. Zo bedoelt
u het niet en zo bedoel ik het ook niet, maar alle kleine beetjes helpen. Ook dit
moeten we dus willen benutten. Daarom gaan we daar beter over communiceren.
Er zijn ook financiële drempels. Daar wijst mevrouw Den Haan nadrukkelijk op. Die
kan ik maar deels wegnemen. Die kan ik wel wegnemen waar het gaat over de kostendelersnorm
onder de 27, want die gaan we schrappen. Maar het is een heel dure ingreep om dat
ook bij ouderen of de rest te doen. Die middelen heb ik op dit moment niet. Dat is
het eerlijke verhaal.
Dan de middenhuur en de vragen die de heer De Groot daarover heeft gesteld. Ten eerste
het volgende. De achtergrond in de vraagstelling van de heer De Groot is: als geld
dat heel goedkoop was ook voor woningcorporaties, marktpartijen en investeerders wat
duurder is geworden en investeerders hun beleggingsportefeuilles aan het herzien zijn,
zou dat er dan niet sowieso toe kunnen leiden dat investeringsvolumes onder druk komen
te staan? En als je dan de mate van het genereren van opbrengst door de middenhuur
ook nog eens beperkt, beperkt dat dan niet heel erg de investeringsvolumes in de nieuwbouw?
Ik denk dat het eerlijke verhaal is dat dat natuurlijk beperkend zal zijn voor de
investeringsvolumes. Dat is zo. Tegelijkertijd is de vraag natuurlijk wat dat dan
betekent. Stel je dan de maatregel uit? Ik denk dat het allerbeste moment om de regulering
van de middenhuur in te voeren, een jaar of tien geleden zou zijn. Dat denk ik echt.
Maar het op één na beste moment is wel nu, ook om te voorkomen dat mijn opvolger of
de opvolger van mijn opvolger over tien jaar ongeveer hetzelfde zou moeten zeggen,
namelijk: het allerbeste moment was tien jaar geleden geweest, maar het op één na
beste moment is nu.
We zien namelijk dat huurders in de middenhuur geweldig manier in de knel zijn gekomen
door de schaarste. Die schaarste blijft echt nog een tijdje bij ons. Natuurlijk moet
je heel hard werken om dat in te lopen, maar die schaarste blijft echt nog een tijdje
bij ons. Als die schaarste er niet zou zijn, zou je kunnen zeggen dat er op dit deel
van de markt vrije prijsvorming zou kunnen plaatsvinden. Maar we zien dat huurders
door die schaarste heel erg in de knel komen. Het gros van de middenhuur is inmiddels
al helemaal geen middenhuur meer, maar is dure huur geworden.
Wie was er aangewezen op die middenhuur? Dat zijn mensen die niet terechtkonden in
sociale huur omdat ze geen tijd hadden om tien jaar op een wachtlijst te staan of
mensen die eigenlijk hadden willen kopen, maar door de absurde prijsontwikkelingen
in de koopmarkt niet meer konden kopen. Die zijn aangewezen op de middenhuur en zien
vervolgens dat iedere vrijvallende huurwoning in dat segment iedere keer weer heel
veel duurder wordt, met gemiddeld ruim € 100 per maand in heel Nederland, € 160 per
maand in de G4 en in het topjaar, ik geloof in 2020, zelfs € 230 in de G4. Kortom,
enorme prijsstijgingen. Heel veel woningen – het is echt geen exces – worden voor
veel meer verhuurd dan ze eigenlijk waard zijn.
Dat maakt dat we echt moeten reguleren en die huurder moeten beschermen, maar wel
op zo'n manier dat we ook het investeringsvolume voor de nieuwbouw beschermen. Daarom
hebben we gezegd dat we dat doen met een opslag voor de nieuwbouw. Dat doen we heel
bewust. Dat beschermt een deel van het investeringsvolume. We doen dat ook met een
overgangsjaar. Alle nieuwbouwwoningen die worden neergezet vanaf het ingaan van de
nieuwe wet tot 1 januari 2025, mogen gebruikmaken van die opslag. Die hebben daarmee
een overgangstermijn. Alles wat nu geprogrammeerd is, hoeft dus niet op stel en sprong
te worden aangepast. Je kunt nieuwe huurwoningen natuurlijk veel makkelijker programmeren
op het nieuwe stelsel.
Verduurzaming wil je natuurlijk niet remmen, maar bevorderen. Daarom hebben we ook
verduurzamingspunten toegekend, die ervoor zorgen dat verduurzaming uit kan. Overigens
hebben we ook minpunten toegekend, ook een wens breed in de Kamer gedeeld, voor de
slechte labels. Dat hoort er namelijk ook bij. Dat is een vorm van normering die er
ook bij hoort.
