Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 19 november 2018, over het onderdeel Sport en Bewegen van de begroting VWS 2019 en aanverwante zaken
35 000 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2019
Nr. 113
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 30 november 2018
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 19 november 2018
overleg gevoerd met de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport, over:
– het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2019 (Kamerstuk 35 000 XVI);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 4 juli 2018 inzake maatregelen
ter versterking aanpak doping (Kamerstuk 34 543, nr. 17);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 29 augustus 2018 inzake
aanvulling brief maatregelen ter versterking antidoping (Kamerstuk 34 543, nr. 18);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 7 september 2018 inzake
actualisatie werkprogramma 2019 van de Nederlandse Sportraad (Kamerstuk 30 234, nr. 196);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Vice-Minister-President
d.d. 12 juni 2018 inzake uitwerking regeling gratis verklaring omtrent het gedrag
(vog) (Kamerstuk 34 775 VI, nr. 106);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Vice-Minister-President
d.d. 7 september 2018 inzake antwoorden op vragen commissie over de uitwerking regeling
gratis verklaring omtrent het gedrag (vog) (Kamerstuk 34 775 VI, nr. 120);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 1 oktober 2018 inzake voortgangsbrief
advies beleidskader sportevenementen (Kamerstuk 30 234, nr. 197);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Vice-Minister-President
d.d. 9 oktober 2018 inzake regeling Gratis VOG en beleidsregels (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 5);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 26 juni 2018 inzake Nationaal
Sportakkoord (Kamerstuk 30 234, nr. 185);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 8 november 2018 inzake antwoorden
op vragen commissie over het Nationaal Sportakkoord (Kamerstuk 30 234, nr. 201);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 12 november 2018 inzake
voortgang van het Nationaal Sportakkoord en de voortgang op lopend beleid (Kamerstuk
30 234, nr. 203);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 12 november 2018 inzake
reactie op advies beweegrichtlijnen (Kamerstukken 30 234 en 32 793, nr. 202);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 1 oktober 2018 inzake wijziging
van het beleidskader subsidiëring sportevenementen (Kamerstuk 30 234, nr. 198);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 7 november 2018 inzake antwoorden
op vragen commissie over de wijziging van het beleidskader subsidiëring sportevenementen
(Kamerstuk 30 234, nr. 200).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De griffier van de commissie, Post
Voorzitter: Lodders
Griffier: Clemens
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Van Brenk, Bruins Slot, Diertens,
Rudmer Heerema, Lodders, Van Nispen en Westerveld,
en de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Hartelijk welkom bij het wetgevingsoverleg over het onderdeel Sport en
bewegen van de begroting VWS 2019 en over aanverwante zaken. Ik heet de Minister voor
Medische Zorg en Sport en de ambtelijke ondersteuning welkom. Welkom ook aan de Kamerleden
en aan de mensen die het debat op de publieke tribune of op een andere manier volgen.
In dit wetgevingsoverleg hanteren we vooraf naar fractiegrootte vastgestelde spreektijden.
Ik zal het aantal interrupties niet maximeren, maar ik doe wel het vriendelijke verzoek
om het gewoon kort en bondig te houden: een vraag, een antwoord, een vervolgvraag
en tot slot een antwoord.
Ons voornemen is om na de inbreng van de Kamer te schorsen voor een lunch. De Minister
kan zich dan ook voorbereiden op zijn antwoord. Vorig jaar was de lunchpauze al om
kwart over elf. Gezien het aantal sprekers zal het nu waarschijnlijk iets later worden.
Dat is alleen maar mooi, want dat betekent dat er een bredere inbreng is.
We beginnen met de heer Van Aalst, die zal spreken namens de fractie van de PVV. Het
is voor hem een soort maidenspeech, want hij spreekt voor het eerst in deze commissie
over sport. Omdat het geen echte maidenspeech is, mag hij gewoon geïnterrumpeerd worden.
De heer Van Aalst (PVV):
Zeker, voorzitter, interrumperen is altijd leuk. Het hoort bij het debat. Het is inderdaad
een soort maidenspeech omdat ik pas sinds een halfjaar woordvoerder ben op de portefeuille
Sport.
Voorzitter. Allereerst wil ik graag onze Oranje leeuwinnen feliciteren. Ze hebben
er hard voor moeten knokken, maar het resultaat is geweldig. De kwalificatie is binnen.
Sinds ze de Europese titel hebben veroverd, vraagt heel Nederland zich af hoe de dames
op het wereldtoneel gaan presteren. Dat mogen ze volgend jaar tijdens het WK in Frankrijk
laten zien. Het is fantastisch voor ons oranjelegioen dat we er weer bij zijn op een
eindtoernooi. Als ik de afgelopen dagen naar ons mannen-Oranje kijk, dan ziet dat
er ook weer goed uit. Het is geweldig om te zien hoe de breedtesport zijn werk heeft
gedaan om de topsport te faciliteren.
Als vader, sporter en PVV'er is het elke zaterdag of zondag genieten wanneer je je
eigen telgen het sportveld ziet betreden. Eenieder probeert er het beste voor zichzelf
uit te halen. Het is geweldig om te zien hoe die jongens en meisjes elkaar met plezier
tot een resultaat dwingen. Dat is breedtesport in optima forma. Dat alles kunnen we
proberen op te schrijven in een akkoord, maar dat gevoel en dat plezier is niet in
woorden te vatten. Sport is een beleving die zich niet laat vastleggen. Het is aan
ons als ouder, als sporter, om onze kinderen hiertoe te bewegen in plaats van ze toe
te vertrouwen aan de pc of de PlayStation. Ze moeten de straat op en de sport beleven.
's Avonds te laat thuiskomen en ervan langs krijgen omdat je nieuwe spijkerbroek vol
gaten zit of de knieën groen zijn van het grasveld! Dat is beleving. Dat moeten we
stimuleren. Kinderen en jongeren moeten op de straat, op pleintjes en op grasvelden
spelen. Denkt u even terug aan uw kindertijd. Iedereen wilde toch die bekende sporter
zijn? Dat is beleving.
Voorzitter. We zien al een tijdje het nieuws voorbijkomen dat de grand prix in 2020
mogelijk naar Nederland zou kunnen komen. Dat is op zich niet gek als de beste coureur
van de formule 1 een Nederlander is en de populariteit van de autosport stijgt. Max
is voor ons allen een held. Of het nu Assen of Zandvoort wordt, de PVV zou het geweldig
vinden als de formule 1 Nederland aandoet. Daarbij is het wel van belang dat de overheid
een faciliterende rol inneemt. De PVV is blij met het aanleggen van asfalt, maar niet
op een circuit. Waarschijnlijk zou het ook averechts werken als de Nederlandse overheid
zich zou bemoeien met het circuit. Het zou leiden tot een bijzonder groen en duurzaam
circuit, waarschijnlijk met rotondes, spitsstroken, milieuzones, regenboogzebrapaden
en genderneutrale pitspoezen. Daar zit de formule 1 niet op te wachten. Het kan niet
zo zijn dat er bakken met belastinggeld verdampen in dit evenement. En het is ook
niet nodig. De PVV is er niet bang voor dat het bedrijfsleven, grote merken en investeerders
dit evenement niet zullen gaan dragen. Kan de Minister toezeggen dat hij erop zal
toezien dat er bij dit ministerie en bij de lagere overheden en instanties een faciliterende
rol zal zijn bij het aantrekken en organiseren van de grand prix en andere grote evenementen?
Voorzitter. De PVV staat bekend als een partij die de breedtesport een warm hart toedraagt.
Zonder de breedte kunnen we de hoogte niet in. Als we dan kijken naar het wielrennen,
dan hebben we de berggeiten niets te bieden, maar vlakke wegen, tegenwind en slecht
weer heeft Nederland wel te bieden. Prima materiaal voor jongeren die uiteindelijk
de klassiekers willen winnen zoals de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. En laten
we eerlijk zijn: de nieuwe Hennie Kuiper, Jan Raas en Servais Knaven of Niki Terpstra
is waarschijnlijk allang geboren. Dat wij als PVV ons nationale en regionale erfgoed
koesteren, is ook bekend. Omdat we ook de jeugd en de breedtesport een kans willen
geven, vraag ik de Minister of hij zich in wil zetten voor het behoud van de provinciale
en gemeentelijke wegen die geplaveid zijn met kinderhoofdjes, de zogenaamde kasseistroken.
De gemeente Alkmaar is de eerste gemeente die het heeft geregeld met de daar welbekende
kasseistrook, de Munnikenweg. Wat zou het prachtig zijn als de Minister zich wil inzetten
door zijn contacten in het land aan te spreken op het behoud van meer kasseistroken,
bijvoorbeeld door deze de monumentenstatus te geven.
Voorzitter. Na alle mooie dingen in de sport zijn er ook minder mooie momenten. Dat
brengt me bij het dopingbeleid. De Minister laat weten bezig te zijn om het dopingbeleid
in Nederland te herzien en waar nodig aan te scherpen. Dat streven delen wij, omdat
die troep niet in de sport thuishoort. Helaas is het tegengaan van de illegale handel
in doping voor geen van de betrokken instanties de hoofdtaak. Daardoor is het moeilijk
om scherp te krijgen wat de aard en omvang van de illegale handel is in Nederland.
Om die reden gaat de Minister een onderzoek opzetten dat eind 2019 zal worden opgeleverd.
De PVV vraagt zich af waarom de illegale handel in doping nog een jaar ongestoord
door kan gaan. Welke stappen gaat de Minister op korte termijn al zetten om de illegale
handel in doping zo veel mogelijk aan banden te leggen?
Voorzitter. Dit kabinet trekt de portemonnee om de topsport te bevorderen. Wat de
PVV betreft is dit onnodig. Financiële ondersteuning voor individuele topsporters
en voor sportinnovatie behoort vanuit commerciële sponsoren te komen en niet vanuit
de overheid. Er worden wereldwijd jaarlijks honderden miljarden verdiend in de sport
en daar gaan miljoenen van de Nederlandse overheid geen verschil in maken. Juist om
die redenen horen kennisinnovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling wat ons betreft
niet thuis in de sportbegroting. Is de Minister bereid om de overheidsfinanciering
van topsport en sportinnovatie te heroverwegen, gelet op de beperkte doelmatigheid
van dat geld?
Voorzitter. Zonder de onbaatzuchtige inzet van vrijwilligers zouden veel sportclubs
in de problemen komen, maar sportclubs moeten wel weten wie zij binnenhalen. De vog
draagt bij aan een veilige inzet van vrijwilligers. De PVV is voorstander van een
verplichte vog voor vrijwilligers die werken met mensen in een afhankelijkheidssituatie,
zoals met minderjarigen. De Minister heeft aangegeven dit een te zwaar instrument
te vinden. Het is jammer dat dit kabinet niet bereid is om zware instrumenten in te
zetten voor een veilige sportomgeving. Desondanks is de PVV-fractie blij dat de regeling
voor gratis vog-aanvragen wordt verruimd. Kan de Minister nog aangeven wat het aandeel
van sportvrijwilligers was in de oude regeling en kan hij inschatten wat het aandeel
sportvrijwilligers zal zijn in de nieuwe regeling?
Voorzitter, afsluitend: sport is een beleving. Laten we dat gaan beleven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van de heer Heerema. Gaat uw gang.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Even één vraag naar aanleiding van het onderdeeltje over topsport. U zegt dat de overheid
geen rol zou moeten hebben in de financiering van topsport. Ik zou mij dat kunnen
voorstellen voor sporters die ontzettend veel geld verdienen in hun tak van sport,
waardoor ze geen ondersteuning nodig hebben, maar er zijn natuurlijk ook heel veel
takken van sport waarin geen droog brood te verdienen is en waarvoor de aandacht van
commerciële bedrijven veel minder groot is. Bent u dan bereid om daarnaar te kijken?
Of vindt u dat die takken van sport dan maar geen topsport zouden kunnen bedrijven,
hier in Nederland?
De heer Van Aalst (PVV):
Nee, voorzitter. Volgens mij komt daar exact het punt naar voren. Wij zeggen: de overheid
moet een faciliterende rol hebben. Dat kan zijn het faciliteren ervan dat die sport
inderdaad uitgeoefend kan worden. Volgens mij worden de topsporters die we uiteindelijk
gaan leveren commercieel interessant en gaan ze zichzelf op die manier ontwikkelen.
Daar geloof ik echt in. En ik zie geen enkel moment waar dat niet het geval is.
De voorzitter:
Afrondend de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik ben heel blij dat de PVV vandaag aanwezig is. Het is goed om over sport te kunnen
debatteren met de PVV, maar ik denk dat dit echt naast de waarheid is. Er zijn helaas
veel takken van sport waar het vrijwel onmogelijk is om die commercialisering voor elkaar te krijgen. Zelfs in een grote sport
als schaatsen is het voor een flink aantal topsporters al heel erg lastig. De wereldkampioen
jeugd heeft lang geen ploeg gehad. Dus laten we wel kijken dat we met name dat soort
sporters gewoon kunnen blijven ondersteunen. Dat is belangrijk voor de uitstraling
van Nederland. En Nederland een beetje op de kaart zetten, dat moet de PVV toch ook
willen?
De heer Van Aalst (PVV):
Een mooier voorbeeld dan schaatsen vind je niet. Kijk bijvoorbeeld naar de ijshal
in Enschede, die totaal niet rendabel was en die nu opgepakt is door een oud-schaatser,
Gianni Romme, die het fantastisch doet, die het commercieel maakt en die er nu weer
voor zorgt dat daar fantastisch veel nieuwe talenten opstaan. Volgens mij vinden al
die schaatsploegen uiteindelijk wel een commerciële instelling die zegt: hier wil
ik mij aan verbinden, dit is mijn keus voor topsport. Dat is wat ik ook in mijn tekst
mee heb willen geven. Sport is een beleving. Dat moeten we met elkaar doen. Ik geloof
ook echt dat we dat met elkaar gaan organiseren. Alleen hoeft dat wat mij betreft
niet met overheidsfinanciën.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Van Nispen. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vond het op onderdelen een heel mooi betoog. Er wordt terecht veel aandacht gevraagd
voor breedtesport: met je kinderen op het sportveld staan, met gras op de knieën thuiskomen.
Helemaal eens, want er is sprake van bewegingsarmoede in Nederland. Diverse organisaties
zoals de KNVB, maar ook de adviesraden hebben de noodklok geluid. Hoe kijkt de PVV
aan tegen het voorstel van de SP voor meer en beter bewegingsonderwijs, dus voor een
derde uur gym op school, zodat we in de basis beginnen met alle kinderen te leren
hoe leuk het is om goed te bewegen?
De heer Van Aalst (PVV):
Volgens mij heeft de PVV altijd gezegd dat we meer gym op school willen, dus volgens
mij zijn we het in dat opzicht eens. Ik twijfel alleen altijd een beetje; daar had
ik het net met de collega van de VVD al even over. Af en toe lopen de onderwijs- en
de sportportefeuilles wat door elkaar, dus ik moet altijd even oppassen dat ik niet
op de stoel van mijn collega ga zitten en door zijn begroting heen fiets. Maar volgens
mij is de PVV altijd voorstander geweest van meer gym op school. Alleen is het niet
alleen gym op school. Zoals ik aangaf, moeten we met elkaar als ouders en als sporters
ook aangeven: kinderen moeten bewegen, de straat weer op, 's avonds weer te laat thuiskomen
en minder FIFA 19 achter de Playstation. Dat is allemaal leuk en we kennen de mensen,
maar we moeten allemaal weer de Memphis Depay willen zijn op het voetbalveld.
De heer Van Nispen (SP):
Met die laatste aanvulling ben ik het overigens ook helemaal eens, of inderdaad een
andere sport, een andere tak van sport. Heel goed. Het stopt niet bij alleen meer
gymmen op school. We gaan het onderwijsdebat hier niet voeren, realiseer ik mij. Maar
ik ben wel heel blij met deze eerste positieve woorden van de PVV die ik over dit
voorstel van de SP heb gehoord. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Nog een reactie? Ik kijk in de richting van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Nee, voorzitter. Volgens mij zijn we het in dat opzicht eens. Er komen waarschijnlijk
meer dingen bij kijken. Ook het schoolzwemmen zal ongetwijfeld weer voorbijkomen en
dat soort punten. Maar volgens mij zitten die weer in de onderwijsbegroting, dus daar
moet ik voorzichtig mee zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. U was aan het einde van uw betoog. Dat betekent dat ik de heer Heerema
het woord zal geven. De heer Heerema spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw
gang.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. De sportwereld is in beweging en is fors in beweging. Deze beweging is
niet alleen nodig om onze verenigingsstructuur sterker te maken, te zorgen dat alle
mensen kunnen sporten, maar ook om onze positie op de medaillespiegel vast te houden.
Deze beweging is vooral ook nodig, omdat we te maken hebben met het grote gevaar van
bewegingsarmoede bij onze kinderen. Ik ben echt geschrokken van het RIVM-rapport,
dat concludeert dat bewegingsarmoede veel gevaarlijker is dan roken, drinken of te
weinig slapen, met obesitas als grootste risico. Voor kinderen is bewegingsarmoede
desastreus. Als je niet gewend bent met plezier te sporten, met enige regelmaat te
bewegen en dus gezonder te leven, dan wordt het hoe ouder je wordt steeds moeilijker
om hiermee te beginnen. Ik wil met mijn bijdrage vandaag aan de hand van het Sportakkoord
laten zien dat we allerlei kansen kunnen pakken om die bewegingsarmoede aan te pakken
door de sport te versterken, betaalbaar te houden, toegankelijk te houden en divers
te houden en door topsport als inspiratie te hebben.
Voorzitter. Een belangrijke rol in het Sportakkoord is weggelegd voor sportbonden;
sportbonden die de belangrijke taak hebben om ervoor te zorgen dat ze in kunnen spelen
op de ontwikkelingen in hun tak van sport en dat ze zo veel mogelijk klaarstaan voor
hun sportverenigingen. De sportbonden hebben het absoluut niet makkelijk gehad de
afgelopen jaren. De lagere afdrachten vanuit de loterijen aan de sport hebben het
vet van de botten gehaald. Sportbonden zijn niet gewend om te klagen, maar gewend
om de mouwen op te stropen en te roeien met de riemen die ze hebben. Er is ongelofelijk
veel creativiteit geweest om de goede kwaliteit te kunnen blijven leveren, met steeds
de druk om te blijven vernieuwen en ervoor te zorgen dat ze aantrekkelijk genoeg zijn
om lid van te worden en om lid van te blijven.
Ik ben daarom ontzettend blij dat deze coalitie extra geld beschikbaar heeft gesteld
voor de sportbonden. We hebben bij het AO in juni al gesproken over hoe deze 10 miljoen
bij sportbonden terecht zou moeten komen. De vraag van meerdere partijen was toen
hoe dit zo effectief mogelijk ingezet kon worden, omdat de sportbonden, zowel de kleine
sportbonden, middelgrote sportbonden, maar ook de grote sportbonden, zelf al hele
goede plannen klaar hebben om aan de slag te gaan met dit geld. Mijn vraag aan de
Minister is: hoe staat het nu met deze 10 miljoen? Waar kunnen sportbonden zich melden
om hun plannen goedgekeurd te krijgen? Kan de Minister ons volgend jaar een terugkoppeling
geven over hoe deze middelen zijn ingezet? We zijn al ruim een jaar na de presentatie
van het regeerakkoord. De VVD vindt het hoog tijd dat de sportbonden nu met dit geld
aan de slag kunnen gaan.
Voorzitter. Ik ga van de sportbond naar de vereniging. Ik merk op mijn werkbezoeken
dat veel verenigingen tegen vergelijkbare problemen aanlopen. Men heeft moeite met
het vinden van kwalitatief goede en betrokken bestuurders, gediplomeerde trainers,
voldoende vrijwilligers, sponsoren om de begroting op orde en betaalbaar te houden,
en daarnaast het kunnen opereren in een steeds professionelere omgeving met complexere
wet- en regelgeving en grotere gemeenten. Dan maakt het dus niet uit of je een voetbalclub
bent, een tennisvereniging of misschien een gymvereniging. De problematiek is overal
hetzelfde. Daar maak ik me zorgen over.
De sportvereniging heeft een waanzinnig belangrijke rol in het leren plezier hebben
in sport. Het is de bindende factor tussen mensen. Ik weet nog heel goed dat ik vaak
ruim een uur voor mijn zwemtraining al met mijn vriendjes naar het zwembad fietste.
Daar waren we dan aan het keten en aan het kletsen. Dan gingen we een uurtje trainen,
heel erg lang douchen na afloop en dan pas weer naar huis. Een training van een uur
kostte zo vier uur van onze tijd. En waarom? Niet omdat het zo effectief mogelijk
moest, maar omdat het leuk en gezellig op die club was. Ik wilde graag bij mijn vrienden
en vriendinnetjes zijn. Dat was mijn vriendengroep en dat was toen mijn leven.
Ik ben bang dat dit bij een aantal sportverenigingen onder druk staat. Maar gelukkig
zijn er initiatieven. De KNVB is nu bijvoorbeeld bezig met een programma om hun clubs
sterker en krachtiger te maken. Dat programma heet Back to Basics. En omdat de problematiek
voor alle takken van sport vergelijkbaar is, zou het mogelijk moeten zijn om dit soort
initiatieven voor alle 25.000 sportverenigingen in te zetten. Ik wil graag kijken
of dit mogelijk is vanuit het onderdeel Vitale aanbieders uit het Sportakkoord.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De heer Heerema zegt dat hij bang is dat sportverenigingen onder druk staan, maar
ze staan gewoon onder druk. Het is hartstikke lastig voor bestuurders, trainers, coaches
en vrijwilligers om hun sportvereniging draaiend te houden. Dus de heer Heerema maakt
een terecht punt. Hij wijst daarbij goed op wat men kan doen om een vereniging vitaler
te maken. Ziet hij ook kansen om bijvoorbeeld het Nationaal Sportakkoord om te bouwen
naar regionale sportakkoorden, waar Achterhoek in Beweging een voorbeeld van is? Daar
zie je dat zorg, onderwijs, sportverenigingen en gemeenten met elkaar de handen ineenslaan
om dat soort problemen te ondervangen en op te lossen.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Zeker. Sterker nog, volgens mij was het Gelders Sportakkoord er eerder dan het Nationaal
Sportakkoord. Je ziet nu allerlei initiatieven op lokaal niveau om tot lokale sportakkoorden
te komen. Die worden verschillend ingezet, passend bij de regionale situatie, dus
dat is hartstikke goed. Het Achterhoekse sportakkoord zou ik ook heel graag een rol
willen zien spelen in de regionale aspecten die daar zijn. Bijvoorbeeld krimp zou
een heel goede kans zijn in die regio om sport wat meer naar voren te halen en ook
om ervoor te zorgen dat andere ministeries bij het Sportakkoord betrokken kunnen worden.
Ik denk dat het daar zeker een rol kan spelen, met name om dit Sportakkoord te kunnen
verbreden.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Als ik probeer met Achterhoekse tongval iets uit te spreken, gaat het bij mij altijd
de mist in, maar ik doe elke keer toch weer mijn best: scholder an scholder. Volgens
mij gaat het steeds beter. Ik denk dat er inderdaad nu al voorbeelden liggen waar
we van kunnen leren. Is de heer Heerema het met mij eens dat we de lessen uit die
voorbeelden moeten vertalen naar andere regio's, zonder dat we in blauwdrukken gaan
denken?
De voorzitter:
Een bijzonder welkom aan de Achterhoek. Er zitten een paar mensen uit de Achterhoek
op de publieke tribune.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Volgens mij moeten we inderdaad niet vanuit Den Haag blauwdrukken gaan maken voor
hoe men in de regio moet gaan werken met lokale sportakkoorden. Elke regio is anders.
Je ziet op allerlei terreinen dat – gechargeerd gezegd – bijvoorbeeld de Randstad
een andere problematiek heeft dat het buitengebied. Ik woon zelf in Alkmaar, dus die
kasseien van mijn collega Van Aalst en de Munnikenweg zie ik ook heel makkelijk voorbijkomen,
maar we moeten niet vanuit Den Haag gaan bepalen hoe dat in het land gebeurt. Als
er goede voorbeelden zijn: zéker gebruiken als voorbeeld hoe het bij andere regio's
ook kan. Maar ik zie al hele mooie initiatieven. Ik denk dat we daar zeker mee aan
de slag kunnen.
Die sportvereniging is verschrikkelijk belangrijk. Hier krijgen kinderen plezier in
bewegen en leren ze dat een leven lang sporten gezond is. Hiermee is het een cruciale
factor in de bestrijding van bewegingsarmoede. Rond die sportvereniging hebben we
in Nederland bijna 3.000 voltijders aan buurtsportcoaches rondlopen. De buurtsportcoach
heeft een rol in het verbinden van de sportvereniging, de school en de gemeente. De
afgelopen jaren heb ik al een paar keer geprobeerd boven tafel te krijgen wat die
buurtsportcoaches nou precies doen, hoe effectief ze zijn en of het zinvol zou zijn
om te kijken hoe we er meer uit zouden kunnen halen. Steevast was het antwoord: «We
weten eigenlijk niet wat ze doen. Er is geen kader. Er is geen nulmeting, maar iedereen
is over het algemeen wel tevreden.» Dat is ook belangrijk.
Toen ik aan een aantal sportbonden en sportverenigingen vroeg of ze mij konden vertellen
waar buurtsportcoaches voor hun tak van sport aan het werk zijn, was ik dan ook verbaasd
het antwoord terug te krijgen: dat weten we eigenlijk niet. Dat vind ik gek. Nu we
de buurtsportcoachregeling gaan uitbreiden is dit het moment om een stapje voorwaarts
te maken. Ten eerste heb ik de vraag of we inzichtelijk kunnen krijgen welke buurtsportcoaches
met welke tak van sport bezig zijn. Is het mogelijk dat deze buurtsportcoach makkelijker
bereikbaar wordt voor sportbonden en sportverenigingen? Ik ben ervan overtuigd dat
ze nog effectiever kunnen zijn als we beter weten welke buurtsportcoach met welke
tak van sport bezig is en we dit kunnen matchen met de sportbond.
Voorzitter. Ik heb hier ook een andere vraag over. De buurtsportcoachregeling is naar
mijn beste weten ooit ingevoerd met de bedoeling om later weer afgebouwd te worden.
Dat lijkt me logisch, want 70 miljoen structureel subsidiëren op een begroting die
destijds 125 miljoen was, is fors. Ik zou willen weten welke mogelijkheden er zijn.
Dat zou meer keuzeruimte in de sportbegroting creëren. Ik ben er wel aan toe om andere
keuzes te kunnen maken met het geld dat op die manier vrij zou kunnen komen.
Voorzitter. Duidelijkheid over nog effectievere inzet van de buurtsportcoach en mogelijke
bestedingsruimte geeft meer mogelijkheden om de bewegingsarmoede te bestrijden.
De voorzitter:
Er is een vraag, eerst van mevrouw Bruins Slot en daarna van mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik vind dat de heer Heerema geen recht doet aan het goede werk dat de buurtsportcoaches
en de combinatiefunctionarissen de afgelopen jaren hebben gedaan. Ze spelen een belangrijke
rol in gemeentes om sport en beweging in de wijk voor elkaar te krijgen. Juist doordat
deze regeling langjarig is, worden er op langere termijn resultaten en andere successen
behaald. Het is soms juist ook een Haags probleem dat we zaken op een gegeven weer
veranderen terwijl men er lokaal prima mee uit de voeten kan. Is de heer Heerema nu
eigenlijk niet iets typisch Haags aan het doen terwijl men hier lokaal heel erg blij
mee is?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik wil een stapje voorwaarts maken in het zorgen dat buurtsportcoaches effectiever
kunnen opereren door te kijken of ze beter bereikbaar zijn voor de sportbonden waar
zij hun werk voor doen. Het is toch gek dat sportbonden niet weten waar in het land
projecten plaatsvinden in gemeenten waarin buurtsportcoaches met hun tak van sport
aan de gang zijn? Dat vind ik gek. Daar wil ik een stapje maken. Vervolgens maak ik
een doorkijk: wat zou het betekenen als wij de buurtsportcoachregeling misschien enigszins
zouden kunnen versoberen, omdat die ooit bedoeld is geweest als regeling die afgebouwd
zou kunnen worden? Vinden wij het goed en normaal dat we 70 miljoen uit onze vrij
beperkte sportbegroting inzetten voor dit ene systeem of vinden wij dat we meer keuzes
moeten kunnen maken? U kunt zeggen dat ik geen recht doe aan het goede werk van de
buurtsportcoaches. Volgens mij doen ze hartstikke goed werk en zitten er parels tussen
waar in Nederland hele mooie dingen mee gebeuren. Maar wat ze precies doen, is ook
een beetje onzichtbaar. Laten we die helderheid boven tafel krijgen en kijken hoe
we het effectiever kunnen maken. Wellicht kunnen we op termijn ook nog wat andere
keuzes met dat geld maken.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
In 2010 besloot Minister Schippers om de combinatiefunctionaris om te bouwen tot een
buurtsportcoach. Het was juist de bedoeling om de verbinding in de wijk te leggen,
omdat juist die verbinding in de wijk met de verenigingen ervoor zorgt dat meer kinderen,
ouderen en andere mensen gaan sporten. Als dat de doelstelling is en gemeenten deze
regeling zelfs elk jaar weer 60% opplussen om die tot een succes te maken, waarom
zou je die actieve bijdragen van gemeenten, dat vele geld, dan stil willen zetten
om iets wat 70 miljoen is 70 miljoen te laten, terwijl het nu feitelijk veel meer
geld is geworden, juist vanwege die lokale betrokkenheid?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Volgens mij heb ik er een minuut of twee geleden nog over gesproken dat ik misschien
mogelijkheden voor een versobering van de regeling zie. Er zijn inderdaad hele goede
voorbeelden van gemeenten waar het hartstikke goed loopt, maar ik hoop dat u er eerlijk
over bent dat er ook voorbeelden zijn waar het helemaal niet zo goed loopt. Dat kan.
Het wordt niet altijd goed opgepakt in de driehoek gemeente-sportvereniging-onderwijs.
Ik kijk waar we ruimte kunnen vinden om deze regeling effectiever te maken. Daar ben
ik naar op zoek. Ik blijf het gek vinden dat wij geen nulmeting hebben en dat we dus
ook niet weten wat het effect van de inzet van deze middelen is, want dat kunnen we
niet meten. Het is prachtig dat gemeenten daar geld bijplussen, maar we gaan wat mij
betreft wel kijken of het effectiever kan.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
In mijn bijdrage kom ik ook terug op de buurtsportcoaches. Ik deel het punt van de
heer Heerema over de zichtbaarheid wel. Wij herkennen dat ook, maar wij kijken meer
naar de wijkteams en minder naar de sportbonden. Wat mij betreft zou dat dus wel een
punt zijn, maar ik vind het wel heel ver gaan als de heer Heerema daar meteen de conclusie
aan koppelt dat het wel voor minder kan. Waar baseert hij dat op?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
De afgelopen zes jaar heb ik elke keer dat wij in deze commissie over de sportbegroting
spraken of een AO Sport hadden over de buurtsportcoaches gesproken. Ik heb ook elke
keer aangegeven dat het mij zo bevreemdt dat wij de effectiviteit van de buurtsportcoach
niet kunnen toetsen en dat wij dus niet weten of die brengt wat wij ervan verwachten.
We hebben nooit een kader gesteld. Dat is de lokale situatie waarmee je te maken hebt,
maar je mag toch ergens op hoofdlijnen wel vragen wat ze doen? We weten nu niet wat
de startsituatie is en welke sprong we de afgelopen jaren hebben gemaakt. Is dat een
sprong of een sprongetje? Ik weet het gewoon oprecht niet. Dat kunnen we heel moeilijk
aangeven. Ik ben daarom op zoek naar een effectievere inzet van de buurtsportcoach,
naar een betere combinatie met de sportbonden. Ik begrijp dat u meteen naar de wijkteams
kijkt. Dat zou ook een optie zijn, maar ik kijk daarnaar vanuit het oogpunt van de
sport, vanuit de vraag hoe de sport daar beter mee bediend kan worden. Ik denk dat
het met minder mogelijk moet zijn en dat daarbij ook gekeken moet worden of er wordt
gedaan wat wij voor ogen hebben, namelijk zorgen voor een grotere sportdeelname in
de wijken.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Wij zitten daar geheel anders in en dat is maar goed ook. Daardoor hebben we er hier
discussie over. Waar ik me wel over verbaas, is dat er heel veel geld vanuit het Rijk
naar gemeenten gaat waarvan we nooit zien of het effectief besteed wordt, omdat we
zeggen dat de gemeenteraad dat maar moet controleren. Ik ben verrast dat de VVD hier
zo'n andere insteek heeft. Wij zouden best wel willen meedenken over de vraag hoe
we meer zicht kunnen krijgen op de effectiviteit van ingezette middelen, maar we hopen
dan ook dat de VVD dat op meerdere terreinen wil doen.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik zit hier in de commissie voor Sport en ik heb dit echt al jarenlang elke keer opnieuw
op tafel gelegd, dus ik heb het idee dat het niet zo verrassend kan zijn. Maar als
we samen ergens naar kunnen kijken, dan ben ik natuurlijk altijd bereid om dat te
doen.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik heb een verhelderende vraag. De heer Heerema noemt dat bedrag van 70 miljoen dat
uit de sportbegroting komt. Hij wil graag weten waar dat geld naartoe gaat. Ik vind
dat een hartstikke goede zet, maar ik heb wel de volgende vraag. Het is nu nog niet
structureel. Zou de bijdrage voor buurtsportcoaches met andere middelen structureel
gemaakt kunnen worden? Is dat dan ook de achterliggende vraag?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik denk even na over deze vraag. We hebben een bedrag in de begroting opgenomen. Dat
was volgens mij 60 miljoen en dat bedrag wordt nu verhoogd, omdat de buurtsportcoachregeling
volgens mij met 350 fte wordt uitgebreid. Dat is voor deze periode vastgezet. Ik heb
niet de intentie om daar een neverending regeling van te maken. Volgens mij moeten
we juist kijken naar de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat het effectiever wordt
en naar de vraag of het bedrag dat we daar nu voor begroot hebben, het juiste bedrag
is. Mijn inschatting is dat we daar iets in kunnen versoberen, zodat we wat ruimte
in de sportbegroting – in die hele kleine sportbegroting van 160 miljoen, waar we
wat van vinden – creëren om ook andere keuzes te maken. Ik ben dus niet van plan om
nu direct te zeggen dat we dat dan maar meteen oneindig moeten maken.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik doel niet alleen op meer of oneindig, maar wel op een meer structurele financiering
van dit soort activiteiten.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik vind het belangrijk dat we de parels en de prachtige voorbeelden die er zijn bij
de buurtsportcoachregeling ten volle omarmen en inzetten. Maar we moeten daarnaast
kijken waar wel ruimte is voor verbetering en daar, ofwel in financiën ofwel in hulp
om dat beter te maken, een stap voorwaarts maken. Ik doe een poging om die hier neer
te leggen. Ik denk dat we mekaar hierop best aardig kunnen vinden. Dat is de stap
die ik wil maken.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. De afgelopen weken heb ik vele mailtjes en telefoontjes gekregen over
de btw-vrijstelling en -compensatie. Ik heb begrepen dat de sportbedrijven, Sportfondsen
Nederland en vergelijkbare organisaties niet onder de definitie van de SPUK-regeling
vallen, maar ook niet onder die van de specifieke subsidieregeling, terwijl ik van
de vorige Minister al de toezegging heb gekregen dat de sport, dus ook de sportbedrijven,
gecompenseerd zou worden voor de btw-problematiek. Mijn collega Lodders, die vandaag
onze voorzitter is, heeft in het debat over het Belastingplan de Staatssecretaris
van Financiën al vragen gesteld. Andere partijen sloten zich daarbij aan. De antwoorden
van de Staatssecretaris leken erop te wijzen dat er een oplossing is gevonden. Mijn
vraag aan de Minister is: is het nu geregeld dat de sportbedrijven, Sportfondsen Nederland
en vergelijkbare bedrijven gecompenseerd worden? Dit is belangrijk om de sport voor
iedereen toegankelijk te houden. Hoe ziet die oplossing er dan uit? Het kan in mijn
ogen niet zo zijn dat we aan de ene kant de bewegingsarmoede proberen te bestrijden
terwijl we aan de andere kant dit soort beslissingen nemen.
Voorzitter. Kinderen raken geïnspireerd door onze Nederlandse helden van dichtbij
goud te kunnen zien winnen, door ze aan te kunnen raken, door een handtekening te
krijgen en door te ervaren wat prachtige sportprestaties los kunnen maken. Volle stadions
met spannende wedstrijden en dan een Nederlandse winnaar, dat is wat we willen zien.
