Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 4 november 2020, over mestbeleid
33 037 Mestbeleid
Nr. 377 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 19 november 2020
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft op 4 november 2020
overleg gevoerd met mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
over:
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 19 december
2018 inzake regelgeving rond «sleepvoetverbod» (Kamerstuk
33 037, nr. 346);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 februari
2019 inzake vierde kwartaalrapportage van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
over de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel (Kamerstuk
33 037, nr. 350);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 1 april 2019
inzake reactie op verzoek commissie over verantwoording mestaanwending (Kamerstuk
33 037, nr. 351);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 1 april 2019
inzake prognose stikstofexcretie in dierlijke mest over 2018 (Kamerstuk
33 037, nr. 352);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 3 april 2019
inzake voortgang en resultaten diverse onderwerpen mestbeleid (Kamerstuk
33 037, nr. 353);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 24 mei 2019
inzake stand van zaken fosfaatrechtenstelsel (Kamerstuk
33 037, nr. 355);
− de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 20 juni 2019 inzake rapport
«Aanpak mestvervuiling veehouderij; Vervolgonderzoek duurzaamheid veehouderij 2019»
(Kamerstuk
28 973, nr. 215);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 28 juni 2019
inzake voortgangsrapportages mestbeleid (Kamerstuk
33 037, nr. 358);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 3 juli 2019
inzake diverse toezeggingen naar aanleiding van het wetgevingsoverleg inzake Wijziging
van de Meststoffenwet in verband met tijdelijke verhoging van het afromingspercentage
bij overgang van een fosfaatrecht (Kamerstuk
35 208, nr. 17);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 19 juli 2019
inzake diverse onderwerpen mestbeleid (Kamerstuk
33 037, nr. 360);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 12 augustus
2019 inzake reactie op verzoek commissie over openbaarmaking van alle gehanteerde
rekenregels en uitgangspunten voor de actualisatie van de excretieforfaits (Kamerstuk
33 037, nr. 361);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 20 augustus
2019 inzake tweede kwartaalrapportage 2019 van het Centraal Bureau van de Statistiek
(CBS) over de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel (Kamerstuk
33 037, nr. 362);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 24 september
2019 inzake tijdsplanning diverse onderdelen mestbeleid tweede helft 2019 (Kamerstuk
33 037, nr. 363);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 oktober 2019
inzake actualisering forfaitaire excretienormen (Kamerstuk
35 208, nr. 18);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 24 oktober
2019 inzake bestuurlijke boetes mestbeleid (Kamerstuk
33 037, nr. 365);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 november
2019 inzake voortgangsrapportage versterkte handhavingsstrategie mest en update waterkwaliteit
derogatiebedrijven (Kamerstuk
33 037, nr. 366);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 21 november
2019 inzake diverse onderwerpen mestbeleid (Kamerstuk
33 037, nr. 367);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 9 januari 2020
inzake beantwoording vragen commissie over het rapport van de Algemene Rekenkamer
«Aanpak mestvervuiling veehouderij; Vervolgonderzoek duurzaamheid veehouderij 2019»
(Kamerstuk
28 973, nr. 233);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 30 januari
2020 inzake voorlopige cijfers fosfaat- en stikstofexcretie door de Nederlandse veestapel
in 2019 (Kamerstuk
35 334, nr. 42);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 18 mei 2020
inzake voortgang verlenging derogatie en diverse dossiers mestbeleid (Kamerstuk
33 037, nr. 368);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 25 mei 2020
inzake eerste kwartaalrapportage 2020 fosfaat- en stikstofexcretie door de Nederlandse
veestapel (Kamerstuk
35 334, nr. 84);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 30 juni 2020
inzake jaarlijkse rapportages mestbeleid (Kamerstuk
33 037, nr. 370);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 juni 2020
inzake derogatie van de Nitraatrichtlijn 2020–2021 (Kamerstuk
33 037, nr. 369);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 18 september
2020 inzake besluit omtrent boetebeleid mestregelgeving (Kamerstuk
33 037, nr. 373);
− de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 september
2020 inzake contouren toekomstig mestbeleid (Kamerstuk
33 037, nr. 374).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Jansma
Voorzitter: Kuiken
Griffier: Verhoev
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bromet, Futselaar, Geurts, De Groot,
Kuiken, Lodders, Madlener, Moorlag en Wassenberg,
en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Aanvang 13.01 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, welkom bij de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Aan de hand is een algemeen overleg Mestbeleid. Ik heb een paar mededelingen vooraf.
De heer Wassenberg komt op dit moment ook binnen; hartstikke fijn. Hij zal niet de
enige zijn, want ook de heer Futselaar komt zo meteen nog binnenwandelen, omdat hij
nog in de begroting EZK zit. De heer Bisschop wordt vervangen door de heer Stoffer,
maar ook hij zal wat later aanschuiven. Het zijn drukke weken, zo richting het einde
van het jaar. Ik zeg het voorzichtig. Maar het wordt nauwlettend gevolgd. Ik heb een
spreektijd van zeven minuten per fractie. Dat is ook echt maximaal. De interrupties
wil ik beperken, nu eerst twee keer twee. Dan kunnen we ze straks een-op-een doen,
dus desnoods vier. Maar het moet allemaal wel vrij strak, is mijn ervaring.
Dan hebben we afgelopen vrijdag nog brieven gekregen, maar die staan in principe niet
op de agenda, behalve als de commissie nu in meerderheid beslist om dat alsnog te
doen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Om misverstanden te voorkomen. U zegt dat we de interrupties in twee keer twee of
één keer vier doen.
De voorzitter:
Ik wil deze ronde twee keer twee doen. Richting de Minister mag het in vier.
De heer Wassenberg (PvdD):
Duidelijk.
De voorzitter:
Excuus, ik zal nog duidelijker spreken. Maar bent u het ermee eens dat we de brieven
die we vrijdag hebben ontvangen en nog niet op de pv hebben besproken, hier niet aan
de orde zullen stellen?
De heer Geurts (CDA):
Nou, het is zo'n alomvattend pakket dat die brieven er ook wel bij kunnen. Althans,
ik heb er wel rekening mee gehouden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter, ik weet niet precies over welke brieven u het heeft, maar de brieven van
belanghebbenden heb ik in ieder geval zeker meegenomen. Die zou ik hierbij willen
betrekken.
De voorzitter:
Het betreft onder andere het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn en de technische
borging mestverdunning. Dat zijn de brieven die we vrijdag hebben binnengekregen.
De heer Geurts zegt dat hij die wel meeneemt, anderen wellicht niet. Ik laat ze sowieso
terugkomen op de pv, maar ik wil alleen maar even gezegd hebben dat ze officieel geen
onderdeel zijn. Ik zal het niet verbieden, maar we laten ze ook nog een keer terugkomen,
zodat ze ook nog op een ander moment terugkomen in het debat.
Daarmee hebben we de huishoudelijke mededelingen gehad. Dan geef ik nu graag het woord
aan de heer De Groot van D66 voor zijn inbreng.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. D66 begrijpt de hoofdrichting van dit document, maar heeft
zeven kanttekeningen. Dat leek me wel een mooi getal. In de eerste plaats kan mestverwerking
slechts een tijdelijke oplossing zijn. Het moet investeerders van meet af aan duidelijk
worden gemaakt dat het doel van het beleid moet zijn om het mestoverschot zelf terug
te dringen.
In de tweede plaats gaat het in deze brief in essentie nog steeds om het verwerken
van drijfmest. D66 wil van drijfmest af, zoals Remkes ook heeft geadviseerd. Mest
dient een mooi rijp product te zijn, en niet rot.
In de derde plaats dient de gehele footprint van mestverwerking duidelijk te zijn
alvorens we verdergaan. Wat levert het plan op aan extra vervoersbewegingen? Wat kost
het aan energie? Hoe zit het met de stankoverlast voor bewoners? Om maar een aantal
zaken te noemen.
In de vierde plaats moet het een keer voorbij zijn met het onderwerken van drijfmest.
Wellicht heb je iets meer stikstofuitstoot als je het bovengronds doet, maar je doodt
het bodemleven tenminste niet door het onderwerken. Een goed mestbeleid begint met
de vraag wat de bodem nodig heeft.
In de vijfde plaats maakt de Minister geen keuze over op welke bodems ze welke landbouwpraktijken
toestaat. D66 zegt: geen uitspoelingsgevoelige gewassen op uitspoelingsgevoelige gronden.
Hoe kijkt de Minister aan tegen de agrarische kaart van Nederland, zoals voorgesteld
door Remkes?
In de zesde plaats zal de Minister een definitie van grondgebondenheid moeten geven,
wil haar beleid überhaupt betekenis krijgen. Een veehouderij zonder grond heeft geen
toekomst. Waarom stelt de Minister simpelweg niet 1,5 grootvee-eenheid per hectare
voor? Dat is bevrijdend voor de boeren.
In de zevende plaats kan D66 alleen akkoord gaan met het mestbeleid als dat weidevogelbestendig
is. Dat is het nu niet. Het is treurig dat de Minister een motie van de Kamer op de
plank heeft laten liggen totdat zij klaar was met de brief.
Voorzitter. Dan een andere motie, die over de aanpassing van de forfaits en het zogenaamde
knikje. U weet het misschien nog wel: melkveehouders hoeven geen fosfaatrechten te
kopen boven een productie per koe die meer is dan 10.600 kilo. Ik begon er in 2017
over. Ondertussen holt de intensivering van de melkveehouderij vooruit. Op deze manier
is die niet in te halen door een transitie naar grondgebondenheid. De intensivering
van de melkveehouderij holt veel en veel sneller dan de transitie. Zo raken we steeds
verder achterop. De melkveehouderij is de varkens- en kippensector hard achterna aan
het hollen. Even zo snel zal het maatschappelijk draagvlak afbrokkelen. Er zijn nu
al koeien die meer dan 15.000 kilo geven, dus het gaat maar door. Het begint in 2017
en in 2020 is het nog steeds niet gerepareerd.
Om de intensivering van de melkveehouderij te stoppen dient te worden ingegrepen.
Wat D66 betreft is de derogatie niet meer heilig. De bijbehorende actieprogramma's
zijn gedrochten waar geen boer blij mee is en het fosfaatstelsel werkt een verdere
intensivering in de hand. Deze zomer nog kwam de bestuursvoorzitter van een grote
zuivelcoöperatie met zijn verhaal: er zouden minder koeien komen omdat de melkproductie
per koe zou toenemen en bedrijven groter en intensiever zouden worden. Mijn dochter
zou zeggen: «Ja duh! Wat ga je eraan doen, beste voorzitter?» Als leiders alleen nog
maar beschrijven wat er gebeurt in de wereld, dan kunnen ze net zo goed bij de krant
gaan werken. Dat geldt ook voor ministers.
Dat gezegd hebbende wil ik aandacht vragen voor de akkerbouw, in het bijzonder voor
de teelt van suikerbieten. Twee jaar geleden vertelde een grote akkerbouwcoöperatie
in deze zaal graag te willen bijdragen aan verbetering van de bodem en vermindering
van de klimaatimpact van de akkerbouw, vooral met de teelt van bieten. Hoe zit dat?
Het bietenblad blijft achter op het land en gaat rotten met als gevolg een forse uitstoot
van CO2 en lachgas. De coöperatie, Cosun, wil dit bietenblad verwerken tot RuBisCO. Dat is
een eiwitvervanger voor kippeneiwit. Wil dit mooie voorbeeld van kringlooplandbouw
slagen, dan hebben akkerbouwers extra stikstof- en fosfaatruimte nodig onder het mestbeleid.
Dat werd toen heel duidelijk uitgelegd. Die voorzitter is toen overal geweest, bij
het ministerie, bij de dg, maar het is nog steeds niet geregeld. Dit experiment is
in lijn met de visie van de Minister. Waarom biedt zij de ruimte niet om dit te gaan
doen?
Voorzitter, ik rond af. De Minister spaart met dit stuk de kool en de geit. Het is
een gemiste kans om het makkelijker en vooral duidelijker te maken voor de boeren.
Het is een gemiste kans om een bijdrage te leveren aan een beter klimaat, schoner
oppervlaktewater, schoner drinkwater, betere biodiversiteit en een betere stand van
de weidevogels. Het blijft voorlopig even stinken in Nederland.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Wassenberg heeft een vraag aan u.
De heer Wassenberg (PvdD):
Nog even over die grondgebondenheid en mestverwerking. De heer De Groot is terecht
kritisch en zegt dat je die grondgebondenheid eigenlijk als voorwaarde voor een duurzame
veehouderij moet stellen. Ik hoop dat ik hem zo goed parafraseer. Maar er is niet
alleen sprake van mestverwerking; de Minister zet vol in op mestverwerking. Als ik
naar haar brief van 8 september kijk, dan staat daar op pagina 5: «Deze toekomst waarin
sprake is van 100% verwerking van alle geproduceerde mest van niet-grondgebonden bedrijven
zal investeringen en veranderingen in bedrijfsmanagement vergen. (...) Intensieve
bedrijven zullen alles afvoeren, bij voorkeur naar dezelfde mestverwerker.» Dus er
wordt vol ingezet op mestverweking. Dat staat aan de basis van dit contourenbeleid.
Hoe oordeelt D66 daarover? Want dan sla je toch de basis weg van een duurzame veehouderij,
van kringlooplandbouw?
De heer De Groot (D66):
We hebben nu een veehouderij met een groot overschot aan mest. Dat hebben we al 30,
40 jaar. En elke keer wordt geprobeerd om daar iets aan te doen. Dus ik kan de richting
die de Minister inslaat wel begrijpen, zolang je nog dat mestoverschot hebt. Daarom
heb ik ook gezegd dat het van meet af aan duidelijk moet zijn dat het beleid erop
is gericht om van het mestoverschot af te komen, om uiteindelijk een gezonde bodem
te krijgen en om een goede mestkwaliteit te krijgen. Dus elke investeerder in de mestverwerking
moet weten dat dit slechts een tijdelijke oplossing is, die ook nog eens gebonden
is. Daarom wil ik graag weten hoe het nou echt zit met de duurzaamheid van mestverwerking.
Maar zolang we nog deze hoeveelheid vee hebben – dat gaat niet veranderen van vandaag
op morgen – kun je met mestverwerking iets doen aan de fraude die er nu is, aan de
slechte kwaliteit mest, enzovoort. Dus het is een tijdelijke oplossing.
De heer Wassenberg (PvdD):
Het is een tijdelijke oplossing, maar het is ook de allerslechtste oplossing. De heer
De Groot noemt nu ook de fraude. Hij heeft waarschijnlijk ook de paper van het Openbaar
Ministerie gelezen. Hij kent ongetwijfeld ook het artikel in NRC Handelsblad over
mestfraude, waarin de verantwoordelijk milieuofficier van justitie zegt: dit is er
zo mee verbonden, dit is zo structureel, dit is zo grootschalig; de enige manier om
van die fraude af te komen is door minder dieren te houden. Dan kun je toch niet zeggen:
we hebben er nog mee te maken en we moeten inzetten op mestverwerking? Want die mestverwerking
is nou juist het probleem. In het rapport van Deloitte van een paar weken geleden
wordt zelfs gezegd: er wordt in één promille, een op de duizend gevallen, gecontroleerd.
Dat betekent dat de mestfraudeurs vrij spel hebben en dat zijn er nogal wat. Je kunt
dan toch niet zeggen dat die mestverwerking een tijdelijke oplossing is? Het is geen
oplossing. Het vergroot het probleem, ook als je naar het Openbaar Ministerie luistert.
De heer De Groot (D66):
Ja, maar die opmerking van het Openbaar Ministerie sloeg op de situatie die we nu
hebben. Die is inderdaad zeer fraudegevoelig. Ik zie tijdelijke mestverwerking wel
als een oplossing om de fraude terug te dringen, omdat de mest veel meer wordt gekanaliseerd.
Maar nogmaals, wij hebben daar grote aarzelingen bij. Uiteindelijk moet het mestbeleid
erop gericht zijn dat je niet meer dieren houdt dan je nodig hebt aan mest. Ik denk
dat we het daarover eens zijn.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. We hebben het vandaag over mest. Op dit dossier komen alle problemen en
uitdagingen in de veehouderij in Nederland samen, dus het is goed dat we het daarover
hebben. Ik wil alle organisaties die ons bedolven hebben onder de lobbybrieven van
tevoren bedanken, want dat geeft heel veel inzicht in en de bevestiging van het discours
over de veehouderij, namelijk: gaan we vooruit of blijven we vasthouden aan zoals
het al is?
De uitgangspunten voor GroenLinks voor een nieuw mestbeleid hebben drie componenten.
De eerste is dat het eenvoudiger moet worden, de tweede dat het controleerbaar moet
zijn en de derde dat het gericht moet zijn op minder milieudruk en schade aan de natuur.
Voor een deel is wat de Minister ons nu voorschotelt in de contouren van het mestbeleid
de richting die wij willen ingaan. Ik wil die drie uitgangspunten van GroenLinks –
eenvoudig, controleerbaar en gericht op vermindering van milieudruk en schade aan
de natuur – eventjes nader toelichten.
Als gaat om eenvoudiger, vind ik het heel goed dat er een onderscheid gemaakt gaat
worden tussen grondgebonden en niet-grondgebonden landbouw. Voor grondgebonden bedrijven
zou het allemaal veel eenvoudiger moeten zijn, maar dat betekent ook dat het voor
niet-grondgebonden bedrijven ingewikkelder wordt. Nogmaals, complimenten voor de Minister
dat zij deze keuze maakt, maar ik heb er wel een aantal vragen over. Eén vraag is
een vraag die D66 ook al stelde: wat wordt er bedoeld met grondgebonden? Er worden
wel ideeën aan de hand gedaan, zoals een maximaal aantal dieren per hectare en een
maximum aan melkopbrengst, maar ik krijg daar graag nog een toelichting op. Ook wordt
er in de brief geschreven dat er een gradatie van grondgebondenheid is. Dat lijkt
me nou net iets wat het niet simpeler maakt maar juist ingewikkeld. Ik zou ervoor
willen pleiten om een simpel onderscheid te maken tussen grondgebonden en niet-grondgebonden.
Dan komen we op de mestverwerking voor de niet-grondgebonden bedrijven. Daar is GroenLinks
helemaal geen voorstander van, want zoals de heren voor mij al zeiden: je moet zo
veel mest hebben als je kwijt kan op het land. Een van de voorbeelden die in de mestverwerking
genoemd wordt, is de groene energie. Misschien zouden mensen denken dat GroenLinks
daar wel voor is, maar mest bestaat vooral uit water en niet uit energie. Wij vinden
dat mest op het land hoort. Dus daar zijn we niet enthousiast over.
De mest, de output, dat wat er uit onze dieren komt, is gevoed door input uit Zuid-Amerika,
waar tropische regenwouden worden gekapt. Er zit geen humane mest in. Die is natuurlijk
ook een onderdeel van de mestkringloop. En er wordt kunstmest toegevoegd. GroenLinks
wil dat er niet meer mest verwerkt wordt dan er als kunstmestvervanger geplaatst kan
worden in Nederland. Is de Minister het daarmee eens? Hoe realistisch is dat met de
hoeveelheid dieren die wij in Nederland hebben? Wij zouden het beter vinden als niet-grondgebonden
boeren contracten sluiten over hun mestafzet met de akkerbouwers, zodat je weet waar
die mest nog goed kan doen. Niet-grondgebonden boeren met land mogen hun mest straks
niet meer afzetten op het kleine deel land dat ze nog wel hebben. De Minister zegt
dan eigenlijk dat die boeren moeten overgaan op mestverwerking. Mijn vraag aan haar
is: is het ook een optie dat deze boeren grond bijkopen? Daarmee zijn ze weer grondgebonden
geworden. Dat lijkt mij een heel wenselijke richting.
De Minister kiest ook voor gebiedsgericht werken. Dat snap ik, maar ik vind wel dat
dit het weer ingewikkelder maakt. De provincies zijn ook aan de slag gegaan met gebiedsprocessen
als het gaat om de stikstofuitstoot. Ik zou wel wat meer willen weten over hoe je
dat met elkaar afstemt. Of gaat dat vanzelf? Want dat zou ook kunnen: dat je door
te sturen op stikstof stuurt op minder mest.
LTO ziet de vereenvoudiging van het mestbeleid niet. Dat lijkt me wel een probleem.
Ik vraag me af of de Minister vindt dat het eenvoudiger wordt.
Dan het tweede uitgangspunt dat voor GroenLinks belangrijk is bij nieuw mestbeleid:
controleerbaarheid. We hebben gisteren kunnen lezen dat mestfraude in Nederland nog
steeds ontzettend loont. Het PBL schat in dat in 2019 25% tot 40% van de mest in Nederland
illegaal wordt verhandeld. Vorig jaar werd 0,1% – de Partij voor de Dieren sprak er
net al over – van de miljoenen jaarlijkse mesttransporten gecontroleerd. Bij overtreders
komt de NVWA niet terug voor een herinspectie. Er zijn vorig jaar wel meer boetes
uitgedeeld, maar niet meer controles geweest. Ik zou aan de Minister willen vragen
wat de laatste stand van zaken is. Zijn er op dit moment wel genoeg mestinspecteurs?
Welk percentage transporten wordt er nu gecontroleerd? Betekent de intensivering van
mesttransporten in gebieden met veel fraude dat elders helemaal niet meer wordt gecontroleerd?
In het nieuwe mestbeleid lees ik helemaal niets terug over controleerbaarheid en handhaving.
Gaat het nieuwe mestbeleid zorgen dat alle fraudeprikkels zijn verdwenen? Ik geloof
daar eerlijk gezegd niets van. En als dat al zo zou zijn, wat gaan we dan tot die
tijd doen?
De Partij voor de Dieren verwees ook al naar de uitspraak van het Openbaar Ministerie
van twee jaar geleden. Dat zei: we hebben gewoonweg te veel dieren om dit onder controle
te krijgen. Nou, dat komt goed uit, want we hebben ook te veel dieren als het gaat
over onze milieuproblemen, zoals stikstof. Dus dat is win-win.
Het laatste uitgangspunt voor GroenLinks is: minder milieudruk en beter voor de natuur.
Een van de redenen om het mestbeleid te herzien is de druk op onze waterkwaliteit.
Dat heeft met name te maken met de harde doelstellingen uit de Nitraatrichtlijn en
de Kaderrichtlijn Water. GroenLinks maakt zich grote zorgen hierover. Wij willen alles
op alles zetten om niet in een situatie à la het PAS te komen. De Minister neemt tien
jaar de tijd om het mestbeleid te herzien, maar de doelen die gesteld worden bijvoorbeeld
in de Kaderrichtlijn Water gelden al voor 2027. Dat is dus veel eerder. Kan de Minister
daarover haar gedachten delen met ons? Ik vind ook dat in de brief van de Minister
de relatie met het stikstofdossier ontbreekt en dat er erg vage bewoordingen worden
gebruikt, terwijl het juist ook een kans zou kunnen bieden, want je kunt twee problemen
oplossen met één maatregel.
De voorzitter:
Nog een minuut.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ja. GroenLinks is net als D66 klaar om een einde te maken aan de derogatie, de uitzonderingspositie
van Nederland voor het uitrijden van mest. Wij worden daarin inmiddels niet alleen
gesteund door de natuur- en de milieuorganisaties, maar ook door een groeiende groep
boeren, verzameld onder de naam Caring Farmers.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Geurts van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik spreek niet alleen namens het CDA. Ik spreek ook namens de SGP, want
de heer Stoffer zit vast in de plenaire vergadering over de begroting. De verwachting
is dat hij vanmiddag niet meer kan aansluiten.
De voorzitter:
Dat zal dan ook voor de heer Moorlag gelden, denk ik. Gaat u verder. Excuus. De heer
Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Ik denk niet dat ik namens de heer Moorlag spreek, maar dat even terzijde!
De voorzitter:
Ik moet heel scherp zijn vandaag. Ik verwacht dat de heer Moorlag dus ook niet aan
zal schuiven bij dit debat. Maar u spreekt namens uzelf, het CDA, en de heer Stoffer
van de SGP. Gaat uw gang.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Een van mijn eerste moties ging over het instellen van een thermometer
regeldruk op het ministerie. Helaas heeft toenmalig VVD-minister Kamp de motie nooit
willen uitvoeren. Daarna volgden nog diverse aangenomen moties van verschillende partijen
waarin zij vroegen de mestwetgeving te vereenvoudigen. Het eerlijke verhaal is dat
er nog weinig van terechtgekomen is. Nu ligt er een fundamentele herbezinning op het
mestbeleid voor. De herbezinning begon met een reeks open en constructieve bijeenkomsten,
hoorde ik. Daarna was het anderhalf jaar stil. De landbouwsector werd op 8 september
geïnformeerd over de Kamerbrief. Graag een reflectie van de Minister op dit proces.
Het CDA steunt een vereenvoudiging van het mestbeleid en wil minder administratieve
lasten. Er zitten kansen in het toekomstige mestbeleid, mits de randvoorwaarden door
de overheid goed vorm worden gegeven. Ik mis in het toekomstige mestbeleid van de
Minister wel het bodembeheer. Voorzitter, ik heb vier vragen voor de Minister. Gaat
de overheid de randvoorwaarden goed vormgeven? Wordt de landbouw echt in staat gesteld
om zelf de details van het toekomstige mestbeleid in te vullen? Hoe gaat de Minister
boeren betrekken bij het concrete beleid? Waarom zijn de werkgroepen om tot verdere
uitwerking van het nieuwe mestbeleid te komen, nog niet gepland? In vijf speerpunten
wil ik de randvoorwaarden van het CDA schetsen voor een nieuw mestbeleid. Dat zijn
verdienmodel, voldoende landbouwgrond, doelmaatregelen, waterkwaliteit en gezonde
bodem.
Verdienmodel. Ik zet dat verdienmodel op één, twee en drie. Je kunt niet groen doen
als je rood staat. Voor mij is echt de vraag of de herbezinning op het mestbeleid
leidt tot een beter verdienmodel. Toen ik actief werd als rentmeester gaf ik mijn
klanten altijd het advies mee: zorg bij een verplaatsing eerst dat de nieuwe deur
opengaat voordat je de oude sluit. Daarmee wil ik aangeven dat stapeling van regelgeving
op de loer ligt. De vragen die ik aan de Minister heb, zijn dan ook: hoe komen we
van de kalenderlandbouw af en welke wetten en regels is zij voornemens als eerste
te gaan schrappen?
We praten al jaren over kunstmestvervangers. Een tiental pilots draaien ook al jarenlang.
Wanneer worden de hoogwaardige producten van verwerkte dierlijke mest daadwerkelijk
een volwaardig onderdeel van het Nederlandse mestbeleid? Wat is daar nog precies voor
nodig?
Dan voldoende landbouwgrond. Grondgebondenheid is zo gemakkelijk gezegd, maar heeft
voor vele boerengezinnen grote gevolgen. Het CDA is van mening dat we veel meer grond
kunnen inzetten voor de landbouw. Er zijn nog duizenden hectares die beheerd worden
door terreinbeherende organisaties, die hiervoor ingezet kunnen worden. Ik lees in
de Kamerbrief dat de Minister de mening van het CDA deelt. Ze wil daarbij slimme functiecombinaties
mogelijk maken. Hoe gaat de Minister dat op korte termijn vormgeven? Verder wil het
CDA een beschermde status voor vitale landbouwgronden. Als de natuur via de Natura
2000-wetgeving zo zwaar beschermd kan worden, dan kunnen we dit ook regelen voor de
landbouwgrond. Omdenken noem ik dat.
De voorzitter:
Ik ga eerst naar de heer Futselaar.
De heer Futselaar (SP):
Ik vroeg me af wat ik me puur qua definiëring moet voorstellen bij vitale landbouwgrond.
Is dat alles, volgens de heer Geurts, of zitten daar keuzes in? Iets meer helderheid.
De heer Geurts (CDA):
Het kortste antwoord is: behoud van wat we nu hebben. Maar dat blijft in de toekomst
onder druk staan in een land met heel veel economische activiteiten en wensen die
in de samenleving leven. Het gaat natuurlijk om de grond ook die echt primair voor
voedselproductie geschikt is. Dat is de afbakening die ik nu kan geven. Juridisch
zal die verder vormgegeven moeten worden. Daar ga ik de komende tijd aan werken.
De heer Futselaar (SP):
Dan hebben we het nu over alles behalve de bloementeelt, want die is niet voor de
voedselproductie. Zou ik de heer Geurts kunnen verleiden om te zeggen: ook niet wat
primair op export gericht is?
De heer Geurts (CDA):
Daar kunt u de heer Geurts niet toe verleiden. Export is een belangrijke asset voor
Nederland. Ik vind de discussie rondom export op zichzelf altijd wel bijzonder. Ja,
we zijn de tweede agrarische exporteur ter wereld, maar dat gaat niet om volume, maar
om waarde. Daar moeten we veel beter naar kijken. Dank dat dat op deze manier kan.
