Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 5 november 2018, over het pakket Belastingplan 2019
35 026 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019)
Nr. 57 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 16 november 2018
De vaste commissie voor Financiën heeft op 5 november 2018 overleg gevoerd met de
heer Snel, Staatssecretaris van Financiën, over:
– het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan
2019) (Kamerstuk 35 026);
– het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige
fiscale maatregelen 2019) (Kamerstuk 35 027);
– het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale
vergroeningsmaatregelen 2019) (Kamerstuk 35 029);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting voor landgebonden weddenschappen
op de sport (Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen) (Kamerstuk
35 031);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie
artikel 1 richtlijn elektronische handel) (Kamerstuk 35 032);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet modernisering
kleineondernemersregeling) (Kamerstuk 35 033);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet
1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van
12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken
welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016,
L 234/26) (Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking) (Kamerstuk
35 030).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De griffier van de commissie, Weeber
Voorzitter: Anne Mulder
Griffier: Freriks
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Bruins, Leijten, Lodders, Anne Mulder,
Edgar Mulder, Nijboer, Omtzigt, Van Raan, Van Rooijen, Snels, Stoffer en Van Weyenberg,
en de heer Snel, Staatssecretaris van Financiën.
Aanvang 11.02 uur.
De voorzitter:
Ik open dit wetgevingsoverleg Belastingplan 2019 en ATAD 1. Ik heet de Staatssecretaris
en zijn twee ambtenaren van harte welkom. Wij weten allemaal dat er nog heel veel
ambtenaren dit debat elders volgen om ons van antwoorden te voorzien. Vandaag is de
eerste termijn van de Kamer en vrijdag – u hoort het goed: vrijdag – is dan de termijn
van het kabinet. Dan doen we volgende week twee dagen lang de plenaire afronding en
donderdag volgen de stemmingen.
Mevrouw Leijten, ik ben nog helemaal niet uitgesproken, maar u stak uw vinger al op.
Zegt u het maar.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter, wij hebben bij de schriftelijke behandeling ook een paar vragen gesteld
over zaken waarvan wij vinden dat ze prioriteit hebben. Daarvan heeft de Staatssecretaris
gezegd dat hij die pas in januari 2019 gaat beantwoorden. Ik vind eerlijk gezegd dat
dat niet kan. Dus ik wil graag vragen of die vragen vandaag of deze week nog beantwoord
kunnen worden.
De voorzitter:
Die vraag bewaar ik even. De Staatssecretaris kan dan nadenken over het antwoord.
De volgorde van sprekers is in de volgorde van de zogeheten begrotingsbehandeling.
Daarom ziet u ook de heer Van Rooijen op het einde zitten, want misschien komt nog
een aantal leden. Spreektijden zijn er eigenlijk niet. Ik heb u indicatief iets doorgestuurd
over de begroting, maar als ik zo kijk... We hebben tot zeven uur, als iedereen 20,
25 minuten zou spreken, dan zouden we op tijd klaar kunnen zijn. Maar ik zeg nogmaals
dat dit richttijden zijn; we hebben geen spreektijden.
Op de interrupties zit ook geen maximum. Ik wil graag een debat, maar past u op voor
herhalingen. Als u hetzelfde zegt op een andere toon is dat ook een herhaling. Dus
dat helpt niet in het debat. Ik zeg dat op een moment dat de stemming nog rustig is.
Ik weet wat er kan gebeuren in de hitte van het debat.
Ik wil ergens rond halfeen, kwart voor een schorsen voor drie kwartier lunchpauze.
Hier en daar zal ik gedurende de middag ook nog even schorsen voor een ander type
pauze. U mag zelf bedenken wat u dan gaat doen.
De vraag van mevrouw Leijten was een punt van orde. Misschien kan de Staatssecretaris
iets daarover zeggen, als hij de vraag heeft gevolgd.
Staatssecretaris Snel:
Voorzitter. Wij gaan vooral even kijken welke vragen dat precies zijn. We hebben een
clustering gemaakt van alle vragen die betrekking hadden op het Belastingplan en die
we hebben beantwoord. Dat waren bijvoorbeeld ook vragen van de NOB die over andere
onderwerpen gingen. Gezien de hoeveelheid vragen en de tijd die we hadden, hebben
we daar inderdaad maar een keuze in gemaakt. Maar we gaan dat gewoon even na. Als
er vragen zijn waarvan u het echt belangrijk vindt, gaan wij kijken of we die alsnog
kunnen beantwoorden voor het tweede wetgevingsoverleg, van vrijdag. Maar ik weet uit
mijn hoofd niet precies welke vragen dat zijn, dus misschien kunnen wij nog even met
uw fractiemedewerker nagaan welke vragen dat waren. Dan weten wij welke het zijn,
want dat weten we nu niet een-twee-drie.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Ik kom er in mijn spreektekst op terug, dan zal het ministerie meteen
scherp weten waar het over gaat. Maar ik vind het ook procedureel niet kunnen. Wij
steken veel tijd en moeite in het analyseren van de voorstellen van het kabinet, maar
wij hebben zelf ook initiatief. Als je dan zegt: nou, daar geven we geen antwoord
op, want dat is nu te druk voor ons... Wat mij betreft gaat het niet om de vragen
van de NOB, maar over vragen van fracties in deze Kamer. Ik zou toch willen afspreken
dat we dát voor de volgende keer in ieder geval anders doen.
De voorzitter:
Mevrouw Leijten komt daar straks in haar spreektijd nog op terug. Dan denk ik dat
we nu van start kunnen gaan met het WGO. De heer Omtzigt nog.
De heer Omtzigt (CDA):
Nou, u noemde ATAD. Gaan we ATAD hierna apart doen?
De voorzitter:
Ja. We hebben afgesproken dat we eerst het Belastingplan doen. Dan sluiten we die
eerste termijn af en doen we ATAD apart.
Goed, dan geef ik nu het woord als eerste aan de heer Mulder. Gaat uw gang.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Even aansluitend op de opmerkingen van mevrouw Leijten over
«het volgend jaar anders doen». Toen ik begon in deze commissie werd mij gezegd dat
de behandeling van het Belastingplan of in ieder geval het debat daarover een van
de belangrijkste debatten was in deze commissie. Dan is het toch wel droevig om te
constateren dat voor het tweede jaar op rij de hele aanloop nogal onrustig is en ondoorzichtig.
Nota's van wijziging, andere termijnen, moeten reageren op een verlaging van iets,
op een voorgenomen verhoging die dan weer niet doorgaat. Erg onprettig en ook erg
onoverzichtelijk, voor de mensen hier in de commissie al, laat staan voor de mensen
thuis. Dus als we het hebben over volgend jaar iets anders doen, dan zou dat misschien
ook een aandachtspunt kunnen zijn.
Voorzitter. De lastendruk voor de Nederlander is ongekend hoog. Zoals tijdens de Algemene
Financiële Beschouwingen al aangetoond werd, stijgt die door tot 39,2%. Ondanks een
goed draaiende economie krijgt de gewone Nederlander het geld niet terug dat hij de
afgelopen jaren heeft moeten inleveren om de EU en de bankencrisis te betalen. Dus
ook dit jaar is er weer geen extra geld, want onder de streep is er dit jaar ook gewoon
weer een lastenverzwaring.
Voorzitter. Wat je ook vindt van dit Belastingplan, feit is en blijft dat er ook nu
niet gekozen wordt voor de gewone man. Die trekt wederom aan het kortste eind. Het
CPB rekende ons al eerder voor dat de economie in de afgelopen vijftien jaar met 15%
is gegroeid en ook de bedrijfswinsten zijn verdubbeld, maar het reëel besteedbare
inkomen steeg nauwelijks. Onder andere via het Belastingplan zou je zo'n negatieve
trend kunnen stoppen en zelfs omkeren. Via het Belastingplan zou je een begin kunnen
maken met een eerlijke verdeling van het geld, maar niets van dat alles. Dat is niet
alleen een gemiste kans, dat is schandalig. Rutte III maakt wel een hoop lawaai rondom
een zogenaamde sociale vlaktaks. Maar dat is natuurlijk volslagen kul, want er is
helemaal niks vlaks aan deze taks en hij is zeker ook niet sociaal. Hij is niet vlak
omdat er effectief nog steeds meerdere schijven zijn, zelfs voor ouderen. En hij is
niet sociaal omdat de burger er nauwelijks op vooruitgaat. De gewone werknemer, de
gewone man krijgt helemaal niets. Pas vanaf € 100.000 of meer wordt het een beetje
feest.
Voorzitter. Dan heb ik het natuurlijk over de beroemde schaal van Wopke, hét meetinstrument
bij uitstek voor een oneerlijke inkomensverdeling. Volgens het Nibud gaat een gezin
met twee kinderen waarbij de partners allebei werken en samen € 30.000 verdienen er
€ 8 per maand op achteruit. Maar indien het gezin 2 ton verdient, gaan ze er € 128
per maand op vooruit. Dat is een verschil van ruim € 1.600 per jaar in het nadeel
van de gewone Nederlander. De schaal van Wopke slaat rood uit, donkerrood. De PVV
wil graag van deze Staatssecretaris weten waarom hij de Minister niet anders heeft
geadviseerd. Ik weiger eigenlijk te geloven dat deze Staatssecretaris het sociaal
vindt, dat hij akkoord gaat met het feit dat veelverdieners netto meer overhouden
dan ze deden voor de introductie van dit plan, terwijl de gewone man dus weinig tot
niets krijgt. Graag een reactie.
Over verschillen gesproken. Tijdens zowel de Algemene Politieke Beschouwingen als
de Financiële Beschouwingen werd er al geconstateerd dat deze coalitie, deze Staatssecretaris
wel heel erg eenzijdig bezig was om de multinationals te spekken. Een deel van dit
probleem zit toch in dit Belastingplan, want de multinationals krijgen wel een cadeau:
een duidelijke verlaging van de vennootschapsbelasting. Het is toch wel belangrijk
om hier even bij stil te staan. Zoals ik al zei, zijn de bedrijfswinsten verdubbeld.
Het geld klotst over de plinten in de boardrooms. En wat doen we dan? Dan gaan we
opnieuw belasting verlagen en ook nog ongevraagd en onnodig.
Als je daartegenover stelt wat de werknemer krijgt: krijgt hij dan een eerlijk deel?
Nou ja, zoals net besproken gaan de lagere inkomens er sowieso niet op vooruit. Ook
de gepensioneerden hebben een probleem. Dat hebben we onder andere vorige week gezien
in het rapport van het Nibud over de koopkrachtontwikkeling. Maar Rutte III beweert
toch echt dat werknemers erop vooruitgaan via dit nieuwe stelsel. Welke groepen zijn
dat dan? De lage inkomens dus niet en de ouderen ook niet. Laten we dan de middeninkomens
eens bekijken, de mensen tussen € 36.000 en € 68.000 per jaar. Misschien wil de Staatssecretaris
met mij meerekenen. Er is een tariefsverlaging van 3,8%, want het was 40,85% en we
gaan naar 37,05%. Maar klopt het dan, vraag ik de Staatssecretaris, dat doordat de
arbeidskorting en de algemene heffingskorting versneld worden afgebouwd, de inkomens
tussen € 36.000 en € 68.000 eigenlijk geen tariefsverlaging overhouden? Er zijn namelijk
mensen die hiervoor doorgeleerd hebben. Die rekenen ons voor dat de beloofde belastingverlaging
van 3,8% dan verdampt tot een armzalige 0,26%. Dit omdat door de inkomensafhankelijke
afbouw het marginale tarief opeens bijna 49% zou bedragen. Kloppen deze berekeningen,
Staatssecretaris? En als die kloppen, is dat dan eerlijk?
Daar komt nog bij natuurlijk dat dit hele verhaal nog versterkt wordt door het versneld
afbouwen van de hypotheekrenteaftrek. Dat blijft eigenlijk toch ook wel ongemakkelijk.
Hoezo een betrouwbare overheid? Mensen die ooit een keuze maakten met een belofte
voor aftrek van 52%, moeten binnenkort rekenen met 37%. De spelregels veranderen tijdens
de wedstrijd. Niet echt lekker, zeg maar. En natuurlijk gaat de btw ook nog omhoog.
De afschaffing van de dividendbelasting heeft terecht heel veel aandacht gekregen,
maar ook de btw-verhoging is onacceptabel en moet van tafel.
Zoals ik al zei, dit Belastingplan is een gemiste kans. De lasten gaan enorm omhoog
en de burger moet gaan betalen, en dan ook voor een groener stelsel. Ja, wij gaan
vergroenen. Als je dat dan weet, dan lees je het interview met deze Staatssecretaris
in Het Financieele Dagblad toch met geheel andere ogen. Want het zal toch niet zo
zijn dat de Nederlanders mogen bloeden voor al die onzinnige klimaatonzin, omdat deze
Staatssecretaris opgegroeid is met ecologie, zoals ik las? Dat Jan Modaal straks niet
meer op vakantie kan met het vliegtuig, omdat de vader van deze Staatssecretaris moerasplanteilandjes
in de grachten van Amsterdam dumpte? Het was het Nederlands Dagblad, niet Het Financieele
Dagblad? Oké, dank u, Staatssecretaris. Ja, u geeft zo veel interviews de laatste
tijd. Die in NRC lees ik natuurlijk niet, maar deze is dus uit het Nederlands Dagblad.
Maar wel even serieus, naar aanleiding van dat interview, in welk dagblad het ook
stond: de Staatssecretaris moet echt stoppen met het framen en het door elkaar heen
gebruiken van de woorden «milieu» en «klimaat». Zeker als ik de interviews lees, denk
ik dat hij meer dan slim genoeg is om te weten dat er een verschil is. Hij doet dat
dus bewust. Dat kan echt niet. Het is wel heel slim natuurlijk, want de meeste mensen
willen wel iets doen voor het milieu, en terecht, want iedereen wil een schoner milieu,
maar dat is iets totaal anders dan die onzinnige klimaatonzin.
Dat laatste wordt ook wel duidelijk door het onderzoek van Natuur & Milieu, om nog
maar eens een subsidiespons te noemen. Die hebben het bureau Motivaction laten onderzoeken
hoeveel de Nederlander bereid is om maandelijks extra te betalen om klimaatverandering
tegen te gaan. Slechts 9% wil meer dan € 40 betalen. 23% is bereid tussen wel € 1
en € 10 te gaan betalen. 30% wil gewoon helemaal niets betalen. Als zelfs uit een
zeer gekleurd onderzoek van een subsidiespons blijkt dat Nederland niet wil betalen
voor klimaatonzin, dan is dit Belastingplan een meer dan duidelijk bewijs van de enorme
kloof tussen de zelfvoldane elite en de gewone man, die iedere maand maar moet zien
hoe hij rondkomt. Deze Staatssecretaris is een soort omgekeerde Robin Hood, ondanks
zijn geweldige jeugd. Hij neemt van de armen en geeft aan de rijken, want dat is wat
er feitelijk gebeurt als je kijkt naar de effecten van zonnepanelen en Teslasubsidies.
Het geld stroomt van arm naar rijk. Dan krijgen we straks ook nog onbetaalbare warmtepompen,
een vliegtaks en gaat Rutte ook nog gasaansluitingen verbieden. Al die maatrelen rondom
het gas, maken langzamerhand van een gewone energiefactuur die de mensen thuis krijgen,
een ordinaire belastingbrief. Bedankt, Staatssecretaris.
Maar het toppunt is natuurlijk de fiscale promotie van elektrisch rijden. Ik vraag
me af: hebben we dan helemaal niets geleerd van het debacle met hybride auto's? Gaan
we opnieuw vele miljarden verbranden met de Tesla's van deze wereld? Al in 2016 waarschuwde
de PVV bij de behandeling van het Belastingplan voor de absurd grote fiscale voordelen
van elektrische auto's. Wij pleiten al jaren voor het gelijk behandelen van auto's.
Wat zou het opleveren indien we het elektrisch rijden net zo zouden behandelen als
de rest? Met hoeveel euro's kan de motorrijtuigenbelasting voor auto's dan omlaag?
Vraag twee aan de Staatssecretaris, voorzitter. Als we alle klimaatmaatregelen van
hem bij elkaar zouden optellen, hoeveel millimeter zeestijging heeft de Staatssecretaris
dan voorkomen met dit plan? Graag een antwoord met onderbouwing.
Voorzitter, als derde. Deze Staatssecretaris wil zogenaamde groene obligaties uit
gaan geven. Dat is natuurlijk leuk en lekker voor proseccodrinkend Nederland, maar
komen die obligaties dan ook te vallen onder de vrijstelling groen beleggen? Zo ja,
hoeveel kost dat Nederland dan aan gederfde belastingen?
Dan de expatsubsidie of de 30%-regeling. Ik vind het echt onbegrijpelijk dat deze
absurde multinationalsubsidie blijft bestaan. Niet alleen is al heel vaak aangetoond
dat deze regeling niet effectief is, ze is vooral ook heel erg onrechtvaardig. De
Nederlander moet gewoon 100% betalen, maar voor de buitenlander is 30% onbelast. Zoals
de PVV als voorbeeld gaf bij de Algemene Financiële Beschouwingen: als in een straat
de familie Jansen naast de familie Mbeki woont en hetzelfde soort werk doet, krijgt
de familie Mbeki netto heel veel meer. Vroeger heette zoiets discriminatie.
Voorzitter. In 2016 waren er 225 buitenlanders die gemiddeld bijna 2,5 miljoen per
jaar verdienden; niet samen maar zelf, gemiddeld. Via de expatregeling mochten ze
per persoon ruim € 370.000 extra opstrijken. Waarom staat de Staatssecretaris dit
toe? Waarom is dit sociaal? Durft hij dit te verdedigen? Ik wil het graag van hem
horen.
Voorzitter. In het Belastingplan wordt voorgesteld om ook de fiscale aftrekbaarheid
van het hoogste tarief van giften aan goede doelen per 2020 versneld af te bouwen.
Maar die aftrekbaarheid maakt ook weer eens heel duidelijk hoe absurd het is om islamitische
organisaties fiscaal voordeel te geven. We kennen natuurlijk de zaak van grootschalige
oplichting met belastinggeld bij de Islamitische Universiteit Europa: in totaal 2.000
moslims die voor in totaal 8,5 miljoen fraudeerden. Dat is maar één instelling. Zou
het daarom niet een goed idee zijn om giften, juist aan moskeeën, beter te controleren?
Ook los van die fraude gaan islam en algemeen nut niet samen, nooit. Geen anbi-status
dus. Nogmaals, het mag niet zo zijn dat Nederland de meest walgelijke organisaties
fiscaal steunt.
Voorzitter. Aan al het goede komt een eind, dus nog slechts een paar vragen. In het
voorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelbelasting voor landgebonden weddenschappen
op de sport – een hele mond vol – is sprake van het gelijktrekken van tarieven, op
verzoek van Brussel. Klopt het dat die wijzigingen pas ingaan als het wetsvoorstel
KOA in werking treedt en dat er dus voor geheel 2019 geen budgettaire gevolgen zijn?
Als dat zo is, waarom is het dan niet nodig, ook gezien de verzoeken vanuit de sector
zelf, om deze wijzingen ook pas te bespreken in 2019? Dan kunnen we dit voorstel uit
het plan halen, zodat het goed en rustig besproken kan worden.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik het woord aan mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Voor ons ligt een uitgebreid pakket aan wetsvoorstellen waarin
we de voornemens van dit kabinet op het gebied van de belastingen gaan regelen. Belasting
betalen is nooit leuk, maar wel noodzakelijk om te kunnen investeren in goede zorg,
goede bereikbaarheid, veiligheid en onderwijs. Immers, de investeringen die wij doen
in onze veiligheid, infrastuur of zorg, moeten betaald worden, zo ook de mensen die
het werk doen: de onderwijzers, de politieagenten en de medewerkers in de zorg. De
belastingen worden opgebracht door de mensen en de bedrijven. Het is zaak dat we daar
netjes mee omgaan. Belastingontduiking en belastingontwijking passen hier niet bij.
Om die aan te pakken ligt de Wet implementatie ATAD 1 bij ons voor. De woorden die
ik daar in mijn tekst verder aan wil wijden, zal ik naar achter schuiven.
Voorzitter. Het gaat goed met Nederland. Na een aantal jaren van financiële tegenwind
staat Nederland er beter voor. Veel mensen en ondernemers vragen zich af wanneer zij
daar ook iets van gaan merken. Dat is terecht, want we hebben allemaal de broekriem
moeten aanhalen de afgelopen jaren. Daarom is het zo belangrijk dat dit kabinet zich
kan richten op het verlagen van de belastingen. Het gaat erom dat mensen nu zelf ook
in hun portemonnee gaan voelen dat het beter gaat. Het gaat erom dat mensen, wanneer
zij in januari op hun loonstrookje kijken, zien dat de belastingen omlaaggaan en dat
ondernemers, wanneer zij aangifte doen, zien dat we ook hun tarieven gaan verlagen.
Want zij, en niet wij, hebben de afgelopen jaren geknokt om ervoor te zorgen dat het
beter gaat in Nederland.
Voorzitter. Dit kabinet doet drie belangrijke dingen: we verlagen de belastingen voor
mensen, we verlagen de belastingen voor ondernemers en we investeren in onze publieke
sector. Het gaat om investeringen in goede zorg, onderwijs, veiligheid en wegen. Dat
is allemaal belangrijk, want als er banen bij komen, als mensen meer te besteden krijgen
en als we onze publieke sector op orde hebben, kunnen we ervoor zorgen dat Nederland
ook in de toekomst sterk staat. Natuurlijk zijn er nog een aantal vragen van mijn
partij en zullen andere partijen ook hun vragen hebben, maar de conclusie is wel dat
dit kabinet echt werk maakt van de verlaging van de belastingen. Daar is de VVD trots
op.
Voorzitter. Ik wil in mijn inbreng stilstaan bij drie belangrijke kernpunten, namelijk
de belastingverlaging voor burgers en bedrijven...
De voorzitter:
De heer Nijboer wil graag interrumperen.
De heer Nijboer (PvdA):
Ja, want ik dacht: wat is nou de term die past bij de grootse woorden over lastenverlichting
voor mensen die het kabinet in de mond neemt? Mevrouw Lodders, de VVD begint daar
ook mee. Ik zou zeggen: eerst het zoet en dan het zuur. Want de grootste operatie
die het kabinet uitvoert, is het naar voren halen van heel veel van de lastenverlichting
die de hypotheekrenteaftrekbeperking na deze kabinetsperiode zou opleveren en het
daarna nog op het bord van mensen schuiven. Erkent mevrouw Lodders dat?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik heb in mijn inleiding aangegeven – ik zal daar zo meteen ook op doorgaan – dat
dit kabinet echt werk maakt van belastingverlichting. De lasten voor mensen worden
met 5 miljard euro verlaagd. Een deel wordt naar voren gehaald, maar mensen kunnen
beter nu iets aan de lastenverlichting hebben dan over 20 of 30 jaar. Dus dit kabinet
zet wel degelijk in op lastenverlaging.
De heer Nijboer (PvdA):
Ja, in deze kabinetsperiode. Het CPB denkt daar overigens anders over. Dat zegt dat
u dit jaar de belastingen ook voor mensen gewoon met 800 miljoen verhoogt. Maar als
je kijkt naar de stukken van de Staatssecretaris zelf, van dit kabinet zelf, dan zie
je dat het hele structurele effect van dit pakket – met de tweeschijventaks bijvoorbeeld;
het is ook een beetje vestzak-broekzak, want de btw wordt verhoogd en de tarieven
gaan dan weer naar beneden – ongeveer € 2 per persoon per jaar is. Het gaat om 38 miljoen
of 36 miljoen in 2042. Dat is het effect van de grote woorden van de VVD over lastenverlichting.
De PvdA is geen lastenverlichtingspartij, maar ik spreek u er in het debat wel op
aan dat u grote woorden daaraan wijdt, maar dat het eigenlijk niks anders is dan wat
schuiverij en vestzak-broekzakbeleid met de btw, wat er uiteindelijk niet toe leidt
dat mensen er veel aan overhouden.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ja, terecht, want de Partij van de Arbeid wil inderdaad helemaal geen lastenverlichting
voor mensen. Laten we dat hier dus vaststellen. Ik kan alleen maar concluderen dat
dit kabinet inzet op lastenverlichting. Het gaat om 5 miljard euro. Daarnaast investeren
we in de publieke sector. Dat is volgens mij ook ontzettend belangrijk. Dat delen
de Partij van de Arbeid en de VVD wel. Dat is wat ik hierop kan zeggen.
Mevrouw Leijten (SP):
Je kan het geld natuurlijk steken in het verlagen van de belastingen, maar je kan
ook mensen tegemoetkomen in de hoge kosten die ze hebben, zoals de hoge huren, de
zorgtoeslag, allerlei eigen bedragen. Zo kan je mensen ook zeker tegemoetkomen. Dat
is veel meer gericht op mensen die bijvoorbeeld ziek zijn of die bijvoorbeeld een
wat lager inkomen hebben en die daarom aangewezen zijn op een huurhuis. Ik wou er
maar even op wijzen dat wij dat in ons voorstel Mensen boven multinationals zeker
doen.
Daarom een vraag over de lastenverlichting. Er wordt gezegd dat de laagste inkomens
er € 300 op vooruitgaan door het pakket, maar we weten tegelijkertijd ook dat iedereen
€ 300 extra gaat betalen vanwege de btw-verhoging. Waar gaan de laagste inkomens dan
de stijging van de huur, van de zorgpremie en van de energierekening van betalen?
En hoe gaan ze dan precies in uw systematiek erop vooruit?
Mevrouw Lodders (VVD):
We verlagen niet alleen de belastingen. Ik denk dat je naar het totaalplaatje zou
moeten kijken. Dan zie je dat we ook de algemene heffingskorting aanpassen, dat we
iets doen in de arbeidskorting en dat verschillende toeslagen worden verhoogd. Er
worden dus wel degelijk maatregelen genomen in de categorieën waar mevrouw Leijten
op doelt.
Mevrouw Leijten (SP):
U verlaagt inderdaad niet voor iedereen de belasting. U verhoogt de belasting voor
de laagste inkomens en u compenseert die met kortingen. Zoals het CPB zegt, gaan de
gewone gezinnen meer belasting betalen, maar worden zij via de kinderopvangtoeslag
en andere kortingen nog enigszins gecompenseerd. Maar dat is natuurlijk geen antwoord
op de vraag. Je ziet dat de hoogste inkomens een enorme belastingverlaging krijgen
omdat er een gigantische overcompensatie plaatsvindt, bijvoorbeeld omdat ze minder
hypotheekrente kunnen aftrekken, maar je ziet die overcompensatie niet voor de laagste
inkomens. Ik vraag niet om een totaalplaatje, maar ik vraag gewoon naar die € 300
die de laagste inkomens er volgens de modellen van dit kabinet op vooruit zouden gaan,
met die kortingen en met die toeslagen, terwijl die € 300 meteen uitgegeven wordt
aan de extra btw. Waar moeten ze dan de rest van de stijging van de kosten van het
gewone levensonderhoud van betalen?
Mevrouw Lodders (VVD):
Het CPB heeft aangetoond en berekend dat de mensen 1,5% erop vooruitgaan, dus dat
lijkt me helder.
De heer Snels (GroenLinks):
Heel kort, voorzitter. Volgens mij is dit debat bedoeld om helderheid te krijgen over
wat de plannen zijn en wat ze betekenen. Ik begrijp de inzet van mevrouw Lodders en
haar verhaal dat lastenverlichting voor de VVD heel belangrijk is, maar het lijkt
me goed om ook duidelijk te krijgen, ook voor de mensen die meekijken, dat volgens
het Centraal Planbureau de beleidsmatige lasten – dus: wat is het beleid voor komend
jaar – toch een lastenverzwaring van 800 miljoen betekenen. De heer Nijboer wees daar
al op. Er zit altijd wat verschil tussen Financiën en het Centraal Planbureau, maar
ook het Ministerie van Financiën zegt dat er per saldo een lastenverzwaring is van
100 miljoen komend jaar. Dat zou mevrouw Lodders toch moeten beamen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik ga nu in op de plannen voor deze kabinetsperiode. Ik vind dat we naar de hele kabinetsperiode
moeten kijken. Dan kan ik niet anders dan concluderen dat de belastingen met 5 miljard
worden verlaagd en dat er daarnaast een stevige investering in het publieke domein
wordt gedaan.
De heer Snels (GroenLinks):
Ik snap uw politieke antwoord, maar dit gaat even over de feiten. De feiten zeggen
dat met alles wat naar voren gehaald wordt en naar achteren geschoven wordt, met alle
knoppen waaraan gedraaid wordt en met alle beleid dat in het verleden is ingezet en
dat nu gevoerd wordt door dit kabinet, er per saldo per 2019 een lastenverzwaring
voor huishoudens overblijft van 100 miljoen volgens Financiën en 800 miljoen volgens
het Centraal Planbureau. Het is toch wel belangrijk om over deze conclusie helder
te zijn naar de buitenwereld.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik blijf bij het antwoord dat ik eerder heb gegeven. Ik kijk naar deze kabinetsperiode
en ben er trots op dat we die 5 miljard aan belastingverlaging kunnen doorvoeren.
Volgens mij wilde ook uw partij, zeg ik tegen mijn collega van GroenLinks, geen lastenverlichting.
Voorzitter, ik ga verder met mijn betoog. Ik was gebleven bij dat ik in mijn inbreng
wil stilstaan bij de drie belangrijke kernpunten, namelijk bij de belastingverlaging
voor de burgers en de bedrijven, bij het verbeteren van het vestigingsklimaat en nog
even kort bij de staat van de Belastingdienst.
De belastingverlaging. De economie draait op volle toeren. Meer mensen vinden een
baan en de overheidsfinanciën zijn op orde. De aanpak van de afgelopen jaren heeft
ervoor gezorgd dat we er goed voor staan. De mensen moeten dit ook gaan voelen in
de portemonnee. Het kabinet komt met een pakket aan maatregelen om de lasten te verlagen.
Dit pakket kan op onze steun rekenen. Werken wordt lonender en mensen gaan dat dan
ook zien. Naast deze maatregelen heeft het kabinet geld vrijgemaakt om te investeren
in de politie, leraren en verplegers. Ook dit vinden mensen belangrijk. Voor het bedrijfsleven
ligt er een mooi pakket aan maatregelen, waarbij de belastingen op winst flink verlaagd
worden. Ik kom bij het vestigingsklimaat terug op de verschillende maatregelen voor
het bedrijfsleven.
Voorzitter. Een van de belangrijke maatregelen die mensen raken is de invoering van
het tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting. Voor veel mensen is het huidige
systeem ingewikkeld. Het kabinet kiest voor een vereenvoudiging met een basistarief
en een toptarief, waar voor gepensioneerden dan nog een extra schijf bij komt. Ik
spreek mijn hoop uit dat het voor mensen ook daadwerkelijk eenvoudiger wordt. Ik benoem
in elk debat dat belasting betalen niet leuk is, of niet het allerleukste is, zeker
niet als je ook nog hulp moet inroepen om je aangifte in te vullen. Het gros van de
mensen valt in de nieuwe systematiek onder het basistarief van 37,05%, en voor het
eerst sinds het bestaan van de inkomstenbelasting krijgen we een toptarief onder de
50%. Ik vraag de Staatssecretaris te reflecteren op de vereenvoudiging van het belastingstelsel.
De Raad van State heeft daar ook een opmerking over gemaakt.
Voorzitter. De VVD, maar ook andere partijen, hebben al eerder aandacht gevraagd voor
mensen met een alimentatieverplichting in relatie tot de grondslagverminderende posten.
Kan de Staatssecretaris er nog een keer op ingaan hoe deze maatregel voor mensen uitpakt?
Voorzitter. Het kabinet doet een aantal vergroeningsvoorstellen. Zo wil het kabinet
het gebruik van milieuvriendelijke taxi's stimuleren. Het doet dit door het afschaffen
van de bpm-teruggaafregeling voor taxi's en openbaar vervoer. Deze maatregel lijkt
heel oneerlijk uit te pakken voor mensen die van dit vervoer afhankelijk zijn. Dan
denk ik met name aan mensen die vanwege een rolstoel afhankelijk zijn van een taxibus,
of aan vrijwilligersprojecten, bijvoorbeeld als het gaat om sport, waar veel met kinderen
gewerkt wordt, of aan doelgroepenvervoer. Ik heb een aantal vragen.