Kortom, we proberen de regulering van de middenhuur op zo'n manier vorm te geven dat
we niet alleen recht doen aan de bescherming van de huurder, maar ook de nieuwbouw
overeind houden, ook het investeringsvolume zo veel als mogelijk overeind houden.
Die vormgeving maakt dat ik de vraag of het verstandig is om het nu in te voeren echt
met ja kan beantwoorden. Verder zullen we natuurlijk een uitvoerig wetgevingstraject
hebben.
Het risico op uitponding is er zeker. Daar moet je niet schouderophalend aan voorbijgaan.
Als er heel erg veel woningen zouden worden uitgepond, dan wordt het middenhuursegment
echt te klein. Maar als er enkele tienduizenden woningen in de verkoop zouden gaan,
zou ik dat niet noodzakelijkerwijs een groot probleem vinden. In de afgelopen jaren
zijn 75.000 betaalbare koopwoningen van de markt gehaald om daar huurwoningen van
te maken, terwijl de mensen die ze vervolgens moesten huren best ook graag voor heel
veel minder geld diezelfde woning hadden willen kopen.
De voorzitter:
Mag ik een klein moment een vraag stellen?
Minister De Jonge:
Ja, natuurlijk.
De voorzitter:
Mijn vraag is hoelang de Minister nog denkt nodig te hebben voor de beantwoording.
Wel graag een realistische schatting, het eerlijke verhaal.
Minister De Jonge:
Ik denk dat ik voor de middenhuur nog een paar minuten nodig heb. En dan heb ik nog
een paar overige vragen, waar ik ook een paar minuten voor nodig heb. Ik denk dus
vijf, zes minuten.
De voorzitter:
Is dat een probleem voor een van de leden? Nee?
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik wil toch een punt maken. Ik kom nu wel in de knel met het feit dat ik graag met
de Minister wil debatteren over de helft van mijn bijdrage. U heeft in het derde blokje
tegen mij gezegd: dit komt in het zevende blokje en dan kunt u debatteren. Dat kan
ik niet meer en dat vind ik heel lastig.
De voorzitter:
Daar heeft u een terecht punt, want u had hierover al een vraag gesteld. Dan sta ik
die toe, want daar heeft u zeker gelijk in. De heer Peter de Groot, VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Mijn vraag ging over de in totaal 100.000 middenhuurwoningen die we graag gebouwd
willen zien door enerzijds corporaties en anderzijds institutionele beleggers. Ik
spreek veel met die partijen. Die zeggen: ik heb toch wel heel erg veel moeite om
die afspraken gestand te doen. U heeft net weer uw verhaal dat wij kennen: het is
een goed moment en we werken met een opslag. Maar ik zou toch aan de Minister willen
vragen of die opslag voldoende is. We zien dat de pijplijn aan investeringen opdroogt.
Dat helpt uiteindelijk de projecten niet waar die middenhuurwoningen in zitten. Daar
gaan gewoon de stekkers uit. Mijn vraag is heel specifiek: wil de Minister er nog
een keer goed naar kijken of het echt voldoende is om de nieuwbouwproductie gestand
te kunnen doen?
Minister De Jonge:
Eerst over de omvang van wat we dan willen. We gaan ervan uit dat er een toevoeging
moet zijn van 100.000 middenhuurwoningen tot en met 2030. Dat is geen saldobenadering,
maar het gaat over de toevoeging zelf. 50.000 daarvan zijn te realiseren door de corporaties.
Die zouden we kunnen helpen met een eventuele uitbreiding van de DAEB. Dat zou uiteindelijk
kunnen helpen aan de corporatiekant om die 50.000 echt gestand te doen. En 50.000
zijn te realiseren aan de kant van de marktpartijen. Als je dat verdeelt over de jaren,
is het eigenlijk maar een heel gering getal ten opzichte van de totale woningbouwproductie.
Ook al om die reden kan het niet waar zijn, wat men ons graag wil doen geloven, dat
die hele nieuwbouw niet gaat lukken omwille van deze aantallen. Dat kan niet, want
het is maar een heel klein gedeelte van de totale nieuwbouwproductie.