Het is zo belangrijk dat we mooie, grote topsportevenementen blijven organiseren in
dit land. We hebben voor het zomerreces al een motie aangenomen met betrekking tot
het evenementenkader, om ervoor te zorgen dat we extra aandacht hebben voor de grote
evenementen, zoals het WK atletiek, het WK zwemmen en het WK volleybal. Maar die lijst
is hiermee niet gelimiteerd. Deze week wordt waarschijnlijk bekend of het Nederlandse
bid voor 2022 geaccepteerd wordt door de internationale volleybalbond om het WK vrouwen
naar Nederland te halen.
Voorzitter. Ik denk dat we nog een stap kunnen maken als het om het evenementenkader
gaat. Wij streven als Nederland naar een groot olympisch team dat medaillekansen heeft.
Sporters blijken beter te presteren voor eigen publiek, het zogenoemde thuisvoordeel.
Iedereen kent dat in de sport. Nu zijn er een paar toernooien waar direct olympische
tickets te verdienen zijn: de olympische kwalificatietoernooien. Is het nou geen goed
idee om te proberen deze olympische kwalificatietoernooien zo veel mogelijk naar Nederland
te halen? Wij kunnen onze helden dan in Nederland zien sporten en ze naar dat olympische
ticket schreeuwen.
Voorzitter. We hebben in 2016 geen Olympische Spelen georganiseerd. Dat weet iedereen.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik ben verrast door uw mooie initiatief. Ik zou het graag nog aangevuld zien met de
kwalificatietoernooien voor de nieuwe sporten. Er zijn altijd een paar nieuwe proefsporten
die voor het eerst langskomen op de Olympische Spelen. Het zou mooi zijn als we daarin
een rol kunnen krijgen. Bent u dat met mij eens?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ja, zeker als er olympische tickets te verdienen zijn. Het gaat volgens mij erom dat
we ervoor zorgen dat we zo'n belangrijk evenement, waarbij direct plaatsing voor Olympische
Spelen mogelijk is, voor eigen publiek doen. Als dat klimmen zou zijn, of surfen,
of skateboarden, is dat fantastisch. Dat zijn de nieuwe sporten op de Olympische Spelen.
Als die tickets hier in Nederland te verdienen zijn omdat we die kwalificatietoernooien
hier in Nederland kunnen krijgen, zou ik zeggen tegen de Minister: zet u hiervoor
in. Het zou heel mooi zijn om die hiernaartoe te halen.
De voorzitter:
Is dit voldoende, mevrouw Diertens? Ja, mij blijkt dat dit zo is. Gaat u verder, meneer
Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik ging net naar een volgend stukje; daarom stopte ik even
uit mezelf.
Voorzitter. We hebben in 2016 geen Olympische Spelen georganiseerd, maar we hebben
wel een enorm succesvol side event gehad, namelijk de Olympic Experience. Bussen vol
met kinderen kwamen dagelijks naar Scheveningen, waar tientallen sportbonden lieten
zien hoe mooi hun tak van sport was en waar kinderen geïnspireerd konden raken om
zelf ook op die sport te gaan, een sport die ze normaal gesproken niet zo snel zouden
uitproberen. Hoe meer kinderen in aanraking komen met verschillende sporten, hoe meer
kans dat ze een sport vinden die bij ze past en die ze willen blijven doen. Ik ben
daarom benieuwd of de Minister bereid is te kijken wat de kansen zijn om de Olympic
Experience in 2020 bij Tokyo, maar dan in Nederland, opnieuw te organiseren.
Voorzitter. Als we het over Nederlandse helden hebben die we in Nederland voor eigen
publiek willen zien winnen, dan wil ik het ook graag over de formule 1 hebben. Want
er lijken ontwikkelingen te zijn, spannende ontwikkelingen. Ik heb begrepen dat er
met Zandvoort wordt gesproken. Het lijkt mij een prachtige locatie. Ik vind het sowieso
fantastisch als er weer een grand prix in Nederland gereden gaat worden, maar ik heb
de indruk dat Zandvoort nu verder is dan Assen, dus daar focus ik me even op. Wat
ik van de Minister wil weten, is: hoe loopt het project nu? Hoe loopt het traject?
Kan hij een schets geven van wat we de komende maanden kunnen verwachten? Want als
er een beslissing moet vallen, dan moet dat wel in de komende maanden gebeuren. Anders
halen we 2020 niet. Wat is onze rol als overheid? Op welk moment moeten wij eventueel
in actie komen? Ik snap best dat er iets verwacht wordt van de drie overheden, de
lokale, de provinciale en de rijksoverheid. Maar ik wil wel graag weten waar we dan
precies over praten. Wat zou het fantastisch zijn als we Max in Nederland kunnen zien
rijden en al het goede en mooie van ons land aan een half miljard tv-kijkers kunnen
presenteren!
De voorzitter:
Was dit het einde van dit stukje?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ja, dit was het einde van dit stukje.
De voorzitter:
Mevrouw Diertens heeft een vraag.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik ben verrast door de voorkeur voor één stad. Dat zal u van mij als noorderling natuurlijk
niet verbazen. Maar mijn vraag is wel: zou de koninklijke weg voor het aanvragen van
dit soort grote evenementen niet bewandeld moeten worden, door eerst de NLsportraad
de economische impact en de maatschappelijke waarde van de sport te laten beoordelen
en op die manier te kijken langs welke weg wij deze evenementen moeten bedienen?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Volgens mij is dat exact wat ik zeg. Ik begrijp dat wij als overheid best iets moeten
doen en dat dat ook verdeeld moet worden over de drie overheden, de lokale, de provinciale en de rijksoverheid. Maar voordat we überhaupt iets
kunnen zeggen over wat wij als overheid moeten doen, wil ik wel weten waar we aan
toe zijn. Volgens mij is de Nederlandse Sportraad bij uitstek het orgaan dat daar
een uitspraak over moet doen richting ons. Ik hoop dat de Minister daar het een en
ander over kan verduidelijken, want hoe het traject precies loopt en moet gaan lopen
is mij ook nog niet helemaal duidelijk.
De voorzitter:
Heeft u nog een vervolgvraag, mevrouw Diertens? Nee? Dat is goed. U vervolgt uw betoog,
meneer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Ik heb een beeld geschetst van hoe we de sport positief kunnen inzetten
om bewegingsarmoede tegen te gaan. Daarvoor moet de sportwereld sterker en krachtiger
worden. Maar ik maak me ook wat zorgen over de toekomst van onze sport. Dan gaat het
over de financiering van onze sport. We hebben eigenlijk een heel gek financieringssysteem.
Onze sportprestaties zijn voor een heel aardig deel afhankelijk van gokinkomsten.
Maar het gaat dan weer niet zoals bijvoorbeeld bij de British Lottery of Française
des Jeux, waarbij grote percentages van de inkomsten naar de sport gaan. We hebben
weer een beetje lekker Nederlands een tussenvorm bedacht, waarbij maar een beperkt
percentage van de gokinkomsten beschikbaar is voor de sport. Ik wil de Minister vragen
om te onderzoeken of er niet een beter systeem van financiering van de sport mogelijk
is. Dan heb je de loterijen zoals de British Lottery en Française des Jeux aan de
ene kant van het spectrum en de volledige staatsgefinancierde sport aan de andere
kant van het spectrum. Kunnen wij als Kamer nu inzicht krijgen in waar we op deze
as terecht moeten komen om meer geld voor de sport beschikbaar te krijgen? We moeten
volgens mij af van een te klein afdrachtspercentage, waardoor de afhankelijkheid van
schommelingen in de afdracht enorme gevolgen kan hebben. Het vet is van de botten
bij de sportbonden. Het weerstandsvermogen van NOC*NSF stond fors onder druk. Ik denk
dus dat we wel kunnen concluderen dat we niet nog een keer in zo'n situatie terecht
willen komen. Dan wil ik liever in een goede periode beslissingen kunnen nemen dan
op een moment dat er misschien forse schade is toegebracht aan ons unieke sportsysteem.
Voorzitter. For the love of sports, want sport is en blijft het mooiste, het meest
verbindende en het meest kansrijke onderwerp in deze Kamer.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Van Nispen. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Heerema heeft heel veel warme woorden over voor sport. Ik wilde zeggen «hij
heeft een sporthart», maar dat is misschien weer wat anders.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat moet je ook niet willen.
De heer Van Nispen (SP):
Een hart voor sport heeft hij. Eerder heeft hij zelf ook initiatieven genomen om de
vakleerkracht terug te brengen in het basisonderwijs. Nu ligt het initiatief van de
SP er. De voorstellen uit het verleden van de heer Heerema zijn doorgerekend en ook
in de Kamer besproken in een notaoverleg. Ik vraag de heer Heerema om een eerste waardering
te geven van het onderzoek dat wij vandaag naar buiten hebben gebracht, dat niet alleen
de investeringen die noodzakelijk zijn in het basisonderwijs in kaart brengt, maar
ook de grote opbrengsten die daartegenover staan. Want ik weet dat de heer Heerema
het voorstel het liefste zou steunen, maar dat hij aanhikt tegen de kosten. Dat begrijp
ik, want het geld moet ergens vandaan komen. Maar is hij bereid om over de schotten
heen te kijken waar bijvoorbeeld de lagere zorgkosten neerslaan in de toekomst? Wil
hij kijken naar die langere termijn? Is hij bereid om met die blik nogmaals te kijken
naar het voorstel en ook naar het uitgebreide onderzoek dat wij vandaag hebben gepresenteerd?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het is altijd spannend als iemand zegt: wij hebben vandaag een uitgebreid onderzoek
gepresenteerd; wat vindt u daarvan? We zaten hier om 10.00 uur in de zaal en ik heb
dat onderzoek dus nog niet gelezen. Ik ga het wel openen zodra we uit dit debat lopen,
en dan hoop ik het vanavond in de trein te kunnen lezen. De VVD heeft in de vorige
periode een initiatiefnota geschreven over vakleerkrachten in het basisonderwijs.
Twee uur les van vakleerkrachten kost ongeveer 45 tot 50 miljoen. We zijn de afgelopen
maanden heel druk bezig geweest om te kijken of we dat in de onderwijsbegroting kunnen
vinden. De begroting waar we vandaag over praten, de sportbegroting, heeft daar helaas
geen ruimte voor, maar het hoort ook in het onderwijs thuis. Wij hebben die 45 tot
50 miljoen nog niet kunnen vinden. Wij zijn dus heel benieuwd wat uw voorstel voor
effect kan hebben. U vraagt een iets groter bedrag in de eerste jaren, namelijk 275
miljoen. Dan zou je in de eerste vijf jaar ongeveer 1,4 miljard nodig hebben voordat
het iets gaat opleveren. Ik sta heel erg open op het moment dat het zou kunnen leiden
tot lagere zorgkosten, dus als u heeft kunnen laten uitrekenen dat het inderdaad zo
is dat een investering aan de voorkant uiteindelijk aan het eind veel meer gaat renderen.
Ik ben ook zeker bereid om mij er binnen mijn eigen partij hard voor te maken om te
kijken of we dit op wat voor manier dan ook kunnen laten vliegen. Ik weet niet of
dat meteen drie uur van een vakleerkracht is, of eerst twee uur, maar nogmaals, ik
moet eerst het onderzoek goed gelezen hebben. U weet dat ik hier zeker een warm hart
voor heb.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik ben gewoon blij met dit antwoord. Ik probeerde ook niet een overhoring te houden
over een onderzoek dat net pas gepubliceerd is. Daar was het mij niet om te doen.
De vraag was inderdaad of de heer Heerema bereid is om over de schotten van de ministeries
heen te kijken. Lagere zorgkosten slaan bijvoorbeeld niet neer bij het Ministerie
van Onderwijs. Een hogere arbeidsproductiviteit en minder ziekteverzuim zijn heel
waardevol voor onze samenleving, maar daar hebben we niet direct als rijksoverheid
profijt van. In het verleden hebben we het ook gehad over betere leerprestaties, betere
sociale vaardigheden en een gezondere sportieve samenleving in de toekomst. Ik vind
het gewoon heel prettig dat de VVD bereid is om goed naar het doorgerekende onderzoek
te kijken, en ook te kijken of we hier in de toekomst een goed debat over kunnen hebben,
in het belang van die gezonde en sportieve samenleving in de toekomst.
De voorzitter:
Afrondend de heer Heerema. Het was niet echt een vraag.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Nee, voorzitter, maar ik deel natuurlijk een flink deel van de positieve opbrengsten
van goed bewegingsonderwijs op school met de heer Van Nispen. Daarom was mijn eigen
initiatiefnota daar ook op gericht. Ik moet wel een voorzichtig voorbehoud maken over
de schotten. Ik ben van plan om in ieder geval te kijken wat we binnen de onderwijsbegroting
kunnen doen de komende jaren. Dat is ook veel makkelijker te organiseren dan het over
schotten heen kijken, want daarbij heb je én te maken met veel meer woordvoerders
én meer moeite om het voor elkaar te krijgen. Ik wil dus eerst proberen of er ruimte
te vinden is in de onderwijsbegroting, maar er zitten hier ook wat onderwijswoordvoerders
aan tafel en daar liggen ook nog wel wat uitdagingen voor de komende periode. Dus
elke stap die we kunnen zetten, juich ik van harte toe.
De voorzitter:
Dank u wel. U was aan het einde van uw betoog. Dat betekent dat ik nu graag mevrouw
Westerveld het woord geef. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks. Gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Sinds enkele weken hebben we een GroenLinks-zaalvoetbalteam
met medewerkers en Kamerleden. De eerste wedstrijd verloren we met 12–0. Toen hadden
we één doelpunt gemaakt, maar wel in eigen doel. De week daarop werd het weer 12–0
en daarna ging het vooruit. Toen verloren we met 1–9 en vorige week werd het slechts
5–2; verlies dus. Maar dat was wel, omdat we in overleg met de tegenstander een extra
speler mochten opstellen. Het mag duidelijk zijn dat ik het hier niet over topsport
heb, maar wel over de essentie van sport, namelijk met elkaar bewegen, plezier en
sportief gedrag; in dit geval dus ook van de tegenstander die ons toestond om met
een man of vrouw meer te spelen.
Voorzitter. Helaas komt onsportief gedrag ook vaak voor op sportvelden. Te vaak hoor
ik verhalen van scheidsrechters die worden belaagd of ouders die het veld opstormen
bij de wedstrijd van hun kind. Daar is wel steeds meer aandacht voor, maar het probleem
lijkt maar niet kleiner te worden. Gebeurt er genoeg, zou ik aan de Minister willen
vragen. Is hij bereid om met de sportbonden ook eens te onderzoeken of alle incidenten
die er zijn, wel gemeld worden? Hoe kunnen trainers en scheidsrechters beter geholpen
worden?
Een ander belangrijk punt is gelijkheid en diversiteit in de sport. De realiteit is
dat kinderen uit achterstandswijken ondervertegenwoordigd zijn bij sportclubs en dat
er ook voor mensen met een beperking grote drempels zijn. Ik vroeg de Minister al
eerder naar de ondersteuning van de Special Olympics, de spelen voor mensen met een
verstandelijke beperking. Dit jaar waren die in de Achterhoek. We hadden het eerder
al even over de Achterhoek. Dat is de regio waar ik ben geboren, dus uiteraard ben
ik ook even wezen kijken. Het allermooiste moment was misschien wel dat het team dat
allerlaatste werd in de poule, net zou blij en vrolijk stond te springen als de mensen
die eerste waren geworden. Als we kijken naar de ondersteuning van dergelijke initiatieven,
gebeurt er veel. Maar wat GroenLinks betreft kan er ook nog wel een tandje bij. De
Minister reageerde eerder positief. Ik zou hem nog een hele concrete vraag willen
stellen. Is hij bereid om te investeren in de deskundigheid van alle mensen die helpen
bij de Special Olympics? Kent hij ook de campagne Special Olympics Play Unified, waarin
inclusief sporten op een mooie manier onder de aandacht wordt gebracht? Want in het
Sportakkoord staat een heel mooi hoofdstuk over inclusief sporten en beweging. Daar
staat ook dat er een campagne wordt opgestart. Is dat dan een nieuwe campagne of kan
Special Olympics Play Unified met steun van VWS misschien verder worden ontwikkeld?
Voorzitter. Ook de verhoudingen tussen mannen en vrouwen zijn zoek. In de sportbesturen
zijn vrouwen in de minderheid. Slechts 20% is vrouw, gemiddeld genomen. Ik begreep
dat in het voetbal slechts 3,8% van de bestuurders vrouw is. Dat vertaalt zich door.
We zien minder vrouwelijke trainers en scheidsrechters in heel veel sporten. Ik zou
de Minister willen vragen of het mogelijk is om in de uitwerking van het Sportakkoord
misschien ook afspraken te maken over het aantal vrouwelijke trainers. Kan de Minister
met de sportbonden en -verenigingen op zoek naar manieren om het aantal vrouwen in
de besturen omhoog te brengen? Ik las onlangs dat er cao-afspraken zijn gemaakt voor
vrouwen in de internationale wielercompetitie, zodat zij bijvoorbeeld met zwangerschapsverlof
kunnen. Ik zou de Minister willen vragen of hij meer van dit soort voorbeelden kent.
Hoe is dit in Nederland geregeld?
De heer Van Aalst (PVV):
Ik hoor wat over mannen en vrouwen in functies binnen clubs. Volgens mij moet de sporter
gewoon op één staan. Dan is het totaal onbelangrijk of er een man of vrouw voor de
groep staat. We willen toch allemaal dat ons kind de juiste aandacht krijgt als het
sport bedrijft? Dat moeten we toch niet vast willen leggen in een quotum van zoveel
vrouwen binnen de club? Begrijp ik dat GroenLinks daar wel naartoe wil?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik ben het met de analyse helemaal eens. Natuurlijk moet het niet uitmaken of een
man of een vrouw voor de ploeg staat, maar de praktijk is dat het wel uitmaakt. Ik
heb het niet over een quotum. Ik vraag de Minister of hij afspraken kan maken om te
kijken in hoeverre wij bijvoorbeeld meer vrouwelijke trainers kunnen opleiden. Dat
is mijn duidelijke vraag. Kunnen we op weg naar meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen?
De heer Van Aalst (PVV):
Als ik kijk naar al die amateurclubs, zie ik dat ze een schreeuwend tekort aan trainers
hebben. Volgens mij wordt daar totaal geen selectiebeleid toegepast en maakt het niet
uit of er nu een man of een vrouw voor de groep staat. Volgens mij zouden wij veel
beter kunnen stimuleren dat mensen juist wat gaan doen voor die clubs, zodat je inderdaad
voldoende trainers krijgt in plaats van dat we nu gelijk selectief gaan kijken of
het een man of een vrouw is. Ik wil juist een impuls leveren aan de sport breed, zodat
die kinderen allemaal weer volop kunnen sporten en begeleiding krijgen, zodat hun
interesse wordt gewekt en ze meer plezier erin krijgen en uiteindelijk ook nog wat
leren bij een sport. Dat moeten we doen in plaats van selectiviteitsbeleid toe te
gaan passen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Nu worden me bijna woorden in de mond gelegd. Ik zeg niet dat we een quotum moeten
toepassen en dat we mannen moeten weren. Ik zeg juist dat we op zoek moeten gaan naar
manieren om het ook voor vrouwen aantrekkelijk te maken om trainer te worden. Er zijn
een aantal hele mooie afspraken gemaakt in het sportakkoord, bijvoorbeeld ook over
scholing en deskundigheid. Misschien zouden we bij dat soort afspraken eens goed kunnen
bekijken hoe we nou meer vrouwen bij de sport kunnen betrekken. Dat is mijn punt.
Het is dus niet negatief, maar juist positief ingestoken.
Voorzitter. Ik wilde doorgaan met het vrouwenvoetbal, want daarin zien we wel het
meest schrijnende voorbeeld van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Onze vrouwen
doen het geweldig; dat weten we allemaal. Het is hier ook al even genoemd. Maar er
is ook een enorme achterstand in te halen. Pas sinds 1972 kunnen vrouwen lid worden
van de KNVB en het eerste WK voetbal vrouwen werd pas in 1991 gehouden. Dat is dus
61 jaar na het eerste mannentoernooi. Er zijn ook nog steeds grote verschillen op
het gebied van talentontwikkeling, begeleiding, media-aandacht en beloning. Ik noemde
het net al even. Ondanks alle scepsis die er was, wonnen de vrouwen vorig jaar het
EK in eigen land en wisten ze zich ook te plaatsen voor het wereldkampioenschap. Vrouwenvoetbal
is de snelst groeiende sport van Nederland. Wat GroenLinks betreft is het tijd om
uit de schaduw van het mannenvoetbal te stappen. Het komt nog te vaak voor dat vrouwen
zich bijvoorbeeld moeten omkleden in het scheidsrechterhok of mogen spelen op het
achterste veld. En als het slecht weer is, dan is de kans dat de training voor de
vrouwen niet doorgaat veel groter, want het eerste mannenteam krijgt altijd voorrang.
Ik zeg niet dat er geen verschillen mogen zijn, maar ze zijn nu wel onevenredig groot.
Ik wil de Minister vragen of hij daarbij een rol voor zichzelf ziet. Ik ben daarin
zelf ook nog zoekende, dus wat dat betreft is dat een open vraag aan de Minister.
De KNVB zegt dat € 300.000 nodig is om het vrouwenvoetbal een kleine boost te geven.
Jan Dirk van der Zee was vorige week kritisch over de rol van de betaaldvoetbalclubs.
Hij zei: «Ze zijn nog te weinig bezig met alle positieve ontwikkelingen in het vrouwenvoetbal.
Er is geen focus, weinig ambitie en onvoldoende geld beschikbaar.» Kan de Minister
eens met de verschillende partijen om de tafel gaan zitten om een stappenplan te maken
voor het inhalen van die achterstand? GroenLinks beseft goed dat dit de verantwoordelijkheid
is van de clubs zelf, maar hopelijk kan de Minister dat wel in een hogere versnelling
zetten.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb een verduidelijkende vraag over het maken van een stappenplan. Mevrouw Westerveld
noemt ook een bedrag dat daarvoor nodig zou zijn; het gaat om € 300.000. Neemt zij
dan ook het initiatief om dat geld in zo'n stappenplan te laten landen? Want er zijn
natuurlijk nog 75 bonden, die ook allemaal problematieken hebben. Ik probeer er wel
altijd voor te waken dat we de ene bond niet boven de andere bond voortrekken, want
ze zitten allemaal met problemen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik begrijp die vraag van de heer Heerema heel goed. Ik wilde daar in mijn betoog ook
wat verder op ingaan. Het verschil in prijzengeld is bijvoorbeeld ook heel erg groot.
Ik heb geen zicht op de verdeling van dat prijzengeld: gaat het direct naar spelers
of gaat het naar de clubs? Wat ons betreft zou een deel van dat prijzengeld bijvoorbeeld
ook wel bij de vrouwen en bij de jeugd terecht mogen komen, maar ik weet niet hoe
dat zit. Ik zou de Minister daarom willen vragen of daar mogelijkheden voor zijn.
Want ondanks dat we ons best hebben gedaan om dat goed uit te zoeken, zijn we daar
niet uit gekomen. Wij zouden dus graag zien dat die verschillen wat meer worden opgeheven,
dat we meer investeren in talentontwikkeling en dat we meer investeren in de vrouwen.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het is mij nog niet helemaal duidelijk of het geld dat u noemt nu in dat stappenplan
opgenomen moet worden. Als dat zo is, dan wordt geld dat volgens mij voor de breedte
van de sport beschikbaar is, door u gelabeld voor één tak van sport. En dat vind ik
altijd een gevaarlijke. Ik vind dat de politiek daarvan weg moet blijven. Het is echt
aan de sport zelf om dat voor elkaar te krijgen. Anders gaan we echt hobby's uit deze
commissies financieren, en dat lijkt me niet verstandig.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik zal het nog iets verduidelijken. Ik vind niet dat we het geld van de overheid nog
verder moeten verdelen. Ik heb het hier even specifiek over het voetbal. Ik heb het
over het prijzengeld dat bijvoorbeeld de mannen ontvangen als zij meedoen aan de Nations
League of aan een internationaal toernooi. Dat is vele malen hoger dan bij het vrouwenvoetbal.
Ik zou weleens willen weten of we dat bedrag wat eerlijker kunnen verdelen. Ik weet
dat niet; daarom vraag ik het aan de Minister.
De voorzitter:
U vervolgt.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja, voorzitter. Ik had het net over de jeugd. Investeringen in jeugdtrainers zijn
ook nodig, want bij veel sportverenigingen zien we onvoldoende goed opgeleide trainers.
Vaak kan de trainer heel goed sporten, maar blijft de pedagogische kant onderbelicht.
Ik zou de Minister willen vragen of hij daarbij ook een rol voor zichzelf ziet. Al
eerder trok ik bijvoorbeeld aan de bel over het aantal kinderen dat het plezier in
sporten verliest omdat het competitief is en stelde ik ook vragen over de selectie
van jonge spelertjes. Uit wetenschappelijke onderzoek blijkt dat het helemaal geen
zin heeft om op zo'n jonge leeftijd te selecteren, maar toch doen we dat. Uit onderzoek
blijkt ook dat spelers die in januari zijn geboren, veel vaker doorstromen dan spelers
die aan het einde van het jaar zijn geboren. Dat is niet eerlijk, en we verliezen
daardoor ook talent. Ik zou het zonde vinden als we wetenschappelijke inzichten niet
veel beter inzetten, juist in het belang van alle spelers.
Voorzitter. Ik kom bij een ander onderwerp. Eerder is mijn motie over AED's op sportparken
aangenomen. Het is heel simpel: de beschikbaarheid van een AED kan levens redden.
In de laatste Kamerbrief schrijft de Minister dat hij het gesprek voert met de Hartstichting
en met de VNG. Daar zijn we heel blij mee. Kan de Minister ook eens laten weten wat
de uitkomsten van die gesprekken zijn? Worden we daar binnenkort over geïnformeerd?
Voorzitter. Dan de kunstgrasvelden – ik blijf vandaag een beetje bij het voetbal.
GroenLinks vindt het belangrijk dat er wordt gekeken naar duurzame alternatieven.
Iedere voetballer zal het namelijk herkennen: je schoenen, sokken en tas – eigenlijk
alles – zitten onder de rubberen korrels als je weggaat van een wedstrijd. En eigenlijk
is het heel gek dat op deze manier verpulverde autobanden in het milieu belanden.
Ze komen in de sloot en in de wasmachine terecht, en verontreinigen het water. Wij
willen eigenlijk gewoon af van die milieuvervuilende rubberen korrels die op al onze
velden liggen. Vindt de Minister dat ook? En ziet hij een rol voor zichzelf om betere
alternatieven te stimuleren?
Maar dat is niet het enige wat mijn fractie zorgen baart. We konden eerder in Zembla
zien dat er op grote schaal fraude is gepleegd bij de recycling. De twee bedrijven
in Nederland die zich daarmee bezig hielden, zijn in opspraak geraakt: matten worden
opgeslagen in plaats van dat ze worden klaargemaakt voor hergebruik, terwijl er voor
dat laatste is betaald. Enkele dagen nadat er maatregelen werden aangekondigd, brak
er een grote brand uit bij afvalverwerker TUF. En het andere bedrijf, Vink, gaat ermee
stoppen. Mijn vraag aan de Minister is: wat moeten we nu met al dat materiaal? Een
kunstgrasveld wordt namelijk meestal na ongeveer tien jaar vervangen. En wat GroenLinks
betreft, zouden we de leverancier ook verantwoordelijk moeten maken voor het recycleproces.
Mijn collega Suzanne Kröger diende met mij eerder een motie in, waarin we vroegen
om een ketenverantwoordelijkheid. Zij deed dat, omdat dit wat GroenLinks betreft in
eerste instantie een milieuprobleem is, waarbij de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat verantwoordelijk is. Maar ik zou deze Minister ook willen vragen naar
zijn rol. Als we bijvoorbeeld de producent verantwoordelijk maken voor verwijdering
en recycling, dan is er bij de aanleg van de velden ook meteen de garantie dat die
worden gerecycled. Je weet dan ook dat ze worden geproduceerd op een manier waarop
het ook te recyclen ís. Mijn fractie ziet ook graag dat deze voorwaarden gesteld kunnen
worden bij de aanvraag van de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties.
Kan dat, zou ik de Minister willen vragen. En wat gaat er gebeuren met de matten die
nu vervangen worden?
De voorzitter:
Sorry, maar ik zat even naar uw tijd te kijken. U zit nu op 8 minuten, maar u gaat
zelf over de verdeling. Gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zou ook nog willen vragen of het mogelijk is om deze voorwaarden mee
te geven bij de aanvragen van sportorganisaties via gemeenten, die ze kunnen doen
voor de compensatie van het btw-nadeel. Die afspraken worden nog verder uitgewerkt,
maar kan de Minister dit in die uitwerking meenemen?
Wij zijn overigens ook heel blij met de aandacht voor duurzaamheid. Ik zou de Minister
ook willen vragen of hij iets meer kan vertellen over de subsidieaanvragen die hij
het komende jaar verwacht.
Voorzitter. Ik sluit af met een ander onderwerp. 97% van alle kinderen haalt een zwemdiploma.
Dat is natuurlijk hartstikke goed, maar juist die 3% die geen zwemdiploma haalt, loopt
een groot risico. Iedereen in Nederland moet eigenlijk gewoon kunnen zwemmen. In de
brief die de Minister stuurde voor dit debat, verwijst hij naar allerlei regelingen
en initiatieven, maar kennelijk lukt het dus nog niet goed om de 3% die het nodig
heeft te bereiken. Als afsluitende vraag zou ik de Minister willen vragen wat hij
gaat doen om ervoor te zorgen dat straks alle kinderen een zwemdiploma kunnen halen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Bruins Slot. Zij spreekt namens
de fractie van het CDA.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Sport is maatschappelijk goud dat verzilverd moet worden. Sport heeft
daarom ook een prominente plaats in het regeerakkoord gekregen. In het afgelopen jaar
is er veel in beweging gezet door de Minister en zijn ambtenaren. Complimenten daarvoor.
Maar ik zit nog wel met enkele vragen en zorgen over de keuzes die de Minister maakt.
Voorzitter. Een nationaal sportakkoord is mooi, maar de uitvoering en de invulling
daarvan moeten uiteindelijk lokaal en regionaal gedaan worden. En juist lokaal en
regionaal worden slimme verbindingen gelegd, waarbij sport als middel wordt ingezet.
Een heel mooi voorbeeld daarvan – ik noemde dat zonet al in een interruptie – is Achterhoek
in Beweging. Dat is een initiatief waarbij de gemeenten, samen met partners in zorg,
onderwijs, cultuur, bedrijfsleven en sport, samen de kracht van bewegen en een gezonde
leefstijl centraal stellen. Het mooie van Achterhoek in Beweging is eigenlijk dat
dit initiatief er eerder was dan het Sportakkoord. Dus ik zie eigenlijk ook wel dat
de ambtenaren van het ministerie en natuurlijk de Minister goed hebben gekeken welke
succesvolle dingen we al hebben. Maar als je voorloper bent, loop je natuurlijk ook
altijd tegen uitdagingen aan, juist omdat je de eerste bent die ermee aan de slag
is gegaan. De initiatiefnemers van Achterhoek in beweging vragen om experimenteerruimte
om te kunnen afwijken van wettelijke regelingen, maar ook om ondersteuning bij het
verzamelen en analyseren van informatie. In het Sportakkoord is opgenomen dat de Minister
zich samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en NOC*NSF gaat inspannen voor
lokale en regionale sportakkoorden. Het CDA vindt dat er in de Achterhoek een kans
voor het grijpen ligt om succesvol aan de slag te gaan met het uitvoeren van het landelijke
sportakkoord. Nog een extra reden is natuurlijk dat mevrouw Westerveld daar geboren
is.
Voorzitter. Ik heb drie vragen. Ziet de Minister mogelijkheden om van Achterhoek in
beweging een voorbeeldregioproject te maken? Ziet de Minister ruimte om te ondersteunen
bij het verzamelen en analyseren van informatie, juist ook om iets te leren over de
effectiviteit ervan? Ten derde: welke mogelijkheden zijn er om experimenteerruimte
voor elkaar te krijgen? Ik snap dat op die laatste vraag niet direct kan worden geantwoord
dat dit kan, maar je kan wel met elkaar gaan kijken welke mogelijkheden er liggen.
Mevrouw Van Brenk sprak eerder over de verbindingen die je wilt leggen tussen sport
en andere onderdelen. Volgens mij ligt daar juist ook een kans.
Voorzitter. De sport in Nederland kan niet zonder de vele vrijwilligers die zich wekelijks
inzetten voor hun vereniging. Voor een goedlopende vereniging is een vitaal kader
van levensbelang. Vorig jaar heb ik al aangegeven dat het voor het CDA belangrijk
is dat wordt geïnvesteerd in toekomstbestendige sportverenigingen met een goed opgeleid
kader. Ik hoor meerdere collega's daarover. Ik maak me nog wel zorgen op een aantal
punten. Ten eerste wordt in de begroting onder «vitale sportaanbieders» gesproken
over commerciële sportaanbieders en over verenigingen die zich ondernemender moeten
gaan gedragen. Mijn vraag aan de Minister is of hij hiermee de traditionele sportverenigingen
niet over het hoofd ziet, dus de verenigingen die met vrijwilligers zaken aan het
doen zijn. Ik krijg daarop graag een reactie van de Minister.
Het tweede punt is dat de Minister schrijft dat...
De voorzitter:
Voordat u overgaat tot het tweede punt, is er een vraag van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik haak even aan op het ondernemender worden. Ik heb wat bezwaren over «ondernemender»
en «commercieel» en ik krijg daar graag een toelichting op. Ik denk dat met «ondernemend»
ook «vitaliteit» wordt bedoeld en dat juist daarmee een innovatie in de sport tot
stand kan komen, soms naar voorbeeld van wat er in de commerciële sport gebeurt. Is
mevrouw Bruins Slot het daarmee eens?
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Mijn zorg ligt erin dat we sportverenigingen niet als bedrijven moeten zien. Daarop
krijg ik graag een reactie van de Minister. Sportverenigingen komen vanuit de samenleving,
van onderop. Mensen beslissen met elkaar om te gaan voetballen. GroenLinks had net
een mooi voorbeeld van een zaalvoetbalteam. De heer Heerema had het er ook al over
dat je samen dingen gaat doen. Ik vind dat de tucht van een onderneming, de tucht
van het bedrijfsleven wat dat betreft niet thuishoort in de sportverenigingen zoals
we die in de samenleving hebben. Omdat ik die woorden wel terugzie bij de Minister,
wil ik toch graag weten hoe hij daartegen aankijkt. Als mevrouw Diertens zegt dat
verenigingen innovatief moeten kijken hoe ze vrijwilligers aan zich kunnen binden,
ben ik voorstander van innovatief zijn. Maar als ze zegt dat het meer op ondernemende
leest moet worden geschoeid, zeg ik tegen mevrouw Diertens: nou, liever niet, want
ze zijn juist vanuit de samenleving.
De voorzitter:
Mevrouw Diertens? Nee. U vervolgt uw betoog, mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. We hebben het ook over de financiering. De Minister schrijft dat enkel
het restant van de 10 miljoen euro zal worden ingezet voor maatregelen om het vrijwillig kader, zoals trainingscoaches en bestuurders in de sport,
te versterken. Voor het CDA is dit een hoofdpunt en geen sluitpost van de begroting.
Hoe ziet de Minister dit? En welk bedrag gaat er nu specifiek naar het versterken
van het vrijwillig kader? Mijn tweede punt – ik hoorde de heer Heerema daar ook over
– is dat er geld zou zijn voor de sportbonden. Ik heb ook gehoord dat de sportbonden
hier echt al concrete plannen voor hebben. Om hoeveel geld gaat het? Waarom zijn die
projecten eigenlijk nog niet gestart? Wat is de reden dat dit nog niet in gang is
gezet?
Voorzitter. Het CDA maakt zich net als GroenLinks zorgen over het vrouwenvoetbal.
Ons Nederlands dameselftal levert geweldige prestaties. Ik heb de afgelopen week er
ook echt weer van genoten. We zien uit naar het komende wereldkampioenschap. Opvallend
is echter dat het overgrote deel van onze Nederlandse topvoetbalsters in het buitenland speelt. Volgens
mij is er maar eentje die in Nederland speelt. De eredivisie voor vrouwen in Nederland
houdt elk jaar ternauwernood het hoofd boven water.