De voorzitter:
Maar eerst is er een interruptie van de heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Tenzij mevrouw Lodders daar nog nader op terugkomt, wilde ik haar toch twee vragen
stellen over de lastenverlichting voor de burgers. De eerste gaat over de lastenverzwaring
van 800 miljoen voor de burger die volgend jaar optreedt, aansluitend op wat collega
Snels daar al over heeft gezegd. Ik heb daar in het debat met Minister Hoekstra uitvoerig
over gedebatteerd. In de antwoorden zien we nu dat het volgens Financiën 0 of 100 miljoen
is, maar ik ga toch maar uit van de cijfers van de MEV. Het is voor de burger overigens
absurd dat het Planbureau zegt dat het 800 miljoen is, terwijl Financiën zegt dat
het 0 of 100 miljoen is. Kunnen we volgend jaar eenduidige cijfers krijgen en de goede
keuze maken?
Mijn vraag aan mevrouw Lodders is de volgende. Ze spreekt over lastenverlichting,
maar in antwoord op vragen die wij hebben gesteld, blijkt dat er op vier onderdelen
een enorme nivellering plaatsvindt, in totaal voor 3,6 miljard. Ik heb het hier voor
me. Het gaat om de afbouw arbeidskorting, beperken aftrektarief voor eigen woning
en de overige aftrekposten, en bevriezing van het beginpunt van de hoogste tariefschijf.
Dat gaat bij elkaar om 3,6 miljard. Dit kabinet, de VVD voorop, heeft het over lastenverlichting
voor burgers – die treedt overigens niet op, want per saldo is het een stijging van
800 miljoen – maar als je naar de verdeling kijkt, dan zie je dat de middengroepen
van de VVD een enorme opdonder krijgen van 3,6 miljard, die bestaat uit deze vier
posten, die extreem nivellerend zijn. Ik zou graag van mevrouw Lodders willen horen
hoe zij dat, nog los van het verkiezingsprogramma, zou kunnen verdedigen.
Mevrouw Lodders (VVD):
De vraag om eenduidige cijfers, waarmee de heer Van Rooijen zijn inleiding begon,
kan ik natuurlijk alleen maar ondersteunen. Ik denk dat het altijd goed is als cijfers
maar op één manier te interpreteren zijn. De tweede vraag is een herhaling van zetten.
Ik ben daar al op ingegaan. Dit kabinet kiest voor een belastingverlaging van 5 miljard
euro in deze kabinetsperiode. Ik vind dat je naar het pakket aan maatregelen moet
kijken. Je kan inzoomen op iedere individuele maatregel. Dan kan ik er ook wel een
aantal vinden die misschien negatief uitpakken. Maar het gaat om het totaalpakket
aan maatregelen. Daar hebben de mensen ook mee te maken.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat heb ik allemaal gehoord, en dat hoor ik nu voor de tweede keer, maar u gaat niet
in op de vraag die ik stel. Mijn vraag is hoe de VVD kan verdedigen dat dat pakket,
waar allerlei verlichtingen in zitten, per saldo zo uitpakt dat de groep tussen de
€ 35.000 en € 70.000 – dat zijn niet de hoge inkomens; dat is maximaal tweemaal modaal,
dus nog maar net de middengroepen – voor 3,6 miljard specifiek aan vier lastenverzwaringen
wordt blootgesteld. Hoe kunt u dat verdedigen? Als u het generiek doet, gelijk verdeeld
over alle groepen, dan kan ik me dat voorstellen. Maar als de VVD met een nivellering
van 3,6 miljard nu de mensen met een bruto inkomen tussen € 35.000 en € 70.000 pakt,
hoe kan mevrouw Lodders dat dan verdedigen?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik blijf bij mijn eerder gegeven antwoord. Ik kijk naar het totaalpakket aan maatregelen.
Dit kabinet zet in deze kabinetsperiode in op een belastingverlaging. Ik ga niet in
op alle individuele maatregelen, maar ik kijk naar het totaalpakket waar mensen mee
te maken hebben.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Laat ik er één uit pakken, namelijk de eerste. De afbouw van arbeidskorting leidt
tot een nivellering van 1,5 miljard. Ogenschijnlijk is er voor de inkomens tussen
de € 35.000 en € 70.000 een tariefverlaging. Als je de afbouw van de arbeidskorting
daar bijtelt, betekent dit voor die groep dat de lastenverlichting totaal wordt weggenivelleerd
doordat er 1,5 miljard wordt weggepakt bij mensen met een inkomen tussen € 35.000
en € 70.000. Die mensen denken dus dat ze een lager tarief krijgen, maar ze worden
via de achterdeur van de afbouw van de arbeidskorting enorm teruggepakt, waardoor
ze er per saldo niet op vooruitgaan.
Mevrouw Lodders (VVD):
Het CPB heeft berekend dat de mensen er 1,5% op vooruitgaan. Het is misschien interessant
als de Staatssecretaris zijn licht laat schijnen over deze heel specifieke vraag.
Mij gaat het om het totaalpakket aan maatregelen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, maar ik vraag u om een antwoord. We krijgen vrijdag nog een tweede ronde en spreken
hier zeker ook nog plenair over. U kunt van mij verwachten dat ik er dan op terugkom.
Bereidt u zich dan beter voor om dit aan uw eigen kiezers uit te leggen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik kan heel goed uitleggen dat dit kabinet inzet op een lastenverlichting en daarnaast
op een forse investering in het publieke domein.
Ik heb een aantal vragen aan de Staatssecretaris over het stimuleren van milieuvriendelijke
taxi's. Is de Staatssecretaris bereid om met zijn collega van VWS in kaart te brengen
wat de gevolgen zijn van deze maatregelen voor mensen die vanwege hun beperking afhankelijk
zijn van dit vervoer en wat de gevolgen zijn voor de vrijwilligersprojecten en het
doelgroepenvervoer? Zou het mogelijk zijn om onderscheid te maken op basis van het
type vervoer of het type auto? Als dat niet kan, wil ik graag weten wat de overwegingen
zijn. Wat kan de Staatssecretaris wel doen om deze groep tegemoet te komen?
Een ander punt waar ik enkele vragen over wil stellen, is de stimulering van de volledig
elektrische auto. Per 1 januari 2019 wordt er een cap geïntroduceerd op de bijtelling
van elektrische auto's. Voor een auto tot € 50.000 bedraagt deze 4%, daarboven 22%.
Dit komt uit het energieakkoord van 2013 – meen ik – waarin aangenomen is dat er vanaf
2020 voldoende elektrische auto's beschikbaar zouden zijn met een bereikbaarheidsrange
van meer dan 200 kilometer. Die beschikbaarheid van voldoende auto's is natuurlijk
nodig voor een volwassen markt. Kan de Staatssecretaris aangeven of er inmiddels voldoende
typen auto's beschikbaar zijn met de range die nodig is, met name voor de zakelijke
rijders? Zijn er met de voorgestelde maatregel gedragseffecten te verwachten? Zo ja,
welke?
Kan de Staatssecretaris ingaan op deze maatregel met betrekking tot de tweedehandsmarkt?
Wat gebeurt er met de zakelijke auto's die bijvoorbeeld na 60 maanden op de markt
komen? Zijn deze aantrekkelijk voor de tweedehandsmarkt of gaan we straks een export
zien van deze auto's die eerst flink gesubsidieerd zijn en daarna de grens over gaan?
Aan dat laatste denk ik gezien de antwoorden van afgelopen week op de vragen van de
heer Omtzigt en nog een collega. Ik zie daarin een tegenbeweging. Het aantal youngtimers
in Nederland neemt toe en ook de import. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen? Welke
maatregelen gaat hij treffen om te voorkomen dat importauto's uit bijvoorbeeld uit
Duitsland, waar de diesel steeds meer geweerd wordt, in Nederland aantrekkelijke auto's
worden en de gesubsidieerde auto uit Nederland de grens over verdwijnt?
Voorzitter. De mensen zullen met dit Belastingplan een aantal maatregelen zien die
betrekking hebben op de energierekening. Zo wordt het gebruik van gas duurder en de
elektriciteit goedkoper. De korting die mensen op de energierekening krijgen wordt
met € 51 verlaagd. De opbrengst van deze laatste maatregel is gebruikt om de inkomstenbelasting
te verlagen. Het is naar de mening van mijn fractie effectiever om de inkomstenbelasting
te verlagen, dus deze maatregel kan op onze steun rekenen.
De verlaging van de hypotheekrenteaftrek wordt versneld en dat was niet de makkelijkste
maatregel voor de VVD, zeg ik. Kan de Staatssecretaris nog eens uitleggen hoe woningbezitters
zelfs met de beperking van de hypotheekrenteaftrek profiteren van deze belastingplannen?
Voorzitter. Nu ik het over de eigen woning heb, is dat een mooi bruggetje naar mijn
volgende punt. Als je zonnepanelen koopt om je energierekening te verlagen, is het
zuur als je vervolgens meer belasting moet gaan betalen. Dan wordt je gestraft voor
goed gedrag. Dat wil de VVD niet. Goed gedrag – of liever gezegd: goede initiatieven –
moet je belonen. Daarom zou ik willen vragen om zonnepanelen als roerend goed aan
te merken. Dan tellen ze niet mee bij de vaststelling van de waarde van je huis, de
zogenoemde WOZ-waarde, die gebruikt wordt om verschillende belastingen en heffingen
te heffen. Is de Staatssecretaris het met de VVD-fractie eens dat de mensen die willen
investeren in zonnepanelen niet gestraft dienen te worden met hogere belastingen?
Ik voel me in dit voorstel overigens gesterkt door veel raadsleden van verschillende
politieke partijen, die mij benaderd hebben naar aanleiding van eerder gestelde vragen.
Voorzitter. Nu we het toch over de lokale lasten hebben: middels schriftelijke vragen
heb ik al een aantal keren aandacht gevraagd voor de ontwikkeling van de lokale lasten.
Dit kabinet richt zich op het verlagen van de belastingen, maar niet alleen de rijksoverheid
heft belastingen. Ook lokaal worden belastingen geheven. Ik vraag de Staatssecretaris
om samen met zijn collega van Binnenlandse Zaken scherp te blijven op de lastenontwikkeling
van decentrale overheden.
Voorzitter. Ik kom bij het vestigingsklimaat. Nederland is een mooi land. Het is vele
ondernemers rijk. De zzp'er die na jaren ervaring bij zijn werkgever...
De heer Nijboer (PvdA):
Ik zag het plan van de VVD al. Aan de ene kant is het wel sympathiek om die investeringen
in woningen voor verduurzaming niet mee te tellen en daardoor wat minder belasting
te betalen. Maar toen dacht ik er wat langer over na. Geldt dit ook voor isolatie
of een warmtepomp die je aanbrengt in je huis? Zou dat dan niet ook een roerend goed
moeten zijn? Of geldt het alleen voor zonnepanelen?
Mevrouw Lodders (VVD):
Een terechte en goede vraag van de heer Nijboer. Het zou mooi zijn als we alle stimulerende
maatregelen als roerend goed kunnen aanmerken, maar ik denk dat dit op de korte termijn
vrij ingewikkeld is. Ik heb een voorstel gelanceerd voor alleen zonnepanelen. Die
kun je, als je wil, uiteindelijk nog van je dak afschroeven en meenemen naar je volgende
woning. Dat wordt niet vaak gedaan, zeg ik er eerlijk bij, maar het kan. Bij een warmtepomp
doe je dat al een stuk minder makkelijk. Maar dit is wat mij betreft de eerste stap,
om de mensen die willen investeren om duurzamer te gaan wonen tegemoet te komen.
De heer Nijboer (PvdA):
Nu moeten mensen al met zonnepanelen gaan schroeven om ze mee te nemen. Zou het niet
veel effectiever zijn – dat wil de PvdA-fractie ook – om mensen gewoon een stimuleringsmaatregel
aan te bieden om zonnepanelen aan te schaffen en hun huis te verduurzamen? Wij zouden
ook voor sociale huurwoningen serieus geld willen uittrekken om verduurzaming te stimuleren.
Dat zou niet moeten worden geregeld via toch een beetje een gezochte omweg, die het
belastingstelsel ook niet echt vereenvoudigt, wat toch ook een prioriteit van de VVD
is met de uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst.
Mevrouw Lodders (VVD):
Als we één punt simpel kunnen regelen, zou het dit voorstel zijn, zeker als je je
beperkt tot alleen zonnepanelen. Op het moment dat je zonnepanelen als roerend goed
aanmerkt, denk ik dat mensen bereid zijn om die op de woning te laten zitten en niet
mee te nemen. We gaan nog praten over het klimaat en het klimaatakkoord. Ik denk dat
daarbij zeker nog een aantal voorstellen naar voren zullen komen. Maar dit vind ik
een belangrijke eerste stap, omdat het door veel mensen als heel oneerlijk wordt gezien
dat je gestraft wordt voor investeringen. Dat hoor ik overigens niet alleen van raadsleden
uit VVD-hoek. Ik krijg dit signaal breed.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. Ik was bij het vestigingsklimaat. Nederland is een mooi land. Het is vele
ondernemers rijk. De zzp'er die na jarenlange ervaring bij zijn werkgever voor zichzelf
gaat beginnen. De bakker in het dorp. De makelaar. De start-up die vanaf een zolderkamertje
is uitgegroeid tot een kek communicatiebedrijf. Of het bedrijf waar je online inkopen
doet of je vakantie boekt. Stuk voor stuk bedrijven om trots op te zijn. En of het
nou de ondernemers of de mensen die er werken zijn, zij maken dit mooie land.
Maar ondernemer zijn is meer. Als ondernemer voel je je ook verbonden met de plek
waar je bedrijf staat of waar je woont. Het zijn de ondernemers die bij de vele lokale
initiatieven de handen uit de mouwen steken. Als ik alleen al naar mijn eigen gemeente
Zeewolde kijk: of het dan de nieuwjaarsduik is, de tijdelijke ijsbaan in het centrum,
de voetbalcompetitie of al die andere sportclubs met activiteiten, zij kunnen niet
zonder de steun van onze ondernemers. Laten we ervoor zorgen dat dit land aantrekkelijk
is voor ondernemers en bedrijven door te zorgen voor een beheersing van de administratieve
lasten, een aantrekkelijk fiscaal stelsel, goed onderwijs zodat er voldoende goed
gekwalificeerd personeel is, voorspelbare regelgeving, goede digitale infrastructuur,
bereikbaarheid enzovoort. Deze bedrijven zorgen immers voor de banen en de investeringen,
zowel bedrijfsmatig als in de maatschappelijke initiatieven. En daar worden we allemaal
beter van. Het is dan ook goed dat dit kabinet inzet op het aantrekkelijk houden en
het aantrekkelijk maken van dit vestigingsklimaat. Dat doet het onder andere door
lagere belastingen, de kosten op arbeid te verlagen, te investeren in bereikbaarheid
en te investeren in kennis en innovatie.
Het kabinet had het voornemen om de dividendbelasting af te schaffen, een belangrijke
maatregel in het kader van het vestigingsklimaat. Mijn fractie vindt de maatregel
nog steeds een goede maatregel maar we sluiten onze ogen niet voor wat er is gebeurd.
Ik wil de Staatssecretaris vragen te reflecteren op de toekomst van de dividendbelasting.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Als de VVD zelf over mijn favoriete onderwerp begint, dan laat ik dat natuurlijk niet
lopen. De dividendbelasting. Wat is er precies gebeurd volgens mevrouw Lodders?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik had een vraag verwacht maar niet deze vraag. Volgens mij heeft het kabinet een
regeerakkoord gesloten, waarin het een voorgenomen maatregel heeft gepresenteerd om
de dividendbelasting af te schaffen. Vervolgens hebben we er een heel aantal debatten
met elkaar over gevoerd. Het laatste debat dat we hierover hebben gevoerd, ging over
de uitkomst van de heroverweging in relatie tot het afschaffen of het niet afschaffen
van de dividendbelasting.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij vergeet mevrouw Lodders iets cruciaals. Al die debatten die we erover
hebben gevoerd, het weinige bewijs dat er was dat dit goed was voor het vestigingsklimaat,
de vele vragen of we dit toch niet alleen deden voor Unilever en Shell – zelfs tijdens
de Algemene Financiële Beschouwingen hebben we het daarover nog gehad – en al die
wetenschappelijke artikelen ten spijt, er kwam een sms'je uit Londen van de topman
van Unilever en toen was het van de baan. Hoe kijkt de VVD er nou op terug?
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat debat hebben we met elkaar gevoerd, weliswaar op fractievoorzittersniveau, maar
dat heeft uitgebreid plaatsgevonden. Ik heb zojuist ook gezegd dat we onze ogen niet
sluiten voor wat er gebeurt. Dat betekent dat ervoor gekozen is om naar een heroverweging
van deze maatregel te kijken. En dat is gebeurd. Overigens wil ik hier nog wel een
keer aangeven dat wij deze maatregel niet alleen hebben voorgesteld voor Shell en
Unilever. Dat zijn de bedrijven die vaak in de debatten naar voren komen, maar er
zijn meer bedrijven. Er zijn ook bedrijven die contact gezocht hebben en overwegen
naar Nederland te komen en die ook naar deze discussie kijken.
Mevrouw Leijten (SP):
Als je je oren laat hangen naar bedrijven die hiernaartoe willen komen, moet je de
belasting op nul zetten, dan moet je de expats maximaal compenseren, dan moet je de
bonuswetgeving voor financiële instellingen in de prullenbak gooien en dan moet je
wellicht de dividendbelasting afschaffen. Maar als dat echt het enige was, dan is
het toch gek dat na een sms'je van de heer Polman van Unilever het van de baan was?
Ik vraag niet voor niets aan de VVD wat hier is gebeurd. Ik heb dit niet eerder gewisseld
met mevrouw Lodders. Wat is er precies gebeurd? Unilever zegt: we komen niet. En een
maatregel van 1,9 miljard is van de baan. Wij maken hier geen wetten voor bepaalde
bedrijven, wij maken hier wetten voor het hele land, voor alle mensen. Als het nou
gaat over de compensatie van dit soort grote bedrijven, vindt mevrouw Lodders dan
ook niet dat er gewoon ook een goede compensatie moet zijn voor bijvoorbeeld de nadelige
gevolgen van de btw-verhoging voor de laagste inkomens, als zij zo begaan is met compensatie
van mensen of bedrijven?
Mevrouw Lodders (VVD):
Nou, mevrouw Leijten hoeft mij niet te overtuigen van de belangrijkheid van het zo
laag mogelijk houden van de belastingen. Daar zullen wij zelf altijd aandacht voor
hebben.
Dan het afschaffen van de dividendbelasting, de heroverweging daarvan en het nu handhaven
van de dividendbelasting. Voor ons is het een belangrijke maatregel in het kader van
het vestigingsklimaat. Er zijn allerlei argumenten waarom wij dat belangrijk vinden.
Daarbij worden wij overigens ook door een aantal hoogleraren en door andere mensen
buiten deze Kamer gesteund. Dat punt staat nog steeds. Maar je moet je ogen niet sluiten
als er ontwikkelingen zijn. Dat heeft geleid tot die heroverweging, en als gevolg
daarvan ligt er een bedrijfslevenpakket. Daar ga ik zo nog verder op in.
De heer Snels (GroenLinks):
Een hele korte vraag. Ik heb goed geluisterd naar de premier in het plenaire debat.
En als ik het goed begrijp, dan is de VVD nog de enige partij die vindt dat de dividendbelasting
alsnog afgeschaft zou moeten worden. Ik wil mevrouw Lodders vragen: is de VVD dan
ook zo stoer om dat in het volgende verkiezingsprogramma op te nemen? Dat zou namelijk
betekenen dat er geen 2 miljard extra ruimte meer is voor bijvoorbeeld lastenverlichting
voor burgers of voor extra investeringen in Defensie. Want het lijkt me dan wel zo
netjes om dat deze keer wél in het verkiezingsprogramma van de VVD terecht te laten
komen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Gelukkig ga ik niet alleen over het verkiezingsprogramma van de VVD. Dat is een partijaangelegenheid.
Ik zal de wens van GroenLinks in ieder geval doorgeven. Het is overigens niet een
maatregel die wij nooit eerder genoemd hebben. Dat bevestig ik hier nog maar eens
een keer.
Voorzitter. Ik heb een aantal vragen voor... O, excuus.
De voorzitter:
Eén moment nog. De heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Daargelaten wanneer er verkiezingen gaan plaatsvinden en we hier van de VVD nader
over horen, is mijn vraag op dit moment of de VVD eigenlijk vindt dat de dividendbelasting
afgeschaft had moeten worden. En mogen we in deze kabinetsperiode nog een initiatiefvoorstel
van u verwachten om de dividendbelasting alsnog af te schaffen? Dat lijkt mij consequent.
U blijft het namelijk met verve verdedigen. En vlak voordat u geïnterrumpeerd werd,
wilde u aan de Staatssecretaris vragen wat de toekomst van de dividendbelasting is.
Nou, als u daar zorgen over heeft, zou ik zeggen: dien een voorstel in om de dividendbelasting
alsnog af te schaffen. Dan hoeven we niet tot de volgende verkiezingen te wachten.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik begrijp dat de heer Van Rooijen mijn spreektekst heeft ingezien.
Ik heb inderdaad een aantal vragen aan de Staatssecretaris. Die wil ik stellen en
ik hoop daar vrijdag ook een reactie op te krijgen. Want de afschaffing is een belangrijke
maatregel in het kader van het vestigingsklimaat, maar voor ons spelen daarbij ook
een aantal andere aspecten mee.
Het antwoord op uw vraag: nee. Wij hebben nu een regeerakkoord en een heroverweging
als het gaat om het niet afschaffen van de dividendbelasting. Dus wij zullen deze
kabinetsperiode niet actief met een nieuw voorstel daaromtrent komen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris graag vragen om te reflecteren op de toekomst
van de dividendbelasting. De problematiek voor de bedrijven blijft immers overeind.
De Staatssecretaris heeft aangegeven te kijken naar hoe de administratieve lastendruk
verminderd kan worden. Wat is hij op dat punt van plan? Mijn fractie heeft ook vragen
over de juridische houdbaarheid. Op welke manier gaat het kabinet deze ontwikkelingen
volgen?
Het niet doorgaan van het afschaffen van de dividendbelasting heeft geleid tot een
alternatief pakket: de wet bedrijfslevenbeleid 2019. De VVD vindt dat een mooi pakket,
waarbij we erin geslaagd zijn om het vestigingsklimaat en het ondernemersklimaat te
verbeteren. Zo zien we dat dit kabinet de winstbelasting voor mkb'ers verlaagt van
20% naar 15%. Ook de veelal grotere bedrijven met een hogere winst, meer dan € 200.000,
zien een verlaging van de winstbelasting, naar uiteindelijk 20,5%. Dat is goed nieuws,
want de mensen en de ondernemers hebben de broekriem de afgelopen jaren flink moeten
aanhalen, zoals ik aan het begin van mijn verhaal al aangaf.
Bij de verlaging van de Vpb wil ik de Staatssecretaris vragen hoe hij aankijkt tegen
het globaal evenwicht. Dan heb ik het over de verhouding tussen de ib-ondernemer en
de dga. Het kabinet heeft de maatregel genomen in het kader van het globaal evenwicht,
en dat is met name voor de winstreserves uit het verleden een vervelende maatregel.
Mijn vraag is: is er echt niets te doen voor met name die categorie, als we het over
het verleden hebben?
De tweede vraag is dit. Bij de discussie over het globaal evenwicht hebben we het
vaak over de keuze tussen ib-ondernemer of dga. Er zijn een aantal ondernemers die
daartussen niet een eerlijke of open keuze kunnen maken. Neem bijvoorbeeld de veehouderijsector.
Deze ondernemers kunnen niet van rechtsvorm veranderen, want dan zouden zij bijvoorbeeld
gekort worden op de fosfaatrechten. Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat
het kiezen voor een rechtsvorm die het beste bij de ondernemer past een eerlijke en
gelijke keuze zou moeten zijn voor alle ondernemers? Zijn er andere sectoren waarvoor
geldt dat men beperkt wordt in zijn ondernemerschap?
Kan de Staatssecretaris ingaan op de vraag hoe de start-ups en scale-ups profijt hebben
van het voorliggende Belastingplan? Uit gesprekken blijkt dat deze groepen nog niet
altijd voldoende mogelijkheden hebben om medewerkers aan te trekken. Kleine innovatieve
ondernemers maken gebruik van het uitkeren van het eigen vermogen, omdat ze niet altijd
het geld hebben om mensen aan te trekken. Ik heb een voorbeeld van een snel groeiend
bedrijf dat een bonusequityprogramma heeft opgetuigd voor de medewerkers. Maar het
traject was dermate complex, duur en tijdrovend dat dit het ondernemen in de weg heeft
gezeten. Kan de Staatssecretaris hier eens op reflecteren?
Voor de VVD is het ook belangrijk dat we werk maken van de verlaging van de kosten
op arbeid. In de oorspronkelijke plannen heeft het kabinet 100 miljoen euro beschikbaar
gesteld voor het mkb. In het bedrijfslevenpakket is daar nog eens 200 miljoen euro
bij gekomen. Dat is een fors bedrag, waar we blij mee zijn. Nu moeten we ervoor zorgen
dat dit ook goed wordt ingezet en dat de bedrijven echt merken dat de kosten op arbeid
verlaagd gaan worden. Ik wil graag weten wanneer de Staatssecretaris meer kan zeggen
over de invulling van dit bedrag en hoe hij voornemens is om het bedrijfsleven bij
deze invulling te betrekken. Ik zou hem graag de suggestie willen doen om eens een
25- of misschien zelfs wel 50-tal ondernemers uit te nodigen en vooral van hen te
horen waar de meeste pijn zit.
Uit de gesprekken die ik met ondernemers heb, blijkt dat de kosten voor arbeid een
heikel punt zijn, maar ook de werkkostenregeling. Die laatste is recentelijk geëvalueerd.
Op welke manier gaat de Staatssecretaris ook op dat punt een aantal frustraties van
de ondernemers wegnemen?
Als onderdeel van het vestigingsklimaat is het belangrijk dat de bedrijven de juiste
mensen kunnen aantrekken, uit binnen- en buitenland. De expatregeling geeft fiscaal
voordeel aan mensen die een aantal jaren in Nederland werken. Dat is goed verdedigbaar,
omdat deze mensen tegen allerlei extra kosten aanlopen, zoals huisvesting. Maar denk
ook aan kinderen die in Nederland onderwijs volgen. De regeling is in het regeerakkoord
versoberd. Mijn fractie is blij dat in het bedrijfslevenpakket ruimte is gevonden
voor de overgangsregeling. Wel ben ik benieuwd hoe andere landen omgaan met het aantrekken
van mensen. Is de Staatssecretaris bereid om eens een inventarisatie te maken hoe
andere landen met deze uitdaging omgaan? Dat hoeft niet op korte termijn, maar als
het begin volgend jaar kan, dan graag.
De invoering van de rekeningcourantmaatregel voor dga's kwam als een verrassing uit
de hoge hoed. Een maatregel waarmee buitensporig lenen van de bv wordt ingeperkt.
Ik begrijp heel goed dat we excessen willen aanpakken, zeker als dit leidt tot een
situatie dat er geen belasting wordt betaald. Maar op deze manier ondernemers schrik
aanjagen is niet goed. In het bedrijfslevenpakket is 10 miljoen uitgetrokken voor
verzachting van de maatregel. De VVD vindt het belangrijk dat ondernemers geld kunnen
lenen voor hun eigen woning en daarbovenop een bedrag kunnen lenen voor andere zaken.
Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer hij meer zicht denkt te hebben op de uitwerking
van deze maatregelen?
Naast de financiële lastenverlichting wil ik aandacht vragen voor de administratievelastenverlichting.
Hoe gaat de Staatssecretaris, samen met zijn collega van Economische Zaken, ervoor
zorgen dat de administratieve lasten voor ondernemers verlaagd gaan worden? Een deel
ligt nadrukkelijk bij EZK, maar het is belangrijk dat ook de Staatssecretaris de input
van ondernemers gebruikt bij het invoeren en/of wijzigen van de belastingregels. Te
vaak zien we dat regels in de praktijk anders uitpakken. Ik neem aan dat de Staatssecretaris
dat deelt. Als we het hebben over het verlagen van de administratieve lasten, zie
ik in de kleine ondernemersregeling een hele gekke. Ondernemers met een jaaromzet
waarover zij maximaal € 1.883 btw per jaar betalen, moeten voortaan een kwartaalaangifte
gaan doen. Ik denk dat de betreffende kleine ondernemer meer geld kwijt zal zijn aan
zijn boekhouder die de aangifte verwerkt dan het daadwerkelijk opbrengt, zeker nu
een grotere groep ondernemers gebruik kan maken van de mogelijkheid in de KOR van
een vrijstelling op de btw-aangifte blijft er maar een heel beperkte groep over. Ik
wil de Staatssecretaris dan ook vragen om de mogelijkheid te handhaven van een jaaraangifte
btw voor de hele kleine ondernemers tot dat maximum van € 1.883.
Voorzitter. In de KOR zie ik zeker een aantal verbeteringen. De KOR kent een aantal
vereenvoudigingen voor de kleine ondernemers en de KOR gaat ook gelden voor de bv's
en stichtingen en/of verenigingen die onder de omzetgrens van € 20.000 blijven. Dat
is positief. Wel vraagt mijn fractie waarom het kabinet bij de keuzes die het maakt
niet meer heeft aangesloten bij de landen om ons heen. Wij zijn geen eiland en bij
dit soort regelingen is het goed om te kijken wat er in de landen om ons heen gebeurt.
De omzetgrens in Nederland is gesteld op € 20.000. In de landen om ons heen zie je
dat die op € 30.000 en soms wel € 35.000 is gesteld. Kan de Staatssecretaris daarop
een toelichting geven?
Voorzitter. De EIA, de MIA en de VAMIL worden verlengd. Dat zijn fiscale maatregelen
waarmee duurzame investeringen zoals in energiezuinige technieken gestimuleerd worden.
Dat de regeling voor vijf jaar wordt verlengd, lijkt me verstandig. Ik wil er wel
graag voor pleiten dat er tijdig gecommuniceerd wordt waar deze fiscale maatregelen
voor ingezet kunnen worden. Met name wijzigingen dienen actief gemeld te worden. Laat
ik bij dit punt ook de wetswijziging elektronische handel benoemen. Ik zie in deze
wetswijziging vooral een vereenvoudiging. Ook dat dit geregeld wordt is fijn.
Dan ga ik even een stukje ATAD overslaan en kom ik bij het punt over de spoedreparatie
fiscale eenheid. Mijn fractie is tevreden met de beperking van de periode van de terugwerkende
kracht, ook uit het bedrijfslevenpakket. Daar is een klein bedrag voor gereserveerd.
Het wetsvoorstel heeft u reeds aan de Kamer gestuurd. Onze vragen vanuit de Kamer
zijn beantwoord, maar kan de Staatssecretaris ingaan op hoe het proces loopt?
De voorzitter:
Mevrouw Leijten wil volgens mij iets vragen, terwijl ze haar vinger niet bij de knop
heeft.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij hebben we afgesproken dat er geen fiscale maatregelen in het Belastingplan
gefietst zouden worden. Daarom keek ik eventjes naar u, voorzitter.
De voorzitter:
Poeh.
Mevrouw Lodders (VVD):
Bedoelt mevrouw Leijten de fiscale eenheid?
Mevrouw Leijten (SP):
Ja.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik stel alleen even de vraag hoe het proces loopt. Ik ga niet verder in op de inhoud,
want het is, denk ik, te complex om dat mee te nemen bij de uitgebreide stukken die
we al gehad hebben. Toen ik bezig was met de voorbereiding, zeg ik ook even tegen
mevrouw Leijten, hadden wij de antwoorden nog niet binnen, dus dat is ook een reden
waarom ik dat punt adresseer.
Voorzitter. Dan kom ik bij de Belastingdienst. De Belastingdienst staat iedere werkdag
aan de lat om 1 miljard euro belastinggeld te innen. Geld dat nodig is om onze voorzieningen
te kunnen betalen. Het is dan ook zaak dat de Belastingdienst goed functioneert. Maar
helaas is dat nog niet op alle onderwerpen van de dienst het geval. De Belastingdienst
heeft te kampen met de terugloop van personeel, haperende ICT-systemen en onvoldoende
sturing op de processen. We hebben recent een halfjaarrapportage ontvangen. Daar zullen
we in een apart debat met elkaar over spreken.