Ook dank dat u mij er nog even aan herinnert: natuurlijk zijn bloemen daar ook een
volwaardig onderdeel van, maar veel bloemen worden ook niet vollegronds geteeld.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik probeer ook even tot me door te laten dringen wat de heer Geurts hier zegt over
dat landbouwgrond landbouwgrond moet blijven via een wettelijke regeling. Dat betekent
feitelijk dat we in een heel groot deel van Nederland de ruimtelijke ordening via
het landbouwdossier gaan reserveren. Het lijkt me dat het CDA ook op andere dossiers
toch nog wel wensen heeft.
De heer Geurts (CDA):
Uiteraard heeft het CDA op heel veel dossiers wensen, en ik denk dat mevrouw Bromet
terecht aanstipt dat dat een hele strijd wordt. Mevrouw Bromet gebruikt het woord
«strijd» niet, maar ik verwacht dat in de nieuwe kabinetsperiode de herinrichting
van Nederland een prominente plek gaat krijgen in de discussie in de Kamer, omdat
we heel veel wensen hebben in dit land. We willen wonen, werken en recreëren. Het
CDA vindt ook dat wij toe moeten naar een nieuw ministerie. Daar hebben we samen met
de Partij voor de Arbeid ook een motie over ingediend. «VROM» noem ik het even in
de volksmond. Daar gaan we naartoe. Die strijd zullen we ook de komende tijd moeten
gaan vervolgen, want het gaat er uiteindelijk wel om dat wij voedsel moeten blijven
produceren in dit land.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik ken het CDA als een partij die niet vies is van bouwen in het buitengebied, maar
dat is kennelijk nu dan een nieuwe richting die het CDA inslaat. Ik denk dat GroenLinks
graag samen optrekt met het CDA om binnenstedelijk te bouwen.
De heer Geurts (CDA):
U legt nu een frame op mij dat niet klopt. Ja, binnenstedelijk bouwen moet je ook.
We moeten ook zoeken buiten binnenstedelijk, maar we hebben ook heel veel plekken
waar geen landbouw gepleegd wordt op dit moment. Die zijn gereserveerd voor bouw.
Daar vindt echt geen landbouw op plaats. Ik ben zelf raadslid geweest. In mijn gemeente
werd elke snipper die eigendom was van de gemeente al dan niet tijdelijk ingezet voor
voedselproductie. Dat kunnen we op veel plekken in Nederland nog verder vormgeven.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Mag ik een vraag stellen?
De voorzitter:
Ja, dat mag, en daarna ga ik naar de heer Wassenberg.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik ben ook raadslid geweest. Daar was een wethouder die Mona Keijzer heette en zo'n
beetje het halve buitengebied van Broek in Waterland heeft bestempeld als woningbouwlocatie,
en dat was echt een CDA'er. Ik begrijp het gewoon niet. Welke gronden zijn nou niet
bestemd in Nederland? Je hebt steden, je hebt landbouw en je hebt natuur. Dan blijft
er niet zo heel veel over, misschien nog wat voor wegen en industrie, maar er is geen
onbestemde grond in Nederland. Dus dit is een onhaalbaar voorstel van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Als het onhaalbaar is, gaan we dat gevecht in een nieuw kabinet mogelijk aan, maar
dat zien we wel. Eerst verkiezingen. De kiezer moet spreken. Ik ben het niet met mevrouw
Bromet eens. Ja, ik ben het ermee eens dat elke centimeter in Nederland bestemd is.
Daar zijn we redelijk uniek in in de wereld. Maar als we goed nadenken, zijn er echt
nog wel gronden te vinden. Ik heb net een voorbeeld gegeven bij een terreinbeherende
organisatie dat nu zogenaamd als natuur worden ingezet maar dat echt gebruikt kan
worden voor de land- en tuinbouw.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dat is het punt waar ik op wil doorgaan. Heb ik het nou goed gehoord dat het CDA zegt:
we kunnen hectares natuur van terreinbeherende organisaties inzetten voor landbouwgrond?
Weet de heer Geurts dat Nederland sowieso achteroploopt, dat wij allerlei internationaal
afgesproken doelstellingen niet halen, dat we niet minder natuur moeten hebben maar
meer en dat we de natuur die we hebben, ook veel beter moeten beschermen? Je kunt
toch niet met droge ogen zeggen: we gaan hectares van terreinbeherende organisaties
overbrengen naar landbouwgrond? Dat kan toch geen serieus voorstel zijn?
De heer Geurts (CDA):
Dat is wel een serieus voorstel. Daar blijf ik ook bij. Ik wijs de heer Wassenberg
op een onderzoek dat op verzoek van de Europese Commissie is gedaan door een Amerikaanse
wetenschapper, die aangaf dat koeien als oplossing voor de klimaatverandering kunnen
dienen. Dat was op verzoek van de Europese Commissie. Dat is ook daar een discussie.
Misschien kan de heer Wassenberg daar ook eens naar kijken. We moeten niet zo eng
denken maar breed denken.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dan wil ik toch eventjes verwijzen naar de discussies die we het afgelopen jaar gehad
hebben. Wij hebben een gigantische biodiversiteitscrisis. We hebben een stikstofcrisis.
Dat heeft allemaal met de natuur te maken. Nederland is op de vingers getikt door
de Europese Commissie omdat wij onze Natura 2000-gebieden niet goed genoeg beschermen.
En we hebben de uitspraak gehad van de Raad van State over de PAS. Dan kun je toch
niet met droge ogen beweren: we gaan natuurgebieden schrappen en omzetten naar landbouwgrond?
Dat is toch het probleem? Ik snap werkelijk niet dat dit een serieus voorstel is van
de heer Geurts. Dat kan toch niet? Of je het nou leuk vindt of niet, we hebben toch
ook te maken met die Europese regels, waar we ons aan gecommitteerd hebben?
De heer Geurts (CDA):
Ik snap niet waarom de bloeddruk zo hoog oploopt bij de heer Wassenberg, althans,
in zoverre wel dat hij de hele veehouderij Nederland uit wil hebben. Het CDA staat
gewoon voor die functiecombinaties. Wat is erop tegen om vleesvee in bepaalde delen
van de natuur rond te laten lopen om bij te dragen aan het herstel en de instandhouding
van natuur? Daar is echt helemaal niks mis mee. Ik denk dat de Partij voor de Dieren
eens heel goed moet nadenken of zij daar niet aan mee wil werken.
De voorzitter:
Tot slot de heer Madlener.
De heer Madlener (PVV):
Er is niks mis mee, zegt de heer Geurts. Dat ben ik met hem eens, maar het CDA spreekt
altijd met twee monden. In Brussel zit het CDA in de grootste fractie van het Europees
parlement. Het CDA werkt mee aan al die Brusselse regels die het hier zo moeilijk
maken. Die hele onoplosbare juridische kluwen die we hier nu hebben, is allemaal CDA-beleid.
Daarom zitten we nu in die stikstofcrisis en met die fosfaatproblemen. En nu komt
de heer Geurts met een oplossing die totaal haaks staat op Brussels beleid, waar de
heer Geurts zijn partij zelf deel van uitmaakt. Kan de heer Geurts eens uitleggen
wat hij gaat veranderen in Brussel als hij deze oplossing hier aandraagt?
De heer Geurts (CDA):
Ik laat me totaal niet aanleunen wat de heer Madlener van de PVV hier nou zegt. Beleid
wordt niet door één partij gemaakt. Zo zit de wereld gewoon niet in elkaar. Maak hem
niet zo simpel. Dat is een. Twee. De heer Madlener, althans zijn partij, had in 2012
alle kans om mee te doen aan een kabinet. Dat heeft zij niet gedaan. Daarom is het
goedkoop om op deze manier te roeptoeteren vanaf de zijkant. Neem uw verantwoordelijkheid.
Dat is nog nooit gebeurd. Maar nou de inhoud, echt de inhoud.
De voorzitter:
En kort.
De heer Geurts (CDA):
Nou ja, voorzitter, dit is blijkbaar een belangrijk punt. Dan gaan we het daar gewoon
uitgebreid over hebben, lijkt mij.
De voorzitter:
Nou, u krijgt meer dan genoeg zendtijd, dus houdt u het toch kort.
De heer Geurts (CDA):
Dank. We moeten in dit land, in Nederland, goed kijken wat we wel en niet willen.
Het CDA wil voedselproductie en een verdienmodel voor onze land- en tuinbouw. Dat
staat op een, twee en drie. Daar zijn gewoon mogelijkheden voor, ook binnen Natura
2000-gebieden of daaromheen. We hebben heel wat buffergebieden aangelegd. We gaan
het bij de stikstof ook over andere dingen hebben. Dan komt dat wel weer terug. Daar
zouden best functiecombinaties mogelijk zijn. Wat is erop aan te merken, zoals ik
net ook tegen de heer Wassenberg zei, om daar vleesvee maar ook gewoon koeien te laten
grazen? Vroeger kon het ook. Vroeger was de natuur echt niet slechter. We moeten daar
gewoon een open blik voor hebben met elkaar. Er is geen enkele Europese regelgeving,
anders hoor ik het graag van de heer Madlener, die daar beperkingen aan stelt.
De heer Madlener (PVV):
We zitten midden in een stikstofcrisis. We zien de PAS-melders met enorme problemen.
Dat is allemaal terug te voeren op natuurbeleid waar ook het CDA aan heeft meegewerkt.
Al die Natura 2000-gebieden: allemaal CDA-beleid. Het strenge mestbeleid uit Brussel:
allemaal CDA-beleid. Laten we elkaar dus niet voor de gek houden. Ik weet dat er verkiezingen
aankomen, maar de kiezer heeft recht op het eerlijke verhaal. Het CDA is medeverantwoordelijk
voor de hele crisis waar we nu in zitten. Dat is een juridische crisis en nu komt
het CDA met de oplossing om de koeien in de natuurgebieden te laten lopen. Ik vind
het prima, hoor. U weet dat de PVV helemaal niet zo streng is op dat gebied. Wij zien
stikstofrijke natuur niet als een probleem. Daarin zijn wij een van de weinigen in
dit parlement. Maar laat het CDA nu niet komen met: laat de koeien in de natuur en
dan is het probleem opgelost. Het CDA is verantwoordelijk voor de problemen. Ik verwacht
serieuze oplossingen van het CDA. Die heb ik nog niet gehoord.
De heer Geurts (CDA):
Dan is de heer Madlener horende doof. Ik laat me ook niet aanleunen dat de PAS-melders
de schuld zijn van het CDA, zoals de heer Madlener zegt, want dat is gewoon niet waar.
Dat is gewoon echt werkelijk niet waar. Wij hebben een uitspraak van de Raad van State.
Dat de PVV gewoon de rechterlijke macht en de uitspraak wil negeren is aan de PVV,
maar het CDA zoekt oplossingen. Ik ben het met de heer Madlener eens – maar dat is
een heel andere discussie – dat voor de PAS-melders echt daadwerkelijk een oplossing
moet komen, want die tasten elk rechtsgevoel in Nederland aan. Maar probeer het nou
niet op één paar schouders te laden. Dat is absoluut onzin. Ik denk dat u genoeg zendtijd
voor uw filmpje gehad heeft.
De voorzitter:
Nou, dan mag u door.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Doelmaatregelen. Het CDA wil duidelijke, langjarige duurzaamheidsdoelen
vastleggen en de uitvoering aan de sector overlaten om deze doelen te halen. Daarmee
laten we iedere boer of boerin de ruimte voor maatwerk, innovatie en vakmanschap om
zo naar eigen inzicht zijn of haar eigen aandeel te realiseren. De Minister stelt
twee richtingen in haar mestbeleid voor: grondgebonden sectoren en intensieve sectoren
met verplichte afvoer van alle mest. Het CDA gaat inzetten op een derde weg: die van
een privaat spoor waar deels afzet op eigen grond en deels verwerking op basis van
vraaggestuurde mestbewerking mogelijk moet blijven. We hebben zo'n derde spoor ook
nodig voor gemengde bedrijven. Deelt de Minister mijn mening? Je kunt intensieve bedrijven
met grond niet verbieden hun eigen land met eigen mest te bemesten. Ik kom daar straks
nog even op terug rondom KeurMest.
Overigens zal het CDA het precies voorschrijven door de overheid wat een boer wel
en niet mag telen op zijn grond niet accepteren. Het is niet de inzet van de Minister,
het staat niet zo in de Kamerbrief, maar laat ik onze positie maar even scherp neerzetten,
zeg ik tegen mijn D66-collega.
Waterkwaliteit. De grondwaterkwaliteit is fors verbeterd de afgelopen 25 jaar. Het
CDA zet zich in voor regionaal maatwerk bij bemesting. Het verder mogelijk maken van
equivalente mestmaatregelen voor de akkerbouw is daarbij nodig. Hoe staat het daarmee?
Ik heb in een interruptie al verwezen naar die Amerikaanse wetenschapper, dus sla
ik dat over.
Gezonde bodem. Goed bodembeheer is de basis voor de land- en tuinbouw. Laten we ons
realiseren dat een groot deel van de landbouwgrond voor humaan voedsel gebruikt wordt.
Het mestbeleid met alle aanscherpingen heeft niet bijgedragen aan het verbeteren van
de bodem. Het CDA heeft als inzet dat we naar evenwichtsbemesting toe willen en naar
een geleidelijke overgang naar bronscheiding. Ook daarin gaat de Minister met ons
mee. Hoe gaat zij dat op korte termijn vormgeven? Dit snel regelen zal het vertrouwen
in het mestbeleid bij ondernemers verhogen. De CDA-fractie steunt de inzet op vereenvoudigde
meststromen. Die kunnen echter een averechts effect hebben op de gezonde bodem. Want
komen de juiste mineralen wel op de juiste plek terecht? Heeft de Minister dit al
verder doorgedacht?
Dan een aantal losse punten, voorzitter. Het invoeren van de digitale mestbon per
1 januari gaat volgens mij niet lukken. De uitvoeringsregeling is nog niet genotificeerd
in Brussel en de automatisering van de Nederlandse overheid is nog niet klaar. Gaat
de Minister over tot uitstel of wordt het chaos?
Dan KeurMest. De Minister spreekt regelmatig over fraudedruk in de mestmarkt. Dan
verbaast het mij dat het private spoor via het ketencertificaat KeurMest en de Mineralenmanager
geen plek heeft gekregen in haar Kamerbrief. Waarom niet? Graag opheldering.
Dan de afrekenbarestoffenbalans. De Minister wil die gaan verkennen ondanks een aangenomen
motie van mijn hand die helder vroeg om die concreet uit te werken. Graag de toezegging
van de Minister dat dat concreet uitwerken voortvarend wordt opgepakt en gereed is
als de formatie aanvangt.
Dan de invoering...
De voorzitter:
Laatste punt.
De heer Geurts (CDA):
Dank u wel, voorzitter. De invoering van de nieuwe indicator voor fosfor.
De voorzitter:
Nee, ik vergis me. Excuus. Ik moet een bril. U heeft nog een minuut extra. Excuus.
De heer Geurts (CDA):
De invoering van de nieuwe indicator voor fosfor. Er gaat plaatsingsruimte in de akkerbouw
verloren als gevolg van omrekenen. Beleid wordt zo onbedoeld aangescherpt. Dat is
volgens mij niet zo afgesproken. De vraag is of de Minister dit voor het eind van
dit jaar weer wil goedmaken, want we raken plaatsingsruimte kwijt terwijl het gewoon
een omrekening van getallen is.
Dan de ruggenteelt. Met de akkerbouwers ben ik ongelukkig met die maatregel. Die drempels
zijn in de praktijk echt onwerkbaar en kostbaar. Het zal de medewerking van de akkerbouw
ondermijnen. Mijn vraag aan de Minister is: zijn er geen andere mogelijkheden om dit
op te lossen?
Tot zover.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan heeft de heer De Groot nog een vraag aan u.
De heer De Groot (D66):
Bij D66 zeggen we: als je niet groen doet, kom je rood te staan. Dat is net anders.
De heer Geurts maakte een opmerking over de gewassen en de grond. De heer Geurts zet
een gezonde bodem centraal. Daarover zijn we het eens, maar dat heeft ook consequenties.
Stel dat één boer in Nederland zodanig omgaat met zijn bodem dat alle nutriënten onder
zijn bodem rechtstreeks naar het grondwater gaan en dat we de normen voor de Nitraatrichtlijn
daar overschrijden. Iedereen krijgt dan te maken met allemaal normen vanuit Brussel,
een derogatie en een actieprogramma omdat één boer niet goed omgaat met de bodem,
zoals u ook wil. Kunt u zich voorstellen dat wij dan toch eens met die ene boer gaan
praten en hem vragen: zou u toch niet eens aan een goede landbouwpraktijk doen met
een zekere vruchtwisseling, iets minder uitspoelingsgevoelige gewassen, enzovoort?
Ik wil toch eens kijken waar de rek zit in de opstelling van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Als de overheid gaat praten met de ondernemer, zal ik daar nooit tegen zijn. Alleen
begrijp ik uit uitingen van de D66-fractie vandaag en in het verleden dat de overheid
gaat verplichten wat je op welke akkers, die je zelf in eigendom hebt, gaat telen.
Dat gaat mij veel te ver. Daar ga ik ook gewoon niet in mee. Je kunt bijvoorbeeld
niet tegen een melkveehouder zeggen dat hij helemaal geen maïs en gras meer mag telen,
maar dat hij maar graan moet gaan telen, om een voorbeeld te noemen. Dat gaat me gewoon
veel te ver. Daarom geef ik dit aan op deze manier.
De heer De Groot (D66):
D66 is een liberale partij. De vrijheid van de een eindigt waar de onvrijheid van
de ander begint. Dus als een groep boeren zodanige landbouwmethodes heeft waardoor
ze de hele groep raken, dan kan D66 zich voorstellen dat we iets met elkaar – dus
wij gaan ook in gesprek – definiëren als een goede landbouwpraktijk. Dat scheelt namelijk
voor de rest van de boeren ongelofelijk veel onnodige regelgeving. Ik probeer toch
nog even te kijken of we die groep nog een beetje kunnen uitbreiden. We gaan met ze
in gesprek en dan komen we tot een document met goede landbouwpraktijken, juist om
de grote groep daaromheen te beschermen tegen onnodige regels.
De heer Geurts (CDA):
Als we nog een poosje doorpraten, begint het steeds beter te klinken vanuit de D66-hoek.
Bij mij is altijd binnengekomen in de discussie dat D66 wil voorschrijven aan een
grondeigenaar wat hij wel en niet mag telen. Daar heb ik heel duidelijk stelling tegen
ingenomen. Als er overleg met een ondernemersgroep plaatsvindt om te vragen of het
op een andere manier zou kunnen, om mee te denken op een manier die bijdraagt aan
het verbeteren van het verdienmodel, dan sta ik daar zeker voor open. Maar als de
overheid eenzijdig verplicht wat iemand wel of niet op zijn grond mag verbouwen, dan
ga ik daar absoluut niet in mee.
De heer De Groot (D66):
Dit vind ik zo leuk aan deze coalitie, want zo gaat het vaak. Ik vind het een hele
goede dialoog. Zo komen we uiteindelijk toch tot een situatie die goed is voor de
boer en voor de natuur. Dank u wel.
De voorzitter:
We gaan straks allemaal even met elkaar knuffelen.
De heer Geurts (CDA):
Dat mag niet, voorzitter, helaas.
De voorzitter:
Virtueel. De heer Geurts was klaar. Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord
aan de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Vorig jaar werd in Nederland 75 miljard kilo mest geproduceerd.
Dat is echte een ongelofelijk groot getal, dat bestaat uit elf cijfers. Om het even
in beeld te brengen: 75 miljard kilo mest komt overeen met 90 miljard liter. Verspreid
over alle Nederlanders betekent dat 5.400 liter mest per persoon per jaar, oftewel
100 liter mest per Nederlander per week. Dat is een badkuip vol. De veehouderij produceert
dus voor elke Nederlander een badkuip vol met mest per week. Dat was even om er een
beeld bij te krijgen.
Mest vormt een gigantisch probleem, maar het is geen nieuw probleem. Het is al meer
dan 50 jaar bekend. In 1969 verscheen een publicatie met als titel De verwerking en
de afzet van overschotten aan organische mest. Een jaar later, in 1970, verscheen
de publicatie Mestoverschotten, een potentiële bron van milieuverontreiniging. En
in 1988 – dat is 32 jaar geleden – kopte Trouw: VVD waarschuwt boeren – Inkrimpen
veestapel nodig als technische maatregelen falen. Mevrouw Lodders kijkt niet, maar
het was toch echt de VVD die dat in 1988 voorstelde. De technische maatregelen hébben
gefaald. De afgelopen 50 jaar is daarop ingezet en toch zijn de problemen uitgemond
in de huidige stikstofcrisis. Want de stikstofcrisis is een afgeleide van de mestcrisis.
Het mestprobleem is nog steeds levensgroot.
Eén verschil met 1988: rond mest is inmiddels een grootschalige, structurele en zware
vorm van criminaliteit ontstaan. In de paper over de contouren van het nieuwe mestbeleid
schrijft het Openbaar Ministerie dat er veel ernstige criminaliteit is rond de productie
van en handel in mest. Het OM spreekt van «een inventieve en brutale vorm van fraude»
en van «fraude op grote schaal, omvangrijke valsheid in geschrifte en manipulatie
van apparatuur en monsters». Hoe pakt Nederland die omvangrijke en brutale mestcriminaliteit
aan? Nauwelijks. Op verzoek van de Minister deed Deloitte onderzoek naar het functioneren
van de NVWA. Uit dat onderzoek blijkt dat mestfraudeurs vrij spel hebben omdat de
NVWA vanwege personeelstekorten niet of nauwelijks toekomt aan controles. Daardoor
loont mestfraude. De NVWA heeft geen enkel zicht op de omvang van het probleem. Mestverwerkers
helpen boeren met frauderen door de administratie aan te passen. Dat is die valsheid
in geschrifte waar het Openbaar Ministerie over sprak. Het is een heel systeem van
fraude. Het begint echt te lijken op georganiseerde criminaliteit, mogelijk gemaakt
door de overheid, door het achterblijven van controles. Slechts 1 op de 1.000 mesttransporten
wordt gecontroleerd. De pakkans is dus praktisch nihil.
Waar ligt de oplossing? Twee jaar geleden – ik had het er net ook over – stelde de
landelijk coördinerend milieuofficier van justitie in het NRC: «Gedacht vanuit het
strafrecht is de enige manier om mestfraude werkelijk tegen te gaan, een verminderde
productie van mest. De veestapel zal kleiner moeten worden.» Zelfs als de capaciteit
van het Openbaar Ministerie en de NVWA zou worden verdubbeld, is dat volgens de milieuofficier
nog altijd niet meer dan twee druppels water op een gloeiende plaat. Als we het mestprobleem
willen aanpakken, als we die structurele, grootschalige en ernstige milieucriminaliteit
rond mest willen aanpakken, dan is stap één een forse reductie van het aantal dieren.
Dat is ook de oplossing voor het stikstofprobleem, waardoor de huizenbouw weer lucht
zal krijgen. Over lucht gesproken: we verbeteren de luchtkwaliteit, wat op termijn
weer resulteert in een daling van de ruim 9.000 voortijdige sterfgevallen die in Nederland
elk jaar weer te wijten zijn aan luchtvervuiling door fijnstof.
Het grote aantal dieren in de veehouderij is de echte oorzaak van de mest- en stikstofproblematiek.
Maar bij de Minister lees ik daar niets over. Ze komt met contouren voor een toekomstig
mestbeleid zonder dat er lessen worden getrokken uit het verleden. Een krimp van het
aantal dieren hoorde niet eens tot de denkrichtingen voor het nieuwe mestbeleid. Het
OM, de Rli, het Louis Bolk Instituut en andere organisaties stellen om verschillende
redenen dat het aantal dieren in de Nederlandse veehouderij gewoonweg veel te groot
is. Het IPCC zegt hetzelfde, maar dan op mondiale schaal. En de Minister denkt niet
eens in die richting; het blijft een taboe. Mijn fractie mist een integrale blik in
de contouren voor het nieuwe mestbeleid. Op de voorlaatste pagina van de Kamerbrief
is een paragraaf toegevoegd over de relatie met de structurele aanpak van de stikstofproblematiek,
maar dat is meer een inlegvelletje dan een echte integrale benadering.
Een voorbeeld van het gebrek aan integraal beleid zijn de stikstofplafonds voor de
landbouw. Die worden niet aangescherpt naar aanleiding van de stikstofcrisis en dus
mogen dieren meer stikstof uitscheiden dan onze natuurgebieden aankunnen wat betreft
ammoniak. En zelfs dan presteert de melkveesector het om in de eerste helft van 2020
boven dat hoge stikstofplafond uit te komen. Kan de Minister vertellen wat de consequenties
zijn van het overschrijden van dat stikstofplafond door de melkveesector? Deelt de
Minister het inzicht dat het verstandig is dat de veehouderij hervormd wordt, zodat
de sector niet langer afhankelijk is van de derogatie om van zijn mest af te komen?
Maar in plaats van in te zetten op een integrale aanpak door het flink verminderen
van het aantal dieren, blijft er gekeken worden naar technische lapmiddelen. De uitstoot
moet worden aangepakt met dure innovatieve technieken en het mestoverschot moet worden
verwerkt in grote fabrieken. Is dat echt wat de Minister verstaat onder «natuurlijke
kringlopen»? Het feit dat mestfabrieken een plaats hebben in de contouren van het
mestbeleid van deze Minister laat voor eens en altijd zien dat het concept «kringlooplandbouw»
echt een wassen neus is.
Als laatste, voorzitter. Over die technische lapmiddelen heb ik het vaker gehad. Wat
gaat de Minister doen nu de aanwijzingen zich opstapelen dat emissiearme stalvloeren
niet werken en soms zelfs meer ammoniak uitstoten dan een gangbare variant? Meent
zij echt dat de boeren zich daarvoor in de schulden moeten steken?
Tot slot. In de contouren zien we opnieuw alleen maar vrijwillige maatregelen. Ook
de waterschappen trekken aan de bel, want daarmee zullen de doelen van de Kaderrichtlijn
Water zeker niet gehaald worden. De tijd van bewustwording is nu echt voorbij. Welke
verplichtende maatregelen gaat de Minister opnemen in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn?
Ik eindig mijn betoog met Wim Kan, de in 1983 overleden cabaretier, die zei: het is
niet langer tot de dood ons scheidt, maar tot de schijt ons doodt. Laten we zorgen
dat die woorden niet profetisch zijn. Dat kan alleen met een snelle en significante
afbouw van het aantal dieren in de veehouderij.
De voorzitter:
Dank u. Sorry, daar moest ik wel even om grinniken. Dan geef ik nu graag het woord
aan mevrouw Lodders van de VVD voor haar inbreng.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Wilt u mij na zes minuten waarschuwen? Dan heb ik daarna nog
een minuut.
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. Het huidige mestbeleid is onoverzichtelijk en te ingewikkeld. Het is een
stapeling van wet- en regelgeving en streeft op een aantal vlakken het doel voorbij,
omdat regels langs en door elkaar heen lopen. Er is te weinig ruimte voor het vakmanschap
van de boer. De VVD heeft lang uitgekeken naar de herziening van het mestbeleid en
heeft daar ook altijd een aantal randvoorwaarden aan gekoppeld. Laat ik daarmee beginnen.
De wet- en regelgeving op het gebied van mest mag innovaties niet in de weg staan
en moet gericht zijn op het hergebruik en de verwerking van mest. Daarnaast moet de
herziening een vereenvoudiging opleveren. Het nieuwe mestbeleid is een nationaal beleid,
zodat we niet voor elke wijziging naar Brussel hoeven.
Voorzitter. De Minister heeft een brief gestuurd met contouren waarbinnen zij het
nieuwe mestbeleid vorm wil gaan geven. Daar zijn nog veel vragen over te stellen.
De Minister begint haar brief met het streven naar vereenvoudiging. Dat is onvoldoende.
Willen we boeren perspectief geven, dan hoort daar een stevige ambitie bij om de wet-
en regelgeving te vereenvoudigen en de administratieve lasten te verminderen. Dat
gaat dus verder dan een streven.
Voorzitter. De Minister is voornemens haar beleid te richten op een tweetal pijlers:
grondgebonden veehouderij en niet-grondgebonden veehouderij. Maar ik mis een belangrijk
element, wat ik ook teruglees in de verschillende inbrengen van derden: stel het doel
centraal. Op welke doelen wil de overheid sturen? Deze doelen moeten meetbaar en afrekenbaar
zijn. Als het doel centraal staat, moet er vervolgens ruimte zijn voor de boer om
invulling te geven aan deze doelen. Dat is geen generiek beleid. Dat zal maatwerk
zijn: regionaal maatwerk of zelfs bedrijfsspecifiek maatwerk. Ik heb het al eerder
gezegd: bemesten is een vak. Geef de boer het vakmanschap terug om te kunnen voldoen
aan de gestelde doelen. Ik noem twee belangrijke doelen: bodemvruchtbaarheid en waterkwaliteit.
Ik zou hierop graag een reactie van de Minister krijgen.