Er zit nog een ander punt aan vast. Het gaat ook niet goed met het vrijwillig kader
van het vrouwenvoetbal: de coaches, de trainers en de bestuurders in het amateurvrouwenvoetbal.
En dat terwijl het de snelst groeiende sport van Nederland is. Het amateurvrouwenvoetbal
heeft slechtere trainers, minder ondersteuning en minder faciliteiten dan het mannenvoetbal.
Ze spelen bij een vereniging vaak de tweede viool. Ik kom zelf uit de hockeywereld
en ik herken dat niet, maar ik zie wel dat het vrouwenvoetbal op amateurniveau gigantische
groeistuipen heeft. Mijn vraag aan de Minister is of hij mogelijkheden ziet om in
het kader van het Sportakkoord ook het amateurvrouwenvoetbal extra te ondersteunen.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik ben blij dat mevrouw Bruins Slot dat niet herkent uit de hockeywereld, maar laten
we even breder kijken naar de sportwereld. Er is bijna geen volleybaldame die in Nederland
volleybalt. Er is bijna geen handbaldame in het Nederlands team die in Nederland handbalt.
Het zijn twee takken van sport waarin de vrouwen vierde werden op de Olympische Spelen.
Ik snap het pleidooi voor het vrouwenvoetbal. Ik zou het liefst onze vrouwen in Nederland
zien sporten en elke week naar de wedstrijden kunnen gaan. Ik vind het heel rot dat
ik naar Aken moet rijden om daar Nederlandse volleybalvrouwen te kunnen zien. Nu mevrouw
Bruins Slot dit pleidooi voor het vrouwenvoetbal houdt, gaat zij dat dan ook houden
voor het vrouwenvolleybal en het vrouwenhandbal? Uiteindelijk zijn er veel meer takken
van sport waar deze problematiek geldt.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik ben heel blij met die vraag van de heer Heerema, want dan kan ik mijn punt verduidelijken.
Bij mijn vraag over de achterstand van vrouwenvoetbal in de verenigingen gaat het
mij even niet om de topsport, terwijl de vraag van de heer Heerema daar wel op ziet.
Mijn vraag gaat over die amateurtak, die vele meisjes van 8, 9, 10 jaar die nu allemaal
lid zijn geworden van zo'n voetbalclub en voor wie je wil dat ze goede trainers hebben,
goede voetbalfaciliteiten, maar ook bestuurders die oog hebben voor het feit dat dit
een heel snel groeiende tak is. Het maakt mij niet uit of het een mannentrainer of
een vrouwentrainer is, als die snel groeiende sport maar goede faciliteiten krijgt.
Ik maak dus een duidelijk onderscheid tussen topsport en amateursport. Ik heb het
over dat laatste.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dan was ik even in verwarring, ook omdat u aangaf dat er maar eentje in Nederland
speelt. Daarom dacht ik dat het voor een deel om de topsport ging. Wat overeind staat
is dat dit evenzeer geldt voor andere takken van sport. Ik ben even op zoek naar uw
argument om dat vrouwenvoetbal zo duidelijk te positioneren niet ten koste van, maar
ten opzichte van andere takken van sport.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het vrouwenvoetbal is op dit moment de snelst groeiende tak. Als ik het heb over het
versterken van trainers, bestuurders en dergelijke, gaat het natuurlijk niet alleen
om het vrouwenvoetbal, maar ook om andere sporten die achterlopen. Wat essentieel
is, is dat dit de snelst groeiende tak is. Je ziet dat er eigenlijk een prima infrastructuur
ligt en dat de vrouwen daar op dit moment niet voldoende in mee kunnen groeien. Het
regeerakkoord was juist bedoeld om op die verschillende sporten het vrijwillig kader
– bestuur, coaches, trainers – te kunnen versterken. Het vrouwenvoetbal is dan het
meest in het oog lopende voorbeeld waar mensen het meest een beeld bij hebben.
De heer Van Aalst (PVV):
Twee dingen. Ik begin met het verhaal van al onze Nederlandse voetbalsters het liefst
in de Nederlandse competitie zien spelen. Dat is natuurlijk mooi, maar het vrouwenvoetbal
groeit zo omdat het nationale team hoge kwaliteit levert, en dat komt juist omdat
ze in die buitenlandse competities spelen. Als we al die Nederlandse voetbalsters
weer uit het buitenland zouden terughalen... Om een sport te laten groeien, moet je
daar niet aan tornen. Uiteindelijk zal de Nederlandse competitie laten zien of ze
goed genoeg is om buitenlandse talenten deze kant op te halen en de Nederlandse sporters
weer naar Nederland te krijgen. In het amateurvoetbal van de vrouwen zie ik dat probleem
niet zozeer, want in het amateurvoetbal is het verhaal toch vaak dat ouders kiezen
voor een vrijwilligersbaan. Of ik nou bij mijn dochter coach ben of trainer of leider,
of bij mijn zoon, dat maakt volgens mij helemaal niets uit. Als ik naar het verenigingsleven
kijk, of dat nou bij de hockey of bij de voetbal is, ouders worden gewoon leider of
coach van een team. Of dat nou dames- of herenvoetbal is of dames- of herenhockey,
maakt niet uit. Dus ik zie niet zozeer een probleem waar we extra op in zouden moeten
zetten.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Op het eerste punt van de heer Van Aalst: ik ben het met hem eens dat je in de topsport
die vrouwen niet zomaar terug kunt halen. Maar om ervoor te zorgen dat er op deze
generatie fantastische vrouwen in dat elftal weer een nieuwe generatie volgt, heb
je wel in ieder geval een goede landelijke competitie nodig. De landelijke competitie
die er op dit moment is, houdt echt steeds maar ternauwernood het hoofd boven water.
Ik ga hier geen pleidooi houden om overheidsgeld aan de eredivisie vrouwen te besteden,
maar ik zie wel dat we, als die eredivisie vrouwen niet goed van de grond komt, in
2027 een heel ander elftal zullen hebben staan dan het huidige dat naar het WK gaat.
Dat is het eerste.
Het tweede punt van de heer Van Aalst. De faciliteiten voor vrouwenvoetbal lopen wel
achter ten opzichte van die van het mannenvoetbal. Dan gaat het om beschikbare trainers,
om coaches, om het feit dat zo'n vereniging gewend is om daarmee om te gaan. Daarin
zie je wel een onderscheid met andere sporten. Ik neem hockey als voorbeeld. Daarin
zijn vrouwen al veel langer actief en er zijn veel meer vrouwen aan het hockeyen dan
bij het vrouwenvoetbal. Als het gaat om de vraag wie daar voor moet staan: volgens
mij inderdaad de enthousiaste ouder, maar je ziet dat dat op dit moment gewoon nog
niet goed genoeg gaat. En dat geldt voor een aantal andere sporten ook.
De voorzitter:
Afrondend de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik wou nog een voorbeeld geven dat ik juist zo leuk vind. In het amateurvoetbal zie
je gemixte teams voorbij komen, waar het niet uitmaakt of er een jongen of een meisje
in zo'n team speelt. Die gelijkwaardigheid is er juist. Daarom valt mij op dat daar
veel aandacht voor is. Centraal staat inderdaad de ouder en of die een vrijwillige
bijdrage gaat leveren aan de club, of dat nou een bardienst is of als coach of in
wat voor rol dan ook. Volgens mij moeten we dat met elkaar proberen te promoten en
proberen te faciliteren als overheid, in plaats van hier problemen proberen aan te
kaarten die volgens mij niet echt een issue zijn voor de amateurclubs.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het gaat juist om het faciliteren daarvan, zoals de heer Van Aalst ook zegt. Maar
je ziet wel gewoon dat het vrouwenvoetbal heel vaak niet van dezelfde faciliteiten
gebruik mag maken als het mannenvoetbal en dat het op een aantal terreinen – geschikte
trainers en andere zaken – nog achterloopt. Als we daarin als overheid kunnen faciliteren,
dat hoor ik de heer Van Aalst wel zeggen, vanuit dat vrijwillige kader, dan vind ik
dat we dat gewoon moeten doen. We doen dat ook voor een aantal andere sporten. Juist
het versterken van vrijwilligers en dergelijke staat ook in het regeerakkoord als
een van de inzetten.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Een korte opmerking over de maatschappelijke diensttijd. Die biedt ook
kansen om jongeren enthousiast te maken om actief te worden als trainer, coach of
bestuurder. Ik zie dat de Minister daarvoor aandacht heeft in de stukken. Hoe gaat
de Minister de eerste ervaringen verwerken in het Sportakkoord?
Dan inclusief sporten. Iedere Nederlander moet kunnen sporten. Belemmeringen vanwege
leeftijd, fysieke of mentale gezondheid, etnische achtergrond, seksuele geaardheid
of sociale positie mogen daarbij niet in de weg staan. Het is goed om te zien dat
inclusief sporten ook een prominente plek in het Sportakkoord heeft gekregen en dat
bijvoorbeeld in het subsidiekader van het nieuwe evenementenkader ook de World Games
van de Special Olympics een plaatsje krijgen. Dat is een mooie stap vooruit.
Het CDA vindt het wel jammer dat in het subsidiekader sportevenementen inclusief sporten
niet als apart themagebied voor de side events wordt genoemd. Side events zouden juist
hiervoor specifiek aandacht moeten hebben om de ambities te kunnen verwezenlijken.
De Minister geeft in antwoord op onze vraag hierover aan dat hij wil nagaan of het
mogelijk is om hierover nadere afspraken te maken. Wat het CDA betreft moet de Minister
niet achteroverleunen en «mogelijk afspraken maken», maar moet hij gewoon afspraken
maken over inclusief sporten tijdens side events. Laat dat nou ook meteen een gebied
zijn, omdat je daarmee ook het landelijke Sportakkoord weer laat landen in de grote
evenementen die we in Nederland hebben.
Het CDA is er trots op dat we in 2020 de Invictus Games in Nederland mogen organiseren.
De Invictus Games zijn de wereldspelen voor militairen die tijdens de uitoefening
van hun werk fysiek of mentaal gewond zijn geraakt. Het is echt indrukwekkend om te
zien hoe die militairen veerkracht hebben, doorzettingsvermogen hebben, kameraadschap
tijdens dit bijzondere evenement. Ik denk dat velen van u de beelden in het nieuws
van de afgelopen tijd nog op het netvlies hebben. Het is dus fantastisch dat Nederland
75 jaar na de bevrijding de Invictus Games mag organiseren en dat prins Harry daarvoor
toestemming heeft gegeven. Ik wil de Minister bedanken voor de inzet die hij nu op
dit gebied laat zien. Ik ben daar als CDA'er echt heel erg blij mee. Dat doet ook
recht aan de motie die we breed hier in de Kamer hebben aangenomen, dus dank daarvoor.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Deze prachtige woorden van mevrouw Bruins Slot over de Invictus Games deel ik. Ik
ben heel blij dat we die in 2020 naar Nederland kunnen halen. Ik ben ook heel benieuwd
naar de prestaties die we daar kunnen zien van ons Nederlandse team. Daar gaat mijn
vraag ook over. Wij hebben altijd een uitzending naar de Invictus Games gehad die
helaas wegens geldgebrek wat kleiner was dan de mogelijkheid die we hadden om uit
te sturen, namelijk 75 mensen. Ik heb gisteren gesproken met Edwin Vermetten bij het
rolstoeltennis in Bemmel. Ik heb begrepen dat de Nederlandse ploeg voor de Invictus
Games is vastgesteld op 35 mensen, terwijl het in eigen land wordt georganiseerd.
Ik ben even benieuwd wat u als trekker van dit project vindt van die eigenlijk hele
kleine afvaardiging van het Nederlandse team. Is het misschien een vraag om bij de
Minister neer te leggen of, omdat het in eigen land is en de kosten voor uitzending
of eigenlijk inzending lager zijn dan gebruikelijk, we dat team niet op kunnen krikken
naar het minimumaantal dat we in mogen sturen?
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Natuurlijk leg ik direct die vraag van de heer Heerema aan de Minister voor. Dat is
in elk geval een slimme manier. Volgens mij moeten we kijken naar het beste team.
Ik vind het vooral heel erg belangrijk... Dan gaat het ook over aantallen. De afgelopen
jaren hebben de familieleden, die natuurlijk ook heel erg betrokken zijn bij de Invictus
Games als ondersteuners van de sporters, en de sporters al heel veel ervaring opgedaan
bij de Invictus Games in andere landen. Ik wil heel graag dat hun ervaring een plek
krijgt in de organisatie in Nederland, ook als het gaat om de omvang van het team.
Hun stem zal moeten worden gehoord om te voorkomen dat het straks een feestje van
bobo's gaat worden.
De voorzitter:
Afrondend de heer Heerma.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik ben blij met dit antwoord. Ik vind het zelf belangrijk dat er een grote afvaardiging
naar de Invictus Games in Nederland gestuurd kan worden vanuit het Nederlandse team,
omdat we daarmee kunnen laten zien dat wij heel veel doen op militair gebied, ook
in het buitenland, en wat de effecten daarvan zijn. Hoe groter dat team is, hoe groter
de impact van de Invictus Games zal zijn. Ik ben dus blij dat mevrouw Bruins Slot
deze vraag wil doorgeleiden naar de Minister.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het was een opmerking, maar ik ben sowieso heel erg blij met de brede steun die uit
de Kamer is gekomen voor dit evenement. Ik vind dat de Minister zich in ieder geval
tot nu toe goed hiervoor inzet en ik hoop dat hij zich zo goed blijft inzetten. Ik
denk dat het heel bijzonder kan zijn om dat hier in Nederland te organiseren.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik ben ook blij met dit initiatief. Ik ben ooit begonnen bij de Stoke Mandeville Games
voor de ontwikkeling van de gehandicaptensport in Nederland. Mijn vraag is, misschien
via u ook aan de Minister, in hoeverre de Invictus Games een bodem, een fundament
zijn voor het talent dat eventueel door kan gaan naar de Paralympics.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat is er. Die militairen die tijdens de uitoefening van hun werk fysiek of mentaal
gewond zijn geweest, zeker degenen die fysiek gewond zijn geraakt, zijn vaak hele
goede sporters omdat zij als militair enorm fit zijn geweest en omdat zij na wat zij
hebben meegemaakt dat weer oppakken, weer opstaan, weer doorgaan en laten zien dat
er weer een toekomst is, ondanks dat zij hele nare ervaringen hebben gehad. Ik geleid
de vraag naar de Minister door, maar die verbinding kan zeker gelegd worden.
Dan de donkere kant van de sport, want die kent de sport ook. Het gaat om dopinggebruik
en matchfixing. Het CDA is voor een harde aanpak van sportcriminaliteit. De heer Van
Aalst begon er ook al over. De aanpak van doping en de handel dient effectiever en
serieuzer te gebeuren. Onlangs bleek dat Nederland een sleutelpositie lijkt te hebben
in de internationale handel in dopingproducten. Opsporingsdiensten zien de dopinghandel
steeds crimineler worden. De Douane zag vorig jaar een recordhoeveelheid doping ons
land binnenkomen. De vraag is dus: hoe staat het met het onderzoek naar de aard en
de omvang van het Nederlandse dopinghandel? Kan je dit inderdaad ook versnellen? We
lijken op dit vlak namelijk echt achter de feiten aan te lopen.
Het CDA vindt het van belang om niet alleen de sporter maar juist ook het systeem
eromheen aan te pakken. Dan gaat het om de trainers, de coaches en de artsen die het
systeem in stand houden dat jonge, talentvolle sporters doping gebruiken, dat jonge,
talentvolle sporters worden meegezogen in de dopinggewoontes van de sport. Artsen
komen hiermee weg, terwijl ze wel een eed hebben gezworen om mensen te genezen, en
niet om sportcompetities te vervalsen.
In augustus schreef de Minister dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg informatie
bijhoudt of er in een bepaalde casus sprake is van dopinggeduide middelen of handel
in doping. Dat blijken toch vijf à tien casussen per jaar te zijn. Artsen ontspringen
alleen de dans. Het lijkt erop dat geen enkele arts tuchtrechtelijk veroordeeld is
voor het faciliteren van dopinggebruik in de sport. Hoe kunnen wij serieus het systeem
achter het dopinggebruik aanpakken als we artsen dit gewoon straffeloos laten doen?
Tegelijkertijd zijn er wél dierenartsen veroordeeld voor het toedienen van doping
bij paarden. Klaarblijkelijk vinden we paarden belangrijker dan mensen. Van belang
is dus dat er een norm gesteld wordt: de norm dat artsen geen doping toedienen om
sportcompetities te vervalsen. Daarvoor hebben we het tuchtrecht. Mijn vraag aan de
Minister is: wil hij de Inspectie voor de Gezondheidszorg een aanwijzing geven om
het faciliteren van dopinggebruik door artsen tuchtrechtelijk aan te gaan pakken?
Dan matchfixing.
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat, eerst de heer Van Nispen. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Terechte vraag van het CDA. Wij vinden elkaar natuurlijk op het pleidooi om het systeem
achter de sporter aan te gaan pakken. Eerder dit jaar hebben wij ook samen een motie
aangenomen gekregen waarin wij de Minister opriepen om onderzoek te doen naar welke
wetten en regels aangescherpt zouden moeten worden om te komen tot betere bestrijding
van dopinggerelateerde criminaliteit, en om in de gaten te houden of er voldoende
samenwerking is tussen de opspoorders en de handhavers en of er voldoende prioriteit
was. Vindt mevrouw Bruins Slot dat deze motie voldoende is uitgevoerd door de aankondiging
van de Minister dat hij een onderzoek gaat doen naar aard en omvang van doping?
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Volgens mij vraagt het de blijvende inzet van de SP en het CDA om dit onderwerp hoog
op de agenda te houden. Een positief punt vind ik dat er nu eindelijk samenwerkingsprotocollen
worden gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en dopingautoriteiten en dergelijke.
Dan kunnen we eindelijk inzicht krijgen in wat er onderling wordt gedaan en meer zicht
houden op welke stappen worden gezet. Maar als het gaat om bijvoorbeeld de analyse
van de verschillende regelgeving, vind ik dat we nog weleens even goed met elkaar
daarnaar kunnen kijken of dat misschien toch niet op een andere manier kan. Dus het
vraagt wel om inzet. Er worden stappen gezet, dat zie ik, meer stappen dan door het
vorige kabinet, maar het vraagt wel blijvende inzet.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik wil vragen aan mevrouw Bruins Slot of zij niet alleen de sport in traditionele
zin hierin mee wil nemen. Het is bekend dat het middelengebruik bij amateursportscholen
ook groot is. Is het ook de bedoeling dat dat wordt meegenomen in dat onderzoek?
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het gaat inderdaad niet alleen om artsen die doping toedienen aan topsporters, maar
ook om artsen die om cosmetische redenen geneesmiddelen toedienen aan amateursporters,
waarbij er risico is dat er schade ontstaat, gewoon echt schade. Daarvoor heb je als
arts niet die eed afgelegd. Je hebt een eed afgelegd om mensen te genezen. Tot nu
toe – dat vind ik gewoon heel opvallend – is bij dierenartsen klaarblijkelijk wel
de norm dat je geen doping toedient, maar bij medische artsen niet. We hebben regelmatig
met elkaar hier het debat over gehad. Sporters zijn eigenlijk voorbijgangers. Dat
klinkt een beetje onparlementair, maar zij zijn een aantal jaren actief, en de mensen
die in die sport zitten, veel langer. Als we echt het systeem willen aanpakken, dan
zullen we op al die onderdelen moeten kijken wat we uit de gereedschapskist kunnen
trekken om daar stappen in te zetten.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Dan matchfixing. Het regeerakkoord vermeldt dat er een stevige aanpak
komt van dopinggebruik, matchfixing, corruptie en misbruik in de sport. Welke acties
heeft de Minister de afgelopen jaren opgezet om matchfixing op te sporen en tegen
te gaan? In heel Europa zijn er inmiddels veroordelingen geweest voor matchfixing.
Het Belgisch voetbal is dit jaar opgeschrikt door een enorm matchfixingschandaal,
maar Nederland blijft, net een beetje zoals Gallië, een witte vlek in dat geheel.
Dat maakt dat Nederland in hetzelfde rijtje staat als Andorra en Luxemburg, terwijl
er rond de gemiddelde wedstrijd in de Nederlandse Eredivisie 50 tot 20 miljoen euro
door gokkers wordt ingezet. Dan gaat het dus om een totale inzet van 4,5 tot 6 miljard
euro per jaar, zeggen Iwan van Duren en Tom Knipping. Met dat soort bedragen is het
toch haast ondenkbaar dat er in Nederland nooit pogingen tot matchfixing worden gedaan?
Klopt het, is mijn vraag aan de Minister, dat er wel via de UEFA en de KNVB signalen
worden doorgespeeld aan het Openbaar Ministerie maar dat hier niks mee wordt gedaan?
Hoeveel verdachte wedstrijden of schimmige zaken rondom matchfixing zijn er afgelopen
jaar besproken in het signalenoverleg?
Voorzitter. Afsluitend de formule 1. Heel Nederland wil Max Verstappen in 2020 gewoon
in Nederland zien en keihard naar zijn eerste of misschien dan al tweede wereldtitel
schreeuwen. Er lijken inderdaad serieuze kansen te zijn voor een grand prix. Het uitgangspunt
van het CDA is dat de Minister niet zozeer met geld hoeft te komen, maar wel moet
kijken welke wettelijke mogelijkheden er zijn om de grand prix, de formule 1 in Nederland
te faciliteren. Het is goed dat de Minister de Nederlandse Sportraad nog steeds om
advies wil vragen. Wanneer kan hij dat gaan doen? We kijken er allemaal reikhalzend
naar uit.
Voorzitter. Sport is maatschappelijk goud, dat je moet verzilveren. De Minister is
goed op weg. We hopen dat we komend jaar nog verdere stappen kunnen zetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik zou mevrouw Bruins Slot hetzelfde willen vragen wat ik net aan de VVD vroeg. Is
het CDA ook bereid om met een open blik te kijken naar een onderzoek waaruit blijkt
dat mogelijke investeringen in meer en beter bewegingsonderwijs op school – 3 uur
gym van een vakleerkracht – in de toekomst wellicht veel hogere opbrengsten kan hebben?
Is het CDA bereid om naar deze positieve gevolgen op de langere termijn te kijken
in plaats van alleen maar te kijken naar de schotten tussen de verschillende ministeries
en de financieringsstromen?
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik zit hier een beetje in dezelfde spagaat als de heer Van Aalst omdat ik niet woordvoerder
Onderwijs ben. Ik zie wel dat meerdere onderwijswoordvoerders, waaronder de heer Van
Nispen maar ook de heer Heerema, erg druk bezig zijn met rondetafelgesprekken om dit
punt op de agenda te krijgen en er verder werk van te maken. Er ligt ook een aantal
concrete afspraken in het bestuursakkoord, die uitgevoerd moeten worden maar waarvan
– ik hoor het de heer Heerema zeggen – de uitvoering op dit moment juist een probleem
is. Ik verwacht dat het rapport van de heer Van Nispen daar weer een rol in zal spelen,
maar ik ben even voorzichtig om daar als woordvoerder heel harde uitspraken over te
doen.
De heer Van Nispen (SP):
Die voorzichtigheid begrijp en respecteer ik. Ik wil alleen wel in algemene zin vragen
of het CDA bereid is om naar de langeretermijneffecten te kijken. Een van de vragen
van het CDA bij deze wet was: «Hoe gaat u dat dan financieren? Het moet immers uit
het primaironderwijsbudget, want dat zijn de begrotingsafspraken.» Die begrotingsafspraken
gelden vaak niet voor het kabinet zelf. Daarom stel ik dit punt hier graag aan de
orde. Is het CDA bereid om goed te kijken naar de opbrengsten en alle maatschappelijke
voordelen van dit voorstel? Is het CDA bereid om met een open blik door die schotten
heen te kijken? Want die discussie over de regels in het onderwijs gaan we inderdaad
voeren.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Daar zitten eigenlijk twee elementen in. Wat betaald moet worden, moet wel betaald
worden. Dat moet je ergens uit dekken. Als het gaat om verbindingen over sectoren
heen leggen, is het juist dit kabinet dat daar inzet op pleegt. Kijk maar naar het
preventieakkoord bijvoorbeeld. Dus er wordt gewoon over schotten heen gekeken, ook
door het CDA. Maar ik ben wel voorzichtig om daar gelijk harde uitspraken over te
doen, want ik ken het rapport van de heer Van Nispen gewoon niet.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er nog een vraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een vraag over de formule 1. Daar hebben meer mensen over gesproken. Ik ben
ook benieuwd naar het verdere traject, dus ik vind dat mevrouw Bruins Slot en anderen
terechte vragen hebben gesteld. Ik ben ook benieuwd wanneer wij daar nader over geïnformeerd
worden. Wat GroenLinks betreft gaat er geen geld uit de sportbegroting naar dit evenement.
We hebben dat eerder gezegd. Ik hoorde mevrouw Bruins Slot zeggen dat ze deze Minister
niet zozeer om geld vraagt. Ik zou haar willen vragen om die uitspraak nog iets te
verduidelijken.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Formule 1 is een sport waarin enorm veel geld omgaat en die een enorme aantrekkingskracht
op bedrijven heeft, maar natuurlijk ook gewoon op Nederlanders. Onze Max Verstappen
zet echt fantastische resultaten neer. Om dit evenement te financieren is er volgens
mij voldoende bereidwilligheid vanuit het bedrijfsleven, maar er is op een aantal
andere punten wel steun vanuit de overheid nodig. Het gaat dan om regelgeving, maar
ook om de vraag wat er wel of niet mogelijk is. Maar dat moet wel binnen de bestaande
wet- en regelgeving gebeuren. Dat zeg ik ook bewust. We moeten geen rare constructies
gaan bouwen omdat we dit evenement zo nodig naar Nederland willen halen. Maar zonder
bereidwilligheid van de overheid om het te steunen, komt dit niet naar Nederland.
Daarom zijn de uitspraken van de Minister echt heel erg belangrijk. En dan het punt
van het geld. We hebben een subsidiekader. Ik heb geen idee of de formule 1 daaronder
valt, maar mijn verwachting is dat die miljoenen met gemak uit de samenleving kunnen
worden gehaald.
De voorzitter:
Mevrouw Bruins Slot was aan het einde van haar betoog. Ik geef daarom het woord aan
de heer Van Nispen. Hij spreekt namens de fractie van de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Sport en bewegen is hartstikke leuk. Het brengt niet alleen heel veel mensen plezier;
het brengt onze hele samenleving heel veel goeds. Een sportieve samenleving is een
gezondere samenleving. Door te sporten komen mensen elkaar tegen, blijven mensen actief,
leren jongeren sociale vaardigheden et cetera. Sport en bewegen is het goede medicijn
tegen heel veel kwalen. De maatschappelijke kracht van sport is enorm. Daarvoor mis
ik niet zozeer de erkenning van deze Minister voor Sport, maar wel van diverse collega's
van hem in het kabinet, waar het soms wel wat meer zou kunnen. Denk allereerst aan
de Minister van Onderwijs, die direct afwijzend reageerde op het advies Plezier in
bewegen van de Sportraad, de Onderwijsraad en de Raad voor Volksgezondheid. Ook de
sportwereld luidde de noodklok: stop de bewegingsarmoede. Kinderen bewegen te weinig
waardoor motorische, sociale en cognitieve vaardigheden achterblijven. Ze leren niet
meer met plezier en vaardig bewegen. Ook op de sportvelden merken we de gevolgen van
deze bewegingsarmoede. Dat is zo jammer, want jong geleerd, is oud gedaan.
Onze jeugd is kampioen zitten. Hoe moeten zij nou de sportkampioenen van de toekomst
worden? Wat gaat de Minister doen om het buitenspelen weer een impuls te geven, of
om bijvoorbeeld zoiets eenvoudigs als The Daily Mile, het dagelijkse rondje hardlopen
op scholen, te promoten? Ik heb recent weer meegedaan. Die blije kindergezichtjes
maken indruk. Iedereen die ik sprak, vroeg: waarom doen we dit nou eigenlijk niet
vaker?
Kan de Minister zich positief uitspreken over de initiatiefwet van de SP voor meer
en beter bewegingsonderwijs? Met dit voorstel investeren we ook nog eens in het onderwijs,
in vakleerkrachten, die trouwens heel goed een veel bredere rol kunnen hebben dan
alleen gym geven. Zij kunnen de school op allerlei vlakken vooruithelpen met gezondheid
en bewegen. Dat is de investering dus dubbel en dwars waard. Want tegenover de investering
die daarvoor nodig is, staat een hoge opbrengst. Dat nieuws is al aangekondigd. We
hebben dat laten onderzoeken door Regioplan. Het gaat dan om lagere zorgkosten, een
hogere arbeidsproductiviteit, minder ziekteverzuim en vermoedelijk een betere concentratie
en betere leerprestaties. Dus nog los van alle inhoudelijke redenen die we hebben
om te zorgen voor meer en beter bewegingsonderwijs, hebben we nu ook een financiële
reden die ook bewezen is. Ik hoop hierover snel het debat te kunnen voeren met de
Kamer.
Er zijn nieuwe beweegrichtlijnen. Je hebt daarover die mooie infographic van het Kenniscentrum
Sport, maar moet er geen campagne voor komen? Want hoe zorgen we er nou voor dat zo
veel mogelijk mensen hiervan af weten? Hoe houden we het begrijpelijk en hoe maken
we het leuk? Welke strategie heeft de Minister voor Sport hiervoor?
Laten we ook kijken naar het Ministerie van Financiën. Want hoe zit het nou met de
betaalbaarheid van sport? De SP heeft vorig jaar nog een belangrijke motie ingediend
over de toegankelijkheid van sport. Die motie is aangenomen. De Minister en de coalitie
zijn trots op het Sportakkoord. En terecht. Maar wij krijgen heel veel mails van mensen
die zich er hele grote zorgen over maken dat sporters de dupe zullen worden van het
nieuwe btw-regime. Tarieven zouden omhoog kunnen gaan. Er wordt gezegd dat de in het
Sportakkoord gemaakte afspraak met het kabinet dat sporten toegankelijk wordt voor
alle Nederlanders, met deze regeling eigenlijk in één klap tenietgedaan zou kunnen
worden. Dat is nogal wat. Hoe reageert de Minister voor Sport daarop? Ik weet dat
het allemaal reuze-ingewikkeld en technisch is en dat het is besproken bij het Belastingplan.
Dat weet u ook als geen ander, voorzitter. Maar ik wil eigenlijk ook vandaag van deze
Minister de heel duidelijke toezegging krijgen dat wijzigingen in belastingregels
geen negatieve gevolgen zullen hebben voor de sport. Kan de Minister dat vandaag zo
eenvoudig beloven? Want anders hebben die paar miljoen extra investeringen in sport
van dit kabinet mogelijk geen enkele zin. Is de Minister in ieder geval bereid om
de gevolgen van deze regeling nauwgezet te volgen en in te grijpen als dat nodig is,
door de toezegging te doen dat compensatie plaatsvindt als die nodig blijkt? Het gedoe
met de gokgelden, de afdracht uit de toto, komt er namelijk nog overheen. De sport
verwacht fors minder geld als gevolg van een belastingverhoging. Ook die onrust begrijp
ik. Waarom zouden we ook hier niet de afspraak maken dat de sportsector niet de dupe
is? Mijn diepe wens voor de toekomst is om de sport minder afhankelijk te maken van
de opbrengsten uit kansspelen, waarbij we de infrastructuur waarborgen voor de toekomst.
Welke mogelijkheden ziet de Minister hiervoor? Ook de VVD vroeg hiernaar. Ik sluit
mij daar heel graag bij aan.
Ik moet ook spreken over de duistere kant die sport ook heeft: seksueel misbruik,
matchfixing, doping. Sport moet vooral ook integer zijn. We moeten kunnen vertrouwen
op wat we sporters zien presteren, zonder dwang of intimidatie. Wedstrijden horen
op het veld beslist te worden, niet op de gokmarkt en al zeker niet door artsen en
apothekers die doping verstrekken. De Minister kondigt een onderzoek aan naar de omvang
van dopinghandel. Maar dat was eigenlijk niet waar de Kamer om vroeg met die gezamenlijke
motie. Wij vroegen om maatregelen om dopinggerelateerde criminaliteit beter te bestrijden.
Want volgens mij staat Nederland hoog in de verkeerde lijstjes, bijvoorbeeld van Interpol.
Nieuwsuur legde dat kortgeleden bloot. Nederland komt volop voor in de onderzoeken
naar wereldwijde dopinghandel. We moeten de aanpak van dopinghandel prioriteit geven.
Ook NOC*NSF heeft daarop aangedrongen. Dan kunnen we nu toch niet volstaan met onderzoek
naar aard en omvang? Wat gaan we nu concreet doen om het systeem achter de dopinggebruiker
gericht aan te pakken?
Matchfixing blijft ook een hardnekkig probleem waarvan ik me af blijf vragen of we
voldoende weten en signaleren. Daar zijn ook al zinnige vragen over gesteld. Hoe houdt
de Minister de vinger aan de pols? Er komt een informatiecoördinator. Dat is goed,
want het grote probleem is inderdaad het gebrek aan het delen van signalen. Maar die
informatiecoördinator moet dan wel iets mogen, bijvoorbeeld meteen de criminaliteit
eromheen opsporen en aanpakken. De logische gedachte zou volgens mij zijn om de informatiecoördinator
bij de politie of het Openbaar Ministerie te plaatsen. Dat is mijn eerste gedachte.
Ik ben benieuwd wat de Minister daarvan vindt.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De vraag over de informatiecoördinator is terecht, maar wat mij zo verbaast is dat
die coördinator vorig jaar al is aangekondigd. We wachten al een jaar op een informatiecoördinator,
terwijl het juist de sportbonden waren die aangaven: geef ons die coördinator, zodat
wij ook beter gewoon die informatie kunnen uitwisselen. Mijn vraag aan de heer Van
Nispen is: hoe kan dat? Hoe kan het dat sportbonden zeggen dat ze die coördinator
willen hebben en dat deze een jaar geleden aangekondigd is, maar dat hij er nog steeds
niet is? De heer Van Nispen is ook woordvoerder justitie en veiligheid, dus misschien
heeft hij daar meer zicht op. Gaat het altijd zo traag?
De heer Van Nispen (SP):
Nee, niet altijd. Het is een kwestie van dingen belangrijk vinden en prioriteit geven.
De vraag hoe dit kan, kan ik heel moeilijk beantwoorden. Ik verbaas me er ook over.
Ik vind het een zinnige vraag. Er is al heel vaak door heel veel verschillende fracties
hier gevraagd naar een effectieve en daadkrachtige bestrijding van matchfixing. Ik
snap dat het ingewikkeld is, want het delen van informatie – dat zien we inderdaad
vaker bij justitie – is ook lastig: wat mag welke organisatie wanneer precies delen?
Je maakt mij niet wijs dat we signalen van matchfixing en de criminaliteit daaromheen niet op een goede, zorgvuldige manier zouden kunnen oppakken. Ik ben het dus
zeer eens met het pleidooi van mevrouw Bruins Slot. Die informatiecoördinator is al
lang geleden beloofd. Waar blijft hij? De vraag die ik hieraan toevoegde was met name
ook: waar komt die dan terecht? Zou het niet logisch zijn om te kijken of we die kunnen
positioneren bij politie en OM? Het is vaak niet alleen matchfixing. Er hangt ook
corruptie omheen, net als grootschalige intimidatie, witwassen. Dan moet je wel meteen
wat mogen. Mijn logische gedachte zou dus zijn om, als we er zo lang op moeten wachten,
het wel in één keer goed te doen en om te kijken waar je die het beste kunt positioneren.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Daarbij is wel belangrijk dat zo'n informatiecoördinator ook een goede verbinding
kan leggen met de sportbonden. Op het moment dat je hem in een bureaucratisch apparaat
neerzet waarbij hij niet de mogelijkheid krijgt om goed te kunnen communiceren met
de sportbonden, heb je er uiteindelijk niks aan. Mijn vraag aan de heer Van Nispen
is dus of hij wel de gedachte deelt dat het uiteindelijk erom gaat waar hij het meest
effectief weggezet kan worden in plaats van of hij ergens in een bepaalde organisatie
zit.
De heer Van Nispen (SP):
Zonder meer ja. Mijn vraag aan de Minister was ook niet om die informatiecoördinator
in een zo bureaucratisch mogelijk apparaat te plaatsen waarbij hij zo min mogelijk
mag. Maar ik vind het wel een logische gedachte om ervoor te zorgen dat zo iemand
wel de juiste bevoegdheden heeft. Ik ben het er dus absoluut mee eens dat die verbinding
met de sport, en trouwens ook met de kansspelsector, er nadrukkelijk moet zijn. Absoluut.