Niet alleen de belastingbetaler heeft belang bij een goed functionerende Belastingdienst,
de dienst zelf ook. De Belastingdienst 2.0 moet deskundig zijn, goed bereikbaar en
zichtbaar. Mensen verwachten dat zij snel en adequaat geholpen kunnen worden als zij
vragen hebben. In het verleden was het heel gangbaar dat dit vooral telefonisch ging,
maar in de huidige tijd, waarin de smartphone niet meer is weg te denken, vraagt de
communicatie met de Belastingdienst nieuwe mogelijkheden. De app om de belastingaangifte
te doen is hiervan een mooi voorbeeld. Deze is nu nog heel beperkt, maar biedt natuurlijk
wel kansen om uit te breiden, zodat het ook voor mensen met een eigen huis of voor
studenten mogelijk wordt om de aangifte via je app te doen. Het zou ook mooi zijn
als je via diezelfde app kon communiceren met de dienst. Je stelt de vraag op het
moment dat het jou uitkomt en de Belastingdienst kan de vragen die via een app of
e-mail zijn ingestuurd, op een rustig moment beantwoorden.
Voorzitter. Met de verbouwing naar de Belastingdienst 2.0 – ik noem het gemakshalve
maar even zo – zijn er best veel wensen te vervullen en verbeterslagen te maken. Met
de voorgenomen maatregelen in dit Belastingplan wordt ook veel gevraagd van de Belastingdienst.
De Staatssecretaris heeft bij alle voorgenomen maatregelen een uitvoeringstoets laten
uitvoeren. Dat geeft een goed beeld van wat de dienst kan en wat niet. De Belastingdienst
is volop in ontwikkeling en we verwachten allemaal dat de winkel tijdens de verbouwing
gewoon openblijft. Dat zal soms best schuren. Ik wil de Staatssecretaris vragen om
hier naar een evenwicht te blijven zoeken. Aan de ene kant moeten we weten wat de
Belastingdienst aankan en dus niet overvragen, maar aan de andere kant verwachten
de mensen en de ondernemers ook die deskundige, goed bereikbare en zichtbare dienst.
In dit kader wil ik vragen of de Staatssecretaris bereid is om het komende halfjaar
ook nog eens goed kijken of er werkzaamheden zijn die niet per se bij de Belastingdienst
thuishoren. Recent hebben we het besluit genomen om de fiscale maatregelen rond de
monumentenaftrek onder te brengen bij het Ministerie van OCW. Dat is een mooi voorbeeld
en wellicht zijn er meer te vinden.
Tot slot nog een enkel ander punt, voorzitter, dus ik ga wel richting een afronding.
Als eerste de kansspelbelasting. De voorgestelde wijziging van de belastinggrondslag
voor de kansspelbelasting voor sportweddenschappen pakt slecht uit voor deze sector.
Met deze wijziging krijgt de sector te maken met een verzesvoudiging van de belasting.
Dit betekent dat we ons grote zorgen moeten maken of de toto nog bestaansrecht heeft.
Dat geldt ook voor de weddenschappen op paarden in de Nederlandse draf- en rensport.
Daar blijft het niet bij, want de derving van inkomsten leidt ook tot minder inkomsten
voor de aandeelhouders van de Nederlandse Loterij. Dan heb ik het over NOC*NSF, achttien
goede doelen en de Nederlandse Staat. Als de toto of de weddenschappen op paarden
niet meer aangeboden kunnen worden vanwege deze verzesvoudiging van de belasting,
dan zijn er ook nog eens een keer 6.000 retailers en de mensen die met de draf- en
rensportweddenschappen bezig zijn die geraakt worden door deze maatregel.
Voorzitter. De aanbieder van de toto kan niet sturen op de kosten van het aanbieden
van de toto. In de vergunning, waar de rijksoverheid bij aan tafel zit, is geëist
dat een landelijk netwerk in de benen wordt gehouden. In de Eerste Kamer ligt de wet
KOA, kansspelen op afstand, waarmee we van illegaal onlineaanbod naar legaal aanbod
willen gaan. Met dit voorstel wordt voor de toto en de weddenschappen op paarden naar
mijn mening het tegenovergestelde bereikt. Een aantal vragen.
Dit wetsvoorstel komt voort uit de uitspraak van de Europese Commissie over staatssteun.
Heeft de Staatssecretaris de verschillende opties onderzocht die er zijn om hieraan
tegemoet te komen? Zo ja, welke opties? Ik heb mij laten informeren dat blijkt dat
er in Europa verschillende landen zijn waar verschillende tarieven gebruikt worden
met instemming van Europa. Waarom heeft de Staatssecretaris hier niet voor gekozen?
Graag een reactie. Als het staatssteunaspect echt niet anders uitgelegd kan worden,
dan is er altijd nog de mogelijkheid om bij de belastingheffing rekening te houden
met de extra kosten die in dit geval de aanbieder moet maken.
Ik heb de voorbeelden van de toto en de weddenschappen op paarden gebruikt, maar zijn
er nog andere die hier dezelfde problemen mee gaan hebben? Heeft de Staatssecretaris
gesproken met de aanbieder van de toto en zich rekenschap gegeven van het feit dat
er niet aan de kostenkant gestuurd kan worden?
Voorzitter. De Staatssecretaris heeft ervoor gekozen om 3,2 miljoen euro beschikbaar
te stellen ter compensatie. Realiseert de Staatssecretaris zich dat de compensatie
via het Ministerie van VWS niet alle goede doelen bereikt die van deze maatregel hinder
ondervinden? Is de Staatssecretaris bereid hier nog eens goed op te studeren en daar
uiteraard ook de collega van VWS bij te betrekken? Het zal toch niet zo zijn dat de
toto uit de winkel verdwijnt.
Dan nog een vraag over de btw in relatie tot de sport. Het kabinet stelt een wijziging
voor om de ongewenste structuren in relatie tot de btw te voorkomen. Veel mensen die
actief zijn in de sport maken zich grote zorgen over dit nieuwe btw-regime, dat vanaf
1 januari gaat gelden. Hier is al eerder aandacht voor gevraagd door de gehanteerde
omschrijving van het begrip «winstoogmerk». Daar lijken nu ook de sportbedrijven die
voor bijvoorbeeld gemeenten de sportaccommodaties exploiteren de dupe van te worden.
Kan de Staatssecretaris aangeven waarom voor de huidige route gekozen is? Is de Staatssecretaris
bereid om de sportbedrijven als winstbeogend aan te merken? Of zijn er andere oplossingen
om de grote zorgen bij deze grote groep weg te nemen? We vinden het allemaal belangrijk
dat kinderen en mensen sporten. Dat moeten we niet met de regels frustreren.
Klopt het dat verschillende regelingen voor belastingrentes worden gehanteerd? Dat
is ook zo'n los puntje. Waarom is dit, vraag ik de Staatssecretaris. Kan hij overwegen
om de belastingrente in lijn te brengen met de regeling zoals deze voor de aangifte
inkomstenbelasting en de erfbelasting gaan gelden? Hier zal waarschijnlijk een kostenplaatje
aan hangen, maar kunnen we dan met elkaar afspreken dat we bij wijzigingen of nieuwe
momenten waar de belastingrente om de hoek komt kijken, gaan toewerken naar één regeling?
In dit Belastingplan wordt de cameracontrole voor handhaving motorrijtuigenbelasting
weer geïntroduceerd. Mijn eerste vraag is waarom dit in het Belastingplan geregeld
moet worden. De VVD is voor controle en handhaving op de motorrijtuigenbelasting,
maar dit voorstel reikt verder. Het gaat ook over het bewaren van gegevens, de reikwijdte
en de proportionaliteit van de maatregel. Met het toezicht zoals het nu geregeld is,
gaan we vooral de mensen pakken die een oude auto naar de stalling brengen, net een
dag nadat die is uitgeschreven voor de motorrijtuigenbelasting. Dat is op zich niet
erg, want dat is handhaven op de afspraken, op regels, maar volgens mij is ook de
vraag hoe wij auto's gaan controleren die langere tijd in Nederland gebruikmaken van
onze infrastructuur. Volgens mij gaat deze maatregel daar niet bij helpen. Eigenlijk
is de vraag of de Staatssecretaris bereid is er nog eens even naar te kijken of dat
per se hier moet en of dat niet op een later moment, samen met de collega van BZK,
naar de Kamer gestuurd zou moeten worden. Op dit punt geef ik wel vast mee dat naar
de mening van de VVD een evaluatiebepaling voor het cameratoezicht op zich wel aardig
zou zijn. Die ontbreekt nu in de wet.
Voorzitter, ik rond af. Dit kabinet doet drie belangrijke dingen. Het verlaagt de
belasting voor mensen, het verlaagt de belasting voor de ondernemers en het investeert
in de publieke sector. Het is goed dat we hier vandaag met elkaar over spreken, maar
dan ook aan de slag om deze voornemens om te zetten in daden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Uw stem heeft het goed gehouden, met behulp van Strepsils, zie ik. Dan ga ik
naar de heer Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het is een heel groot pakket maatregelen. Ik zal proberen
mijn inbreng zo systematisch mogelijk te doen. Ik zal zo beginnen met het algemeen
deel van het Belastingplan. Dan komt er een blok vergroening, daarna een blok bedrijfsleven
en dan later vandaag belastingontwijking en ATAD. Maar ik begin met een politieke
inleiding. De wat meer politieke discussies zullen in het plenaire debat volgen, maar
het lijkt me ook goed om nu kort vooraf wat politieke opmerkingen te maken.
Voorzitter. Mijn fractie heeft grote moeite met de keuzes van het kabinet en van de
coalitie: de vlaktaks, de btw, de wijze van vergroening, de lastenverlichting voor
het bedrijfsleven en de aanpak van belastingontwijking. Het huidige stelsel is ingewikkeld.
Het loopt tegen grenzen aan om inkomensgevolgen te compenseren. De uitdaging wordt
daarop steeds groter, zeker als we straks gaan vergroenen. Dat levert problemen op
voor het draagvlak. Ook de Raad van State maakt daar kritische opmerkingen over. Ook
het draagkrachtverschil tussen één- en tweeverdieners loopt tegen grenzen aan, geef
ik ook mijn christelijke vrienden mee, met hoge marginale druk op sommige trajecten.
Alle wetsvoorstellen en alle voorstellen in dit Belastingplan vormen daarom volgens
mijn fractie ook geen stelselwijziging of hervorming. Het is draaien aan heel veel
knoppen, zonder dat het een noemenswaardige bijdrage levert aan het verhogen van de
arbeidsparticipatie, bijvoorbeeld voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Er zijn
ook nauwelijks werkgelegenheidseffecten. Qua inkomenseffecten is het volgens mij niet
evenwichtig. Hoge inkomens gaan er meer op vooruit dan lage inkomens. Lage inkomens
lopen ook het grootste risico dat ze er ook echt op achteruitgaan.
Bovendien doet het pakket ook mee aan de race naar de bodem; lagere tarieven winstbelasting.
Volgens mij wordt het probleem alsmaar urgenter in Nederland en in Europa, in de verhouding
tussen lasten voor mensen en lasten voor bedrijven. Het niet afschaffen van de dividendbelasting,
een lastenverlichting die oorspronkelijk een lastenverlichting van 2 miljard voor
het buitenland was, wordt nu omgezet in een lastenverlichting voor het bedrijfsleven.
Daarmee lijkt mij toch een evenwicht verstoord te worden tussen bedrijven en huishoudens.
Daarom is er ook geen ruimte om de werkdruk, salarissen en tekorten in de publieke
sector met voorrang aan te pakken.
Mijn fractie staat dan ook zeer kritisch tegenover dit pakket aan maatregelen. Maar
we zullen deze behandeling constructief doen. Ons stemgedrag wordt pas volgende week
bepaald. Die zal ook afhangen van de vraag of de coalitie en het kabinet bereid zijn
om ons tegemoet te komen in belangrijke aanpassingen van dit Belastingplan. Het vergroeningspakket
is daarin cruciaal. Ik zal daar later op terugkomen.
Voorzitter. Ik begin met het Belastingplan, het algemene deel en de lastenverlichting
en lastenverzwaring. De verschillen tussen CPB en Financiën blijven voor onhelderheid
zorgen. Het kabinet – ik had hier net een debatje over met mevrouw Lodders – tamboereert
op lastenverlichting voor burgers, maar het klopt toch dat met de lastenverzwaring
die al in de boeken stond er per saldo in 2019 sprake is van een lastenverzwaring?
Als ik het verslag goed gelezen heb, is het volgens het kabinet een lastenverzwaring
van 100 miljoen, maar de notitie van het Centraal Planbureau over de beleidsmatige
lastenontwikkeling laat zien dat er sprake is van een lastenverzwaring van 800 miljoen.
Hoe komt het toch dat deze verschillen steeds zo groot zijn tussen Financiën en het
Centraal Planbureau? Voor bedrijven moeten de getallen weer worden aangepast, want
de notitie van het CPB was nog van voor de heroverweging van de dividendmaatregel.
Hoe ziet de verhouding tussen burgers en bedrijven eruit als we volgens de CPB-methode
de getallen opnieuw bekijken en uitrekenen? Kan de Staatssecretaris deze vergelijking
geven, wellicht ook in overleg met het Centraal Planbureau?
Voorzitter, dan de vlaktaks. Welk maatschappelijk debat/probleem wordt er opgelost
met de vlaktaks? Welk arbeidsmarkteffect moet er zijn voor verlaging van het toptarief?
Waarom moeten de allergrootste inkomens er zo onevenwichtig op vooruitgaan? Waarom
moet het tarief van de eerste schijf dan weer omhoog? Dit is volgens mijn fractie
een verkeerde richting. We hebben de cijfers gekregen. Een modale eenverdiener – € 40.000,
niet het hoogste inkomen, ook niet het laagste; echt modaal – gaat er met € 600 nog
wat op vooruit, maar een modale tweeverdiener gaat meer belasting betalen: € 200.
Hoe hoger het inkomen, hoe groter het voordeel: zo'n € 1.200 bij € 80.000 inkomen
en meer dan € 22.000 bij 1 miljoen. Het budgettaire beslag van de vlaktaks komt voor
de groep met 25% hoogst belastbare inkomens uit op 4,8 miljard. Ik kom hierop terug,
meneer Bruins, ik zie u kijken. Voor de hoogste 10% inkomens komt het uit op 2,7 miljard,
voor de hoogste 5% inkomens op 1,6 miljard en voor de hoogste 1% inkomens op een half miljard.
Ik weet dat dit partieel is, meneer Bruins, en dat dit wordt aangepast met andere
maatregelen, zoals de beperking van het tarief waartegen aftrekposten mogen worden
verrekend, en met compenserende belastingmaatregelen. Maar dit is precies het probleem.
Door de tarievenstructuur minder progressief te maken, moet er gegoocheld worden met
belastingkortingen die ook weer nadelen hebben, bijvoorbeeld voor de arbeidsparticipatie.
Is de Staatssecretaris dit met mij eens? Is dit niet de belangrijkste reden waarom
al deze maatregelen uiteindelijk geen of nauwelijks extra werkgelegenheid opleveren?
Tegelijkertijd wordt ook het verzilveringsprobleem groter. Mensen met lage inkomens
kunnen belastingkortingen niet meer verzilveren. Dat is nadelig voor het inkomen,
maar heeft ook negatieve arbeidsmarkteffecten. Is de Staatssecretaris dat met mij
eens? Ik kom straks nog op vergroening, maar de correctie van het CPB op de inkomensverdeling
zoals bij de MEV gepresenteerd is, lijkt mij belangrijk. Het kabinet kan met 0,2%
extra verlaging van het inkomen voor lage inkomens en 0,2% verhoging van de hoge inkomens
niet volhouden dat het inkomensbeeld zoals bij de MEV gepresenteerd, nog evenwichtig
is. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat we zouden moeten kijken of we dit
niet moeten herstellen?
Dan de IACK en de arbeidskorting. De behandeling van de IACK, inkomensafhankelijke
combinatiekorting, is een voorbeeld van wat ik maar ondoordacht beleid noem. Eerst
de bezuiniging van 200 miljoen. Die zit in het opbouwtraject van de IACK. Dit geeft
volgens mij een groot inkomenseffect voor gezinnen met kinderen, waarbij de minst
verdienende partner tussen € 5.000 en € 20.000 verdient. Het negatieve effect van
deze maatregel kan zo € 1.000 per jaar zijn. Dit gaat over mensen met kleine banen,
ik vermoed mensen die in de zorg werken, misschien nog wat schoonmaakwerk doen, mensen
die volgens mij niet zo heel veel invloed hebben op meer verdienen of urenuitbreiding.
Ik begrijp de maatregel wel – een steilere opbouw van de IACK moet mensen stimuleren
tot meer verdienen – maar ik denk dat het effect beperkt is. Er is namelijk ook een
omgekeerd of ander effect. Door deze bezuiniging is er een negatief effect op de participatiebeslissing:
mensen gaan helemaal niet werken of trekken zich terug van de arbeidsmarkt. Volgens
mij is dat een ongewenst effect. Ik krijg daar graag ook een reactie op van de Staatssecretaris.
De bezuiniging op de IACK snap ik vanuit de opvatting van vooral de ChristenUnie,
de SGP en het CDA om een- en tweeverdieners meer gelijk te behandelen, maar ik wil
toch het volgende voorhouden. We weten dat de armoede onder gezinnen met kinderen
toeneemt, ook bij huishoudens waar wél gewerkt wordt, bij mensen die geen uitkering
hebben, maar kleine baantjes. Ik steun de ChristenUnie, het CDA en de SGP als ze zeggen
dat we meer oog voor eenverdieners moeten hebben, maar we kunnen de IACK, de inkomensafhankelijke
combinatiekorting, dan beter op een hoger traject afbouwen, zoals we dat eigenlijk
ook bij de arbeidskorting doen. Het is tenslotte ook een arbeidsmarktinstrument. Op
die manier zouden we gezinnen met kinderen kunnen ontzien. Ik zou dat eigenlijk vooral
aan de christelijke partijen willen vragen – want voor hen is dat het belangrijkste,
maar ik heb mijn steun daar vaker voor uitgesproken – want dan zouden we tot een wat
eerlijker voorstel kunnen komen. Graag creatieve coöperatie op dit punt.
Aan de Staatssecretaris zou ik willen vragen hoe we de IACK kunnen afbouwen zonder
dat dit weer in combinatie met andere kortingen leidt tot problemen met de marginale
druk op trajecten voor hogere inkomens. Ik ben bezig met een amendement. De amendentenservice
kon deze vragen niet beantwoorden. Ik krijg daar nog graag antwoord op. Dat mag eventueel
ook op papier of in samenwerking met de amendementenservice. Maar de vraag is dus:
hoe kunnen we de IACK zo afbouwen dat dat niet leidt tot marginaledrukproblemen op
hogere trajecten? Want ook dat probleem zie ik.
Een vergelijkbaar probleem heb ik met het niet meer overdraagbaar maken van de arbeidskorting
en de IACK-maatregel die vorig jaar in het Belastingplan is opgenomen. Ook dat treft
mensen en gezinnen met lage inkomens. We hebben in het verslag gevraagd naar het verzilveringsprobleem.
Je ziet dat de cijfers voor de IACK en de arbeidskorting het komend jaar omhoogvliegen
als die maatregel ingaat, respectievelijk van 4,5% naar 12,5% en van 7% naar 16,4%
van het aantal huishoudens. Het gaat om 900.000 huishoudens extra die de arbeidskorting
niet meer of niet meer helemaal kunnen verzilveren en 80.000 gezinnen extra die de
IACK niet meer of niet meer helemaal kunnen verzilveren. Volgens mij is dat slecht
vanuit het inkomensbeleid – ook voor gezinnen met kinderen, zeg ik tegen de heer Bruins –
maar ook voor de participatiebeslissing van mensen. Ook dit zouden we anders kunnen
doen. We zouden ook hier kunnen kijken naar een afbouw van de combinatiekorting op
een later traject. Ook hier zie ik de Staatssecretaris en de coalitie graag creatief
meedenken.
De voorzitter:
Eens kijken. De heer Bruins.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Dat was een mooi verhaal van mijn deskundige collega van GroenLinks. Natuurlijk had
de ChristenUnie de heffingskortingen ook liever niet verder opgepompt, want we hebben
nog maar weinig vertrouwen in het activerend vermogen van die maatregel. We hebben
eerder een tekort aan werknemers dan een overschot aan mensen die niet werken. Iedereen
die wil werken, is nu wel zo'n beetje aan het werk in Nederland. De heffingskortingen
werken dus niet meer zo erg. Je zou de lage inkomens inderdaad kunnen tegemoetkomen
via toeslagen, via toeslagen die trouwens nu ook al deels bestaan. Het IACK-amendement
zie ik met interesse tegemoet, maar ik begon toch even te steigeren toen de heer Snels
begon over de overdraagbaarheid van de IACK. Dat is naar het karakter van het instrument
helemaal niet logisch. Maar wil de heer Snels dan ook alle overdraagbaarheden weer
terug in het systeem? Dan doe je wat, maar volgens mij ben je dan wel een heleboel
knoppen enorm fors aan het verdraaien.
De heer Snels (GroenLinks):
Nee, dat zou ik niet willen, hoewel ik ook wel af en toe met gefronste wenkbrauwen
kijk naar de inkomenseffecten van het beperken van de overdraagbaarheid van de algemene
heffingskorting. Ik zie dus wel degelijk de negatieve effecten daarvan. Mij gaat het
echt om deze twee nieuwe maatregelen. Allebei zijn het arbeidsmarktinstrumenten. Ik
vind dat we bij deze maatregelen vooral moeten kijken naar wat het effect is voor
mensen met lage inkomens: wat doen ze voor het besluit om deel te gaan nemen op de
arbeidsmarkt en wat betekenen ze voor het inkomen? Ik denk dat we echt een betere
vormgeving van betreffende maatregelen kunnen voorstellen.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Als we praten over overdraagbaarheid, moeten we ook kiezen voor wat consistentie in
het systeem. Bijvoorbeeld de aftrekbaarheid over de eerste schijf gaat gelden voor
alle aftrekposten en niet alleen voor een paar. Met overdraagbaarheid heeft de heer
Snels me wel, maar niet als het alleen maar gaat over de IACK.
De heer Snels (GroenLinks):
Dit was van mijn kant een poging om de financiering van mijn compenserende maatregelen
nu juist in de IACK te zoeken, want daarmee doe je nog meer recht aan het meer in
evenwicht brengen van lastendruk van eenverdieners en tweeverdieners. Als je de overdraagbaarheid
van de arbeidskorting herstelt en je die niet financiert door de arbeidskorting zelf,
maar in de IACK, kom je ook nog de christelijke partijen tegemoet, dacht ik zo. Je
ziet dat het kabinet heel veel maatregelen moet nemen in de kortingen, maar dat is
nu juist het probleem van het minder progressief maken van het belastingstelsel. Dat
is het probleem van de vlaktaks: hoe meer we de tarieven in elkaar gaan drukken, hoe
meer we moeten gaan goochelen met kortingen en wellicht ook nog met toeslagen om én
qua inkomenseffecten én qua werkgelegenheidseffecten toch nog iets recht te trekken.
Dat is mijn grote, wat meer algemene en fundamentele kritiek op de voorstellen van
het kabinet.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Tot slot. Ik zal alle voorstellen van de heer Snels met interesse bekijken, maar hij
is toch wel met mij eens dat het gewoon niet redelijk is dat een eenverdiener al belasting
begint te betalen onder de € 10.000 en de minstverdienende partner met kinderen pas
vanaf € 20.000. Als diegene dan ook nog als zzp'er werkzaam is, is dat zelfs pas vanaf
€ 30.000. Daar zit toch iets vreselijk scheef in ons systeem?
De heer Snels (GroenLinks):
Met de heer Bruins ben ik het eens dat het draagkrachtbeginsel uiteindelijk een van
de beginselen zou moeten zijn, überhaupt in het belastingstelsel. Je zou daar zeker
naar kunnen kijken. Maar er is ook nog steeds – dat blijft voor mijn fractie echt
belangrijk – echt een argument om ervoor te zorgen dat partners en minstverdienende
partners gestimuleerd worden om te werken. In het belastingstelsel mag je nog steeds
instrumenten toepassen die dat effect beogen. Ik zou graag willen dat we hier een
soort middenweg vinden waarmee we de participatie en de economische zelfstandigheid
van meestal vrouwen proberen te stimuleren en tegelijkertijd oog hebben voor het drukverschil
tussen een- en tweeverdieners.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ga met belangstelling kijken waar collega Snels mee komt. Hij zegt nu zelf dat
het ook belangrijk is dat zowel gaan werken als misschien ook zorgen dat minstverdienende
partners – in dit land zijn dat in de praktijk meestal vrouwen – meer economisch zelfstandig
en wat mij betreft zelfredzaam worden. Dan past een maatregel die eraan bijdraagt
dat het gaat lonen dat mensen gemiddeld een paar uur extra gaan werken, toch heel
goed in de filosofie van collega Snels? Dat doet deze maatregel namelijk wel. De marginale
druk voor de minstverdienende partner neemt mede hierdoor toch serieus af. Dan gaat
het wel lonen om een deeltijdbaan van zeg acht uur per week om te zetten naar eentje
van zestien uur per week. Mensen mogen daar altijd zelf voor kiezen, maar dat past
toch ook wel in de filosofie waar ik in het verleden de partij van collega Snels altijd
warme woorden over heb horen spreken?
De heer Snels (GroenLinks):
Zeker. Dat zat net ook in mijn opmerkingen. Volgens mij zijn er twee effecten, die
ik ook toegaf. Het ene is het effect van de marginale druk, waardoor gestimuleerd
wordt om meer te gaan verdienen, dan wel door te proberen promotie te maken dan wel
door urenuitbreiding. Maar er is ook wel degelijk het andere effect, namelijk de participatiebeslissing
om überhaupt te gaan werken. Wat deze maatregel volgens mij iets te veel doet – ik
vrees daar in ieder geval voor – is dat partners zich überhaupt gaan terugtrekken
van de arbeidsmarkt. Dan zijn we verder van huis. Dat is precies de reden waarom ik
denk dat je volgens mij die maatregel slimmer, anders, beter zou kunnen vormgeven,
zodat we aan allebei recht doen. Ten slotte – misschien kan de Staatssecretaris daar
vrijdag wat meer antwoord op geven – denk ik dat het bij het effect aan de onderkant
van de arbeidsmarkt, om die urenuitbreiding voor elkaar te krijgen, heel vaak gaat
om mensen die niet zo heel veel grip hebben op de eigen urenuitbreiding. Het is lastig
voor mensen met echt kleine banen, bijvoorbeeld in de zorg of in de schoonmaak, om
zelf invloed te hebben op die urenuitbreiding. We weten dat de IACK op dat terrein
minder effectief aan het worden is; daar geef ik de heer Bruins weer gelijk in. Daarmee
krijg je dus alleen een negatief inkomenseffect, zonder dat je het effect van de heer
Van Weyenberg krijgt.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb in het verleden gezegd – volgens mij vinden we elkaar daarin – dat ik het ook
heel raar vind dat in sectoren waar nog relatief veel mensen in kleinere deeltijdbanen
werken en waar een groot tekort is aan personeel, zoals de zorg, juist de werkgever
vaak nee verkoopt aan mensen die vragen om urenuitbreiding. Dat ben ik volstrekt met
de heer Snels eens. Ik ben aan de kant van Sociale Zaken ook al een tijdje bezig – ik
weet dat GroenLinks dat met ons eens is – met juist dit stuk arbeidsaanbod, om te
zorgen dat mensen misschien wat meer kunnen werken en we ook nog eens de krapte kunnen
oplossen in de zorg. Dat maakt een wereld van verschil. Ik ben dus misschien ook één
slag minder pessimistisch dan hij over de impact.
Ik zeg toch even terug dat ik het overigens wel ingewikkeld vind dat de heer Snels
in zijn betoog regelmatig verwijst naar het Centraal Planbureau, dat mij ook heel
lief is. Zij zeggen hier gewoon te verwachten dat dit per saldo een positief effect
op de arbeidsmarkt heeft. Maar deze keer is de heer Snels het niet met ze eens. Dat
mag; ik heb ook weleens een discussie. Maar for the record: onze rekenmeesters, waar
hij net ook regelmatig naar verwees, dichten deze maatregel per saldo een niet overmatig,
maar wel enigszins positief effect toe.
De heer Snels (GroenLinks):
Zeker. Ik hecht daar ook veel waarde aan, zeker op het terrein van de fiscale politiek
en arbeidsmarkteffecten. Tegelijkertijd weet ik ook dat het CPB zelf kritisch is over
de wijze waarop de AICK de afgelopen jaren is ingezet. Het is ook lastig – dat is
mijn punt – om de effecten van die maatregel op die verschillende inkomenstrajecten
goed door te rekenen, omdat de arbeidsmarkt wat dat betreft ook verschillend is voor
bijvoorbeeld de onderkant van de arbeidsmarkt en voor mensen die nu € 60.000, € 70.000
of € 80.000 verdienen.
De voorzitter:
Gaat u verder. O nee, bijna. Eerst is er een interruptie van de heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Die inkomensafhankelijke combinatiekorting is een bijzonder beest. Het is een heel
geliefd nummer van het Planbureau. Ik wijs op het Belastingplan 2016 met de beroemde
belastingverlaging van 5 miljard vlak voor de vorige verkiezingen. Die 5 miljard lastenverlichting
zou 35.000 arbeidsplaatsen opleveren, maar 20.000 van die arbeidsplaatsen kwamen uitsluitend
van de IACK. Met andere woorden, los van de IACK werd er eigenlijk 5 miljard uitgegeven
voor 15.000 arbeidsplaatsen. Een stommer besluit vlak voor de verkiezingen heb ik
mij eigenlijk niet kunnen voorstellen. Maar in het Planbureaumodel is de IACK een
geweldig nummer, want wat je erin stopt, komt eruit. Hoe meer IACK-verhoging, hoe
meer arbeidsplaatsen op papier. Moeten we niet eens goed gaan kijken of dit wel aansluit
bij uw betoog? Dus aansluitend bij uw betoog: moeten we hier niet eens heel kritisch
gaan kijken wat we eigenlijk met de IACK willen, wat het kost en wat de effecten zijn?
Ik kijk ook naar de heer Van Weyenberg, en ik ben ook benieuwd wat het CDA hiervan
vindt.
De heer Snels (GroenLinks):
Toen ik lang geleden op het Ministerie van Financiën werkte, heb ik ook weleens uitgerekend
wat nou de meest kosteneffectieve maatregelen zijn als het echt louter gaat om het
stimuleren van werkgelegenheid. Het was inderdaad heel lang zo dat iedere euro die
je in de inkomensafhankelijke combinatiekorting stak, het meest effectief was om werkgelegenheid
te stimuleren, een goedkopere maatregel dan alle andere fiscale maatregelen. Maar
dat was eind jaren negentig, begin 2000. Het Centraal Planbureau heeft zelf ook wel
aangegeven dat de arbeidsmarkt sindsdien veranderd is. Dat betekent ook dat het gedrag
van partners, meestal vrouwen, niet meer zo makkelijk te beïnvloeden is met deze lastenmaatregel.
Uit de modellen van het Centraal Planbureau blijkt ook dat die niet meer zo effectief
is. Dat betekent inderdaad dat we goed moeten heroverwegen welke maatregelen we nou
echt zouden willen gebruiken als we de werkgelegenheid zouden willen stimuleren, zeker
ook voor partners.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar bent u het dan met mij eens – ik kijk ook naar de heer Van Weyenberg – dat het
niet terecht was om voor de vorige verkiezingen 5 miljard lastenverlichting uit te
zetten als de IACK de grootste drager daarvan was? Want buiten die IACK leidde het
nauwelijks tot meer werkgelegenheid, terwijl het door de coalitie van toen, met name
de VVD, als een geweldig nummer voor de werkgelegenheid werd beschouwd. Is die 5 miljard
achteraf niet volledig verkeerd onderbouwd?