De Minister kiest dus voor een aanpak die gericht is op die twee pijlers: grondgebonden
en niet-grondgebonden bedrijven. Dat is op zich een interessante gedachte. Overigens,
de lijn die de heer Geurts aanhaalde van een derde, gecombineerde, pijler is zeker
ook interessant, want de vraag is: hoe wordt «grondgebondenheid» ingevuld? Het is
belangrijk dat regionale contracten tussen boeren mogelijk blijven, maar het gemengde
bedrijf moet daarin zeker ook ruimte krijgen.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, heel kort.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik vind het goed dat de VVD pleit voor eenvoudig beleid. Daar is GroenLinks ook groot
voorstander van. Maar er komt meteen al een eerste disclaimer om een tussencategorie
toe te voegen. Mijn vraag aan mevrouw Lodders is: draagt dat nou bij aan de eenvoud
van het beleid?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik haak even aan bij de tussencategorie die de heer Geurts naar voren heeft gebracht,
maar ik vind die ook interessant. Waarom? Omdat ik, ook in deze zaal, al verschillende
keren het voorbeeld van een akkerbouwer met een pluimveetak naar voren heb gebracht.
Het is echt van de gekke dat deze akkerbouwer zijn pluimveemest moet afvoeren en vervolgens
kunstmest moet aanvoeren om z'n akkerbouwgronden te bemesten. Daar moeten we gewoon
van af. Daarom dus die derde categorie. Ik weet niet zeker of je die ervoor nodig
hebt, want ik zou meer willen zien dat er contracten gesloten kunnen worden, ook in
de regio, om de grondgebondenheid vorm te kunnen geven. Maar het is een interessant
voorstel. Vandaar dat ik daarbij aansluit. Misschien kan er een gedegen reactie op
komen. Maar ik wil echt af van de situatie in het voorbeeld dat ik gaf.
De voorzitter:
Gaat u door.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. Er zijn verschillende wensen geuit over de aanscherping van de grondgebondenheid.
Dat vind ik echt een hele lastige. Ik kan niet helemaal meer hard maken dat de inkt
van de wet nog amper droog is, want die komt uit de vorige periode, maar als we die
nu weer gaan wijzigen... Het helpt boeren niet als er keer op keer een aanscherping
van het beleid komt. Ik doe ook een beroep op de sector om gewoon eens rust te creëren
op dat vlak.
De Minister is heel voorzichtig bereid om in gesprek met Brussel te gaan om in het
kader van de Nitraatrichtlijn Nederland niet langer als geheel als kwetsbaar gebied
aan te wijzen, maar alleen die gebieden die ook daadwerkelijk kwetsbaar zijn. Hier
zou ik ook wel graag iets meer ambitie van de Minister willen hebben, want ik denk
dat het echt een heel belangrijke stap is om dat vorm te geven. De gebieden waar we
voldoen aan de Nitraatrichtlijn hoeven niet aangemerkt te worden als kwetsbaar gebied.
Dat betekent dat je je energie juist op die gebieden kunt inzetten waar het echt kwetsbaar
is.
Innovatie. Wederom is er in de brief heel voorzichtig ingegaan op innovatie. Dat toont
te weinig ambitie, terwijl er eigenlijk heel mooie voorbeelden zijn. Recent zagen
we nog een uitvinding van Lely, een Nederlands familiebedrijf dat innovatie in zijn
bedrijfsvoering en ontwikkeling van producten op nummer een, twee en drie heeft staan.
Maar ook op het gebied van mestverwerking en producttoevoegingen zijn er allerlei
grote stappen. Ik vind dat ik eigenlijk bij ieder debat ervoor moet pleiten om die
innovatie op een hoger niveau te tillen. Ik heb al eerder gesproken over een speciaal
gezant innovatie en ik kom daar bij de begrotingsbehandeling zeker op terug. In dat
kader wil ik ook de kunstmestvervangers noemen. We pleiten daar al sinds 2008 voor
en we zetten te weinig concrete stappen.
Voorzitter. Tot slot op het punt van de herziening van het mestbeleid – daar komt-ie
weer – wil ik een impactanalyse vragen van wat het mestbeleid betekent voor de boer.
Om te kunnen beoordelen of dat beleid vereenvoudiging, en daarmee ook minder regels
en lasten met zich meebrengt, is het belangrijk te weten waar we staan. Ik denk dat
de Minister in lijn met het vorige debat dat we voerden daar niet toe zal overgaan.
Maar ik vind echt dat we een stap moeten zetten om dat te kunnen meten. Ik vraag de
Minister dus toch om dat te doen, zeker ook in relatie tot allerlei andere regelgeving.
Voorzitter. Dan kom ik op de derogatie. Mooi dat Nederland derogatie heeft gekregen
voor 2020 en 2021. Voor een volgende periode is het belangrijk dat Nederland de procedure
eerder gaat doorlopen. We hebben daar allerlei verschillende brieven over gekregen.
Maar het punt dat ik hier wil maken, is dat een derogatiebeschikking altijd gepaard
gaat met een aantal aanvullende voorwaarden. Ook dat punt hebben we eerder gemaakt,
overigens wij als VVD niet alleen, ook het CDA, de SGP en volgens mij misschien zelfs
wel de PVV. Maar het is een black box hoe de aanvullende voorwaarden tot stand komen.
Ik ga dit punt weer maken, want het democratische proces is gewoon ver te zoeken.
De controle, maar ook de invloed laten te wensen over.
Een maatregel waar boeren nu mee te maken krijgen, is dat zij bijvoorbeeld op klei-
en veengronden alleen mest mogen aanwenden als de buitentemperatuur onder de 20°C
is. Boeren worden hiermee verplicht om aan het einde van de lente en in de zomer 's
nachts of 's ochtends heel vroeg mest uit te rijden. Dat is natuurlijk een bizarre
regeling die volgens mij ook echt alleen in Nederland geldt. Ik wil vragen hoe de
uitvoerbaarheid van deze maatregel – maar er zijn er meer; de ruggenteelt is ook zo'n
voorbeeld – aangepakt wordt en hoe dat dan ook in Brussel besproken wordt.
De voorzitter:
Zes minuten.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ja. Dan het punt van de mestfraude. Daar zou ik heel veel over willen zeggen, want
ik heb daar vaak vragen over gesteld. Ik vind het heel vervelend dat we nu moeten
lezen dat daar weer scherpte op moet komen, terwijl als we gewoon goed gaan controleren
en signalen serieus nemen, we dat beter kunnen doen.
Voorzitter. Mijn laatste punt gaat over de fosfaatindicator. De aanpassing van de
regelgeving voor de fosfaatplaatsingsruimte per 1-1-2021 gaat leiden tot grote veranderingen.
Het probleem is dat de klassenindeling van de nieuwe, gecombineerde fosfaatindicator
daartoe leidt. Mijn vraag is: waar komt deze vandaan? De verwachting was dat de effecten
gering zouden zijn, maar dat blijkt dus niet het geval. Ik hoop dat de impact die
nu onbedoeld groot is eigenlijk niet de bedoeling was. Ik vraag de Minister dus om
een andere klassenindeling voor te stellen. Graag een reactie van de Minister.
De voorzitter:
Dat was het.
Mevrouw Lodders (VVD):
Mijn laatste zin, voorzitter. Ik had graag nog iets willen vragen over fosfaatrechten,
het plafond en de afhandeling van de bezwaren.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Madlener van de PVV voor zijn
inbreng.
De heer Madlener (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil positief beginnen. Aan de vereisten van de Nitraatrichtlijn
wordt bijna overal in Nederland voldaan en dat is heel knap. Zelfs in de laatste jaren,
met zeer droge zomers, voldoet Nederland in grote lijnen aan die Nitraatrichtlijn.
Die norm van 50 milligram nitraat per liter wordt op de meeste plekken gewoon dik
gehaald. Ondanks dat Nederland de hoogste stikstofinput per hectare landbouwgrond
had, had Nederland over het algemeen minder nitraat in het water dan Duitsland, Vlaanderen
en Denemarken. Dat konden we lezen in de stukken voor dit overleg. Dat is toch een
compliment waard. Dat is eigenlijk heel knap voor zo'n dichtbevolkt en intensief bebouwd
land.
Vandaag bespreken we de contouren van het toekomstige mestbeleid. In de visie van
de Minister zijn er nog maar twee opties in het mestbeleid: óf volledige grondgebondenheid
óf het afvoeren van al je mest. Ik sluit me aan bij de input van het CDA en de VVD
dat het natuurlijk niet uit te leggen en ook niet doelmatig is dat een boer met iets
minder land dan zijn 100% mestafzet die mest allemaal moet afvoeren en dan weer moet
inkopen. Dat hoeft niet. Je kunt het toch gewoon salderen? Dat maakt het ook niet
ingewikkeld, zeg ik tegen mevrouw Bromet. Iedere boer weet: één plus één is twee,
dus als ik 100% mest kwijt moet op 30% land, blijft er 70% mest over om af te voeren.
Dat lijkt me niet ingewikkeld. Die derde categorie, dat kunnen allerlei categorieën
zijn. Dat is een boer die niet voldoende land heeft om al zijn mest kwijt te kunnen.
Die moet gewoon kwijt wat hij kwijt kan. Dan blijft er iets over. Dat moet inderdaad
worden verwerkt of elders worden afgezet, liefst in de regio, met afspraken.
De voorzitter:
Dat roept meteen een vraag op van mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Die gaat eigenlijk over het vorige punt, namelijk de complimenten waar de heer Madlener
mee begon als het gaat om de Nitraatrichtlijn. Hoe staat de heer Madlener tegenover
het voorstel dat ik vrij kort en bondig naar voren bracht, om dan nu ook echt een
serieuze stap te zetten om Nederland niet langer in z'n geheel als kwetsbaar gebied
aan te wijzen, maar alleen die gebieden waar we nog ver af zijn van de normen in de
Nitraatrichtlijn?
De heer Madlener (PVV):
U weet het antwoord op die vraag eigenlijk al: wij zijn niet zo alarmerend over de
toestand van de natuur in Nederland. Wij vinden dat Nederland er heel behoorlijk bij
ligt, ook de natuur. Al dat stikstofarm tuinieren van al die milieuorganisaties spreekt
ons helemaal niet aan. Wij vinden stikstofrijke natuur, die Nederland ook heeft, heel
mooi en heel prima. Wij zijn dus eigenlijk de ideale gesprekspartner voor een nieuw
kabinet, voor CDA en VVD, om dit echt aan te pakken. Zonder de PVV gaat het niet lukken.
We moeten die strijd aangaan in Brussel. We moeten ruimere normen hebben en dat kan
alleen met de PVV. Dat is mij wel duidelijk. Ik hoop dus dat CDA en VVD die hand ook
na de verkiezingen zullen uitstrekken. Dan kunnen we wellicht samen echt iets doen
voor de boeren. Dan hoeven het niet alleen maar de holle woorden van de heer Geurts
te zijn, want zonder de PVV gaat het niet lukken.
Mevrouw Lodders (VVD):
De heer Madlener gaat even een stap verder. Prima. Ik denk dat we daar elkaar ook
zeker kunnen vinden. Maar het gaat mij hier wel echt om een heel concreet punt. Ik
vecht hier namelijk al jaren voor. Nederland is in het verleden aangewezen als heel
kwetsbaar gebied. Ik noem de Nitraatrichtlijn altijd een heel ouderwetse richtlijn.
Het gaat niet over doelen, maar er staan allerlei voorwaarden in. Is de PVV bereid
om met ons ook die stap richting Brussel te zetten in de zin van: jongens, laten we
daar nou eens een streep doorhalen en ervoor zorgen om dat beleid dat we ooit zelf
gekozen hebben hier op een andere manier in te vullen? Ik denk dat we als Nederland
daarin zelf de eerste stap moeten zetten.
De heer Madlener (PVV):
Ik ben het er geheel mee eens. Nederland is toch best een groot land en op de meeste
plekken voldoen we prima aan die Nitraatrichtlijn, dus waarom zou je op die plekken
hele strenge eisen stellen? Je moet daar juist versoepelen. Je moet ervoor zorgen
dat je op die plekken waar het kan, meer mest kwijt kunt. Dan wordt het mestprobleem
vanzelf kleiner. Als je daarnaast ook nog meer mest exporteert, wordt het probleem
weer kleiner en zullen de kosten lager worden. Dan is de prikkel om te frauderen kleiner.
Natuurlijk, dat is de weg die we moeten gaan. Maar daarvoor zal wel een omslag nodig
zijn bij de Europese Commissie, want Europa zit ons wel dwars op dat punt. Althans,
zo lijkt het voor mij, want als ik zie wat we bereiken, dan is dat bitter weinig.
De voorzitter:
De heer Geurts nog.
De heer Geurts (CDA):
Ik heb er altijd wat moeite mee: wie is de werkelijke PVV? Als ik de heer Madlener
nu hoor praten, denk ik dat we het samen over heel veel dingen eens zijn. Dat klinkt
heel genuanceerd. Als ik dan de heer Graus hoor praten over dierenwelzijn, dan ben
ik het er meestal niet mee eens. Je ziet ook in het stemgedrag dat de PVV de Partij
voor de Dieren grotendeels volgt. Als ik dan in het debat over stikstof met de fractievoorzitter
van de PVV, de heer Wilders, in debat ben, haalt hij uit naar de varkenshouders en
moet de varkenshouderij Nederland uit, net zoals de nertsenhouderij door de PVV Nederland
uit is gejaagd. Wie is dan de werkelijke PVV waar je dan op enig moment mee aan tafel
zit? Want hier zijn wel heel veel smaken en heel veel kleuren.
De heer Madlener (PVV):
Voor dierenwelzijn hebben wij misschien wel wat hogere normen dan het CDA. Dat klopt,
dus op dat punt zullen wij zeker van mening verschillen. Wij willen meer dierenwelzijn,
juist ook in de varkenshouderij. Wat de heer Graus daarvoor doet, is echt PVV-beleid.
Dat vinden we goed. Daar zullen wij het dus ook over moeten hebben. Maar als het gaat
om mestbeleid zitten we aan een heel andere kant. Dan zijn we het helemaal niet eens
met de Partij voor de Dieren. Daar willen we de boeren juist veel meer ruimte geven.
Dat hele natuurtuinieren van de natuurorganisaties gaat ons veel te ver. Dus ja, dat
is de PVV: we willen meer ruimte voor boeren en we vinden het mestprobleem helemaal
geen groot probleem. Ik zei al dat het in Nederland heel erg goed voor elkaar is als
het gaat om nitraat in water. De natuur staat er goed bij, zeg ik tegen de heer De
Groot van D66. Het is allemaal geen kommer en kwel. Nederland is een mooi, vrij schoon
land. Dat willen we behouden en daar past ook de huidige boerenstand prima in, want
die is medevormgever van het land dat we nu hebben. Dus: meer dierenwelzijn en minder
streng voor de akkerbouwers en de veetelers.
De heer Geurts (CDA):
Dat is een heel lang antwoord, maar het maakt precies duidelijk dat de PVV gewoon
een kameleon is, of een toverbal. Je weet nooit welke kleur je voor je krijgt, want
dat is heel afhankelijk van de persoon. De heer Madlener sprak over een mogelijk nieuw
kabinet. Nou, we moeten eerst allemaal gekozen worden door de kiezer. Daarna moet
er een kabinet gevormd worden. Maar je weet bij de PVV dus absoluut niet waar je aan
toe bent. Dat is mijn conclusie. Want als de heer Graus het voor het zeggen krijgt...
Daar hebben we het net over gehad. Als de heer Wilders het voor het zeggen krijgt,
verdwijnt de varkenshouderij; de nertsenhouderij is al grotendeels verdwenen. Daar
hebben we het net ook over gehad. En als ik met de heer Madlener praat, krijg je wel
iets wat in de buurt komt van de inzet die ik heb, maar, nogmaals, ik heb ook met
twee heel andere woordvoerders te maken. Ik ben heel nieuwsgierig hoe zich dat in
de komende tijd gaat verhouden. We hebben ook nog een begrotingsdebat.
De voorzitter:
Dit was geen korte vraag.
De heer Madlener (PVV):
Wat ik hier hoor over de heer Wilders en de varkenshouderij is gewoon onzin. Dat is
gewoon niet waar, dus ik hoop dat de heer Geurts zich daar nog eens in wil verdiepen.
Maar ten tweede zou ik tegen de heer Geurts willen zeggen: ik zou maar een hand uitsteken
naar de PVV, want u heeft ons nog heel hard nodig als u het inderdaad beter wilt maken
voor de boerenstand in Nederland.
De voorzitter:
Mevrouw Lodders, nogmaals.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik ga toch even op dit punt in. We hebben het in een vorig debat ook al eens geprobeerd.
Het is wel van tweeën één: óf je staat voor de boeren... Maar wat de heer Madlener
doet, is aan de ene kant de boeren het land uit jagen en dan hier nu pleiten voor
een ruimer beleid. In aanvulling op de vraag van de heer Geurts: hom of kuit?
De heer Madlener (PVV):
Ik snap helemaal niet wat de tegenstelling is. We willen in Nederland toch een diervriendelijke
veehouderij? Zo diervriendelijk mogelijk, binnen het haalbare: daar zijn we toch allemaal
voor, mag ik hopen? Natuurlijk moet dat ook haalbaar zijn. We zullen het niet helemaal
eens zijn met elkaar. Maar daar moet je toch uit kunnen komen? We willen qua diervriendelijkheid
stappen vooruit zetten en qua mestbeleid willen we juist een ruimer beleid mogelijk
maken voor de boeren. Zo simpel is het. Dat is dus helemaal niet moeilijk. Je hoeft
daar ook helemaal niet zwart-wit over te denken. Dit is prima mogelijk in de huidige
situatie.
Mevrouw Lodders (VVD):
Wij staan ook voor een diervriendelijke landbouw. In die zin zijn er de afgelopen
jaren enorme stappen gezet als het gaat om dierenwelzijn en ruimte in stallen. Maar
als ik kijk naar de afgelopen anderhalve maand, dan worden er ontzettend grote investeringen
gevraagd van veehouders voor de brandveiligheid. Maar er staat geen envelop tegenover
met hoe we dat dan ook kunnen financieren. De heer Geurts noemde de nertsenhouderij.
Hij noemde de varkenshouderij. Hij noemde de akkerbouw als het gaat om de suikerbietenteelt,
die misschien niet zo heel veel te maken heeft met dit debat, maar ook daar liet de
heer Madlener verstek gaan. Het is dus van tweeën één, zou ik zeggen. Geef nou eens
hom of kuit. Staat u voor de boeren, of zegt u: nee, ik jaag ze eerst het land uit
en daarna geef ik ze ruimte?
De heer Madlener (PVV):
Ik snap die vijandige houding niet. Wij willen de boeren juist in Nederland houden.
Al jaren maak ik me druk om de schaalvergroting in het aantal boeren dat wil stoppen
of dat emigreert. Zo kent u de PVV toch? Wat zijn dit nou voor rare teksten? Ik herken
me er niet eens in. Waar haalt mevrouw Lodders dit vandaan? Maar goed, het zal wel
de verkiezingskoorts zijn die eraan komt.
De voorzitter:
Dat gezegd hebbende, gaat u door met uw betoog.
De heer Madlener (PVV):
Wij willen meer diervriendelijkheid in Nederland. Dat moet natuurlijk wel gefinancierd
worden en kunnen, maar dat is de lijn die wij op willen. In dat opzicht zijn wij het
inderdaad soms eens met de Partij voor de Dieren. Dat kan.
De voorzitter:
Oké. Gaat u door.
De heer Madlener (PVV):
Maar aan de andere kant, als het gaat om al die verstikkende regels... Die stalbranden
bijvoorbeeld worden heel vaak veroorzaakt door al die technische voorschriften die
er zijn. Dat zorgt voor hele dure stallen met luchtwassers en weet ik wat voor ellende.
Die weg willen wij niet opgaan. Wij willen eerder naar een versoepeling, naar minder
regels. Als u dat ook wilt, zou u de hand moeten uitsteken naar de PVV in plaats van
ons te bekritiseren.
De voorzitter:
Meneer Madlener, vervolgt u uw betoog.
De heer Madlener (PVV):
De PVV heeft grote bezwaren tegen het grootschalig verplichten van mestbewerking.
Wij vinden het dus niet kunnen dat een boer al zijn mest kwijt moet, die in moet leveren
en daarna weer terug moet kopen. Dat vinden wij heel onzinnig. Maar goed, er zijn
dus meerdere partijen die dat met ons eens zijn.
De prijs van het afvoeren van mest is in feite wat je verdient als je fraudeert. Hoe
lager die prijs is voor de afvoer van mest, hoe minder fraudeprikkel er is. Zo simpel
is het. Ik ben dus heel benieuwd wat de ideeën van de Minister zullen gaan betekenen
voor de prijs van de afvoer van mest. Ik denk namelijk – anderen denken dat ook –
dat het eerder duurder zal worden dan goedkoper, waarbij de prikkel om te frauderen
dus niet afneemt en het probleem alleen maar groter zal worden. Je kunt niet een politieagent
op iedere akker zetten en dat allemaal volgen. Dat vinden wij een heilloze weg. Dus
de prikkel verminderen en de kosten van die mestafvoer en overschotten verminderen,
is eigenlijk de goede weg. Daarmee moet je ook het gebruik van mest eigenlijk bevorderen,
want dan is het overschot kleiner. Export van mest zal dus makkelijker en goedkoper
moeten worden. Ook het aanwenden van mest zal misschien wel verruimd moeten worden
als dat kan. Ik begrijp van heel veel boeren dat ze in feite een tekort aan fosfaat
en mest hebben op hun terrein en dat gewoon niet mogen gebruiken. Dat is natuurlijk
waanzin. Dan werken we dat mestoverschot alleen maar in de hand. Kan de Minister daarop
ingaan, dus op die kosten van de mestwerking en het verkleinen van de mestoverschotten?
Voorzitter. Met de natuur in Nederland gaat het volgens velen slecht. Dat zou dan
de schuld zijn van de boeren. Daar geloven wij niet zo veel van. De investeringen
in stalvloeren met hoog ontploffingsgevaar, de dure luchtwassers met risico op stalbranden
die ik al noemde, de dure mestinjecteurs die het bodemleven kapotmaken, waar ook nog
eens die dure mestverwerking bij komt: wij zien dat als een heilloze weg en willen
die kant niet verder opgaan, met al die dure verplichtingen.
Daarbij is het volplempen van Nederland met windturbines, met zonnepanelen gecombineerd
met de massa-immigratie, waar dit kabinet ook verantwoordelijk voor is, natuurlijk
vragen om problemen. We kunnen niet alleen maar over boeren praten zonder dat we dat
benoemen, die stad als Leiden die er ieder jaar bij komt. Dat heeft allemaal ruimte
nodig. De heer Geurts zat net ook al moeilijk te kijken, want ja, wat wil je nou als
je meer dan 100.000 mensen per jaar Nederland binnenlaat? Dan zul je ook voor huizen
moeten zorgen. Dat kost allemaal ruimte. Dat kan allemaal niet. We moeten daarmee
stoppen, zeg ik vooral ook in de richting van de regeringspartijen.
Dan heb ik ten slotte nog een vraag over een artikel in de Gelderlander over het niet
voldoen aan de Wet openbaarheid van bestuur en over het uitdelen van die fosfaatrechten.
Ik begrijp dat er al een jaar lang zelfs een boete wordt betaald, omdat er geen antwoord
komt op die vragen. Dat vind ik een heel vreemde zaak. Kan de Minister uitleggen wat
er aan de hand is? Kan zij proberen om direct te voldoen aan de Wet openbaarheid van
bestuur en die gevraagde documenten ter beschikking stellen over de verdeling van
die fosfaatrechten in het verleden?
Dat was het.
De voorzitter:
De heer De Groot heeft een vraag.
De heer De Groot (D66):
Het betoog van de heer Madlener laat zich een beetje samenvatten als: minder buitenlanders,
meer brandnetels en nog meer dode eiken. Maar daar gaat mijn vraag niet over. U wilt
het ook simpeler maken en u wilt af van al die dure verplichtingen voor boeren. Die
komen natuurlijk uit Brussel. Wij hebben een derogatie en een heel actieprogramma
waar al die verplichtingen uit voortkomen. Zou het niet veel handiger zijn om daar
een streep doorheen te zetten, zodat we weer zelf kunnen bepalen wat we hier doen?
De heer Madlener (PVV):
Als de heer De Groot daarvoor pleit, dan moet ik zeggen: het lijkt me fantastisch
dat Nederland weer z'n eigen landbouwbeleid kan bepalen zonder dat we aan al die onzinnige
Brusselse regels moeten voldoen. Want die Brusselse regels gaan maar door en gaan
maar door. En hier zitten we een constante strijd te voeren met regels waar we zelf
mee instemmen in Brussel. Dus ja, het lijkt me verstandig dat Nederland wat meer op
z'n strepen gaat staan en opkomt voor zijn eigen belangen.
De heer De Groot (D66):
Dat is mooi. Ik hoorde mevrouw Lodders ook al zeggen dat mestbeleid nationaal beleid
moet zijn, dus dan gaan we in de richting. Dank u wel.
De voorzitter:
Dat was geen vraag. Ik ga ten slotte naar de heer Futselaar van de SP.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. De mestproblematiek is complexe materie. Het heeft daarom veel
tijd gevergd om het pakket van maatregelen dat nodig is om hieraan het hoofd te bieden,
samen te stellen. Bij het stellen van normen aan het gebruik kunnen we er niet omheen
dat er thans geen reële mogelijkheid is om een landelijk mestoverschot te verwerken,
te vernietigen of te exporteren.
Dat zijn niet mijn woorden. Dat zijn de woorden van Minister Braks op 31 oktober 1985.
Ik ben nog wat verder teruggegaan dan de heer Wassenberg. Dat was bij de landbouwbegroting,
enkele maanden voor het in werking treden van de eerste mestwetgeving. Het is eigenlijk
opmerkelijk hoeveel argumenten en stellingnames bijna exact hetzelfde zijn gebleven
en nu nog bruikbaar zijn. Het is een van de twee deprimerende feiten aan het mestbeleid
in Nederland dat debatten zich jaar na jaar soms bijna letterlijk herhalen. In deze
commissie weten we daar alles van, zou ik bijna zeggen.
Het tweede deprimerende feit is dat we, ondanks 35 jaar aan beleid, aan enorme investeringen,
aan grote maatschappelijke ophef, eigenlijk nog niet aan het begin staan van een oplossing
van het fundamentele probleem dat Nederland gewoon veel meer mest produceert dan het
kwijt kan. Zoals de landbouweconomie de varkenscyclus kent, zo kent de politiek eigenlijk
een soort mestbeleidcyclus. We stellen een halfslachtig beleid op. We gaan dat vervolgens
na protesten uit de sector verwateren. Dan hopen we dat het goed komt. In sommige
gevallen zien we dat het niet goed komt maar laten we het nog even lopen. Dan volgt
er een crisis en stellen we weer halfslachtig beleid op.
Het is in het licht van deze wat cynische opvatting dat ik naar de contourenbrief
van de Minister heb gekeken, want mestbeleid, of je het leuk vindt of niet, is de
sleutel voor een groot aantal probleemdossiers: stikstof, Nitraatrichtlijn, Kaderrichtlijn
Water, derogatie en natuurlijk bovenal kringlooplandbouw, oorspronkelijk toch het
centrale landbouwthema van dit kabinet. Kringlooplandbouw en mestoverschotten staan
haaks op elkaar. Deze contourenbrief zou dus de kern van de kringlooplandbouw moeten
vormen en daarmee in zekere zin de politieke erfenis van deze Minister en dit kabinet.
In dat kader vind ik het teleurstellend dat wij hier, vijf maanden voor de verkiezingen,
een contourenbrief bespreken en geen wetgeving. Daarmee is eigenlijk een kans gemist
om een feitelijke uitwerking van de definitie van kringlooplandbouw, die mij overigens
nooit helemaal duidelijk is geworden, in de praktijk vorm te geven. Deze contourenbrief
geeft richtingen, zeker, maar tussen richtingen en concrete uitvoering staan heel
veel hobbels in de weg, niet de minste zijn de uitkomsten van verkiezingen op 17 maart.
In haar brief kiest de Minister voor twee richtingen. Voor de melkveehouderij en de
rundveehouderij kiest zij voor grondgebonden landbouw. Die richting kan de SP in algemene
zin ondersteunen. Een groot deel van deze sector is al min of meer grondgebonden,
dus het is een logische keuze, al is die, zoals de Minister zelf ook stelt, niet nieuw.
Het probleem zit «m in de details. De Minister geeft in haar brief zelf verschillende
mogelijke invullingen van het begrip «grondgebondenheid», maar zonder er zelf een
te kiezen. Daar wreekt zich het gebrek aan een heldere definitie, zowel beleidsmatig
als juridisch. Ik heb anderhalf jaar geleden al een keer geprobeerd om die in de Kamer
af te dwingen, maar tevergeefs. Maar als iemand een definitie zou moeten stellen dan
zou dat de Minister van LNV in haar beleidsbrief moeten zijn. Daar zou toch de fundamentele
herziening uit moeten blijken? Maar wat zij in haar contourenbrief stelt, waar ik
sympathie voor heb, wijkt eigenlijk niks af van wat Minister Brinkhorst in 1999 schreef:
«Voor de melkveehouderij ligt het perspectief in grondgebondenheid op bedrijfsniveau.»