Maar ik zie ook het probleem van iemand optuigen met een heleboel informatie die daar
vervolgens weinig mee kan. Daar moeten we dus voor zorgen. Dat lijkt me inderdaad
een uitdaging. Ik zeg ook niet dat het makkelijk is, maar wel dat het moet gebeuren.
Dan zwemveiligheid. Alle kinderen en ouders hebben ermee te maken in ons waterrijke
land. De kranten stonden bol van de verdrinkingen deze zomer. We weten dat goede zwemles
de beste remedie is tegen verdrinking. Dat is ontzettend belangrijk. Maar wat is nou
het gekke? Er zijn nauwelijks regels. Niet alleen de SP, maar ook ouders vinden dat
vreemd. Uit onderzoek blijkt dat ouders pleiten voor één landelijk zwemdiploma, één
organisatie die zwemlesaanbieders controleert en een overheid die daar een actieve
rol bij speelt, bijvoorbeeld door te organiseren dat zwemles toegankelijk is voor
kinderen uit arme gezinnen en door minimumeisen te stellen waar zwemlessen en badmeesters
of -juffen aan moeten voldoen. Is de Minister bereid om stappen te zetten in deze
richting, naar één nationaal zwemdiploma of in ieder geval toezicht daarop?
Zwembaden staan overdag vaak leeg, maar worden zwaar gesubsidieerd door gemeenten,
terwijl het schoolzwemmen op steeds meer plekken verdwijnt. Dat is wat de SP betreft
een slechte ontwikkeling. Wat gaan we daaraan doen? Krijgt schoolzwemmen een plaats
in de lokale sportakkoorden? En kan de Minister vandaag eindelijk uitspreken dat hij
ervoor gaat zorgen dat de doelstelling van het beleid wordt dat geen kind de basisschool
verlaat zonder zwemdiploma? Ik maak me echt zorgen over de zwemveiligheid in Nederland.
Dat gaat over goed leren zwemmen, maar ook over blijven zwemmen als je het eenmaal
goed aangeleerd hebt. Er zitten de komende maanden allerlei onderzoeken aan te komen
naar zwemveiligheid in open water, vervolgonderzoeken naar verdrinkingen, toezicht
in zwembaden en gemeentebeleid inzake zwemveiligheid. Allerlei ministeries zijn daarbij
betrokken. Kan de Minister toezeggen om na ommekomst van deze onderzoeken, dus voor
de zomer van 2019, met een plan van aanpak zwemveiligheid of in ieder geval een gecoördineerd
beleid ten aanzien van veiligheid te komen? En gaat de Minister ook bevorderen dat
er in het kader van de lokale sportakkoorden afspraken worden gemaakt tussen scholen,
gemeenten, zwembaden, zwemverenigingen, aanbieders en reddingsbrigades om meer kinderen
zwemveilig te krijgen?
Mevrouw Diertens (D66):
Ik vind dat initiatief voor gezinnen die moeite hebben om hun kinderen op zwemles
te doen heel mooi. Maar 97% van de kinderen die naar school gaan hebben al een zwemdiploma.
Bedoelt de heer Van Nispen dan ook dat daar nog heel veel gezinnen buiten vallen volgens
dat onderzoek? Hoe ziet u dat? Want om nu zwemles op school aan te bieden terwijl
97% met een zwemdiploma op school komt... Daar zitten bij mij nog wel wat vragen.
De heer Van Nispen (SP):
Dat daar vragen zitten, snap ik. 97% klinkt heel hoog, maar ik vind het nog steeds
onacceptabel dat er dus een hoop kinderen zijn die zonder één zwemdiploma de basisschool
verlaten. En we weten al heel erg lang dat je eigenlijk A, B en C nodig hebt om zwemveilig
te zijn, om te kunnen zwemmen in open water. 65% van de kinderen verlaat de school
dus zonder zwemveilig te zijn. Dat vind ik nog steeds een heel hoog percentage. Het is een diepe wens van de SP om het schoolzwemmen terug te brengen. Ik snap
ook wel dat je dat niet van vandaag op morgen doet, maar daarom vraag ik ook: kijk
wat op dat punt mogelijk is in het kader van de lokale sportakkoorden.
Sport is er voor iedereen, jong en oud, met en zonder beperking. Hoe gaat het met
het beleid voor de sport voor mensen met een beperking in Nederland? Welke mogelijkheden
heeft de Minister om belemmeringen om te sporten voor mensen met een beperking te
verminderen? Want iedereen moet mee kunnen doen. Wat kunnen we nog verwachten van
de Minister?
Dan over het evenementenbeleid. De SP vindt het ook hartstikke leuk als topsporters
bij ons in de buurt kunnen optreden. Dat moeten we vooral doen als het kan. Ik voeg
daar één hele realistische vraag aan toe. Ik zou graag willen dat in het evenementenbeleid
structureel plaats wordt geboden aan internationale evenementen voor mensen met een
beperking. Kan de Minister dat toezeggen? En kan paralympische sport een plaats opschuiven
op de evenementenlijst, zodat ze verzekerd zijn van voldoende zendtijd?
De voorzitter:
U zit op acht minuten.
De heer Van Nispen (SP):
Tot slot. Het glunderende hoofd van mijn zoontje van 5, die gisteren door het mulle
zand liep te ploegen tijdens zijn eerste grote hardloopcrosswedstrijd, en de blije
gezichten van al die kinderen zitten vandaag nog vers in mijn gedachten. Zo gaat het
natuurlijk met alle mensen die plezier beleven aan sport, door het zelf te doen, door
ernaar te kijken of door gezinsleden actief te zien. De maatschappelijke kracht van
sport en bewegen is enorm. Dat blijkt eigenlijk ook uit de bijdrages van alle woordvoerders
vandaag. En er gebeurt heel erg veel. Ik ben optimistisch en positief. Ik heb weleens
vaker gezegd: er zijn beleidsterreinen waar ik wat kritischer op ben; zo is het gewoon.
Maar ik heb ook wel echt serieuze zorgen. Ik denk dat dat ook wel in mijn bijdrage
van vandaag heeft doorgeklonken. Daarom hebben wij vandaag ook weer veel voorstellen
gedaan, met name om te zorgen dat we echt wat moeten gaan doen om die bewegingsarmoede
te stoppen. Dat moeten we echt gaan doen, want dat is echt een hele zorgelijke ontwikkeling.
Dat is echt iets wat onze samenleving als geheel bedreigt.
Daarmee sluit ik af, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu eerst het woord aan mevrouw Diertens, hoewel mevrouw Van
Brenk de volgende in de rij is. Dat komt omdat ik de begrotingsvolgorde hanteer. Dat
is de reden, zeg ik tegen mevrouw Van Brenk en uiteraard ook tegen de mensen die dit
debat volgen. Ik kom zo meteen bij mevrouw Van Brenk. Mevrouw Diertens spreekt namens
de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel, voorzitter. Voor mij is dit een van de hoogtepunten van het parlementaire
jaar. Hier kan ik namelijk spreken over mijn favoriete onderwerp: innovaties in de
sport en de toekomst van sport. Afgelopen week konden de Nederlandse voetbalvrouwen
een mooi succes vieren; het is al gezegd. De kwalificatie voor het WK is een gigantisch
mooie mijlpaal. We zijn allemaal fan hier achter de tafel. Vrouwenvoetbal vind ik
een mooi voorbeeld van de opmars van vrouwen in de sportwereld. Ik weet zeker dat
wij hun allemaal heel veel succes wensen en hen gaan volgen op het WK.
Op een groot aantal vlakken gaat het echter helemaal nog niet zo goed met vrouwen
in de sport. Een van de meest schrijnende dingen vind ik het feit dat in contracten
van sommige sporters staat dat zij worden ontslagen wanneer ze zwanger worden. In
Nederland is dit gelukkig bij wet verboden. Ik kan er gewoon niet bij dat er landen
en sportploegen zijn waar dit soort bepalingen in contracten komen te staan. Ook Nederlandse
sporters die in het buitenland actief zijn, krijgen hiermee te maken. Laatst sprak
ik bijvoorbeeld met Kim Staelens. Zij was in Italië actief als volleybalster. Toen
ze zwanger werd, was ze daar natuurlijk best heel blij mee, maar haar club stuurde
haar meteen weg. Dat heeft ze in een interview verteld, dus ik kan het hier ook delen.
Tegenover haar club en haar teamgenoten voelde ze zich zelfs schuldig. In de voorbereiding
op dit debat heb ik natuurlijk onderzoek gedaan. Van één artikel werd ik echt heel
droevig. De titel daarvan is zo bizar dat het bijna grappig zou kunnen zijn, namelijk
«Club baalt van zwangerschap». Quotes uit het artikel zijn bijvoorbeeld «Dit is het
slechtste moment om haar te moeten missen» en «Er breken drukke tijden aan». Andere
sporters hebben op eigen kracht, dus zonder begeleiding van hun club, zichzelf weer
helemaal in vorm getraind, om pas daarna weer aan te sluiten bij de club en mee te
trainen op het hoogste niveau, en soms zelfs de Olympische Spelen te halen. Dit geeft
wel aan dat de sportwereld nog heel ouderwets omgaat met zwangerschap.
Deze vorm van zwangerschapsdiscriminatie moet stoppen. Topsportende moeders kunnen
juist een goed voorbeeld geven aan alle moeders die weer willen beginnen met sporten
na hun zwangerschap. Natuurlijk is het voor de Minister niet mogelijk om in te grijpen
in de arbeidswetgeving in het buitenland. Daarom wil ik graag weten wat we kunnen
doen in eigen land. Ik zou het goed vinden als elke sportbond die door de overheid
wordt ondersteund een beleid voor zwangerschap opzet. Kan de Minister inventariseren
of en welke sportbonden hiervoor een beleid hebben ontwikkeld, op welke manier sportbonden
vrouwen helpen om door te gaan met sporten, of er bijvoorbeeld aandacht voor is in
de medische begeleiding en of er faciliteiten zijn om te kunnen blijven trainen, zodat
ze ook gemakkelijk weer terug kunnen komen?
Ik denk ook aan topsporters. Ze zijn een voorbeeld voor heel veel moeders in Nederland.
Ik wil graag weten of sportteams en sportbonden als werkgever een beroep kunnen doen
op dezelfde regelingen voor zwangerschap als werkgevers. Werkgevers kunnen namelijk
bij het UWV een zwangerschapsuitkering aanvragen. Kunnen professionele sportteams
dat ook? Ik heb begrepen dat het ministerie goede afspraken heeft kunnen maken met
NOC*NSF voor de ondersteuning van sporters die een A-status hebben en zwanger worden.
Klopt dat? Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. Ook op bestuurlijk gebied loopt de sport nog veel talent mis. Vrouwen
zijn nog steeds ondervertegenwoordigd. Hoe hoger je binnen de sportorganisaties komt,
hoe minder vrouwen er actief zijn. Natuurlijk is dat zonde voor de vrouwen, maar het
is ook nog eens een verspilling van heel veel talent. Ik hamer hier elk jaar op bij
de begroting. Vorig jaar heeft de Minister toegezegd hier werk van te maken. Ik wil
daarom graag weten: hoe staat het hiermee, klopt het dat het aandeel vrouwen in topsportbesturen
stagneert en wat heeft de Minister hieraan de afgelopen periode gedaan?
Voorzitter. Nu ik het toch heb over governance, wil ik graag ook iets zeggen over
internationale governance, want sport is per definitie internationaal. Het blijft
een lastig onderwerp, want wij gaan daar eigenlijk niet over. Maar we hebben ook sporters
die er veel last van hebben als dingen niet goed gaan. Een voorbeeld is de dopingbestrijding.
Het Russische anti-dopingagentschap is twee maanden terug weer volwaardig lid van
het WADA geworden. Omdat de Russische staat zelfs actief dopinggebruik faciliteerde,
moest Rusland aan veel eisen voldoen om lid te mogen worden. Door verschillende experts
wordt gezegd dat de Russen helemaal niet aan die eisen voldoen en toch mogen ze weer
toetreden.
Een ander voorbeeld is het democratisch gehalte van koepels. Ik denk bijvoorbeeld
aan het bestuur van het IOC. Daar werken ze nog met coöptatie. Het is voor gewone
sporters bijna niet meer te volgen hoe je daar in een bestuur komt. Alleen de atletencommissie
wordt democratisch door atleten zelf gekozen. Ik zei al dat ik dit een lastig onderwerp
vind en daarom vraag ik de hulp van de Minister. We kunnen natuurlijk niet ingrijpen.
De sport is gelukkig grotendeels onafhankelijk. Maar wat kan de overheid doen om het
internationale speelveld eerlijker te krijgen, vooral op bestuurlijk niveau?
Voorzitter. Ik heb een aantal malen aandacht gevraagd voor de koppeling tussen sportakkoord
en preventieakkoord. Inhoudelijk kunnen we er natuurlijk nog niet over praten, maar
ik wil wel graag dat de Minister, wanneer het preventieakkoord er is, de samenhang
schetst met het Sportakkoord. Het zou namelijk goed zijn als de sport een mooie rol
krijgt bij het preventieakkoord. Ik werk daar als woordvoerder preventie ook graag
aan mee. Maar qua begroting moet het wat mij betreft niet te veel door elkaar heen
gaan lopen, want anders kunnen we lastig controleren of de sportmiddelen wel goed
besteed worden. Hoe wordt dit geborgd in het verdere proces?
Voorzitter. Ik wil het graag nog even hebben over de arbeidsmarkt. Ik heb zelf altijd
in de sport gewerkt en mijn weg gevonden, maar wel met vallen en opstaan. We zien
dat over de hele linie de krapte op de arbeidsmarkt toeneemt. Voor sport en bewegen
geldt dat ook. 20% van de organisatie ervaart zeer grote knelpunten bij het invullen
van vacatures. Zaterdag was ik bij voetbalclub VEV'67 in Leek, een nieuwe gemeente
in het noorden. Fantastisch! De Achterhoek is fijn, maar het noorden is ook briljant.
VEV'67 is een innovatieve club met een beweegacademy. Naast voor voetbal is er ook
veel oog voor een brede professionele motorische ontwikkeling van kinderen. Maar men
kampt met een groot tekort aan goed opgeleide trainers. Ik sprak ook met trainer Jurjen,
toptrainer van een vrouwenteam. Hij combineert drie kleine banen om genoeg te verdienen
om rond te komen. Deels geeft hij les op school en deels werkt hij op de club. En
hij geeft ook nog krachttraining op de sportschool. Hij zou graag fulltime in de sport
werken, maar de banen sluiten niet goed aan. Dit is geen bijzonder voorbeeld. Dit
is de dagelijkse praktijk waar sportclubs en goed opgeleide trainers mee te maken
hebben. De sportsector groeit 4%, zo wijst de Arbeidsmarktmonitor uit. Daar is meer
groei dan in andere sectoren. Die worden geduid met 3%. Ik voorzie grote problemen
voor de sportsector en vraag hier met klem aandacht voor. Vastigheid ontbreekt ook.
Het gaat vooral om flexbanen. Kan de Minister kijken wat er gedaan kan worden om de
knelpunten op te lossen? Kunnen we bijvoorbeeld verschillende banen poolen, zodat
iemand met één fulltimecontract in deeltijd bij verschillende opdrachtgevers aan de
slag kan? Kan dat bijvoorbeeld ook regionaal? Kan de Minister kijken wat voor belemmeringen
er daarvoor zijn? En kan de Minister met NOC*NSF in gesprek gaan over een aanpak van
de krapte?
Voorzitter. Laat ik nog even teruggaan naar het vrouwenvoetbal. In 2017 heeft Nederland
het EK georganiseerd en gewonnen. Er kwamen massa's mensen naar het stadion. Ik was
er zelf onderdeel van. Het was één groot familiefeest. Ook op tv werden toeschouwerrecords
gebroken. Door het succes kwam Nederland letterlijk in beweging. De KNVB heeft de
ambitie om in 2027, tien jaar na dat in alle opzichten succesvolle EK, het WK-voetbal
voor vrouwen naar Nederland te halen, met mooie side-events. Ik vind dat een hele
mooie ambitie, niet alleen omdat ik ervan overtuigd ben dat het een fantastisch mooi
toernooi kan worden, maar vooral omdat het laat zien dat het EK van 2017 niet op zichzelf
staat en moet staan. We gaan voor een duurzame ontwikkeling van vrouwensport. Laten
we dan ook doorzetten. De KNVB moet nog heel veel werk verzetten, maar ik zou het
goed vinden als de Minister aangeeft dat hij samen met de KNVB gaat kijken wat de
rijksoverheid daarbij kan betekenen. De uitspraken van de Minister die ik in de media
lees stemmen mij al positief. Graag een reactie van de Minister. Het zou denk ik ook
goed zijn als de Kamer zich positief uitlaat over dit toernooi. Dat laat ook aan de
FIFA zien dat de politiek enthousiast is. Ik overweeg daarom later een motie in te
dienen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik wil even inzoomen op het WK vrouwenvoetbal. Een prachtig evenement. Volgens mij is er niemand aan tafel die dat niet naar Nederland zou willen halen.
Ik heb hierover wel een vraag. Voor de zomer hebben wij een motie aangenomen die in
het evenementenkader ruimte geeft voor grotere evenementen. We hebben toen de voorbeelden
WK zwemmen, WK atletiek en WK volleybal genoemd. Het WK vrouwenvoetbal stond er niet
in, maar volgens mij was het in die lijn wel de bedoeling om ook daarvoor meer ruimte
te geven in het evenementenkader. Ik neem aan dat u deze oproep niet alleen doet voor
het WK vrouwenvoetbal, maar breder, namelijk voor het naar Nederland halen van mooie
evenementen. Dat is mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag. Als u een motie wilt indienen waarin u de Minister oproept om iets
te doen, dan neem ik aan dat u ook iets wilt wijzigen. Volgens mij hebben wij hier
een Minister die en een ministerie dat goede voorstellen van de sportbonden heel positief
ontvangt. Het ministerie kijkt altijd naar wat mogelijk is om evenementen naar Nederland
te halen. Wat wilt u dat de Minister nu anders gaat doen? Wilt u dat hij het voortouw
gaat nemen met het naar Nederland halen van het WK vrouwenvoetbal? Dat lijkt mij dan
een wijziging van het beleid.
Mevrouw Diertens (D66):
U weet dat ik altijd enthousiast ben voor welk groot sportevenement dan ook, dus het
kan mij niet gek genoeg gaan. Alleen, ik denk wel dat het WK vrouwensport, met name
voetbal, in een iets ander traject zit dan de andere sporten. Ik wil de duurzame ontwikkeling
waarbij vrouwen ook een kans krijgen in de voetbalsport graag stimuleren. In de geschiedenis
is dat tot nu toe nog steeds niet het geval geweest. Het gaat beter, maar ik sluit
mij graag aan bij mevrouw Westerveld van GroenLinks en mevrouw Bruins Slot van het
CDA: dit is wel een sport die door alle lagen van de bevolking heen gaat en die een
enorme impact kan hebben op het stimuleren van sport. Vandaar dat ik zou willen dat
de Minister daarop ingaat.
Uw tweede vraag wil ik ook graag beantwoorden. Nee, van mij hoeft de Minister niet
het voortouw te nemen. Alleen, ik zou het wel heel fijn vinden als de Minister hier
ook oog voor heeft, juist vanwege het specifieke karakter van het WK voetbal.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het is goed om te horen dat dit evenement dan toch een uitzondering is waar D66 zich
hard voor maakt, want het is ook gewenst dat het EK judo, de Wereldruiterspelen, het
WK zwemmen en het WK atletiek naar Nederland komen. We horen deze week of het WK volleybal
naar Nederland komt. Het zou denk ik niet goed zijn als we voor elk individueel toernooi
een motie gaan indienen. Als dit dan het enige is... Nou, prima. Volgens mij staan
we hier met z'n allen achter, dus dat zou heel mooi zijn. Nou ja, we hebben vanmorgen
in de krant kunnen lezen dat de Minister daar al mooie woorden over heeft gezegd.
Dus volgens mij heeft u al een mooi antwoord binnen.
De voorzitter:
Mevrouw Diertens, afrondend. Ik hoorde niet echt een vraag. Wilt u hierop nog reageren?
Mevrouw Diertens (D66):
Nee, hoor. Ik wil graag mijn betoog afmaken.
De voorzitter:
Nee, dat doet u nog niet, want mevrouw Westerveld heeft nog een vraag aan u.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een vraag op dit punt. Een aantal mensen aan deze tafel heeft het over de ongelijkheid
in de sport. Dit keer hebben we het vooral over de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.
Het is dan niet heel onlogisch dat wij ons op het voetbal focussen, want dat is niet
alleen de snelst groeiende sport, maar ook de sport waarin die ongelijkheid wel heel
pijnlijk zichtbaar wordt. Ik hoor dat mevrouw Diertens van D66 zich hardmaakt voor
het naar Nederland halen van het WK. Heel mooi natuurlijk. Ze zegt dat de Minister
niet per se het voortouw zou moeten nemen, maar zij hoort wel graag positieve woorden
van de Minister. Ik zou haar willen vragen hoe zij dat bijvoorbeeld ziet bij het amateurvoetbal
of de eredivisie in Nederland. Vindt zij dat de Minister daarin ook een rol heeft
of zou moeten spelen?
Mevrouw Diertens (D66):
Kijk met name naar mijn voorgaande stuk over arbeidsplannen in de sport. Daar is het
volgens mij gewoon integraal in opgenomen. En dan zal ik niet zeggen dat de Minister
het voortouw moet nemen om – zeg maar – de sport meer te stimuleren en te ontwikkelen,
ook met het professioneel kader, dat ook die belangrijke vrijwilligers kan ondersteunen.
Maar ik denk wel dat het aan de Minister is om ook met zijn collega's van andere departementen
contact op te nemen om te zeggen: hoe kunnen wij die sportsector versterken, en hoe
kunnen wij zorgen dat die integrale doelen gehaald worden? Daar zou ik heel graag
zijn hulp en enthousiasme bij zien.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Heel begrijpelijk. Mevrouw Diertens vroeg net als ik aandacht voor bijvoorbeeld vrouwelijke
topsporters die zwangerschapsverlof nodig hebben. Mevrouw Diertens vroeg naar een
inventarisatie. Het lijkt me heel goed om het te weten. Maar als nou uit zo'n inventarisatie
blijkt dat er grote verschillen zijn, vindt zij dan ook dat er een rol is voor de
Nederlandse overheid om ervoor te zorgen dat die arbeidsvoorwaarden voor mannen en
vrouwen, ook in de topsport, meer gelijk worden getrokken?
Mevrouw Diertens (D66):
Als het gaat om professionals in de sport, en daar schaar ik de topsporters onder,
maar ook de trainers en coaches – vandaar ook mijn oproep voor zo'n arbeidsplan –
dan vind ik het heel belangrijk dat de sportsector daarin gelijk wordt gesteld aan
andere sectoren. Dat is helaas nu nog vaak niet het geval.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Diertens (D66):
Voorzitter, ik rond af. Sport heeft een enorme kracht. Als we die kracht benutten,
dan kan sport ook een grote maatschappelijke impact hebben. Mij daarvoor inzetten,
geeft mij enorm veel energie. Die energie wens ik ook de Minister toe bij het uitvoeren
van zijn werk. Ik dank de Minister voor zijn enthousiasme, waarmee hij ook geholpen
heeft om samen met NOC*NSF een vertrouwenspunt op te zetten voor seksuele intimidatie
in de sport.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Van Brenk. Zij spreekt namens
de fractie van 50PLUS. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Bij het lezen van de begroting en het Nationaal Sportakkoord, valt
meteen iets op: ouderen worden bijna niet genoemd. We willen allemaal dat ouderen
in goede gezondheid langer thuis blijven wonen, en daar hoort een gezonde leefstijl
bij. Bewegen is een belangrijk onderdeel daarvan. Het is niet voor niets dat daar
in het preventieakkoord veel aandacht aan besteed wordt. 50% van de 50-plussers is
te zwaar, en 15% heeft morbide obesitas. En onderzoek wijst uit dat obesitas in verband
wordt gebracht met diabetes type 2, dementie en hart- en vaatziekten. Ook blijkt uit
onderzoek dat ouderen minder snel ten val komen als ze in beweging blijven. U hoort
het: er zijn ontelbaar veel voordelen om ouderen in beweging te houden. 50PLUS pleit
daarom voor een nationaal programma om ouderen meer en langer te laten bewegen. Om
dit te realiseren, denken wij na over een motie in deze lijn, maar misschien horen
we al een goed antwoord van de Minister.
Uit cijfers van het CBS blijkt dat 45% van de ouderen van 65 tot 75 jaar voldoet aan
beweegrichtlijnen, maar vanaf de leeftijd van 75 jaar halveert dat percentage bijna:
nog maar 25% van de ouderen boven de 75 jaar voldoet aan de beweegrichtlijnen. Kan
de Minister aangeven wat die grote daling veroorzaakt? Natuurlijk zullen veel ouderen
door fysieke mankementen niet meer in staat zijn om genoeg te bewegen, maar het aantal
wordt wel héél veel minder. Ik kan me niet voorstellen dat het alleen maar mensen
betreft die niet meer in staat zijn om te bewegen. Die grote daling is voor 50PLUS
juist een reden om meer in te zetten op het in beweging houden van ouderen.
Een andere reden waarom het belangrijk is dat ouderen in beweging blijven – ik stipte
het net al aan – is om het valrisico te verminderen. Vorig jaar belandde er gemiddeld
elke 5 minuten een 50-plusser op de spoedeisende hulp. 3.849 ouderen overleefden de
val niet. Voor ouderen heeft een val mentaal en fysiek enorm veel gevolgen. Het is
vaak voorgoed een aanslag op hun zelfstandigheid en mobiliteit. Het verminderen van
valrisico levert, naast een reductie van zorgkosten, dus ook een toename van kwaliteit
van leven op. 50PLUS vindt het daarom belangrijk om binnen het programma voor ouderen
veel aandacht te besteden aan valpreventie.
Voorzitter. Niet onbelangrijk: bewegen zorgt voor sociale contacten. Die contacten
zijn weer een stimulans om te blijven bewegen. Het is dus ook een belangrijk middel
tegen eenzaamheid. Het werd net al genoemd dat het Rijk miljoenen investeert in de
buurtsportcoaches. Zij moeten ervoor zorgen dat mensen die belemmeringen ervaren,
kunnen sporten. Momenteel zijn er in totaal al 5.000 buurtsportcoaches werkzaam. Wat
50PLUS betreft is dat een goede ontwikkeling, mits deze buurtsportcoaches zich ook
inzetten voor ouderen. Bij het lezen van de stukken was ons dat niet helemaal duidelijk.
In de Voortgangsrapportage Monitor Sport en Bewegen in de Buurt 2018 wordt wel vermeld
dat buurtsportcoaches zich steeds meer inzetten voor ouderen, maar hoe ziet die praktijk
er dan uit? Vorige week hebben wij gesproken met een wijkverpleegkundige hier in Den
Haag. Zij gaf aan dat ze zelfs nog nooit had gehoord van de buurtsportcoach. Waarom
heeft de buurtsportcoach geen contacten met wijkteams, zodat die ook betrokken worden
bij de sport- en beweegprogramma's in de wijk? Gebeurt dat wel op andere plaatsen?
Ik krijg hierop graag een reactie. Ik weet dat de verantwoordelijkheid voor het opzetten
van een beweegprogramma voor ouderen bij de gemeenten ligt, maar de ministeries betalen
er wel voor. Is de Minister het met 50PLUS eens dat wij dan invloed moeten hebben
op hoe het geld wordt besteed?
De voorzitter:
Voordat u verdergaat is er een vraag van mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik deel het belang dat mevrouw Van Brenk hecht aan het bewegen van ouderen. Dat is
ontzettend belangrijk. Een van de mooie voorbeelden die ik heb gezien bij Achterhoek
in beweging is het voetbal voor mannen en vrouwen van boven de 65, het walking football.
Dat is ook de reden dat de buurtsportcoaches inderdaad ook moeten worden ingezet voor
ouderen. Dat gebeurt nu al. Het kan in ieder geval al. Mijn vraag is hoe mevrouw Van
Brenk die verbinding met de wijkteams ziet. Hoe zou ze dit in de praktijk willen zien?
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Wij denken dat de wijkverpleegkundige een spilrol heeft en ziet wanneer mensen thuis
wat beginnen te mankeren. Tot nu toe zien wij dat zij wel de mogelijkheid hebben om
te indiceren op het terrein van de Wet langdurige zorg maar niet op het terrein van de Wmo. Wij denken dat de wijkverpleegkundige
heel goed zou kunnen zien dat iemand kan meedoen, juist om hem of haar actief te houden.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het is heel erg belangrijk om ouderen die fysiek slecht in hun vel zitten of bijvoorbeeld
overgewicht hebben, te laten bewegen. Daarvoor komt er natuurlijk ook een preventieakkoord.
Een van de dingen die nu in het basispakket is opgenomen, is de gecombineerde leefstijlinterventie.
Daarmee kunnen ouderen bewegen onder begeleiding van een fysiotherapeut. Die gecombineerde
leefstijlinterventie is voor ouderen bij uitstek een heel goede inzet om aan beweging
te doen. Kan daar een verbinding worden gelegd? De gecombineerde leefstijlinterventie
dient de doelstellingen die mevrouw Van Brenk nu aangeeft.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik kan dat alleen maar onderschrijven. Absoluut, dat lijkt mij heel goed. Alleen vind
ik het werkelijk verbazingwekkend dat de wijkverpleegkundige, die de spil is in de
wijk, niet weet hoe de buurtsportcoach in haar wijk heet of zelfs dat die er is, en
dat er dus ook zo veel geld aan besteed wordt. Dat was voor ons bijzonder teleurstellend
om te moeten ervaren.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Ik wijs u erop dat u al op vier minuten van uw spreektijd zit.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ja, voorzitter, ik rond af. Ik wil nog alleen het voorbeeld aanhalen van het Diakonessenhuis
in Zeist. Naar aanleiding van een onderzoek zijn daar onlangs een aantal aanpassingen
gedaan binnen de geriatrische afdeling. Men wil ervoor zorgen dat patiënten tijdens
hun opname zo actief mogelijk zijn, omdat duidelijk is dat bedrust zelfs op korte
termijn zorgt voor spierafname. Daarom is mijn vraag: is de Minister bereid om ook
met andere ziekenhuizen met een geriatrische afdeling in gesprek te gaan over aanpassingen
die ervoor zorgen dat oudere patiënten zo veel mogelijk in beweging blijven?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de
Kamer gekomen. Zoals ik eerder aankondigde, wil ik de vergadering nu schorsen. Ik
schors tot 12.55 uur, zodat we echt om 13.00 uur weer aan de gang zijn. Na de schorsing
geef ik het woord aan de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn.
De vergadering wordt van 12.05 uur tot 12.55 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik ga zo meteen de Minister het woord geven voor de beantwoording in
eerste termijn. Vanmorgen heeft de heer Kerstens van de Partij van de Arbeid zich
moeten afmelden voor vandaag, maar dat hoorde ik pas na het begin van de vergadering.
Het leek me netjes om dat nu nog te melden. Voordat ik de Minister het woord geef:
ook voor de beantwoording geldt dat ik de interrupties vrijlaat, maar wel graag iets
kortere vragen dan in eerste termijn. Want een vraag ter verduidelijking is kort en
het antwoord daarop is ook kort. Dan hebben we namelijk ook nog voldoende tijd voor
de tweede termijn.
Ik geef het woord aan de Minister. Gaat uw gang.
Minister Bruins:
Voorzitter, dank u wel. Ik wil het als volgt doen. Eerst een korte inleiding langs
de lijnen van de begroting. Dan even kort ingaan op het WK Vrouwenvoetbal en de formule
1, want daar zijn veel vragen over gesteld. En dan wil ik de verschillende woordvoerders
aan de hand van hun bijdrage langslopen.
Voorzitter. Op 29 juli, het was bij de Volvo Ocean Race, heb ik samen met veel andere
partijen het Nationaal Sportakkoord getekend, met wethouders, directeuren van sportbonden, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en
vele andere betrokkenen. De tent op het Scheveningse strand – een aantal van u was
aanwezig – was heel goed gevuld met honderden mensen. Ik vond dat illustratief voor
het enthousiasme waarmee partijen meedenken over het Sportakkoord. En dan heb ik het
niet alleen over de partijen die aan tafel zitten, maar ook over bijvoorbeeld de provincie
Gelderland of de provincie Zeeland of Breda of Dordrecht, die al bezig zijn met het
maken van een eigen sportakkoord. Ik vind dat mooi. Op de bezoeken die ik sindsdien
in het land breng, wordt regelmatig het thema van een regionaal sportakkoord ten tonele
gevoerd. Dat vind ik alleen maar prachtig.
Vandaag wil ik u informeren over de stand van zaken van het Nationaal Sportakkoord
en ik wil u informeren hoe ik het Sportakkoord wil laten werken, zodat de sporter,
de bestuurder, de trainer, maar ook de gemeente, de school en de welzijnswerker het
positieve effect ervan ervaren. Ik doe dat langs de lijn van het geld. Ik heb de begroting
omgeschreven naar de thema's en ambities van het Sportakkoord. Inhoud en bestedingen
komen zo in samenhang bij elkaar. Door zo mijn betoog op te bouwen wordt hopelijk
inzichtelijk waar het geld naartoe gaat en wordt duidelijk op welke thema's ik wil
inzetten en resultaat wil boeken.
Allereerst het punt van de 241 miljoen die vanaf 2019 op de begroting staat als gevolg
van de verruiming van de btw-vrijstelling voor sportbeoefening. Deze 241 miljoen wordt
ingezet om het fiscale nadeel dat er voor de sport ontstaat te compenseren, niet een
beetje maar in zijn geheel. Ik zeg u toe dat ik de vinger aan de pols houd. Net voor
aanvang van dit overleg heb ik u afgelopen vrijdag nog een brief gestuurd naar aanleiding
van de behandeling van het Belastingplan, waarin ik deze toezegging ook heb geformuleerd.
Voorzitter. Naast de financiële compensatie beoog ik met de regeling sportaccommodaties
te verduurzamen en de toegankelijkheid ervan te bevorderen. Dit met het oog op lage
energierekeningen en dus ook lagere kosten voor verenigingen en met het oog op een
hogere sportdeelname. Ik wil immers dat alle sporters toegang hebben tot tennisbaan
of sporthal. Tot dusver over de 241 miljoen.
Vervolgens investeer ik 61 miljoen in de buurtsportcoachregeling. Dat betekent dat
vanaf volgend jaar 3.675 fte aan buurtsportcoaches in Nederland actief kunnen zijn.
Zij zullen de komende jaren opnieuw vele sportactiviteiten in het land organiseren,
sportdagen op scholen, activiteiten op de pleintjes in de wijk en natuurlijk het ondersteunen
van de voetbal- of de gymnastiekvereniging. Zij zijn het die ouderen en mensen met
een beperking of chronische aandoening stimuleren en begeleiden om te gaan sporten
en bewegen. De buurtsportcoach is eveneens de persoon die een vereniging kan ontlasten
door vrijwilligerstaken over te nemen of een bestuur bij te staan. Dat over dat bedrag.
Ik investeer 53 miljoen in topsport, waarvan 13 miljoen via de stipendiumregeling
en kostenvergoeding direct bij de sporters zelf landt. Onlangs zag ik bij het werkbezoek
aan Papendal zelf hoe die extra topsportmiddelen zijn ingezet. Zo heb ik de klimaatkamer
bezocht die onze sporters helpt zich voor te bereiden op het klimaat in Tokio.
Ook heb ik een nieuw evenementenbeleidskader ontwikkeld, waar jaarlijks 10 miljoen
in omgaat. Ik ben verheugd u te kunnen informeren dat de wijzigingen in dit beleidskader
er onder andere in geresulteerd hebben dat ook een aantal – u heeft daarnaar gevraagd
– Olympische kwalificatietoernooien nu voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
Nog twee financiële posten en dan zijn we door de hele begroting heen. Het onderzoeks-
en innovatieprogramma, 13 miljoen, is erop gericht om via kennis de ambities van het
Sportakkoord een stap voorwaarts te brengen. Daarnaast investeer ik in het project
lokale sportdata met als doel om gemeenten te ondersteunen in hun informatiebehoefte
om het lokale sportbeleid te optimaliseren, omdat dat immers lokaal moet gaan gebeuren.
Tot slot ga ik 30 miljoen richten op maatregelen uit het Sportakkoord. Daar worden
nu afspraken in de regio voor gemaakt met provincies, maar soms ook met lokale partijen.