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, even voor de orde: het proces is dat u de vraag stelt aan degene
die het woord heeft, en dus niet aan de heer Van Weyenberg. Dat komt weer later. Dat
gezegd hebbende zie ik dat de heer Snels wel wil reageren.
De heer Snels (GroenLinks):
Ten opzichte van de lastenverlichting van het vorige kabinet heb ik eigenlijk een
houding die vergelijkbaar is met de houding die ik nu ook heb. Ik vind het nog steeds
heel jammer dat we heel veel geld in lastenverlichting steken – dat heeft het vorige
kabinet ook gedaan – zonder dat we echt kijken naar vereenvoudiging van het stelsel.
We doen dit ook zonder dat we kijken wat we zouden willen bereiken qua maatschappelijke
doelstellingen en of zowel vergroening als arbeidsmarktparticipatie effectieve maatregelen
zijn. Dat betekent dat het vorige kabinet aan allerlei knoppen heeft gedraaid en bijna
voor niks 5 miljard heeft weggegooid, zo zal ik maar zeggen. In zekere zin is er ook
nu weer geen sprake van een echte herziening van het belastingstelsel waarbij je inderdaad
op allerlei punten systematisch kunt gaan nadenken. Wat wil je bereiken? Wat is het
drukverschil tussen eenverdieners en tweeverdieners? Wat willen we uiteindelijk qua
draagvlakvergroening in het belastingstelsel bereiken? We doen dat om allerlei redenen
niet, onder andere omdat dat eenvoudig is voor de Belastingdienst. Maar omdat we dat
niet doen, moest ieder kabinet in de afgelopen periodes aan allerlei knopjes gaan
draaien zonder dat dit uiteindelijk effect heeft op de werkgelegenheid. En weet je
hoeveel maatregelen er in dit Belastingplan zitten? Dat zijn er 70, 75, 80. Dat is
voor mij wel een grote frustratie.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Snels (GroenLinks):
Voorzitter. Ik ben bij de btw gekomen. Dat is weer wat makkelijker en politieker.
De verhoging van het lagere tarief van de btw is volgens mijn fractie geen vergroening.
Het duurder maken van groenten, fruit, kranten en treinkaartjes is geen vergroening.
Arbeidsintensieve diensten en allerlei reparatiediensten bij het mkb duurder maken
is volgens mijn fractie geen vergroening. Kan de Staatssecretaris aangeven welk milieueffect
hij nou eigenlijk verwacht van deze maatregel? De Staatssecretaris verwijst in het
verslag, net zoals eerder, naar de OECD. De OECD zegt dat je de inkomenspolitiek beter
via de loon- en inkomstenbelasting kunt voeren. Dat is volgens mij nou precies het
probleem van het huidige belastingstelsel. Dat stelsel loopt tegen de grenzen van
het kunnen voeren van inkomenspolitiek aan, onder andere tegen verzilveringsproblemen,
maar ook tegen de problemen waar we het eerder over hadden. Daardoor lukt het niet
goed meer om lage inkomens te compenseren voor milieubelasting. Dat geldt dus eigenlijk
ook voor de btw.
Als je dan kijkt naar vlaktaks en btw zie je dat die eigenlijk een beetje samenhangen,
want we verhogen de btw en voeren een vlaktaks in. De combinatie van die twee maatregelen
zonder andere compenserende maatregelen, is uiteindelijk denivellerend. Hoge inkomens
gaan erop vooruit en lage inkomens gaan erop achteruit. Ik realiseer me dat de coalitie
hier strak aan vasthoudt, maar het is goed dat we in de gaten houden welke inkomensproblemen
zich hier gaan voordoen. Daar hadden we het bij de Algemene Financiële Beschouwingen
al kort over. Er is ook een samenstellingsprobleem, bijvoorbeeld. Hoge inkomens profiteren
ook van het lage btw-tarief, maar bij hen gaat het naar verhouding veel meer om museumbezoek,
theaterbezoek en restaurantbezoek, terwijl het bij lage inkomens gaat om noodzakelijke
levensbehoeften. Dat is toch een probleem van de verhoging van de btw, denk ik.
De vraag is wel wat de toekomst dan is. Is de maatregel volgens het kabinet of volgens
de Staatssecretaris echt een eerste stap naar een uniform btw-tarief? Kunnen we dan
meer verhogingen verwachten in de visie van het kabinet? In dat geval wil ik toch
vragen hoe we de differentiatie naar milieueffecten beter kunnen meewegen. Vlees mag
en moet wat mij betreft duurder, maar niet groente, fruit en arbeidsintensieve diensten.
Graag een reactie.
Voorzitter. Nu box 2 en dan ben ik klaar met het algemene deel Belastingplan.
De voorzitter:
Goed.
De heer Snels (GroenLinks):
Het principe van globaal evenwicht wordt wat willekeurig toegepast, valt mij op. Eerst
moet tarief box 2 iets omhoog, omdat de Vpb omlaaggaat. Anders wordt het evenwicht
tussen dga's en box 1 verstoord. Maar nu de Vpb extra omlaaggaat geldt dit argument
niet meer. Waarom niet? Wat zijn de effecten daarvan? Worden er straks plotseling
heel veel extra bv'tjes opgericht om toch maar de belastingdruk voor ondernemers te
verminderen? Kan het kabinet daar bij komende belastingplannen nog eens nauwkeurig
naar kijken? Dit lijkt me nu wat willekeurig en ook enigszins wispelturig.
We krijgen nog wetgeving over de rekening-courantmaatregel, het beperken van excessief
lenen van de eigen vennootschap. We kennen de eerdere onderzoeken naar box 2 over
winsten oppotten en belastingen uitstellen, wellicht zelfs tot het oneindige, waardoor
onbelast kapitaal- of vermogensopbouw plaatsvindt. Hoe belangrijk is deze maatregel
om deze effecten te mitigeren in box 2? Kunnen we van de Staatssecretaris, als we
het wetsvoorstel over de rekening-courantmaatregel krijgen, ook een visie krijgen
over de toekomst van box 2?
Voorzitter. Ik kom nu bij mijn vergroeningsmapje. Vergroening van belastingen is belangrijk
voor GroenLinks. Dit moet bijdragen aan een effectief klimaatbeleid en ook zorgen
voor draagvlak via een eerlijke lastenverdeling. De komende jaren wordt dit een belangrijk
thema. De klimaattafels moeten concrete, eerlijke en effectieve maatregelen opleveren.
Het is heel goed en heel mooi dat De Nederlandsche Bank laat zien dat we zonder prijsbeleid
Parijs niet gaan halen. € 50 per megaton is nodig. Dat kan zonder negatieve economische
effecten. Het is zelfs goed voor de economie van de toekomst, zegt De Nederlandsche
Bank. De boodschap is wel dat het bedrijfsleven en de grote vervuilers moeten gaan
betalen. De lasten liggen volgens De Nederlandsche Bank nu relatief veel te veel bij
huishoudens, ook internationaal vergeleken. In dat kader heb ik moeite met het pakket
dat voorligt voor 2019. Ik ga nu op dat pakket in.
Het schuiven tussen elektriciteit en gas, 200 miljoen extra energieheffingen in combinatie
met een bezuiniging van ruim 400 miljoen op de heffingskorting van de energierekening,
is wat mij betreft ongelukkig en ongewenst. De CO2-opbrengst is marginaal, met slechts 0,1 megaton, maar de gevolgen voor huishoudens
zijn fors. Mijn fractie heeft dit punt bij de presentatie van het regeerakkoord gemaakt
en nog eens zeer expliciet bij de Algemene en Financiële Beschouwingen. Belangrijk
hierbij is de CPB-notitie van 22 maart jongstleden, die laat zien dat het risico bestaat
dat het klimaatbeleid denivellerend uitpakt als niet goed gekeken wordt naar de verhouding
tussen bedrijven en huishoudens en naar flankerend inkomensbeleid. Het CPB liet ook
toen al het denivellerende effect zien van het 2019-pakket. Ten opzichte van de koopkrachtplaatjes
uit de MEV, waarin het energiebeleid via de inflatie is meegerekend, gaan lage inkomens
er 0,2% extra op achteruit en hoge inkomens er 0,2% op vooruit. Dat doorkruist volgens
mij het evenwichtige koopkrachtbeeld dat de coalitie en het kabinet voor ogen stond.
Dat zou de Staatssecretaris toch met mij eens moeten zijn. Het is goed dat de Minister
van Financiën heeft toegezegd met het CPB in gesprek te gaan over hoe dit beter kan,
maar mijn fractie vindt dat we dit effect ook al voor 2019 zouden moeten herstellen.
Ik hoop op de uitgestoken hand, de deur die op een kier staat, in ieder geval op medewerking
van de coalitie.
Het zijn ook de coalitiepartijen, vooral het CDA, die zich zorgen maken over het draagvlak
voor de energietransitie. Dan kunnen we huishoudens niet, nog voordat we echt begonnen
zijn met het klimaatbeleid, nog voordat we echt begonnen zijn met het klimaatbeleid
opzadelen met een hogere energierekening. Bij de AFB had ik daar een term voor bedacht,
die ik nu niet zal gebruiken, maar het signaal mag duidelijk zijn.
De heer Nijboer (PvdA):
Toch weet ik niet meer welke.
De heer Omtzigt (CDA):
We hebben het niet begrepen, dus nog een keer.
De heer Snels (GroenLinks):
Die korting op de energierekening noemde ik toen de «Bumaboete». Mijn voorstel is
om de bezuiniging van ruim 400 miljoen op de korting van de energierekening ongedaan
te maken en deze te financieren door een evenwichtige verhoging van de gas- en elektriciteitsheffing
in tweede, derde en vierde schijf. Hiervoor is een amendement in voorbereiding in
samenwerking met het ministerie. Dan gaan ook bedrijven en grootverbruikers al een
klein beetje betalen. Dat is volgens mij een goed signaal aan de klimaattafels en
aan het bedrijfsleven. En het is slechts een fractie, echt een fractie van de € 50
per megaton die De Nederlandsche Bank uiteindelijk voor mogelijk en noodzakelijk houdt.
Voorzitter, de auto's. GroenLinks steunt de versterking van de milieudifferentiatie
bij belasting van vrachtauto's, het eurovignet. Wel vraag ik hoe het zit met de voorbereiding
van de Mautheffing, de kilometerheffing voor vrachtauto's. Ligt die op schema, gaat
dat voortvarend?
Steun ook voor de afschaffing van de teruggaveregeling bpm voor taxi's en openbaar
vervoer. Dat verhoogt toch de prikkel om milieuvriendelijke auto's te kopen, maar
ik sluit me aan bij de zorgen in het verslag en van mevrouw Lodders over wat dit betekent
voor het zorgvervoer en het gehandicaptenvervoer. Kan de Staatssecretaris aangeven
dat die effecten echt beperkt zijn?
Het is wel merkwaardig dat deze maatregel beperkt blijft tot deze categorieën en niet
wordt toegepast op andere categorieën, zoals bestelauto's. «Het staat niet in het
regeerakkoord», is dan het antwoord van de Staatssecretaris, «maar we blijven erover
nadenken». Wat betekent dat? Gezien de milieueffecten en de vereenvoudiging voor de
Belastingdienst zou hier toch wat meer urgentie aan kunnen worden gegeven en zou je
dit ook in een samenhangend pakket willen zien. Graag een reactie.
De ambities om het autoverkeer te elektrificeren zijn torenhoog. «Alle auto's emissieloos
in 2030», staat er in het regeerakkoord. Dat zal nog een heel forse extra beleidsinzet
vragen. Hoe ziet de Staatssecretaris zijn fiscale verantwoordelijkheid hierin in relatie
tot de gesprekken aan de klimaattafels en mobiliteit?
Voorzitter. Mijn fractie vindt artikel 3.1 Comptabiliteitswet ook hier – dat is een
hobby, ik weet het – van belang. Doelstelling: doeltreffendheid en doelmatigheid.
Is de Staatssecretaris dat met mij eens? Het is goed dat de Staatssecretaris in antwoord
op vragen van het CDA duidelijk maakt dat het hier wellicht wat uit evenwicht is geraakt
met eerdere maatregelen. Het CDA noemt dat steeds de «Teslasubsidie». Als die cijfers
kloppen – ik hoor daarvan graag een bevestiging – dan lijkt mij die Teslasubsidie
niet conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet. Graag een reactie.
Bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik al gevraagd naar de relatie tussen
het klimaatbeleid en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën maar ik kreeg daar
toen geen antwoord op. Is de Staatssecretaris het eens dat, zeker in relatie tot de
autobelastingen, we op dat punt op de langere termijn een probleem krijgen? Als straks
alle auto's elektrisch zijn, dan missen we toch een hele hoop autobelastingen? Wat
betekent dat voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën? Krijgen we daar een beeld
van? Komen daar nieuwe sommen van en wellicht ook nieuwe mogelijke oplossingen?
Heel kort nog iets over de fiets. De fiscale regeling voor de fiets van de zaak wordt
via forfaitaire bijtelling eenvoudiger. De bijtelling bedraagt 7%. Toch blijft dit
lastig voor de uitvoering door de Belastingdienst. We hebben daar in het verslag ook
naar gevraagd en uit de antwoorden is niet duidelijk wat de budgettaire gevolgen zijn
als we die bijtelling gewoon op 0% zetten. Dat zou volgens mij een heel sympathieke
maatregel kunnen zijn. Eenvoudig voor de Belastingdienst en goed voor mens en milieu.
Over de afvalstoffenheffing zijn we het eens: zonder gedragseffect een lastenverhoging
van € 3 per inwoner is zeer marginaal. Welke kwantitatieve milieueffecten en welke
bijdrage in de transitie naar een circulaire economie verwacht dit kabinet hiervan?
Ik neem aan dat dit slechts een heel kleine bescheiden stap is in de algemenere strategie
naar de circulaire economie.
Ten slotte de vergroening van de verhuurderheffing. Mijn fractie steunt die, maar
daar zal ik straks bij ATAD nog wel op terugkomen. Ik vrees een beetje dat dit vergroeningseffect
teniet wordt gedaan door de gevolgen van ATAD.
Dan kom ik bij het pakketje bedrijfsleven. Ik probeer het systematisch te doen, voorzitter.
Het is veel. Een kleine 2 miljard zou via afschaffing van de dividendbelasting de
lastenverlichting voor het buitenland zijn. Nu die niet doorgaat, krijgt het bedrijfsleven
2 miljard extra lastenverlichting. Die dividendmaatregel was geheel gebaseerd op het
hoofdkantorenargument. Het wordt een beetje ontkend door de coalitie, maar in het
oorspronkelijke wetsvoorstel was dat toch de belangrijkste argumentatie in de memorie
van toelichting. En in het debat was het een onaanvaardbaar risico als we die dividendbelasting
niet zouden afschaffen. Na het besluit van Unilever om de duale structuur te handhaven
– niet een hoofdkantoor in Rotterdam maar ook nog een in Londen met beursnoteringen
in beide landen, wat mij voor het bedrijf een vrij logisch en verstandig besluit lijkt,
zeker ook omdat we nog niet goed weten hoe de brexit afloopt – kan volgens mij niet
meer dezelfde argumentatie gebruikt worden voor het complete pakket Vpb-verlagingen.
Het zijn andere maatregelen met andere effecten en andere doelen. Eigenlijk zouden
hier dus ook nut en noodzaak zorgvuldig gewogen moeten worden. Het lijkt mij dat dit
te weinig gebeurd is. Blijkbaar had de VVD hier recht op 2 miljard lastenverlichting
die aan het bedrijfsleven moet worden gegeven.
In de antwoorden uit het verslag schrijft de Staatssecretaris dat de begrotingsregels
alleen door het kabinet mogen worden aangepast. Dat lijkt me niet correct, want volgens
mij heeft de Kamer nogal altijd het budgetrecht. En ik ben een voorstander van prudente
begrotingsregels en de scheiding tussen inkomsten en uitgaven, maar we kunnen hiervan
wel zeggen dat het gaat om een forse aanpassing van het regeerakkoord. Dan kun je
opnieuw kijken naar de lasten- en uitgavenkaders. Daar zijn ook veel voorbeelden van
uit vorige kabinetsperioden. Ik geef toe dat het dan in eerste instantie aan de coalitie
is om hier nieuwe afspraken over te maken, maar die moeten dan ook via het kabinet
voorgelegd worden aan de Kamer.
Dat had ook betekend dat de startnota met de toelichting op de begrotingsregels opnieuw
was voorgelegd. De heer Nijboer heeft gelijk: hét moment om dat te doen, was bij de
Financiële Beschouwingen. Bij een heropening van de Financiële Beschouwingen hadden
we het debat kunnen voeren over minder lastenverlichting voor grote bedrijven en meer
geld voor lonen en werkdruk in de publieke sector, een van de nijpendste problemen
in onze samenleving. Het verbaast mij dat de coalitie deze route niet heeft genomen.
Ik vind het eigenlijk tragisch dat het lijkt alsof de coalitie hier aan de leiband
van de VVD loopt. Graag een reactie.
Voorzitter. Dan de Vpb. Er gaat ruim 4 miljard naar lagere Vpb-tarieven. Welk probleem
wordt hiermee opgelost? De winsten stijgen hard en de lonen blijven achter. De AIQ,
de verhouding tussen lonen en winsten, verslechtert structureel ten nadele van werknemers.
Belastingen hebben invloed op de inkomensontwikkeling. Bij huishoudens blijven de
inkomens achter, maar bij winsten en winstuitkeringen is er volgens mij geen probleem
dat nu op deze schaal gecompenseerd zou moeten worden met lastenverlichting. Welke
noodzaak is er nu om de tarieven zo hard naar beneden te brengen?
In het verslag geeft de Staatssecretaris aan dat de winsten inderdaad van 100 naar
200 miljard zijn gestegen in het afgelopen decennium/anderhalf decennium. Maar die
winsten zitten vooral bij dochterondernemingen, en die zijn vrijgesteld. Het zijn
CBS-cijfers. Die zitten volgens mij in onze nationale rekeningen, en dus gaat het
ook over onze economie. Als dat niet zo is, waar worden deze winsten dan wel belast?
Of blijven ze grotendeels onbelast? En zou dit dan niet ook een indicatie kunnen zijn
van hoe groot het probleem van belastingontwijking is? Graag een reactie.
Er is eerder een analyse gemaakt van de ontwikkeling van de winstbelasting op basis
van cijfers van de Europese Unie. Dan zie je wel degelijk een trendmatige daling van
het effectieve tarief in Europa. Nu gaan we eindelijk de grondslag aanpakken en worden
bedrijven alsnog beloond met een verlaging van het statutaire tarief. Waarom is dat?
En als je dan naar de ontwikkeling van de statutaire tarieven kijkt, dan zie je wel
degelijk een trendmatige daling: de race naar de bodem wordt voortgezet met andere
middelen. Dat zou toch iedereen zorgen moeten baren, ook de Staatssecretaris?
Overigens blijven de grote landen, ook al verlagen zij de afgelopen jaren en de komende
tijd ook de tarieven, fors boven onze tarieven zitten: tussen de 25% en 30%. Nederland
was vroeger een aanjager van belastingontwijking en zit nu in de kopgroep van tariefsverlaging.
Waarom blijft het kabinet ontkennen dat er sprake is van een race naar de bodem? En
is het kabinet bereid om in Europees verband dat debat over minimumtarieven en grondslagharmonisatie
weer hoger op de politieke agenda te zetten?
Voorzitter. Ik heb een hele concrete vraag over de verliesverrekening in de Vpb. Die
zit niet goed in de ramingen van de Vpb-opbrengsten, zo schrijft de Staatssecretaris
in het verslag, waardoor de ramingen van de Vpb te hoog zijn. De Staatssecretaris
geeft in het verslag aan te gaan onderzoeken hoe dat beter kan. Wanneer doet hij dat?
En kan hij toezeggen dat hij de Kamer daarvan op de hoogte houdt?
Dan de dividendbelasting. Bij de AFB...
De voorzitter:
Een moment. Mevrouw Lodders?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik hoor de heer Snels een aantal keren zeggen dat het nu niet het moment is om de
belasting voor ondernemers te verlagen. Ik heb in mijn pleidooi aan proberen te geven
hoe belangrijk het is dat we die ondernemers in dit land hebben. Wanneer wordt het
voor GroenLinks wél tijd om de ondernemers tegemoet te komen?
De heer Snels (GroenLinks):
Dat ligt er maar aan welk probleem je wilt oplossen. Daar zit een beetje mijn probleem
met de wijze waarop de besluitvorming in de coalitie plaatsvindt. Ik zal straks nog
iets zeggen over de sociale lasten en over die 200 miljoen die in het heroverwegingspakket
zit. Kijk, daar word ik al een stuk enthousiaster van, omdat je ziet dat we in Nederland
langzaam maar zeker een probleem krijgen met de arbeidsmarktparticipatie van kwetsbare
groepen. Dat heeft iets te maken met de wig, dus met de hoge lasten en de hoge arbeidskosten
voor ondernemers. Dat is een heel concreet probleem dat ook door de WRR, het SCP het
CPB wordt gezien. Daar zou je maatregelen voor kunnen voorstellen. Welk probleem wordt
opgelost met die algemene tariefsverlagingen in de winstbelasting? Ik zie dat probleem
niet.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik zie juist het probleem bij GroenLinks dat de belastingen voor ondernemers alleen
maar verhoogd, verhoogd en verhoogd worden. Ik zie maatregelen die afgeschaft worden.
Een ondernemer staat niet op zich. Een ondernemer zorgt voor banen. Een ondernemer
zorgt voor werkgelegenheid. Een ondernemer levert een belangrijke bijdrage aan allerlei
maatschappelijke initiatieven. Op het moment dat de belasting verhoogd wordt, is er
minder geld over om investeringen te doen. Dus nogmaals: wanneer kunnen ondernemers
bij GroenLinks rekenen op een belastingverlaging?
De heer Snels (GroenLinks):
Mevrouw Lodders zou nog een keer naar de doorrekening van ons verkiezingsprogramma
moeten kijken. De radicale verlaging die GroenLinks in het verkiezingsprogramma gaf
aan sociale lasten – dat zijn echt de arbeidskosten voor ondernemingen – zat in geen
enkele doorrekening. Die is effectief, omdat je daarmee ook milieubelastingen compenseert
en daadwerkelijk de arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen ondersteunt. Het is
dus echt een lastenverlichting voor het bedrijfsleven en zorgt ervoor dat het bedrijfsleven,
zeker het arbeidsintensieve bedrijfsleven, meer mensen in dienst gaat nemen. Eén.
Dan heb je een maatschappelijk probleem dat moet worden opgelost. Twee. Je ziet dat
werkgevers, bedrijven, daarvoor verantwoordelijk zijn. Drie. Je doet een voorstel
vanuit de overheid hoe men daaraan kan bijdragen. Dat vind ik op een rationele manier
nadenken over waar je lastenverlichting wel of niet zorgvuldig zou willen inzetten.
Mijn probleem met de coalitie is een zeer generieke Vpb-verlaging, van in totaal meer
dan 4 miljard, zonder dat voor mij duidelijk is gemaakt welk probleem hiermee nu eigenlijk
wordt opgelost, behalve dan dat het wellicht iets zou doen aan het vestigingsklimaat.
Ja, dat zie ik ook wel: dat is beter dan de afschaffing van de dividendbelasting.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dan hebben GroenLinks en de VVD toch echt een fundamenteel andere kijk op belastingen.
GroenLinks wil vanuit de overheid op alle mogelijke manieren sturen. Wij vinden dat
dit geld is van de ondernemers en van de mensen. Dit kabinet zet wel degelijk in op
een verlaging van de kosten op arbeid en op een verlaging van de belasting voor ondernemers.
Ik constateer dat de ondernemers in ieder geval niet bij GroenLinks moeten zijn.
De heer Snels (GroenLinks):
Ik mag hopen dat wij nog fundamenteel tegenover de VVD gaan staan als het over belastingen
gaat. Tegelijkertijd zou ik willen zeggen dat mevrouw Lodders zelf ook heel graag
stuurt met belastingen. Het valt mij op dat dit ook heel vaak aan de ondernemerskant
zit. Zij heeft net in haar eigen verhaal ook een aantal voorbeelden hiervan gegeven,
zoals de zonnepanelen en de WOZ-waarde. Dat lijkt mij toch ook een voorbeeld van het
op een bepaalde manier nadenken over hoe je belastingen zo kunt inrichten dat ze bijdragen
aan maatschappelijke doelen die je zou willen verwezenlijken.
Ik vind het te gemakkelijk van mevrouw Lodders dat zij zegt dat GroenLinks er niet
voor het bedrijfsleven is. Als je kijkt naar ons verkiezingsprogramma, en de doorrekening
daarvan, en naar wat daarin staat over de toekomst van de Nederlandse economie, het
belang van innovatie en het belang van het klaarmaken van de Nederlandse economie
voor de doelstellingen van Parijs, dan zie je dat daar wel degelijk een verhaal achter
zit over hoe je het bedrijfsleven zou moeten helpen om die omslag te maken. Tegelijkertijd
zorgt het voor heel veel werkgelegenheid en innovatie. Ik heb bij de Algemene Financiële
Beschouwingen nog een pakketje «vestigingsklimaat en innovatie» voorgesteld, met lastenverlichtingen
voor het bedrijfsleven. U zegt dus iets te makkelijk dat GroenLinks tegen bedrijven
is; dat is niet zo.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Snels (GroenLinks):
soms laat ik me uitdagen, voorzitter.
Voorzitter. Dan de dividendbelasting. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen liep
ik al vooruit op het advies van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad om de vragen
aan het Europese Hof van Justitie in te trekken. Er is voor Nederland naar aanleiding
van de beleggingsfondsen en dividendbelasting, het fidelityfonds, geen probleem. Mooi
nieuws en dat zet de stellige argumentatie van het kabinet dat de dividendbelasting
juridisch niet houdbaar is, toch in een wat ander daglicht. Toch vindt het kabinet,
zo begreep ik uit de antwoorden van de Staatssecretaris, dat de Hoge Raad de vragen
niet zou moeten intrekken. Waarom niet? En wat gaat de Hoge Raad dan doen? Kan de
Staatssecretaris toezeggen dat de Kamer vanaf nu keurig op de hoogte wordt gehouden
van de ontwikkelingen op dit vlak?
Een voorganger van deze Staatssecretaris heeft ooit eens gezegd dat de dividendbelasting
niet houdbaar is. Kan de Staatssecretaris daar nu afstand van nemen? Kan de Staatssecretaris
bevestigen dat, indien er wel juridische knelpunten zijn, deze ook nog altijd kunnen
worden opgelost binnen de dividendbelasting, zonder haar af te schaffen? En ten slotte
op dit thema: kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij het thema van de dividendbelasting
in Europa op de agenda gaat zetten? Want het is hoe dan ook een instrument om op redelijk
eenvoudige wijze belasting te heffen op winstuitkeringen die anders wellicht buiten
het oog van de belastingdiensten vallen.
Voorzitter. Ik kom bij de expats. Het schiet op. Om te beginnen: wij schaffen de expatregeling,
die 30%-regeling, in ons verkiezingsprogramma en bij de tegenbegroting helemaal af.
Toch zie ik de knelpunten bij een plotselinge beperking. Vooral het feit dat de maatregel
ook duizenden jonge onderzoekers zou treffen – aio's en postdocs – aan de universiteiten
gaf mij een argument om nog eens te kijken naar deze maatregel. Bij de Algemene Financiële
Beschouwingen heb ik al voorstellen gedaan voor een echte overgangsregeling, waarbij
de regeling wordt afgetopt op € 100.000. Uit het onderzoek van Dialogic blijkt namelijk
dat het grootste budgettaire beslag van dit instrument ligt bij mensen met een inkomen
van boven een ton en zelfs twee ton. In de heroverweging geeft het kabinet ook ruimte
voor verzachting van de maatregel. Het kiest echter niet voor een echte overgangsmaatregel,
maar voor een vorm van uitstel, waardoor nog steeds groepen getroffen kunnen worden.
Ik wil daarom mijn amendement dat ik in voorbereiding had, doorzetten, om te kijken
hoe we die overgangsmaatregel kunnen financieren via aftopping. Dan komt er volgens
mij een echt eerlijke regeling tot stand. Ik hoop dat de coalitie hier ook met open
houding naar zal willen kijken.
Nu gebeurt er, even heel kort, iets merkwaardigs in de budgettaire effecten van het
voorstel, volgens wat ik terug heb gekregen van het departement. Volgens het departement
levert mijn voorstel slechts 141 miljoen op. Volgens onze eigen sommetjes, zeker als
je kijkt naar die aftopping en wat die betekent, zou dat minstens 100 miljoen meer
moeten zijn. Het is wat lastig om dat sommetje hier te maken, maar mag ik met de Staatssecretaris
afspreken dat wij wellicht via de amendementenservice die som nog eens een keertje
opnieuw bekijken? De amendementenservice is minder van de budgettaire consequenties,
maar dan zouden we die informatie kunnen hebben voor het WGO van vrijdag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Er is één punt dat mij steeds verbaast. Ik waardeer alle constructieve suggesties
van collega Snels. Ik ga ze allemaal goed bekijken, maar nou is er ook een tegenbegroting
van de drie linkse partijen. Daar staat gewoon in: wij schaffen de hele expatregeling
per direct af. Nu vind ik eerlijk gezegd dat de heer Snels knap spel speelt door ook
nog zelf met amendementen te komen. Zo kan hij een beetje kiezen: pak ik het pakket
met de drie linkse partijen of pak ik nog een aantal eigen punten? Is de heer Snels
het op zijn minst met mij eens dat het niet erg consistent is om hier om een overgangsmaatregel
te vragen en die van het kabinet opeens niet ruim genoeg te vinden, terwijl hij zelf
gewoon zijn handtekening onder een tegenbegroting zet, die zegt: afschaffen? Is de
conclusie dan dat GroenLinks niet meer achter die tegenbegroting staat? Want you can't
have your cake and eat it, zeg ik tegen de heer Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Nee, voorzitter, hoe heet dat ook weer? «Voortschrijdend inzicht» vind ik een heel
belangrijk dogma in de politiek. Dat zouden we ook in alle openheid vaker als politici
moeten gebruiken. Als er informatie komt waardoor je denkt dat je je overwegingen
toch wat anders zou moeten zien, dan vind ik dat je daar open voor moet staan. En
ik sta daar open voor. Ik vind nog steeds dat we in een ideaal belastingstelsel uiteindelijk
van die 30%-belastingregel af zouden moeten. Wat mij betreft zou dat dus ook kunnen
gebeuren, maar ik ben in gesprek met universiteiten en de VSNU overtuigd geraakt dat
die maatregel mensen ook wel hard raakt, jonge onderzoekers, aio's, postdocs, waarvan
ik het belangrijk vind dat ze aan de Nederlandse universiteiten bijdragen aan onze
kenniseconomie en aan onze innovatie-economie. Dus ben ik er gevoelig voor om te kijken
of we deze maatregel kunnen verzachten. We zitten hier in een wetgevingsoverleg, dus
dan kijken we heel specifiek en precies naar wat de effecten van maatregelen zijn.
Dan mag de heer Van Weyenberg mijn voorstellen kritisch tegen het licht houden, zoals
ik dat zelf ook doe.
De heer Van Weyenberg (D66):
Heel veel woorden, maar de kern is dus dat er eigenlijk steeds twee plannen van GroenLinks
zijn waar ze een beetje uit kiezen, afhankelijk van wat het beste uitkomt. Dat zou
je inderdaad eten van twee walletjes kunnen noemen. Dat vind ik een beetje te makkelijk;
zo ken ik de heer Snels niet. Ik heb een hele simpele vraag, want hij maakt nu goeie
sier: ik kom met een nog ruimere overgangsmaatregel. Vindt de heer Snels nu wel of
niet dat de expatregeling eigenlijk, zoals in de tegenbegroting van drie partijen
stond, meteen helemaal moet worden afgeschaft? Of zegt hij: nee, ik sta niet meer
met mijn partij achter die tegenbegroting samen met de SP en de Partij van de Arbeid?
Het is toch een van de twee. Je zult af en toe een compromis moeten sluiten; dat moet
ik in een coalitie ook. Maar je kunt niet parallel twee plannen in de lucht hebben
om in het ene debat te zeggen «ik pak mijn linkse tegenbegroting» en een dag later
in het andere debat je eigen GroenLinksplan te trekken. Ik denk dat dat ook niet heel
prettig is voor het vertrouwen in de politiek. Dus welke van de twee is het nou?