Wat is er nou eigenlijk veranderd? Veel ernstiger is wat ons betreft de andere richting,
primair gericht op de intensieve takken: de pluimveehouderij, de varkenshouderij en
de kalversector. Daar wordt ingezet op 100% mestverwerking. Dat is wat de SP betreft
een heilloze weg. Mestverwerking, bijvoorbeeld mest vergisten, mest verbranden of
mest bewerken voor export, is in de praktijk een zwaar gesubsidieerde bedrijfstak,
die bovendien ook zeer impopulair is bij omwonenden. Mestvergisting of -verbranding
lost niks op aan stikstof- en fosfaatproblemen maar kan die zelfs verergeren. Daar
komt bij dat 100% verwerking een enorme investering vereist, van de overheid eventueel,
van ondernemers, of waarschijnlijk van allebei. Dan zit je vast, want die investeringen
moeten worden terugverdiend. Ik zie eigenlijk geen effectievere manier om te garanderen
dat de Nederlandse veehouderij haar huidige omvang behoudt dan te zeggen: we gaan
grootschalig inzetten op mestverwerking. Want geen boer zal inkrimpen of stoppen als
hij enorme investeringen heeft moeten doen. Dat is gewoon de realiteit. Op de achtergrond
zien we de enorme opgaves voor klimaat en stikstof. Dit is echt een onverantwoorde
keuze wat ons betreft, dus die wijzen we af.
Voorzitter. De Minister beschrijft ook de ernstige situatie van de waterkwaliteit
in de zand- en lössgronden, maar dan wordt zij wat cryptisch. Zij beschrijft dat derde
partijen de optie noemen van teelt- of gewasbeperking op deze gronden. Vervolgens
stelt ze: «Dit is een drastische maatregel, maar het is geen excuus om ons neer te
leggen bij de situatie.» Het wordt niet helemaal duidelijk wat zij nou zelf van die
drastische maatregel vindt en of dat eventueel een optie is als andere maatregelen
geen effect hebben. Ik begrijp best dat de Minister het eerst wil bespreken en wil
bekijken of het anders kan, maar ligt deze optie nu op tafel of niet? Want we zijn
nog heel erg ver af van de doelen van de Kaderrichtlijn Water.
Voorzitter. De Minister gaat een en ander op dit gebied uitwerken in gebiedsprocessen.
Toen ik dat las, zonk de moed mij enigszins in de schoenen. Ik probeerde vast te stellen
de hoeveelste ronde gebiedsprocessen dit eigenlijk is. Wij hebben al gebiedsprocessen
lopen voor grondwaterbeschermingsgebieden. We hebben gebiedsprocessen lopen in het
kader van stikstof. We hebben – weet ik sinds maandag – een gebiedsproces in Drenthe
lopen: een pilot voor gewasbeschermingsmiddelen. Ik begin de Minister ervan te verdenken
dat zij een halvering van de veestapel niet met wetgeving wil bewerkstelligen maar
door er simpelweg voor te zorgen dat half agrarisch Nederland fulltime bezig is met
gebiedsprocessen voeren. Serieuzer: er is een grens aan wat je van actoren in het
gebied kunt vragen, zowel van boeren, als overheden als provincies. Ziet de Minister
een risico in de stapeling van vragen die wij nu in gebiedsprocessen lossen?
Dan mis ik ook nog elementen in de brief, kunstmest bijvoorbeeld. Het is vrij logisch
dat, als je het over mest hebt, er iets over kunstmest in staat. Is het niet vreemd
om daar helemaal geen ambities over te formuleren?
En alle nutriënten in mest komen ergens vandaan. De oorsprong van het probleem ligt
natuurlijk ook in geïmporteerd voer uit Zuid-Amerika. Moet je niet ook de bron aanpakken
wil je het serieus aanpakken? Deze brief zwijgt erover.
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de verstandige dingen die collega's al over fraude
en handhaving hebben gezegd. Ik wil daar slechts één ding aan toevoegen en dat is
mijn vraag: klopt mijn beeld dat de Europese Commissie bij het beoordelen van een
derogatieverlenging ook expliciet kijkt naar handhaving rondom mestfraude? Wat betekent
het voor ons voor de volgende ronde als het allemaal zo beperkt lijkt te zijn?
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel hartelijk dank.
De vergadering wordt van 14.19 uur tot 14.35 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik was zelf ietsje later terug. Daarvoor mijn excuses, maar de Minister is klaar om
te gaan beantwoorden, dus dat gaan we doen. Ik geef de Minister graag het woord.
Minister Schouten:
Voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik het fijn vind dat ik vandaag over
het mestbeleid kan spreken. Als je dat buiten deze commissie zegt, schiet iedereen
altijd in de lach, maar ik heb al vrij snel ondervonden, zoals een aantal leden memoreerde,
dat heel veel vraagstukken samenkomen in het mestbeleid. Daarmee is het een cruciaal
onderdeel van het landbouwdebat. En ja, zeg ik ook tegen de heer Futselaar, het is
niet voor het eerst dat we dit debat voeren. Het is al heel lang een onderwerp. Het
was zelfs voor 1985 een onderwerp van debat, schat ik zomaar in.
(Er klinkt een krekelachtige ringtone.)
Minister Schouten:
Het is mooi dat de heer Madlener een vogeltje als ringtone heeft. Dat is toch een
soort ode aan de natuur, zou ik bijna willen zeggen, maar dat is een beetje buiten
de orde van deze vergadering.
De voorzitter:
Ik ga geen «mevrouw Arib» doen, maar u kent de boodschap. Dank u. De Minister.
Minister Schouten:
Het is goed dat we hier met elkaar over spreken, omdat ik heel graag wil weten hoe
uw Kamer hiertegen aankijkt. Het is namelijk van belang dat het niet alleen is wat
ik vind, maar dat we met elkaar richting geven aan het debat over het mestbeleid.
Het klopt dat wij ruim twee jaar geleden vrij breed opgezette gesprekken zijn gaan
voeren met stakeholders over de ideeën voor een nieuw mestbeleid. Dat waren niet alleen
de boerenpartijen maar ook de waterschappen, de wetenschap, eigenlijk alle partijen
die je daarbij kan verzinnen.
En ja, daarna is het stil geworden. Dat erken ik. Dat heeft er aan de ene kant mee
te maken dat we bezig waren de input te verwerken die we van al die partijen hadden
binnengekregen, maar ik zal ook niet ontkennen dat de stikstofcrisis en daarna de
coronapandemie ertoe hebben geleid dat een aantal dossiers wat langer zijn blijven
liggen, waaronder dit dossier. Als de vraag is wat daar is gebeurd, dan kan ik zeggen:
dit is echt de reden, niet meer en niet minder. Een aantal partijen, waaronder de
heer Geurts, vroeg wat daarna is gebeurd en waarom toen opeens die brief is gekomen.
Die brief lag al iets langer klaar, zeg ik eerlijk, namelijk al voor de zomer, maar
omdat er op dat moment veel andere zaken speelden, heb ik besloten om hem net na de
zomer naar de Kamer toe te sturen. Ik kan mij voorstellen dat het bij een aantal partijen
de wenkbrauwen deed fronsen in de zin van: wat is er in de tussentijd gebeurd? Dat
had beter gekund, maar ik zeg in alle eerlijkheid dat dit de reden is geweest waarom
het zo is gegaan.
Ik vond het wel belangrijk om die contourenbrief te sturen omdat ik – het is een wat
beladen term – die stip op de horizon wel wil zetten. Dat is wat mij betreft een eenvoudiger
en transparanter mestbeleid waarmee de waterkwaliteit verbetert, innovatie wordt gestimuleerd
en ook ruimte wordt gegeven aan het ondernemerschap van de boer. Naar die combinatie
hebben wij gezocht in dit mestbeleid. Dat is ook een landbouw die niet opereert op
of over de milieugrenzen en die crisis na crisis krijgt te verwerken: fosfaat, stikstof,
waterkwaliteit, klimaatverandering. Die visie blijft juist binnen die grenzen, waarmee
je dus ook recht kunt doen aan het ondernemerschap van de boer zodat die niet elke
keer denkt: ik ben alleen maar de regels vanuit de ene zal zeggen Brussel, de ander
zal zeggen Den Haag aan het opvolgen zonder dat ik zelf kan bezien wat het beste past
bij mijn bedrijf. Ik wil daar heel graag ruimte aan geven, maar dat betekent ook dat
we telkens van die rand weg moeten komen. Ik meen dat we daar met de contouren die
we nu schetsen, een duidelijke stap in kunnen gaan zetten.
Er worden inderdaad twee richtingen geschetst.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Hoeveel interrupties, voorzitter?
De voorzitter:
Twee keer twee of vier keer een. Kort, mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik snap wat de Minister zegt, namelijk: wij willen niet op of over de milieugrenzen
heen met dit mestbeleid. Daar ben ik het van harte mee eens, dus dat vind ik een heel
goed voornemen. Alleen, ik heb de heer Geurts net horen zeggen dat het nieuwe mestbeleid
enorme consequenties heeft voor een heleboel boerenbedrijven. Dat denk ik ook. Dat
is zo als je een transitie ingaat. Zou de Minister daar wat meer over kunnen vertellen?
Want we kunnen hier wel leuk bakkeleien over mestbeleid zoals onze voorgangers dat
in 1986 of nog eerder ook al deden, maar we zitten hier natuurlijk om het verschil
te maken.
Minister Schouten:
Wij doen altijd alsof er één boer is in Nederland, maar dat is niet zo. Er zijn heel
veel verschillende boeren in Nederland en gelukkig maar, zeg ik er altijd bij. Maar
het klopt dat het in het toekomstig mestbeleid zoals ik dat voor ogen heb en in mijn
brief heb geschetst, nogal een verschil is of je een extensieve grondgebonden boer
in Friesland bent of een intensieve boer in het Zuiden van het land. Dat maakt uit.
Ja, dat klopt. Daarom hebben wij ook heel duidelijk twee sporen geschetst, waarbij
de melkveehouder en de rundveehouder echt een keuze hebben. Of je gaat voor de grondgebonden
route en misschien ben je er dan al. Er zijn ook best boeren die er al zijn. Bij grondgebonden
heb ik het erover dat je de mest die je produceert, binnen de plaatsingsruimte kwijt
kunt. Dat hoeft dan niet alleen grondgebonden op het eigen terrein te zijn. Je kan
ook samenwerkingscontracten aangaan met akkerbouwers in de omgeving of andere personen
die die mest nodig hebben. Ik merk dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag of
je al die grond zelf in bezit moet hebben. Dat hoeft niet per se, maar je moet wel
zorgen dat er voldoende grond is om de mest van je eigen bedrijf te kunnen plaatsen.
De boeren die dat niet kunnen, zullen de keuze moeten maken om mest te gaan verwerken.
Tegen de leden die vroegen of dat niet prijsopdrijvend werkt, waaronder de heer Madlener,
zeg ik tegelijkertijd ook maar: grond aankopen kost ook geld. In die zin laat ik de
keuze aan de boer, maar op dit moment maken boeren die grond aanwenden daarmee soms
hoge kosten – pachten is ook niet goedkoop – terwijl niet-grondgebonden boeren die
niet hebben. In die zin wordt het misschien meer gelijkgetrokken. Maar ik geloof ook
dat de kosten ook wel weer in bedwang gehouden worden als je de mest op een veel grotere
schaal en veel professioneler verwerkt, met professionele partijen, waar je heel goed
controle op kunt uitoefenen.
Dat is de onderliggende factor in dit mestbeleid, is mijn wat uitgebreidere antwoord
op de vraag van mevrouw Bromet.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Schouten:
Dus ja, daar zitten verschillen in. Daarom zullen er ook keuzes worden gemaakt. Dat
kan voor de een wat meer betekenen dan voor de ander. Daar loop ik niet voor weg.
Een ander onderdeel, dat ook in deze brief zit, gaat over het halen van de doelen
van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Dan heb je het vrij specifiek
over bepaalde gebieden waar de uitspoeling nu te hoog is. Dat heeft niet altijd per
definitie met de melkveehouderij te maken. Dat heeft vaak ook met de akkerbouw te
maken. Daarbij zijn wij ons er zeer van bewust dat wij ons moeten houden aan die doelen
en de doelen ook moeten gaan realiseren. Laat ik duidelijk zijn: dat deze brief ziet
op een transitie richting 2030 wil niet zeggen dat de doelen van de Kaderrichtlijn
Water ergens in het luchtledige komen te hangen. Die zijn integraal onderdeel van
alles wat wij doen. Daarom staat er ook een passage in deze brief over de uitspoelingsgevoeligheid
van bepaalde teelten en de uitspoelingsgevoeligheid in bepaalde gebieden. We moeten
echt stappen zetten om te zorgen dat dat vermindert. U heeft in deze brief kunnen
lezen welke aanpak wij daarbij voor ogen hebben.
Voorzitter. Laat ik doorgaan naar de concrete vragen van de leden, want ik denk dat
heel veel onderwerpen daarbij concreter aan de orde komen. Ik heb even geprobeerd
om er blokjes van te maken, maar ik ga het toch maar per fractie doen, want er werd
gesproken vanuit verschillende visies, en dan vind ik het eenvoudiger om het per fractie
te doen.
Dan kom ik eerst bij de heer De Groot, die eigenlijk zijn eigen stappenplan formuleert
waar wat hem betreft mestbeleid aan zou moeten voldoen. Hij zegt als eerste dat mestverwerking
alleen maar een pijnlijke oplossing kan zijn. Ik ben het niet helemaal eens met de
heer De Groot dat mestverwerking alleen maar een soort overgangsfase kan zijn naar
kringlooplandbouw. Ik denk zelfs de andere kant op: mestverwerking kan juist een belangrijk
onderdeel worden om bijvoorbeeld kunstmest veel meer te kunnen uitfaseren. Al zou
ik de mest die nu niet geplaatst kan worden binnen de plaatsingsruimte die er is in
Nederland, op dit moment verwerken en gebruiken om de kunstmest te vervangen die wij
nu inzetten, dan nog wordt er kunstmest ingezet, om even aan te geven hoeveel kunstmest
wij nu gebruiken en hoeveel ruimte er is voor die vervanging. Dus we hebben die mestverwerking
echt nodig als wij veel meer van die kunstmest af willen, wat volgens mij helemaal
in de kringloopgedachte past waar de heer De Groot voor pleit. Dan kun je veel gerichter
die hoogwaardig verwerkte mest inzetten op de plekken waar het nodig is. Dat is bij
de directe aanwending van mest soms wat ongerichter. Je kunt veel beter kijken naar
de samenstelling van de mest en de hoeveelheid mest die nodig is op een bepaalde plek,
op bepaalde grond. Je kunt ook kijken hoe je uitspoeling kunt voorkomen, want dat
willen we ook met z'n allen. Dus ik geloof juist dat goede en hoogwaardige mestverwerking kan bijdragen aan het vormgeven van die kringloop.
De voorzitter:
Was dat het antwoord op dit punt?
Minister Schouten:
Ja.
De voorzitter:
De heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Ik vind dat een goed argument van de Minister, maar dan moeten we tegelijkertijd ervoor
zorgen dat we niet meer vanuit Brussel ertoe gedwongen worden – daar moet ik de heer
Madlener gelijk in geven – om kunstmest aan te voeren en dierlijke mest af te voeren.
Als we die regel ook schrappen, dan kan ik de redenering van de Minister volgen. Maar
dan nog zul je in z'n totaliteit niet meer mest moeten willen hebben dan je op de
Nederlandse grond af kan zetten.
Minister Schouten:
Dat eerste deel ik met de heer De Groot. Nu lobby ik ook nog weleens, dus ik ben in
Brussel intensief aan het lobbyen, gelukkig nu ook met een aantal andere lidstaten
– wij staan daar niet alleen in – om daar een verandering in teweeg te brengen. Er
is nu een Joint Research Centre-rapport waarin ook is gekeken naar vervanging van
kunstmest door hoogwaardig verwerkte mest. Dat rapport bestudeert de Europese Commissie
nu. Die gebruikt dat nu in het kader van haar eigen voorstellen over From Farm to
Fork en meer kringloopachtige principes die toegepast worden in het mestbeleid. Wij
willen heel graag dat de Commissie daar snel een standpunt over inneemt en daar uiteindelijk
ook ruimte voor gaat geven. Daar dringen wij op aan, maar het ligt nu bij de Commissie.
We houden de druk erop. Maar nogmaals, stel dat je alle kunstmest in Nederland zou
vervangen door de verwerkte mest die we zelf niet direct kunnen plaatsen, dan zou
je nog een tekort hebben op dit moment, om even de ordegrootte, de hoeveelheid kunstmest
die op dit moment wordt gebruikt en de mogelijkheden voor substitutie die wij zien,
aan te geven.
De voorzitter:
Tweede vraag.
De heer De Groot (D66):
Ik vind het valide wat de Minister zegt. Fijn dat ze zich hier in Brussel voor inzet,
maar dan nog zul je de vraag moeten stellen: hebben we die grote hoeveelheid dieren
nodig om kunstmest te maken? Als je die hoeveelheid stikstofkunstmest – want dat is
het dan – inderdaad nodig hebt voor een goede landbouwpraktijk, zou je die ook op
basis van zonne-energie kunnen opwekken. Dus ik vind het nog steeds geen vanzelfsprekendheid
om daarvoor ongelofelijke hoeveelheden veevoer te blijven invoeren om dan via het
dier en de verwerking de mest te krijgen. Dat is een beetje een lange en inefficiënte
keten op deze manier, maar ik begrijp de redenering van de Minister.
De voorzitter:
Dat is geen vraag. Dat is een constatering.
Minister Schouten:
Nee, dat is meer een statement.
De voorzitter:
Maar de heer Madlener heeft nog wel een vraag.
De heer Madlener (PVV):
Ik ben blij dat we uiteindelijk toch uitkomen bij de PVV-oplossing voor dit mestprobleem.
We blijken namelijk helemaal geen mestoverschot te hebben als ik de Minister zo hoor.
Als wij die mest zouden gebruiken waar hij voor bedoeld is, namelijk om je land te
verrijken met stikstof, dan hebben we dus helemaal geen mestoverschot maar een mesttekort.
We moeten die mest dus niet verwerken maar verrijken. Dat hoeft helemaal niet zo ingewikkeld
te zijn. Maar als ik het goed begrijp is dit een kwestie van nuchter verstand. Iedereen
begrijpt dat. We hebben mest en die wil je gebruiken, alleen staan, als ik het goed
begrijp, Brusselse regels ons al jaren in de weg om dat te doen. En nu moeten we smeken
in Brussel: mogen we alstublieft wat meer natuurlijke mest gebruiken, want we hebben
een mestoverschot? Het is toch van de gekke dat we in deze situatie zitten terwijl
al jaren bekend is dat Brussel ons gewoon dwarszit? Is de Minister bereid om Brussel
te laten weten dat we dit gewoon gaan doen? Punt. En dan bekijken ze het maar lekker
in Brussel.
Minister Schouten:
Ik moet hier even een onderscheid maken tussen soorten kunstmest en soorten mest.
Qua stikstof hebben we inderdaad geen overschot, qua fosfaat wel. Ik denk dat u allemaal
nog voor de geest staat wat we daar in het verleden voor hebben moeten doen. Dus het
is heel specifiek van welke stoffen je een overschot hebt. Dat is bij stikstof toevoegen
aan de bodem niet het geval en bij fosfaat wel. Dat heeft dan weer consequenties voor
onder andere de waterkwaliteit.
De heer Madlener (PVV):
Maar het klopt dus dat zoiets simpels als stikstof uit de mest gebruiken waar het
voor bedoeld is, namelijk om die op het land te verspreiden, niet kan omdat Brusselse
regels de boeren al jaren verhinderen om dat te doen en dat die daarom gedwongen zijn
om kunstmest te gebruiken. Laat het even op u inwerken. Het is toch bizar dat we hier
al jaren praten over een mestprobleem en dat deze simpelste oplossing gewoon van tafel
wordt geveegd door Brussel, waar het CDA groot vertegenwoordigd is en samen met de
VVD de dienst uitmaakt? En hier zitten we al jaren te tobben! Zo worden we dus voor
de gek gehouden.
Minister Schouten:
Ik hoorde hier niet echt een vraag in. Ik heb alleen geprobeerd aan te geven dat er
bepaalde regels zijn die voorkomen dat bijvoorbeeld de waterkwaliteit achteruitgaat.
Volgens mij wil de heer Madlener dat ook niet. Wij zoeken naar manieren, innovaties
om die mest gericht aan te wenden en te voorkomen dat die uitspoelt. Daar zijn wel
kaders voor nodig. En ik heb gehoord wat de heer Madlener daarvan vindt.
De voorzitter:
Inmiddels is de heer Moorlag ook aangeschoven na afronding van zijn begrotingsdebat.
We zijn begonnen met de beantwoording in eerste termijn. De Minister antwoordt op
volgorde en is nu bij de heer De Groot.
Minister Schouten:
Fijn dat de heer Moorlag er is.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Schouten:
Wordt de footprint van de mestverwerking ook meegenomen? Het PBL heeft een quickscan
uitgevoerd langs de lijnen die in het proces voorafgaand aan deze brief beschreven
zijn. Een veel diepergaande analyse is nu nog niet mogelijk, want het zijn hoofdlijnen;
daarvoor moeten ze meer details scannen. De volgende stap in het proces is de concretisering
van het beleid. Op basis daarvan kan weer een levenscyclusanalyse of een ecologische
voetafdruk bepaald worden. Ik wil de heer De Groot er nog wel op wijzen dat de maatregelen
die in het zevende nitraatprogramma worden opgenomen, ook zullen worden voorgelegd
in de milieueffectrapportage. Langs die weg komt er inzicht in het effect van de maatregelen
op het milieu.
De heer De Groot is van mening dat er een einde moet komen aan het onderwerken van
drijfmest. Wat vind ik daarvan? Daarbij speelt ook de ammoniakemissie. Dat weet de
heer De Groot ook. Daarmee is het een belangrijk element in de aanpak van de stikstofproblematiek.
De eerste resultaten van een advies van de CDM geven aan dat er geen eenduidig bewijs
is voor langdurige negatieve effecten van mestinjectie op regenwormaantallen in de
bodem. Dat advies heb ik net gekregen. Ik zal het rapport snel naar uw Kamer toesturen,
maar ik wil daar nog een goede appreciatie op geven. Omdat er nu heel veel werk ligt
dat ik voor de begroting moet doen, zeg ik met enige voorzichtigheid dat ik dat zal
proberen, maar misschien lukt dat net niet. Maar neem me dat niet kwalijk, want dat
zit hem dan echt in de workload van de mensen die dat allemaal moeten doen. Maar ik
zal dat rapport van de CDM naar de Kamer sturen met mijn appreciatie, zodat u daar
kennis van kunt nemen.
Hiernaast geldt dat het verwerken van drijfmest van overschotbedrijven naar hoogwaardige
meststoffen ook een bijdrage levert aan de door de adviescommissie-Remkes genoemde
uitfasering van de drijfmest. De heer De Groot noemde dat zelf ook al. Gezien de huidige
bedrijfsopzet en stalsystemen verwacht ik dat de drijfmest vooralsnog en ook het onderwerken
daarvan in de bemesting met dierlijke mest nog een rol blijven spelen. Maar zoals
gezegd zal ik terugkomen op het advies van de CDM en op hoe ik daarmee verderga.
Dan de definitie van grondgebondenheid. Die pak ik iets breder, want er zijn meer
partijen die daar vragen over hebben gesteld. Er wordt gezegd dat ik geen keuze maak
in de definitie. Dat is volgens mij niet helemaal waar. Ik heb gezegd dat grondgebondenheid
wat mij betreft betekent dat je je eigen mest kwijt kan op je eigen land dan wel met
contracten voor zover de plaatsingsruimte dat toestaat. Dus het is voor elke boer
op zich duidelijk hoeveel dat is in zijn situatie. Ik heb in de brief wel meerdere
opties opgenomen omdat ik zie dat dat onderwerp van discussie is. Ik wilde laten zien
dat daar verschillende mogelijkheden voor zijn. De sector zelf heeft natuurlijk ook
ooit een eigen definitie opgenomen. Die ging over het percentage eiwit van eigen land.
Ik heb daar niet voor gekozen, omdat dat twee zaken door elkaar haalt, namelijk het
voer en de mest. Dat maakt het niet eenvoudiger. Dat maakt vaststelling van grondgebondenheid
vrij complex, maar ook de vraag hoe je dat precies weet en hoe haalbaar dat voor sommigen
dan weer is ten opzichte van anderen. Dat is echt wel een vrij complexe definitie.
Ik heb het dus echt puur op de plaatsingsruimte gedefinieerd. Ik hoor wel dat hier
verschillende vragen leven, bijvoorbeeld of je niet naar een bepaalde gve per hectare
zou moeten. Ik heb de heer Madlener daar ooit ook nog weleens over gehoord. Daarom
verbaast het me een beetje dat de heer Madlener wat knorrig op de brief reageerde,
want ik dacht: als er iemand zal zeggen «dat is helemaal in lijn met wat ik ooit heb
voorgesteld», dan is dat de heer Madlener, want die roept altijd «maak het allemaal
grondgebonden». Maar goed, de heer Madlener was het toch weer niet helemaal ermee
eens.
Laat ik ook even de dilemma's schetsen – niet om ervan af te komen hoor. Maar stel
dat je 1,5 gve per hectare doet, wat de heer De Groot voorstelt. Dan zou je ook in
ogenschouw moeten nemen wat dan de productiviteit van die dieren is op die plek. Want
je kan ook 1,5 gve per hectare hebben met heel hoogproductieve koeien. Dat gaf de
heer De Groot zelf net ook al aan. Dat heeft ook weer invloed op de hoeveelheid en
de rijkheid van de mest die daar geproduceerd wordt. Laat ik anders gewoon een voorstel
doen. Geef mij dan ook nog de ruimte om meer inzicht te geven in welke opties er zijn
en welke consequenties daaraan vastzitten, zodat de Kamer zelf wat meer gevoel kan
krijgen bij wat de opties zijn. Ik heb ze nu wat algemeen geformuleerd, maar ik kan
er best nog wel even een slag overheen maken. Maar ik heb in mijn brief gewoon duidelijk
neergelegd wat wat mij betreft de definitie van grondgebondenheid is.
Mevrouw Lodders (VVD):
Nu was ik eigenlijk heel erg blij met het standpunt van de Minister dat ze niet heeft
gekozen voor 60% eiwit van eigen land, want ik maak me daar zorgen over en ik niet
alleen. Als die discussie gaande is, of dat nou hier in de Kamer is of ergens anders,
krijg ik altijd heel erg veel verontruste telefoontjes. Ik denk dat de Minister bij
mijn vragen nog terugkomt op die grondgebondenheid, maar dit is wel weer zo'n voorbeeld.
We zijn bezig met een herziening van het mestbeleid. We staan voor een enorme opgave.
Als ik zie welke vragen er gesteld zijn en wat de Minister nu weer toezegt, dan vraag
ik me af waar het perspectief voor de boer is. We hebben nog niet eens een begin van
het kader als het gaat om eenvoudig en transparant mestbeleid. Bodemvruchtbaarheid
als een van de doelen heb ik overigens niet in de inleiding van de Minister terug
gehoord. En nu gaan we het alweer hebben over een aanscherping van de definitie van
grondgebondenheid. Ja, dan begrijp ik wel dat boeren niet mee kunnen in het hele verhaal.
Minister Schouten:
Er is een definitie van grondgebondenheid op het moment dat een bedrijf groeit. Die
zit in de Wet grondgebonden groei van de veehouderij. Maar dat is op het moment dat
een bedrijf groeit. Dat is niet wanneer een bedrijf al bestaat en je dan ook de plaatsingsruimte
voor de mest zou moeten definiëren. Zoals gezegd, heb ik dat gekozen op gewoon de
plaatsingsruimte die er is en ook aangegeven dat in Nederland er in principe voldoende
ruimte is om de mest te plaatsen van de melkveehouderij en de rundveehouderij, hoewel
dat natuurlijk lokaal verschillen kan creëren. Daar loop ik ook niet voor weg. Ik
heb dat onderkend. Dat is het kader waarbinnen ik nu verder wil werken. Alleen, ik
hoor nu verschillende partijen zeggen dat ze een andere definitie willen of een aanscherping
ervan of wat dan ook. Mijn punt daarbij is: het klinkt soms heel eenvoudig om een
aantal gve per hectare te doen, alleen zitten daar best nog wel wat andere zaken achter.
Ik wil dan nog wel voor de Kamer inzichtelijk maken wat de verschillen en de consequenties
zijn, zodat je weet wat erachter zit. De eenvoud spreekt aan, maar kan ook soms gewoon
weer andere effecten hebben. Ik ben bereid om daar meer inzicht in te geven aan de
Kamer, zodat ze zichzelf daar meer toe kan verhouden. Het is een aanbod. Het hoeft
niet.
De heer Futselaar (SP):
Ik wil die informatie graag, hoor. Zoals ik al zei, in de details zit heel veel. Welke
definitie je hanteert voor grondgebondenheid kan enorme consequenties hebben, voor
melkveehouders, voor grondwater et cetera. Dat geldt ook voor de definitie die de
Minister hier geeft, dat je het moet kunnen plaatsen op je eigen bedrijf of via contracten.