Ik wil daarmee op lokaal niveau effect sorteren. Om de impact zo groot mogelijk te
laten zijn, beoog ik een multiplier van die 30 miljoen met de inzet in de lokale sportakkoorden
zoals die nu worden afgesloten. Hoeveel dat zal zijn hoop ik u over een tijdje te
vertellen, maar ik denk dat dat moet lukken.
Voorzitter. Dit waren in vogelvlucht de bedragen die op de begroting Sport staan,
samen een dikke 400 miljoen euro. Ik kom bij de lokale akkoorden. De ambities in het
Sportakkoord realiseren we immers alleen als op heel veel plekken in Nederland partijen
aan de slag gaan met maatregelen uit het Sportakkoord, als gemeenten, provincies,
sport- en welzijnsorganisaties, GGD's, scholen en bedrijven de handen ineenslaan om
resultaten te gaan boeken om meer mensen het plezier van sporten en bewegen te laten
ervaren.
Het ligt niet in mijn bereik om kinderen meer te laten bewegen of de buitenruimte
beweegvriendelijker in te richten. Wat wel in mijn bereik ligt, is partijen te motiveren
om aan de slag te gaan. Dat is ook waar ik op inzet. Ik sluit aan bij de lokale en
de provinciale energie die er is om de ambities uit het Sportakkoord in de eigen gemeente,
in de eigen omgeving, in de eigen regio te gaan realiseren, niet alleen met woorden,
maar ook met budget. Samen met de partners in het Sportakkoord ontwikkel ik een werkwijze
om het Nationaal Sportakkoord de grootst mogelijke impact te laten hebben, zodat de
sporter, de bestuurder, de trainer en de gemeente er werkelijk iets aan hebben. Die
werkwijze bestaat uit het financieren van sportformateurs, die partijen lokaal en
regionaal met elkaar aan tafel brengen en afspraken laten maken over de inzet die
partijen gaan doen om meer mensen de lol in sport te laten ervaren.
Daarnaast zal ik budget inzetten om partijen te stimuleren om specifieke maatregelen
uit het Sportakkoord lokaal te benutten, dit in navolging van de buurtsportcoachregeling
en de specifieke uitkering voor sportaccommodaties. Van die beide regelingen maken
inmiddels nagenoeg alle gemeenten gebruik. Dit mechanisme wil ik ook benutten als
het gaat om de beweegvaardigheidsmonitor om de motorische vaardigheid van kinderen
te volgen of om het aangepast sportaanbod binnen een gemeente te vergroten. Ik ben
met de partners, dus NOC*NSF aan de ene kant en de VNG en de Vereniging Sport en Gemeenten
aan de andere kant, in de laatste fase om vast te stellen welke maatregelen uit het
Sportakkoord ik op welke wijze ga stimuleren. U weet dat het enthousiasme rondom ambities
groot is, maar het budget is beperkt. Omdat ik ga voor impact, hoop ik daar de komende
maanden nog voor te kunnen gebruiken. Ik hoop u rond 1 maart nader te kunnen informeren.
Dat neemt niet weg dat er op heel veel plaatsen al is begonnen, zoals ik u aan het
begin van dit betoog heb verteld. Hoe mooi zou het zijn als door het Nationaal Sportakkoord
in liefst alle gemeenten en alle provincies het sportbeleid een impuls krijgt? Ik
kom er straks nog even op terug dat het ene sportakkoord daarbij een voorbeeld kan
zijn voor het andere.
Voorzitter. Dan twee opmerkingen over thema's waar u eigenlijk allemaal over heeft
gesproken, allereerst het WK-vrouwenvoetbal. Niet altijd komt uw spreektekst 's morgens
via een landelijke krant tot mij in de brievenbus, maar ik deel uw enthousiasme om het WK-vrouwenvoetbal te organiseren in 2027.
We hebben nog eventjes. De toewijzing is pas in 2023. Ik vind dat het voortouw bij
de KNVB ligt. Die zullen dan ook een mooi bidbook moeten maken. Maar kleine moeite,
groot plezier om dat enthousiasme over te brengen, als een eerste stapje om de komst
naar Nederland veilig te stellen. Dus ik omarm dat idee en ik deel uw enthousiasme.
Dan het punt van de formule 1. Ik geloof dat u bijna allemaal warme woorden heeft
gesproken over Max Verstappen en hoe mooi het zou zijn om hem naar Nederland te halen.
Het initiatief ligt natuurlijk bij de sport en zijn partners. Zij moeten gedegen plannen
met een sluitende begroting maken en de onderhandelingen voeren met de eigenaar van
formule 1, kortweg FOM, Formula One Management. Op dit moment zijn er zowel in Zandvoort
als in Assen initiatieven. Met beide heb ik contact gehad. Het circuit Zandvoort heeft
op eigen verzoek vorige week zijn globale plannen aan mijn ambtenaren gepresenteerd.
Over die plannen is Zandvoort nog in gesprek met FOM. Dat is stap één. Als duidelijk
is of, en zo ja, onder welke voorwaarden de GP kan worden georganiseerd, dan gaat
Zandvoort zijn businesscase compleet maken. Dat is stap twee. Stap drie is dat zij
dan aangeven welk verzoek zij mogelijk aan de rijksoverheid hebben. Stap vier: als
dat helder is, zal ik de Nederlandse Sportraad daarover om advies vragen. Over deze
vier stappen zal ik uw Kamer volgtijdelijk informeren. De Sportraad weet al dat zo'n
advies mogelijk wordt gevraagd. Ik concretiseer hier op Zandvoort, omdat ik niet weet
wat het stadium is van de plannen van Assen, maar daar geldt hetzelfde stramien voor.
Voorzitter. Die twee opmerkingen algemeen. Dan nu een aantal vragen die in eerste
termijn zijn gesteld, allereerst door de PVV-fractie, de heer Van Aalst.
Wilt u zich inzetten voor het behoud van kasseienstroken door contacten in het land
aan te spreken? Die kasseienstroken zijn een geweldig onderdeel van de wielersport,
prachtig om naar te kijken, maar – u voelde die «maar» aankomen – de gemeente is verantwoordelijk
voor de lokale wegen. Het is dan ook aan gemeenten om daarover te besluiten. Wat ik
natuurlijk wel kan doen is de Vereniging Sport en Gemeenten aankijken en het signaal
doorgeven. Dat is hierbij gedaan, voorzitter!
(Hilariteit)
Minister Bruins:
De heer Van Aalst heeft over het dopingbeleid gesproken. Het onderzoek naar aard en
omvang van dopinghandel, waarover de heer Van Aalst sprak, komt naast de bestaande
acties om dopinghandel tegen te gaan. Wat zijn dan praktische acties? Dat is het signalenoverleg,
waar signalen worden uitgewisseld over het al dan niet dopinggebruik. U weet uit het
overleg dat wij eerder dit jaar hadden dat partijen, zoals de Douane, de inspectie
en het OM, elkaar steeds makkelijk vinden. Ze gaan steeds meer aan de hand van samenwerkingsprotocollen
kijken of ze gezamenlijk doping kunnen aanpakken. Ik ben wel tevreden over die samenwerkingsprotocollen.
Het klinkt een beetje bureaucratisch, maar de samenwerking kan langs die weg echt
worden verbeterd. Ik hoop dat het onderzoek naar aard en omvang van doping nog oplevert
of er meer acties moeten worden ingezet en vooral welke acties dat zijn. Daar kom
ik aan de hand van de resultaten van dat onderzoek volgend jaar bij u op terug.
De vervolgvraag van de PVV was: is de Minister bereid om financiering van topsport
te heroverwegen? Nou, eigenlijk niet. Wij hebben in het Sportakkoord een aparte pijler
voor topsport benoemd. Die is nog niet helemaal ingericht, omdat we die willen laten
aansluiten bij de nieuwe olympische cyclus. Maar zoals eerder vanochtend is gewisseld
in het debat: ook topsport kan niet zonder een bijdrage in de financiering. Hoe ziet
die financiering er meer algemeen uit? Ik zal het nog een paar keer noemen: wij hebben
afgesproken dat wij onderzoek doen naar topsport en financiering, waaronder financiering
uit de Toto en andere kansspelen. Dat onderzoek moet ons input geven voor hoe wij
de komende jaren op min of meer toekomstvaste wijze sport kunnen blijven financieren.
Dat governanceonderzoek komt nog een paar keer terug in mijn betoog. Maar heroverwegen
wij om topsport te financieren? Nee, dat moeten wij blijven doen. Wij willen blijven
juichen. Wij willen op de banken blijven staan om topsporters te zien winnen. Dat
geeft energie. Het nodigt uit en daagt uit om zelf ook te gaan sporten.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Wij hebben de vergelijking gemaakt dat er miljarden in omgaan, dat u er slechts een
aantal miljoen voor beschikbaar stelt en dat het dus geen verschil meer maakt. Onze
vraag was: waarom zou je er nog in investeren als niet meer te achterhalen is hoe
doelmatigheid het eigenlijk is, sterker nog, of het überhaupt wel invloed heeft?
Minister Bruins:
Slechts enkele sporters worden schathemeltjerijk van hun sport, en dan staat nog steeds
de sportprestatie voor ons allemaal voorop. Maar er zijn veel meer, echt veel en veel
meer sporters die soms op het ereschavot staan maar die in de loop van het jaar moeite
hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Zij kunnen niet altijd zelf die hele lange
weg naar de top financieel opbrengen en zich zelf aan de top financieel staande houden.
Daarom zullen wij als overheid, zij het met mate, altijd moeten kijken welke bijdrage
er vanuit het rijksbeleid kan worden geleverd naast al die andere bijdragen in de
vorm van tijd en geld van andere partijen.
De heer Van Aalst (PVV):
Als ik het goed concludeer, dan hoor ik de Minister eigenlijk zeggen: zonder die 40
miljoen in de topsport, zou topsport niet kunnen bestaan. Is dat wat ik hem hoor zeggen?
Minister Bruins:
Dat heb ik mijzelf niet horen zeggen, maar wel dat wij niet alleen in woord maar ook
in daad en dus ook in budget een bijdrage leveren aan topsport in Nederland en aan
een mooi topsportklimaat. Uiteindelijk is die begroting niet oneindig. Ik begrijp
ook wel dat het een beperkt budget is maar wel een zeer noodzakelijk budget. Ik zou
willen bepleiten om dat nog heel erg lang voor de sport ter beschikking te houden.
Voorzitter. Ik was aangekomen bij de vraag van de heer Van Aalst over de vog's. Hij
vroeg naar aantallen. Sinds de regeling vog van start is gegaan, is het aantal aangevraagde
gratis verklaringen omtrent het gedrag voor vrijwilligers in de sport in ordegrootte
gegroeid van 40.000 in 2015 naar – dat hebben we even uitgezocht – 152.000 stuks tot
midden oktober dit jaar. Dus ik vind dat een prima regeling. Die wou ik ook graag
in stand houden.
Dan kom ik bij de vragen van de zijde van de VVD-fractie. Hoe zit staat met de 10
miljoen uit het regeerakkoord voor sportbonden? De 10 miljoen uit het regeerakkoord
die in 2018 beschikbaar is gesteld voor het versterken van bonden en sportverenigingen
wordt als volgt ingezet. 2 miljoen is incidenteel extra ingezet voor de regeling Energiebesparing
en duurzame energie sportaccommodaties. Een extra investering in duurzaamheid levert
op termijn lagere kosten op. Dat is voordelig voor de sportaanbieders en verenigingen.
De resterende 8 miljoen uit het regeerakkoord wordt ingezet voor het versterken van
bonden en verenigingen. Dit betreft 2,3 miljoen voor dit jaar, oplopend tot 8 miljoen
in 2021. Binnen de huidige bestuurlijke verhouding is het daarbij het meest efficiënt
als NOC*NSF zorgt dat die middelen bij de bonden terechtkomen. Daarnaast wordt een
deel van het budget besteed aan uitbreiding van de buurtsportcoachregeling, zodat
meer buurtsportcoaches kunnen worden ingezet voor de ondersteuning van sportaanbieders.
De voorzitter:
Bent u klaar op dit punt?
Minister Bruins:
Mag ik het nog eventjes afmaken?
De voorzitter:
Dat lijkt mij handig.
Minister Bruins:
Hoe ga je die bonden dan versterken? Ook mevrouw Bruins Slot heeft daarnaar gevraagd.
De bonden hebben drie plannen ontwikkeld. Het gaat ten eerste om een groep bonden
die middels een shared service centre hun basisdienstverlening willen versterken.
Er is ten tweede een groep bonden die behoefte hebben aan een traject waarin zij de
ontwikkeling van transitieplannen voor hun eigen bond mogelijk maken. Ten derde is
er een groep bonden die ondersteuning vragen bij het verbeteren van hun dienstverlening
aan lokale verenigingen. Met dat budget willen we deze doelstellingen dus bereiken.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Volgens mij staat in het regeerakkoord dat we 10 miljoen structureel per jaar uittrekken
voor sportbonden. Dat betekent in vier jaar 40 miljoen in deze periode. Ik hoor de
Minister nu zeggen dat er 2 miljoen in de energieregeling is gaan zitten – nou, dat
kan, oké, vooruit – en dat er 2,3 miljoen oplopend naar 8 miljoen per jaar beschikbaar
is voor sportbonden. Maar dan missen er toch ergens miljoenen in dat rekenplaatje?
Minister Bruins:
Jazeker. Dat is ook een beetje het nadeel als je probeert om zo concreet te zijn.
Er is ook budget voor het opleiden van trainers. Er is ook aandacht voor een positieve
sportcultuur. Ook daarvoor is geld beschikbaar. Bij de reeks van 8 miljoen die ik
net noemde, moet u dus nog andere bedragen voegen, bijvoorbeeld voor verenigingsondersteuning,
het opleiden van trainers en een positieve sportcultuur.
Ik ga verder, voorzitter. Kunnen we de clubs versterken met initiatieven zoals Back2Basics,
vanuit het deelakkoord vitale aanbieders? Ja. Back2Basics gaat over procesbegeleiding
en coaching van het bestuur. Dat soort initiatieven kunnen we heel goed gebruiken
bij het deelakkoord vitale aanbieders.
Dan de buurtsportcoaches. Ik was wat enthousiaster in mijn betoog dan de heer Heerema
daarover leek te zijn. Hebben we inzicht in wat de buurtsportcoach doet? Ja. We hebben
vorig jaar een evaluatie buurtsportcoaches uitgevoerd. Dat was eind 2017. We hebben
daarin heel kort de taken voor buurtsportcoaches opgesomd, waaronder het introduceren
van sporten bij mensen met een beperking, het versterken van de sportverenigingen
en kinderen laten doorstromen naar sportclubs. Dit zijn een aantal voorbeelden. In
haar betoog heeft mevrouw Van Brenk gewezen op de mogelijkheid om de buurtsportcoach
ook in te zetten voor het bestrijden van eenzaamheid. Op lokaal niveau hoor ik dat
soort ideeën ook terug. Ik wil natuurlijk altijd graag dat het geld specifiek wordt
ingezet voor sport, maar niet zelden wordt de buurtsportcoach gebruikt door wethouders
die sport en het hele sociale domein in hun portefeuille hebben. Voor hen is sport
en bewegen voor ouderen een uiterst aantrekkelijk middel, want in de vorm van een
buurtsportcoach hebben zij budget beschikbaar om ouderen te laten bewegen, waardoor
eenzaamheid wordt aangepakt of bestreden. Ik vind dat mooie voorbeelden uit de praktijk.
Daarom zou ik ook eigenlijk heel graag willen dat wij het fenomeen van de buurtsportcoaches
– het maakt mij niet uit welke naam eraan wordt gegeven – nog heel lang kunnen inzetten.
Mijn enthousiasme is dus misschien iets groter dan dat van de heer Heerema, maar misschien
heb ik hem niet goed begrepen.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Heerema wil reageren, maar ik wilde eigenlijk eerst naar mevrouw
Van Brenk. Of komt de Minister nog op dit punt als hij ingaat op haar bijdrage?
Minister Bruins:
Ik heb hier zo veel stapels voor me. Dat weet ik nog niet.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Om te voorkomen dat de Minister mij overslaat, begin ik maar alvast. Ik ben blij dat
de Minister enthousiast is, want dat zijn wij ook. Wij zien daarin echt goede kansen,
zeker in het kader van preventie. Maar de vraag is of er voldoende bekendheid mee
is. Dat was ons punt en dat wordt volgens mij toch onvoldoende geadresseerd. Ik ben
blij dat eind 2017 die evaluatie is geweest, maar zijn de hoeveelheden dan ook duidelijk?
Dus hoeveel is er aan jong, aan oud enzovoorts? Is de doorstroming van jongeren naar
de sportclubs ook in aantallen gezien? Kan de Minister overzien of het breed bekend
is bij wijkteams? Of kan hij nog iets doen rondom de bekendheid van de sportcoaches?
Minister Bruins:
Ik werk graag aan het bekendmaken van die buurtsportcoachregeling omdat ik denk dat
het een heel praktische maatregel is die je op lokaal en regionaal niveau kunt gebruiken.
Ik kan niet zeggen dat ik ervan ophoor dat misschien nog niet alle wijkteams de regeling
kennen, maar overal waar ik kom leg ik juist de nadruk op het beschikbaar hebben en
houden van die buurtsportcoaches. Even los van wat er allemaal door andere partijen
moet worden gedaan, kan het vanaf onze begroting heel behulpzaam zijn om mensen aan
het bewegen te krijgen: alle mensen, jong en oud. Wat ook helpt, is dat de regeling
is gecofinancierd door de gemeenten. Kijk, wij steken hier wel de vlag uit voor de
regeling, maar we betalen in de orde van grootte van 40%, maar de lokale overheden
betalen 60%. Dat vinden we eigenlijk allebei aantrekkelijk. Dus door een deel van
de rekening te betalen krijgen we toch extra formatie aan coaches op straat en op
de schoolpleintjes. Als u zegt dat er nog onvoldoende bekendheid is, zeg ik dat er
weinig voor nodig is om samen met de VNG te kijken of we daar nog eens wat meer het
lampje op kunnen zetten. Maar nogmaals, van alle maatregelen die in het Sportakkoord
staan, zie ik deze wel als een hele concrete. 700 extra fte – van 2.900 fte naar 3.600
fte – in deze kabinetsperiode voor buurtsportcoaches vind ik echt aanzienlijk en vind
ik echt een mooi sprongetje. Met dank aan iedereen die daaraan meebetaalt.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk, afrondend.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik deel het enthousiasme, dus ik hoop ook zeker dat ze blijven en dat er niet op hen
bezuinigd wordt. Ik ben dus heel blij mee deze investering. Ik zou heel graag het
aanbod van de Minister willen aannemen dat hij zich met de VNG inzet om dit meer en
breder onder de aandacht te brengen, met name ook bij de wijkteams.
Minister Bruins:
Ik zie dat die nu op het boodschappenlijstje van de VNG gaat. Dat is ook alweer gefikst.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik had nog een andere vraag over de buurtsportcoaches gesteld. Als u dan toch het
lampje bij de VSG opsteekt, is het misschien een optie om te kijken of het mogelijk
is om een overzicht te krijgen van de buurtsportcoaches die specifiek werkzaam zijn
in een tak van sport, zodat sportbonden ze ook wat beter kunnen vinden. Dat was mijn
vraag, maar die is nog niet beantwoord door de Minister.
Minister Bruins:
Ik was daar nog niet aan toegekomen. De buurtsportcoaches kunnen natuurlijk bezig
zijn met alle takken van sport. Eigenlijk zie ik een beetje op tegen de administratieve
last die hieraan verbonden is, maar laat ik eens eventjes kijken of ik samen met de
VSG kan kijken of er een bepaalde hoeveelheid formatie is terug te leiden naar bepaalde
takken van sport, zonder daar een enorme administratieve kerstboom van te maken. Ik
ben een beetje voorzichtig, want ik heb geen zin in een enorme papierboel. Maar als
ik een beetje praktisch mag kijken, wil ik eens even zien hoever ik kom. Ik zie uw
punt om de verbinding te maken tussen inzet van een buurtsportcoach van een bepaalde
sport en een bond.
Er was ook nog de vraag om de buurtsportcoachregeling af te bouwen. Die kant wil ik
eigenlijk gewoon niet op. Dat mag wel blijken.
Voorzitter. Over de btw-problematiek heb ik in mijn inleiding iets gezegd. Ik verwijs
naar de brief die daarover is geschreven.
Dan de olympische kwalificatietoernooien. Kunnen we die vaker naar Nederland halen?
Het aangepaste beleidskader sportevenementen hebben we om deze reden aangepast. Ook
OKT's waar directe plaatsing voor de Olympische Spelen of Paralympische Spelen kan
worden afgedwongen kunnen in aanmerking komen voor een financiële bijdrage vanuit
de rijksoverheid.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Sorry, maar ik moet toch een aantal keer een verduidelijkende vraag stellen. Volgens
mij staat in het evenementenkader dat het om aanloopevenementen gaat. Aanloopevenementen
zijn volgens mij nog niet goed gedefinieerd. Ik heb altijd gedacht dat aanloopevenementen
bijvoorbeeld de grands prix en de worldcups zijn in aanloop naar het mogelijk binnenhalen
van een EK of WK. Als u daar ook de olympische kwalificatietoernooien mee bedoelt,
dan zou ik dat wel graag gespecificeerd willen zien in het evenementenkader. Daar
komt bij dat we natuurlijk de Olympische Spelen hebben in 2020 en dit evenementenkader
later ingaat. Ik vraag dus ook graag of u kunt doen wat in uw mogelijkheden ligt om
dit volgend jaar, het jaar dat de tickets verdeeld worden, al enige vorm te geven.
Minister Bruins:
Ik dacht dat ik bij het aangepaste beleidskader voldoende duidelijk was geweest, omdat
ik daar de categorie «overige evenementen» had genoemd. Daaronder kunnen die OKT's
vallen waar een directe plaatsing voor de Olympische Spelen of Paralympische Spelen
kan worden afgedwongen. Ik dacht dat dat heel praktisch en volledig was. Ik zit dus
even te zoeken wat ik nog meer kan zeggen. Eigenlijk vind ik dat ik gewoon duidelijk
heb gezegd wat er mogelijk is binnen dit beleidskader.
Voorzitter. Dan het opnieuw organiseren van de Olympic Experience in 2020. Het initiatief
voor de Olympic Experience ligt wat mij betreft vooral bij de sportsector en zijn
partners. Als er goede ideeën zijn, dan wil ik daar zoals altijd graag naar kijken
en wil ik ook wel kijken of de overheid daar een bijdrage aan kan leveren, in wat
voor vorm dan ook. Maar ik wil dat dan wel graag weer doen samen met gemeenten en
provincies.
Voorzitter, tot slot. Ik neem de organisatie van side events binnen het evenementenbeleid
mee in deelakkoord 6, het topsportkader, om te bezien of concepten als de Olympic
Experience daar ook in kunnen vallen voor de periode na 2020.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik had nog kort gevraagd wat er in 2019 nog mogelijk is binnen de reikwijdte die de
Minister heeft om juist in aanloop naar de Olympische Spelen van 2020 die olympische
kwalificatietoernooien in Nederland vorm te geven. Het gaat om 5 à 6 takken van sport.
Als we dat zouden kunnen faciliteren, dan zou dat toch fantastisch zijn?
Minister Bruins:
Nou, laat ik in ieder geval zeggen dat het regelingtechnisch zou moeten kunnen. De
regeling gaat in januari van start, dus als we een beetje haast maken, zou dat moeten
kunnen. De tijd houdt niet over, maar het is nu pas half november. Het zit in de regeling
vanaf 1 januari, dus de ruimte is er in ieder geval in dat opzicht.
Voorzitter. De Minister wordt gevraagd om te onderzoeken of er een beter systeem van
financiering van de sport mogelijk is. In het Sportakkoord dat wij deze zomer hebben
gesloten heb ik een onderzoek aangekondigd naar de governance en financiering in de
sport. Daar horen de afdrachten van de loterijen ook bij. Dat governance-onderzoek
krijgt u. Ik denk dat het wel 2020 zal worden voordat dat onderzoek is afgerond.
Voorzitter. Tot zover de vragen die de heer Heerema heeft gesteld.
De heer Van Nispen (SP):
Mijn vraag sluit aan op dit punt; dan kunnen we dat dadelijk overslaan. Ik had hier
ook naar gevraagd. Krijgen we dan bijvoorbeeld diverse scenario's in beeld? Zoals
de heer Heerema ook zei: waar staan we op de schaal tussen meer opbrengsten voor de
sport uit de afdracht van kansspelen en juist een volledig staatsgefinancierde sport?
Kunnen er na dat onderzoek diverse scenario's op een rij worden gezet, zodat we daar
eens heel goed naar kunnen kijken? Misschien komen we wel tot de conclusie dat we
het laten zoals het is. Dat zou kunnen. Maar bevat dat governance-onderzoek ook het
in kaart brengen van dit soort scenario's?
Minister Bruins:
Dat lijkt me een goed idee. Dan kunnen we het daarover hebben.
Ik kom bij de vraag van mevrouw Westerveld van GroenLinks over incidenten in de sport.
Gebeurt er genoeg om incidenten tegen te gaan? Worden incidenten voldoende gemeld?
Aan de ene kant kun je natuurlijk zeggen dat je incidenten niet kunt voorkomen, maar
daar willen wij ons niet bij neerleggen. Ik noem een paar concrete constateringen
waar ik moed uit put. Het aantal vertrouwenscontactpersonen is in de afgelopen enorm
gestegen, van 533 in 2014 naar 1.510 dit jaar. Dat is dus echt een enorme boost. Dat
gaat vooral de laatste jaren snel, en ik denk dat die stijging ook nog doorzet. Dat
is de ene kant; dat helpt. Aan de andere kant wordt bij NOC*NSF het Centrum voor Veilige
Sport ingericht. Dat weet u, want daar hebben we het eerder over gehad. Ik denk dat
ook dat helpt om de awareness over incidenten te vergroten. Dat is natuurlijk een
mallotige manier van formuleren, maar u begrijpt wel wat ik bedoel. We moeten voldoende
aandacht hebben voor incidenten en voor de aanpak voor het voorkomen of bestrijden
daarvan. NOC*NSF werkt hard aan dat centrum. We zijn er nooit mee klaar, maar die
vertrouwenscontactpersonen en dat Centrum voor Veilige Sport zijn in ieder geval ankers
waar ik hoop uit put.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een vraag over dit punt. We hebben een tijdje geleden een goed Kamerdebat gehad,
dat vooral ging over seksuele intimidatie in de sport. Ik heb het nu wat specifieker
over bijvoorbeeld ouders die bij de wedstrijd van hun zoon of dochter gaan kijken.
Het komt natuurlijk ook doordat ik zelf aan amateurvoetbal doe, maar ik krijg in ieder
geval signalen, uit mijn club en van mensen uit de omgeving, dat het erger lijkt te
worden. Ik weet niet of dat zo is. Die mensen geven ook aan dat signalen lang niet
altijd worden gemeld. Mijn vraag aan de Minister ging meer in die richting.
Minister Bruins:
Als ik zelf zaterdagmorgen langs de lijn sta en hoor wat daar allemaal wordt geschreeuwd,
weet ik zeker dat dat niet allemaal als incident wordt benoemd, laat staan dat het
allemaal wordt gemeld. En ik kan u verzekeren dat ik bij een hele keurige club langs
de lijn sta! We moeten dus wel een klein beetje de maat der dingen in het oog houden,
maar we hebben het gehad over ernstige incidenten. Seksuele intimidatie is daar één
vorm van, maar er speelt zich natuurlijk veel meer af aan de donkere kant van de sport,
zoals u het noemde. Dan heb ik het over die dingen. Ik denk aan de andere kant dat
we altijd ook zelf een rol te spelen hebben op de zaterdagochtend, als u bij uw GroenLinksteam
bent en ik bij de voetbalvereniging hier niet ver vandaan. Elkaar aanspreken blijft
ook belangrijk, zoals wanneer iemand met een sigaret op de lip aan de rand van het
voetbalveld staat, waarvan ik vind dat het niet kan. Zo, dan is dat ook duidelijk,
maar je kunt dat niet een incident noemen. Dat is toch een andere categorie.
Voorzitter. Dan het investeren in het begeleiden bij de Special Olympics. Dat vind
ik moeilijk. Het werk van de begeleiders van de Special Olympics, zoals we dat het
afgelopen jaar hebben gezien, vinden we oerbelangrijk. Zonder dat gaat het niet vliegen.
De laatste keer is het in het oosten van het land georganiseerd en binnenkort zal
dat hier in het Haagse gebeuren. Zo'n evenement kan niet zonder die begeleiding. Ik
kan toezeggen dat ik met de organisatie van de Special Olympics in gesprek ga om te
kijken wat er nodig is om vrijwilligers te krijgen of hun positie te versterken. Ik
denk niet meteen aan geld, maar ik wil wel kijken wat nodig is om daar aandacht voor
te hebben.
Mevrouw Westerveld vroeg in dit verband ook of ik bekend ben met het programma Play
Unified van de Special Olympics, waarbij olympische sporters de uitdaging zijn aangegaan
om met Special Olympicssporters samen te gaan sporten. Wat mij betreft sluit dat mooi
aan bij het deelakkoord Inclusief sporten en bewegen. Dat programma draagt bij aan het creëren van
bewustwording. De alliantie sport en bewegen, dus het groepje mensen dat zich met
dat deelakkoord bezighoudt, heb ik gevraagd om in gesprek te gaan met Special Olympics
om te kijken of zo'n slag kan worden gemaakt voor de volgende editie.
Dan is er gevraagd naar het aantal vrouwen in sportbesturen en naar vrouwelijke trainers.
Die aantallen mogen best wat omhoog, zegt u. Ik vind het moeilijk om daar iets praktisch
voor aan te reiken. Bij de totale breedte van sport, of het nu om bestuurders, trainers,
vrijwilligers, coaches, man of vrouw gaat, is het mij allemaal even lief, als het
maar gebeurt en als het maar komt. Hooguit zouden we bij het deelakkoord dat gaat
over de vitale sportaanbieders, waarin ook de positieve sportcultuur wordt benoemd,
het thema van voldoende vrijwilligers, man én vrouw, jong én oud, nog eens kunnen
aanreiken. Maar veel meer kansen dan die zie ik daar eerlijk gezegd niet voor.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik snap de zoektocht van de Minister best wel. Ik weet het antwoord ook niet en ik
vind het ook lastig om de Minister hierin een opdracht te geven. Maar er kunnen natuurlijk
wel bepaalde belemmeringen zijn waardoor vrouwen minder snel trainer of vrijwilliger
worden. Het zou misschien – ik probeer even hardop mee te denken en suggesties aan
te dragen – wel een idee zijn om daar eens meer naar te kijken. Wat zijn die belemmeringen?
Wat kunnen we eraan doen om de belemmeringen weg te halen zodat er juist meer vrouwen
actief betrokken worden bij de sport?
Minister Bruins:
Ik kom toch niet verder dan de code good governance nog eens te bespreken. Die code
wordt binnenkort herzien, zo heb ik begrepen. Dan kun je er aandacht voor vragen dat
alle vrijwilligers een plek moeten krijgen, dus nogmaals, man, vrouw, jong, oud; iedereen.
Maar om daar specifiek iets mee te doen: ik heb het niet. Het is geen kwestie van
onwil, integendeel. Misschien helpt het dat wij er hier over spreken. Vorig jaar hadden
we het over de ongelijkheid van de betalingen van mannelijke en vrouwelijke voetballers.
Dat heeft Johan Derksen toen keurig opgepikt. Dus misschien helpt het om Johan Derksen
langs deze weg opnieuw te verleiden om met creatieve ideeën te komen. Dat is wel een
man en misschien moeten we het ook aan een vrouw vragen. Maar misschien is dit kleine
debatje toch voldoende om de heren hun insight te laten geven, voorzitter.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat lijkt me een hele mooie oproep van de Minister. Ik ben heel benieuwd wat daarmee
gebeurt, omdat ik Johan Derksen zelden iets positiefs over vrouwen heb horen zeggen.
Maar we zullen het zien.
Minister Bruins:
Nu wordt de kans op uitzending wel een stuk groter, mevrouw Westerveld.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ja, ik heb een vraag over ditzelfde onderwerp. Voordat ik in de Kamer zat, mocht ik
deel uitmaken van een bestuurscommissie om te kijken hoe we vrouwen een betere positie
kunnen geven in de sport. Daar werd natuurlijk heel erg gekeken naar opleidingen en
naar hoe zij erbij betrokken kunnen worden. Dan heb ik het met name over het hogere
niveau, over het bondsniveau. Mijns inziens kan wel nog in de selectie en het voortraject
geïnvesteerd worden, dus in hoe je vrouwen bij dit soort posities kunt betrekken.
Daar zijn toen wel starts in gemaakt, maar ik ben er wel nieuwsgierig naar hoe dat
dan verlopen is.
Minister Bruins:
We hebben het hier volgens mij vorig jaar ook over gehad. Toen hebben we gezegd dat
we eens eventjes met NOC*NSF om de tafel zouden moeten zitten. Wat is de stand van
zaken op dit punt? Bij de voorbereiding van dit debat is dat er niet uit gekomen,
maar ik wil best even navraag doen. Ik hoed me alleen voor het doen van grote uitspraken
op dit punt. Als er iets makkelijks en praktisch te bedenken is, dan graag. Want nogmaals,
alle vrijwilligers in de sport zijn ons dierbaar. Ik zoek het ook een beetje in de
praktische mogelijkheden en die zie ik nog zo heel hard.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik zou daaraan willen toevoegen dat ik heel blij ben met de toezegging dat u dat dit
keer weer gaat oppakken, want ik ga deze vraag volgend jaar weer stellen. Ik denk
dat het ook belangrijk is om te kijken naar andere sectoren waar er in de aanloop
tot bestuursfuncties en functies in raden van toezicht beleid is over hoe je vrouwen
bij dit soort verantwoordelijkheden kunt betrekken.
Minister Bruins:
Dat laatste grijpt dan weer terug op de Code Goed Sportbestuur. Die code hebben we
en die wordt herzien. Dan kan dit thema weer een rol spelen. Nogmaals, ik wil weleens
eventjes kijken hoe de vlag erbij hangt. Als ik iets concreets heb, dan kom ik graag
bij u terug, en anders komt u er volgend jaar in het begrotingsdebat over sport op
terug.
Voorzitter. Door naar het zwangerschapsverlof voor vrouwelijke topsporters. Hoe is dat geregeld? Eigenlijk heb je twee smaken. Soms zijn sporters in dienst
van. Dan is er een werkgever-werknemersrelatie en dan geldt de Wet arbeid en zorg.
De sporter wordt dan gewoon – gewoon? – doorbetaald. Maar als er geen werkgever-werknemersrelatie
is, dan gaat het vaak om maatwerk tussen de bond en de sporter. We hebben het hier
niet over een heel groot vraagstuk met heel grote aantallen, maar zo ziet het beleid
er ongeveer uit. Als er een werkgevers-werknemersrelatie is, dan is het helder. Als
er geen werkgever-werknemersrelatie is, dan wordt er gewerkt aan de hand van afspraken
tussen bond en sporter. Ik kijk mevrouw Diertens aan, voorzitter, maar ik zei dit
naar aanleiding van een vraag van mevrouw Westerveld.
De voorzitter:
Mevrouw Diertens, toch een vraag op dit punt?
Mevrouw Diertens (D66):
Ja. Ik heb met veel moeders die topsporter zijn of waren gesproken. Zij zeggen dat
er nog wel een behoorlijk gat zit in de voorlichting over hoe het is geregeld. Men
weet het niet. Er is ook nog steeds wel zoiets van: het is mijn verantwoordelijkheid
om te stoppen als ik zwanger ben. De weg om terug op niveau te komen is er; dat is
inmiddels ook bewezen. Het gaat mij dus niet alleen om de arbeidszekerheid, de uitkering
en het geld – de weg daarnaartoe moet aangewezen worden – maar ook om de begeleiding
opdat zij beter hun weg kunnen vinden en het niet per definitie zo is dat zij denken
dat ze moeten stoppen.
Minister Bruins:
Daarover ben ik het geheel en al met u eens. Zowel de informatievoorziening als de
begeleiding van zwangere vrouwen in de topsport zal ik bij NOC*NSF aankaarten. Elke
zwangerschap is eigenlijk topsport, zo heb ik mij laten vertellen, maar u doelt hier
toch op zwangere topsporters.