De heer Snels (GroenLinks):
De heer Van Weyenberg moet dan wel eerlijk zijn. Het feit dat ik nu een overgangsregeling
voor de expats voorstel, is uiteindelijk wel gedekt. Ik sta nog steeds achter de tegenbegroting
die we samen met de Partij van de Arbeid en de SP hebben gemaakt. Maar als ik hier
nu wijzigingen voorstel... Dat doe ik ook op andere punten in het Belastingplan. Het
liefst zou ik willen dat u voor mijn hele tegenbegroting gaat stemmen, maar dat gaat
u niet doen. Ik probeer dus op hele concrete punten voorstellen te doen die voor de
samenleving, voor mensen, voor vergroening beter zijn dan het kabinetsvoorstel en
die misschien wat afwijken van wat ik eigenlijk het liefst zou willen doen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Heel kort tot slot, voorzitter. Kijk, ik snap wel dat je soms zegt: ik heb een heel
vergaand voorstel en als dat niet lukt, probeer ik of ik draagvlak kan vinden voor
een minder vergaand voorstel. Maar hier doet de heer Snels precies het omgekeerde.
Hij dient met de linkse partijen een voorstel in om dit radicaal af te schaffen. Als
hij nu een voorstel zou doen om de overgangsregeling van het kabinet nog wat aan te
scherpen – niet in één keer zoals die drie fracties willen, maar een jaar later –
dan begrijp ik dat. Dat is minder vergaand. Maar dit staat diametraal tegenover zijn
eigen voorstel. Hij dient een voorstel van de drie linkse partijen in, «kabinet, schaf
het sneller af», om daarnaast het 180 graden andere voorstel «verruim de overgangsregeling
nog wat» in te dienen in dit debat. Ik vind dat echt heel ingewikkeld. Zo ken ik de
heer Snels niet.
De heer Snels (GroenLinks):
Nu maakt de heer Van Weyenberg uiteindelijk een fout, denk ik. Het meest vergaande
voorstel in de tegenbegroting en in ons verkiezingsprogramma zeg ik maar voor de helderheid,
is helemaal afschaffen. Dan heb je de overgangsmaatregel van het kabinet. Mijn overgangsmaatregel
komt de groepen waar het om gaat nog steeds tegemoet. Maar door de aftopping op 1
ton gaat het nog steeds verder dan wat het kabinet doet, omdat het uiteindelijk structureel
meer geld oplevert. Mijn voorstel gaat dus budgettair een stuk verder dan dat van
het kabinet. Tegelijkertijd is het versoepelend ten opzichte van mensen met een inkomen
beneden 1 ton. Daarmee is het eerlijker en zou het volgens mij ook voor de coalitie
een interessante overgangsmaatregel moeten zijn. Dit verbaast me. Dat waren de expats.
De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk. Ook hier had ik een voorstel
voor gedaan bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik had er ook al een amendement
over ingediend. Het bevorderen van onderzoek en innovatie is volgens mij echt belangrijk
voor onze economie. Daar hamert mijn fractie voortdurend op, mevrouw Lodders, in brede
zin maar ook in relatie tot groene modernisering van onze economie. Nu had ik een
wat ander voorstel dan de tariefswijziging die het kabinet uiteindelijk heeft voorgesteld.
Ik ben niet tegen die tariefswijziging van het kabinet, maar mij ging het ook heel
specifiek om het knelpunt dat je ziet in de Wbso bij hele kleine bedrijven die niet
snel echt werknemers in dienst hebben die aan onderzoek en innovatie doen, maar wel
tijdelijk en met tijdelijke contracten. Volgens mij ging het uiteindelijk om publiek-private
samenwerking: even iemand tijdelijk in dienst nemen die dan onder de Wbso valt. Die
is volgens mij in 2014 uitgesloten vanwege bezuinigingen; die maatregel is beperkt.
Ik kan mijn amendement intrekken als ik van de Staatssecretaris de toezegging krijg
dat hij bij de uitwerking van deze voorstellen – die komen volgens mij pas volgend
jaar in het Belastingplan – toch echt nog eens zal kijken naar die hele kleine bedrijven
en die publiek-private samenwerking. Ziet u hoe constructief ik ben?
Sociale lasten. Mooi dat 200 miljoen wordt uitgetrokken voor verlaging van de sociale
lasten voor werkgevers. De uitwerking komt later. Waarom 200 miljoen? Waarom niet
veel forser, vraag ik aan mevrouw Lodders. Hier gaat het om beleid dat ook echt belangrijk
is voor bedrijven en voor de arbeidsmarkt. Ook de wig komt voortdurend voor in de
schema's die zeggen hoe het staat met onze concurrentiepositie, en dan is de wig een
groot probleem. Belangrijk dus voor het vestigingsplaatsargument en voor onze concurrentiekracht.
Maar het gaat ook om een hele grote sociale uitdaging. We zien – dat zeggen ook instituten
als de WRR en het SCP – dat het steeds moeilijker wordt om mensen met weinig kansen
een plek op de arbeidsmarkt te geven. Dat probleem wordt steeds urgenter en het is
belangrijk om de samenleving bij elkaar te houden.
Ik ben zeer kritisch op het niveau van lastenverlichting dat dit kabinet aan het bedrijfsleven
geeft via de winstbelasting, ongericht. Op dit punt zou ik het kabinet willen stimuleren
tot een extra inspanning. Mag ik het kabinet vragen bij de uitwerking van de voorstellen
voor de sociale lasten, expliciet te analyseren en mee te nemen dat hier de doelstelling
zou moeten zijn om aan de onderkant van de arbeidsmarkt extra werkgelegenheid te creëren?
Voorzitter, dat was het.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik wil de heer Snels complimenteren met zijn heel uitgebreide inbreng en met zijn
constructieve houding, maar hij zit op heel veel amendementen. Overigens heeft iedereen
veel amendementen gemaakt. Zeker de oppositie is hard aan het werk. Volgens mij zijn
ze bij Bureau Wetgeving en op het ministerie ook nog hard aan de slag. Maar klopt
het nou dat ik hem aan het begin hoorde zeggen dat als het Belastingplan met zijn
amendementjes wat meer duurzaam en vergroend zou worden, hij dan voorstemt? Heb ik
dat nou goed begrepen?
De heer Snels (GroenLinks):
U interpreteert mijn woorden wat ruim. Ik heb gezegd dat ik dit debat constructief
wil doen. Dat is precies de reden waarom ik allerlei voorstellen doe om het Belastingplan
te verbeteren. Ik vind het echt van een goede houding getuigen dat je je stemgedrag
uiteindelijk pas bepaalt in het plenaire debat volgende week. Dat stemgedrag hangt
wel degelijk ook af van de ruimte die ik van de coalitie krijg om echt concrete, goede
verbeteringen in het Belastingplan tot stand te brengen.
Mevrouw Leijten (SP):
Dit Belastingplan geeft miljarden belastingverlaging aan multinationals. Daar gaat
echt niks aan veranderen. Het verhogen van btw voor de gewone boodschappen, de noodzakelijke
uitgaven, ook voor de allerlaagste inkomens, wordt nauwelijks gecompenseerd. Nou ga
ik natuurlijk ook proberen om allerlei dingen te verbeteren, omdat ik denk dat het
anders kan, in de marge, maar ook principieel. Het zou mij wel erg verbazen als GroenLinks
zegt: als een paar amendementjes worden aangenomen, dan vinden wij die miljarden naar
de multinationals wel prima. Ik wil erop wijzen dat dat wat anders is dan een debat
constructief voeren. Dat is echt een frame dat volgens mij waardeloos is. Het gaat
om de principiële keuzes. Daarna kan je heel constructief meedenken over hoe een maatregel
beter of eerlijker kan. Dat probeert volgens mij iedereen in het debat te doen. Maar
ik vind het wel vreemd dat GroenLinks hier zegt: als er een paar amendementen van
ons worden aangenomen, dan vinden wij de belastingverlaging voor de multinationals
van meer dan 3 miljard eigenlijk wel het steunen waard.
De heer Snels (GroenLinks):
Nee, daar kan ik mevrouw Leijten direct opheldering over geven. Mijn fractie is tegen
de 4 miljard verlaging van de winstbelasting. De koopkrachteffecten van dit Belastingplan
zijn onevenwichtig. Je ziet dat ook in de aanvullende informatie die we van het Centraal
Planbureau hebben gekregen. Lage inkomens dreigen er echt wat meer op achteruit te
gaan dan hoge inkomens. Ik zet me nu met alles wat ik in me heb ervoor in om te kijken
of we daarvoor veranderingen in het Belastingplan zouden kunnen krijgen. Die compensatie
is me wel wat waard. Ik neem aan mevrouw Leijten me daarin steunt.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Als we compensatie, bijvoorbeeld verlaging van de belastingvrije voet in de energierekening,
voor mekaar krijgen, zou dat hartstikke goed zijn. Volgens mij kan het CDA ook niet
anders dan het daarmee eens zijn. Het frame van de Bumaboete is hartstikke mooi; ik
zal het met heel veel zin herhalen. Maar het gaat uiteindelijk niet om de kleine verbeteringen
op basis waarvan je je steun toezegt aan de coalitie als je ze voor elkaar krijgt.
Het gaat uiteindelijk over het principiële geluid. Volgens mij hebben wij met betrekking
tot multinationals principiële zaken neergelegd. Het zou mij erg verbazen als GroenLinks
uiteindelijk voor het Belastingplan gaat stemmen.
De voorzitter:
De heer Snels tot slot.
De heer Snels (GroenLinks):
Volgens mij heb ik echt in alle mogelijke bewoordingen duidelijk gemaakt hoeveel problemen
ik met dit Belastingplan heb. Dan gaat het over de btw en dan gaat het over de vlaktaks,
maar dan gaat het zeker ook over de winstbelasting. Tegelijkertijd vind ik een aantal
dingen wel goed in het Belastingplan, dus ik probeer – dat is niet meer dan ik gezegd
heb – nu in dit wetgevingsoverleg deze week, en volgende week in een plenair debat
er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat we een aantal grote veranderingen in
dit Belastingplan voor elkaar krijgen. Wat dat uiteindelijk betekent voor het stemgedrag
zullen we dan zien. Daar is het nu nog veel te vroeg voor. Maar ik vind wel dat dit
mijn houding als parlementariër moet zijn. Daarom ben ik ook gedetailleerd en heb
ik voor het gevoel van de voorzitter misschien iets te veel ruimte genomen.
De voorzitter:
Dat ga ik zo oplossen.
De heer Snels (GroenLinks):
Ik wil zeer concreet kijken naar welke voorstellen we echt kunnen verbeteren. Volgens
mij is dat belangrijk.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we schorsen. Ik had u drie kwartier in het vooruitzicht gesteld. Gelet
op de tot dusver gebruikte spreektijden zou ik dat willen terugbrengen naar 30 minuten,
tot kwart voor twee. We gaan zo verder met de heer Omtzigt.
De vergadering wordt van 13.12 uur tot 13.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Voor ons ligt een zeer omvangrijk pakket: een belastingplan
en zeven wetsvoorstellen. Ik heb hier de helft van de documenten dubbelzijdig uitgeprint
voor me liggen. Als ik de andere helft ook voor me zou hebben, zou ik gedeeltelijk
onzichtbaar worden. Wat dat betreft wil ik mij wel aansluiten bij de heer Mulder,
maar dan ook met het concrete verzoek of er de komende jaren eens wat vaker inhoudelijke
wetgeving in het voorjaar ingediend kan worden. Er was wat ons betreft geen enkele
reden geweest om bijvoorbeeld de Wet modernisering kleineondernemingsregeling, de
Wet implementatie artikel 1 of de Wet op de kansspelbelasting niet gewoon in mei of
juni in te dienen. «En ATAD», zegt mijn buurvrouw mevrouw Leijten. Die had gewoon
eerder ingediend kunnen worden. Dan hadden we ons hier ook wat meer kunnen richten
op een zeer omvangrijk pakket met zeer veel maatregelen die daarin zitten. Ik krijg
dus graag van de Staatssecretaris de toezegging dat hij gaat kijken of dat de komende
jaren lukt. Dit heeft nog als klein nevenvoordeel dat het dan ook iets makkelijker
wordt om te amenderen en dat amendementen dan ook nog uitvoerbaar zijn. Anders krijgt
mijn buurman altijd te horen: ja, het had wel gekund, als het een paar maanden eerder
geweest was.
Voorzitter. Toch zijn we blij met het voorliggende plan, met een vlaktaks. Dat leidt
tot lagere lasten, een rechtvaardiger systeem en een kleine vereenvoudiging van het
systeem. Het is belangrijk dat middeninkomens er nu fors op vooruitgaan na jaren van
belastingverhogingen. In combinatie met de persoonsgebonden aftrek zorgt de sociale
vlaktaks voor een stukje vereenvoudiging. Daarom maakt het ook niet veel of minder
uit wie van de partners het inkomen verdient en wie de aftrekposten in aftrek brengt.
Ik heb nog wel één inhoudelijke vraag over deze aftrekpost. Ik haal die even naar
voren. Vroeger moest je het saldo van de WOZ-waarde en de hypotheekrenteaftrek in
mindering brengen, maar het een moet nu tegen het marginale tarief – dat is namelijk
de bijtelling van de WOZ-waarde – en de hypotheekrenteaftrek wordt langzaam afgebouwd.
Moet dit nu nog constant bij dezelfde persoon worden gedaan, of kan het leuk worden
om de een de bijtelling te laten pakken en de ander de aftrek? Vooral als een van
beide geen belasting betaalt, kan dat zeer interessant zijn.
Voorzitter. Ik zou ook graag willen weten wat het pad naar de verdere vereenvoudiging
inhoudt. Welke zaken worden na deze vereenvoudiging ingesteld om ervoor te zorgen
dat het belastingsysteem structureel nog een stukje eenvoudiger kan? Dat is dan natuurlijk
binnen alle beperkingen van de Belastingdienst die mijn VVD-collega heeft geschetst.
Voorzitter. We zijn ook zeer tevreden met de verhoging van de maxima in de vrijwilligersregeling.
Jarenlang zijn de grenzen niet geïndexeerd. Die begonnen te knellen. Vrijwilligers
zijn kostbaar en van groot maatschappelijk belang. Ze zetten hun eigen tijd in voor
het algemeen belang, maar ze maken vaak kosten voor hun vrijwilligerswerk. Nu de forfaitaire
vergoeding hiervoor verhoogd wordt, levert dat minder gedoe met bonnetjes op. Betekent
dit overigens ook dat ze per uur een iets hoger bedrag kunnen uitkeren? En is er een
mogelijkheid om dit te indexeren?
De fiscale positie van eenverdieners met een niet-werkende partner, bijvoorbeeld door
ziekte of onvrijwillige werkloosheid, blijft een zorgpunt. Voor nu ziet het beeld
er even goed uit, maar door de afbouw van de overdraagbare heffingskorting wordt het
verschil in belastingdruk in de toekomst elk jaar een stuk groter. Meer in het algemeen
zien we dat de marginale druk met dit Belastingplan daalt, maar ik zou dat graag willen
voortzetten. Als principe zou het mooi zijn dat je van elke euro werken en extra verdienen
meer dan de helft overhoudt.
Voorzitter. Bij de vlaktaks – ik had het net al over de hypotheekrenteaftrek – gaan
alle aftrekposten naar het 37%-tarief. Ik heb een vraag over één specifieke aftrekpost,
namelijk alimentatieverplichtingen. Is het juridisch houdbaar als deze aftrekpost
in het basistarief terechtkomt, terwijl de betaling in het hoge tarief komt aangezien
er inkomen bij een andere belastingplichtige tegenover staat? Er is namelijk sprake
van inkomensoverdracht. Er is dus geen belastingvoordeel.
Dan kom ik bij de Ziektewetuitkering, de arbeidskorting en de IACK. Ik heb wat inhoudelijke
vragen over de maatregel om de Ziektewetuitkering niet langer te verlenen. Dat is
op dit moment al zo bij de WW. Het haalt natuurlijk een rare prikkel uit de wet dat
het, als je op dit moment in de WW zit, op zich profijtelijk is om je ziek te melden
omdat je dan recht krijgt op de arbeidskorting en de IACK. Maar deze maatregel gaat
natuurlijk niet alleen gelden voor mensen die in de WW zitten. Die gaat vooral ook
gelden voor mensen die bijvoorbeeld uitzendkracht zijn en ziek worden. Zij vallen
in de ZW. Ik zou weleens willen weten hoe verhouding tussen die twee groepen is. Hoeveel
mensen komen er gewoon in de Ziektewet zonder in de WW te komen en hoeveel mensen
komen er nu in de WW en gaan dan naar de Ziektewet? Want voor de tweede groep was
de maatregel bedoeld.
Verder maak ik mij zorgen over de mogelijke terugbetaling van heffingskortingen. Kan
de Staatssecretaris aangeven wat er gebeurt als een uitzendkracht die rond het minimumloon
verdient – dat is € 20.000 – in enig jaar zes maanden ziek wordt? Klopt het dat er
via de witte tabel dan al € 1.700 aan arbeidskorting is verrekend, terwijl er, aangezien
er slechts € 10.000 inkomen is uit arbeid, recht is op € 300 arbeidskorting, waarna
een jaar later dus een terugvordering van € 1.400 plaatsvindt? Wat kan deze persoon
doen bij zo'n terugvordering? Is de Toeslagenwet of de bijstandswet dan van toepassing?
Het UWV is in 2016 door de Nationale ombudsman op de vingers getikt voor het op onjuiste
wijze rekening houden met de heffingskortingen, toch ook niet het sterke punt van
het UWV. Vergeet niet dat voor verschillende uitkeringen verschillende heffingskortingen
gaan gelden. Ik zou graag een uitvoeringstoets zien van UWV en Belastingdienst samen.
Laat ik het zo zeggen: voor mij is dat een leermomentje van bijvoorbeeld de zaken
die wij rond SUB/Walvis gezien hebben. Deze twee instanties hadden daarbij weleens
kleine moeite om samen te werken. Is het mogelijk om die te zien op dit punt?
Voorzitter. De btw-verhoging.
De voorzitter:
De heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik vind dat de heer Omtzigt heel terecht de vinger legt bij iets wat heel technisch
lijkt, maar wat enorme inkomensgevolgen kan hebben voor iemand die ziek wordt. Ik
wil de heer Omtzigt vragen of hij ook de redenering zou kunnen volgen die de PvdA
heeft, namelijk dat als het zo'n probleem is vanuit de WW en de Ziektewet, je ook
andersom zou kunnen denken: mensen die in de WW zitten, gaan al achteruit in inkomen;
waarom ontneem je hun die heffingskortingen? Dan trek je het ook gelijk, alleen dan
de kant op waarbij mensen er niet op achteruitgaan.
De heer Omtzigt (CDA):
De arbeidskorting en de IACK zijn ten principale voor mensen die inkomen hebben uit
arbeid. Mensen in de WW en mensen die arbeidsongeschikt zijn, hebben dit inkomen op
arbeid niet. Ik zie wel een probleem dat de arbeidskortingen fors opgelopen zijn en
soms iets overcompenseren voor de kosten die gemaakt worden in verband met de arbeid;
dat is een keuze die door een aantal partijen hier in de Kamer gemaakt is. Maar ik
wijs verder de heer Nijboer erop dat als hij deze keuze maakt, deze keuze in ieder
geval niet in zijn tegenbegroting staat. Sterker nog, de maatregel wordt in geen enkele
tegenbegroting teruggedraaid. Maar dat ontslaat mij niet van de plicht om heel goed
naar de uitwerking van deze maatregelen te kijken. Dat doe ik dan ook samen met de
heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
In onze tegenbegroting hebben wij het over zes grote keuzes. Zo is deze ook aangekondigd.
Het gaat om maatregelen rond wonen, multinationals, btw die wij terugdraaien. Per
begroting zullen wij voorstellen doen. Er komt ongetwijfeld ergens anders geld bij,
zoals 30 miljoen bij onderwijs. Bij Defensie willen we misschien wat anders en bij
zorg zullen we dingen anders willen. Dat geldt ook voor het Belastingplan. Daar valt
dit ook onder. Dus ik laat me niet erop aanvallen dat we geen volledige, uitgekamde
tegenbegroting zouden hebben. Dat is nooit onze claim geweest. Dit is een van de meer
technische, maar wel impactvolle maatregelen in het Belastingplan.
Het tweede onderdeel van het antwoord van de heer Omtzigt stond mij meer aan, namelijk
dat hij er echt serieus naar wil kijken. Ik snap best de fiscaaltechnische achtergrond
van arbeidskortingen, die weer anders is dan de IACK. Je hebt kosten die met arbeid
verbonden zijn. Maar ook vanuit de WW ben je natuurlijk verplicht om te solliciteren.
Dan heb je ook reiskosten om daarnaar toe te gaan en heb je inspanningsverplichtingen.
Dus je kunt best een redenering ophangen die ook arbeidskorting van toepassing laat
zijn op de WW. Nog los van dat er heel veel mensen geen arbeidskorting meer krijgen,
straks mede door de progressieve en degressieve afbouw, zou je die redenering kunnen
houden. Ik vind dat het kabinet steeds één kant opkijkt, terwijl het de andere kant,
waar ook argumenten voor aan te dragen zijn, die overigens beide voor- en nadelen
hebben, niet heeft belicht.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik bestrijd even dat het een kleine maatregel is. Deze maatregel levert 200 miljoen
op. Als je deze terugdraait, moet je 200 miljoen dekken. Als je deze ook voor de WW
zou laten gelden – zoals u weet zitten er meer mensen in de WW dan in de Ziektewet –
heb je er uit mijn hoofd gezegd zo 300 miljoen bij. Dan heeft u net een half miljard
uitgegeven. Ik snap de redenering daarachter, maar dat zijn nogal grote keuzes om
in een interruptie te doen. Ik heb juist deze technische vragen gesteld om te kijken
of deze uitvoerbaar is, of deze een beetje in de praktijk uitwerkt en of de Toeslagenwet
en de bijstandswet adequaat hulp bieden wanneer er problemen zijn. Ik denk namelijk
dat de Toeslagenwet ook een beetje klem zit met de heffingskortingen. De Toeslagenwet
zorgt ervoor dat mensen die recht hebben op een toeslag of op een uitkering zoals
de WW of de Ziektewet, in principe niet onder het sociaal minimum komen zonder dat
daar een bijstandstoets in zit, namelijk een toets op het vermogen. Er zit dus best
een lading achter deze vraag. Die heeft de heer Nijboer goed gezien.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Misschien nog één ding over die tegenbegroting. Die is gepubliceerd op de dag na de
indiening van de Prinsjesdagstukken. Het Belastingplan kregen wij de dag daarvoor,
geloof ik. De heer Omtzigt mag mij dus euvel duiden dat ik deze maatregel in het Belastingplan
niet binnen een dag van impact en dekking voorzag en tegenvoorstellen deed, maar dat
lijkt mij in alle redelijkheid eerlijk gezegd wel wat veel gevraagd. Ik vind dit wel
het moment om daarop door te vragen en het debat verder te voeren.
De heer Omtzigt (CDA):
De heer Nijboer heeft volledig gelijk dat dit een moment is om erop door te vragen.
Deze maatregel kwam niet uit de lucht vallen; hij stond gewoon in het regeerakkoord
en was ook voorzien in het Belastingplan van dit jaar. Er is geen enkel ander moment
om hem in te voeren. Hij moet op 1 januari 2020 ingaan, en je kunt hem moeilijk – ik
zie een senator in het publiek zitten – in december 2019 door de senaat laten aannemen.
Dat werkt niet.
De voorzitter:
Inderdaad is senator Van de Ven aanwezig. Gaat u verder.
De heer Omtzigt (CDA):
Senator Van de Ven is aanwezig.
Voorzitter. Ik was gekomen bij de btw-verhoging. De schuif van belasting op arbeid
naar belasting op consumptie acht ik rechtvaardig. Wel zou ik willen weten of de grenseffecten
goed gemonitord blijven worden. Bij de verruiming van de sportvrijstelling codificeert
de Staatssecretaris niet alleen het arrest; de definitie van winst beogen wordt ook
aangescherpt. Dit maakt dat veel commerciële sportbedrijven ook onder de vrijstelling
gaan vallen en dus geen recht op aftrek hebben. Dan heb ik het over zwembaden, gymzalen,
sporthallen en ijsbanen. Straks valt alleen het fitnesscentrum nog onder de definitie
van winst beogen. Waarom heeft de Staatssecretaris hiervoor gekozen? De Staatssecretaris
geeft aan dat hij artikel 133a van de btw-richtlijn beoogt te implementeren, maar
de nieuwe bepaling lijkt veel verder te gaan dan dit artikel. Bovendien staat er in
artikel 133 dat lidstaten voorwaarden kúnnen stellen. Waarom zou de huidige wet niet
voldoen aan de richtlijn? Is er een analyse gemaakt van welke sportbedrijven door
de nieuwe formulering worden geraakt? En wat is daarvan het financiële effect? Is
de nieuwe sportsubsidie nog wel genoeg als er zoveel meer rechtspersonen onder de
vrijstelling gaan vallen?
Waar veel commerciële sportbedrijven niet onder de sportvrijstelling willen vallen,
is dit voor de denksportverenigingen juist een grote wens. Helaas is dit door het
arrest van het Hof van Justitie niet meer mogelijk, omdat denksport volgens het Hof
onvoldoende fysieke component kent. De Staatssecretaris heeft al eerder geantwoord
dat hij ging bezien of de denksportverenigingen dan kunnen vallen onder de sociaal-culturele
vrijstelling. Wat is de uitkomst van deze denkexercitie geweest? Komt de denksport
voor het eind van het jaar – ik denk bij het eindejaarsbesluit – onder de sociaal-culturele
vrijstelling te vallen?
Voorzitter. Het is fijn dat er bij tijdige aangifte van de inkomstenbelasting en de
erfbelasting geen belastingrente meer in rekening wordt gebracht. Dank daarvoor. Wel
zou ik graag nog een kleine update willen hebben van hoeveel bezwaren en beroepen
er op dit moment bij de erfbelasting worden ingediend. De vorige keer kreeg ik geen
antwoord, omdat wat ik vroeg niet in de managementrapportage zat, maar misschien kan
de Staatssecretaris vertellen wat er wel in die managementrapportage zit.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb een vraag over de btw-vrijstelling voor commerciële sportorganisaties. Mevrouw
Lodders had het daar al over, u heeft het erover, en ik zou er ook een opmerking over
willen maken. We willen natuurlijk niet dat door zo'n technische aanpassing de prijs
van het kaartje voor het zwembad of de huur van een sportzaal fors verhoogd wordt,
waardoor uiteindelijk ook de contributie van sportverenigingen omhooggaat. Dit is
wat mij betreft zo'n onvoorzien gevolg van een maatregel. Maar we hebben nog meer
maatregelen die onvoorziene gevolgen hebben, bijvoorbeeld de ATAD-richtlijn, die gaat
betekenen dat de woningbouwcorporaties 335 miljoen extra gaan betalen aan de Staat
en dat inmiddels vier maanden van de huur van een huurder direct naar de overheid
gaan. Ze betalen dus vier maanden huur aan belasting. Vindt de heer Omtzigt dat ook
niet een ongewenst gevolg van de maatregel?
De heer Omtzigt (CDA):
Ten eerste dank aan mevrouw Leijten dat ze de maatregel over de zwembaden helderder
uitlegt dan ik. Twee: ja, dat was niet helemaal de bedoeling. Dat is een van de redenen
waarom het tarief op de verhuurderheffing met 100 miljoen of 0,03% verlaagd is. Mede
op aandringen van het CDA is er in de verhuurderheffing een aftrek gekomen voor het
verduurzamen van woningen. Voor de rest zou ik de vraag willen laten staan: hoeveel
levert dat deze termijn nog op? Als ik de sommen van de regering goed begrijp, betekent
dat deze kabinetsperiode geen lastenverzwaring – en geen lastenverlichting, zeg ik
erbij – voor woningbouwcorporaties.
Mevrouw Leijten (SP):
We hebben een wet die belastingontwijking van grote multinationals moet tegengaan
omdat zij zo met hun schulden schuiven dat ze doen alsof ze minder winst maken. Dat
doen we internationaal om elkaar als landen op die manier niet weg te concurreren.
Het is toch eigenlijk heel raar dat Nederland dit ook laat neerslaan op woningbouwcorporaties?
Frankrijk en andere landen zonderen woningbouwcorporaties uit via die privaat-publieke
samenwerking met investeringen. Dat kunnen wij ook doen. Dan gaat vier maanden huur
van een huurder niet direct de staatskas in.
De heer Omtzigt (CDA):
Het allergrootste gedeelte van die vier maanden huur is de verhuurderheffing. Die
levert over twee jaar tijd 3 miljard op. Wij hadden in ons verkiezingsprogramma staan
dat we de verhuurderheffing een stukje wilden verlagen. Dat blijft onze wens. Dat
is niet gelukt in deze coalitie. De ATAD is inderdaad over een aantal jaren 300 miljoen
en de eerste jaren een stuk minder, in de orde van grootte van 100 miljoen. Dat is
dus niet vier maanden huur per jaar, maar een paar dagen huur per jaar. Daarmee blijft
dit een knelpunt, maar ook hier zie ik weer dat de oppositiepartijen zeggen dat de
verhuurderheffing een probleem is en ik noteer weer dat in de tegenbegroting nog niet
€ 1 verlaging van de verhuurderheffing zit.
Mevrouw Leijten (SP):
Jawel, die zit er zeker in.
De heer Omtzigt (CDA):
O, die 600 miljoen extra investeringsruimte. Dat is iets anders, maar dat geeft wel
meer ruimte aan de woningbouwcorporaties. Dat klopt. Mooier kan ik het op dit moment
niet maken.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind dit een beetje in contrast met elkaar. Bij het duurdere kaartjes voor het
zwembad of de contributieverhoging van de sportclub zeggen we: dat moet gecompenseerd
worden, want dat moet niet zo uitvallen en we vinden dat onwenselijk. Natuurlijk is
die verhuurderheffing een graat in de keel bij iedereen. Je kan dan zeggen dat je
constateert dat daarbovenop ook nog die belastingontwijking komt en dat die blijft
staan, terwijl dit nooit voor woningbouwcorporaties geldt – die ontwijken geen belasting –
maar je kan ook zeggen: ik wil dat de Staatssecretaris ook hier een oplossing voor
zoekt. Dat zou ik dezelfde helderheid vinden als bij de btw-vrijstelling voor sport.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb net geantwoord dat we niet voor niks in het eerste compensatiepakket – er zijn
dit jaar al twee pakketten gekomen – 100 miljoen extra gedaan hebben. Dat compenseert
het voor deze periode. We hebben dus ook die extra aftrek voor de verduurzaming van
huurwoningen. Ik denk dat dit een veel betere vergroeningsmaatregel is dan – zo zal
ik het maar noemen – de Teslasubsidie. Dat compenseert het voor de komende jaren.
De ATAD is inderdaad bedoeld voor bedrijven die te veel schuld hebben. Wat betreft
de schuldratio's van een aantal woningbouwcorporaties die fors geïnvesteerd hebben:
ze vallen wel onder de Vpb-heffing in Nederland; daar zijn ze een tijd geleden ondergebracht.
Mevrouw Leijten zei dat dat geen bedrijven zijn, maar ze vallen dus wel onder de Vpb
in Nederland. De ATAD is van toepassing op zaken die onder de Vpb vallen.
Voorzitter. Ik was bij de erfbelasting. Daar heb ik mijn vragen over gesteld. Dan
kom ik bij Bbz, de leenbijstand. Dat is een behoorlijke graat in de keel van de hele
Kamer. Nu komt de Staatssecretaris deze mensen tegemoet door terug te betalen wat
deze mensen eigenlijk nog aan toeslagen hadden moeten krijgen. Dat is voor een gedeelte
van deze mensen een oplossing, namelijk voor de mensen die niet failliet zijn gegaan,
maar er zijn behoorlijk wat mensen die uit de leenbijstand komen.