De vraag, de toetssteen is wel terecht: die 50.000 die de markt zou bouwen, zou dat
reëel zijn met de percentages zoals we die noemen? Mijn antwoord daarop is: ja, dat
zou reëel moeten zijn, maar het hangt wel van heel veel verschillende factoren af
die breder zijn dan alleen de regulering van de middenhuur. De middenhuur is vaak
onderdeel van een breder project. Lukt het dan wel om die vrije verhuur op dit moment
van de hand te doen? Lukt het in zo'n project om ook samenwerking met een woningcorporatie
te hebben, die dan het sociale deel voor haar rekening neemt? Of lukt het om de combinatie
met koop te maken? Koop gaat natuurlijk vaak in de vertraging, omdat kopers hun keuze
uitstellen. Kortom, niet alleen de regulering van de middenhuur maakt dat middenhuurprojecten
soms vertraging oplopen. Dat is één. Twee is dat betaalbare locaties hierin natuurlijk
ook een rol spelen.
Kortom, dit is een blijvende toetssteen, ook met de IVBN. Ik vind namelijk dat als
je kijkt naar de hele middenhuur, de belofte aan de ene kant moet zijn ... Nee, ik
ga niet het woord «belofte» gebruiken, omdat ik daar niet van hou. Dan moet de opdracht
aan de ene kant zijn een betere bescherming van de huurders. Maar die huurders zijn
er ook bij gebaat dat er nog steeds nieuw gebouwd kan worden. Onze opdracht moet dus
zijn dat er sprake kan blijven van nieuwbouwprojecten die uit kunnen, ondanks de regulering
van de middenhuur, want daar zijn huurders namelijk ook bij gebaat. De huurders van
de toekomst zijn er op z'n minst bij gebaat. Ik ga daar in ieder geval van uit. Zo
hebben we ook gekeken naar de vormgeving van de opslag.
De voorzitter:
Vervolgt u de beantwoording.
Minister De Jonge:
Is het terecht dat de regulering van de middenhuur in heel Nederland hetzelfde is?
De regels horen wel in heel Nederland hetzelfde te zijn, maar de locatie-effecten
neem je natuurlijk juist mee omdat de WOZ-waarde ook meetelt in de puntentelling.
We hebben gezien dat doordat de prijs van locaties zo vreselijk verschilt, de WOZ-waarde
wel zo ongelofelijk begon mee te tellen in de huur dat daardoor heel veel huurwoningen
uit het gereguleerde segment richting het vrije segment gingen. Dat moeten we cappen;
vandaar de cap op de WOZ. Daar zullen we waarschijnlijk weer opnieuw het debat over
gaan hebben bij de regulering van de middenhuur, maar de WOZ blijft nog steeds verdisconteerd
in het puntenstelsel. Daarmee wordt er nog steeds rekening gehouden met de locatie.
Gemeentelijke monumenten. Voor rijksmonumenten wordt landelijk bepaald dat de gebouwen
aan bepaalde vereisten moeten voldoen. Dat brengt onderhoudskosten met zich mee. Aangezien
deze kosten uit landelijk beleid volgen, is in het WWS een rubriek opgenomen om deze
panden extra punten te geven in het landelijk WWS. Voor gemeentelijke monumenten geldt
dat gemeenten zelf panden kunnen aanwijzen en eisen over het onderhoud kunnen stellen.
Die eisen kunnen afwijken van de landelijke eisen en tussen gemeenten verschillen.
Dat maakt het ook ingewikkeld om die in te passen in het woningwaarderingsstelsel.
Voor landelijke monumenten geldt het dus wel en voor gemeentelijke monumenten niet.
Dat is overigens to be debated bij de vormgeving van het wetsvoorstel, want we gaan
dit debat uitgebreid hebben. Ik hoop dat wetsvoorstel net na de zomer in de richting
van uw Kamer te sturen.
Dan heb ik nog een aantal overige vragen. Ik ben het niet helemaal eens met de manier
waarop mevrouw Beckerman de inkomensafhankelijke huurverhoging beschrijft. Zij zegt:
inkomensafhankelijke huurverhoging is vooral bedoeld voor de doorstroming. Ja, daar
is die ooit voor bedoeld geweest. Ik denk dat in zo'n vastzittende woningmarkt niet
heel vaak sprake gaat zijn van doorstroming. Maar dat maakt het nog niet minder terecht
dat je wel rekening houdt met inkomens van mensen die wonen in een sociale huurwoning.
Als je kijkt wat de inkomensgrenzen zijn voor mensen om in aanmerking te mogen komen
voor een sociale huurwoning en als je kijkt naar wat mensen in de loop der jaren zijn
gaan verdienen, is het helemaal niet onredelijk om nog een keer te kijken naar alle
regels die van toepassing waren op mensen met een inkomen dat passend was bij sociale
huur: is dat nou een eerlijke verdeling van de inkomsten van een woningcorporatie?