Voorzitter. Dan door naar het vrouwenvoetbal. Mevrouw Westerveld vroeg of het mogelijk
is om iets van een stappenplan te maken om het verschil tussen mannen- en vrouwenvoetbal
in de BVO, in het betaald voetbal, te verkleinen. Als er al zoiets moet komen, dan
vind ik dat echt een taak voor de KNVB. Vorig jaar hebben wij een soortgelijk debat
gehad met mevrouw Bruins Slot. Animo en enthousiasme bij de KNVB, bijvoorbeeld om
een blijvend sterke eredivisie voor vrouwen te organiseren, zijn er beslist. Als wij
daarbij ergens support kunnen geven aan de KNVB, lijkt mij dat de goede verhouding.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik zou de Minister willen vragen om het artikel van Michiel de Hoog van De Correspondent
van vijf dagen geleden eens te lezen. Hij beschrijft heel goed hoe het vrouwenvoetbal
eigenlijk decennialang telkens is achtergesteld, door de voorloper van de KNVB, maar
ook door de politiek. Een van de zaken die ik aan de Minister vraag is: wordt het
niet eens tijd om een inhaalslag te maken en dus ook vanuit de politiek het goede
voorbeeld te geven? Ik weet best wel wat de rol van de Minister is en dat hij er niet
over gaat, maar hij kan weleens met partijen aan tafel gaan zitten en daar positieve
uitspraken over doen. Dat soort zaken kunnen allemaal wel helpen. Daar zou ik de Minister
graag iets specifieker om willen vragen.
Minister Bruins:
Ik ken dat artikel niet. Ik zal het gaan lezen, maar het enthousiasme over vrouwenvoetbal
heb ik het afgelopen jaar een aantal keren laten horen, en niet alleen aan deze tafel,
maar ook in interviews en op andere plekken. Daar wou ik ook gewoon mee doorgaan.
Ik denk dat dat hartstikke goed, nodig en vooral ook leuk is. Dus daar gaan we gewoon
mee door. Ik zal het artikel lezen.
Dan de rol van de jeugdtrainer.
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat: een vraag van mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat is ook zo. Deze Minister heeft al meerdere keren zijn nek uitgestoken voor het
vrouwenvoetbal. De scoringskaart van de Minister laat zien dat hij al een aantal keren
een goed doelpunt heeft gescoord, ook als het ging over de ongelijke verhouding tussen
het heren- en damesvoetbal op topsportniveau.
Iets verbaast mij, en misschien zit daar ook wel een bepaalde oplossingsrichting in.
Vandaag las ik weer dat de toperedivisieclubs 15 miljoen van hun uitzendrechten overhadden
voor het hervormen van de eredivisie zelf. Dan snap ik niet waarom het zo is dat diezelfde
eredivisieclubs niet € 300.000 van hun uitzendrechten overhebben om het vrouwenvoetbal
eigenlijk te bevorderen. En als ik dan zie dat de laatste wedstrijd, die voor de kwalificatie
van het WK, door volgens mij 1,2 miljoen mensen is bekeken, dan moet daar toch meer
uit te halen zijn? Mijn vraag aan de Minister is hoe hij daartegen aankijkt, ook omdat
er vanuit dat perspectief natuurlijk ook wel wat overheidsbemoeienis is.
Minister Bruins:
Maar wij gaan niet over de uitzendschema's van de NPO. Dat weet u ook. Maar het feit
dat er zo veel mensen op de televisie naar het vrouwenvoetbal kijken, is al een bewijs.
We benoemen hier een ontwikkeling: er is veel animo voor vrouwenvoetbal, waarvan wij
hopen dat die zich nog heel lang doorzet. Maar ik blijf er even buiten hoe dat precies
zit met die afdrachten en wie wat dan precies krijgt. Dat moeten we laten aan de NPO
of een andere omroep die de wedstrijden uitzendt.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik gaf de Minister net een compliment voor hoe goed hij het deed voor het vrouwenvoetbal.
Dat was natuurlijk een beetje bedoeld om iets meer enthousiasme op dit vlak uit te
lokken. Het gaat soms ook om het goeie gesprek voeren hierover, zo zeg ik tegen de
Minister.
Minister Bruins:
Die kan ik natuurlijk niet laten liggen!
Vorig jaar hebben we een discussie à la het voorbeeld uit Noorwegen gevoerd over de
vraag of er niet een stukje van het mannenvoetbalbudget naar het vrouwenvoetbalbudget
kon. Ik wil best eens eventjes kijken of we dat pleidooi opnieuw kunnen houden. Die
handschoen pak ik wel op met de KNVB.
«Mooi zo, Johan! Zo heb je al twee stukjes om over te praten bij Voetbal Inside»,
zou ik willen zeggen. Niet dat we het daarvoor doen, natuurlijk!
Dan ga ik naar de jeugdtrainers en investeren daarin. Ik ben het met mevrouw Westerveld
eens dat dat belangrijk is. Wij zoeken meer vrijwilligers voor sportverenigingen.
Als bijvoorbeeld online opleidingsaanbod of trainerscursussen kunnen helpen om jonge
mensen daarvoor te interesseren, dan heel graag. Daarvoor worden die trainingen ook
gemaakt. Daarom staan ze ook online. Dan hoef je niet altijd naar het veld toe. Dus
zo maak je het laagdrempelig mogelijk dat jeugdtrainers zich ontwikkelen.
Dan de AED's op sportparken, waar mevrouw Westerveld over sprak. Wij hebben inmiddels
twee gesprekken met de Hartstichting achter de kiezen. In het eerste gesprek spraken
we af dat de Hartstichting een plan zou maken. Inmiddels heeft het tweede gesprek
opgeleverd dat ook de VSG, de Vereniging Sport en Gemeenten, erbij wordt betrokken.
En het onderwerp van AED's op sportaccommodaties zal deel uitmaken van het landelijke
actieplan dat de Hartstichting nu aan het maken is.
Dan het punt van het kunstgras. Kunnen we van die milieuvervuilende korrels af? Nou,
ik zeg eerst even dat er ook non-infillvoetbalvelden zijn, die milieuvriendelijk zijn.
We moeten ze niet allemaal over één kam scheren. Met de collega van IenW kijk ik samen
met gemeenten en sport- en bedrijfsleven, hoe we ontwikkelingen rond kunstgras een
stap verder kunnen brengen. En uw suggestie om voorwaarden te stellen in die twee
subsidieregelingen, SPUK en BOSA, om te kijken of we daarmee het gebruik van het goede
kunstgras kunnen helpen, stimuleren en bevorderen, ga ik graag na. Dat vind ik een
interessante gedachte.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik bedenk me dat ik het niet zo duidelijk in mijn spreektekst benoemde, maar het zou
natuurlijk nog mooier zijn als meer clubs gebruik kunnen maken van natuurgras. Ik
weet ook wat daar de nadelen van zijn en waarom er wordt gekozen voor kunstgras, maar
als de Minister dan toch kijkt naar de subsidievoorwaarden, zou hij dan ook het natuurgras
daarin willen meenemen? Wil hij kijken wat daarvoor de mogelijkheden zijn?
Minister Bruins:
Hier zit natuurlijk een heel erg lang debat achter met allerlei gemeenten, die ook
zullen kijken naar het beheer en onderhoud van de accommodaties. Daar zul je dus altijd
naar moeten kijken. Vindt u het goed dat ik mij in dit kader eventjes beperk tot de
vraag over kunstgras? Die vraag was of er mogelijkheden zijn om het gebruik van het
goede kunstgras te bevorderen. Ik wil even loslaten dat er ook andere mogelijkheden
zijn met gewoon gras, want voordat ik het weet, trek ik alles overhoop. Het ging hier
over de kunstgrassoorten die slecht zijn voor het milieu. Met de subsidieregeling
zou er misschien een mogelijkheid zijn om het goede gebruik te stimuleren.
Voorzitter. Mevrouw Westerveld vroeg nog welke subsidieaanvragen de Minister het komende
jaar verwacht in het kader van de SPUK. Het gaat daar vooral om zonnepanelen, ledverlichting
en andere vormen van verduurzamende maatregelen. Het budget daarvoor is 8 miljoen
en het plafond is nog niet bereikt, dus we kunnen gewoon doorgaan met het gebruik
van die subsidieregeling.
Dan nog het punt van de zwemdiploma's. Wat ga ik eraan doen om te zorgen dat straks
alle kinderen een zwemdiploma halen? De heer Van Nispen zei het zelf al, maar laten
we eerst eventjes vaststellen dat het ongelofelijk prettig is dat inmiddels 97% van
de Nederlandse kindertjes een zwemdiploma heeft. Dat is natuurlijk nooit genoeg, want
je wilt altijd meer. Je wilt altijd 98% of 99%. Je wilt ook niet alleen diploma A,
maar liefst ook B en C. Maar ik vind het wel prettig dat we al zover zijn gekomen.
Wie maken nou deel uit van die 3%? Zijn dat kinderen uit gezinnen waar sprake is van
weinig geld, een kleine beurs? Is dat een aanleiding? Of zijn er andere specifieke
doelgroepen? Ik heb weleens gehoord dat kinderen die op wat latere leeftijd uit het
buitenland zijn gekomen om hier te wonen en dan net geen schoolzwemmen meer krijgen
of net niet aanhaken bij een zwemvereniging, een kwetsbare categorie vormen. Daar
wil ik eigenlijk ook een beetje de oplossing zoeken: door met de Nationale Raad Zwemveiligheid
te kijken hoe je die laatste 3% tot een zwemdiploma kunt laten komen. Maar eigenlijk
wil ik het ook wel bij de Nationale Raad Zwemveiligheid laten en het niet naar de
overheid toe trekken. Ik denk namelijk dat de Nationale Raad Zwemveiligheid beter
zicht heeft op de initiatieven uit heel Nederland. Daarnaast hebben wij op lokaal
niveau budgettair bijgedragen uit het jeugd- en cultuurfonds om initiatieven te ondersteunen.
Ik vind ook eigenlijk dat we het daar moeten zoeken. Ik wil dus behouden wat we hebben.
Dat is die 97%, die gelukkig ook niet terugloopt. Daarnaast wil ik kijken hoe de witte
vlekken die er zijn, zo praktisch mogelijk en zo lokaal mogelijk kunnen worden ingevuld.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind het terecht dat de Minister zegt dat hij met de Nationale Raad Zwemveiligheid
gaat kijken hoe dit kan worden opgelost. Ik zie misschien een grotere taak voor de
overheid dan de Minister, maar als het wordt opgelost, vind ik dat natuurlijk alleen
maar positief. Maar kan de Minister dan wel zeggen dat het uiteindelijk de doelstelling
van het beleid is dat geen kind de basisschool verlaat zonder zwemdiploma?
Minister Bruins:
Nee. De heer Van Nispen kent het antwoord wel. Ik parafraseer namelijk een beetje.
Ik zou willen zeggen dat het gaat om de mogelijkheden om alle kinderen een zwemdiploma
te laten behalen. Ik laat het element «van school af met een diploma» weg. Ik wil
die koppeling met school helemaal niet gebruiken, omdat ik het niet wil overlaten
aan of wegspelen via scholen. Ik vind de Nationale Raad Zwemveiligheid belangrijk.
Allerlei initiatieven uit heel Nederland komen daar samen. U weet misschien wel beter
dan ik dat er ook nog verschillende typen zwemdiploma's zijn. U wilt graag toe naar
één type zwemdiploma. Mij gaat het om een goede kwaliteit zwemdiploma. Met die Nationale
Raad Zwemveiligheid en andere partijen die bij het Sportakkoord hebben aangehaakt,
wil ik kijken hoe ik kan zorgen dat ook die laatste 3% van de kinderen een zwemdiploma
kan halen. De ambitie van elk kind een zwemdiploma zou ik wel heel mooi vinden, maar
ik zie dat dus als een ambitie.
De voorzitter:
Afrondend de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
De crux zat een beetje in die laatste woorden. We laten de school weg. Ik zou kunnen
zeggen: ieder kind van 12 een diploma. Dat vind ik ook goed. De Minister noemt het
een ambitie. Ik zou zeggen: maak daar doelstelling van beleid van. Doe er gewoon alles
aan wat in je mogelijkheden ligt, samen met de zwemverenigingen, de sportbonden, alle
andere aanbieders en vooral de Nationale Raad Zwemveiligheid, om inderdaad die laatste 3% te bereiken
en om te kijken hoe je een zo groot mogelijke groep zwemveilig kunt krijgen, dus met
een A-, B- en C-diploma. Volgens mij zitten we heel dicht bij elkaar. Ik zou graag
willen dat de Minister zegt: dit wordt een doelstelling van beleid en zodra die onderzoeken
er komen, vooral vanuit NL Zwemveilig, ga ik een uitgebreide brief opstellen met hoe
we dat voortaan gaan doen. Dat zou mooi zijn.
Minister Bruins:
Ik begrijp niet helemaal wie die brief maakt, de heer Van Nispen of ik. Ik steek vooral
in op dat lokale maatwerk, op die lokale aanpak, om te zorgen dat die laatste 3% van
de kinderen ook een zwemdiploma krijgt. De kennis van de Nationale Raad Zwemveiligheid
wil ik daarvoor benutten. Dat lijkt mij het meest praktisch. Al die onderzoeken gaat
u allemaal krijgen. Die gaan we ook allemaal bespreken. Het gaat om het concretiseren
van de ambitie om er voor die laatste 3% van de kinderen in ieder geval voor te zorgen
dat ze één zwemdiploma hebben. Het zou mijn ambitie zijn om daarmee te beginnen. Tot
zover de vragen van mevrouw Westerveld, naar ik begreep uit de Achterhoek.
We blijven nog even in de Achterhoek met «Achterhoek in beweging, Scholder an Scholder».
Ik ken het programma Schouder aan Schouder, zoals het is vertaald, en ik vind het
een prachtig voorbeeld van regionale samenwerking. De regio heeft het een paar maanden
geleden bij ons gepresenteerd. Als het kan dienen tot voorbeeld van anderen, vind
ik dat prima. Het is ook wel heel erg Nederlands dat iedereen die zo'n initiatief
onderneemt, vraagt of het mag dienen als pilot voor de rest van Nederland. Je moet
het goeie eruit pikken. Mensen zijn trots op zo'n regionaal programma waarin sport
en bewegen centraal staan. Het waaiert uit naar andere beleidsterreinen. Dat vind
ik heel goed. Ik vind dat ze het heel praktisch opzetten daar in de Achterhoek. Als
het kan dienen als een voorbeeldregio zonder het tot een blauwdruk te maken – dat
zeg ik er meteen achteraan – dan lijkt mij dat heel goed. Wij spreken er met warme
woorden over en ik weet zeker dat de regio bereid is om het uit te dragen naar andere
provincies. Dat lijkt me heel goed.
Daarnaast is gevraagd om het ondersteunen bij het verzamelen en analyseren van data.
We hebben een heel groot instituut by the name of RIVM, dat daarvoor heel goed gebruikt
kan worden. Dat moet een beetje praktisch. Dit is geen gratis cheque. Laten we kijken
wat we bijvoorbeeld via Sport Data Valley kunnen doen. Dat was al een initiatief om
op een zeker metaniveau sportdata in Nederland bij elkaar te halen. Als dat behulpzaam
kan zijn en als het RIVM behulpzaam kan zijn, dan graag.
Er is gevraagd om experimenteerruimte. Met het Nationaal Sportakkoord heb ik niet
beoogd om iets te maken waarin je «Nederland» kunt vervangen door «Achterhoek» waarmee
je vervolgens het Achterhoeks sportakkoord zou hebben. Zo is het beslist niet. Ik
vind juist dat er lokale en regionale initiatieven in thuishoren. Aan het begin van
mijn betoog heb ik gezegd dat er niet oneindig, maar wel een stukje budget voor is.
Er is experimenteerruimte, alles naar de maat en schaal. Dat moet gewoon mogelijk
zijn.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat is goed gesproken door de Minister. Dat is de ene kant van de experimenteerruimte.
De andere kant, en dat ziet er natuurlijk ook op wat bijvoorbeeld mevrouw Van Brenk
zei, is dat je over schotten heen bezig bent in zo'n regionaal akkoord om mensen aan
het bewegen te krijgen. Zo zie je rondom hockey en voetbal dat een aantal mensen die
eerst bij de huisarts liepen met bepaalde klachten, nu gewoon wekelijks op de sportvereniging
staan om daar met andere ouderen aan de slag te gaan. Dat brengt ook een soort saamhorigheid
met zich mee, noaberschap in die zin. Toch knelt er soms ook wat tussen enerzijds
het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en anderzijds het kader van een
sport. Is het in die zin ook een mogelijkheid om – ik zie u kijken, voorzitter. Korter
houden! – op dat soort knelpunten met elkaar te kijken of er experimenteerruimte is?
Dat is het tweede aspect.
Minister Bruins:
Laten we het een beetje praktisch maken. Natuurlijk kijk ik altijd met een sportbrilletje
naar het Sportakkoord, en dus ook naar de regionale sportakkoorden, maar zoals we
eerder hoorden van mevrouw Van Brenk: als het gaat over eenzaamheidsbestrijding, denk
ik dat er op lokaal en regionaal niveau heel veel wethouders zijn die beide in portefeuille
hebben. Beter nog, ze hebben niet alleen het Sportakkoord, ze hebben ook het preventieakkoord.
Wij zijn natuurlijk erg geneigd om door onze Haagse brilletjes te kijken naar de samenleving,
maar als we nou eens afspreken dat wat wij «experimenteerruimte» noemen, gewoon –
laten we het een beetje praktisch maken – het inzetten van de middelen is... Het moet
allemaal keurig en ordentelijk gebeuren, maar wij kijken er vanuit sport en bewegen
naar en een wethouder sociaal domein kijkt ernaar, in het voorbeeld, vanuit het oogpunt
van het aanpakken van eenzaamheid. Dat lijkt mij heel goed. Net zozeer geldt... U
heeft mij aangemoedigd om andere ministeries erbij te betrekken. Onderwijs, Sociale
Zaken. Dat hebben we ook gedaan. En dat zal op lokaal en regionaal niveau ook gebeuren.
Dus ik vind dat we ons daartoe een beetje de ruimte moeten verschaffen. En we zullen
dus absoluut nog een keer een debat krijgen over wat er nou precies in het Sportakkoord
staat en wat in het preventieakkoord en hoe die twee gezwaluwstaart zijn. Maar misschien
is het begrip «experimenteerruimte» hier wel handiger.
De voorzitter:
Afrondend mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De Minister benoemde de crux met zijn woorden «Haagse brilletje» en «ruimte verschaffen».
Want wat je zult zien, is dat die lokale wethouders – inderdaad, elke wethouder die
slim is, moet sport in zijn portefeuille willen hebben – soms ook tegen de Haagse
regels aan lopen die wij hier met elkaar bedacht hebben. Daar zal een ambtenaar de
gemeentelijke wethouder dan ook adviseren: pas op, want u komt nu misschien tegen
de grens van de Wmo aan, terwijl onze bedoeling natuurlijk is om ruimte te verschaffen.
Daar moet volgens mij ook nog naar gekeken worden. Wat knelt er en kan er nog meer
ruimte verschaft worden? Als dat kan en past bij de doelstelling, want laten we wel
wezen.
Minister Bruins:
Ik sta daar open voor. Ik was een paar weken geleden bij de nieuw te vormen gemeente
Westerkwartier in Groningen; dat is Leek en omgeving. Daar hebben ze twaalf tennisverenigingen
in de nieuwe gemeente. Twaalf, mind you. Nou, dat wordt nog een heel vraagstuk op
zich voor allemaal enthousiaste bestuurders. Daar zat de combinatie van sport en andere
elementen uit het sociaal domein wel heel dicht bij elkaar. Daar was de houding van
de lokale bestuurders op dat moment: laten wij eens eventjes kijken hoever we komen.
Wij moeten hier en daar wel afspraken maken, maar met bijvoorbeeld de inzet van een
buurtsportcoach kun je zo breed variëren, dat ik denk dat daar wel een stuk van de
oplossing kan zitten.
Voorzitter. Ik ga verder. Het commercieel of het ondernemend zijn van een sportvereniging.
«Ondernemend» is misschien het betere woord dan «commercieel». Dat is ook het woord
dat ik heb gebruikt in de teksten. «Ondernemend» is niet zozeer dat daar winstmaximalisatie
of zo voorop moet staan, maar ondernemend in gedrag, bijvoorbeeld door te kijken waar
je een dwarsverband kunt maken voor het gebruik van je kantine met bijvoorbeeld de
buitenschoolse opvang of zo. In dat soort opzichten. Dat bedoel ik ermee, niet dat
het commercieel moet zijn. Ja, de begroting van een vereniging moet wel zwarte cijfers
draaien, maar that's it.
Eerder in de beantwoording hebben we het inmiddels gehad over het vrijwilligerskader
en de besteding van het geld voor versterking van de bonden.
Het vrouwenvoetbal heb ik ook net besproken. Niet helemaal? Het gaat om het stimuleren
van vrouwenamateurvoetbal. Ik vind het moeilijk om dat op één sport te concentreren.
Wij spreken hier veel over vrouwenvoetbal. Daar hebben we nu al warme woorden aan
gewijd. Misschien moet ik hier maar gewoon invoegen wat ik eerder heb gezegd over
de rol die ik wil spelen in de richting van de KNVB, maar ook om in interviews met
warme woorden te spreken over vrouwenvoetbal, niet alleen topsport maar ook amateurvoetbal.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik heb heel specifiek amateurvoetbal voor vrouwen gebruikt. Je ziet natuurlijk ook
andere sporten, maar dat is de meest expliciete sport waar je een snelle groei van
leden ziet en een grote betrokkenheid, maar waar nog gebrek is aan goed kader en aan
gelijkwaardige omgang met de faciliteiten die er zijn. We hebben juist nu in dit regeerakkoord
en rondom dit Sportakkoord middelen en mogelijkheden weggezet om daar een zwieper,
een stimulans aan te geven. Ziet de Minister dat en wil hij dat bevorderen?
Minister Bruins:
Dit is een beetje in de categorie: we gaan vanmiddag grasmaaien. Maar wie staat er
dan aan het eind van de middag gras te maaien? Niet de kindertjes van de familie Bruins,
maar papa Bruins zelf. Ik vind die groei van het vrouwenvoetbal echt fantastisch,
maar wat kun je als rijksoverheid voor zwieper aan één sport geven? Ik vind eigenlijk
dat dat op het bordje van de KNVB ligt. Wij kunnen enthousiasme tonen voor topvoetbal,
vrouwenvoetbal. Dat hebben we eerder omstandig gedaan. Daar hoort dan automatisch
bij dat je ook aandacht hebt voor het amateurvoetbal, want die top komt er niet als
de basis niet goed op orde is. Dat soort woorden kunnen we gevaarloos spreken. Maar
wat zou je kunnen doen, behalve met de KNVB in conclaaf gaan en zeggen: zorgt u wel
dat u ook daar de basis op orde heeft? Ik vind het heel moeilijk om daar aan de ene
kant één sport uit te lichten en aan de andere kant acties bij te benoemen. Dat vind
ik ingewikkeld.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik heb het idee dat we vanuit onze beste bedoelingen enigszins langs elkaar heen praten.
Ik bedoel dat we diverse sporten zien waarbij er gewoon knelpunten liggen, als het
gaat om het versterken van de verenigingen en het vrijwillige kader. Ik gebruik daarbij
als voorbeeld de meest in het oog lopende sport. Dat is op dit moment het amateurvoetbal.
Ik ben het met de Minister eens dat daar ook andere sporten achter zitten die ook
aandacht verdienen. Volgens mij kunnen we daar wel op inzetten, want dat gaat niet
alleen maar naar de bonden. Dat gaat ook richting dat vrijwillige kader door verenigingsondersteuners
en andere zaken voor die cultuur, maar ook voor die toevoegingen qua opleidingen en
trainingen die nodig zijn.
Minister Bruins:
Nogmaals, het is prettig dat het vrouwenvoetbal in de lift zit. Maar ik vind het ook
ingewikkeld, want over een paar dagen ga ik weer kijken bij het 3x3 basketball. Dat
is ook zo'n snelle groeier. Wat moet ik dan tegen hen zeggen, als ze vragen: waarom
steek je wel energie in het vrouwenamateurvoetbal om de basis op orde te brengen,
terwijl het 3x3 basketball ook afhankelijk is van een klein groepje ongelofelijke
actievelingen en sportievelingen? Dat vind ik ingewikkeld. Daarom ben ik zo blij dat we een deelakkoord
hebben om sterke bonden en sterke verenigingen te maken en dat ik het daar eventjes
bij kan laten, zonder dat ik een sport eruit moet halen en een andere er daarmee er
niet uit te halen. Die kan dan op goede gronden zeggen: het was wel weer veel voetbal
hè, meneer Bruins, en weinig 3x3 basketball. Daar zit ik een beetje mee. De basis
op orde zou voor alle bonden moeten gelden. Daarom zoek ik naar meer algemene regelingen
die daarbij horen, waar bonden een beroep op kunnen doen.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik ben blij dat u er zo positief over denkt om het een kans te geven, maar misschien
zou u concreet kunnen kijken hoeveel belemmeringen er zijn waardoor vrouwen in een
achterstandssituatie binnen een club moeten opereren. Dan maak ik het breder dan alleen
voetboel, maar ik weet dat er in het voetbal echt schrijnende voorbeelden van zijn
dat men – zeg maar platgeslagen – niet voor vol wordt aangezien en naar het achterkamertje
moet. Misschien praten we hier een beetje over individuele gevallen, maar het lijkt
mij goed om toch te weten hoe we dat kunnen oplossen.
Minister Bruins:
Mevrouw Diertens heeft het nu al over oplossen. Dat is alweer een stap verder. Ik
wil heel graag concreet blijven praten. Wij moeten met warmte blijven spreken over
alle vormen van sport, ook voor meisjes en vrouwen. Voor mensen met een beperking
natuurlijk ook, maar we hadden het nu eventjes over vrouwen. Dat geldt aan de sportieve
kant, maar ook aan de bestuurskant. Ik denk dat het krachtigste is dat wij dat management
by speech doen. Dat zie ik als het meest concreet. Daar waar er schrijnende voorbeelden
zijn, moet iemand binnen de bond iemand anders binnen die bond bij de grote oren pakken
en zeggen: zo doen we dat hier niet. Daar hecht ik veel meer waarde aan dat dat we
dat nou met een of ander overheidsbeleidsdocumentje in mekaar zetten. Als het schrijnende
voorbeelden zijn, dan zit je wat mij betreft in het deelakkoord Positieve sportcultuur,
en vind ik dat er langs lijnen van good governance en sterke verenigingen en sterke
besturen met elkaar moet worden gesproken.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Van mij ook geen pleidooi om het van onze kant op te lossen, maar ik ben wel blij
dat u de organisaties en de mensen aan de oren gaat trekken.
De voorzitter:
Ik heb geen vraag gehoord. Misschien een korte reactie?
Minister Bruins:
Het is niet zo dat ik de mensen bij de oren ga pakken. Ik vind dat dat echt iets van
een bond is. Natuurlijk is er uiteindelijk altijd het tuchtrecht, maar in dat stadium
zaten we niet. Dit ging wat meer over een zwieper geven aan het enthousiasme voor
vrouwelijke amateursporters en het deelnemen in besturen. Dat moet zo gewoon zijn als het maar kan zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan een vraag van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Die sluit eigenlijk aan bij de laatste opmerking van de Minister. Natuurlijk zullen
er excessen zijn, maar volgens mij zijn die excessen niet alleen toegespitst op man
of vrouw zijn. Volgens mij gaat het gewoon over excessen die de Minister aan kan pakken.
Ik zie niet echt een probleem. Alsof vrouwen op een of andere manier achtergesteld
zijn in het voetbal of zo. Het is net alsof we gaan promoten dat mannen in de turnsport
extra aandacht moeten krijgen. Voor iedereen is even veel plek volgens mij. Ik zie
totaal niet dat er bij het voetbal een probleem is dat de vrouwen verbannen worden
naar een achterveldje of zo. Ik vind het echt totaal een onzinverhaal.
Minister Bruins:
U zegt het eigenlijk al: voor iedereen moet er plek zijn in de sport. Dat is wat we
willen bereiken. Als er voorbeelden worden genoemd hier in dit debat van waar dat
gelijke speelveld – wat een mooi woord – nog niet is bereikt, dan moeten we kijken
wat onze mogelijkheden zijn. Ik vind die vanuit overheidskant niet zo heel groot,
maar vanuit het Sportakkoord kunnen we wel proberen een bijdrage te leveren aan een
positieve sportcultuur. We kunnen daar wel een lampje op zetten. Dat leek mij de bijdrage
die u van mijn kant mag verwachten.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Dan begrijp ik dat we het eens zijn dat we excessen altijd aan moeten pakken, maar
dat er op dit moment geen grote signalen voor de Minister liggen dat hij nu echt beleid
moet gaan maken, omdat het echt een megaprobleem is dat vrouwen achtergesteld worden.
Minister Bruins:
Ik ga geen dikke beleidsnota's maken. Dat heb ik nou net omstandig lopen betogen in
de richting van mevrouw Diertens.
Voorzitter. Dan de maatschappelijke diensttijd. In het deelakkoord Vitale sportaanbieders
wordt nauw aangesloten bij het programma Maatschappelijke Diensttijd, waarvoor nu
enkele pilots zijn gestart. De werkbare elementen uit deze pilots worden op korte
termijn opgehaald en doorvertaald naar de sportsector om vrijwilligers te werven voor
sportaanbieders. De behoefte van jongeren staat centraal bij de aanpak van de maatschappelijke
diensttijd. En, wat treft, de sport staat hoog op de lijstjes van jongeren om daarbinnen
hun maatschappelijke stage te volbrengen. Ik verwacht dan ook dat veel van dergelijke
stages binnen de sport zullen plaatsvinden.
Mevrouw Bruins Slot heeft gesproken over het inclusief sporten als side-event. Als
een partij in aanmerking wil komen voor subsidie voor een sportevenement, geldt daarbij
altijd de voorwaarde dat er side-events moeten worden georganiseerd, want zoals we
allemaal weten, wordt daarmee de maatschappelijke waarde van dat evenement vergroot.
Het is natuurlijk aan de organisatoren, meestal samen met de gemeente of de provincie,
om te bepalen welk type side-event het beste past in de lokale context. Die kunnen
betrekking hebben op maatschappelijke ambities en verschillende doelgroepen. Het is
goed mogelijk dat niet alle doelgroepen daarbij voldoende aan bod komen. Het punt
dat niet alle groepen noodzakelijkerwijs aan bod moeten komen, wil ik wel meenemen
in de gesprekken die wij gaan voeren over de uitwerking van de zesde ambitie van het
Sportakkoord. Dat gaat over de topsportpijler. Dat gaat dan ook over topsportevenementen
en de side-events.
Ik denk eerlijk gezegd dat we toegaan naar een situatie waarin evenementenorganisatoren
juist meer en meer side-events voor mensen met een beperking zullen opnemen. Ik denk
dus dat we daar eigenlijk niet zo heel veel voor hoeven te doen, omdat het steeds
logischer wordt omdat de sport en de samenleving dat verlangen. Om weer een hokje
binnen een ander hokje af te zonderen in die zin dat daar altijd, 100% aan moet worden
voldaan, vind ik ingewikkeld. Maar dat ik het ga stimuleren en dat ik zelf bij de
uitwerking van de zesde pijler van het Sportakkoord ga kijken naar het subsidiekader
voor side-events, wil ik wel toezeggen.
Voorzitter. Dan het aantal deelnemers aan de Invictus Games. De afvaardiging van Nederland
naar de Invictus Games vind ik echt iets voor de sporters zelf. We moeten natuurlijk
met het beste team komen. Ik denk dat de sportsector dat het beste kan selecteren.
Mochten er financiële belemmeringen zijn, dan ben ik graag bereid om samen met de
collega van Defensie te kijken naar oplossingen, maar laten we hopen dat die zich
niet voordoen.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Bij mijn werkbezoek gister aan het wheelchairtennis in Bemmel heb ik hier heel uitgebreid
over gesproken met de mensen die naar de laatste Invictus Games in Sidney zijn geweest
twee maanden geleden, geloof ik. Die gaven heel duidelijk aan dat de beperking van
het aantal deelnemers vanwege een financieel probleem zou zijn. Ik zit even te zoeken
naar de volgordelijkheid. Ik heb in dit debat aangegeven dat dat de reden is dat er
zo'n klein team mag worden gestuurd in 2020. Dat is zonde, omdat wij moeten laten
zien wat deze mensen voor Nederland betekend hebben. U geeft nu aan: als er een probleem
is, moeten we dat oplossen. Ik zit even te zoeken: wat verwacht u nou van mij?
Minister Bruins:
Altijd warme woorden voor de sport, meneer Heerema. Dat is wat ik van u verwacht.
Dat mag u ook van mij verwachten. Ik was gistermiddag niet in Bemmel. Ik zat een debat
voor te bereiden. Dat had u al gedaan. Natuurlijk, ja. Maar voor de Invictus Games
is de collega van Defensie het eerste aanspreekpunt. Als dit vraagstuk nog niet is
gemeld, is het misschien handig dat dat daar wordt belegd. Dat vind ik de handige
werkwijze. En mijn toezegging heeft u op zak. Dat lijkt mij praktisch.
Voorzitter, mag ik overgaan naar een andere vraag van mevrouw Bruins Slot? Die ging
over doping. Wil de Minister de IGJ een aanwijzing geven om artsen tuchtrechtelijk
te gaan aanpakken voor het toedienen van doping? Als er wordt gemeld bij de inspectie,
dan kan de inspectie die doorzetten bij het medisch tuchtcollege. De aanwijzing is
niet een bevoegdheid die ik als Minister heb. Het zijn de inspectie en het tuchtcollege
die moeten kijken welke zaken er worden onderzocht. Een aanwijzing geven doorkruist
de rolverdeling die wij thans hebben.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Deze Minister weet ook dat ik jarenlang die wetgeving heb gedaan. Er zijn natuurlijk
twee routes. De eerste route is dat de inspectie zelf een tuchtzaak kan beginnen op
basis van de casuïstiek die binnenkomt. Bij het medisch tuchtcollege gaat het om het
feit dat de persoon van de arts zelf wordt aangepakt, maar je kan ook de zaak zelf
aanpakken. Op dat moment bestaat er gewoon een aanwijzingsbevoegdheid op basis van
de wet. Daarnaast kan de persoon van de arts worden aangepakt. Die bevoegdheid ligt bij de Inspectie Gezondheidszorg zelf. Ik ga mijn achterliggende vraag hier
nog een keer helder stellen: waarom is er in al die jaren dat we het hebben over dopingcasuïstiek
waarbij artsen betrokken zijn, nog nooit een arts tuchtrechtelijk veroordeeld voor
het toedienen van doping bij een sporter?
Minister Bruins:
Daar kan ik u geen antwoord op geven, want ik ken het antwoord op die vraag niet.
Ik wil dat best mee terug nemen om te kijken of ik daar een meer helder antwoord op
kan geven, maar dan moet ik echt eventjes een paar jaar terugkijken in beleidsnotities.
Ik kan u niet een beter antwoord geven dan dit.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik vind dit wel echt een aangelegen punt, want de Minister is goed bezig met het aanpassen
van de wetgeving als het gaat om het tuchtrecht. Daar hebben we de afgelopen jaren
ook met zijn voorganger heel veel discussies over gehad. Ondertussen wil de Minister
ook werk maken van een hardere aanpak van doping. Hij heeft een gereedschapskist die
verder gaat dan wat hij nu gebruikt. Ik denk dat ik gewoon in de tweede termijn met
een motie terugkom. Dat lijkt mij het handigst.
Minister Bruins:
Dan wacht ik eventjes die motie af, want de aanpak van doping is inderdaad een aangelegen
punt en ik zoek naar praktische methoden om die aanpak te versterken ten opzichte
van wat we al doen.
Dan het punt van de matchfixing. De vraag was hoeveel matchfixingsignalen er de afgelopen
jaren zijn opgepakt. Dat zijn er ongeveer tien. Wat zou het ministerie kunnen doen
in de aanpak van matchfixing en wat kan de sport doen? Eerst maar eventjes wat er
volgens mij aan de kant van VWS beter zou kunnen in het bestrijden van matchfixing.
Matchfixing kan alleen bestreden worden door een nauwe samenwerking tussen de sportsector,
de kansspelsector en de opsporing en de vervolging. Daarbij moet het gehele spectrum
van preventie en signalering tot repressie op orde zijn. Dat geldt zowel voor de betaalde
sport als voor de amateursport en zowel voor gokgerelateerde als voor niet-gokgerelateerde
matchfixing. Die samenwerking is inmiddels tot stand gekomen. Daar hebben we eerder
over gesproken. Partijen weten elkaar te vinden en er vindt afstemming plaats. De
samenwerking zal de komende periode wel versterkt en uitgebouwd moeten worden. Op
nationaal niveau kunnen wij daar veel aan doen. Op internationaal niveau is dat ook
nodig.