Misschien moet ik dat even toelichten voor de mensen die nu kijken. Leenbijstand krijg
je als ondernemer. Na een aantal jaren wordt gekeken of je die leenbijstand nodig
had, want je weet niet hoeveel je in het jaar verdient. Dan wordt dat allemaal in
één jaar omgezet in een gift. Dat jaar telt die gift bij je inkomen, maar het probleem
is dat je het inkomen van vorige jaren dan in dat jaar krijgt. Dan heb je bijvoorbeeld
een gift van € 10.000, die wordt opgeteld bij je belastbare inkomen van € 20.000 van
dat jaar op het moment dat je uit de leenbijstand bent. Dan gaat je belastbare inkomen
op basis waarvan alle toeslagen berekend worden, dus naar € 30.000, terwijl je maar
€ 20.000 beschikbaar hebt. Deze mensen moesten massief huur- en zorgtoeslagen terugbetalen.
Dit waren natuurlijk vaak mensen die jarenlang op het bijstandsniveau gezeten hadden
en die geen reserves hadden. De mensen die zich net konden redden, betalen nu terug,
daar waar zij recht hadden op toeslagen op basis van die € 20.000 die zij als werkelijk
inkomen hadden.
Maar er zijn ook mensen die door dit dealtje precies onder de bijstand geduwd zijn.
En dan is er maar één weg en dat is de weg schuldsanering natuurlijke personen. Dan
zit je dus drie jaar in de schuldsanering zonder dat je de jaren daarvoor ook maar
één cent meer uitgegeven hebt dan de bijstandsnorm. Dat is snoeihard. Daar heeft de
Nationale ombudsman de regering snoeihard voor op de vingers getikt een paar jaar
geleden. Die zei: dat moet u onmiddellijk rechtzetten. Nu prijs ik deze Staatssecretaris
ervoor dat hij het a rechtgezet heeft en b een compensatieregeling heeft geïntroduceerd.
Dat is veel beter dan wat zijn voorganger deed. Maar deze personen worden niet geholpen
met één keer een overmaking van € 2.000, want als je in de schuldsanering natuurlijke
personen terechtgekomen bent, moet je nog twee jaar op een houtje bijten en dan zijn
alle schulden opgelopen. Hoe worden deze mensen dus op een fatsoenlijke manier gecompenseerd?
Dan kom ik bij de studiekosten. Door het leenstelsel is het belangrijk dat er zo min
mogelijk fiscale belemmeringen zijn, om te voorkomen dat studenten veel schuld moeten
opbouwen. Ik vroeg dus of er schenkbelasting verschuldigd is als ouders de kosten
van hun studerende kinderen betalen, inclusief de kosten van de kamer en de boodschappen.
Dit was een van de vragen die wel gesteld maar niet beantwoord zijn. Mevrouw Leijten
vroeg daar ook naar. Ik krijg hier dus graag een antwoord op. Kan een werkgever zonder
belastingheffing een studiefonds verschaffen aan een excellente student? Kan de werkgever
dit ook doen voor de kinderen van zijn werknemers?
Daarbij heb ik de volgende zeer concrete vraag. Klopt het dat het kind van de werknemer
dat van de werkgever van zijn ouder een studietoelage krijgt, zich op grond van artikel 2
van de loonbelasting zelfstandig als werknemer kwalificeert en dat dit in eerdere
jurisprudentie ook bevestigd is? Zo ja, klopt het dan dat het studerende kind recht
heeft op de gerichte vrijstelling voor studiekosten? Oftewel, mag de werkgever ongeveer
€ 2.000 tot € 3.000 aan studiekosten overmaken, namelijk het collegegeld van € 2.000
én € 1.000 aan studiekosten van een gemiddelde studie? Mag dat belastingvrij aangezien
dat studiekosten zijn? Volgens ons kan dat gezien de jurisprudentie, maar we zouden
graag de bevestiging hebben.
Dan kom ik op Airbnb. Al jarenlang...
De voorzitter:
Moment, de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Omdat de heer Omtzigt terecht opkomt voor studenten, heb ik een vraag. Afgelopen weekend
is het CDA-congres gehouden. Daar is een uitspraak gedaan en de fractie is opgeroepen
om de hogere rente op studieleningen voor studenten ongedaan te maken. Als er voorstellen
komen om die hogere rente van tafel te krijgen en daar dekking voor wordt aangeleverd,
is de heer Omtzigt dan bereid om daar met een positieve grondhouding naar te kijken?
Want dan ga ik die voorstellen vanmiddag nog doen.
De heer Omtzigt (CDA):
Even in zijn algemeenheid: als er voorstellen door welke partij dan ook gedaan worden,
kijk ik daar altijd naar. Ik vraag me dan af of het goed voor het land is of niet.
Dat heb ik in de oppositie gedaan en dat blijf ik in de coalitie ook doen. Twee. We
hebben nog geen fractievergadering gehad sinds deze oproep aan de fractie, dus wij
komen later terug op wat wij daar precies mee doen.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik houd me even vast aan dat eerste antwoord. Ik vind dat een goede houding. Ik heb
daar overigens in het afgelopen jaar – dat zeg ik niet in het bijzonder richting de
heer Omtzigt, maar wel richting de coalitie in den brede – met andere collega-oppositiepartijen
weinig van gemerkt. Er zijn weinig voorstellen van de oppositie overgenomen. Ik vind
dit wel een heel mooi en goed thema, want ChristenUnie en CDA waren echt tegen het
leenstelsel. D66 staat normaal gesproken voor studenten. De oppositie heeft ook veel
kritiek. Het zou dus goed zijn als we elkaar nog tijdens deze begroting zouden vinden
om hier een oplossing voor te vinden. Ik ben daar graag toe bereid. Ik hoop dat de
fractie van het CDA morgen ook tot die conclusie komt. Ik doe vanmiddag een voorstel
dat misschien voor iedereen dragelijk is, maar ik wil ook naar andere voorstellen
kijken. Ik zou het echt goed vinden om de studierenteleningverhoging voor studenten
samen van tafel te krijgen.
De heer Omtzigt (CDA):
Zoals ik zeg: ik zal elk voorstel dat hier gedaan wordt, zorgvuldig bestuderen. Dat
geldt ook hiervoor.
Voorzitter. Ik kom bij Airbnb. Er is al jarenlang...
De voorzitter:
De heer Van Rooijen nog.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik heb het CDA-congres zaterdag ook gevolgd. Als de jongeren graag willen dat de rente
op studieleningen niet wordt verhoogd, kost dat geld. Heeft het CDA of de heer Omtzigt
nu er ook aan gedacht om de rekenrente voor de pensioenen dan wat te verhogen, want
dat levert via de indexatie een paar honderd miljoen op? Daar kunt u makkelijk een
lagere rente voor de studenten mee financieren. Heeft u daar al aan gedacht? Anders
wil ik u wel helpen volgende week.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Voor deze suggestie had ik echt vandaag de heer Van Rooijen nodig. Daar
had ik nog niet aan gedacht.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Omtzigt (CDA):
Nog een keer over Airbnb, als dit afgerond is. Er is al jaren geen duidelijke definitie
wanneer verhuur van onroerend goed meer is dan vermogensbeheer. De rechterlijke uitspraken
op dit punt hebben een zodanige casuïstiek dat ik er geen touw meer aan kan vastknopen.
De uitkomst ervan is dat de verhuur van de eigen of een tweede woning veelal onbelast
is. Nu Airbnb gemeengoed geworden is in Nederland, kun je in Amsterdam met je woning
zo ongeveer een modaal inkomen bijverdienen, zonder dat je daarover enige belasting
verschuldigd bent. Dit is niet helemaal eerlijk en helpt ook niet mee om te zorgen
dat er betaalbare woningen in Amsterdam beschikbaar zijn. Kan de Staatssecretaris
bestuderen wat de precieze staat is en wat wenselijk zou zijn?
Om een voorzet te geven: als iemand tot zes weken per jaar iets verhuurt, snap ik
heel goed dat je niks oplegt, maar als iemand dat bedrijfsmatig gaat doen en de verhuur
van de woning als resultaat uit overige werkzaamheden kwalificeert, dan zou je wellicht
iets anders moeten doen. Italië kent een bronheffing op Airbnb. Dat is ook een mogelijkheid.
Kan de Staatssecretaris daar eens over nadenken en over een paar maanden laten weten
wat hier rechtvaardig zou zijn? Ik zal hierover niet met een amendement komen, zeg
ik tegen de heer Nijboer.
Dan de schenkbelasting bij samenwoners. Vorig jaar zat er in het Belastingplan een
bepaling om de schenkbelasting bij trouwen en samenwonen te regelen. In uitzonderlijke
gevallen leidde dat tot dubbele belastingheffing over hetzelfde vermogen, en dat met
een belasting die al gezien wordt als dubbele belasting. Daarom heb ik de Staatssecretaris
vorig jaar bij amendement gevraagd om met alleen goedkeurend beleid te komen. Voor
gehuwden is dat geregeld, behalve voor mensen die getrouwd zijn in beperkte gemeenschap
van één goed. Voor samenwonenden is er nog geen beleid. Eerder schreef de Staatssecretaris
dat daarvoor een wetswijziging nodig is. Waarom is het niet mogelijk om ook goed te
keuren dat de belasting die nu bij samenwoners wordt geheven, achterwege kan blijven?
Is de Staatssecretaris bereid te kijken wat er mogelijk is, bijvoorbeeld bij samenwoners
met een samenlevingscontract?
Ik kom bij OFM. Ten eerste staan daar inderdaad de foto's van de motorrijtuigenbelasting
in. Er is één groep die wij graag zouden opsporen, dat zeggen wij al jaren, en dat
zijn mensen die hier met een buitenlands kenteken maanden, zo niet jaren rondrijden.
Maar met de voorgestelde maatregel worden de foto's elke dag weggegooid, dus deze
persoon kan elke dag gefotografeerd worden, aan het eind van de dag wordt de foto
gedeletet en deze persoon loopt nooit tegen de lamp. Is de regering bereid om dit
soort fraude, die grote ergernis wekt in Nederland, ook onder deze maatregel te laten
vallen? Of is deze maatregel echt bedoeld voor de oldtimer die per ongeluk op de verkeerde
dag naar de permanente berging gereden wordt en die dan tegen de lamp loopt? Wat ons
betreft is de maatregel daar niet helemaal voor nodig.
Er zitten ook invorderingsmaatregelen in OFM. Zeer terecht dat deze constructies worden
aangepakt. De maatregelen lijken geschikt, maar is er geen sprake van overkill? De
voorwaarden waaronder sprake is van een verhaalsconstructie lijken bijzonder algemeen.
In toevallige omstandigheden kan er bij een belastingplichtige te goeder trouw aan
de voorwaarden voldaan zijn. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om meer specifiek
te zijn, zodat goedwillende belastingbetalers niet in deze fuik lopen?
Beroepspensioenfondsen mogen alleen premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid
meeverzekeren, als deelneming verzekerd is voor een inkomensvervangende uitkering.
Dit is een fiscale eis, dus de Minister van SZW heeft mijn fractie doorverwezen naar
de Staatssecretaris van Financiën. Veel deelnemers vinden de verzekering voor een
inkomensvervangende uitkering te duur en daardoor worden pensioenfondsen belemmerd
in het aanbieden van premievrije voortzetting. Is de Staatssecretaris bereid deze
verzekeringseis te laten vervallen?
Ook bij het pensioen van arbeidsongeschikten zit een fiscaal knelpunt. Omdat pensioenfondsen
jaarlijks een stijgende franchise moeten toepassen, daalt de pensioenopbouw van de
arbeidsongeschikte deelnemer elk jaar. Pensioenfondsen kunnen er wel voor kiezen om
het laatstgenoten pensioengevend loon jaarlijks te indexeren, maar dat schijnt administratief
zeer lastig te zijn, want niet altijd is het laatste pensioengevend loon te achterhalen
in de administratie. Ik acht het niet wenselijk dat arbeidsongeschikte deelnemers
een dalende pensioenopbouw kennen, namelijk een constant inkomen en een steeds grotere
franchise. De Staatssecretaris heeft in een eerdere reactie op een internetconsultatie
aangegeven geen noodzaak te zien tot aanpassing van de fiscale regels. Waarom mag
de franchise niet bevroren worden als het pensioengevend loon ook bevroren is?
Voorzitter. Dan kom ik bij de Wet bedrijfsleven. Op de vragen over bronbelasting zie
ik wat verontrustende antwoorden. De bronbelasting kan ontweken worden door een Europese
vennootschap ertussen te schuiven. Daar kan dan niets aan gedaan worden. Gelden er
wel substance-eisen of een antimisbruikbepaling voor vennootschappen in een andere
lidstaat die ertussen worden geschoven om de bronbelasting te voorkomen?
Met betrekking tot het 7%-tarief wordt er gekeken naar het statutaire tarief. Ik heb
er twijfels over of de gestelde substance-eis wel streng genoeg is. De Staatssecretaris
heeft geantwoord dat het tarief niet kan worden vastgesteld boven het laagste statutaire
tarief in de EU. Dat is op dit moment 9%. Daarom vraag ik wat er zou gebeuren als
Nederland 10% zou hanteren. De Staatssecretaris heeft ook geantwoord dat het hanteren
van het effectieve tarief voor de Belastingdienst bewerkelijk is. Dat is multi-interpretabel.
Is een grens op basis van het effectieve tarief voor de Belastingdienst uitvoerbaar
of niet?
Op mijn vraag over de substance-eisen is de Staatssecretaris schriftelijk nog niet
ingegaan. Volgens het kabinet zijn de gestelde substance-eisen passend en voldoende
effectief om structuren tegen te gaan. Kan de Staatssecretaris dit motiveren? Waarom
geeft de inspecteur niet iets meer vrijheid? In de meeste gevallen lijkt het dat € 100.000
loon en 24 maanden kantoorruimte volstaan voor de substance-eisen. Dat is, wanneer
er miljarden in het spel zijn, niet echt een grote belemmering. Maar als de inspecteur
van mening is dat het om zoveel winst of om zoveel activiteiten gaat, waarom mag hij
dan niet aannemelijk maken dat er meer substance nodig is?
Voorzitter. Ik kom op de bankenbelasting. De Staatssecretaris heeft geantwoord dat
de belastingplichtige bij aanpassing van de balans, en daarbij een uitbreiding van
de grondslag, een herziene aangifte moet indienen. Nu heeft ING in zijn jaarverslag
over 2016 de balans over 2014 en 2015 opgehoogd met 180 miljard euro per jaar. Hij
had dit ook eerder moeten doen, want in een brief die de accountant van ING, Ernst
& Young, in februari 2016 – dat is dus nog voor de publicatie van het jaarverslag
over 2015 – deponeerde bij de SEC, staat dat hij niet volgens de regels handelde en
dat hij die 180 miljard uitbreiding had moeten opgeven. Daarover dient gewoon bankenbelasting
geheven te worden, want dit is dus een off-balance vehicle. De ING geeft zelf aan
dat hij geen bankenbelasting betaald heeft en geen herziene aangifte gedaan heeft,
zeg ik, voordat de Staatssecretaris op de AWR artikel 67 gaat wijzen. Maar kan de
Staatssecretaris in zijn algemeenheid zeggen dat je, als je dit doet en als je dit
van je accountant moet doen, ook gewoon een herziene aangifte voor de bankenbelasting
moet indienen? In dit geval zou die tussen de 100 en 200 miljoen kunnen bedragen.
Dat is nog exclusief naheffing. Graag een duidelijk antwoord hierop. Misschien vinden
ze het bij ING ook zeer gewenst dat ze weten waar ze aan toe zijn.
Voorzitter. Dan de afschrijving van bedrijfsgebouwen. Voor deze maatregel sta ik uit
principe niet echt te juichen. Door de forse tariefsverlagingen gaan ondernemers erop
vooruit, zelfs als ze niet of later mogen afschrijven op hun bedrijfspand. Maar het
voordeel komt dus meer bij ondernemers zonder pand dan bij ondernemers met een pand
of veel onroerend goed – denk aan agrariërs – terwijl juist deze ondernemers in Nederland
investeren en zich duurzaam vestigen. Dit zijn niet de mensen van wie wij denken dat
ze bij het minste of geringste zullen denken: hé, het tarief is ergens anders 1% lager,
zullen we eens naar het buitenland gaan? Bedrijven met een pand in eigendom zijn dus
voor een groot deel mkb. Die kijken naar de lange termijn. Graag een reactie van de
Staatssecretaris. Treft deze maatregel nu niet precies de verkeerde groep? Ik moet
zeggen dat die op lange termijn voordelen kan hebben, want bijvoorbeeld bij overdracht
van het familiebedrijf met een eigen pand is er minder belasting verschuldigd.
Voorzitter. Ik kom bij de fiscale vergroening, de EIA, de MIA en de VAMIL. Hoe voorkomen
we een stapeling van faciliteiten, bijvoorbeeld bij de ondernemer die een elektrische
auto of zonnepanelen aanschaft? De Teslasubsidie is hier al even genoemd.
Mevrouw Leijten (SP):
De heer Omtzigt is klaar met het onderdeel bedrijfsleven, maar er was een wetsvoorstel
dat eerst bronbelasting 2020 heette en nu Wet bedrijven...
De heer Omtzigt (CDA):
... bedrijfsleven 2019.
Mevrouw Leijten (SP):
Dat, of bedrijvenpakket, hervormingspakket, maar in ieder geval: 2019. Daar is nu
een angel uitgehaald, maar ik zou toch nog graag van de heer Omtzigt willen weten
hoe hij terugkijkt op hoe het precies met de dividendbelasting is gegaan.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb vandaag de belastingpakketten die voorliggen bestudeerd. Ik vind het heel prettig
dat daar een verlaging van de belastingen voor het bedrijfsleven in zit, omdat ik
het belangrijk vind dat zowel kleine als grote ondernemingen hier kunnen ondernemen
en hun winst kunnen herinvesteren. Daarom ben ik blij met de verlaging van de Vpb
in het voorliggende pakket.
Mevrouw Leijten (SP):
Maar voor het herinvesteren van winst hebben wij geen enkele regeling. Heel veel buitenlanden
hebben die wel. Zeker buitenlandse ondernemingen die winst behalen in een bepaald
land moeten dat vaak weer in datzelfde land investeren. Het zou slim zijn als we dat
zouden doen, maar daar gaat het natuurlijk niet over. Het is een verlaging van de
winstbelasting, als compensatie voor het niet afschaffen van de dividendbelasting.
Ik zou graag van de heer Omtzigt willen weten hoe verstandig hij het afschaffen van
de dividendbelasting heeft gevonden.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik constateer dat er zowel in de samenleving als in het bedrijfsleven meer draagvlak
is voor de voorliggende maatregelen, en ook bij de oppositie voor zover ik kan zien,
dan voor de ingetrokken maatregelen. Daarom denk ik dat er op dit moment een verstandig
pakket voorligt.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind dat de heer Omtzigt zich hier wel heel makkelijk van afmaakt. Wij weten natuurlijk
veel van hoe het is gegaan. Het was een helder inzicht van de Minister-President,
die het voelde in al zijn vezels. Het kwam helaas pas nadat er verkiezingen waren
geweest en het stond niet in verkiezingsprogramma's, maar ook de heer Buma heeft het
toch heel enthousiast staan verdedigen bij de Politieke Beschouwingen. Hij wist zeker
dat het nodig was. En nu zegt de heer Omtzigt eigenlijk dat hij er blij mee is dat
het er niet meer in staat. Ik zie dus toch wel een verschil in toon. Was het CDA nou
hartgrondig voorstander van het afschaffen van de dividendbelasting, deze zomer en
tijdens de kabinetsformatie? Of was het een van de partijen die zei: van ons hoeft
het eigenlijk niet?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik sta voor de maatregelen die er op dit moment, na heronderhandelingen, in staan.
Ik denk dat het een evenwichtiger pakket is, dat ook beter rekening houdt met bijvoorbeeld
kleine ondernemers. Het houdt ook rekening met de lasten op arbeid. Mijn buurman ter
rechterzijde gaf al aan: die zullen met een paar honderd miljoen dalen, ook voor werknemers.
Ik denk dus dat het een goed pakket is.
De voorzitter:
Wilt u echt nog, mevrouw Leijten?
Mevrouw Leijten (SP):
Het is wel een beetje treurig. Toen het in het debat over het heroverwegingspakket
ging, stond de heer Buma te schelden op de oppositie, want het was allemaal haar schuld
als bedrijven niet zouden komen. Maar als je nu vraagt wat het CDA eigenlijk beter
vond, afschaffen van de dividendbelasting of wat er nu ligt, zegt de heer Omtzigt
heel duidelijk: nou, ik ben eigenlijk wel blij dat we van de afschaffing van de dividendbelasting
af zijn. Kan ik constateren dat de heer Omtzigt en de heer Buma gewoon een verschil
van inzicht hebben? Want de heer Buma verdedigde het hartstochtelijk, niet alleen
tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, niet alleen in eerdere debatten en niet
alleen bij het debat over het heroverwegingspakket. Maar hier zegt een tevreden Omtzigt:
wat er nu ligt, is wel een beetje beter.
De heer Omtzigt (CDA):
Er wordt een wat rare stand van zaken gegeven. Schelden is een van de weinige dingen
die ik de heer Buma echt nog nooit heb horen doen.
Mevrouw Leijten (SP):
Oké, ik haal dat terug. Ik zal het «jij-bakken» noemen.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik moet wel zeggen: dat doen politici meer in deze omgeving. Ik reageer op het pakket
dat er nu ligt. Ik denk dat we een alleszins verdedigbaar pakket hebben. Ik zeg het
maar: wij als CDA hadden een behoorlijke verlaging van de Vpb in ons verkiezingsprogramma
staan. Die staat hier ook in. Ik kan niet zeggen dat ik er ontevreden over ben dat
iets wat in het verkiezingsprogramma stond, uitgevoerd wordt na een heroverweging.
Ik vind het dus lastig om te zeggen dat ik dat heel vervelend vind.
De heer Snels (GroenLinks):
Niet over de dividendbelasting, hoewel het best goed is om tussen de regels door te
beluisteren dat de heer Omtzigt eigenlijk tegen de afschaffing van de dividendbelasting
was. Mijn vraag betreft het volgende, waar ik zelf overigens ook vragen over heb gesteld
aan de Staatssecretaris. Er is nu een heroverweging gekomen met een verschuiving van
ongeveer 2 miljard bij nota van wijziging die naar de Kamer is gestuurd. De heer Omtzigt
is altijd het Kamerlid dat houdt van zorgvuldige wetsvoorbereiding, wat ook blijkt
uit zijn bijdrage. Als ik nu kijk naar de toelichting op de nota van wijziging, dan
kan het toch niet anders zijn dat dit een heel slordige manier van besluitvorming
is? Als je artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet op de die Vpb-verlagingen loslaat,
dan is er eigenlijk nauwelijks een argumentatie te vinden voor welk probleem dit zou
moeten oplossen. Dus graag een oordeel van de heer Omtzigt over deze besluitvorming.
De heer Omtzigt (CDA):
Als de vraag van de heer Snels is of het wenselijk geweest zou zijn dat wij deze nota
van wijziging en het herziene moment twee weken eerder gehad hadden, dan is mijn antwoord
volmondig ja. Al is het alleen maar omdat ik een aantal mensen hier aan tafel keihard
heb zien werken, evenals de ambtenaren van het Ministerie van Financiën om dit allemaal
nog te doen. Dus ja, ik had deze herziening graag een paar weken eerder gehad. Daar
wil ik geen misverstand over laten bestaan. Wat betreft de doelmatigheid verwijst
de heer Snels naar de modellen. De Vpb-verlaging doet het ook behoorlijk goed in de
modellen van het CPB en dat weet mijn rechterbuurman beter dan wie dan ook. Het Vpb-tarief
komt gewoon in de buurt van dat in andere landen waarmee we ons vergelijkbaar achten.
De meeste Scandinavische landen zitten ook rond de 20%. Dus ik vind het een verstandige
maatregel. Het is ook een maatregel waarvan wij voor de verkiezingen al aangekondigd
hadden dat we die wilden doorvoeren.
De voorzitter:
Tot slot de heer Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Dit is toch uitlokking. Precies dit is mijn probleem. Stel dat hier zorgvuldig over
nagedacht was, dan had je het Centraal Planbureau kunnen vragen wat verstandiger is,
zonder dat ik iets zeg over wat ik vind dat er moet gebeuren want dat is iets anders.
Het gaat erom wat verstandiger en effectiever is voor het stimuleren van werkgelegenheid,
verlaging van het Vpb-tarief of verlaging van de sociale premies, de sociale lasten.
Ik denk dat je dan een andere afweging had kunnen maken als coalitie. Het is toch
jammer dat in de snelheid van besluitvorming alternatieven op deze manier niet aan
de orde kunnen komen? Dat is spijtig.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik deel de mening, in die zin dat ik graag een of twee weken eerder deze nota van
wijziging gehad.
De heer Snels (GroenLinks):
Of een halfjaar.
De heer Omtzigt (CDA):
Inderdaad, hoe eerder, hoe beter. Ik vind het prima. Dat snap ik heel erg goed. Wat
betreft de lasten op arbeid en de lasten voor gezinnen heb ik een klein verschil van
inzicht met mijn buurman. In de alternatieve CPB-doorrekening die door de drie linkse
partijen gedaan is, gaat de sociale vlaktaks niet door, wat 3,9 miljard lastenverhoging
betekent ten opzichte van ons. De btw wordt ook niet verhoogd, en dat is 2,3 miljard.
Als je alles optelt en aftrekt, blijft er bij de linkse partijen 2,1 miljard extra
belasting over ten opzichte van wat wij doen. Dus als de linkse partijen hier serieus
zouden zeggen lastenverlaging op arbeid en voor gezinnen belangrijk te vinden, dan
neem ik daar kennis van, maar dan doet het kabinet meer dan hun eigen tegenbegroting.
De voorzitter:
Tot slot de heer Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Ik snap dat de heer Omtzigt deze vergelijking maakt, maar in de tegenbegroting wordt
het eigen risico verlaagd en uiteindelijk afgeschaft en gaat de energierekening omlaag
evenals boodschappenprijzen. Ook dat zijn uiteindelijk allemaal lasten, hoewel ze
een andere definitie hebben bij bijvoorbeeld het CPB dan in de coalitievoorstellen.
Dus ik vind dat een beetje een onterechte vergelijking. Wel is het punt terecht dat
de lasten op arbeid zeker voor kleine werkgevers te hoog zijn en dat we daarnaar zullen
moeten kijken. Dat is een punt waar ik mij ook zorgen over maak.
De heer Omtzigt (CDA):
In de sommen van het CPB zijn zowel de btw-verhoging als de energiebelasting gewoon
volledig toegerekend aan de individuen. Dat klopt niet voor de halvering van het eigen
risico die in de tegenbegroting zit, maar die twee horen bij de gezinnen.
Dan nog iets over de modellen, aangezien we het daar eerder nog over hadden. Door
mijn rechterbuurman wordt hier constant de vraag gesteld of de minst verdienende partner
nog wel gaat werken als deze begroting doorgaat. Ik zou graag nog een bevestiging
van de Staatssecretaris willen hebben. Als ik het goed bereken, dan is volgend jaar
de algemene heffingskorting € 2.477, de arbeidskorting € 3.399 en dan hebben we ook
nog een forse IACK. Dat betekent dat de minst verdienende partner € 20.000 kan verdienen,
zonder ook maar één euro belasting te betalen. Hoe groot wil je dat die prikkel in
dit land is? Dat zeg ik mijn collega van de ChristenUnie maar even na. Dus het beeld
dat hier net geschapen is dat het niet aantrekkelijk zou zijn om als minst verdienende
partner te gaan werken, klopt volstrekt niet. Ik nodig deze mensen uit om ook maar
één voorbeeld te geven van een andere groep die dit kan verdienen, zonder marginaal
0% belasting te betalen. Alleen van de toeslagen kun je een klein beetje minder krijgen
als je partner niet al te veel verdiend. En je moet de kinderopvang regelen. Dat moet
ik toegeven.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Over die afschaffing van de dividendbelasting komen we volgende week natuurlijk ook
nog wel te praten, maar ik heb een vraag voor de heer Omtzigt. Is het wel terecht
dat als de afschaffing van de dividendbelasting niet doorgaat, daardoor dan eigenlijk
automatisch – gelet op afspraken en dergelijke – de vennootschapsbelasting moet worden
verlaagd? Als toelichting bij mijn vraag wil ik stellen dat de dividendbelasting – ik
heb het ook premier Rutte een- en andermaal voorgelegd – geen belasting is op het
bedrijfsleven. De dividendbelasting is een voorheffing op de aandeelhouder. Dat betekent
dat het bij de inkomstenbelasting thuishoort, en niet bij de vennootschapsbelasting.
Een bedrijf dat dividend uitkeert, is slechts kassier of inhouder van de dividendbelasting
ten laste van de aandeelhouder, net zo goed als de werkgever de loonbelasting inhoudt
op het loon van de werknemer. Daarmee is de loonbelasting geen werkgeversbelasting:
het blijft een inkomstenbelasting. Er worden hier dus dingen fundamenteel door elkaar
gegooid.
Daarom heb ik een vraag voor de heer Omtzigt. Als hij voorgaande met mij eens zou
zijn – hij kent zijn zaken net als ik redelijk goed – dan moet hij toch iets erkennen.
Als de dividendbelastingafschaffing niet doorgaat en er komt twee miljard beschikbaar,
dan hoeft dat toch niet automatisch naar de vennootschapsbelasting te gaan? Dat kan
toch naar de burger, via arbeid of consumptie? Is dat ook overwogen in die dagen voordat
de brief van 15 oktober ons geworden is?
De heer Omtzigt (CDA):
Een aantal dingen; ik probeer de vraag even te ontleden. Vraag één: is het een voorheffing?
Daar waar dat zo is, maakt het geen ene mallemoer uit of we het handhaven of niet.
Want het gedeelte van de dividendbelasting dat een voorheffing is – bijvoorbeeld als
je het uitkeert uit je eigen bedrijf in box 2 – mag je volledig in mindering brengen.
Daarop heeft het afschaffen van de dividendbelasting geen enkel effect. Ook als je
een kleine spaarder bent en dividendbelasting betaalt, mag je de betaalde dividendbelasting
volledig in mindering brengen op wat je in box 3 of elders moet betalen. Dus waar
het een voorheffing betreft, maakt het niet uit of die bestaat of niet. Het maakte
wel uit voor een aantal mensen die vooral in het buitenland zitten. Voor hen was het
geen voorheffing, of ze konden het aftrekken voor hun eigen aandeelhouders. In de
coalitie hebben wij aan het begin met z'n allen gezegd dat dit voor ons een onderdeel
was van het bedrijvenpakket, omdat wij het belangrijk vinden om zowel kleine als grote
bedrijven te hebben om ook in de toekomst mensen aan het werk te houden. Daarom hebben
we de Vpb voor kleine bedrijven het forst verlaagd, naar 15%, en voor grote bedrijven
naar 20,5%. Dat is ietsjes minder, maar is ook een forse belastingverlaging.
Dat komt erg dicht in de buurt van wat wij in ons verkiezingsprogramma hadden staan.
U zult zeggen dat het CDA de Vpb verlaagde naar 22%, en niet naar 20,5%, maar dan
kan ik opmerken dat wij weinig aan grondslagverbreding deden in ons verkiezingsprogramma.
Wij voerden de ATAD veel beperkter door. Wij hadden niet de voorwaartse verliesverrekening,
die een miljard oplevert, waardoor bedrijven niet meer 9 jaar lang hun verliezen mee
mogen nemen, maar slechts 6 jaar. Dus we kwamen erg dicht bij ons programma uit.
Twee. In het heroverwegingspakket gaat het niet alleen naar de verlaging van de Vpb,
maar er is ook nog een paar honderd miljoen apart gezet voor de verlichting van de
lasten op arbeid. Er is ook nog een tegenvaller van 300 miljoen op de CO2-heffing meegenomen. Die zat in de ramingen. Het is een evenwichtig pakket. En ja,
in dat pakket is het een politieke keuze om de begrotingsregel te doorbreken of niet.