Dan ga ik weer de vraag stellen: is dat alleen regionaal, is dat in een straal van
10, 100 of 500 kilometer van het bedrijf? Er zit gewoon heel veel ruimte in. Ik ben
heel blij met een brief waarin alle mogelijke opties en consequenties worden geschetst,
maar ik vind het toch ook wel heel erg belangrijk om uiteindelijk te weten wat de
Minister vindt. Daarom hamer ik op een heldere definitie. Waar staat de Minister in
de discussie?
Minister Schouten:
Volgens mij heb ik dat gewoon geschetst in die brief. Als je in je eigen bedrijf mest
produceert, moet je dat af kunnen zetten op je eigen land of met de contracten die
er afgesloten worden. Het klopt dat het dan bijvoorbeeld uitmaakt in welke straal
en hoeveel kilometer dat is. Dat zijn precies de zaken – daar heeft de heer Futselaar
gelijk in – die ik ook echt nog nader moet gaan invullen, want in de details zitten
vaak ook de consequenties. Dus het klopt dat we daar echt nog wel een aantal zaken
moeten doen. We hebben natuurlijk wel gezegd dat een huiskavel wel belangrijk is.
Ik bedoel, het moet wel ergens bij je in de buurt liggen. Niet dat jij alleen een
bedrijf hebt in het Zuiden van het land en alles in het Noorden van het land gaat
afzetten. Maar daar zitten modaliteiten tussenin. Dat zijn precies de zaken die ik
verder wil uitwerken, als de Kamer zegt dat zij wil dat ik die verder ga onderzoeken.
Daarom hebben we dit debat ook, om te voelen of ik de ruimte heb om dat verder uit
te werken. Dat klopt.
De voorzitter:
De Minister gaat door.
Minister Schouten:
De vraag over het bestendig maken van het beleid rondom de weidevogel ligt in lijn
met het advies dat ik van de CDM heb gekregen. Daar zal ik op terugkomen als ik het
advies naar de Kamer stuur, met de appreciatie daarbij.
Dan de derogatie. De heer De Groot vindt de derogatie niet meer passen binnen de voorliggende
plannen met de kringlooplandbouw. Laat ik nogmaals benadrukken dat derogatie alleen
van toepassing is daar waar het milieukundig verantwoord is en past bij de gewasopbrengst.
Dat is echt een kader waarbinnen dat plaatsvindt. Ik blijf er ook maar op wijzen dat
de monitoringsresultaten laten zien dat de nitraatuitspoeling onder derogatiebedrijven
minder is dan bij andere bedrijven, juist omdat er een aantal hele strenge voorwaarden
aan zitten, namelijk voor het grasland dat je moet hebben et cetera. De toegestane
hogere dierlijke mestgift past dan dus bij deze bedrijven – zoals gezegd, ook mede
door de aanvullende eisen die aan de overige bemesting worden gesteld. Daarmee is
er dus ook een grondslag wat mij betreft voor de derogatie binnen de kringlooplandbouw.
Het moet milieukundig verantwoord zijn. Dat is het kader. Dat blijkt het ook te zijn
in de praktijk, omdat we zien dat derogatiebedrijven het beter doen, mede door de
aanvullende eisen die eraan worden gesteld.
Ik zie wel dat er steeds meer onzekerheid komt over de derogatie. Daar hebben een
aantal van uw leden natuurlijk ook vragen over gesteld: hoe loopt dat nou precies,
want er komen steeds meer regels bij en steeds meer aanvullende eisen. Ik denk dat
het daarmee alleen maar belangrijker wordt om te zorgen dat wij een robuust mestbeleid
hebben, waarin we heldere kaders geven en de zaken ook helder worden geformuleerd,
zodat de boer daar hun keuzes in kunnen maken, maar ook hun eigen ondernemerschap
centraal kunnen gaan stellen. Ik snap dat de heer De Groot er vragen bij heeft, maar
ik ben er echt van overtuigd geraakt dat derogatie uiteindelijk echt tot betere resultaten
voor de uitspoeling leidt. Dat is denk ik ook echt een van de zaken die we daar in
ogenschouw moeten gaan nemen.
De experimenteerruimte. De heer De Groot had daar een heel expliciet voorbeeld van
het bietenblad voor. Het bietenblad blijft normaal op het land liggen. Daarmee is
bietenblad ook bemesting, kan je zeggen. Het heeft een effect op de bodemgesteldheid.
Ik weet dat – laten we maar gewoon de naam noemen – Cosun daar momenteel onderzoek
naar doet. Als je die gewassen van het land af haalt en verwerkt, dan, is hun stelling,
blijft er minder over voor de bemesting van het land en moet je dat aanvullen op andere
manieren om wat je minder op het land houdt, weer aan te vullen. Ik snap die gedachte
best. Het is niet zo dat wij daar negatief tegenover staan. Er zitten wel wat haken
en ogen aan, want je moet er dan wel zeker van zijn dat die nutriënten niet op het
land achterblijven, anders krijg je echt sprake van overbemesting, met het risico
op extra uitspoeling. Dat wil de heer De Groot denk ik ook niet. Ik wil dan ook met de betreffende
partij kijken hoe we op een bepaalde schaal een experiment kunnen uitvoeren om te
zien wat ervoor nodig is om die zaken goed te borgen. Ik denk dat de heer De Groot
ook geen overbemesting wil. Kijk, het feit dat er resten op het land achterblijven
geldt ook bij de maisteelt bij of andere zaken. Zij kunnen dan ook zeggen: als het
bij bietenblad kan, willen wij ook een hogere bemestingsnorm hebben. Je moet dus echt
ervoor zorgen dat er niet een te hoge bemesting komt en daarmee een risico op hogere
uitspoeling. Dat wil ik echt borgen. Ik wil goed kunnen vaststellen wat dan die extra
bemesting zou moeten zijn om te zorgen dat het opgeheven zou gaan worden, en op welke
manier dat bietenblad wordt afgevoerd, zodat er geen overcompensatie plaatsvindt.
Ik wil daar dus best een experiment voor opzetten, maar ook wel... Vergeef me, want
de heer De Groot wil juist overbemesting voorkomen. Dat wil ik ook. Dan moeten we
hier dus ook scherp op zijn.
De heer De Groot (D66):
Dank aan de Minister dat zij dit wil doen. Natuurlijk moet je kijken of dat goed gaat.
Het voordeel hier is dat het een gesloten keten is. Je kunt dus precies zien wat je
aan kilo's aanvoert op de fabriek. Dat moet dus echt goed rond te rekenen zijn. Het
is ook een bedrijf dat dat ook netjes kan en wil doen. Dus ik denk dat jullie daar
dan uitkomen. Dank dat u daar een experiment gaat starten. Hoe concreet is dit? Wanneer
kunnen we verwachten dat het ook echt start? De campagne is net geweest, denk ik.
Kunt u aangeven dat het in ieder geval het volgende productiejaar echt kan gaan lopen?
Minister Schouten:
Daar moet ik echt even wat meer informatie over inwinnen, want dat kan ik zo niet
overzien. Ik heb hier toegezegd dat ik wil kijken hoe ik een experiment daarvan kan
maken en hoe we dat soort zaken kunnen borgen. Geef me even de tijd om dat goed te
doen. Het is lastig om nu al een toezegging te doen over hoe snel dat kan.
De heer De Groot (D66):
Dan maak ik toch even een laatste opmerking. We hebben toen die hoorzitting hier gehad.
Het is vooral ook nu de tijd om wel even concreet te zijn. Dit loopt al heel lang.
De gesprekken met het ministerie lopen ook al heel lang. Als de Minister nu geen toezegging
kan doen, dan hoor ik toch graag nog vóór de begrotingsbehandeling wanneer zij denkt
dat experiment te kunnen starten.
Minister Schouten:
Laat me eerst eventjes nog het gesprek hebben over we dat dan precies moeten vormgeven.
Ik moet dan ook kijken hoe we vaststellen hoeveel nutriënten je dan eigenlijk van
het land afhaalt en dergelijke. Daar zitten echt nog wel wat stappen tussen. Het is
niet even in een paar minuten geregeld. Ik doe hier de toezegging dat ik ga kijken
hoe ik daar een experiment van kan maken. Daar mag de heer De Groot mij echt aan houden.
Ik zal de Kamer daar ook over informeren als ik er meer van weet, maar ik denk dat
het te kort is om dat voor de begrotingsbehandeling helemaal goed doordacht te hebben,
zeg ik in alle eerlijkheid. Maar kom erop terug op een moment dat u dat opportuun
acht. Ik zeg toe dat als ik er meer informatie over heb, ik dat naar de Kamer stuur.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Schouten:
Dan tot slot de vraag van de heer De Groot hoe ik aankijk tegen de agrarische kaart
van Nederland. Dat durf ik bijna niet meer te zeggen als ik de heer Futselaar hoor,
maar ik heb in de herbezinningsbrief natuurlijk de gebiedsgerichte benadering aangekondigd.
Die wordt uitgewerkt in het zevende en achtste actieprogramma. Daar kies ik voor een
specifieke aanpak voor gebieden waar de waterkwaliteitsdoelen nog niet behaald zijn.
Ik moet, indachtig mevrouw Lodders, zeggen dat er gebieden zijn waar die wél gehaald
zijn. We moeten ook echt goed gaan kijken waar dat nog niet zo is. Daar hebben we
soms ook nog best wel een opgave. Ik zet daar in op stimulering en bewustwording.
Eventjes ter inkleding: het is natuurlijk niet zo dat we nu voor het eerst beginnen.
Er lopen al meerdere trajecten. Het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer is daar een voorbeeld
van. Onze sg is van de zomer ook nog naar een aantal akkerbouwers geweest in het zuiden
van het land die daar heel actief mee bezig zijn, maar die soms ook echt wel met de
handen in het haar zitten, want als er een heel droog jaar is, heeft dat meteen weer
effect op de resultaten die zij boeken. Of eigenlijk niet boeken dan, terwijl ze echt
er heel veel aan doen. Ik kan me best voorstellen dat dat soms tot frustratie leidt
als je er zo actief mee bezig bent en denkt: het lukt wéér niet. Wij denken mee. Wat
kan er wel, wat kan er niet en wat zijn echt nog zaken die je zou kunnen aanpakken?
Maar ik denk dat we ook eerlijk moeten zijn. Als de waterkwaliteit dan nog achterblijft,
moet je ook bedenken wat dan de volgende stappen zijn. Dat kan ook zijn dat bepaalde
teelten niet meer kunnen op die plek. Maar ik wil daar niet mee beginnen, zeg ik ook
maar eerlijk. Ik wil ook echt dat we gewoon kijken op welke plekken het nog mogelijk
is om het wel te doen. Maar ik denk dat het halen van de doelen uit de Kaderrichtlijn
Water voor ons allemaal van groot belang is. Daar is alles ook op gericht. Ik doe
het liever niet, maar ik kan niet uitsluiten dat het ooit nog wel nodig zal zijn.
Laat ik zo maar formuleren.
Dan de vragen van mevrouw Bromet. LTO ziet de vereenvoudiging niet. Wat vind ik daarvan,
vraagt zij. Zij vindt het problematisch dat LTO de vereenvoudiging niet ziet. Ik heb
steeds benadrukt dat dit een hoofdlijnenbrief is waarin contouren worden geschetst
en waarin ook heel veel zaken ook nog verder uitgewerkt moeten worden. Dat heb ik
ook tegen LTO verteld. We moeten daarin tegelijkertijd wel duidelijke keuzes maken.
Ik geloof dat ik het niet heel veel eenvoudiger kan maken dan een keuze voor of het
een of het ander. Of ik kan nog maar één systeem toepasbaar maken, maar daar zitten
toch weer heel veel andere haken en ogen aan.
Het is ook waar dat eenvoud en maatwerk ook niet altijd hand in hand gaan. Dat is
natuurlijk de eeuwige discussie in het mestbeleid geweest. Er werd aan de ene kant
gevraagd om een eenvoudig stelsel en tegelijkertijd om maatwerk. Die twee kan ik niet
samenbrengen. Dan krijg je dus die hele grote lijst met uitzonderingen die nu al gewoon
bijna op perceelniveau ongeveer is vormgegeven. Dat is voor de handhaving een gruwel,
maar dat is voor de boer ook echt totaal niet leuk, want per perceel wordt het ongeveer
bepaald. Tegelijkertijd wordt daar nu dan ook wel weer om gevraagd. Dat is altijd
de spagaat waar je in zit.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet.
Minister Schouten:
Mag ik het even afmaken? De vereenvoudiging is hoe dan ook mijn insteek. Dat is voor
iedereen fijner. Maar daarbij wil ik echt benadrukken dat er ook nog heel wat zaken
uitgewerkt moeten worden. Dat doen we uiteraard ook met de sectoren, dus ook met LTO.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik ben het helemaal eens met wat de Minister zegt over maatwerk en ingewikkeldheid
en eenvoud. Ik ga even terug naar wat de Minister in het begin van het debat zei,
namelijk: ik wil niet meer op de lijn zitten of over de grenzen van het milieu gaan.
Dat betekent eigenlijk dat boeren die ver van die grens vandaan blijven, volop de
ruimte kunnen krijgen. Boeren die wel op die lijn zitten of daaroverheen gaan, krijgen
het heel lastig met de overheid. Dat is toch het systeem zoals de Minister het nu
ook vormgeeft?
Minister Schouten:
Het is het systeem dat als jij grondgebonden bent, je het daarbinnen gewoon kunt toepassen
met je eigen professionele inzicht, maar natuurlijk wel binnen de kaders van de milieunormen
die we met elkaar hier vaststellen. Daarom ook, zeg ik ook maar even in de richting
van de heer Madlener, is mestverwerking misschien echt een wat grotere stap. Maar
daar staat ook wat tegenover als je grondgebonden bent. Daar hebben we dus echt de
keuze gelaten aan de betreffende boer. Tegelijkertijd, als we binnen de milieugrenzen
blijven met elkaar, dan wordt het leven echt wel wat lichter, ben ik van overtuigd,
ook juist voor al die boeren.
Is grond bijkopen een optie, vraagt mevrouw Bromet. Dat kan. Als een boer eigen grond
heeft, dan kan dat. Dan kan hij ook bijkopen. Maar hij kan het ook via samenwerkingsovereenkomsten
doen met bijvoorbeeld akkerbouwers in de omgeving. Dat gaat dus wel echt ervoor zorgen
dat ze de goede keuzes maken in wat daar past. Op die manier willen we ervoor zorgen
dat ze niet alles per se hoeven te kopen, maar het in ieder geval wel afzetten en
kunnen aantonen dat het bij hun bedrijf gerekend mag worden.
Gaat het nieuwe mestbeleid fraudeprikkels wegnemen? Een van de doelen van het nieuwe
mestbeleid is het beperken van de fraudeprikkel. In die zin – dat kan wat strak overkomen
– hebben we juist die twee opties geschetst. Wat je nu vooral ziet, is dat er veel
discussie is en dat het moeilijk aantoonbaar in de handhaving is als iemand zegt:
ik heb zoveel op mijn eigen land afgezet en ik heb nog een stukje laten verwerken.
Het is allemaal best ingewikkeld om goed na te gaan of dat inderdaad in de praktijk
zo heeft plaatsgevonden. Nu is het: of je bent grondgebonden of je verwerkt de mest.
Als je grondgebonden bent, moet je kunnen aantonen met welke percelen je die grondgebondenheid
invulling geeft. Als je verwerkt, ga je aantonen hoeveel mest je geproduceerd hebt
en hoeveel je naar de verwerking hebt gebracht. In die zin moet het veel makkelijker
traceerbaar worden hoe de meststromen lopen en of dat inderdaad voldoet aan de plaatsingsruimte
die je hebt, of aan de verwerking die je hebt gedaan.
Daar blijft wel van belang, zeg ik ook tegen de heer Geurts, dat we onverminderd doorgaan
met de trajecten die we zelf hebben ingezet. Keurmest past dus helemaal in dit systeem,
zeg ik er ook maar bij. Het is niet zo dat dit systeem dat overbodig maakt. Integendeel.
Ik ben heel blij dat daar de stappen worden gezet die nu worden gezet. Daar wil ik
ook onverminderd mee doorgaan. Wij zullen ook het gesprek met de sectoren daarover
blijven voeren, want ik denk dat dat van het grootste belang is. Ik denk dat het ook
belangrijk is om de versterkte handhavingsstrategie gewoon door te zetten zoals we
die hebben vastgesteld.
Over de kunstmestvervanger heb ik het net al gehad in antwoord op vragen van de heer
De Groot.
De Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water: staan de harde doelen voor de waterkwaliteit
nog voor 2027 en 2030? Die staan onverminderd. Die hebben ook een duidelijk tijdpad.
Daar moeten we ons ook echt aan houden. Daar zijn we ook op gericht.
De relatie met stikstof ontbreekt, zegt mevrouw Bromet. De verwachting is dat de contouren
bijdragen aan de reductie van de ammoniakemissie, want mestverwerking en ook scheiding
van mest en urine dragen daaraan bij. Daar zitten natuurlijk ook heel veel innovaties
in die daar weer een bijdrage aan kunnen gaan leveren. Verwerkte mest geeft ook minder
aanwendingsemissie. Grondgebondenheid draagt ook bij aan de reductie van de ammoniakemissie,
indien het samengaat met meer weidegang. Dat is ook een van de onderdelen die in de
aanpak van de stikstof zit. Dus in het algemeen dragen de contouren bij aan een eenvoudiger
en robuuster stelsel en daarmee ook aan een betere lucht- en waterkwaliteit. We moeten
natuurlijk in de uitwerking zorgen dat het ook integraal goed is en dat de boer niet
met allerlei verschillende systemen te maken krijgt. We hebben er goed oog voor dat
dat gebeurt.
Hoe gaat de afstemming tussen de provincies en de gebiedsprocessen? Met de gebiedsgerichte
aanpak van toekomstig mestbeleid sluit ik ook zo veel mogelijk aan bij de bestaande
gebiedsprocessen. Er komen dus niet weer allemaal nieuwe bij, maar we gaan in de processen
zelf kijken. Daar hebben we al intensief overleg over met de verschillende partijen,
zeg ik ook tegen de heer Futselaar, zoals de RBO's, de provincies, de waterbeheerders,
de sectorpartijen en drinkwaterpartijen. Dus dat loopt al. Dat is niet nieuw. Dus
die zullen we daar ook voor gebruiken.
Even in het kader van de fraudeaanpak: betekent intensiveren van de controle in gebieden
met veel fraude dat in andere gebieden niet meer gecontroleerd wordt, vraagt mevrouw
Bromet. We hebben een risicogerichte aanpak waarin we een aantal gebieden in Nederland
hebben gedefinieerd waar we een verhoogde inzet hebben. Dat heb ik al eerder in de
aanpak van de fraude kenbaar gemaakt. Die ziet er ook vooral op dat er een betere
samenwerking is tussen allerlei partijen die daar actief zijn, dus met het OM, de
Omgevingsdiensten en de NVWA, zodat al die partijen veel beter informatie en signalen
uitwisselen. Dat loopt ook steeds beter. Natuurlijk worden dan ook in andere gebieden
nog risicogerichte controles uitgevoerd. In 2019 heeft 50% van de inspecties buiten
de risicogebieden plaatsgevonden. Het is dus niet zo dat je daar kunt denken «het
komt wel goed».
Dan nog de vraag of er genoeg inspecteurs zijn en welk percentage wordt gecontroleerd.
De NVWA voert de inspecties uit die voor 2020 zijn vastgesteld en rekening houdend
met de uitgangspunten van de versterkte handhavingsstrategie. Een deel van de controles
vindt aselect plaats en een deel select. De controles zijn gericht op niet-naleving
en mestfraude is daar een onderdeel van. De NVWA heeft met het aantrekken van twintig
mestinspecteurs in 2020 de formatie weer op de gewenste sterkte gebracht. In de jaarrapportages
over de versterkte handhavingsstrategie aan Brussel is ook een toezichtsintensiteit
van 3,3% opgenomen. Bij bepaalde risicovolle doelgroepen ligt dat percentage aanzienlijk
hoger, bijvoorbeeld bij intermediairs. Daar is het ongeveer tussen de 20% en 25%.
Dus we kijken heel gericht waar de grootste risico's zijn en waar we de grootste klappen
kunnen toebrengen op het moment dat er fraude wordt geconstateerd. Daar is de versterkte
inzet op.
Dat waren de vragen van mevrouw Bromet.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb hier ook een vraag over gesteld. Misschien komt de Minister daar nog op terug,
maar ik wil toch even iets vragen over de aanpak van de fraude. We hebben natuurlijk
een paar weken geleden dat rapport gehad van Deloitte. Dat zegt dat één duizendste,
0,1%, maar wordt gecontroleerd. Er zijn gewoon veel te weinig controleurs door de
personeelsproblemen. De Minister heeft het over risicogerichte controles, maar het
Openbaar Ministerie zei zelf al twee jaar geleden: al zouden we de inzet van het Openbaar
Ministerie en de NVWA verdubbelen, dan zijn het nog druppels op een gloeiende plaat.
Het OM zei dat het te omvangrijk is en een structurele, zware criminaliteit. Ik heb
het net genoemd. De Minister kent het artikel uit de NRC ook, ook van Rob de Rijke,
die dat benoemt allemaal. Dus je kunt toch niet zeggen «nou, het gaat allemaal goed,
we hebben een risicogerichte aanpak»? De Minister ziet toch gewoon dat het ons over
de schoenen loopt?
Minister Schouten:
Dat is precies de reden geweest waarom we daar juist alle aandacht op hebben gericht.
Het is ook niet zo dat daar de afgelopen jaren nauwelijks iets is gebeurd. We hebben
een aantal best omvangrijke fraudezaken voor de rechter kunnen krijgen. Dat vereist
best wat inzet – dat geef ik toe – en ook inzet van alle partijen die daarbij betrokken
zijn. Maar de motivatie is hoog om hier echt heel scherp op te acteren, omdat het
niet alleen schadelijk is voor het milieu, maar het ook schade toebrengt aan degenen
die het goed doen. Want elke keer krijgen we ook weer regel op regel op regel omdat
een aantal mensen het echt verpesten voor de rest, omdat ze fraude plegen. We redden
het niet om overal een inspecteur neer te zetten. Dat is ook niet wat de heer Wassenberg
vraagt – dat zeg ik ook niet – maar het is ook gewoon echt goed kijken welke zaken
je oppakt. Sommige zaken zijn ook best intensief om goed rond te krijgen. Maar we
doen het wel, omdat we het van belang vinden om een aantal zaken hard aan te pakken.
Nogmaals, dat is ook wel gelukt de afgelopen twee jaar.
Het artikel van twee jaar geleden en de uitspraken van de milieuofficier waren precies
de reden dat we de versterkte handhavingsstrategie zijn ingegaan. Juist deze herziening
van het mestbeleid is daar een essentieel onderdeel van. Want door die complexiteit,
doordat het moeilijk te traceren is of de mest echt geplaatst wordt op het land, dat
het verwerkt wordt of dat het heel diffuus is... Als je daarin de eenvoud doet toenemen,
maakt dat het makkelijker in de handhaving. Als u ook daar de fraudeprikkel wilt wegnemen,
denk dan ook na langs de lijnen van het mestbeleid dat we nu voorstaan.
De voorzitter:
Mevrouw Lodders zag ik nog. O, u wilt nog een tweede keer. Dat mag altijd.
De heer Wassenberg (PvdD):
Jaja.
De voorzitter:
U mag één vraag stellen. Dat weet u.
De heer Wassenberg (PvdD):
De vervolgvraag, mijn tweede dus. De Minister zegt: dat is allemaal twee jaar geleden
en er is heel veel verbeterd. We hebben een brief gekregen van het Openbaar Ministerie.
Die is toch echt gedateerd – ik zie het niet verkeerd – op 21 oktober 2020. Dat is
anderhalve week geleden. Dus dat is kennelijk de huidige situatie. Het Openbaar Ministerie
heeft het over strafzaken in veel grotere aantallen en veel zwaarder van aard – dat
zijn dus zaken die betrekking hebben op de productie of handel in mest. Dat is dus
de situatie anno nu. Als we dan zien in het rapport van Deloitte dat we anderhalve,
twee weken geleden van de Minister hebben gekregen, dat de NVWA echt onvoldoende inspecteert
– dat is niet de situatie van nu, maar wel van vrij kort geleden – dan kun je als
Minister toch niet zeggen «die feiten zijn allemaal bekend, maar het gaat nu allemaal
beter»? Ik zie daar helemaal geen enkele ontwikkeling in. Ik zie ook dat het Openbaar
Ministerie toen al zei: al verdubbel je de capaciteit, dan is het nog veel te weinig.
Ik zie bij Deloitte dat 0,1%, dus één duizendste, is gecontroleerd. Als je dat gaat
verdubbelen, dan zit je op twee duizendste, één op de vijfhonderd bedrijven. Nou,
dat zal wat opleveren. Zeker als je ziet dat het OM zegt dat het een structurele,
grootschalige fraude is, waar die mestuitrijders bij betrokken zijn, maar ook de administrateurs
die meewerken aan die fraude – valsheid in geschrifte. Het is veel groter dan de Minister
nou doet voorkomen.
Minister Schouten:
Ik zeg niet dat het niets voorstelt. Ik wil echt dat de heer Wassenberg mij juist
citeert. Ik probeer hem recht te doen in wat hij zegt. Ik hoop dat de heer Wassenberg
dat bij mij ook wil doen. Ik ken de brief van het OM niet. Die is kennelijk aan u
verstuurd. Ik heb die niet gezien. Ik weet wel dat wij met het OM een aantal grote
zaken voor de rechter hebben gekregen. Is dat voldoende? Vast niet, maar het is echt
al wel veel fundamenteler dan wat we de afgelopen jaren hebben gedaan. We proberen
heel gericht de zaken te raken daar waar het ook grootschaliger is. Dat is vaak bij
intermediairs of bij transport en dergelijke. Dus het heeft niet zoveel zin om bij
elke boer elke keer te controleren wat hij met zijn mest doet. Je moet echt de grotere
zaken pakken, waar heel veel van die lijnen bij elkaar komen. Maar ook bijvoorbeeld
de real-time verantwoording van de mestafvoer: dat is precies het traject waar ik
nu in zit. Straks kunnen we precies zien wat het mesttransport is, wat erin zit en
wat eruit gaat. Dat moet real-time verantwoord worden. Dat zijn allemaal zaken die
ertoe moeten leiden dat we daar veel meer grip op gaan krijgen. Daar wordt ook goed
door de sector aan meegewerkt, want men ziet daar ook dat je niet door een aantal
lui bij wie het niet goed gaat, de boel moet laten verpesten voor iedereen. Ik wil
ook echt benadrukken dat er boeren zijn die het gewoon goed doen en zich netjes aan
de regels houden. Laten we die niet allemaal over een kam scheren met degenen die
het niet goed doen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Punt van orde, voorzitter. De Minister zegt dat ze de brief niet heeft gehad. Of ik
moet me heel erg vergissen, maar volgens mij staat die gewoon tussen de stukken voor
dit debat. Er staat een hele reeks van readers. Dus als de Minister zegt dat ze de
brief niet heeft ontvangen: hij staat bij de officiële stukken die bij dit debat horen.
De voorzitter:
Ja, hij staat openbaar.
Minister Schouten:
Maar het is een stuk dat aan de Kamer is verzonden naar aanleiding van een hoorzitting
die de Kamer heeft georganiseerd, wat ik heb begrepen. Ik heb daar toen geen kennis
van genomen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Hij staat bij de achtergrondstukken, net als uw brieven. Ze zijn gewoon te lezen op
Parlis.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik zie even een natuurlijk moment, want volgens mij was de Minister klaar met de beantwoording
van mevrouw Bromet.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet heeft een vraag in het verlengde hiervan. Dus misschien is het handiger
dat zij eerst gaat.
Mevrouw Lodders (VVD):
O ja, zeker.
De voorzitter:
Dan doen we eerst mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik moest eventjes tot me door laten dringen wat de Minister in de beantwoording op
mijn vragen allemaal zei over handhaving. Ik denk dat de Minister echt wel van goede
wil is om de fraude aan te pakken, alleen kan ik niet beoordelen of het genoeg is.
Want aan de ene kant hebben we het Openbaar Ministerie dat zegt dat er maar één middel
is om deze enorm grootschalige fraude op te rollen, en dat is minder dieren. Aan de
andere kant hebben we een Minister die zegt dat we van 0,1% naar 3,3% handhaving zijn
gegaan, dat we in 2020 een mestinspecteurs hebben opgeleid, en dat dat het probleem
moet gaan oplossen. Niemand kan nu beoordelen of dat genoeg is en wie er gelijk heeft.
Daar zullen we weer een aantal jaren op moeten wachten. Dat frustreert me wel, omdat
we, net zoals de heer Futselaar zegt, al vanaf het jaar nul bezig zijn met mestbeleid. Dit wordt nu gewoon weer op de lange baan geschoven. Over twee jaar wordt
weer de conclusie getrokken dat er grootschalig gefraudeerd is en beginnen onze opvolgers
weer helemaal opnieuw.
Minister Schouten:
Ik weet nog heel goed dat ik, toen ik net Minister werd, de krant opensloeg. Volgens
mij was ik twee weken Minister. Toen stond dat artikel in de NRC over mestfraude.