Want datgene wat een woningcorporatie binnenkrijgt, kan vervolgens ten goede worden
aangewend voor nieuwbouw, voor verduurzaming et cetera. Ik vind het hanteren van de
mogelijkheid van een inkomensafhankelijke huur en ook huurverhoging juist heel erg
fair en heel erg redelijk, mits fair en redelijk toegepast.
In de brief over de bestaande voorraad heb ik gezegd dat het verstandig is om nog
eens goed te evalueren hoe dat wordt gebruikt en hoe het uitpakt. De ene corporatie
gebruikt het wel en de andere corporatie gebruikt het niet. Ik denk dat het eigenlijk
heel eerlijk is om het wel te gaan gebruiken, maar dan moet het wel goed toepasbaar
zijn.
Ik zal het punt van de thuiswonende kinderen meenemen in de evaluatie.
Voorzitter. Dan ben ik er alweer doorheen.
De voorzitter:
Ik dank de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Dan heropen ik voor
een korte tweede termijn, waarin de heer Eerdmans slechts enkele seconden het woord
zal nemen.
De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb geen behoefte aan een tweede termijn en ik moet ook naar een andere
afspraak.
De voorzitter:
Er wordt een tweeminutendebat aangevraagd. Daarom heropen ik. Het is een formaliteit.
We kunnen enkel een tweeminutendebat aanvragen als er een spreker spreekt.
De heer Eerdmans (JA21):
U bouwt de spanning wel geweldig op. Mijn vraag aan de collega's is: zullen wij een
tweeminutendebat houden? Is dat een goed idee?
De voorzitter:
U vraagt het gewoon aan en daarmee ...
De heer Eerdmans (JA21):
Ik vraag het aan en daarmee is het geregeld? Prima.
De voorzitter:
Ja. Daarmee is er een tweeminutendebat aangevraagd en sluit ik direct de tweede termijn.
Ik sluit nog niet de vergadering, want ik ga even de toezeggingen voorlezen, gedaan
in het commissiedebat Staat van de Volkshuisvesting op 23 mei. Er is een tweeminutendebat
aangevraagd door de heer Eerdmans. Dan de toezeggingen van de Minister:
– Voor de zomer komt de Minister op basis van het momenteel lopende onderzoek door ABF
Research naar de Kamer met een doorvertaling naar de woningbouwopgave van de door
het CBS bijgestelde demografische ontwikkeling.
– Voor de zomer komt de Minister met een reflectie op de mogelijkheid tot het hanteren
van een startbouwimpuls, met een overweging van de daarbij te hanteren eisen. Dit
is een toezegging aan de heer Nijboer.
Minister De Jonge:
Een doorbouwgarantie, want een startbouwimpuls gaan we al doen.
De voorzitter:
Een doorbouwgarantie. Helemaal goed.
– In het najaar komt de Minister met een nadere reflectie op de mogelijkheden, voordelen
en nadelen voor het gebruik van verschillende instrumenten zoals een doorbouwgarantie
om de bouw een zet in de rug te geven. Deze is aan Nijboer.
Minister De Jonge:
Sorry, ik zorg voor verwarring. Wat we voor de zomer gaan doen, is een nadere uitwerking
van een startbouwsubsidie. Dat was inderdaad een toezegging aan Nijboer. Daarnaast
probeer ik de verschillende instrumenten waaronder ook de doorbouwgarantie, voor de
zomer aan de Kamer te kunnen sturen, wat ik eigenlijk voor het najaar van plan was.
Maar daar moet ik even over overleggen met Financiën.
De voorzitter:
Helemaal goed.
– Naar aanleiding van de motie-Boulakjar ten aanzien van Kronenburg komt de Minister
voor de zomer met een terugkoppeling van de eerste bevindingen van de aangestelde
onafhankelijk adviseur. Een toezegging aan Boulakjar.
– De Minister komt nog voor de behandeling van de Voorjaarsnota met een zeer goed leesbare
brief over de wijzigingen die het kabinet voorzien heeft ten aanzien van de huurtoeslag.
Dat is een toezegging aan de heer Klaver.
– Voor de zomer informeert de Minister de Kamer over de doorrekening van de prestatieafspraken
met woningcorporaties en geeft de Minister inzicht in de mate waarin de investeringen
van de corporaties op gang beginnen te komen.
Daarmee zijn wij volgens mij door de toezeggingenlijst heen. Dan sluit ik nu de vergadering.
Fijne avond.
Sluiting 20.40 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.