Dat is heel simpel: dat kan. Wij hebben als partijen in de coalitie voor dit pakket
gekozen.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De heer Omtzigt erkent dat de dividendbelasting in ieder geval relevant is voor het
buitenlandse gedeelte, voor die 2 miljard. Maar ook dan blijft het een belasting die
wordt uitgekeerd aan een buitenlandse aandeelhouder, die als regel verrekenbaar is
met de buitenlandse schatkist. Met andere woorden, het is met name de Amerikaanse
schatkist die profiteert van het niet afschaffen van de dividendbelasting. Daarmee
wil ik zeggen dat niet aangetoond is dat de dividendbelasting een belasting is ten
laste van het bedrijfsleven. Dus dividendbelasting is voor het binnenland gewoon een
stukje inkomstenbelasting, eerder geïnd voor de aandeelhouder. Wat het buitenland
betreft heeft het niets te maken met lasten op het bedrijf dat het dividend uitkeert.
Bijvoorbeeld een Nederlandse multinational voelt die dividendbelasting niet. Het is
de Amerikaanse schatkist die het of moet verrekenen of van de premier cadeau krijgt.
Mijn punt is dus dat als je de dividendbelasting niet afschaft, je 2 miljard over
hebt die je niet noodzakelijkerwijs – afgezien van de compartimentering die het kabinet
doet – aan verlaging van de vennootschapsbelasting moet besteden. Op die vraag geeft
u geen antwoord.
De heer Omtzigt (CDA):
Daarop gaf ik een antwoord. Wij hebben als coalitiepartijen een politieke keuze gemaakt
voor dit pakket. Die politieke keuze had ook een andere kunnen zijn. Ik denk dat de
heer Van Rooijen een volstrekt andere keuze gemaakt had. Dat is zijn politieke keuze.
Onze politieke keuze is a dat in ons verkiezingsprogramma staat dat wij een lagere
Vpb wilde hebben en dat ook doorgevoerd hebben. En b hebben wij een aantal andere
flankerende maatregelen genomen, namelijk om een tegenvaller van 300 miljoen die verstopt
zat te doen, om 200 miljoen verlaging lasten op arbeid door te voeren en om een aantal
dingen juist voor de kleine bedrijven te doen. Die werden op zich niet geraakt door
dividendbelasting of niet, want zij betalen geen dividend uit, zoals u weet. Op basis
daarvan zijn wij tot dit pakket gekomen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Die keuze begrijp ik, maar u geeft nog steeds geen antwoord op mijn vraag of u erkent
dat de dividendbelasting geen belasting op het bedrijfsleven is. De multinationals
betalen die niet, en geen enkele vennootschapsbelastingplichtige in Nederland betaalt
dividendbelasting. Die houdt in een dividendbelasting, een voorheffing, op binnenlandse
of buitenlandse aandeelhouders. Door de framing van het kabinet dat het eigenlijk
één pot nat is, zitten wij nog steeds in dit schip dat gezonken is.
De voorzitter:
Dit is helder. De heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik ben zelden in een Belastingplan waar ongeveer 180 maatregelen in staan, zo lang
bevraagd over de ene maatregel die er niet in staat.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Gelukkig.
De heer Omtzigt (CDA):
«Die de oppositie er gewoon uit wilde hebben», zegt mijn collega van D66. Voor ons
is het van groot belang dat ook grote bedrijven zich hier vestigen. Het is geen enkel
geheim dat een aantal grote Nederlandse bedrijven, die al eerder zijn genoemd, een
duale structuur hebben moeten opzetten omdat er in het andere land geen dividendbelasting
geheven wordt. Wij vinden het belangrijk dat Nederland aantrekkelijk is voor zowel
de kleinere als de wat grotere bedrijven om zich te vestigen. Daarom kiezen wij ervoor
dat er ook lastenverlichting voor het bedrijfsleven in zit, omdat wij het ook belangrijk
vinden dat over vijf, tien of dertig jaar hier gewoon ons geld verdiend kan worden,
zowel bij de kleine als bij de grote bedrijven. Dat betekent dat wij die bedrijven
niet maximaal belasten. Dat betekent dat wij bijvoorbeeld in tegenstelling tot de
oppositie ook niet de bankenbelasting met een miljard verhogen. Dat lijkt ons zeer
interessant om te doen, maar dat holt de vermogenspositie van banken uit. Zij moeten
wel hun belasting betalen. Daarom de vraag over de ING, heeft die wel 200 miljoen
op tijd betaald? Maakt u zich niet druk. Wij maken deze keuze op deze manier.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, dit moet geen herhaling van zetten worden.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Nee, ik heb nog een slotvraag aan de heer Omtzigt. Vindt hij dan dat de dividendbelasting
niet afgeschaft had moeten worden? Want die was in het belang van de bedrijven met
die duale structuur, zoals Buma ook een- en andermaal verdedigd heeft. Of u bent voor
afschaffing en dan moet u dat volhouden, en niet zeggen dat er nu een vervangend pakket
komt dat ook goed is. Dit vervangende pakket doet niets voor de bedrijven die met
die duale structuur te maken hebben. Helemaal niets.
De voorzitter:
Helder. Nu echt tot slot, meneer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Die bedrijven hebben ook profijt van een lage vennootschapsbelasting. En ja, het zou
fijn zijn als de bedrijven die een duale structuur hebben, die structuur in Nederland
gezet hadden. Dat had ik op zich gewoon wenselijk gevonden. Met een enkelvoudige structuur,
bedoel ik dan.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik kan heel kort zijn. Er is een beroep gedaan op de begrotingsregels om het aan het
bedrijfsleven te geven. Begrijp ik nu goed dat de heer Omtzigt zegt dat dit beroep
niet terecht is, dat het gewoon een politieke keuze is en dat het politieke afspraken
zijn, waar het CDA achter staat, om het zo toe te delen?
De heer Omtzigt (CDA):
Wij houden ons aan de begrotingsregels die wij in de coalitie hebben afgesproken en
wij staan achter deze politieke keuze. Het is een politieke keuze, en die keuze en
die begrotingsregels zijn van de 76 zetels in het kabinet en niet van de 150 Kamerleden
hier. Als de andere partijen een andere keuze hadden gemaakt, lijkt me dat volstrekt
logisch en legitiem. Anders zouden we geen verschillende politieke partijen hoeven
te hebben in dit land.
De heer Nijboer (PvdA):
Er is een verschil tussen begrotingsregels – die kun je niet anders uitleggen, die
zijn gewoon zo, dat zijn de regels en daar houd je je aan – en een politieke afspraak.
Ik ben het met de heer Omtzigt eens: het is het laatste. Als je een regeerakkoord
openbreekt, mag je het geld zo besteden als je zelf wilt. Je kunt zeggen: de rubriek
is vestigingsklimaat, laten we kijken wat ertoe doet. Onderwijs doet er ook toe. Daar
kun je het ook aan besteden, maar dat doen we niet. Of je zegt: we willen het gewoon
besteden aan het bedrijfsleven. Dan houdt u een gloedvol betoog, waar ik het niet
mee eens ben, maar dat houdt u dan gewoon. Is de heer Omtzigt het met mij eens dat
er in dit pakket gewoon een politieke keuze is gemaakt om het bij lastenverlichting
te houden, maar dat het niet dwingend voortvloeit uit de begrotingsregels?
De heer Omtzigt (CDA):
Het vloeit voort uit de begrotingsregels die wij zelf nodig vinden. Maar als andere
partijen andere begrotingsregels willen hanteren, staat ze dat volledig vrij. Het
is vaker gebeurd dat bij grote herzieningen er iets over de begrotingsregels heen
is gedaan. Maar wij hebben ervoor gekozen om ons hier op deze manier aan te houden.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Zoals ik al heb gezegd, zal straks blijken dat de meeste vragen gegaan
zijn over de ene maatregel die niet wordt ingevoerd.
Voorzitter. Het is mij nog niet helemaal duidelijk welk probleem wij oplossen met
de bijtelling van de leasefiets. Hoe voorkomen wij overmatig gebruik van de bijtelling,
zoals we eerder hebben gehad bij de computerregeling?
Als we echt iets voor het milieu willen doen, is het goed dat de cap nu wordt ingevoerd.
Ik zou dan ook weleens willen weten wat de vergelijking is met andere landen die ook
zeer ambitieus zijn op het terrein van elektrisch rijden. Noorwegen, het Verenigd
Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk hebben ook targets. Hoeveel subsidiëren zij die
auto nou? Even voor de helderheid: het CDA is voor de overgang naar elektrisch rijden,
maar is ertegen om een subsidie per auto van € 72.000 te geven. De verhouding tussen
de milieuwinst en de kosten zijn dan enigszins uit het lood geslagen, hoewel «lood»
hier wel het verkeerde metaal is.
Die vraag over de Duitse diesels is wel bloedserieus. Ik zou de Staatssecretaris echt
heel hard hiertoe willen oproepen. Als Duitsland straks al die diesels van dik tien
jaar oud afschaft, kunnen wij hier een paar leuke elektrische auto's hebben rondrijden
in de binnensteden, maar als daar nog wat extra Duitse diesels bij komen, dan is de
luchtkwaliteit echt ver beneden wat die zou moeten zijn. Dan wordt alle winst die
wij beogen met elektrisch rijden tenietgedaan. Is er bijvoorbeeld een mogelijkheid
om ervoor te zorgen dat de youngtimerregeling zo wordt aangepast dat die zeer onaantrekkelijk
wordt voor diesels die uit het buitenland worden geïmporteerd, om maar eens één vraag
te stellen? Voor elk ander alternatief sta ik ook open. Als straks blijkt dat wij
onze tweedehands Tesla's gaan exporteren naar Duitsland en daar diesels voor terugkrijgen,
doen we toch iets verkeerd met onze fiscale prikkels.
De voorzitter:
Dat leidt tot een interruptie van mevrouw Leijten?
De heer Omtzigt (CDA):
Nee, van de rechterkant.
De voorzitter:
O, van de heer Mulder. Niet alle interrupties zijn van u, mevrouw Leijten.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Heel goed dat het CDA niet € 70.000 subsidie wil geven aan
een Tesla model S70. Met dank voor de vragen van de heer Omtzigt over andere types,
vraag ik hem: vindt hij het dan wel goed dat een Opel Ampera zwaar gesubsidieerd wordt?
Maakt het wat uit of er € 70.00 of € 35.000 subsidie wordt gegeven? Waar houdt dan
bij het CDA de grens op qua subsidie?
De heer Omtzigt (CDA):
Zoals u misschien in 2016 hebt gezien, heeft het CDA een amendement ingediend om de
bijtelling voor elektrische auto's niet 4%, maar 11% te laten zijn. Dat zou betekenen
dat men een belastingkorting van de helft gehad zou hebben op niet-elektrische auto's.
Dat vinden wij een redelijke marge. 4% is wat aan de hoge kant, maar gezien hoe verschillend
er ook binnen de coalitie over gedacht wordt, zijn wij vooral blij dat de cap wordt
ingevoerd en dat de overmatige subsidie die op de duurdere elektrische auto's zit,
wordt afgebouwd. Ik heb in de stukken van de regering ook gezien dat we, wanneer elektrisch
rijden toe zou nemen, waarschijnlijk te maken zouden krijgen met wat meer belasting
op elektrische auto's. Dat is echt alleen voor de fase waarin er nog een duw nodig
is.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dat is dan interessant, want dan zegt u dat vergroenen leuk is, behalve als het te
duur wordt. Dan schaffen we het af.
De heer Omtzigt (CDA):
Nee, als het goed is, wordt elektrisch rijden de nieuwe normaal. Ik denk dat wij hier
over vijftien of over twintig jaar op terugkijken en dan zeggen: hey, hoe zag zo'n
dieselauto er ook alweer uit; een diesel, wat was dat? Net zoals we nu naar een Commodore
64 kijken en zeggen: hey, daar hebben we vroeger ook op gespeeld, met Pac-Man.
Mevrouw Lodders (VVD):
Met wat?
De heer Omtzigt (CDA):
Sorry, jullie zijn jonger. Mevrouw Lodders wil aangetekend hebben dat zij niet meer
weet wat Pac-Man en Commodore 64 zijn.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dit is toch wel vreemd, want ik hoor toch echt zeggen dat de subsidies die nu worden
verleend, afgebouwd moeten worden op het moment dat het te duur wordt. En dan hebben
we het nog niet eens gehad over de accijnzen die op benzine en dergelijke verloren
gaan. Dus nogmaals de vraag: is dit dan alleen een trucje van het CDA? Hoeveel subsidie
mag een auto krijgen? Heel concreet, gewoon een getal.
De heer Omtzigt (CDA):
Het CDA is constant voorstander geweest van het afbouwen van deze subsidie in stapjes.
De bijtelling was 0% en werd 4%. Er zat geen cap op, er komt een cap op. En ik verwacht
de komende jaren dat stapsgewijs deze zaken dichter bij elkaar gebracht worden, omdat
je eigenlijk alleen de extra kosten van een auto met batterij – namelijk die voor
de batterij – dient te subsidiëren. Op het moment dat die batterij fors goedkoper
gaat worden, en de elektriciteit die nodig is om de auto een kilometer voort te bewegen
is nog steeds, ondanks alle belasting op elektriciteit, een stuk goedkoper dan als
je dat met benzine of diesel doet, dan moet je oppassen dat je niet oversubsidieert.
Ik denk dat we dat de komende jaren gewoon zullen zien.
De voorzitter:
De heer Mulder, tot slot.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dat is al een stuk duidelijker, maar is het niet gewoon het allereerlijkst om gewoon
alle auto's gelijk te belasten? Dus om consequent tegen discriminatie te zijn en gewoon
alle auto's gelijk te belasten?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik hou erin dat de PVV consequent tegen discriminatie is. Dat vind ik een fijne zin.
Ik denk dat enige mate van milieudifferentiatie zeer wenselijk is. We hebben niet
voor niks... We kunnen praten over de mate waarin. Ik vind dat we hier in het verleden
veel te vaak gezegd hebben: o, deze auto is iets beter voor het milieu, het maakt
niet uit hoeveel subsidie daaraan opgaat. Dat wij hier nog steeds autobelasting laten
afhangen van de CO2-uitstoot en dus van de mate van vervuiling, vind ik op zich wenselijk. Hopelijk gaat
die dieseltoeslag door, zeg ik tegen de Staatssecretaris. Als je extra betaalt wanneer
je extra vervuilt, daar zit echt een rechtvaardigingsgrondslag in.
De voorzitter:
Mooi. Dan gaat de heer Omtzigt verder.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik zal proberen wat sneller te gaan. Zal ik mij dan maar aansluiten bij
de teruggaveregeling over taxi's en de woorden die al gezegd zijn, vooral door mevrouw
Lodders, maar ook door de heer Snels? Ik zou willen kijken of er een onderscheid gemaakt
kan worden voor taxi's – volledig mee eens – en rolstoelbusjes en openbaar vervoer.
Voorzitter. Bij de afvalstoffenbelasting is overgangsrecht nodig. Dat kan ook makkelijk,
want de import neemt af en dus gaat de afvalstoffenbelasting meer opleveren dan geraamd.
Je kan niet vereisen dat afvalverwerkers op basis van het regeerakkoord alvast hun
prijzen hebben verhoogd. Bovendien is er sprake van langlopende contracten, dus de
afvalverwerker wordt betaald voor hoeveelheden die nog niet verbrand zijn. Wat zijn
de verwachte gedragseffecten van de verhoging van de afvalstoffenbelasting? En kan
er een toename verwacht worden van export, immobilisatie en het verwerken in fundatiemateriaal?
Dat laatste zou natuurlijk zeer ongewenst zijn. Wordt dit gemonitord?
Voorzitter. De vliegbelasting. Het zou de CDA-fractie een lief ding waard zijn als
dit nou eens een keer Europees geregeld wordt. Nou verwacht ik weer een PVV-interruptie,
voorzitter. Dit is een van de weinige dingen waarbij harmonisatie op belastinggebied
in Europa grote voordelen heeft, vooral aan de grens. Ik ben dan ook blij dat de Staatssecretaris
heeft toegezegd om een Europese conferentie te organiseren. Ik hoor graag waar en
wanneer die plaatsvindt en hoe het staat met het overtuigen van andere landen. Als
we onze milieudoelstellingen ook maar iets serieus nemen, dan zal er bij vliegen en
bij bepaalde vormen van varen op zee ook opgelet moeten worden.
De heer Snels (GroenLinks):
Ik ben ook voor een Europese vliegbelasting, maar de heer Omtzigt neemt met deze vragen
toch geen afstand van het regeerakkoord dat, als dat niet lukt in internationaal verband,
wij in Nederland gewoon doorgaan met het invoeren van een vliegbelasting?
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, wat ben ik blij dat een oppositiepartij eindelijk vraagt of ik mij wel
aan het regeerakkoord houd vandaag. Op dit punt neem ik geen afstand van het regeerakkoord,
zeg ik tegen mijn collega van GroenLinks.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Dan kom ik op de kansspelbelasting. Nederland schijnt door de Europese
Commissie opgedragen te zijn om de wet aan te passen, maar ons bereiken berichten
dat België, Frankrijk, Italië en Denemarken juist een gedifferentieerde belastingheffing
hebben op kansspelen. Wij zouden eigenlijk wel willen weten: is de uitkomst van de
Wet kansspelen op afstand dat we straks onze eigen lotto en Duindigt een beetje de
nek omdraaien en daardoor gokbedrijven in Malta hier de bingo gaan organiseren? Het
klinkt misschien een beetje populistisch, maar dat is toch echt onwenselijk. Als wij
de Wet kansspelen op afstand niet zouden laten ingaan, zou dit dan ook niet in hoeven
gaan? Hoe kan de Staatssecretaris ramen dat dit geld oplevert, als zijn eigen staatsdeelneming...
Zoveel heeft hij er nu niet meer na de Munt, moet ik maar denken. De enige staatsdeelneming
die hij nog heeft – o, hij heeft er nog eentje; ik ben die vergeten en kom erop terug –
zegt: het spel eindigt. Ja, als het spel eindigt, dan is er ook geen afdracht meer.
Graag een toelichting op een wetsvoorstel dat geld zal moeten opbrengen, maar waarvan
zijn eigen Staatsloterij zegt dat dat niet het geval is. Vergeet niet dat sportbonden
minder competities kunnen organiseren en minder trainers en coaches kunnen opleiden.
Dit is dus niet erg fijn voor de amateursport. Heeft hij ook overleg gevoerd? Tot
slot een concrete vraag. Heeft de Staatsloterij ook een formele zienswijze ingediend
in de ronde? Waarom hebben ze dat wel of niet gedaan?
De kleineondernemersregeling. De voorgestelde regeling is rechtvaardiger. Wat zijn
de financiële gevolgen voor ondernemers die vooral onder het lage btw-tarief presteren?
Omdat € 20.000 een harde grens is, kan de wet ongunstig uitpakken voor ondernemers
met wisselende omzetten, bijvoorbeeld kunstenaars en landbouwers, en voor kleine ondernemers.
Waarschijnlijk hebben ze nauwelijks kosten en zitten ze dan net rond de € 20.000 omzet.
Heb je een goed jaar, dan zit je daarboven. Moet je dan drie jaar lang die KOR implementeren?
Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe het voor die groep werkt en of daar iets mogelijk
is?
Voor starters is de vierwekentermijn lastig. Kunnen we kijken hoe dat loopt? Ik sluit
mij aan bij mevrouw Lodders. Ik deel alle acties tegen btw-carrouselfraude, maar ik
had niet de indruk dat die plaatsvond uit ondernemingen met een btw-afdracht van onder
de € 1.800. Is het echt niet mogelijk om die jaaraangifte mogelijk te maken tenzij
het natuurlijk totaal door het dak schiet? Wat mij betreft moet je dan onmiddellijk
aangifte doen, dus laat daar geen misverstand over bestaan. Ik vond de redenering
wat raar die ik in de antwoorden zag.
Voorzitter. Tot slot. Ik snap en heb groot respect voor de hoeveelheid werk die door
de ambtenaren op het Ministerie van Financiën op zeer korte termijn gedaan is. Respect
daarvoor. Toch zou ik willen kijken of vooral de vragen van de NOB en het RB, maar
ook de vragen die we zelf gesteld hebben, die over een aantal uitvoeringsvraagstukken
gaan, vaak zeer technische vragen, wel op enig moment beantwoord worden. Ze geven
een houvast voor de praktijk. Het kan zeer behulpzaam zijn om die antwoorden te hebben,
want in tweede instantie levert dat weer minder werk op voor de Belastingdienst, waar
toch wel enige druk op de organisatie zit.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan ga ik naar mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Belastingen zijn niet stoffig. Ze zijn ook niet alleen technisch. Belastingen
zijn vooral heel erg politiek. Het gaat erom wat je ermee doet. Gebruik je ze om bepaald
gedrag van de consument te stimuleren of om gedrag af te straffen? Gebruik je ze om
de welvaart te herverdelen? Gebruik je ze om voldoende middelen te hebben voor voorzieningen
die voor ons allemaal goed zijn? Of doe je een beetje van alles? Vorig jaar vroeg
ik de Staatssecretaris welke visie hij precies op de belastingen had, welke werking
die precies moeten hebben. Als we vandaag kijken naar de meer dan 60 maatregelen die
we in twee maanden moeten bestuderen, bevragen, bediscussiëren en uiteindelijk beoordelen,
dan heb ik een aantal globale observaties.
De eerste is dat er veel compensatie plaatsvindt voor gevolgen van fiscale maatregelen,
maar dat deze compensatie voornamelijk gaat naar grote bedrijven en multinationals
of naar hoge inkomens. Ik mis heel veel compensatie voor juist mensen die al krap
zitten. Belastingen worden bijvoorbeeld verlaagd voor de hoogste inkomens en verhoogd
voor de laagste inkomens. Het is een uitdrukkelijke keuze tegen mensen, gewone mensen
met een dunne of een legere portemonnee, die vaak werken. De werkende arme is in opmars
in Nederland. Dat is niet iets om trots op te zijn.
De multinationals, de corporates, zijn deze regering veel liever dan het midden- en
kleinbedrijf. De eerste krijgen miljarden belastingverlaging en het midden- en kleinbedrijf
maar een schijntje. Ook een miljard hoor, maar een schijntje in vergelijking met de
grote jongens. Het kleinbedrijf krijgt echter de btw-verhoging een stuk harder voor
de kiezen dan het grootbedrijf. De gevolgen daarvan zijn niet in kaart gebracht.
Dit kabinet verschuift de rekening van directe belastingen naar indirecte belastingen
en maakt zichzelf daarmee niet alleen kwetsbaar, maar legt ook de rekening verkeerd
neer. Kwetsbaar, omdat bij vraaguitval – mensen hebben minder te besteden en kopen
dus minder – er wellicht minder aan belastingen binnenkomt. Niet dat dat nu overigens
een probleem is: er komt veel meer binnen dan geraamd. Maar we weten ook dat gewone
mensen deze belastingen niet kunnen ontlopen. De gewone belastingen op brood, water,
een treinkaartje, de ov-pas voor je kind dat naar school moet: ze zijn niet te vermijden.
We weten ook dat de gevolgen van die indirecte belastingen zijn weggewerkt in koopkrachtplaatjes,
die ook weer een farce zullen zijn.
In de begroting zitten veel maatregelen waarvan niet onderzocht is welke gevolgen
ze hebben. Ik wijt dat aan de hoeveelheid voorstellen en de snelheid. Er zijn een
hoop organisaties die bij ons – dat zal bij de collega's van alle partijen zo zijn –
aan de bel trekken omdat er iets gebeurt wat eigenlijk niet voorzien was. Zo is het
verhogen van de kansspelbelasting heel erg logisch, maar als dat uiteindelijk betekent
dat de toto verdwijnt, dan zien we dat juist voor die sigarenboertjes die al heel
veel op hun bord krijgen, dat misschien wel de doodsteek is. We weten helemaal niet
wat de gevolgen zijn van het verdwijnen van de toto. Verschuift er dan wellicht wel
veel meer naar internetgokken en illegaal gokken? Krijgen we minder binnen? Wat betekent
dat voor de afdracht naar de sport? Ik zou toch wel van de Staatssecretaris willen
weten a. of hij dit voorzien had en b. of we dit niet kunnen voorkomen. Niet dat ik
een totospeler ben.
Iets anders is – daar is het al over gegaan – dat we allemaal schonere auto's willen
en dat we natuurlijk allemaal vinden dat je moet bespoedigen dat je via allerlei maatregelen
zorgt dat het wagenpark in Nederland een beetje schoner wordt. Maar als je daarmee
het vervoer voor mensen die ouder, beperkt, ziek zijn de nek omdraait of zo verhoogt
dat zij niet meer kunnen deelnemen aan de samenleving volgend jaar of de jaren daarna,
dan doe je toch iets fout. Ik vind het in principe heel erg goed dat zowel VVD, CDA,
GroenLinks als SP vragen om compensatie op dit vlak. Wij zouden ons kunnen voorstellen
dat we het er nu uithalen en dat we het bij een volgende autobrief besluiten. Ik ben
aan het broeden op een amendement, maar wellicht is dat helemaal niet nodig. Je ziet
hier toch al een Kamermeerderheid zich aftekenen. We schrikken er allemaal van wat
dat betekent.
Maar ook de btw-vrijstelling op commerciële sportorganisaties – het zwemkaartje wordt
duurder, net als de contributie van de sportclub – willen we niet. Tegelijkertijd
kregen wij een oproep van deze organisaties: het moest toch niet zo zijn dat wij gingen
deprivatiseren. Nou, ik zou het niet erg vinden als gemeentes gewoon weer goede eigen
voorzieningen hebben, zoals zwembaden, sportlocaties en gymzalen. In het verleden
is dat misschien te veel op afstand gezet, maar dat is een andere discussie. Die hoort
thuis in de gemeenteraadszaal.
Voorzitter. Wat mij nog meer opvalt aan dit Belastingplan is dat dit een Belastingplan
van schone schijn is. We kunnen een mooie opsomming maken van wie er allemaal belastingverlaging
krijgt, maar hoe het straks echt landt? We zien dat het de inkomensverschillen enorm
zal vergroten. Zeggen dat we iets doen aan belastingontwijking is schone schijn, omdat
ATAD – daar hebben we het straks nog apart over – wel een heel minimale uitwerking
is van de Europese regels. Daarbij vind ik het signaal dat je belastingverlaging krijgt
als je jarenlang belasting hebt ontdoken/ontweken als grootbedrijf, totaal verkeerd.
Voorzitter. Het zal je maar gebeuren... Overigens, hier komt een constructief voorstel!
Mijn hele bijdrage, zeg ik tegen de heer Omtzigt, die zich buiten de microfoon hardop
afvraagt of ik niet altijd constructief ben, is ook zo bedoeld. Ik denk dat je zonder
goede oppositie ook geen goede maatregelen krijgt. Door discussie met de oppositie
wordt altijd alles beter, of in ieder geval herzien. Maar het zal je maar gebeuren.
Je zit op de fiets. Je wordt aangereden door een hardrijder. Zonder je eigen schuld
of wellicht door een ongeluk door eigen schuld raak je invalide. Je kan niet meer
werken, je hele leven lang niet. Dat heeft pijn, verdriet, trauma's tot gevolg. Je
moet jarenlang onderhandelen met verzekeraars, schade-experts en juristen en als je
dan uiteindelijk een uitkering voor letselschade hebt omdat je een flink verminderd
inkomen hebt – je kan niet meer werken, je hebt aanpassingen nodig aan je huis – dan
komt de Belastingdienst even langs, want «je hebt vermogen en je moet dokken». O ja,
je hebt ook geen recht meer op toeslagen, want daarin zit overal een vermogensgrens.
Je zit goed in de slappe was – op papier. Maar op papier is dit geen vermogen. Op
papier is dit een tegemoetkoming in inkomen dat je bent misgelopen. Nou zegt het kabinet
in antwoord op Kamervragen: wij zien dit toch als vermogen en dat zullen we ook blijven
doen omdat letselschade-experts, juristen en verzekeraars bij het vaststellen van
de hoogte van de letselschade-uitkering soms – let wel: soms – ook kijken naar de
belasting die je moet betalen. Maar we weten dat de belastingen jaarlijks worden aangepast.
De voorzitter:
Meneer Mulder, bij de derde keer is het telefoon inleveren.
Mevrouw Leijten (SP):
We weten dat de belastingen ieder jaar worden aangepast. Stel dat iemand in 2000 een
letselschade-uitkering kreeg. Niemand in de rechtszaal kon toen voorzien dat er een
toeslagensysteem met een vermogensgrens zou worden ingevoerd. Het is onmogelijk om
in zo'n rechtszaal bij de vaststelling van een letschade-uitkering mogelijke fiscale
consequenties in de toekomst te voorzien. Dit moet makkelijker kunnen. Eigenlijk vinden
heel veel mensen dat. Ik ben voor vermogensbelasting, ik ben ervoor dat je aan rijken
een hogere bijdrage vraagt, maar juist deze groep heb ik daarbij niet op het oog.
We zien dat er qua vermogen een uitzondering is voor sommige letselschadevergoedingen.
Dan krijg je wel huur- en zorgtoeslag. Dan gaat het om mensen die gecompenseerd zijn
voor seksueel misbruik in de katholieke kerk, slachtoffers van DES-medicatie, slachtoffers
van de Volendambrand. Of neem vermogen in de vorm van zorggeld, pgb-gelden. Dat is
immers ook vermogen dat niet geldt als bezit maar meer als toekomstige zorgkosten.
Ook Minister De Jonge besloot deze zomer dat een letselschade-uitkering niet meer
als vermogen wordt gezien als het gaat over de eigen bijdrage in de Wmo en de Wlz.
Ik vind dat een goed begin. Ik zou de Staatssecretaris om een volgende stap willen
vragen.
Ik had gevraagd hoeveel het kost als je letselschade zou uitzonderen van de vermogensbelasting
en die tot bijzonder vermogen zou rekenen. Daar heb ik geen antwoord op gehad. Dat
vind ik heel jammer, want ik wilde hier graag een amendement of iets anders op voorstellen.
Ik vraag de Staatssecretaris hier om de mensen met een letselschade-uitkering tegemoet
te komen. Zij kloppen al langer op de deur, net als hun advocaten. Ook de letselschadeverzekeraars
hebben al eerder de noodklok geluid dat dit niet eerlijk is. Het lijkt mij echt heel
erg verstandig als we dit voor eens en altijd gaan regelen.
De vraag is of je dat in dit debat moet doen. Ik heb er kritiek op dat je meer dan
60 maatregelen in een debat hebt en dat je die eigenlijk niet goed kunt overzien.
Ik zou graag zien dat we meer belastingwetgeving gedurende het jaar hebben, zodat
we dit soort dingen op een andere manier misschien beter kunnen uitzoeken en kunnen
introduceren. Maar daar waar alles gepresenteerd wordt op Prinsjesdag en wij echt
maar kort de tijd hebben om dat te bestuderen en te bediscussiëren en er vervolgens
over te stemmen, is dit het enige moment waarop ik dit voorstel kan doen voor volgend
jaar. Als de Staatssecretaris nu bijvoorbeeld zegt «mevrouw Leijten, ik wil best wel
kijken en ik wil het best wel onderzoeken, maar laten we dat volgend jaar oppakken»
– dat is wellicht zijn constructieve antwoord – vraag ik hem ook om het mogelijk te
maken dat wij volgend jaar niet met zo'n absurd Belastingplan zitten. Meerdere mensen
hebben dat hiervoor al gezegd. Ook is het niet voor eerst dat dit gezegd wordt. De
heer Omtzigt is al heel lang woordvoerder, maar ook mijn voorganger, de heer Bashir,
heeft het vaker opgebracht. Ik denk echt dat de belastingmaatregelen beter worden
als je langer de tijd hebt om te kijken hoe ze neerslaan. Kijk alleen al naar de noodkreten
die we krijgen uit het veld: «dit slaat niet goed neer, en dat en dat ook niet». Beter
vooraf compenseren dan achteraf, waardoor alles weer ingewikkelder wordt.
Het dividenddebacle had ik nog niet genoemd, maar dat hangt natuurlijk wel een beetje
boven dit Belastingplan en heeft het alleen nog maar ingewikkelder gemaakt. Door de
behandeling van de nieuwe Wet bedrijfsleven en de nota's van wijziging op het Belastingplan
hebben we wel heel veel extra stapels aan papier gehad. Dat doet onze controletaak
geen goed. Als ik dan bijvoorbeeld vraag in een schriftelijk overleg of u kan aangeven
welke uitwerking de tien heroverwegingsmaatregelen precies hebben op het vestigingsbeleid,
vind ik het niet goed dat ik daar geen antwoord op krijg. Ook dat zijn vragen die
u moet hebben liggen. Ik zie namelijk dat er ook maatregelen in zitten die niks met
het vestigingsklimaat te maken hebben. Daar kan best een goede reden voor zijn, maar
dan moet je niet zeggen: het bedrijfslevenpakket is het bedrijfslevenpakket. Want
u shopt toch wel een beetje in die 1,9 miljard. Net zo goed had je kunnen zeggen dat
er noden zijn in de samenleving: er gaan ziekenhuizen failliet, leraren verdienen
te weinig; we zetten daarvan eventjes ook een gedeelte in voor de noden in de samenleving.