Verder wordt er samen met alle partijen momenteel gewerkt aan de aanstelling van een
informatiecoördinator, zodat informatie vanuit de sport, de kansspelen, de opsporing
en de vervolging actief bijeen kan worden gebracht. Daarstraks ging het debat even
over de vraag waar we de informatiecoördinator plaatsen. Dat valt nog even te bezien.
Ik ben daar nog niet helemaal uit. Is dat aan de kant van de sport, aan de kant van
de politie, aan de kant van het ministerie? Ik ben nog een beetje aan het zoeken.
Bij de sport vind ik iets minder logisch. Stel je voor dat er een kandidaat vanuit
de politie komt, dan is het misschien wel handig om de coördinator daar laten, maar
die kan ook een andere plek krijgen.
Voorzitter. De sportsector neemt met mijn steun verdere maatregelen die bijdragen
aan het signaleren en voorkomen van matchfixing. Blijvende inzet is nodig op het terrein
van preventie, signalering en repressie. Bij repressie is de verantwoordelijkheid
gelegen bij JenV.
Wat doet de sport in de aanpak van matchfixing? Aan de kant van de preventie gaat
het om oud-topsporters die voorlichting geven over matchfixing en de risico's ervan.
NOC*NSF heeft een e-learning ontwikkeld om sporters, trainers en bestuurders door
teksten en filmpjes weerbaarder te maken tegen matchfixing. Ook heeft NOC*NSF gedragscodes
voor verschillende doelgroepen ontwikkeld. Dat was de preventie.
Dan nog over het opsporen. NOC*NSF heeft het Vertrouwenspunt Sport opgericht, dat
wordt omgevormd tot het Centrum Veilige Sport. Hier kunnen allerlei misstanden binnen
de sport, waaronder matchfixing, ook anoniem worden gemeld. Daarnaast hebben KNVB
en NOC*NSF samen een tool ontwikkeld waarin signalen van matchfixing verwerkt kunnen
worden. KNLTB, KNVB en NOC*NSF sluiten regelmatig aan bij het signalenoverleg, dat
is bedoeld om mogelijke gevallen van matchfixing te delen met de opsporingsdiensten.
Daarbij wordt een intelligencepunt sport ingericht om de signalen uit de sport centraal
te verzamelen. Voorts wordt door TNO en de VU de toegevoegde waarde van big data bij
de detectie van matchfixing onderzocht.
Voorzitter. Dat zijn een aantal concrete punten in de aanpak van matchfixing, die
dus wat mij betreft voor een stukje op het bord liggen bij JenV, maar lang niet allemaal.
Daarbij probeer ik met name de contacten met de bonden en NOC*NSF op een praktische
manier matchfixing aan te pakken en een stap verder te gaan dan een tijdje geleden.
Dan was er nog een vraag over de formule 1, maar die heb ik al beantwoord.
De heer Van Nispen (SP):
Om te voorkomen dat we zo meteen weer op het punt van matchfixing uitkomen; ik wil
niet de volgorde van de Minister in de war schoppen. Ik ben erg benieuwd waar de informatiecoördinator,
waar onder anderen mevrouw Bruins Slot en ik al heel lang op wachten, terecht gaat
komen. Wanneer komt die coördinator er en is bekend waar die gepositioneerd gaat worden?
Minister Bruins:
De informatiecoördinator wordt nu geworven. Dat heeft inderdaad een tijdje geduurd,
want welk profiel hang je aan de coördinator? Daar moet u zich allemaal niet druk
om maken, maar dat heeft wel even tijd gekost. De vraag waar hij terechtkomt, heb
ik net beantwoord. Ik wil hem niet bij de sport neerzetten. Voor de rest zoek ik naar
een praktische plek. Ik zei net in antwoord op mevrouw Bruins Slot: stel je voor dat
het iemand is die uit de politieorganisatie komt, dan vind ik het niet zo'n bezwaar
als hij bij de politie blijft. Maar hij mag ook naar het ministerie. Hij kan ook uit
een andere kolom komen. Het gaat mij erom dat ik een coördinator krijg die het goede
netwerk heeft en die de goede informatie ophaalt. Ik ben op zoek naar de goede persoon.
De plek waar diegene zit en of het een hij of een zij is, vind ik dan minder belangrijk.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Misschien heeft de Minister gelijk. Mijn gedachte was eerder dat je moet zorgen dat
die persoon de juiste bevoegdheden heeft. Als je op het ministerie wordt weggezet,
heb je uiteraard andere bevoegdheden dan wanneer je onder leiding van het OM staat.
Dit gezegd hebbende, ik hoop dat de Minister met een goede oplossing komt. We hopen
daar snel wat van te horen.
Minister Bruins:
Dat lijkt mij een goed idee. U merkt wel aan mij dat die coördinator er komt. Ik ben
aan het zoeken, met profiel en plek. Als ik een stapje verder ben, ga ik u daarover
informeren. Dat zal ik doen.
Voorzitter. Zo kom ik als vanzelf bij de vragen die zijn gesteld door de heer Van
Nispen. Allereerst de vraag wat ik ga doen om het buitenspelen bij kinderen te bevorderen.
Ik wil met name de 30 miljoen uit het Sportakkoord gebruiken voor de samenwerking
met lokale en regionale partijen. Ik wil dat vliegwiel gebruiken om met name in te
zetten op initiatieven met gemeenten, provincies en andere partijen. Dan moet het
gaan om het organiseren van een prettig buitenklimaat. Het gaat niet alleen om sportvoorzieningen,
maar ook om beweegvoorzieningen, zoals klimrekken en speelrekken. Daar ben ik naar
op zoek.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Hier heb ik toch wel wat verduidelijking op nodig. We hebben een Sportakkoord gemaakt,
waarin we de sport proberen te versterken. Er zit 30 miljoen in een bepaalde pot om
initiatieven te ondersteunen. Gaat de Minister nu proberen om een klein deel van het
budget in te zetten, zodat er met cofinanciering of iets dergelijks op lokaal niveau
klimrekken en speeltoestellen worden georganiseerd? Ik probeer even te zoeken naar
wat de reikwijdte van deze begroting dan is, want het geld moet vooral in de sport
terechtkomen, en dit is volgens mij toch wel iets dat verder gaat dan echt alleen
de sportbegroting.
Minister Bruins:
Dan heb ik me misschien niet goed uitgedrukt. We hebben in het veld bijvoorbeeld foundations
als Jantje Beton, Cruyff en Krajicek. Dat zijn partijen die betrokken zijn bij het
maken van het Sportakkoord. Als ik nou met hen de hefboom kan aanzetten, met gemeenten
en andere sponsorinitiatieven van die partijen, om te kijken of er meer sport en bewegen
– laat ik het dan zo formuleren – meer Cruyff Courts en meer trapveldjes kunnen komen,
dan is dat mij dierbaar.
De voorzitter:
De heer Heerema, afrondend.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Die verduidelijking had ik even nodig. Daar steun ik de Minister volledig in.
Minister Bruins:
De Minister jubelt, voorzitter.
De heer Van Nispen vroeg: kan de Minister zich positief uitspreken over de initiatiefwet
van de SP? Nee, dat kan ik niet. Het kabinetsstandpunt over deze wet komt van collega
Slob. Per slot van rekening heet de initiatiefwet «Bewegingsonderwijs» en moet de
reactie dus ook komen van Onderwijs. Dat wist de heer Van Nispen ook wel. We hebben
vorig jaar een soortgelijke discussie gehad, zij het niet aan de hand van deze initiatiefwet.
Vermoedelijk krijgen we die volgend jaar weer, maar dat geeft helemaal niet.
De heer Van Nispen (SP):
Volgend jaar is die wet aangenomen, Minister, dus dan hoef ik die vraag niet meer
te stellen. Maar als je de klemtoon anders legt, niet op onderwijs maar op bewegen,
dan kun je ook zeggen dat deze Minister er wel degelijk een standpunt over mag hebben.
Waar het om gaat is het volgende. De adviesraden zeggen: plezier in bewegen betekent
iedere dag minstens een half uur bewegen op school; dat is belangrijk. De reactie
van de Minister van Onderwijs op het luiden van de noodklok door deze adviesraden
geeft weinig hoop. Hij zegt namelijk: het kan niet, want er wordt al heel veel gevraagd
van het onderwijs. We hebben dat opgelost door te zeggen: dan investeren we extra
in vakleerkrachten en stellen we die beschikbaar aan het onderwijs; daardoor wordt
de werkdruk verlicht. Dat zou de Minister van Onderwijs moeten steunen, maar deze
Minister ook, want deze Minister moet zich toch ook zorgen maken over de bewegingsarmoede
in Nederland. We kunnen dus gaan zitten wachten tot die wet behandeld wordt – en dat
gaan we snel doen, hoor; dat is het punt niet – en de Minister van Onderwijs daar
een keer iets over mag zeggen. Maar het zou ook heel erg helpen als deze Minister
dit signaal zou oppakken. Misschien kan hij dat vandaag niet in het openbaar zeggen.
Maar de Minister-President heeft dat advies plezier in bewegen ook aangenomen van
de adviesraden. Bespreek dat een keer in het kabinet en kijk of er in dit onderzoek
argumenten zitten om naar de langere termijn te kijken.
Ik heb dadelijk geen tweede vraag, voorzitter, dus ik maak deze wat langer. Excuus
daarvoor.
Kijk niet alleen naar wat het de komende vijf jaar kost, maar ook naar wat het na
10, 20 of 30 jaar allemaal oplevert en wat het onze samenleving scheelt als gevolg
van lagere zorgkosten, hogere arbeidsproductiviteit, lager ziekteverzuim en betere
leerprestaties van jongeren. Is de Minister... Nou ja, ik ga het niet eens vragen.
Ik ga gewoon aan de Minister vragen – daar hoeft hij geen antwoord op te geven – om
dat mee te nemen naar het kabinet en om daar een keer een hele goede discussie en
een positief advies over te hebben.
De voorzitter:
Uw oproep is duidelijk.
Minister Bruins:
Dat er een kabinetsstandpunt moet komen, heb ik u zonet al gezegd. Met de rest van
het bericht dat de heer Van Nispen heeft uitgesproken werd ik vanmorgen wakker. Hij
was vroeg uit de veren. Ik dacht dat hij om 6.10 uur op de radio was. Maar even los
van uw initiatiefwet: ik heb het net gehad over de trapveldjes, de Cruyffveldjes en
de Krajicekveldjes. Dat helpt een beetje. Dan gaat het over de buurtsportcoaches.
Ik denk dat dat echt helpt. Dat vind ik een heel prettige maatregel. U heeft nog een
vraag gesteld over de beweegrichtlijnen. U vroeg mij om daar reclame voor te maken.
Daar ben ik het mee eens. Dat gaan we doen. Dat zijn allemaal onderdelen waar dat
bewegen in voorkomt. Dat zie ik in mijn eigen portefeuille. Ik vind het ook het makkelijkste
om daarover te spreken, omdat ik, huiselijk gezegd, daarover ga. Daarvan wil ik ook
alle ingrediënten benoemen, omdat ik het met u eens ben dat bewegen voor jongeren
heel belangrijk is.
Dan heeft de heer Van Nispen gevraagd: moet er niet een campagne komen rondom de Beweegcirkel?
Ik was niet van plan om daar nou weer massaal een speciale campagne voor te maken.
Wel heb ik ingezet op een landelijk congres over bewegen, waarbij zorgprofessionals
kunnen aanschuiven en waar die beweegrichtlijn wordt besproken. Ook zal ik die Beweegcirkel
bekendmaken bij andere programma's, zoals Gezonde School en Jongeren Op Gezond Gewicht,
en bij Pharos, het NOC, huisartsen en GGD's. Dus ik ga er energie in steken om die
Beweegcirkel – een soort Schijf van Vijf maar dan voor bewegen, zeg ik iets te praktisch
– uit te venten.
De heer Van Nispen heeft ook gevraagd naar de Toto en de sportsector. Wordt die niet
de dupe? Ik antwoord hier met het eerder genoemde governanceonderzoek.
Over de btw hebben we het inmiddels gehad. Over de doping hebben we het gehad. Over
de informatiecoördinator hebben we het gehad. Over de matchfixing hebben we het gehad.
Over de zwemveiligheid hebben we het gehad.
Dan heb ik nog liggen de sporters met een beperking. Hoe zorgen we ervoor dat binnen
het deelakkoord Inclusief sporten en bewegen mensen met een handicap daadwerkelijk
meer gaan sporten en bewegen? In het Sportakkoord wil ik ervoor zorgen dat praktische
belemmeringen zo veel mogelijk worden weggenomen. Dus als je gaat sporten en je je
bijvoorbeeld meldt bij Uniek Sporten, dan kun je naar een vereniging toe die de spullen
heeft klaarstaan, zodat je een keer kunt sporten bij die sport die je nog niet kende
en waarvoor je de materialen niet had, op een plek bij jou in de buurt. Dat is zo'n
voorbeeld. Daarnaast is ook in de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud van
sportaccommodaties een lijst opgenomen met fysieke toegankelijkheidsmaatregelen, waardoor
je bij de bouw van zo'n accommodatie in aanmerking kunt komen voor een extra budget.
Dat lijkt me ook heel praktisch. Dat zijn twee voorbeelden van hoe we daarmee aan
de slag willen gaan.
Is in het evenementenbeleid structureel plaats voor internationale evenementen voor
mensen met een beperking? Misschien even ter verduidelijking: gaat dit over de side
events die worden gevraagd naast de internationale sportevenementen?
De heer Van Nispen (SP):
Nee, want daar is zonet antwoord op gekomen; dat gebeurt steeds meer. Dit gaat echt
over de evenementen zelf.
Minister Bruins:
Is in het evenementenbeleid structureel plaats voor internationale evenementen voor
mensen met een beperking? Dan is het antwoord ja. Gewoon ja.
Is er voldoende zendtijd voor de Paralympische Spelen? Wij vinden het altijd te weinig,
maar laat ik één voorbeeld noemen uit het voorjaar. Toen hadden wij hier op nationale
televisie de huldiging van olympische en paralympische sporters in één event. Ik vond
het machtig mooi om daarbij te zijn en ik vind dat ook een manier om de sport te beleven
en te tonen. Bij een eerder werkbezoek aan China heb ik ook tegen de collega aldaar
gezegd dat hij maar eens even moest kijken naar dat filmpje. Ik vind het samenbrengen
van olympische en paralympische sporters in één huldiging namelijk echt een voorbeeld
dat navolging verdient.
Tot zover.
De heer Van Nispen (SP):
Dat laatste vind ik ook mooi, dus daarvoor inderdaad een compliment aan degene die
het toekomt. Maar het ging inderdaad over zendtijd. Ik ben geen mediaspecialist, maar
ik heb begrepen dat er een evenementenlijst is als bijlage bij de Mediawet, met verschillende
categorieën. Op die lijst staan de Olympische Spelen in categorie B. Dan ben je verzekerd
van zes uur zendtijd per dag. En de paralympiërs zijn verzekerd van tien minuten per
dag. Nou weet ik wel dat het in de praktijk meer is, maar daar zit niks tussen. Het
baart mij dus toch zorgen. Kan de Minister daar nog op ingaan of ernaar kijken?
Minister Bruins:
Meneer Van Nispen heeft werkelijk een fijne neus voor het stellen van vragen die gaan
over andere portefeuilles dan de sportportefeuille, want dit is mediabeleid. U moet
dus echt zijn bij de collega van media-aangelegenheden. Wat u mij vertelde, wist ik
trouwens niet.
De voorzitter:
Dat WGO is trouwens ook vandaag. O nee, dat gaat over cultuur. De heer Van Nispen,
afrondend.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, nog even ergens anders over, een hele andere portefeuille, namelijk die van Financiën.
Ik heb zo'n fijne neus dat ik daar nog één keer mee doorga. De Minister heeft inderdaad
iets gezegd over de btw-vrijstelling. Ik heb opgeschreven dat de Minister heeft gezegd:
dat gaan we in het geheel compenseren en niet een beetje, en ja, ik houd de vinger
aan de pols. De vraag die ik letterlijk stelde, was: er komen dus geen negatieve gevolgen
voor de sport als gevolg van de wijziging in belastingregels, kan de Minister dat
toezeggen? Het antwoord daarop is dus ja. Zo heb ik het begrepen, anders had de Minister
deze vraag niet overgeslagen.
Minister Bruins:
Ik zal even herhalen wat ik heb gezegd. De 241 miljoen euro die vanaf 2019 op mijn
begroting landen als gevolg van de verruiming van de btw-vrijstelling voor sportbeoefening,
worden ingezet om het fiscale nadeel dat voor de sport ontstaat te compenseren; niet
een beetje, maar in zijn geheel. Ik houd de vinger aan de pols. Dat is de toezegging
die ik heb gedaan en die ik ook zo heb verwoord in de brief die u afgelopen vrijdag
heeft gekregen. Dus als het met mij eens bent, hebben we de goede woorden gekozen.
Ik heb even herhaald wat ik in de inleiding heb willen zeggen.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Van Nispen (SP):
Ik probeerde het ook niet anders weer te geven. Volgens mij zijn we het daarover eens,
maar het is wel zo dat de praktijk zich zorgen maakt. Die zorgen zijn, zo heb ik me
laten vertellen, na de brief van afgelopen vrijdag ook niet weg. Dan geef ik toch
nog een iets nadere invulling. Hoe gaat de Minister in de eerste maanden van 2019
de vinger aan de pols houden? Stel nou dat die 241 miljoen niet voldoende blijken
te zijn. Mensen in de praktijk vinden die regeling gewoon hartstikke ingewikkeld en
ik snap dat heel goed. Ik vind dat zelf ook. Als dat niet genoeg blijkt, op welk moment
wordt daar dan opnieuw naar gekeken? Wat is het moment waarop mogelijk gekeken wordt
of de extra belastinginkomsten bij het Ministerie van Financiën eigenlijk terug moeten
naar de sport, omdat ze daar thuishoren? Hoe gaat dat de komende maanden dan?
Minister Bruins:
Ik heb in de brief van vrijdag een verruiming van de aanvraagtermijn aangekondigd.
Dat is tot 1 mei volgend jaar. Dan weet ik meer. De vinger die ik aan de pols wil
houden, is de monitoring om te bezien of die 241 miljoen voldoende is. Ik denk dat
dat het geval is, want daar is dat bedrag op berekend. Dat is niet een slag in de
lucht, maar dat is daarop berekend. Dan kan ik u ergens rond die datum meer informatie
geven. Tot zover, voorzitter.
Dan kom ik bij de vragen van D66. Over vrouwen in de sport en zwangerschap hebben
we het gehad. Over de diversiteit van besturen hebben we het ook gehad. Dan kom ik
op de internationale governance in verband met sportbesturen en sport eerlijker maken.
Mevrouw Diertens stelde daar een vraag over. Ik zou willen zeggen: wat kan Nederland
daaraan doen? Eigenlijk zijn dat twee dingen. Een. Wij zullen altijd blijven doorgaan
– dan bedoel ik met «wij» niet alleen de overheid maar ook NOC*NSF en de bonden –
om meer Nederlanders op plaatsen in internationale besturen te krijgen. Het lijkt
me heel goed en nuttig om dat te blijven doen. Twee. Het is net alsof ze het lesje
allemaal geleerd hebben, maar dat is niet zo. En toch kiest iedereen voor de Dutch
approach: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Wij zijn niet zo heel erg van
de megalomane projecten, maar wij zijn van: twee keer het dubbeltje omdraaien en daar
het maximale uit halen. Dat is een manier die ik bij internationale sportbestuurders
en ook elders zie. Dat spreekt mij zeer aan. Veel concreter dan dit zou ik mevrouw
Diertens niet kunnen antwoorden.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik leef daar ook wel in mee. Ik las zaterdag weer een stukje van Rutger Smith, de
reus uit Leek, gemeente Westerkwartier. Hij is heel erg teleurgesteld, omdat hij als
internationale speler toch nog steeds medailles moet krijgen uit 2012. De hele structuur
is eigenlijk zo ziek als ik weet niet wat. Dat zijn ook zijn woorden. Het zit niet
alleen in de codes en de regels, maar ook in de mensen die bij coöptatie benoemd worden.
Ik begrijp dat wij dat graag anders willen en dat dat een lange weg is, maar ik zou
het toch wel heel fijn vinden als Nederland dat wat meer op de agenda zou zetten bij
de internationale bonden. Dit is toch echt heel, heel erg jammer. Eigenlijk zouden
we niet zo met elkaar om moeten gaan.
Minister Bruins:
Ik zie bijna niet hoe ik hier een concreet actiepunt van kan maken. Tegelijkertijd
ben ik het erg met mevrouw Diertens eens als het gaat om een goed, open en transparant
sportklimaat, nationaal en internationaal. Dat vind ik van heel groot belang, maar
ik vind het heel moeilijk om daar een actiepunt uit te halen. In de loop van de dag
hebben we hier een paar punten besproken waarbij NOC*NSF ook betrokken is. Ik wil
dit thema best nog eens bij hen op tafel leggen, maar ik zie ook hierin niet direct
een praktisch handelingsperspectief gelegen.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik vraag ook niet naar een praktisch handelingsperspectief. Als u het op de agenda
kunt zetten waar dat mogelijk is, ook bij uw internationale contacten, en als wij
dat allemaal doen, dan zorgen we er misschien toch voor dat een heel klein steentje
uit de Hofvijver ook internationaal landt.
Minister Bruins:
Eens.
Voorzitter. Dan nog een vraag over de arbeidsmarkt. Mevrouw Diertens vroeg aandacht
voor de kleine contracten. Dat punt zie ik ook. Misschien kan hiervoor de buurtsportcoachregeling
een oplossing zijn, omdat je dan op een goede manier bij één persoon verschillende
kleine contractjes kunt bundelen. Ik weet het niet, maar dat zou mogelijk kunnen zijn.
Maar het geldt ook wat algemener. Met NOC*NSF loopt nog het gesprek over de vraag
hoe je loopbanen in de sport wat meer perspectief bieden. Daarbij gaat het dus niet
om de kleine baantjes stukje voor stukje, maar om het maken van wat grotere banen.
Mag deze er dan bij op het lijstje voor het gesprek met NOC*NSF? Is dat niet het meest
praktisch?
Mevrouw Diertens (D66):
Ik zou het ook graag op het lijstje willen hebben voor het gesprek met de federatie
van werkers in de sport. Want dat is toch een organisatie die ook de belangen behartigt
van de professionals in de sport, de trainers en coaches. Ik denk gewoon dat het belangrijk
is dat dit wordt doorgesproken, ook gelet op de laatste nota die uitkomt over de ontwikkelingen
in het veld.
Minister Bruins:
Ik lees te snel uit eigen werk voor: niet alleen met NOC*NSF, maar ook met de WOS,
de Werkgevers in de Sport. Ik zal dat gesprek op gang brengen voor zover van toepassing.
Voorzitter. Over het vrouwenvoetbal hebben we het net al gehad.
Tot slot de vragen die zijn gesteld door mevrouw Van Brenk. Is de Minister het met
50PLUS eens dat de overheid invloed moet hebben op de besteding van geld voor ouderen
op gemeenteniveau? Ik denk eigenlijk dat ik die vraag bij de inzet van de buurtsportcoach
heb beantwoord. Het is heel belangrijk om de cofinanciering van de gemeenten niet
kwijt te raken. Dus dat gemeenten ook invloed houden op de besteding van de gelden
begrijp ik heel goed. En u begrijpt dat ik vooral wil inzetten op meer bewegen, op
sport en bewegen aan de kant, voor iedereen die gebruikmaakt van de buurtsportcoachregeling.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
In 2017 is een evaluatie gedaan. Is het mogelijk dat we binnen afzienbare tijd nog
eens zo'n overzicht krijgen? Zowel de VVD als 50PLUS wil daarin graag inzicht hebben:
wat doet die buurtcoach nou? Ik zou het fijn vinden om te zien hoeveel tijd de buurtsportcoaches
besteden aan ouderen. Ik kan me voorstellen dat we dat ook willen weten over de jongeren.
Minister Bruins:
U heeft eind 2017 zo'n evaluatie gehad. Ik moet eventjes zoeken naar een moment waarop
ik weer echt iets nieuws te vertellen heb. Als ik heel lang of langzaam praat, dan
lukt het mij nog om u dat in de eerste termijn te vertellen. Ik lees het hier: volgend
jaar! September. U wilt allemaal zo'n evaluatie, maar u wilt daar allemaal andere
dingen in lezen, dus dat wordt nog een heel klusje. Maar volgend jaar september ontvangt
u die monitor en dan kunt u ernaar kijken: wat zit er in sport en wat zit er in bewegen
en wat gaat er naar jong en wat gaat er naar oud? Dat houd ik in gedachten bij de
voorbereiding.
Voorzitter. Ook de ouderen worden in het Sportakkoord bediend. Mevrouw Van Brenk,
als u kijkt naar het onderdeel sporten en bewegen, dan ziet u dat het Ouderenfonds
een van de partners is bij de ondertekening. En daar ben ik eigenlijk heel blij mee.
Dan tot slot nog een andere vraag van de hele stapel: is de Minister bereid in gesprek
te gaan met geriatrische afdelingen, anders dan die van het Diakonessenziekenhuis,
om bewegen bij ouderen of zieke ouderen te stimuleren? Ik wil daarbij een beetje parafraseren.
Het Ouderenfonds is een van de partijen binnen de alliantie «inclusief sporten en
bewegen». En ik zou graag met het Ouderenfonds het gesprek aangaan om te verkennen
of en hoe die beweegrol nog sterker kan worden, en hoe we dat bij verschillende partijen
kunnen stimuleren. Dus dan noem ik niet het ziekenhuis, maar het Ouderenfonds als
gesprekspartner.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dat roept nog een vraag op bij mevrouw Van Brenk. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ja, nog eentje, omdat ik die in mijn spreektijd niet heb kunnen adresseren. De Minister
nam ons helemaal aan het begin even mee door de begroting, waarbij hij ook aangaf
hoeveel geld er uitgetrokken is voor de toegankelijkheid van sportaccommodaties voor
mensen met een handicap. Mijn vraag is: zijn al die sportaccommodaties nu toegankelijk
voor gehandicapten? Of is er een planning, zodat wij weten wanneer ze allemaal wél
toegankelijk zijn?
Minister Bruins:
Nee. Er wordt wel door heel veel partijen in het land aan gewerkt, maar het is niet
zo dat wij een soort nationaal plan voor het op orde brengen van accommodaties voor
mensen met een beperking hebben. Het initiatief daarvoor ligt steeds bij de verenigingen,
en soms ook bij de gemeenten. Het is dus niet zo dat we successievelijk een wittevlekkenplan
kunnen dichtwerken of afstrepen. En we zullen echt nog een reeks van jaren nodig hebben
om alle verenigingen voor alle sporters, valide en minder valide, toegankelijk te
maken. Maar daar wordt wel hard aan gewerkt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde van de eerste termijn gekomen. Met uw
goedvinden zou ik eigenlijk direct door willen gaan naar de tweede termijn. Mevrouw
Westerveld?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb wel behoefte aan een kleine schorsing van vijf of tien minuten.
De voorzitter:
Is vijf minuten voldoende? Zullen we dat doen? Ik hoor van meerdere kanten tien minuten.
Om 14.58 uur zijn we terug. Dan zijn we om 15.00 uur weer echt aan de slag. En even
voor de volledigheid: als u moties indient in dit WGO, is het de bedoeling dat zo
meteen in tweede termijn te doen.
De vergadering wordt van 14.49 uur tot 15.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik verzoek iedereen om zijn of haar plaats in te nemen. Wij zijn toegekomen aan de
tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef graag als eerste het woord aan de
heer Van Aalst. De heer Van Aalst heeft nog een resttijd van elfenhalve minuut. Die
hoeft niet op, zeg ik erbij.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Dat ga ik mijn collega's ook niet aandoen, denk ik.
Voorzitter. Laat ik beginnen met de Minister te danken voor de antwoorden en even kort te zeggen dat excessen altijd aangepakt moeten worden. Over dat laatste
zijn wij het helemaal met elkaar eens. Kijk vooral naar de excessen en wat we daaraan
kunnen doen, maar laten we er wel voor zorgen dat we het budget dat we hebben op deze
portefeuille zo nuttig mogelijk gaan inzetten.
Voorzitter. Het is goed dat de formule 1 mogelijk onze kant op komt. Het maakt ons
niet uit of het nu Assen of Zandvoort wordt. Wel moeten we in ieder geval goed geïnformeerd
zijn over wanneer welk besluit moet worden genomen.
Wat het antidopingbeleid betreft, kreeg ik toch het gevoel van wat vrijblijvendheid.
We zullen het nauw blijven volgen en zien de plannen van de Minister dan wel voorbijkomen.
Voorzitter. Dat brengt mij al bij het laatste punt: de kasseistroken. Het was wat
ons betreft toch iets te kort door de bocht wat de Minister zei, namelijk dat hij
het nu al even via de publieke tribune had geregeld. Ik hoop dat dat zo is. Volgens
mij bied ik hem een gratis kans om zowel topsport als de breedtesport te faciliteren.
Het antwoord «daar gaat de gemeente over» vond ik iets te kort door de bocht, dus
wij willen dit punt kracht bij zetten met een motie. Die luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Nederland steeds minder kasseistroken overblijven;
overwegende dat de wielersport in de breedte, maar ook met het oog op toekomstige
kampioenen, gebaat is bij gevarieerde trainingsmogelijkheden;
overwegende dat kasseistroken cultuurhistorische en landschappelijke waarde hebben;
verzoekt de regering om in overleg te treden met provincies en gemeenten om waar mogelijk
kasseistroken een monumentale status te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Aalst en De Graaf. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 93 (35 000-XVI).
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. De motie roept de regering echt op om in overleg te treden. Ik snap dat
hij af en toe wat lastig zit, maar volgens mij moet dit absoluut mogelijkheden bieden
voor de Minister om dit in gang te zetten.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Heerema. De heer Heerema heeft
nog een restantspreektijd van tien minuten.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst dank ik de Minister voor de uitgebreide wisseling
van onze argumenten en de beantwoording in eerste termijn. Mevrouw Diertens gaf het
al aan: dit blijft inderdaad een van de leukste commissies en dit is een van de leukste
overleggen van het jaar. Ik wil nog graag een aantal punten benoemen in tweede termijn.
We hebben gesproken over doping. Ik heb dat niet in mijn eerste termijn genoemd, maar
het is natuurlijk een ontzettend belangrijk onderwerp. Ik worstel een beetje met het
volgende. Wij hebben in Nederland een uitgebreid antidopingsysteem opgetuigd, waar
wij veel geld in stoppen. Wij zijn daar heel goed in. Volgens mij hebben wij ook een
voorbeeldfunctie voor andere landen in de wereld. Ik vind het daarom zo krom dat andere
landen, die dat systeem niet hebben of bewust niet willen, vervolgens op dopinggebied
allerlei dingen kunnen doen die bij ons het daglicht niet zouden kunnen verdragen.
Ik ben even op zoek naar wat onze rol op dopinggebied internationaal gezien zou kunnen
zijn. Als ik het goed heb, ondersteunen we vanuit de begroting de internationale dopingautoriteit.
Maar het zou toch wel mooi zijn als wij landen die de dopingregels ontduiken, bewust
of onbewust, toch wat sterker en strakker kunnen aanspreken daarop. Het kan niet zo
zijn dat in Nederland alles heel strak geregeld is en andere landen er makkelijk mee
wegkomen.
Voorzitter. We hebben gesproken over het werkgeverschap. Ook dat heb ik in mijn eerste
termijn niet genoemd, maar er is één knelpunt dat ik graag tijdig wil agenderen. Dat
gaat volgend jaar spelen. Over anderhalf jaar, in 2020, zijn de Olympische Spelen.
Na afloop van een olympische cyclus komen de contracten van bondscoaches weer ter
sprake. Hoe je het ook wendt of keert, dit is toch een ander soort dienstverband dan
je in het normale bedrijfsleven en op de normale arbeidsmarkt ziet. Dit is altijd
gecombineerd met de olympische cyclus. Met de nieuwe Wet werk en zekerheid en de transitievergoedingen
die betaald moeten worden voor bondscoaches die aan het eind van hun termijn zitten,
ligt er een fors probleem voor een flink aantal sportbonden op de loer. Ik weet nog
niet zo goed wat we daarmee kunnen. Ik heb al eerder gevraagd of er een uitzondering
kan komen op de Wet werk en zekerheid als het gaat om trainers en dergelijke bij verenigingen.
Daar is gelukkig een oplossing voor gekomen, maar dit is ook een probleem dat in 2020
op ons af gaat komen. We hebben nog anderhalf jaar de tijd. Kunnen we daar aandacht
aan besteden?
Voorzitter, ik heb twee moties, maar eerst nog een vraag. De Minister heeft aangegeven
dat de btw-compensatieregeling tot 1 mei verlengd wordt. Dat is zo'n anderhalve maand
voor ons reguliere AO in juni. Kunnen we bij dat AO in juni de stand van zaken krijgen?
Hoe is er gebruik van gemaakt? Als dat nodig is, kunnen we dan nog bijsturen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Nederland 25.000 sportverenigingen in meer of mindere mate
uitdagingen hebben op het gebied van het vinden van kwalitatief goed bestuur, voldoende
vrijwilligers en gediplomeerde trainers, draagkrachtige sponsoren en zich tevens staande
moeten houden in de steeds professionelere omgeving met grotere gemeenten en complexere
wet- en regelgeving;
overwegende dat sportverenigingen een belangrijke maatschappelijke positie hebben,
waar miljoenen mensen wekelijks gebruik van maken;
overwegende dat er initiatieven zoals bijvoorbeeld Back2Basics zijn die sportverenigingen
helpen om sterker en/of professioneler te worden, maar dat er een grote wens is om
dit op grotere schaal in te zetten;
verzoekt de Minister om het grootste deel van de middelen ter grootte van ruim 7 miljoen
euro van het veilig sportklimaat, die bedoeld waren om de verenigingen te versterken
en die per 2019 in het Sportakkoord onder «Vitale aanbieders» komen te vallen, te
labelen voor de stapsgewijze versterking en professionalisering van alle 25.000 sportverenigingen
in Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema, Diertens en Bruins Slot. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 94 (35 000-XVI).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de kans op kwalificatie voor de Olympische Spelen groter is bij
deelname aan een olympisch kwalificatietoernooi in eigen land;
overwegende dat Nederland in vergelijking met andere landen bijzonder goed is in het
organiseren van dit soort topsportevenementen;
overwegende dat Nederlandse sportfans het zeer waarderen als Nederlandse topsporters
in eigen land te bewonderen zijn, toernooien winnen en als voorbeeld kunnen dienen
voor kinderen;
verzoekt de Minister om het mogelijk te maken om de organisatie van olympische kwalificatietoernooien
met een internationale uitstraling en waar direct een ticket voor de Olympische Spelen
valt te verdienen, een plek te geven binnen het evenementenkader en daarmee een bijdrage
te leveren aan een zo groot mogelijke Nederlandse afvaardiging naar de Olympische
Spelen, te beginnen naar Tokio 2020,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema, Diertens en Bruins Slot. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 95 (35 000-XVI).
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter, dit was het laatste deel van mijn bijdrage.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk en geef nu het woord aan mevrouw Westerveld. U heeft nog drie
minuten spreektijd.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Net als mevrouw Bruins Slot en mevrouw Diertens heb ik het
vrouwenvoetbal als voorbeeld genoemd om de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in
de sport aan te kaarten. Het vrouwenvoetbal is het meest schrijnende voorbeeld. De
sport groeit het snelst en het nationale team doet het geweldig, maar vrouwen worden
vaak niet serieus genomen, ook niet bij een deel van deze commissie. Ik vind dat het
probleem wel heel erg wordt gebagatelliseerd. Ik zei dat vrouwen vaak op een achterafveldje
moeten trainen. Dat deed de heer Van Aalst af als onzin. Ik kan het nog duidelijker
vertellen. Vaak krijgen vrouwen rare trainingstijden, omdat ze zich moeten aanpassen
aan de tijd dat mannen willen trainen. Vaak krijgen vrouwen de mindere kleedkamer
en moeten ze zich omkleden in het hok van de scheidsrechter. Vrouwen krijgen vaak
de door het mannenteam afgedankte ballen en soms zelfs de oude sokken. Dat is echt
waar, zo zeg ik ook even tegen mijn collega van de VVD. Ik zou beide collega's willen
aanraden om het artikel van De Correspondent eens te lezen. Ik zal dadelijk op dit
punt een motie indienen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, zag ik een vraag van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter, meer een uitnodiging. Ik zou mijn collega eigenlijk uit willen nodigen
om de clubs in mijn regio, de regio Twente, eens te bezoeken, want daar constateer
ik dat soort problemen totaal niet. Sterker nog, daar bloeit het vrouwenvoetbal fantastisch
en wordt daar ook heel veel aandacht aan besteed. Er komen nieuwe sponsoren die zich
juist voor het damesvoetbal melden. Je zou haast denken: goh, misschien wordt het
mannenvoetbal daar welhaast bij achtergesteld. Nee, het gaat echt om het sporten met
elkaar en ik zie dit probleem echt niet. Dat is niet het bagatelliseren van problemen.