Ik moet echt zeggen dat ik toen echt, laat ik zeggen, enigszins ontstemd was over
hoe daar werd blootgelegd hoe bepaalde systemen werkten. Ik was daar echt heel erg
boos over. Ik dacht: wat er ook gebeurt, hier moeten we echt meer aandacht aan gaan
besteden en veel meer op inzetten, want dit kan gewoon echt niet. Nogmaals, vanuit
milieuoogpunt, maar zeker ook vanuit het oogpunt van al die boeren die het wel goed
doen, want die worden in één noemer meegenomen. Mevrouw Bromet mag er echt van uitgaan
dat dat nog steeds zo is. Het is niet zo dat het op de lange baan wordt geschoven,
integendeel. De samenwerking in die gebieden is echt geïntensiveerd. Er was ook echt
nog wel een wereld te winnen, zeg ik ook eerlijk erbij. Is het allemaal genoeg? Een
flauw antwoord misschien, maar vast niet. Het lukt mij niet om elk geval van fraude
te voorkomen. Maar dat lukt echt niemand hier in Den Haag. Als je het vraagt bij het
belastinggebeuren is dat niet zo. Als je het vraagt bij het UWV, dan lukt het niet.
Dat is niet alleen bij ons. Maar ik wijs op de trajecten die we allemaal aan het inzetten
zijn, zoals die real-time verantwoording van de mestverwerking. Dat vereist ook echt
nog wel wat aanpassingen en daar zitten ook nog wel wat zaken in die moeten gebeuren.
Maar ook juist de herziening van het mestbeleid, door dat eenvoudiger te maken. Daarmee
wordt het beter handhaafbaar en kunnen we de naleving ervan beter controleren. De
samenwerking in de gebieden is geïntensiveerd. Het aantrekken van twintig fte kan
als een druppel op de gloeiende plaat worden gezien, maar het valt in deze tijden
ook niet mee om al die mensen te werven. Het heeft dus continu de volle aandacht,
want we zijn ons er zeer van bewust. Is het genoeg? Vast niet. Maar dat het op de
lange baan gaat, echt niet.
Mevrouw Lodders (VVD):
De frustratie begrijp ik wel een beetje. Er zijn heel veel signalen, ook wel kleinere
signalen, maar alles bij elkaar opgeteld krijg je daardoor wel vervelende krantenberichten,
die leiden tot deze discussie. Maar mijn vraag gaat over een punt dat de heer De Groot
maakte in de richting van de Minister en waar de Minister ook op antwoordde. Dat ging
over een pilot met betrekking tot het bietenblad. Ik was net aan het zoeken. Volgens
mij heb ik in 2019 al gevraagd over de betacal in de suikerbietenteelt. Daar vroeg
ik toen ook om experimenteerruimte. De heer De Groot doet dit nu ook. Het is wel een
klein beetje frustrerend dat het zo lang duurt voordat er concrete stappen worden
gezet. Ik heb net even gecheckt of dat nou al wat verder is gebracht naar aanleiding
van mijn vragen. Volgens mij heb ik er verschillende keren bij stilgestaan. Ik begrijp
dat dat ook een traag proces is. Willen we innovatie? Dat is meer dan het benoemen
dat we innovatie willen. Dan moeten we het ook laten zien en zorgen voor experimenteerruimte.
Kan de Minister daarop reageren?
Minister Schouten:
Volgens mij heb ik net een experiment toegezegd aan de heer De Groot. Het ontgaat
mij even waar deze over gaat. Excuus.
Mevrouw Lodders (VVD):
In 2019 heb ik daarom gevraagd. Dat is ook in de suikerbietenteelt. Dat gaat ook om
meststoffen. Dat gaat om betacal in de suikerbietenteelt. Toen is mij ook een experimenteerruimte
met mogelijkheden toegezegd. Ik heb dat gecheckt. Dat is ook nog steeds niet veel
verder gekomen. Het toezeggen van een pilot is prima, maar dan moet daar wel iets
meer voortvarendheid bij zitten, zodat we ook daadwerkelijk die stappen kunnen zetten.
Het is eigenlijk een oproep. Innovatie is meer dan het benoemen. Dat betekent ook
dat je ruimte moet geven om die innovaties binnen experimenten te toetsen. Dat is
eigenlijk een beetje op hetzelfde vlak als de heer De Groot. De concrete resultaten
blijven uit. Laat ik een aansporing doen richting de Minister. In die zin sluit ik
me aan bij het ongeduld van de heer De Groot. Voor het einde van het jaar willen we
concrete stappen zien.
Minister Schouten:
Ik zal even in de tweede termijn checken wat nu precies het experiment is waar mevrouw
Lodders op doelt. Het doet bij mij echt geen lampje branden. Het spijt me. Ten aanzien
van de experimenteerruimte hier: ik wil echt proberen wat ik kan. Ik wilde alleen
ook even de verwachtingen managen. Er werd gevraagd of ik dat voor de begroting wilde
doen, maar dat is te kort dag om het goed te doen. Het lijkt mij dat de heer De Groot
ook een goede pilot wil en dat hij goed zicht wil hebben op wat wij daar gaan doen.
De voorzitter:
Bent u klaar met de antwoorden op de vragen van mevrouw Bromet?
Minister Schouten:
Zeker. Ik wil naar de heer Geurts toe.
De voorzitter:
Dan gaan we door naar de heer Geurts.
Minister Schouten:
Ik heb al gereflecteerd op de bijeenkomsten en het gat dat er zit tussen het vaststellen
van de brief. De heer Geurts had een aantal vragen. Hij stelt dat de randvoorwaarden
goed vormgegeven moeten zijn bij dit stelsel. Ik ben van plan om dat te gaan doen,
ook nog met andere partijen. Laat ik heel nadrukkelijk zeggen: ik wil dit met alle
partijen doen. Ik ga dit niet alleen doen. Die uitwerking doen we met alle belanghebbenden:
boeren, milieuorganisaties, waterbeheerders, partijen die hier allemaal een speler
in zijn. Ik zie net als de heer Geurts mogelijkheden om het mestbeleid te vereenvoudigen
maar dat vereist een aantal keuzes. Dat heb ik ook al geprobeerd aan te geven in deze
brief.
Ik ga de boeren en andere belanghebbenden zo goed en zo kwaad als het kan onder de
huidige omstandigheden erbij betrekken. Dat zal op korte termijn, zeker de komende
weken, digitaal zijn, gegeven de coronaomstandigheden. Maar zodra de omstandigheden
het toelaten, zullen er uiteraard ook weer fysieke bijeenkomsten plaatsvinden. Wij
hebben onlangs al een webinar gehouden. We hebben daar gevraagd om ideeën kenbaar
te maken aan onze mensen en aan de sectorvertegenwoordigers. Er zijn ook echt al een
aantal gesprekken geweest met belanghebbenden. Bij sommige partijen moest het stof
van de brief nog even neerdalen. Anderen zijn al actiever gaan meedenken. Maar laten
we gewoon duidelijk maken dat we dit verder met de betrokken partijen gaan uitwerken.
Dan de vraag over het verdienmodel. Dat noemt de heer Geurts dé vraag van de dag.
Leidt het nou tot een beter verdienmodel? Het verdienmodel van de boer is sowieso
belangrijk maar zeker bij de verdere uitwerking van de contouren. In de huidige markt
zijn de afzetprijzen van mest, zowel naar de akkerbouw als naar de mestverwerkers
hoog. Zoals ik net al aangaf richting de heer Madlener, denk ik dat, als je een schaalsprong
maakt in de mestverwerking, dat ook weer effect kan hebben op de verwerkingskosten.
Maar dan zit er ook marktpotentieel in de verwerkte mestproducten, dus kan het ook
een businesscase opleveren.
Het schrappen van de wet- en regelgeving. De heer Geurts noemde onder meer de kalenderlandbouw
of iets dergelijks in die sfeer. Dat heeft ook zeker mijn aandacht, maar daarbij is
het een voorwaarde dat het nieuwe, wat mij betreft eenvoudigere stelstel daarvoor
is uitgewerkt. Het schrappen van een maatregel is eigenlijk een dichte deur, hè? Laat
ik het maar even zeggen zoals de heer Geurts het zelf zei: je moet geen deur dichtdoen
voordat de volgende open is. Dat geldt hier ook. Ik moet wel weten wat het alternatief
is en dat dat staat, zodat ik die deur dan dicht kan doen, in die volgorde.
Over de kunstmestvervangers heb ik net ook al een en ander gezegd. Wanneer worden
die producten eindelijk toegestaan? Ik duw er bij de Commissie nog steeds op om hierover
op korte termijn een beslissing te nemen. Daarbij is ook het realiseren van voldoende
verwerkingscapaciteit van groot belang. Het gaat niet alleen om wet- en regelgeving.
Er moet ook voldoende verwerkingscapaciteit zijn. Rond die vergunningverlening zit
vaak nog een behoorlijke complexiteit. Ik wil samen met de vergunningverleningsinstanties
en de belanghebbenden bekijken hoe we beter tot dat soort vergunningverlening kunnen
komen, want daar zit vaak nog een bottleneck.
Is er voldoende landbouwgrond? De heer Geurts vraagt of terreinbeherende organisaties
meer ingezet kunnen worden. Een eerste inschatting laat zien dat er in het nieuwe
mestbeleid voldoende grond beschikbaar is, ook in de overschotgebieden, voor een grondgebonden
melkvee- en rundveevleeshouderij. Uiteraard is dat ook weer afhankelijk van de precieze
invulling van de grondgebondenheid en het tijdpad daarnaartoe. Ik zal met de TBO's
(terreinbeherende organisaties) in gesprek gaan om breder te bezien wat zij hiermee
kunnen, ook in het kader van de stikstofaanpak. Ik ben daar al met hen over in gesprek,
maar ik zal kijken wat daar nog breder kan. De gronden van die terreinbeherende organisaties
kunnen in mijn ogen ook een rol spelen in de gebiedsprocessen die in de provincies
vorm moeten krijgen. Ik ben in dit kader blij dat er al een aantal stappen in die
gebiedsgerichte processen worden gezet. Ik zal kijken of we dit vraagstuk daar ook
nog in kunnen betrekken.
De doelmaatregelen. De heer Geurts zegt eigenlijk dat het ideaal zou zijn dat je doelmaatregelen
opzet en dat je de boeren de professionele ruimte geeft om daar zelf mee om te gaan.
Laat ik ten principale zeggen dat dat ook mijn ideaal zou zijn, want ik word er helemaal
niet gelukkig van dat ik op regeltjesniveau moet voor gaan schrijven wat een boer
allemaal wel of niet moet doen. Dat betekent wel dat we heldere kaders moeten hebben
die wat robuuster zijn en misschien wat minder maatwerkgericht. Anders kom je toch
weer in allerlei regeltjes en voorschriftjes terecht. Met zulke kaders kunnen we meer
aan de boer zelf overlaten.
De heer Geurts vraagt heel specifiek naar een derde weg, zoals hij dat noemt, een
privaat spoor met deels afzet op eigen grond en deels verwerking op basis van vraaggestuurde
mestverwerking. Hij zegt dat we dat nodig hebben voor gemengde bedrijven. Eerst even
over die gemengde bedrijven. Daar werd net al een voorbeeld van genoemd. Moet iemand
die een gemengd bedrijf heeft met een kippenhouderij en akkerbouw, eerst zijn mest
gaan verwerken om die dan weer terug te brengen naar de akkerbouw? Dat hoeft niet.
Hij kan gewoon zijn eigen mest op zijn eigen land plaatsen. Die keuze is er. Zoals
ik de heer Geurts heb begrepen stelt hij een mixvorm voor met aan de ene kant afzet
op eigen grond en daarnaast nog verwerking. Dat is nou net de knip die we hier hebben
aangebracht, omdat dat het juist zo complex maakt, ook in de handhaving. Daarmee wordt
de hele mestketen ook weer minder transparant. Dat is echt een belangrijk thema, denk
ik, voor iedereen om zich wel te realiseren. De contouren zijn niet uitgewerkt voor
ieder type bedrijf. Het is een contourenbrief. Dat zijn precies de zaken die we de
komende periode verder moeten brengen. Ik zou in dit stadium niet pleiten voor zo'n
derde spoor, omdat daarmee de hele basis onder de vereenvoudiging van dit stelsel
onderuit wordt gehaald.
De waterkwaliteit en regionaal maatwerk bij bemesting. Hoe staat het met het verder
mogelijk maken van de equivalente mestmaatregelen voor de akkerbouw? Gedurende de
looptijd van het zesde actieprogramma vindt uitfasering plaats van de equivalente
maatregelen. Ik zal over de voortzetting van een van die equivalente maatregelen komend
jaar nog een besluit nemen. Daar zal ik uw Kamer uiteraard van op de hoogte stellen.
Gezien de beperkte deelname aan de equivalente maatregelen de afgelopen jaren en de
uitvoeringslast die daarbij komt kijken, zie ik nu geen reden om hiervoor in het zevende
actieprogramma ruimte te blijven bieden. Maar ik kan me voorstellen dat we daar bij
het zevende actieprogramma met elkaar nader over komen te spreken.
De gezonde bodem was ook een belangrijk punt voor de heer Geurts, ook voor mij overigens.
Hoe kunnen we meer naar evenwichtsbemesting toe? Hoe realiseren we een geleidelijke
overgang naar bronscheiding? Zal de inzet op de vereenvoudiging van meststromen, vraagt
hij zich af, geen averechts effect hebben op de gezonde bodem? Komen de juiste mineralen
wel op de juiste plek terecht, als ik het zo kort mag samenvatten. Een gezonde bodem,
geen twijfel daarover, is echt van levensbelang. Daar ben je als boer van afhankelijk
maar zijn wij ook als samenleving van afhankelijk. Daarom zijn we het Nationaal Programma
Landbouwbodems gestart. Daarin streven we naar duurzaam gebruik van alle landbouwbodems
in 2030. In de contouren gaat het over de grondgebonden veehouderij of de afvoer van
mest waardoor de meststromen van veehouderijbedrijven transparanter, duidelijker en
eenvoudiger te controleren worden. Bij de verwerkers kan dan worden toe gewerkt naar
mest-op-maatproducten. Die kunnen dan weer gevraagd worden door de akkerbouw of door
de tuinders. Dan kun je veel directer en preciezer gaan bemesten, wat goed is voor
de bodem maar vaak ook voor de gewassen. Langs deze lijn willen we dat verder uitwerken,
waarbij de gezonde bodem en het niet overbemesten, wat ook leidt tot een gezonde bodem,
centraal staan.
De heer Geurts had nog een paar losse punten. Die hadden een aantal andere mensen
ook nog, dus die wil ik daar gelijk bij meenemen.
De invoering van de digitale mestbon. De heer Geurts denkt dat het allemaal niet gaat
lukken omdat het ook nog moet worden genotificeerd. Dat is de realtimeverantwoording
dierlijke mest. Het is waar dat de tijd voor de invoering van die digitale mestbon
kort is, maar de inzet van onze kant daarop is ook heel hoog. Wij hebben de afgelopen
periode gesprekken gehad met verschillende stakeholders, mede naar aanleiding van
de internetconsultatie die ik hierover heb gehouden. Ik verwacht de notificatie op
korte termijn te starten om de publicatie begin 2021 te realiseren. Tegelijkertijd
wordt flink ingezet op zowel het gereed krijgen van de overheidssystemen als het op
de sector aansluiten van processen en systemen. Daarom zetten we ook in op een gezamenlijk
implementatieplan met de sector, inclusief een haalbare planning voor de invoering.
Die gesprekken worden zeer binnenkort gehouden met de betrokkenen. Het is een ambitieus
traject – dat geef ik toe – maar ook gezien de afspraken hierover in het kader van
de derogatie gaan we op volle kracht door.
De heer Geurts (CDA):
Ik ben een vraag op dit punt. Waar ik me zorgen over maak, is dat de Minister streeft
naar 1 januari, maar ik doe de voorspelling op basis van vele jaren praktijkervaring
dat dat niet wordt gehaald. Dat betekent dat dit geïmplementeerd gaat worden in de
drukste periode in het voorjaar, waarin de mest uitgereden wordt. Daar maak ik me
zorgen over. Dus als het 1 januari niet lukt, dan vind ik dat het niet zo kan zijn
dat het in die drukke voorjaarsperiode in één keer geïmplementeerd wordt. Wil de Minister
toezeggen dat dat niet gaat gebeuren op die manier?
Minister Schouten:
Wij streven ernaar om de publicatie begin 2021 te realiseren. Het is niet nieuw. We
zijn al langer met de sectoren hierover in gesprek. We hebben ook een internetconsultatie
gehouden, dus het is al bekend welke richting wij opgaan en welke lijnen daarbij gehanteerd
zullen worden. Ik wil hier echt benadrukken dat dit een van de harde afspraken is
die in het kader van de derogatie gemaakt zijn. Ik voel me geacht om mij daaraan te
houden. Anders hebben we weer een ander probleem. Maar dat doen we natuurlijk in nauwe
samenwerking met de sector. Wij houden ze daar ook goed van op de hoogte.
De heer Geurts had een vraag over KeurMest. Waarom staan KeurMest en de Mineralenmanager
niet in de brief? Ik vind het belangrijk dat dergelijke bestaande goede initiatieven
vanuit de sector waar dit past worden meegenomen bij de uitwerking van de contouren.
Wat mij betreft past de ontwikkeling van KeurMest en de Mineralenmanager in de verdere
uitwerking van het spoor voor mestverwerking. Een belangrijk onderdeel hiervan is
de uitwerking van wat er precies onder mestverwerking wordt verstaan. Daarbij is het
ook belangrijk dat aangesloten wordt bij de behoefte van de bodem en het gewas, zodat
er echt sprake is van mest op maat, en dat de mesttransporten goed geborgd zijn. Daarbij
kunnen KeurMest en de Mineralenmanager juist een rol spelen. Ik begrijp uw vraag goed.
Ik heb hem ook vaker gehoord van de initiatiefnemers. Er zijn al wat gesprekken over
geweest met deze partijen. Die zal ik zeker voortzetten tijdens de uitwerking van
dit spoor.
Dan de afrekenbare stoffenbalans. De heer Geurts zei: u verkent die, maar we hadden
toch al de afspraak dat we dat ter hand zouden nemen? Ik wil daar echt graag invulling
aan geven en ook aan wat de commissie-Remkes daarover heeft gezegd. Ik zie mogelijkheden
voor een dergelijk instrument in het toekomstige mestbeleid. Daar moeten nog wel een
paar ingewikkelde stappen voor worden gezet, zeg ik eerlijk, want we zitten nu echt
in een soort omvorming van het systeem. We moeten kijken hoe we een en ander goed
borgen. De individuele boeren hebben er recht op dat we dat goed kunnen vaststellen.
Ik heb daarom aangegeven dat ik in eerste instantie een instrument probeer te ontwikkelen
voor de grondgebonden bedrijven. Daarmee kan een bedrijf op bedrijfsspecifieke wijze
aantonen dat het alle geproduceerde mest op het eigen bedrijf kan plaatsen en dus
grondgebonden is. Ik zeg toe dat ik mijn uiterste best zal doen om de hoofdlijnen
van een afrekenbare stoffenbalans ergens in het voorjaar gereed te hebben. Ik kan
dat niet garanderen, maar ik ga echt mijn best doen. Er moet immers een goede balans
worden gevonden tussen doelmatigheid, eenvoud, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid...
U kent alle beperkingen. We gaan ons best doen.
Over de invoering van een nieuwe indicator voor fosfor had mevrouw Lodders meen ik
een vraag. Het is waar dat een indicator op macroniveau rondloopt, maar die kan op
microniveau op andere manieren gaan uitwerken. Daar is een gesprek over geweest met
de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet, maar ik wil zelf nog even heel goed bekijken
hoe dat precies werkt en uitpakt. Mag ik uw Kamer nog later informeren over hoe we
hier verder mee gaan en hoe dit uitpakt? Want ik moet daar zelf echt nog even goed
naar kijken. Voor de begroting kan ik daar wat meer informatie over geven.
De voorzitter:
Dat zullen we noteren.
Minister Schouten:
Dan de ruggenteelt. De heer Geurts is daar met de akkerbouwers ongelukkig over. Dat
is een maatregel uit het zesde actieprogramma. Daar is het in opgenomen. Ik ben gehouden
aan de uitvoering daarvan. Ik moet het 1 januari aanstaande laten ingaan om aan de
Nitraatrichtlijn te blijven voldoen. Ik begrijp de zorg vanuit de akkerbouw. Dat is
ook de aanleiding geweest om op basis van de consultatie het keuzepalet aan maatregelen
die boeren kunnen toepassen, te verbreden. Ik denk dat we daarmee voldoende ruimte
bieden aan akkerbouwers waardoor zij de maatregelen kunnen kiezen die het beste bij
hun perceel en bedrijfsvoering passen.
Dat waren de vragen van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Dank voor al die antwoorden. Bij mij blijft het volgende hangen als ik al die antwoorden
tot mij neem. De Minister heeft op enig moment de Kamer gehoord – we krijgen nog een
VAO schat ik in – en dan? Ik vraag me af hoe het proces er daarna uitziet. De Minister
zegt een aantal keren, ook richting mij, dat zij over een en ander in gesprek is met
de sector of in gesprek gaat. Ik had het net over de digitale mestbon. Ik denk dat
er binnen de NVWA nog heel veel vragen liggen die niet beantwoord zijn, dus 1 januari
gaat niet gehaald worden. Maar mijn hoofdvraag is: kan de Minister eens schetsen hoe
zij verdergaat als zij de Kamer gehoord heeft na het VAO?
Minister Schouten:
Ik ben blij dat ik dit debat heb, want ik wil graag weten of er draagvlak in de Kamer
is om verder te gaan langs deze lijnen en met de uitwerking van dit beleid. Dat is
de reden dat wij dit debat hebben. Als uw Kamer vindt dat dit de richting is die ik
verder mag gaan uitwerken, dan zal ik dat zeker doen. Dan komen er natuurlijk allerlei
detailvragen achterlangs, dus het zal niet de laatste keer zijn dat we hier met elkaar
over spreken. Op het moment dat ik een verdere invulling heb op onderdelen, zal ik
uw Kamer daar natuurlijk over informeren. Dan is het uiteindelijk aan uw Kamer of
zij daar nog verder met mij het gesprek over wil aangaan. Dit is echt bedoeld om te
weten of er draagvlak is om die lijn verder uit te werken. Daar zijn we al wel mee
bezig maar, zo ja, dan ga ik daar zeker verder handen en voeten aan geven. Ik schat
ook zomaar in dat uw Kamer daar mogelijk via een VAO verder richting aan zal geven.
De heer Geurts (CDA):
Ik vraag dit ook met name concreet... De Minister heeft het over twee sporen. Ik heb
er een derde spoor naast gezet. Misschien had ik beter gezegd: het tweede spoor van
de Minister verdient een nadere uitwerking. Want dat gaat voor een aantal bedrijven
niet goed komen, schat ik in. Dus dan moet ik in een VAO met een motie, die wel of
niet aangenomen wordt, het beleid op dat punt bijstellen. Ik ben eigenlijk meer op
zoek naar het volgende. Gaat de Minister nog, nadat het stof is opgetrokken, zoals
ze net zei, de Kamer op hoofdlijnen informeren over hoe de stappen eruitzien, zodat
de mensen in de praktijk, de maatschappelijke organisaties die hier een mening over
hebben, ook meegenomen worden in hoe het verdere traject eruit komt te zien?
Minister Schouten:
Ik begrijp de vraag van de heer Geurts goed. Hij wil eigenlijk helderheid in het proces
krijgen zodat iedereen een gevoel heeft bij het tempo of iets dergelijks. Ik zal kijken
of ik een soort openbare routekaart kan schetsen, zodat iedereen weet welke stappen
wij op welk moment gaan zetten. Het is zeker mijn voornemen om hier gewoon mee door
te gaan. Uiteindelijk zullen er straks weer verkiezingen zijn en kan elke formatie
ermee doen wat zij wil, maar ik meen dat dit zo belangrijk is dat we hier niet mee
moeten wachten maar gewoon mee door moeten gaan, tenzij uw Kamer daar anders over
denkt en mij terugfluit in een VAO.
Dan kom ik bij de vragen van de heer Wassenberg. We hebben in interrupties ook al
het een en ander met elkaar gewisseld, onder andere over de fraudeaanpak. Hij vraagt
aanvullend welke verplichtende maatregelen er komen in het zevende actieprogramma.
Het zevende actieprogramma wordt wat mij betreft niet vrijblijvend. Wel wil ik eerst
inzetten op het stimuleren van ondernemers om vanuit hun bedrijfsvoering de keuzes
te maken die bijdragen aan verbetering van de waterkwaliteit. Waar de inzet onvoldoende
is, wil ik stevige maatregelen achter de hand hebben om te zorgen dat het goed komt.
Wij zullen uw Kamer verder informeren over hoe wij een en ander gaan doen als wij
meer zicht hebben op het zevende actieprogramma. Wij kunnen begin volgend jaar meer
zeggen over hoe we dat willen aanvliegen. Dan zullen we de Kamer informeren, zodat
zij tijdig betrokken is bij alles wat we daaraan aan het doen zijn.
Op vragen over de PAS, de mestverwerking en de kringlooplandbouw heb ik net al antwoord
gegeven.
Wat is de consequentie van de overschrijding van het stikstofplafond in de melkveehouderij,
vraagt de heer Wassenberg nog. Het klopt dat de melkveehouderij zich in de afgelopen
jaren rondom het sectorale stikstofplafond bevond. De laatste kwartaalreportages laten
nog een lichte overschrijding zien. Het gaat dan om momentopnames en voorlopige cijfers.
U weet dat ik altijd op basis van de jaarcijfers bekijk wat het uiteindelijke resultaat
is. Dat zal ik nu ook doen. Ik vind het te vroeg om nu al over maatregelen te spreken.
Het is wel van belang dat de stikstofexcreties structureel en veilig onder het plafond
komen. Mijn beleid is erop gericht om dat voor elkaar te krijgen.
Dan de vraag over de emissiearme stalvloeren die niet werken. Ik heb uw Kamer hierover
13 oktober jongstleden geïnformeerd. Er is een indicatieve berekening voor pluimvee
van de CDM. Die bevestigt de signalen dat de ammoniakemissie vanuit de volièrehuisvesting
te laag is vastgesteld. De onderschatting in de varkens- en rundveehouderij is relatief
beperkt. In de genoemde brief geef ik aan hoe ik het CDM-advies duid. Samen met de
Staatssecretaris van IenW bekijk ik nu welke acties hierop ondernomen moeten worden.
U wordt hierover voor het eind van het jaar geïnformeerd. Voor de toekomst kies ik
voor verdere stalinnovaties, waarbij we heel erg goed kijken naar de effecten en of
ze doen wat ze moeten doen. Anders heeft een boer daar ook niet zo heel veel aan.
Dat waren de antwoorden op de vragen van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Om te beginnen met dat laatste, de emissiearme vloeren. Ik verwijs ook naar onderzoek
van Mineral Valley Twente en naar een eerder CBS-rapport Stikstofverlies uit opgeslagen
mest. Daaruit blijkt dat die emissiearme stallen niet werken, sterker nog, dat ze
vaak meer ammoniak uitstoten dan de reguliere stallen, dus het is breder.
En dan nog even over de controles, waar ik het eerder in een interruptiedebatje met
de Minister over had. Deloitte noemt die 0,1% controles van de NVWA in het stuk over
mest. Het is een groot rapport. Het is een rapport van 260 pagina's van Deloitte,
dus ik heb nog niet elke letter gelezen, maar ik ben er wel al grasduinend verschillende
keren doorheen gelopen. In het hoofdstukje over mest staat bij toezicht op productierechten:
«Er is de laatste jaren geen naleefmeting uitgevoerd met betrekking tot de dierrechten
bij varkens en pluimveebedrijven. Deze naleefmeting staat op het programma voor 2020,
maar gaat dat jaar ten koste aan het toezicht op dierrechten bij pluimvee. Dit komt
effectief stil te liggen.» Dus daar zijn zelfs helemaal geen controles op de productierechten!
Hoe kan de Minister dan zeggen: we zijn op de goede weg; de controles nemen toe?
Minister Schouten:
De heer Wassenberg zegt elke keer dat ik zeg dat we op de goede weg zijn. Dat zeg
ik niet. Ik zeg alleen dat er geïntensiveerd is in deze periode. Ik zeg ook steeds
dat we er nog lang niet zijn. Nogmaals, ik vraag de heer Wassenberg dat hij mij correct
citeert, want dat blijft elke keer een punt. Ook bij de NVWA moeten we elke keer goed
bekijken waar we toezicht op houden, omdat we het niet overal kunnen doen. Ik wil
benadrukken dat het toezicht op dierrechten geen taak is van de NVWA. De controle
op de hoeveelheid dierrechten ligt echt bij de omgevingsdiensten, maar die discussie
heb ik ook al heel vaak gehad met de Partij voor de Dieren. Het is niet de NVWA die
daar de controle op uitoefent.