Excessen moeten we aanpakken, maar je moet niet van een mug een olifant maken, wat
mij betreft.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik zou de heer Van Aalst willen meegeven dat de KNVB zelf in een brief ook benoemt
dat vrouwen vaak op een achterafveldje moeten voetballen en dat vaak de trainers minder
goed opgeleid zijn. Dus ik vraag me af waarom de PVV dit beter zou weten dan de KNVB
zelf.
Voorzitter. Ik ga door. We hadden vorig jaar in deze commissie al een discussie over
de eredivisie en de nationale elftallen. Ik ben blij dat daarin mooie stappen zijn
gezet, maar wat ons betreft ligt het probleem dus breder en kan de Minister daar ook
nog iets meer een rol in spelen. Ik ben blij met heel veel toezeggingen van de Minister.
Hoe wij het vaak aanpakken, is dat we bij dit soort overleggen al bij voorbaat een
aantal moties klaarzetten, maar er zijn flink wat toezeggingen gedaan door de Minister,
dus ik dien straks nog maar één motie in. Zo heeft de Minister gelukkig ook warme
woorden gesproken over inclusief sporten en over de Special Olympics en ben ik heel
benieuwd wat er uit het gesprek gaat komen dat hij gaat voeren met de organisatie
van de Special Olympics. Ik zou de Minister nog wel willen vragen of hij ons daar
per brief van op de hoogte kan stellen.
Ik ben ook blij dat hij gaat kijken naar de subsidies voor duurzaamheid en de vraag
of we toe kunnen naar duurzaam kunstgras. Ik zou de Minister ook willen vragen om
ons te zijner tijd ook daarvan op de hoogte te houden. En ik heb nog één vraag aan
hem, namelijk wat we gaan doen met de matten die er nu liggen, nu de twee bedrijven
die ze recyclen in opspraak zijn geraakt. Hoe gaan we het acute probleem aanpakken?
Voorzitter. Dan zou ik graag nog mijn motie oplezen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Oranjevrouwen Europees Kampioen zijn geworden en zich hebben
gekwalificeerd voor het wereldkampioenschap;
constaterende dat vrouwenvoetbal de snelst groeiende sport is;
overwegende dat het vrouwenvoetbal achterloopt op de mannen onder andere als het gaat
om beloning en faciliteiten en het tijd is voor een inhaalslag;
verzoekt de regering, met speelsters, de KNVB en de (betaald) voetbalorganisaties
afspraken te maken over de vergoedingen van vrouwen en de faciliteiten in alle lagen
van het vrouwenvoetbal in Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 96 (35 000-XVI).
Een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Even een vraag over het laatste zinnetje. Volgens mij gaf u aan «om afspraken te maken
over vergoedingen aan speelsters». Welke vergoedingen bedoelt u dan precies? De inzet
van het nationale team? Want volgens mij kunnen wij niet zozeer op het niveau van
een bvo, van een betaaldvoetbalorganisatie afspraken maken over salarissen. Ik ben
even op zoek naar welke vergoedingen u precies bedoelt.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb al een aantal keren in mijn bijdrage genoemd dat het vrouwenvoetbal in alle
lagen achter wordt gesteld. Wat ik de Minister wil vragen, is om met de partijen om
tafel te gaan zitten. Ik zeg niet dat de Minister moet vaststellen wat de vergoedingen
worden, maar wel dat hij met de partijen om tafel gaat zitten om afspraken te maken
over hoe we dat meer gelijktrekken.
De voorzitter:
De heer Heerema, afrondend.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dan begrijp ik dat het gaat om bijvoorbeeld de vergoedingen voor trainers of... Oké.
De voorzitter:
Misschien stelt u even een vraag, want ik hoor het antwoord van mevrouw Westerveld
buiten de microfoon om. Het is wel goed om dat ook op te nemen in het verslag.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dat klopt. Dan betekent dat dus dat het gaat om onder andere de vergoedingen voor
trainers. Als u het in brede zin bedoelt, ben ik wel benieuwd naar welke vergoedingen
daar volgens GroenLinks nog meer bij horen dan de vergoedingen voor trainers.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
We weten dat er grote verschillen zijn in facilitering. We weten dat er grote verschillen
zijn in vergoedingen die bijvoorbeeld de trainers krijgen. Wij weten ook dat er grote
verschillen zijn in vergoedingen die de speelsters zelf krijgen, in alle verschillende
lagen. Wat ons betreft wordt daar eens breder naar gekeken en gaat de Minister er
met een aantal organisaties gewoon eens voor zitten om te kijken wat de problemen
zijn en hoe we die kunnen oplossen, door alle bedragen meer naar elkaar toe te trekken.
De voorzitter:
Dank u wel. U was ook aan het einde van uw betoog, maar u krijgt toch nog een vraag
van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
In aansluiting op de vraag van mijn collega over die vergoedingen. Mijn collega van
GroenLinks maakt duidelijk dat er heel veel onderscheid zou zijn en zij wil die bedragen
en die vergoedingen gaan veranderen. Maar als die mannenvoetbalclubs allemaal zo selectief
zijn in hun beleid richting de vrouwen, denkt u dan dat als er extra geld voor een
trainer of voor de velden beschikbaar is, ze dan een ander veld krijgen of dat ze
dan nog steeds op dezelfde manier, zoals u constateert dat dat probleem er is, te
werk gaan?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik begrijp de vraag niet zo goed. Ik constateer gewoon dat er erg grote verschillen
zijn. Dat heb ik bijna tot vervelens toe hier gezegd. Ik zou willen dat de Minister
in bredere zin met de verschillende partijen om de tafel gaat zitten om te kijken
wat daaraan kan worden gedaan, ook omdat de KNVB zich al afvraagt of bijvoorbeeld
betaaldvoetbalorganisaties wel genoeg rekening houden met het feit dat vrouwenvoetbal
steeds populairder wordt.
De voorzitter:
Afrondend de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Maar extra geld voor een trainer zorgt er toch niet voor dat er een betere trainer
voor het damesvoetbal komt? U stelt dat het probleem bij de clubs is dat ze vrouwenvoetbal
niet serieus nemen en dat vrouwen achtergesteld worden. U wilt extra geld vrijmaken
voor een trainer. Als voetbalclubs daadwerkelijk vrouwen achterstellen, dan gaan we
dat volgens mij niet met extra geld voor een trainer oplossen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik zou het wel prettig vinden als we in ieder geval in deze Kamer beginnen met verschillen
tussen mannen en vrouwen te zien en te erkennen dat er problemen zijn. Ik zeg niet
alleen dat er extra geld moet komen. Ik zou willen dat mannen en vrouwen meer gelijk
aan elkaar worden gesteld, ook in het voetbal. Daarover zou ik graag bredere afspraken
zien. Ik vind dat de Minister in zijn rol best de verschillende partijen aan tafel
kan zetten om daarover met elkaar te spreken en afspraken te maken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Bruins Slot. U heeft nog vier
minuten spreektijd. Gaat uw gang.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter, dat is een sportieve uitdaging. Ik wil de Minister bedanken voor de antwoorden.
Ik wil de Minister en zijn ambtelijke ondersteuning ook bedanken voor de enorme hoeveelheid
werk die in de afgelopen jaren verricht is. Ik zie dat er met het Sportakkoord en
alles wat er gebeurd is echt in een jaar tijd veel op poten is gezet, veel in beweging
is gezet. Dat mag ook, vind ik, hier duidelijk gememoreerd worden.
Voorzitter. Sport is van een enorme meerwaarde en verbindt mensen. Het Sportakkoord
is daar een enorm belangrijk middel voor en moet uiteindelijk op lokaal niveau zijn
beslag krijgen. Daar zie je dat de voorlopers nu tegen bepaalde belemmeringen aanlopen.
Het is mooi dat de Minister samen met die voorlopers kan kijken: welke belemmeringen
kunnen we wegnemen? Daarom de volgende motie, die ik snel ga voorlezen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het Nationaal Sportakkoord het voornemen is opgenomen tot lokale
en regionale sportakkoorden te komen;
overwegende dat voor een regionale vertaling van het Sportakkoord in enkele regio's
al initiatieven zijn ondernomen zoals het initiatief Achterhoek in Beweging;
overwegende dat deze voorbeeldregio's verzoeken om experimenteerruimte om af te kunnen
wijken van wettelijke regelingen, zodat bijvoorbeeld verwijzing naar leefstijlinterventies
via sport en beweging bij een sportaanbieder mogelijk wordt;
verzoekt de regering samen met de regionale voorbeeldregio's te onderzoeken welke
experimenteerruimte nodig is en welke geboden kan worden, met als doel om ook van
regionale sportakkoorden een succes te maken en hiervan de Kamer op de hoogte te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot, Diertens, Westerveld en Van Brenk.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 97 (35 000-XVI).
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het tweede punt is een punt waar we uitgebreid met elkaar over van gedachten hebben
gewisseld: hoe kunnen we het vrijwillig kader van sportverenigingen versterken? Dan
gaat het over de trainers, coaches en bestuurders. Ik heb ook goed naar mijn collega's
geluisterd die zeggen: je kan wel het amateurvoetbal voor dames vooropstellen, maar
er zijn ook andere sectoren van sport waar we het zien. Laat ik kickboksen als voorbeeld
nemen. We zijn hier al jaren bezig – dat geldt ook voor de Minister – om het kickboksen
op zo'n niveau te krijgen dat we ook kinderen daar zonder al te groot gevaar kunnen
laten sporten. Je ziet dat er een aantal takken van sport zijn waar een grotere stap
te maken is dan bijvoorbeeld een tak van sport als hockey. Ik vind het ook belangrijk
dat zo'n focus gelegd kan worden binnen de programma's die nu op het gebied van het
Sportakkoord gaan lopen. Daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat een substantieel deel van de in het regeerakkoord afgesproken aanvullende
investeringen voor de breedtesport ingezet moet worden voor maatregelen om het vrijwillig
kader, zoals trainers, coaches en bestuurders, in de sport te versterken;
constaterende dat bijvoorbeeld het vrouwenvoetbal weliswaar de sterkst groeiende sport
van Nederland is, maar dat deze ontwikkeling bedreigd wordt door een gebrek aan goede
en adequate (trainers)opleidingen en gelijke voetbalfaciliteiten voor vrouwen;
overwegende dat dit voorbeeld laat zien dat er zowel grote uitdagingen als kansen
liggen in het ondersteunen van het vrijwillig kader van sportverenigingen om daarmee
de breedtesport structureel te versterken;
verzoekt de regering een substantieel deel van de middelen voor breedtesport specifiek
in te zetten voor het versterken van het vrijwillig kader en adequate (trainers)opleidingen
in takken van de sport waar dat nog onvoldoende ontwikkeld is, zoals bij het amateurvrouwenvoetbal,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot, Rudmer Heerema en Diertens. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 98 (35 000-XVI).
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Ik ken de verantwoordelijkheden van deze Minister en weet hoe die verdeeld
zijn, maar ik wil nog wel de volgende vraag aan de Minister stellen. Hoe kan het dat
dierenartsen wel voor de tuchtrechter zijn gebracht voor het toedienen van doping
aan paarden, maar artsen die dat bij sporters hebben gedaan niet, terwijl artsen niet
bedoeld zijn om sportcompetities te vervalsen, maar juist om mensen te genezen? Daarom
de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij dopingbestrijding doorgaans de sporter wel aangepakt wordt,
maar het systeem rond de sporter niet of onvoldoende, en dat hierdoor het systeem
van dopinghandel, -toediening en -gebruik in stand blijft, waardoor jonge, beginnende
sporters slachtoffer hiervan dreigen te worden;
constaterende dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg wel vijf tot tien casussen
per jaar aantreft waarbij sprake is van dopinggeduide middelen of handel in doping,
maar dat er nog geen enkele tuchtrechtzaak is aangespannen;
verzoekt de regering met de Inspectie voor de Gezondheidszorg in overleg te gaan om
bij casussen waarbij sprake is van dopinggeduide middelen of handel in doping, de
betrokken arts tuchtrechtelijk te vervolgen, verzoekt de Minister desnoods hiervoor
zijn aanwijzingsbevoegdheid in te zetten, en verzoekt ten slotte om de Kamer over
de uitkomsten van het overleg met de inspectie te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot en Diertens. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 99 (35 000-XVI).
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Waarom ik dit echt van belang vind, is omdat het tuchtrecht een belangrijk instrument
is om een norm te stellen. Als een keer de norm gesteld is dat artsen dit niet zomaar
kunnen doen, kunnen we een heleboel sporters beschermen. Daarom zou ik het echt op
prijs stellen als de Minister met de IGJ in overleg wil gaan om te kijken of dit toch
niet een keer kan gebeuren.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Nispen. Hij heeft nog drie
minuten spreektijd. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Er zijn veel toezeggingen gedaan door de Minister, bijvoorbeeld om met diverse scenario's
te komen om te kijken naar de financiering van de sport. Ook over de compensatie voor
de sport na wijziging van de belastingregels horen we meer. Misschien moet dat zelfs
wel ruim voor de Voorjaarsnota. Dat is volgens mij ook zo met de toezegging van de
Minister.
De Minister geeft goede antwoorden en doet echt wel wat hij kan. Dat ik vaak naar
andere Ministers word verwezen, komt niet alleen omdat ik er een neus voor zou hebben
om allerlei rare vragen te stellen waar deze Minister toevallig niet over gaat. Het
komt ook omdat heel veel andere beleidsterreinen grote impact hebben op sport. Media,
Financiën, Justitie, Onderwijs: het heeft er gewoon allemaal mee te maken. Dus het
ligt niet enkel aan mijn vragen, maar het gaat me ook weer te ver om volgend jaar
al die andere bewindspersonen uit te nodigen. Dat moeten we denk ik ook niet doen.
Er is wel wat aan de hand. Bewegingsarmoede is toch ook wel een centraal thema geweest
vandaag. Kinderen bewegen steeds minder en steeds slechter. Een op de zeven jongeren
is te zwaar. Ze zijn kampioen zitten. Hoe moeten zij nou de sportkampioenen worden
van de toekomst? Dat is gewoon een bedreiging voor de volksgezondheid. Er komt in
de Kamer een debat over de wet voor meer en beter bewegingsonderwijs. Ik zeg het hier
toch nog een keer: op school komen gewoon alle kinderen. Dus als je daar echt een
stap in wilt zetten, dan denk ik dat dat heel erg belangrijk is. Ik hoop echt dat
het onderzoek naar de financiële opbrengsten van dit voorstel, naast alle andere maatschappelijke effecten, de doorslag kan
geven voor een aantal collega's hier die zich ook wel zorgen maken of dat niet veel
geld is. Ja, misschien wel, maar laten we vooral naar de langere termijn kijken en
naar alle voordelen voor de hele samenleving. Wordt dus vervolgd. Jammer dat de Minister
hiervoor vandaag nog niet direct op de banken stond. Collega Bruins Slot zei dat de
Minister veel doelpunten heeft gemaakt, maar laat ik dit toch een gemiste kans noemen.
Mijn laatste onderwerp is zwemveiligheid. In een waterrijk land moeten we gewoon zorgen
dat alle kinderen, en eigenlijk alle volwassenen, goed kunnen zwemmen, zwemveilig
zijn en zich kunnen redden in het water. En er gebeurt heel veel, vooral ook in de
zwemsector zelf, maar ik zie ook wel bij het ministerie een ontwikkeling. Waar we
een paar jaar geleden nog Ministers hadden die alleen maar zeiden «eigen verantwoordelijkheid
van de ouders» en «ik wil er eigenlijk niets van weten», zie ik wel een voorzichtige
ontwikkeling. Ik zal dus geen motie indienen die erom vraagt uitgangspunt van beleid
te maken dat alle kinderen de school verlaten met minimaal één diploma en liefst meer,
omdat de Minister vandaag heeft gezegd dat het wel zijn ambitie is. Hij gebruikte
niet het woord «doelstelling», maar wel «ambitie». Ik geloof de Minister als hij zegt
dat hij er serieus werk van gaat maken.
Dus ik dien maar één motie in, van de vijf die we hadden voorbereid. Dus ik vind dat
de Minister het helemaal niet zo slecht heeft gedaan.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de aandacht voor het vergroten van zwemveiligheid en zwemvaardigheid
van alle kinderen onderdeel is van het kennisproject NL Zwemveilig en dat hiertoe
op dit moment diverse onderzoeken worden uitgevoerd;
verzoekt de regering na ommekomst van deze onderzoeken met een plan van aanpak zwemveiligheid
te komen en voorts te bevorderen dat in het kader van lokale sportakkoorden afspraken
worden gemaakt tussen scholen, gemeenten, zwembaden, zwemverenigingen, aanbieders
en reddingsbrigades, om meer kinderen en volwassenen zwemveilig te krijgen, en daarbij
zeker ook te kijken naar het herinvoeren of uitbreiden van schoolzwemmen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 100 (35 000-XVI).
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Mevrouw Diertens, u heeft nog zes minuten op de klok. Gaat uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik wil ook heel graag de Minister en zijn staf bedanken voor het vele werk dat is
verzet en met name voor de positieve vibe die het hele team met zich meebrengt. Ik
ben erg blij dat hij zijn invloed zal aanwenden om te kijken of we op het gebied van
good governance tot een cultuurverandering kunnen komen en wil overleggen over hoe
we die kunnen bereiken.
Verder heb ik drie moties. De eerste gaat over ondersteuning zwangerschap en topsport.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel vrouwen niet zeker weten of ze door kunnen sporten en hoe ze
door kunnen sporten als ze in verwachting raken;
constaterende dat het voor topsportende vrouwen op dit moment helaas vrij gebruikelijk
is om te stoppen met sporten zodra ze in verwachting raken;
overwegende dat, met goede begeleiding, blijven sporten tijdens de zwangerschap goed
is voor zowel moeder als kind;
verzoekt de Minister met NOC*NSF in gesprek te gaan om te inventariseren welke sportbonden
beleid hebben rondom zwangerschap en topsport;
verzoekt voorts om in samenwerking met NOC*NSF beleid te ontwikkelen als het gaat
om topsport en zwangerschap,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 101 (35 000-XVI).
Mevrouw Diertens (D66):
Aanvalsplan krapte in de sport.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ook in de sportsector er krapte op de arbeidsmarkt heerst;
constaterende dat ook in de sportsector 20% van de organisaties grote knelpunten ervaart
bij het invullen van vacatures;
verzoekt de Minister met de Werkgevers in de Sport (WOS) in gesprek te gaan om te
kijken hoe de sportsector meegenomen kan worden in het aanvalsplan krapte van het
kabinet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens en Rudmer Heerema. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 102 (35 000-XVI).
Mevrouw Diertens (D66):
Dan heb ik nog een motie over steun WK voetbal voor vrouwen in Nederland.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de KNVB het voornemen heeft om in 2027, tien jaar na het succesvol
verlopen EK, het WK voetbal voor vrouwen te organiseren in Nederland;
overwegende dat de keuze hiervoor de duurzame ontwikkeling van vrouwensport in Nederland
onderstreept;
spreekt uit het voorbereiden van een bid door de KNVB te ondersteunen;
verzoekt de Minister de KNVB waar mogelijk en nodig te ondersteunen bij het voorbereiden
van een bid voor het WK voetbal voor vrouwen in 2027,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Rudmer Heerema, Bruins Slot en Westerveld.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 103 (35 000-XVI).
Voor de mensen die dit volgen: de indiening van een motie moet minimaal door vijf
mensen ondersteund worden. Daarom constateer ik dat altijd na de indiening.
Mevrouw Diertens (D66):
Ten slotte wil ik graag de oproep doen aan de journalisten Marijn de Vries en Nynke
de Jong om iets meer tegenwicht te bieden aan de heer Derksen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Van Brenk. U heeft nog één
minuut.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Wij hadden drie moties, maar dankzij de toezegging dat de sportcoaches
volgend jaar september worden geëvalueerd en dat het goede voorbeeld van de geriatrische
afdeling van het Diakonessenhuis verder wordt geholpen via het Ouderenfonds hoefden
wij twee moties niet in te dienen, met dank aan de Minister hiervoor. Rest ons nog
één motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat 45% van de ouderen van 65 tot 75 jaar voldoet aan de beweegrichtlijnen;
overwegende dat nog maar 25% van de ouderen van 75 jaar en ouder voldoet aan de beweegrichtlijnen;
verzoekt de regering te onderzoeken wat de oorzaak is van deze sterke daling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Geleijnse. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 104 (35 000-XVI).
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter, misschien nog één nabrander, als dat mag. Mijn collega Martin van Rooijen
zou het heel erg vinden als ik niet zou zeggen dat 50PLUS ook heel erg wanhopig wenst
dat wij de motie gaan uitvoeren en het vrouwenvoetbal georganiseerd wordt door Nederland.
De voorzitter:
Waarvan akte, kunt tegen de heer Van Rooijen zeggen. Dank u wel.
Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
Ik kijk even in de richting van de Minister. Kunnen we direct overgaan tot de beantwoording
als alle moties er zijn?
Minister Bruins:
Ze zijn er nog niet allemaal. Ik moet nog een viertal moties hebben.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering voor een enkel ogenblik totdat de laatste moties ook in de
zaal zijn.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ook de laatste moties zijn zojuist uitgedeeld. Ik geef de Minister graag de gelegenheid
om antwoord te geven op de in tweede termijn gestelde vragen en om een oordeel te
geven over de ingediende moties. Het woord is aan de Minister.
Minister Bruins:
Dank u wel, voorzitter. Ik loop graag de verschillende sprekers in tweede termijn
even langs.
Ik begin met de motie over kasseistroken van de heer Van Aalst. Ik ontraad die motie,
want met de woorden «in overleg treden met provincies en gemeenten om waar mogelijk
kasseistroken een monumentale status te geven» wordt de indruk gewekt dat wij daar
ook een vorm van betrokkenheid bij of zeggenschap over hebben. Dat is niet het geval.
De motie op stuk nr. 93 ontraad ik daarom.
De heer Heerema stelde allereerst een vraag over doping: andere landen doen wel van
alles; kun je die andere landen niet aanspreken? Daar ben ik het mee eens. In internationaal
verband zijn wij actief om het belang van het bestrijden van doping te benadrukken
en om ons daarin stevig te positioneren. Dat doen we in de Raad van Europa, bij de
UNESCO en in het samenwerkingsverband van een aantal dopinglanden, het IADA. We concentreren
ons daarbij op het creëren van een level playing field. We zoeken het vooral in aan
de ene kant good governance en aan de andere kant een sterke betrokkenheid van atleten.
Misschien hoort bij good governance ook wel de afspraak dat je afspraken naleeft.
Daar moet in internationaal verband misschien nog wel een schepje bovenop. Waar verwacht
ik zelf het meeste heil van? Dat is van het feit dat wij met een aantal gelijkgestemde
landen in IADA-verband onze voet drukken op het punt van de dopingbestrijding.
Voorzitter. Dat was de vraag van de heer Heerema. Hij heeft een aantal moties ingediend,
samen met anderen. Ik begin met zijn motie op stuk nr. 94, waarin de regering wordt
verzocht de 7 miljoen euro van het veilig sportklimaat, die bedoeld waren om de verenigingen
te versterken en die per 2019 in het Sportakkoord onder «Vitale aanbieders» komen
te vallen, te labelen voor de stapsgewijze versterking en professionalisering van
alle 25.000 sportverenigingen in Nederland. Daar kan ik mij goed in vinden. Ik laat
het oordeel over die motie aan de Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 94: oordeel Kamer.
Minister Bruins:
Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 95, waarin de regering verzocht wordt om het
mogelijk te maken om de organisatie van OKT's met een internationale uitstraling en
waar direct een ticket voor de Olympische Spelen valt te verdienen een plek te geven
binnen het evenementenkader en daarmee een bijdrage te leveren aan een zo groot mogelijke
Nederlandse afvaardiging naar de Olympische Spelen, te beginnen naar Tokio 2020. Ik
dacht dat ik het ongeveer in dezelfde woorden had gezegd, maar wellicht levert dit
een extra sporter op die meedoet aan een OKT en die we straks terugzien bij de volgende
Olympische Spelen. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer.
De heer Heerema vroeg ook nog: kunnen wij bij het volgende AO de stand van zaken vernemen
met betrekking tot de btw-compensatie? Dat zal ik doen. Als het eerder kan, doe ik
dat al eerder. Dat laatste zeg ik ook richting de heer Van Nispen.
Dan het punt van de arbeidscontracten voor bondscoaches en voor kleine amateurcontracten.
Dat onderwerp moet ik aankaarten bij Sociale Zaken, omdat men daar de werkgeversrol
scherper heeft dan ik. Ik zeg u toe dat ik daar schriftelijk op terugkom.
Ik kom bij mevrouw Westerveld van GroenLinks. Zij heeft allereerst gevraagd of ik
de Kamer kan informeren over de uitkomst van het gesprek met de Special Olympics over
de vorm van ondersteuning die kan worden geboden. Dat zal ik doen.
Zij stelde ook nog een vraag over de kunststof matten. Ik heb dat in mijn eerste termijn
al gezegd: ik moet daar vooral met IenW over spreken. Als we iets meer weten over
wat we met die oude matten kunnen doen, dan denk ik dat het voortouw ligt bij de collega
van IenW om daarover te antwoorden.
Dan de motie die door de fractie van GroenLinks is ingediend. Dat is de motie op stuk
nr. 96. Het dictum daarvan luidt: «verzoekt de regering met speelsters, KNVB en betaalde
voetbalorganisaties afspraken te maken over de vergoedingen van vrouwen en faciliteiten
in alle lagen van het vrouwenvoetbal in Nederland.» In gesprek gaan vind ik wel mogelijk
vanuit mijn positie, gehoord hebbende dit debat, maar afspraken maken gaat me nou
net een stap te ver. Dat ga ik niet doen. Om die reden ontraad ik de motie.
Voorzitter. Dan de moties die zijn ingediend door de fractie van het CDA. Allereerst
de motie op stuk nr. 97 over de experimenteerruimte. Dat is erg in lijn met wat we
hier vanochtend besproken hebben. Ik wil die experimenteerruimte allerminst omschrijven
of beknellen, dus ik zie deze motie als een motie die ik «oordeel Kamer» zou willen
geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 97: oordeel Kamer.
Minister Bruins:
Dan de motie op stuk nr. 98, die de regering verzoekt een substantieel deel van de
middelen voor breedtesport specifiek in te zetten voor het versterken van het vrijwillig
kader en adequate (trainers)opleidingen in takken van sport waar dat nog onvoldoende
ontwikkeld is. So far, so good, maar dan staat er vervolgens: zoals bij het amateur-vrouwenvoetbal. Als ik dat mag opvatten als simpelweg een voorbeeld naast andere voorbeelden,
dan kan ik mij met die uitleg goed vinden in de motie en zou ik deze «oordeel Kamer»
willen geven.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik heb in de derde overweging «voorbeeld» gezet. Daarmee is de redenering rond. Het
gaat mij inderdaad om die tak, maar ook bijvoorbeeld om het kickboksen. Ik zie ook
wel dat je daarin verschillende takken van sport hebt die die extra aandacht echt
nodig hebben. We hebben nu de mogelijkheid daartoe.
De voorzitter:
En daarmee krijgt de motie op stuk nr. 98 «oordeel Kamer». Dan de motie op stuk nr.
99.
Minister Bruins:
Tussen eerste en tweede termijn kon ik nog even intern overleggen over artsen en hun
rol bij dopinggebruik. Toen heb ik mij nog over het volgende laten informeren. Als
er een signaal is van een betrokken arts bij het gebruik van doping door een sporter,
dan kan ik, als ik dat signaal heb, de IGJ opdragen om onderzoek te doen. Dat is al
iets minder afhoudend dan ik in de eerste termijn zei. Dan gaat het er dus niet om
in de bevoegdheid te treden, dus ik weet niets over hoe zij dat onderzoek doen, maar ik kan wel
de opdracht ertoe geven. Tot op heden zijn bij de inspectie twee casussen aangedragen
die beoordeeld zijn. Die hebben beide niet geleid tot een zaak omdat de kwaliteit
en de veiligheid van de zorg niet in het geding waren. Dat gaat helemaal over de kwaliteit
en de veiligheid van de zorg. Wij zitten hier vandaag bij elkaar voor de sport. Vanuit
sportperspectief is het vóórkomen van een zaak wel van belang, dus daarover wil ik
wel in gesprek gaan met de Dopingautoriteit en de inspectie. Dat brengt mij erg in
lijn met de motie op stuk nr. 99, waarin wordt gevraagd om dat overleg te voeren.
Die motie kan ik «oordeel Kamer» geven.
De voorzitter:
Een korte vraag van mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Nee, een korte opmerking. Dit is precies de stap waarvan ik wil dat de Minister die
gaat zetten. Vanuit sport- en gezondheidsperspectief ligt er wel degelijk een taak.
Omdat het gaat om «opdragen» en niet om «aanwijzen», zal ik «verzoekt de regering
(...)» tot en met «(...) in te zetten» eruit halen als het gaat om de aanwijzingsbevoegdheid.
Ik denk dat de motie dan gewoon correct is. Ik zorg ervoor dat er een gewijzigde motie
komt, voorzitter. Dan is het verzoek inderdaad om de Kamer voor het zomerreces een
uitkomst van dit gesprek te laten weten.
Minister Bruins:
Ik zal daarvoor zorgen, voorzitter.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 99 wordt dus gewijzigd, maar daarmee is het nog steeds «oordeel
Kamer».
Minister Bruins:
Ja.
Voorzitter. Dan de motie van de heer Van Nispen van de SP op stuk nr. 100. Bij deze
motie zitten mij een paar graten in de keel, dus ik ontraad deze motie omdat ik niet
«zeker wil kijken naar herinvoeren of uitbreiden van schoolzwemmen». Ik zie ook niks
in een plan van aanpak van de regering om te komen tot die zwemveiligheid. Ik heb
juist in de eerste termijn betoogd dat de Nationale Raad Zwemveiligheid daarbij een
belangrijke rol speelt, dus ik ontraad deze motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 100 wordt ontraden.
De heer Van Nispen (SP):
De Minister heeft wel toegezegd om te reageren op de onderzoeken die in het voorjaar
van 2019 allemaal zijn gedaan. Ik zal die nu niet allemaal herhalen, maar er komt
een serie onderzoeken aan en daar gaat de Minister op reageren. Oké. Dat is geen plan
van aanpak, zoals ik graag had gewild, maar die reactie is wel toegezegd. Hoe kijkt
de Minister naar mijn vraag om te bevorderen dat in het kader van lokale sportakkoorden
afspraken worden gemaakt tussen scholen, gemeenten, zwembaden, zwemverenigingen, aanbieders
en reddingsbrigades om meer kinderen en volwassenen zwemveilig te krijgen?
Minister Bruins:
De Minister heeft daar ook geen motie voor nodig. Dat dit ergens in een lokaal of
regionaal sportakkoord voorkomt is prima. Maar als het ergens anders niet voorkomt,
omdat daar geen aanleiding of noodzaak wordt gevoeld, is dat ook geen bezwaar.
De voorzitter:
De heer Van Nispen, afrondend.
De heer Van Nispen (SP):
Dat is weinig constructief van de Minister, dus dan gaan we de motie inderdaad in
stemming brengen. Ik vind het gek, want die verdrinkingen spelen door het hele land.
Er is dus alle reden om daarin als overheid een rol te pakken. Ik had het idee dat
we dichter bij elkaar kwamen in de eerste termijn, maar dat is nu toch jammerlijk
mislukt.
Minister Bruins:
Ik blijf bij het oordeel «ontraden» voor deze motie.
Dan de motie op stuk nr. 101 over ondersteuning zwangerschap en topsport. Daar zitten
twee verzoeken in. Als die allebei blijven staan, dan ontraad ik de motie. Het eerste
punt is «verzoekt de Minister met NOC*NSF in gesprek te gaan om te inventariseren
welke sportbonden beleid hebben». Ik dacht dat ik dat in de eerste termijn had toegezegd.
Ik vind het ook prima om dat te doen. Maar het samen met NOC*NSF ontwikkelen van beleid
als het gaat om topsport en zwangerschap wil ik ontraden. Daarom ontraad ik deze motie.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Diertens een opmerking heeft.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik zal dan kijken of ik deze motie nog kan aanpassen zodat u haar eventueel wel kunt
ondersteunen. Maakt dat kans?
De voorzitter:
Volgens mij heb ik de Minister horen zeggen dat ze, als het tweede dictum eruit is,
wel oordeel Kamer zou krijgen. Maar dan spreek ik voor de Minister. Dat zou de conclusie
zijn.
Minister Bruins:
Dat is juist. Als het enige dictum is «verzoekt de Minister met NOC*NSF in gesprek
te gaan om te inventariseren welke sportbonden beleid hebben rondom zwangerschap en
topsport», dan geef ik deze motie «oordeel Kamer». Als het tweede dictum blijft staan,
dan moet ik haar ontraden.
Mevrouw Diertens (D66):
Dan zal ik de motie op die manier aanpassen.
De voorzitter:
Dan krijgt de motie «oordeel Kamer» zodra ze gewijzigd is. De heer Van Aalst heeft
een vraag.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik hoor de Minister net zeggen dat hij dat dictum zojuist al toegezegd heeft middels
een toezegging. Dan zou je eigenlijk denken dat ze overbodig is, ondanks het feit
dat ze van de coalitie komt.
Minister Bruins:
We hebben het hierover gehad. Het ging toen heel specifiek over het in kaart brengen
hiervan bij bonden. Ik vind het prima om dat te doen. Deze ondersteuning, deze aansporing,
deze inzet om het lampje te zetten op dit onderwerp vind ik prima.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 102 verzoekt de Minister met de Werkgevers in de Sport in gesprek te gaan om te kijken hoe de sportsector meegenomen kan
worden in het aanvalsplan krapte. Dat lijkt me een prima idee. Oordeel Kamer voor
die motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 102 krijgt oordeel Kamer.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 103 over steun voor het WK voetbal voor vrouwen in Nederland
in 2027 verzoekt de Minister de KNVB waar mogelijk en nodig te ondersteunen bij het
voorbereiden van een bid. Als dit gaat over het ondersteunen met een actieve en enthousiaste
support en niet met een zak geld in dit stadium, als ik de motie zo mag lezen, dan
geef ik deze motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 103 krijgt oordeel Kamer.
Minister Bruins:
Dan de beweegrichtlijn voor ouderen. Ik moest eventjes met een schuin oog kijken naar
de ambtelijke staf van vandaag om te zien of wij ook iets van beleidsmatige informatie
hebben over de beweegrichtlijnen en wie daaraan voldoet. Dat is het geval. Om die
reden durf ik het wel aan om deze motie oordeel Kamer te geven.
Daarmee ben ik bijna aan het eind gekomen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 104 krijgt oordeel Kamer.
Minister Bruins:
Ik zeg u twee dingen na. Eén. De vrolijkheid van het debat over sport is exemplarisch
voor de sport zelf. Dit is echt een prettig gesprek en ook al kost het de hele dag,
het kost eigenlijk geen energie. Er was echt een positieve toonzetting. Twee. De waardering
niet alleen voor de inzet van de Kamer maar ook voor alle hulp en steun vanuit de
ambtelijke staf zeg ik u ook na, want die was werkelijk voorbeeldig. Grote dank daarvoor.
De voorzitter:
Dank u wel. Met die woorden zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van
de zijde van het kabinet. Ik deel de leden mee dat de stemmingen over de zojuist ingediende
moties zullen plaatsvinden op dinsdag 27 november, dus niet morgen maar een week later.
Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van dit debat. Ik bedank de Minister voor
zijn aanwezigheid. Uiteraard ook dank aan de ambtelijke ondersteuning hier en wellicht
ook nog in een andere zaal. Veel dank. Dank ook aan de Kamerleden voor hun inbreng
van vandaag en voor het plezierige debat. Ik dank ook de mensen hier op de publieke
tribune en de mensen die het debat op een andere manier gevolgd hebben, zeer voor
hun belangstelling. Daarmee sluit ik de vergadering.
Sluiting 15.47 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.