De heer Wassenberg (PvdD):
Nou, dan zijn het de omgevingsdiensten, maar Deloitte schrijft wel dat het effectief
komt stil te liggen, dus er gebeurt helemaal niets dit hele jaar op die controles.
Dat heeft ook te maken met de productie van mest.
Minister Schouten:
Er worden nu wel een paar bochten genomen volgens mij. Vanwege de productie van mest
kunnen wij geen controles uitoefenen; die zie ik niet helemaal.
De heer Wassenberg (PvdD):
Nee, ik las iets voor over de naleefmeting met betrekking tot dierrechten. Ik lees
voor uit het stuk van Deloitte: «Deze naleefmeting staat op het programma voor 2020,
maar gaat dat jaar ten koste aan het toezicht op dierrechten bij pluimvee. Dit komt
effectief stil te liggen.» Dat betekent dat er dus niks gebeurt. Die controles vinden
dus überhaupt niet plaats.
Minister Schouten:
Er worden steeds keuzes gemaakt waar wel en waar niet inzet op wordt gepleegd. Ik
geef toe dat het kiezen in schaarste is. Ik heb zelf om dat Deloitte-onderzoek gevraagd,
juist om te kijken wat we wel en wat we niet kunnen doen ten aanzien van toezicht.
Het is dus niet zo dat het over mij is gekomen, want ik heb daar zelf heel gericht
om gevraagd, juist om te bekijken waar je wel en niet op gaat inzetten. Hierbij speelt
ook de combinatie met de omgevingsdiensten. We moeten ook echt goed kijken waar het
toezicht dan plaatsvindt. Dat is niet overal, op elk moment en op elke plek. Ook in
de jaarplannen van de NVWA worden telkens ook keuzes gemaakt. U kunt daar zelf ook
kennis van nemen. Als u het daar niet mee eens bent, kunt u mij daar ook altijd weer
op bevragen, want ik stuur die jaarplannen ook naar de Kamer toe. Maar het klopt dat
er soms keuzes worden gemaakt, omdat het telkens weer kiezen in schaarste is. Dat
blijft. Wij zullen nooit alles compleet, helemaal, kunnen controleren, omdat het echt
een hele grote taak is. Je zult daar altijd weer risicogericht keuzes in moeten maken.
Dat gebeurt ook.
Dan kom ik bij mevrouw Lodders. Zij zegt dat de richting van de brief goed is, maar
ziet graag meer prioriteit bij innovatie en vermindering van regels; er alleen naar
streven vindt zij onvoldoende, er moet meer prioriteit aan worden gegeven. Vereenvoudiging
is juist echt van het grootste belang. Dat was zo ongeveer de reden om met deze actie
te beginnen, omdat het mestbeleid zo ongelooflijk complex is geworden. Maar wat ik
net ook al tegen de heer Geurts zei: voordat we de deur dichtdoen, moet er wel al
een andere deur openstaan, omdat je je anders helemaal in een twilightzone begeeft.
Dus voordat we die regels kunnen schrappen, moet er natuurlijk eerst een goed stelsel
tegenover staan. Dat wil ik de komende tijd dus verder uitwerken. Daarbij zie ik zeker
mogelijkheden voor innovatie. Ik noemde net al dat de scheiding van vaste en vloeibare
fractie van belang is, zeker in de ammoniakdiscussie, maar ook breder dan dat. Ook
wijs ik op de hoogwaardige mestverwaarding. Ik denk dat ik alle voorbeelden ook al
wel genoemd heb waarbij innovatie juist een stimulans kan zijn. Binnen het nieuwe
stelsel dat wij voorstaan, kunnen die innovaties een plek krijgen en moeten ze die
wat mij betreft ook krijgen.
De voorwaarden die gesteld worden aan derogatie zijn niet werkbaar, aldus mevrouw
Lodders. Er zijn meer vragen over gesteld, dus ik zal wat meer achtergrond geven.
Afgelopen juni hebben wij met de Europese Commissie gesproken over verlenging van
de derogatie voor 2020 en 2021. Dat was niet het eerste moment. Wij zijn natuurlijk
al veel eerder daarvoor gesprekken gaan voeren over de verlenging van de derogatie.
De Commissie doet allerlei uitvragen van documenten bij ons om te achterhalen hoe
het met onze handhavingsstrategie was, hoe de derogatieontwikkeling was en al dat
soort zaken. Al die informatie hebben wij steeds geleverd aan de Commissie. Ik heb
er begin dit jaar ook nog zelf met de Commissaris een gesprek over gehad en heb daarbij
benadrukt dat wij snel duidelijkheid willen hebben over de derogatie, omdat anders
onze boeren ook niet weten waar ze aan toe zijn wanneer het mestseizoen begint. We
zijn in zekere mate afhankelijk van de Commissie en het Nitraatcomité als het erom
gaat wanneer zij dat op de agenda zetten. Wij zijn er ook steeds op blijven duwen
dat ze dat snel zullen doen. Uiteindelijk hebben ze dat in juni van dit jaar gedaan.
Daarbij heeft de Europese Commissie extra voorwaarden in de derogatiebeschikking voor
2020 en 2021 opgenomen. Die heb ik ook al eerder toegelicht. Ben ik blij met die aanscherpingen?
Nee. Ik zie er meer in om boeren te stimuleren en te ondersteunen om op het goede
moment te bemesten dan om dat via regelgeving op een heel specifiek onderdeel aan
een heel specifieke groep voor te schrijven. Maar in de context van het belang van
de derogatie en dat die ook op dat moment gewoon wel afgegeven zou moeten worden,
was dit echt het maximaal haalbare, om die derogatie ook veilig te kunnen stellen.
De heer Madlener (PVV):
Ik vind het zo onbevredigend. De Minister zit eigenlijk aan tafel met zichzelf; de
Commissie zit daar ook namens VVD, CDA en noem ze maar op. En dan gaat de Minister
hiermee akkoord? Ik begrijp dat niet. De Minister zegt dat ze er niet blij mee is,
maar ze gaat er wel mee akkoord. Waarom slaat u niet met uw vuist op tafel? Er zijn
tal van dossiers waar Nederland constant maar... Of het nou om geld gaat of de visserij
of nu weer die derogatie, het is altijd maar weer: Europa is de zondebok. Maar we
gaan er zelf mee akkoord! Nederland kiest zijn eigen beleid, Nederland kiest zijn
eigen meetprogramma's. Ik heb daar nog een schriftelijke vraag over gesteld, die net
is beantwoord: waarom doen we dat zo? Het antwoord was: dat vindt Nederland, dat vinden
wij, heel precies. Wij geven ze dus zelf de tools in handen, en dan gaan we in gesprek
met de Commissie en dan zegt de Commissie: jullie moeten streng dit en streng dat.
En dan gaan we ermee akkoord! Ik snap dat niet. Waarom doet de Minister dat?
Minister Schouten:
Het is niet zo dat we gelijk zeggen: o, dank je wel, we gaan akkoord. Er vindt ook
nog wel wat uitwisseling plaats als je die zaak hebt. Maar als op enig moment de keuze
is «wilt u een derogatie, dan moet u aan die voorwaarden voldoen, of wilt u geen derogatie,
ook prima, maar dan zijn hier de effecten, en dan ook nog eens op een moment dat er
al een mestseizoen gaande is», dan kies ik voor die derogatie. Dan kan de heer Madlener
zeggen: dat is slap. Dat noem ik ook bestuurlijke verantwoordelijkheid.
De heer Madlener (PVV):
Ik noem dat gewoon chantage, maar ik weet niet of de EU daar echt verantwoordelijk
voor is. Ik vind dat Nederland de rug niet recht houdt. Nederland buigt constant voor
dit soort eisen. Volgens mij – dat is een vermoeden; ik heb daar geen hard bewijs
voor – is het gewoon beleid. Dit is wat de regering gewoon wil en zij misbruikt de
EU. Zo ver ga ik er zelfs in, want of het nou om geld, de visserij of de brexit gaat,
of noem maar ook, Nederland is altijd de sigaar in de EU. Op al die dossiers is dat
zo. Dat kan toch niet waar zijn? Dat kunt u toch niet doen? U kunt zeggen: wij stoppen
hiermee; wij betalen al het meest. We moeten dit en dat en zus en zo...
De voorzitter:
Rond het even af met een vraag.
De heer Madlener (PVV):
Ik zou zeggen: laat het maar eens op een clash aankomen. Dat doen tal van landen.
Waarom doet Nederland altijd zo braaf? En waarom gaat u dat hier ook nog zitten verdedigen?
Minister Schouten:
Ik zit het helemaal niet te verdedigen. Ik heb gewoon verteld hoe het is gegaan. De
visie van de heer Madlener op Europa ken ik. De heer Madlener vergeet dan ook altijd
dat het grootste afzetgebied voor Nederland voor landbouwproducten Europa is en dat
onze boeren dus ook heel veel aan Europa hebben. Ik vind het van belang dat wij onze
derogatie behouden. Heb ik daar een discussie met de Commissie over gehad? Zeker,
want ik zie de correlatie ook niet tussen de maatregelen die zij nu voorstellen en
de waterkwaliteit. Maar een derogatie is een uitzondering. De vertaling is «een uitzondering».
Het is niet de regel. Ik vraag een uitzondering. Vervolgens worden er een aantal voorwaarden
gesteld die ik ook niet volg. Dat zeg ik ook maar. Maar als de consequentie is dat
ik anders geen derogatie krijg, dan neem ik mijn bestuurlijke verantwoordelijkheid.
Daar mag de heer Madlener van alles van vinden, maar ik vond het wel van belang om
die derogatie te behouden.
De voorzitter:
Gaat u verder met de beantwoording, alstublieft.
Minister Schouten:
Dan de Nitraatrichtlijn. Mevrouw Lodders vroeg naar de beschermde gebieden. Zoals
ik eerder al heb toegezegd, zal ik als onderdeel van de gebiedsgerichte aanpak op
plaatsen waar de waterkwaliteit nog niet goed wordt bereikt bekijken of het specifiek
aanwijzen van kwetsbare gebieden in het kader van de Nitraatrichtlijn daaraan kan
bijdragen. Wij zullen daar zeer binnenkort een onderzoek voor uitzetten bij Wageningen
University & Research. Ik geef wel even een voorwaarschuwing. Ik zie namelijk in veel
gebieden ook nog wel een opgave in het kader van de Nitraatrichtlijn of de Kaderrichtlijn
Water. We zullen dat onderzoek doen, maar ik kan nog niet beloven dat dat gelijk overal
allerlei ruimte gaat bieden, omdat er op basis van die twee richtlijnen nog behoorlijk
wat opgaven in alle gebieden liggen.
Over de fosfaatindicator heb ik net al iets gezegd in reactie op de heer Geurts. Ik
kom daar nog op terug.
Dan de bodem- en waterkwaliteitsdoelen. In het mestbeleid kunnen bodem- en waterkwaliteitsdoelen
in elkaars verlengde liggen. Met de inzet op de grondgebondenheid en mestverwerking
richten we ons op wat de grond nodig heeft. Bodembeheer is ook van belang in de uitwerking.
Met het zevende en achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn zet ik daarbovenop in op
gebiedsgerichte maatregelen op plekken waar de waterkwaliteitsdoelen niet gehaald
dreigen te worden. Het mestbeleid moet zich dus zowel op de bodem- als op de waterkwaliteit
richten.
Kan ik de impactanalyse voor het mestbeleid geven? Ik ga mevrouw Lodders maar eens
verrassen. Ik kan die geven. Ik ga die toezeggen. Ze dacht zelf al dat dat toch niet
zou gaan gebeuren, maar de vorige impactanalyse was toch wel iets groter van aard
dan deze vraag. Ik zal die dus een integraal onderdeel laten zijn van de verdere uitwerking
van de contouren van het toekomstige mestbeleid. Ik zal hierbij zowel oog hebben voor
het behalen van de milieudoelen als voor de impact voor het verdienvermogen van de
boeren.
Dan het pleidooi voor meer innovatie en meer maatwerk. Ik heb volgens mij net het
dilemma geschetst tussen maatwerk en een eenvoudig en robuust vormgegeven stelsel.
Ik wil wel kijken of we ondernemers kunnen stimuleren om meer inzicht te geven in
wat hun acties bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit, zodat zij zelf
ook meer zicht krijgen op wat dat precies is en hoe dat ook passend bij de bedrijfsvoering
kan worden vormgegeven. Ik geloof er ook heel erg in dat je de boer op z'n vakmanschap
kan aanspreken. Het is dus niet gelijk van «je moet dit of je moet dat», maar de vraag
is meer: geef zelf eens inzicht in hoe je dat zou kunnen gaan doen. Ik wil aan de
ene kant dus richting geven door deze aanpak, maar ik wil aan de andere kant ook kijken
hoe het vakmanschap van de boer daar een plek in kan krijgen.
Op de vraag van de heer Geurts over de ruggenteelt heb ik net al antwoord gegeven.
Mevrouw Lodders (VVD):
Met de toezegging dat de bodemvruchtbaarheid en de waterkwaliteit meer aandacht krijgen
ben ik wel gelukkig, want ik heb in mijn inbreng ook gezegd dat dat de eerste stap
van de herziening van het mestbeleid is, omdat je daarin meetbare en afrekenbare doelen
wilt formuleren. Ik kom terug op mijn vraag over de derogatie. Ik zie de Minister
nu al wat moeilijk kijken, dus ik vrees dat zij dadelijk weer terugkomt op die toezegging.
De voorzitter:
Stelt u gewoon uw vraag.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik stel toch even een vraag over de derogatie. Ik moet een keuze maken, want volgens
mij was dit mijn laatste vraag, of niet? Jawel. Het is prachtig om weer uitleg te
krijgen over hoe het proces is gegaan, maar ik vroeg iets anders. Ik heb aangegeven
dat het echt een blackbox is hoe die aanvullende voorwaarden tot stand komen. Dat
punt is hier vaker gemaakt, ook door andere partijen. Er is geen democratisch proces
waarin controle en invloed kunnen worden uitgeoefend en waarin gekeken wordt naar
de uitvoerbaarheid van de maatregelen voor boeren. Daar moeten we aan werken. Ik noemde
het voorbeeld van de 20°C-mestaanwending. De Minister gaat daar vervolgens niet op
in. Maar dat punt speelt nu. Hoe het proces is verlopen, hebben we eerder al vernomen
in brieven en in een mondelinge toelichting van de Minister. Daar was ik niet naar
op zoek. Maar hoe gaan we dat democratische proces verbeteren, zodat er in ieder geval
maatregelen komen die uitvoerbaar zijn? Die 20°C-aanwending gaat immers niet werken,
want je kunt dat niet controleren. Dan zegt de Europese Commissie dus over een jaar:
uw handhavingsstrategie was niet goed, want u heeft niet gecontroleerd of mensen 's
nachts mest uitrijden. Ja, vind je het gek?
Minister Schouten:
Het democratische proces... Ik ga toch even uitleggen wat er gebeurt. De Commissie
vraagt ons steeds om informatie te verstrekken om te onderbouwen waarom wij nog recht
hebben een op derogatie. Dat doen wij dan. Daar hebben wij echt ongelofelijk veel
informatie voor opgesteld en onderzoeken voor gedaan. We hebben echt alles toegelicht.
Vervolgens komt het dan bij het Nitraatcomité, waar opeens wordt voorgesteld om daar
een aantal voorwaarden aan toe te voegen. Heel democratisch kan ik dat niet maken.
Bij dat Nitraatcomité moet je die informatie neerleggen en daar wordt dan besloten
of je toestemming voor een derogatie krijgt of niet. Er zijn ook gesprekken geweest
waarin wij gezegd hebben: wij snappen deze maatregel niet in het kader van de derogatie.
We hebben het punt van de handhaving ook genoemd. We hebben aangegeven dat de uitvoerbaarheid
hiervan problematisch is, ook bij die 20°C. Ik ben dat met u eens. Het is niet eenvoudig
om nu weer een blik NVWA'ers open te moeten trekken om kijken op welk tijdstip, op
welke manier met welke temperatuur het uitgereden gaat worden. Maar het feit dat wij
ons daarover uitspreken en druk maken en dat wij ook laten weten dat dat niet werkt,
leidt er niet altijd toe dat die voorwaarden dan maar niet meer worden gesteld. Dat
is de realiteit waarin we zitten. Dat is in dit geval echt een zaak tussen de Commissie,
de lidstaten en het Nitraatcomité.
De voorzitter:
Nog één vraag, maar dan korter dan in de vorige ronde. Dat geldt zowel voor de vraag
als voor het antwoord.
Mevrouw Lodders (VVD):
Laat ik dan een concrete vraag stellen. Ik had deze vraag eigenlijk al opgeschreven
voor de tweede termijn. Is de Minister het dan met de VVD-fractie eens dat het democratische
proces hier gewoon ver te zoeken is?
Minister Schouten:
Ja, dit is een eis die de Commissie stelt. De Commissie is degene die bepaalt of de
derogatie wel of niet wordt afgegeven. Ik leg verantwoording aan u af over hoe dat
gaat. Ik zou niet weten wat ik er zelf nog meer aan moet doen om te zorgen dat daar
er een democratisch proces plaatsvindt.
De heer Futselaar (SP):
Ja, als we zo gaan doen... Kan de Minister bevestigen dat we niet allemaal extra eisen
zouden krijgen als Nederland gewoon zou voldoen aan de Nitraatrichtlijn?
Minister Schouten:
Wij bewijzen dus met de onderbouwing die wij naar Europa sturen, dat de waterkwaliteit
onder de derogatiebedrijven beter is dan bij niet-derogatiebedrijven. Dat is telkens de onderbouwing van waarom het wel zinvol is om een derogatie
te geven. Als de Commissie ervan overtuigd was dat wij de Nitraatrichtlijn niet zouden
opvolgen, dan zou ik sowieso nooit een derogatie hebben gekregen, dus dat kan het
argument niet zijn.
De voorzitter:
Oké, u was klaar met de vragen van mevrouw Lodders. U gaat nu door naar de heer Madlener.
Ik hoop eigenlijk over een ruime tien minuten klaar te zijn met de beantwoording,
want dan heb ik nog wat ruimte voor een tweede termijn.
Minister Schouten:
Volgens mij heb ik al best veel vragen en marge beantwoord. Even kijken. De vraag
over fraudeprikkels en fraudedruk heb ik al beantwoord.
De heer Madlener herhaalt telkens zijn stelling over de massa-immigratie. Daar neem
ik kennis van.
Hij vroeg ook nog heel specifiek naar het artikel van De Gelderlander over de WOB.
Wanneer ga ik de gevraagde documenten ter beschikking stellen? Er zijn ten aanzien
van fosfaat een groot aantal soms zeer uitgebreide WOB-verzoeken ontvangen. Wij hebben
extra capaciteit aangetrokken om die WOB-verzoeken, die niet alleen bij mij zitten
maar ook bij de RVO, goed te verwerken, maar die zijn soms zo omvangrijk dat het mij
niet lukt om ze allemaal op tijd af te ronden. Dat is de realiteit waarin we zitten.
Dat hebben we ook aan de desbetreffende vrager gemeld. Het spijt me dat dat niet lukt
maar er zitten zulke grote WOB-verzoeken bij dat wij alle hens aan dek hebben om te zorgen dat we die goed aan het
wegwerken zijn. Het heeft mijn aandacht maar ik kan geen ijzer met handen breken.
Dat waren volgens mij de vragen van de heer Madlener die nog niet beantwoord waren.
De voorzitter:
U heeft officieel geen ruimte meer voor een vraag, meneer Madlener. Is er iets blijven
liggen? Ik bied hiermee een minimale opening. Die moet zeer bescheiden opgepakt worden.
De heer Madlener (PVV):
De Minister is ingegaan op de fraudeprikkel. Die zou dan weggenomen worden. Dat komt
nog bij het uitwerken van de grondgebondenheid, maar ik vraag mij af hoe de onderhandelingspositie
van de boer wordt gewaarborgd die die mest kwijt moet aan de regionale akkerbouwer.
Of gaat die akkerbouwer straks die veeteler de hoofdprijs laten betalen om die mest
af te nemen? Daar gaat het om. Als dat te duur wordt, krijg je die fraude.
Minister Schouten:
De akkerbouwer heeft straks via twee wegen mogelijkheden om mest te krijgen: door
direct met een veehouder een deal te maken of door producten van de mestverwerking
af te nemen. De akkerbouwer zal uiteindelijk de afweging maken welke soort mest hij
wil en welke afspraken hij daarover wil maken. Dat is in die zin nu niet zo heel veel
anders, want een akkerbouwer heeft nu ook mest nodig. Over het algemeen heeft hij
dat zelf niet achter de hand. Ik geloof juist dat bij de mestverwerking de kosten
zitten, maar doordat je een schaalsprong maakt, doordat het professioneler wordt en
doordat de producten die daar weer uitkomen ook waarde hebben, kun je echt een businesscase
opbouwen. Dat kan uiteindelijk ook ten gunste komen van de kosten van mestverwerking.
De voorzitter:
Dan de vragen van de heer Futselaar.
Minister Schouten:
De heer Futselaar. Ik ben net al ingegaan op de definitie van grondgebondenheid bij
de vragen van andere leden.
Dan de gebiedsprocessen. De heer Futselaar is daar een beetje klaar mee. Nee, nee,
nee... Sorry. Hij vindt dat er wel erg veel gebiedsprocessen zullen zijn. Wij sluiten
zo veel mogelijk aan bij lopende gebiedsprocessen. Wij zetten niet weer allerlei nieuwe
gebiedsprocessen in gang. Ik geloof wel dat we die soms nodig hebben om recht te doen
aan de verschillende opgaven in de verschillende gebieden. De zand- en lössgronden
zijn nu eenmaal anders dan de kleigronden. Ik denk dat we juist moeten kijken wat
er nodig is in die specifieke gebieden en situaties.
De heer Futselaar (SP):
Ik begrijp dat. Ik wil ook niet het hele middel van gebiedsprocessen afserveren, maar
ik zie dat het aantal opgaven dat mee moet in die gebiedsprocessen, die inderdaad
vaak wel met elkaar te maken hebben, heel groot begint te worden. Op een gegeven moment
duren ze oneindig lang en kom je er gewoon niet uit, puur omdat het aantal zo groot
is. Net zoals wij soms niet uit het landbouwbeleid komen omdat het zo complex is,
zitten precies dezelfde dilemma's bij de gebiedsprocessen. Dan lost het uiteindelijk
niks op. Dan verplaats je het probleem alleen maar in plaats van het aan te pakken.
Dat is waar ik op verschillende dossiers een beetje bang voor ben.
Minister Schouten:
Het is niet zo dat wij niet aanwezig zijn in die gebiedsprocessen. Daar doen wij gewoon
ook aan mee. Wij gooien dat niet even over de schutting naar het gebied. Ik zie ook
dat bijvoorbeeld een aantal gebiedsprocessen in het kader van stikstof heel goed lopen,
dat regelingen nu opengesteld gaan worden en dat dat dus echt wel gaat. Het is zeker
niet mijn bedoeling om de boel over de schutting te gooien. Het is mijn bedoeling
om recht te doen aan de specifieke kenmerken van een gebied en aan wat daarvoor nodig
is, zoals we nu ook al doen bij de Kaderrichtlijn Water. Daar kijken we ook al per
gebied wat er nodig is. Daar ontkom je niet helemaal aan omdat de opgaves ook echt
verschillen in ons land, ook al is het een klein land.
Moeten we de bron van de mineralen niet aanpakken, de import uit Zuid-Amerika? U weet
dat mijn inzet ook gericht is op het sluiten van de kringlopen. Zo veel mogelijk op
regionaal en nationaal niveau, dat is de basis voor het toekomstig mestbeleid. Hoe
meer we de input kunnen beperken in die zin dat we het op een andere manier kunnen
doen met restproducten die weer input zijn en niet overal van heinde en verre vandaan
gehaald moeten worden, hoe beter. Daar is het beleid ook op gericht.
Waar is de kunstmest in de brief? Het beleid is erop gericht om meer hoogwaardige
dierlijke mest te verwerken als vervanging van kunstmest. We zijn ook in Europa hard
aan de slag om dat voor elkaar te krijgen. Dus indirect zit die er ook in.
Op de vraag van de teeltbeperking heb ik net al antwoord gegeven.
Kijkt de Europese Commissie ook naar de aanpak van mestfraude? En wat betekent het
huidige beleid voor het volgende actieprogramma? De Europese Commissie kijkt zeker
mee naar de aanpak van mestfraude. Zij houdt daar goed de vinger aan de pols. Ik rapporteer
elk jaar over de voortgang van de versterkte handhavingsstrategie. Ik ben ook gehouden
aan de afspraken die wij hebben gemaakt, omdat ik moet laten zien hoe de implementatie
daarvan verloopt, ook ten aanzien van de realtimeverantwoording van de mesttransporten.
Ik zal op basis van de voortgang van die aanpak het vervolg hiervan verder opnemen
in het zevende actieprogramma. In het voorjaar, begin volgend jaar, zullen we de route
gaan schetsen voor het zevende actieprogramma, inclusief de zaken die wij daarin mee
willen nemen, zodat u daar tijdig kennis van kunt nemen en iets van kunt vinden.
Volgens mij heb ik daarmee de vragen van de heer Futselaar beantwoord.
De voorzitter:
Dat is het geval. Hartelijk dank. Dan geef ik nu de gelegenheid voor de tweede termijn.
Ik geef anderhalve minuut spreektijd per lid. Ik geef als eerste het woord aan de
heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Dank u, voorzitter. Hoe zal ik het zeggen? Er zijn twee manieren om een ministerschap
in te vullen. De ene is draagvlak zoeken bij je beleid. De andere is beleid zoeken
bij draagvlak. Het lijkt een beetje op het laatste. Dat gaat gewoon niet werken, want
uiteindelijk zal iedereen daar ontevreden over zijn. Dit mestbeleid is geen stip op
de horizon, maar een vaag vlekje ergens ver weg. Er zijn nog te veel vragen niet beantwoord.
Zo gaan we van crisis naar crisis. De heer Futselaar heeft het geschetst. En de volgende
crisis dient zich alweer aan, namelijk bij de Kaderrichtlijn Water, want de normen
zijn dan weer vier keer zo streng als bij de Nitraatrichtlijn. Zelfs die halen we
niet op alle gebieden.
Dank voor de toezegging over het experiment. Dat is echt winst. Ik ben zeer verheugd
daarover.
Dan over de derogatie. Niemand is daar blij mee. De Europese Commissie werkt echt
met middelvoorschriften. De Minister heeft gezegd dat de waterkwaliteit beter is onder
derogatiebedrijven. Maar ik heb hier de site van het RIVM: dat mag de Minister niet
zo zeggen. Het klopt niet. Je mag niet de conclusie trekken dat derogatie heeft geleid
tot een betere waterkwaliteit. Je mag wel zeggen dat die de waterkwaliteit niet verder
heeft verslechterd. Dat is wat het RIVM zegt. Hoe zit dat? Dat wil ik toch even uitleggen,
want de Minister heeft hier echt iets onjuists gezegd.
De voorzitter:
U zit op anderhalve minuut.
De heer De Groot (D66):
Nee, maar, voorzitter, de Minister is geïrriteerd, maar ik heb hier de site van het
RIVM voor me.
De voorzitter:
Ik raak ook geïrriteerd, want u gaat over uw tijd heen. Volgens mij is uw stelling
duidelijk. U mag het nog afronden met één vraag.
De heer De Groot (D66):
Goed, dan lees ik voor uit het RIVM: «Dan is het verleidelijk de conclusie te trekken
dat het gebruik van dierlijke mest leidt tot minder nitraatuitspoeling. In dit artikel
leggen we uit dat deze gevolgtrekking te kort door de bocht is.» Ik zal het naar de
assistent van de Minister sturen om dat uit te leggen. Want ik vind het toch wel...
De voorzitter:
Punt!
De heer De Groot (D66):
... een zeer gevaarlijk punt. Ik wil graag een reactie in de tweede termijn. Ik zal
het nu even sturen.
De voorzitter:
Heel kort, de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Zeker, heel kort. Als de Minister uitdrukking heeft gegeven aan haar irritatie, dan
heeft ze daar gelijk in. Ik heb het zelf niet geconstateerd, maar dan heeft ze daar
gelijk in. Want vanaf 2015 lag de gemiddelde nitraatconcentratie van derogatiebedrijven
in alle regio's onder de EU-norm van 50 milligram per liter. Wel zijn door de droogte
de concentraties in 2019 in alle regio's gestegen, maar nog steeds...
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Geurts (CDA):
De vraag richting de heer De Groot is de volgende. Dit is uit een rapport over landbouwpraktijken
en waterkwaliteit op landbouwbedrijven, aangemeld voor derogatie in 2018. Dit is in
juli dit jaar uitgekomen. Dus de Minister heeft alle recht om dit te zeggen. Is de
heer De Groot dit met me eens?
De heer De Groot (D66):
Derogatiebedrijven hebben over het algemeen meer grasland. Dat is een van de voorwaarden.
In grasland wordt die uitspoeling tegengegaan. Niet-derogatiebedrijven kunnen ook
heel intensieve bedrijven zijn die vooral bouwland hebben. En daaronder, onder die
mais, spoelt die mest veel meer uit. Dat is bekend. Dus je kunt niet zeggen dat alleen
door de voorwaarde van de derogatie... Dus niet door...
De voorzitter:
Nee, sorry, de argumenten zijn gewisseld.
De heer De Groot (D66):
Er zitten voorwaarden in de derogatie waardoor het komt, maar je kunt niet zeggen
dat daarom de derogatie goed is. Dat heeft te maken met de situatie dat niet-derogatiebedrijven
meer bouwland hebben.
De voorzitter:
Meneer De Groot, klaar!
De heer De Groot (D66):
Ja, maar, voorzitter!
De voorzitter:
Nee, u heeft uw punt meer dan gemaakt. U heeft tweeënhalve minuut genomen. U neemt
nu ook meer tijd. Ik wil zo meteen richting een afronding. Het is klaar.
De heer De Groot (D66):
Maar we moeten hier wel op feitelijk juiste gronden discussiëren.
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt. De Minister gaat zo meteen reageren. Dat doet ze niet via
roepen aan de zijlijn. We gaan nu naar mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik begon mijn bijdrage over de lobbybrieven die we gekregen hebben en
waarin weerspiegeld wordt wat de standpunten in de samenleving zijn over het veranderende
mestbeleid. Ik vind eerlijk gezegd dat de Minister best een dappere poging doet. Maar
je ziet ook hier in het debat dat een deel van de Kamer conservatief is en niet wil
veranderen. Een ander deel wil misschien wel meer veranderen dan de Minister. Ik word
er niet vrolijk van.
De voorzitter:
Dank. De spanningen nemen toe. De heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Vandaag wordt in veel protestantste kerken de dankdag voor gewas
en arbeid gevierd: danken voor alles wat God ons heeft gegeven. Er is veel zorg over
de gevolgen van corona, maar toch mogen we ook dankbaar zijn. Dan is het zo mooi om
vandaag over de land- en tuinbouw te mogen spreken en over al die mensen die daarin
werkzaam zijn en die zorgen voor ons voedsel. Samen met water is dat volgens mij het
belangrijkste voor ons voortbestaan.
Voorzitter, dat gezegd hebbende zie ik uit naar de reactie op het bietenblad. Ik zat
het nog eens terug te zoeken. Ik heb er in het verleden ook weleens wat over gezegd.
Het blijft altijd interessant hoe dingen terugkomen. Ik raad de Minister aan om daar
nog eens naar te kijken. Volgens mij was dat ook een algemeen overleg.
De Minister geeft aan dat ze een stapeling van regelgeving wil voorkomen: de oude
deur sluit; de nieuwe deur gaat open. Ik hoop echt van harte dat er tussen het moment
dat de oude deur sluit en de nieuwe deur opengaat, niet allerlei drempels in het proces
verschijnen om van de oude deur naar de nieuwe deur te gaan.
Ik ben blij met het gesprek met de terreinbeherende organisaties. Wil de Minister
toezeggen om de uitkomsten van dat gesprek met ons te delen?
Voorzitter. Mijn laatste punt is de digitale mestbon. Ik gaf net in een interruptie
al aan dat het nu ook hapert bij de NVWA, die nog vragen moet beantwoorden. Bovendien
moeten de bedrijfssystemen van privaat nog op de overheidssystemen worden aangesloten.
Dan maak ik me zorgen of dat voor 1 januari wel allemaal rondkomt.
Dat gezegd hebbende besluit ik mijn tweede termijn.
De voorzitter:
Dank. De heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Ik vind het een wat onbevredigend debat. We hebben het uitgebreid
gehad over, zoals ik het eerst noemde, gesjoemel met mest, maar het is geen gesjoemel;
het is echt grootschalige fraude, een zware vorm van criminaliteit. Er is van alles
mis. Er is te veel mest. De mest wordt verkeerd, op criminele wijze, uitgereden. Er
wordt valsheid in geschrifte gepleegd.
Het aantal dieren moet omlaag, zegt het Openbaar Ministerie. Maar zelfs het aantal
dieren is niet in kaart gebracht. Ik had het net in een interruptiedebat met de Minister
over het aantal dieren en het toezicht op de productierechten. Dat vindt in 2020 dus
niet plaats. De Minister zegt dan dat het «kiezen in schaarste» is. Ik vind het eigenlijk
choquerend hoe laconiek de Minister dat zegt, want het is een ernstig probleem. Vorig
jaar werd het probleem al op de kaart gezet door Varkens in Nood. De heer Moorlag
heeft er toen Kamervragen over gesteld. Het is ook in een debat naar voren gekomen.
Toen zei de Minister dat er geen centrale registratie is, dat de import- en exportcijfers
door elkaar kunnen lopen en dat de registratiesystemen niet helemaal op elkaar passen,
dus dat we niet kunnen weten of het allemaal klopt. Maar als je niet precies weet
hoeveel dieren je in de stal hebt en weet dat er heel veel mestfraude bestaat, is
het natuurlijk heel verleidelijk om te frauderen met de dieraantallen. Ik vind het
dus echt onbestaanbaar dat de Minister heel laconiek zegt: tja, wij hebben een beperkte
capaciteit, dus we kunnen niet alles controleren. Dit zet de deur wagenwijd open voor
verdere fraude.
Voorzitter. Ik wil eindigen met het volgende: als we die fraude met dieraantallen
en met mest willen tegengaan, hebben we geen strenge of gemakkelijke regels nodig.
We hebben minder dieren nodig, structureel en fundamenteel. Een groot aantal minder
dieren, een halvering of 70% minder, maar niet dat pappen en nathouden van de Minister.
Er moeten minder dieren komen.
De voorzitter:
Dank aan de heer Wassenberg. Mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog niet heel scherp hoe we verdergaan met de herziening
van het mestbeleid. Inderdaad, we hebben een zeer gemêleerd debat gehad met allerlei
wensen. Ik heb gevraagd naar de doelbenadering, naar meetbare en afrekenbare doelen.
Ik wil dat een heel belangrijke positie geven in de herziening van het mestbeleid.
Daar graag een reactie op.
De Nitraatrichtlijn en het aanwijzen van kwetsbare gebieden. Ik ga het punt – ik zal
niet overdrijven – voor de zoveelste keer maken: heel Nederland is aangewezen als
kwetsbaar gebied in het kader van de Nitraatrichtlijn. Ik wil een hekwerk om die gebieden
die echt kwetsbaar zijn om maatwerk te kunnen leveren daar waar nodig.
Betacal en bietenblad. Daar hoor ik graag een reactie op. Volgens mij zijn mensen
van het ministerie daarover in gesprek, maar dat ligt allemaal moeilijk. Maar als
we kringlopen willen sluiten en innovaties willen toestaan, laten we er dan voor zorgen
dat die experimenteerruimte er komt in plaats van daar een jaar, anderhalf jaar over
te doen.
Voorzitter. Tot slot heb ik op het gebied van innovatie ook een mooi voorbeeld genoemd:
lelie met allerlei mooie instrumenten voor mestverwerking en toevoeging van producten.
Ik heb daar geen reactie op gehoord. Dat is eigenlijk een beetje een rode draad die
ik de laatste jaren wel vaker in de debatten zie. Die innovatie moet iedere keer maar
weer genoemd worden, terwijl het ook in onderzoeken geen vanzelfsprekendheid is.
Echt de allerlaatste zin: de impactanalyse. Ik ben blij dat de Minister die gaat maken,
maar willen we de impact van de herziening van het mestbeleid kunnen beoordelen, dan
moet er een analyse plaatsvinden van waar we nu staan. Dan kan je gaan toetsten wat
verandering van het beleid gaat doen. Dat wil ik ook graag inzichtelijk hebben.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Madlener.
De heer Madlener (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb Onze Minister altijd een heel charmante dame gevonden
en dat is te prijzen.
De voorzitter:
Waar gaat dit naartoe?
De heer Madlener (PVV):
Dit gaat naar iets heel ernstigs toe, namelijk dat we nu aan het eind van de regeringsperiode
zijn gekomen. Toen ik hier begon, vroeg ik me al af: wat we gaan we doen met de Europese
Unie? Als we nu de balans opmaken, dan zie ik dat Nederland op het gebied van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid weer in gaat leveren gelet op het geld dat we moeten
gaan betalen. Als wij kijken naar de pulsvisserij, dan heeft Nederland de belangen
van de Nederlandse vissers echt verkwanseld. Als ik nu naar de derogatie kijk, dan
denk ik: ja, dit is op één punt een totaal mislukt kabinet op landbouwgebied en dat
is als het gaat om de Europese Unie. Als dan het zinnetje komt dat we blij moeten
zijn omdat we onze producten in Europa verkopen, denk ik: ja jongens, daar kun je
toch niet mee thuiskomen? Dat slaat toch nergens op? Het Europees gebied wordt steeds
kleiner. Groot-Brittannië is er al af gevallen. En dat wij onze producten exporteren
lijkt me nogal wiedes. Ik bedoel, die landen willen ook eten. Dat heeft toch niks
met de EU te maken? Je kunt toch nooit zeggen: daarom leveren we zo veel in in Europa?
Ik vind het echt een mislukt ministerschap als het gaat om de EU. Dat is vandaag weer
heel duidelijk gebleken. Dat vind ik ernstig.
Dat punt van het bietenblad vind ik heel grappig, maar ik denk: Nederland heeft zulke
knappe koppen als het gaat om landbouw, moeten we nou een pilot daarvoor starten?
We weten toch wat dat doet? Dat bietenblad geeft een bepaalde voedingsstof. Dat weten
we toch allemaal wel? Moeten we daar... Nou ja, goed.
De voorzitter:
Punt.
De heer Madlener (PVV):
Dan de openbaarmaking van die documenten. Dit gaat om grote zaken. Dit gaat om het
toekennen van rechten aan boeren met een waarde van meer dan 500.000. Het kan toch
niet zo moeilijk zijn om die documenten openbaar te maken? Er wordt nu zelfs een boete
betaald!
De voorzitter:
Ik ga u er toch even charmant op wijzen dat u over uw anderhalve minuut heen bent.
Dank u wel.
De heer Madlener (PVV):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Futselaar.
De heer Futselaar (SP):
Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats vond ik de woorden van de heer Madlener
erg onterecht. Dit kabinet is echt niet alleen maar mislukt op het gebied van landbouwbeleid
in de Europese Unie. Die lijst is langer.
Maar even het volgende nu we het over mest hebben. Toen ik net wegging uit het begrotingsdebat
zei ik: ik moet naar het AO Mestbeleid; mest gaat altijd voor. Eerlijk gezegd is dat
ook gewoon zo. Dit is zo'n beetje de kern van alle LNV-dossiers waar wij mee bezig
zijn. Als ik kijk naar de brief die hier voorligt, dan wordt daar wel een richting
in gegeven – dat is zo – maar de echte crux zit in de uitwerking. We kunnen niet meer
wegkomen met dilemma's schetsen. Die neiging zit er toch af en toe nog in: we zouden
dit kunnen doen, we zouden dat kunnen doen. Maar op een gegeven moment zullen we echt
heel harde keuzes moeten maken, linksom of rechtsom. Uiteraard is linksom de te prefereren
richting. Ik maak mij er toch zorgen over dat wij zo laat in een kabinetsperiode een
richtinggevend stuk krijgen waar je misschien wel iets mee kan, maar als dit de kern
is van kringlooplandbouw, dan zijn we daar eigenlijk niet echt mee opgeschoten.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik kijk naar de heer Moorlag. Heeft u nog behoefte aan een termijn?
De heer Moorlag (PvdA):
Jazeker, voorzitter. Het spijt me dat ik de eerste termijn niet heb kunnen bijwonen.
De voorzitter:
Ja, dat is wel jammer. Gaat uw gang.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Mest is al meer dan 40 jaar een groot maatschappelijk probleem. De vraag
die ik erbij heb gesteld is: gaat dit beleid ons uit de shit helpen? Mijn antwoord
is: nee, dat gaat niet gebeuren.
De voorzitter:
Bij mijn kind zeg ik dan altijd «chips», maar gaat u verder.
De heer Moorlag (PvdA):
Het is een papieren plan. Als ik kijk naar alle inspraakreacties en alle position
papers, dan kan dit op weinig draagvlak rekenen in de samenleving. Het enige samenhangende
landbouwbeleid dat ik in de afgelopen periode heb gezien, was het advies van de commissie-Remkes.
Ik vind het gewoon onbestaanbaar dat dit mestbeleid zo sterk afwijkt van het advies
van de commissie-Remkes.
Wat mij zeer aan het hart gaat, is de bijdrage van het Openbaar Ministerie. Wij weten
ook dat de NVWA zwaar overbelast is. Bij een impactanalyse is voor mij een harde randvoorwaarde
dat de handhaafbaarheid vooropstaat en geborgd is.
Ten slotte heb ik nog één vraag over het juridisch naleven. Dit heeft nauw te maken
met het stikstofdossier. Daar zit ook een handhavingsprobleem. Wat de zogeheten meldingen
betreft, er ligt een gerechtelijke uitspraak dat er gehandhaafd moet gaan worden,
maar de Minister houdt de illusie in de lucht dat die meldingen gewoon kunnen blijven
voortbestaan, dat die niet in het geding zijn. Op enig moment moeten medeoverheden
gaan handhaven. Wat heeft de Minister de medeoverheden mee te delen die voor dat dilemma
staan? Aan de ene kant zegt de Minister dat meldingen kunnen blijven bestaan, dat
die volstaan. Aan de andere kant is er een gerechtelijke uitspraak dat er gehandhaafd
moet worden.
De voorzitter:
Hartelijk dank en fijn dat u nog de moeite heeft genomen om hier te zijn. Minister,
kunt u meteen antwoorden of wilt u twee minuutjes schorsing?
Minister Schouten:
Ik wacht nog op een paar antwoorden.
De voorzitter:
Dan gaan we even schorsen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de Minister graag de gelegenheid om de in tweede termijn gestelde vragen te
beantwoorden.
Minister Schouten:
Ik wil nog één keer heel goed herhalen wat ik heb gezegd over de derogatie, mocht
daar nog onduidelijkheid over bestaan. Wij zien dat de waterkwaliteit over het algemeen
beter is onder derogatiebedrijven dan onder niet-derogatiebedrijven. Ik heb net in
mijn eerste termijn ook gezegd dat dat te maken heeft met de voorwaarden die aan de
derogatie worden gesteld. Dat is met name omdat daar voorwaarden aan zitten over hoeveel
grasland je moet hebben. De uitspoelingsgevoeligheid is daar minder groot. Daarom
is daar ook meer ruimte voor derogatie. Ik heb daarbij steeds benadrukt dat dat ook
binnen de bestaande milieugrenzen moet blijven, want ik vind die ook van het grootste
belang. Ik heb zelf de CDM dit jaar gevraagd om ook de derogatie te beoordelen op
diverse milieueffecten. De korte samenvatting van het advies van de CDM is dat het
positief is voor de waterkwaliteit, het klimaat en de agrobiodiversiteit en negatief
voor ammoniak en dat de positieve effecten inderdaad vooral komen door de eis van
80% grasland. De CDM geeft aan dat als er geen derogatie zou zijn, het areaal grasland
naar alle waarschijnlijkheid kleiner zou worden en dat daarmee de waterkwaliteit ook
slechter af zou zijn.
De voorzitter:
Kort graag.
De heer De Groot (D66):
Die eisen voor grasland kun je ook met elkaar afspreken, gewoon op nationaal niveau.
Het is dus helemaal geen argument om die derogatie met al die ingewikkelde regels
voort te zetten. Dat was een beetje de context, zo van «ja, je moet die derogatie
wel hebben». Nee, er zit 80% grasland in, maar je moet daar ook bij zeggen dat dat
voor maximaal zes jaar is. Ik geloof dat het voor maximaal zes jaar is. Als gevolg
van dezelfde regels wordt dat hele perceel dus ook eens in de zes jaar gescheurd,
zodat die maïs, die 20%, over het perceel kan wandelen. Er zitten dus ook echt hele
grote nadelen aan. Ik wil de Minister nogmaals wijzen op het artikel van het RIVM
getiteld Misvattingen die ontstaan als derogatiebedrijven vergeleken worden met niet-derogatiebedrijven.
Minister Schouten:
Naar mijn weten is dat een nieuwsbericht uit 2016. We zijn nu alweer vier jaar verder
en daar zijn ook alweer allerlei adviezen achteraan gekomen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Schouten:
Maar ik ben blij dat de heer De Groot toegeeft dat ik hem niet verkeerd heb geïnformeerd,
want dat waren precies de woorden die ik in de eerste termijn ook heb uitgesproken.
Ik vond dat namelijk nogal een aantijging, voorzitter.
De heer De Groot (D66):
Mag ik daarop reageren?
De voorzitter:
Nou, eigenlijk niet. Er is nu wel even genoeg informatie uitgewisseld. We hebben alle
kanten gehoord. Ik wil graag dat de Minister doorgaat. De Minister was gebleven bij
de inbreng van mevrouw Bromet, maar die bevatte eigenlijk alleen maar een constatering
en geen vraag. Dat betekent dat de vraag van de heer Geurts nu voorligt.
Minister Schouten:
Dat was precies de opmerking die ik in de richting van mevrouw Bromet wilde maken.
Dank voor haar bijdrage, maar ik heb daar verder geen vraag meer in gehoord.
De heer Geurts schijnt ook iets gezegd te hebben over bietenblad. Ik heb dat niet
zo snel kunnen ophalen, maar volgens mij spreken wij aanstaande maandag ook nog zelfs
met een partij die nogal in het bietenblad of in de bieten zit. Laat ik het zo maar
zeggen. Ik ga eventjes achterhalen wat we allemaal hebben gezegd. En als de heer Geurts
nog even kan toelichten wat hij heeft gezegd, dan hoor ik dat heel graag.
Hij deed eigenlijk een oproep om geen drempels op te werpen door de ene deur dicht
te doen en de andere open. Wij zullen uw Kamer ook gewoon periodiek informeren over
wat wij doen met de herziening van het mestbeleid en hoe het daarmee staat. Dan kan
de heer Geurts zich daar zelf een mening over vormen.
Ik ben al ingegaan op het gesprek met de TBO's over de digitale mestbon. Ik heb gezegd
dat ik wil dat de publicatie van de regeling begin volgend jaar plaatsvindt. Dat is
echt het streven waar we mee bezig zijn.
De heer Wassenberg maakte meer in het algemeen opmerkingen over de controles op basis
van dieraantallen. Ik ben net in de eerste termijn ook al ingegaan op zijn vragen
daarover. Verder neem ik kennis van zijn standpunt dat het aantal dieren verminderd
moet worden om de fraudedruk te beperken.
Mevrouw Lodders zei: ik heb niet helemaal scherp hoe het nu verdergaat. Ik heb in
antwoord op een vraag van de heer Geurts aangegeven dat ik ook de route zal schetsen,
zodat iedereen weet wat we wanneer waar van plan zijn te gaan doen. Dat zal uw Kamer
uiteraard ook krijgen, zodat u daar ook goed kennis van kan nemen. We zullen in de
verdere uitwerking van het beleid natuurlijk ook rekening houden met de doelbenadering.
U kunt dan ook zelf kennisnemen van hoe we daar verder mee gaan, zodat u kunt kijken
of dat ook voldoende is.
Dan het punt van innovatie. Het is niet zo dat innovatie niet vooropstaat. Integendeel,
ik denk juist dat de manier waarop we de brief hebben vormgegeven laat zien dat innovatie
daar juist een belangrijk onderdeel van is. Dat heb ik volgens mij ook aangegeven
in de brief.
Dan nog de vraag over de impact van het mestbeleid. Mevrouw Lodders wil nu dat impactassessment.
Ik denk dat dat op dit moment nog te vroeg is omdat er in de uitwerking echt nog wel
het een en ander moet gebeuren. Ik wil dat dat echt onderdeel is van het proces en
dat we daar dan ook kennis van kunnen nemen, want op dit moment moeten er echt nog
wel wat zaken worden uitgewerkt voordat je dat goed in beeld kunt brengen.
De laatste vraag gaat over de pilot met het suikerbietenproduct betacal. Betacal is
een restproduct uit de suikerwinning uit suikerbieten. Om een reststof als meststof
te registreren kan een aanvraag gedaan worden bij RVO.nl. Dat betreft dan de plaatsing
op bijlage A van de Meststoffenwet. Dat geldt ook voor betacal. Daar hoeven we dus
geen pilot of experiment voor te doen. Dat kan ook via die route gedaan worden. Maar
zoals gezegd, denk ik dat het om dezelfde initiatiefnemer gaat. We hebben daar zeer
binnenkort een gesprek mee. Ik zal dit dan ook nog meenemen in dat gesprek.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik heb een vraag over de meetbare en afrekenbare doelen in de herziening van de mestwetgeving.
We zullen daar verder mee gaan, maar mijn punt was juist dat we daar op dit moment
onvoldoende van terugzien in de brief. Ik hoop dat iets meer verduidelijkt wordt hoe
we dat gaan zien. Dat was vanuit verschillende sectoren het punt dat in de inbreng
naar voren kwam.
Over Betacal en bietenblad is er inderdaad een gesprek. Dat heb ik inmiddels ook teruggekregen.
Nu is er iets waar het ministerie en de sector niet uitkomen, anders hoeft dat gesprek
er niet te zijn. Dus ik hoop echt dat de Minister wil uitdragen dat het gesprek op
10 november tot een resultaat moet leiden op beide punten. Dat lijkt me een conclusie
die we vandaag, gezien de verschillende opmerkingen, mogen trekken.
Minister Schouten:
Ik begrijp dat de lijntjes kort zijn met degenen met wie wij gesprekken hebben, gelet
op wat hier in de Kamer weer terugkomt, namelijk dat wij een gesprek hebben. Wij hebben
inderdaad een gesprek en ik heb net aangegeven dat we willen gaan kijken hoe we dat
met die pilot van de heer De Groot willen doen. Hier is volgens mij geen pilot voor
nodig. Dat kan dus gewoon sneller, maar laat me dat eventjes bij het gesprek betrekken.
Dat lijkt me de beste route.
De heer Madlener heeft zijn appreciatie van het kabinet, met name van mij uitgesproken.
Overigens heeft mijn sekse daar helemaal niets mee te maken. Dat zou ik hier nog even
gememoreerd willen hebben, voorzitter. U mag mij als Minister aanspreken.
De voorzitter:
De heer Madlener heeft zelf niet in de gaten wat hij doet, maar dat leg ik hem straks
nog wel even uit.
Minister Schouten:
De heer Futselaar heeft een meer algemene appreciatie gegeven van hoe hij tegen de
dingen aankijkt. Hij vond zelfs dat het hele kabinet niet goed genoeg was. Ik zal
de boodschap overbrengen. Als de heer Futselaar dat wenst, zal ik zeggen dat we door
hem gewogen zijn en te licht bevonden.
De heer Futselaar (SP):
De Minister van Onderwijs en Wetenschap is op de hoogte van dat oordeel.
Minister Schouten:
Dat scheelt. Dan hoef ik die al niet meer in te voeren. Maar meer oprecht, we mogen
het allemaal oneens zijn met elkaar en allemaal kwalificaties geven, maar het gaat
hier om een serieus onderwerp. Mijn hoop toen ik naar het debat toe kwam, was dat
we in ieder geval langs de band van de inhoud met elkaar konden nadenken over een
toekomstbestendig, robuust mestbeleid. Dat is van het grootste belang. Er mogen allerlei
kwalificaties aan het kabinet gegeven worden, maar ik hoop echt dat we dan wel de
inhoud centraal stellen. Daar heeft de landbouw meer aan dan aan allerlei kwalificaties
over en weer, maar dat is meer een side note van mijzelf.
Tot slot. De heer Moorlag heeft zorgen over de handhaafbaarheid van het stelsel. Een
van de redenen waarom wij naar een eenvoudiger stelsel toe moeten, is nou juist omdat
het veel te complex is en daarmee niet meer te handhaven. Dat is echt een van de richtingen
geweest waarlangs wij doordacht hebben hoe we dit stelsel opstellen.
Hij vraagt nog heel specifiek naar de legalisering van de meldingen. Dat onderwerp
hoort echt bij het stikstofdebat. Dat heeft niet zo heel direct wat te maken met het
mestbeleid en de brief daarover. Het betreft hier complexe materie. Ik zou de heer
Moorlag willen vragen om dat debat te voeren als wij te spreken komen over de stikstofproblematiek,
de wet en alle zaken die daaromheen spelen.
De heer Moorlag (PvdA):
Het is zeker complexe problematiek, maar het is ook urgente problematiek. Het kan
nog wel een tijdje duren voordat wij over stikstof aan de praat komen. Ik wil de Minister
vragen om op korte termijn een brief aan ons te richten waarin klaarheid wordt gegeven
over die kwestie, want het is onbestaanbaar dat medeoverheden door de rechter worden
gedwongen om te gaan handhaven terwijl er aan de andere kant boven de markt hangt dat meldingen
gelegaliseerd kunnen gaan worden. Daar moet gewoon snel duidelijkheid over komen.
Mijn vraag is of we een dergelijke brief op korte termijn kunnen ontvangen.
Minister Schouten:
Naar ik heb begrepen, heeft u een inbrengdatum vastgesteld voor de wet op de stikstof.
Naar mijn weten is dat volgende week maandag. Klopt dat? Ja? Dan zou mijn suggestie
zijn dat u uw vraag daarin meeneemt en dat we hem daarin beantwoorden, zodat dat integraal
kan gebeuren. Ik denk dat er nog weleens wat meer vragen over dit onderwerp spelen.
Dan kunnen we die allemaal tegelijk beantwoorden.
De voorzitter:
Laatste maal.
De heer Moorlag (PvdA):
Gelet op de urgentie, ook gezien de reactie op het verslag die nog moet komen, zou
ik een separate brief wel op prijs stellen.
Minister Schouten:
Ik probeer ook recht te doen aan andere leden die hier heel veel vragen over hebben.
Dan zou het nu alleen een brief zijn op basis van een vraag van de heer Moorlag. Ik
sta ongeveer in continu contact met de medeoverheden, ook over dit onderwerp. Ik spreek
zo ongeveer wekelijks hierover, ook mijn mensen. Ik zou echt even ook alle vragen
van de andere leden hierin willen meenemen. Volgens mij doen die dat via het verslag
bij de wet op de stikstof. Dat lijkt mij de meest koninklijke route.
De voorzitter:
Dat is even wat het is. Ik ga de toezeggingen nog even opnoemen. Ik begin bij de eerste.
− Een. Het recent uitgebrachte rapport van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet
(CDM) zal met een appreciatie naar de Kamer worden gestuurd. Gestreefd wordt om dit
te sturen voorafgaand aan de begrotingsbehandeling. Klopt? Ja.
− Twee. Meer inzicht zal worden gegeven in de mogelijke definities van grondgebondenheid
en de daaruit voortkomende consequenties. Akkoord? Ja.
− Drie. De Minister wil op verzoek van de Kamer een experiment opzetten voor het gebruik
van bietenblad als eiwitvervanger, waarbij het experiment zich richt op het mogelijk
maken daarvan in het mestbeleid. Akkoord? Ja.
− Voor de behandeling van de begroting wordt de Kamer geïnformeerd over de invoering
van de fosfaatindicator. Akkoord?
− Eind 2020 ontvangt de Kamer meer informatie over de emissiearme stalvloeren. Dat zal
samen zijn met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Minister Schouten:
Dat was al toegezegd in de brief.
De voorzitter:
Oké. Dat doen we dan dubbel.
− Er komt een routekaart waarin inzichtelijk wordt gemaakt welke stappen worden gezet
voor de uitwerking van de contourenbrief. Yes. Ja, bedoel ik.
Bij de Wageningen Universiteit wordt onderzoek gedaan naar de gebiedsgerichte aanpak
in het kader van de Nitraatrichtlijn. Moet daar nog iets aan toegevoegd worden? Dit
is inderdaad meer een opmerking, geen toezegging. Deze schrap ik zelf even. Ik dacht
dat er nog iets concreets aan moest worden toegevoegd, maar het was meer een opmerking.
Deze verwijderen we even uit het verslag. Is dat nog helder? Ja. Excuus.
− Er komt een impactanalyse van de contouren van het nieuwe mestbeleid. Deze is wel
akkoord? Die wordt meegenomen in de uitwerking van het mestbeleid. Akkoord.
Ben ik nog iets vergeten?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik trok mijn vinger gelijk weer naar beneden, want u bent niet iets vergeten en ik
lees uiteraard alles nog een keer terug, maar ik zou wel graag een VAO willen aanvragen.
De voorzitter:
Dat was nog niet gebeurd.
De heer De Groot (D66):
Dat had ik wel willen doen, maar het mag mevrouw Lodders ook zijn. Dat is geen probleem.
De voorzitter:
Officieel is het: wie het eerst roept, het eerst maalt. Ik vind dat zelf altijd een
beetje flauw. Maar u had een kans, dus ik laat in dit geval als eerste aanvrager mevrouw
Lodders staan. Er zal een VAO worden aangevraagd.
Ik dank de Minister. Ik dank de Kamerleden. Ik dank de mensen die thuis meeluisterden,
de mensen op de tribune, de bode, griffier en onze staf en wens u allen een hele fijne
avond.
Sluiting 17.00 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.