Dat kan in het heroverwegingspakket zelf ook.
Als het gaat over het heroverwegingspakket, wil ik toch vragen of er één maatregel
nog uit kan. Eén gevolg van het afschaffen van de dividendbelasting was dat buitenlandse
financiële instellingen niet op onze vastgoedmarkt mochten beleggen. Dat zou heel
goed zijn voor onze vastgoedmarkt. Kunnen we dat niet gewoon introduceren? Het zou
toch goed zijn dat de starters gewoon een woning kunnen kopen en niet de beleggers
uit het buitenland? Ik ben aan het kijken naar een amendement. Dat schijnt allemaal
weer heel erg ingewikkeld te zijn. Het kon met één pennenstreek afgeschaft worden
en weer ingevoerd worden, maar een Kamerlid krijgt het niet voor elkaar. Maar u kunt
ervan op aan dat ik dit constructief zal indienen en zal vragen of dit verbod op beleggen
in vastgoed door buitenlandse financiële instellingen behouden kan worden.
De inkomenspolitiek. De afgelopen jaren is de economie fors gegroeid, als je het over
langere tijd neemt. Ik weet dat we net een economische recessie hebben gehad, maar
als je kijkt naar het bruto binnenlands product, is dat verdrievoudigd in de afgelopen
decennia. De winsten van bedrijven zijn verdubbeld en toch staan de inkomens stil.
Het besteedbaar inkomen staat eigenlijk al vanaf de jaren negentig stil. De vraag
is of de veranderingen in inkomstenbelasting daar wat aan gaan doen. Wij denken van
niet. Er komen twee schijven. Ik vraag mij werkelijk af voor welk bestaand reëel probleem
dit een oplossing is. Is het het probleem van mensen die 52% belasting betalen? Ja,
dat kan je een probleem vinden. Wat mij betreft is dat het niet. Is het een tegemoetkoming
aan de hoogste inkomens omdat de hypotheekrenteaftrek wordt verlaagd? Dat zou wel
een bizarre redenering zijn, want er zijn duizenden arbeidsbeperkten die werkloos
thuiszitten, in de bijstand of de WIA. Die worden ook niet gecompenseerd voor wegvallende
inkomens. Zorgmedewerkers zijn niet gecompenseerd voor de grote bezuinigingen op de
zorg toen ze hun baan verloren omdat het verzorgingshuis sloot. Ouderen zijn niet
gecompenseerd voor de pensioenverlaging.
Ik vind dus eigenlijk dat het compensatieargument er een beetje aan de haren bij gesleept
is. Het tweeschijvenstelsel leidt tot een iets kleiner verschil in belastingdruk tussen
eenverdieners en tweeverdieners. Dat zou je ook nog kunnen aanhalen. Maar volgens
mij zijn er andere maatregelen te bedenken dan het op die manier te doen. Want je
kunt de belastingdruk echt eerlijker verdelen tussen een- en tweeverdieners zonder
de progressiviteit uit het belastingstelsel te halen.
Hoe meer je verdient, hoe meer je eraan hebt. De laagste inkomens betalen als gevolg
van het tweeschijvenstelsel € 300 minder belasting. Maar dat is precies even veel
als ze kwijt zullen zijn aan de verhoging van de btw. Dan komen ze zorgpremies nog,
de energierekening en wellicht de huur. De balans is dus zoek. Dat iedereen er volgend
jaar op vooruitgaat, verbaast mij. Ik denk dat we volgend jaar niet verbaasd hoeven
te zijn als de inkomensverschillen zijn vergroot. De laagste inkomens gaan een hoger
tarief betalen en de hoogste inkomens een lager tarief. De SP vindt dat de wereld
op z'n kop. De compensatie voor de laagste inkomens is veel te dun, en moet ook jaarlijks
worden vastgesteld bij de «augustusbesluitvorming». Dat is een Haags woord voor de
onderhandelingen tussen coalitiepartijen waarbij ze eventueel geld dat er is, besteden.
Met andere woorden, ieder jaar is de compensatie voor de laagste inkomens een gunst.
Daar moet over onderhandeld worden, terwijl de verlaging van het tarief voor de hoogste
inkomens een recht is. Ik vind dat niet eerlijk. Een tweeschijvenstelsel is niet sociaal.
We kunnen het zo noemen, maar dat wordt het niet, net zoals het sociale leenstelsel
niks sociaals was, maar gewoon studenten in de schulden duwen omdat ze studeren.
Wat ik eigenlijk niet begrijp, is het volgende. Als je de hoogste schijf verlaagt,
waarom moet het starttarief waarbij die schijf begint dan ook opschuiven? Als je € 68.000
bruto verdient, betaal je over wat je meer verdient nu 52% belasting. Dat wordt dus
49,5%. Maar die grens van € 68.000 wordt ook nog eens opgetrokken naar € 75.000. Dat
is een lastenverlichting van 1,5 miljard. Dat is wel erg veel. Kan de Staatssecretaris
uitleggen hoe dat zit?
Voorzitter. De verhoging van het lage btw-tarief betekent een verhoging op boodschappen
die we allemaal nodig hebben, zoals groente, fruit, water en medicijnen, en diensten
die we allemaal nodig hebben, zoals de fietsenmaker, de kapper en de trein. De verhoging
van indirecte belastingen via de btw is een principiële kwestie. Het lijkt heel erg
technisch, maar het is uiteindelijk een verschuiving van dat wat je zeker vooraf betaalt
naar iets wat je zeker kwijt bent in je – dikke of dunne – portemonnee. Het kabinet
verschuilt zich achter het argument dat de koopkracht er in het totaalpakket op vooruitgaat,
maar we weten twee dingen zeker. Eén: op eten en drinken kan je niet bezuinigen; dat
doe je altijd, onafhankelijk van de situatie. En twee: de koopkrachtvoorspellingen
zitten er altijd naast. Er is geen onderzoek naar hoe de btw-voorstellen uitvallen
voor hoge en lage inkomens, voor mensen die meer of minder in hun portemonnee hebben.
Er is alleen gekeken naar de bijdrage van btw door die inkomens. Maar er zitten ook
vermijdbare uitgaven in. Iemand met een wat hoger inkomen kan een keertje minder naar
de film of uit eten gaan, maar iemand die echt geen geld overhoudt aan het einde van
de maand moet nog altijd zijn brood, zijn melk en het ov-kaartje naar school voor
het kind kopen.
Nu heb ik hier een brief die uw voorganger in 2015 aan de Eerste Kamer heeft gestuurd.
Daarin is gevraagd naar de effectieve belastingdruk van verschillende inkomens. Je
ziet dat die van het eerste kwart, de laagste inkomens, tot het hoogste kwart zo ongeveer
hetzelfde is, 33,4% tegen 35,5%. Maar daarin staan ook de CBS-cijfers over indirecte
belastingen opgenomen. Dan zie je dat indirecte belastingen voor 16,5% drukken op
de laagste inkomens. Bij de hoogste inkomens is dat nog maar 6%. Dan wil ik weleens
weten hoe die btw-verhoging uitvalt. Dat is niet onderzocht. Dat vind ik eigenlijk
heel erg kwalijk, want we hadden hier zojuist de opsomming van allerlei gevolgen van
belastingmaatregelen voor commerciële sportuitbaters, voor de toto en voor het doelgroepenvervoer,
maar dit is wel cruciaal. Als een kwart van de bevolking, de mensen met de laagste
inkomens, 16,5% van de druk voelt en de hoogste inkomens maar 6%, weet ik wel waar
de klappen gaan vallen. Is het dan nog eerlijk verdeeld in dat tweeschijvenstelsel?
Ik heb dit gevraagd bij de Algemene Financiële Beschouwingen. We zijn nu drie weken
verder. Ik snap dat de Staatssecretaris dat onderzoek niet in drie weken kan doen,
maar ik vraag hem wel of het mogelijk is om dat in ieder geval te versnellen. Hij
heeft destijds toegezegd dat hij wel een motie wilde uitvoeren, maar dat liet hij
meelopen met een later onderzoek. Maar dan is het waarschijnlijk al ingevoerd. Ik
zou toch wel willen weten hoe dit zit. De brief waar het om gaat, is vastgesteld op
28 augustus 2015 en ging naar de Eerste Kamer, met stuknummer 34002-Q. Zo heet die
brief; dat is misschien handig voor de ambtenaren die de beantwoording maken. En het
gaat hier over tabel 1-B. Zo! Dit heb ik al zo vaak gevraagd, maar we hebben het lang
over de dividendbelasting gehad. Misschien hadden we het uitgebreider over de btw
kunnen hebben als u de afschaffing van de dividendbelasting eerder had laten gaan.
Voorzitter. De verschuiving van directe belastingen naar indirecte belasting heeft
negatieve welzijnseffecten. Dat komt uit een promotieonderzoek; dat is onderzocht.
Het kabinet doet dit onderzoek een beetje af: het is «gewoon» een universitaire promotie,
waar in twee alinea's van de beantwoording op wordt ingegaan. Ten eerste zou het onderzoek
gaan over een algemene btw-verhoging. Ja, dit gaat over een algemene btw-verhoging,
namelijk over de btw-verhoging van de dagelijkse boodschappen. De luxegoederen zijn
al verhoogd van 19% naar 21%; die verhoging hebben we al gehad. Dus waarom zou je
zeggen dat het promotieonderzoek daarom totaal irrelevant zou zijn? Het tweede argument
dat de regering aandraagt, is dat het onderzoek uitgaat van een even grote verlaging
van de inkomstenbelasting. De inkomstenbelasting wordt dus verlaagd en dat wordt helemaal
door de indirecte belasting opgebracht. Ja, maar dat is wel bijna het geval. Ik zou
de Staatssecretaris dus toch graag willen vragen om hier wel op in te gaan.
Ik vraag ook wat de btw-verhoging gaat doen voor de relatie- en gezinstherapeuten.
Dan kijk ik eventjes naar de ChristenUnie, want die heeft altijd gezegd dat het zo
ontzettend belangrijk is dat voorkomen wordt dat scheidingen plaatsvinden. Dat onderstreep
ik overigens. Nu weten we dat de relatie- en gezinstherapeuten onder de btw vallen.
Dat is eigenlijk heel gek, want de hele gezondheidszorg valt daar niet onder en zij
krijgen het wel voor hun kiezen. Hoeveel minder mensen gaan hierdoor in therapie?
Dat zou ik weleens willen weten. Kunnen we hier wat aan doen?
De voorzitter:
Wil de heer Bruins wat zeggen?
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik dank mevrouw Leijten voor het stellen van de vraag, meneer de voorzitter.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik ga ervan uit dat deze relatie- en gezinstherapeuten zeker ook bij de ChristenUnie
langs zijn gekomen, want in het verleden hebben we op dat punt vaak samen opgetrokken;
toen zat ik nog in een andere commissie en dat was niet met de heer Bruins maar wel
met de ChristenUnie.
De procedure rond de afschaffing van de dividendbelasting en rond de Wet bronbelasting
verdient geen schoonheidsprijs. Allereerst was het afschaffen van de dividendbelasting
weggemoffeld bij het introduceren van een bronbelasting, die vervolgens ook weer vervalt.
De afschaffing van de dividendbelasting is het afgelopen jaar natuurlijk helemaal
kapotgeschoten door zo'n beetje iedereen, maar druk van onderop mocht niet baten,
een sms'je van Unilever wel. Het non-argument van de begrotingsregels vind ik wel
goed genoeg uitgediscussieerd. Er werd door de heer Omtzigt gewoon letterlijk erkend:
ja, het kan ook anders. Maar als je binnen een week 1,9 miljard van de buitenlandse
beleggers in de zakken van de bedrijven kunt schuiven, laat dat wel zien waar voor
dit kabinet de prioriteit ligt, daar waar je de noden dag in, dag uit ziet.
Ziekenhuizen laten we in 24 uur failliet gaan, maar voor het bedrijfsleven hebben
we binnen 24 uur een alternatief voor een belastingverlaging, namelijk een andere
belastingverlaging. Het «vestigingsklimaat» is een prachtige, maar niet kwalificeerbare
term waarmee rechtse hobby's zoals belastingverlaging worden goedgepraat. Maar ik
heb een vraag aan de Staatssecretaris. Zouden bedrijven naar Nederland komen en in
Nederland blijven als hier geen goede zorg, geen politiek stabiel klimaat en geen
goede politie en veiligheid zijn? Zouden ze komen als de wegen te slecht zijn om je
daar veilig over te begeven en er geen onderwijs en geen goed opgeleide mensen zijn?
De stelling van de SP is dat een investering van 2 miljard in de samenleving net zo
goed een investering in het vestigingsklimaat is. Want waarom zou het vestigingsklimaat
eigenlijk alleen over bedrijven gaan? Dat gaat toch ook over mensen? Veilig kunnen
wonen en op kunnen groeien, iets kunnen worden wat je misschien niet voorzag bij geboorte...
(Hilariteit)
De heer Omtzigt (CDA):
Het is de manier waarop je het zegt.
Mevrouw Leijten (SP):
Iedereen lacht erom, maar ik bedoel daarmee dat je te vaak ziet dat zowel de plek
waar je geboren wordt als de ouders die je hebt, heel erg voorspellen wat je in de
toekomst gaat doen of niet. Het zou beter zijn als je je gewoon zelf kunt ontwikkelen,
zonder dat het van belang is waar je geboren wordt of wie je ouders zijn. Het kabinet
trekt 4 miljard uit voor de verlaging van de winstbelasting. Daarvan gaat 1 miljard
naar het mkb en 3 miljard naar het grootbedrijf. Vindt de Staatssecretaris dit in
verhouding? Hoe ver wil hij de Vpb-tarieven verlagen als andere landen ook gaan verlagen?
Erkent hij dat Nederland hiermee eigenlijk vooroploopt in de race naar minder belasting
betalen?
Dan de bronbelasting. Wij vinden dat een prima plan. Dat is ook al voorgesteld door
de heer Braakhuis van GroenLinks en de heer Bashir van mijn partij, maar alle huidige
coalitiepartijen behalve de ChristenUnie stemden toen tegen. Voortschrijdend inzicht,
zullen we maar zeggen. Ik ben er blij mee, maar ik ben niet blij met de uitvoering.
De bronbelasting kan namelijk gemakkelijk ontlopen worden. De wetenschappers schieten
er nu al gaten in. Dan gaat het inderdaad over het voorstel dat je bronbelasting int
als iets naar landen gaat met een statutair tarief van 7% of minder. Nu is 7% al absurd
laag, maar je zult zien dat de landen die nu 7% hebben, gewoon op 8% gaan zitten en
het effectieve tarief veel lager hebben liggen. Maar dan zijn ze geen belastingparadijs
meer. Een statutair tarief zegt er eigenlijk heel weinig over of een land laag belastend
is. Dus waarom wordt er niet gekozen voor het effectieve tarief? Het lijkt mij goed
om daarbij aan te sluiten. Ook is er volgens het kabinet alleen bij de gelieerde lichamen
kans op belastingontwijking. Wij zouden graag zien dat de Staatssecretaris dat toelicht.
Dan kom ik op de vestigingseisen, ook wel substance-eisen genoemd, die het kabinet
hanteert. Die zijn makkelijk te ontlopen. Dit is al genoemd door de heer Omtzigt.
Het CPB zegt ook dat de eisen die nu opgehoogd worden, weinig uithalen. Ik zou eigenlijk
de afspraak willen maken dat we met vestigingseisen komen die niet uitgevoerd kunnen
worden door een trustkantoor. Als een Belastingdienst dan ziet dat een bedrijf bij
een trustkantoor zit, zegt die gewoon: nee, doen we niet. Als de Staatssecretaris
dat niet wil, zou ik graag van hem een antwoord willen op de volgende vraag. Hoeveel
minder duizend miljard wil hij dat door Nederland zoeven? Wij weten dat nu 4.400 miljard
jaarlijks door Nederland gaat. 4.400 miljard! Hoeveel zou dat minder moeten worden?
Wij weten dat dat grotendeels te maken heeft met het fiscale vestigingsklimaat.
Dan de 30%-regeling. Voordat de heer Van Weyenberg komt met wat de SP precies vindt,
zeg ik dat wij vinden dat de 30%-regeling de hoge inkomens van expats voornamelijk
bevordert. Dat vinden wij niet alleen; dat komt ook uit onderzoek. Expats maken gemiddeld
6% extraterritoriale kosten – dat zijn gewoon kosten om hier te komen wonen – en krijgen
veel te veel voordeel. We weten dat een kwart van de totale kosten van de regeling
komt van 2.000 expats die meer dan twee ton verdienen. Welk nut dient dit? Is dit
doelmatig? Zou de Staatssecretaris bij de herziening van de 30%-regeling, als hij
daaraan toe is, vooral daarnaar willen kijken; niet naar de duur maar vooral naar
de hoogte en dat het profijt ervan verkeerd uitvalt? Dat is iets anders dan het uiteindelijke
doel om het af te schaffen, zeg ik tegen de heer Van Weyenberg.
Het kabinet presenteert verschillende belastingmaatregelen voor vergroening. We zien
als terugkerend thema: zwaardere lasten bij de gewone mensen en de zwakste groepen.
Klimaatrechtvaardigheid is nodig, dat zeggen wij al een tijdje. De rekening moet niet
bij de mensen liggen maar bij de vervuiler.
Ik vind het echt ongelofelijk dat de belastingvrije voet in de energierekening wordt
verlaagd. Ik hoorde dat GroenLinks kijkt naar het ongedaan maken van die verlaging
en dat over alle vier schijven uitsmeren. Ik heb een amendement ingediend waarbij
we het in de vierde schijf leggen. Het zou mij een lief ding waard zijn om tot behoud
van die belastingvrijstelling te komen. Ook dat is weer niet meegerekend in die koopkrachtplaatjes.
Het gaat ons erom dat de maatregelen voor klimaatkosten die er moeten komen, rechtvaardig
worden getroffen en dit is nou juist niet rechtvaardig. Mensen worden geconfronteerd
met een hogere energierekening en bedrijven komen er makkelijk vanaf. Sterker nog,
het verhogen van allerlei energiebelastingen voor de bedrijven is weer een argument
om ze belastingverlaging te geven.
Ik ga er wat sneller doorheen. Op het gebied van wonen zijn de woningbouwcorporaties
de klos, zoals ik al zei tegen de heer Omtzigt. Vier maanden huur van een huurder
gaat direct naar de staatskas en daarmee zijn huurders echt de melkkoe van dit kabinet
geworden. Het verduurzamen van woningen is nodig. Met het isoleren van woningen beperk
je de uitstoot en het is goed voor de portemonnee, maar toch weigert dit kabinet om
de verhuurderheffing in haar geheel in te zetten voor verduurzaming, nieuwbouw en
betaalbaarheid. Het verlagen van de verhuurderheffing zou al voldoende ruimte zijn
voor investeringen door de sector, maar het kabinet laat de belasting in stand. Het
zegt dat men voor 100 miljoen een beetje mag verduurzamen, maar dat zet geen zoden
aan de dijk. Is de Staatssecretaris bereid tot heroverweging van de verhuurderheffing?
Ook bij de verhoging van de belasting op aardgas zie je dat het kabinet de verduurzaming
afwentelt op mensen. We hebben gevraagd aan de regering waarom er wordt gekozen voor
deze maatregel en niet voor het hoger belasten van bedrijven die het gas in Groningen
uit de grond halen. Shell en Exxon verdienen miljoenen, maar in plaats van aangepakt
te worden krijgen zij extra geld toe en mensen die een warmtepomp willen aanschaffen,
krijgen belastingverhoging. Wat ons betreft gaan we dit andersom doen.
Over de bpm en het zorgvervoer heb ik het ook al gehad. Ik zou graag zien dat het
wagenpark van doelgroepenvervoer verduurzaamt, maar je kan een sector niet iets opleggen
wat deze niet aankan. Hierbij geldt ook dat als de kosten voor het doelgroepenvervoer
stijgen, dat linksom of rechtsom toch weer terugkomt op de rekening van de gemeente,
de school of de zorginstelling, dus precies waar we niet willen dat dit terechtkomt.
Wij zouden graag willen dat deze maatregel wordt opgenomen in de derde Autobrief,
die in 2021 komt, zodat we de sector meer tijd geven om te verduurzamen, en dat deze
nu uit deze wet gaat. Kan de Staatssecretaris daarop reageren?
En dan het gebruiken van foto's van de trajectcontrole voor het innen van de motorrijtuigenbelasting.
Ik vind dit eerlijk gezegd een heel omslachtige maatregel om op te nemen in de wet,
terwijl we heel veel privacydiscussies hebben. Vorige week zag ik in het nieuws dat
camerabeelden niet meer gebruikt zullen worden voor controle van de Belastingdienst
op de bijtelling van het privégebruik van een zakelijke auto. Nu maken we dit wetstechnisch
mogelijk, maar moeten we überhaupt die weg wel opgaan? Ik wil natuurlijk ook dat mensen
die geen wegenbelasting betalen, dat wel gaan doen, maar is dit daarvoor het geëigende
middel? Moeten wij op deze manier onze wetgeving gebruiken? Ik ben er niet van overtuigd.
Voorzitter. Een begroting is er voor mensen en een samenleving om te doen wat je belangrijk
vindt voor elkaar, om voorzieningen te maken waar iedereen van profiteert. Hierdoor
is het voor iedereen een prettig land om je in te vestigen en om te blijven. Ik vind
deze begroting uit het lood. Zij die niet kunnen vluchten voor maatregelen, die hier
wonen in een huurhuis, die gebruik moeten maken van het openbaar vervoer en de btw
zien stijgen, die niet eventjes een groot bedrijf hebben en het buitenland kunnen
gebruiken om minder belasting te betalen, krijgen hogere rekeningen. En zij die jarenlang
belasting hebben ontweken, krijgen belastingverlaging. Ik vind dat echt de wereld
op zijn kop.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we naar de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag een heel uitgebreid pakket aan belastingmaatregelen,
grotendeels voortkomend uit het regeerakkoord, en een aanpassing rondom de dividendbelasting.
Ik kom daar zo nog nader over te spreken. Het is geen stelselwijziging. Ik denk dat
we daar ook allemaal duidelijk over zijn. Die zat er ook niet in. Qua uitvoerbaarheid
was dit voor de Belastingdienst op dit moment ook niet mogelijk. Desalniettemin is
het wel een forse hervorming.
De voorzitter:
Meneer Nijboer, de heer Van Weyenberg is nog niet eens begonnen!
De heer Nijboer (PvdA):
Maar ik reageer wel op wat ik hoor in het debat, voorzitter, namelijk: die stelselwijziging
zat er niet in. En ik dacht: dat is eerlijk van de heer Van Weyenberg. U kwam er gewoon
niet uit met de VVD, de ChristenUnie en het CDA en daarom kwam er maar een beetje
lastenverlichting. Dat dacht ik te horen, maar toen kwam de vervolgopmerking dat het
qua uitvoerbaarheid niet kon. Maar je kunt in een kabinetsperiode toch wel een paar
basisuitgangspunten bereiken, zoals vergroening en het vergroten van de arbeidsparticipatie
en de emancipatie? Dat is echt bereikbaar. Ik zou zeggen: geef de moed niet op en
houd de ambitie vast waarmee u aan de regering begon. U bent nog maar net begonnen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Tegen de heer Nijboer zou ik zeggen: wacht misschien af en toe even 30 seconden langer.
Want mijn stelling is dat we wel groots hervormen. We belasten arbeid minder, we vergroenen
en we pakken belastingontwijking aan, veel meer dan het vorige kabinet, zeg ik met
een knipoog tegen mijn buurman hoewel het helaas ook gewoon waar is. Op dat gebied
gebeurde er een stuk minder. En we maken inderdaad ook het vestigingsklimaat aantrekkelijker.
Dat zijn grootse bewegingen, waar heel veel geld in omgaat, die er uiteindelijk toe
leiden dat mensen aan het eind van deze kabinetsperiode jaarlijks 5,2 miljard minder
belasting betalen. Na de heroverweging zullen bedrijven iets van 700 miljoen minder
betalen, als ik goed reken. Graag een bevestiging van de Staatssecretaris. Daarmee
is het wel degelijk een ambitieus pakket. Het is geen grote stelselherziening. Dat
was het punt dat ik wilde maken. Ik denk overigens dat de heer Nijboer en ik elkaar
hierin ook wel vinden.
Dit roept natuurlijk wel de vraag op welk denkwerk we, als de Belastingdienst meer
op orde komt, daar kunnen inzetten rondom de administratieve lasten en de uitvoerbaarheid.
Collega Omtzigt vroeg ernaar. Ik heb ook andere collega's ernaar horen vragen. Daar
heeft een kabinet al wel een aantal zaken voor aangekondigd, die niks afdoen aan de
grote bewegingen die nu worden gemaakt. Maar die laten wel zien dat we ook een aantal
fundamentele denkprocessen starten, bijvoorbeeld over de toeslagen. Hoe willen we
daar in de toekomst mee omgaan? Of denk aan de verzilverbaarheid. Ik vind dat een
terecht zorgpunt van velen, ook van mij. Aan de onderkant kun je mensen met belastingmaatregelen
eigenlijk niet meer bereiken om hun inkomen te geven. Dat is een aandachtspunt. De
groep die je niet kunt bereiken, neemt ook toe. De Staatssecretaris heeft een aantal
losse bouwstenen aangekondigd, bijvoorbeeld bij de toeslagen. Wanneer gaan die ook
nog ergens samenkomen? Wat is zijn tijdsplanning? Dan zijn we er, ook naar een volgende
regeerperiode, goed op voorbereid.
Daarbij zou ik de Staatssecretaris ook willen vragen of hij nog eens dieper wil duiken
in box 2. Eerdere commissies, de commissie-Van Dijkhuizen en de commissie-Van Weeghel,
hebben heel uitgebreid bekeken wat er gebeurt met geld dat bijvoorbeeld in een bv
blijft. Ik ben blij met een aantal maatregelen die nu worden genomen, ook in het nieuwe
pakket, zoals die rekeningcourantmaatregel voor excessieve leningen voor een tweede
huis of iets dergelijks. Ik vind het goed dat dit wordt aangepakt. Ik snap ook dat
we besloten hebben om het box 2-tarief iets minder te verhogen dan we oorspronkelijk
van plan waren. Maar wat gebeurt er eigenlijk binnen die bv's? Ik wil daar eigenlijk
wel een visie van de Staatssecretaris op. Wat is er aan de hand? Ik wil ook gewoon
wat feitenmateriaal. Wil de Staatssecretaris dit meenemen in die verschillende blokken
voor het denken over de toekomst? We bereiden ons natuurlijk allemaal voor op de toekomst.
Het denken hierover mag niet stilstaan. Hoe mooi ik ook het pakket van dit kabinet
vind: het mag nooit een eindpunt zijn.
Ik zie mevrouw Leijten, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, precies. Mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind het mooi om te horen dat D66 zich zorgen maakt om de verzilveringsproblematiek.
Voor de mensen thuis: dat betekent dat er allerlei belastingkortingen zijn voor iedereen,
maar dat de laagste inkomens daar niet van profiteren. Ik zeg het maar op zijn begrijpelijkst
– er is altijd een komma en een maar – maar het is natuurlijk wel waar. We hebben
een heel belastingstelsel opgetuigd dat uiteindelijk niet voor iedereen werkt. Maar
als u zich dan afvraagt waarom mensen dat geld of die belastingkortingen niet kunnen
krijgen en u hen tegelijkertijd wel opzadelt met een btw-verhoging, waarvan je zeker
weet dat die hen extra raakt, doet u het dan in de juiste volgorde? U vraagt nu om
in kaart te brengen hoe je die verzilveringsproblematiek kunt verbeteren, maar legt
ze al wel een belastingverhoging op via de btw.
De heer Van Weyenberg (D66):
Om te beginnen is de btw gewoon meegenomen in de sommen, hoewel je een heel debat
kunt voeren over of dat perfect is, met name bij de korting op de energiebelasting.
Ik heb een aantal collega's een terecht vraagteken horen zetten omdat het CPB daar
in verschillende studies verschillend mee omgaat. We willen allemaal graag dat dit
meer eenduidig gebeurt. Daarover gaat de Minister van Financiën ook met het CPB in
gesprek. We doen veel via toeslagen, maar ik constateer dat dit een van de knelpunten
is waar we toenemend tegen aanlopen. Ik ben het met mevrouw Leijten eens dat moet
worden bekeken wat we daaraan kunnen doen. Ik kom zo nog over de btw te spreken – ik
gok zomaar ook met mevrouw Leijten – en die is wel via de inflatie meegenomen in de
koopkrachtsommen, die er voor volgend jaar heel mooi uitzien. Mevrouw Leijten zal
mij niet euvel duiden dat ik er nog steeds trots op ben dat het regeerakkoord in zijn
totaliteit de inkomensongelijkheid verkleint.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik durf die laatste stelling in twijfel te trekken. Dat komt ook door hoe dingen weggemoffeld
zitten in de koopkrachtplaatjes. Ik heb er meerdere keren om gevraagd en ik heb het
ook bestudeerd: het CPB zegt eigenlijk dat die btw in de koopkracht bij de verschillende
inkomensgroepen gelijk neerslaat in hun inkomen. Maar we weten ook dat het voor hogere
inkomens heel veel luxe en uit te stellen aankopen zijn, of een keertje uit eten of
naar de film. Maar hoeveel je noodzakelijk kwijt bent aan de btw omdat je moet eten
en drinken, je de wc moet doorspoelen, je moet douchen, je moet reizen en je af en
toe eens naar de kapper moet – dat is wat mij betreft geen luxe – weten we niet. In
die brief – u kunt meekijken – staat dat de indirecte belastingen bij de eerste 25%
van de inkomens voor 16,5% wordt aangeslagen en bij de hoogste 50% maar voor 6%. Dat
gaat enorm diep ingrijpen. En dit zit niet in de modellen van het CPB.
De heer Van Weyenberg (D66):
Het gaat mij ook niet zozeer om de modellen van het CPB. Het gaat mij om de werkelijkheid.
Ik heb allemaal studies gezien van het Centraal Planbureau die zeggen dat het aandeel
van uitgaven voor goederen in het lage btw-tarief ongeveer gelijk is voor de verschillende
inkomenscategorieën. Dat is relevant. Ik kijk ook naar de koopkrachtcijfers voor volgend
jaar. Dan zie ik dat 96% van de Nederlanders er in inkomen op vooruitgaat. Dat geldt
zeker ook voor de lage inkomens. Dus per saldo vind ik het goed. U stelt de terechte
vraag om hier continu oog voor te houden, maar de laatste cijfers die ik over de btw
gezien heb, komen tot een andere uitkomst dan de cijfers die u heeft. U had daar net
een vraag over aan de Staatssecretaris. Met u wacht ik nieuwsgierig op het antwoord.
Maar ik houd mij wel even vast aan de cijfers die ik gezien heb. Nogmaals, dat zijn
geen modellen. Het zijn cijfers over wat er in de praktijk gebeurt. Dat vind ik wel
echt iets anders.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Dan wil ik toch tegen de heer Van Weyenberg zeggen dat het advies van het Centraal
Planbureau, dat Bouwstenen voor een moderne btw heet, een theoretische verhandeling
is en niet de modellen van de praktijk heeft genomen. En het zegt wel degelijk dat
de effectieve btw-druk bij de laagste inkomens hoger is. Maar men heeft gekeken naar
bestedingspatronen. Bestedingen voor de noodzakelijke spaghetti die op tafel moet
en de appels die je de kinderen meegeeft, zijn iets anders dan één keer per week uit
eten gaan, wat je kunt laten. En juist naar de noodzakelijke uitgaven is geen onderzoek
gedaan in relatie tot de btw. Dat vind ik zo erg.
De voorzitter:
Uw punt is helder.
Mevrouw Leijten (SP):
U zit hier te puzzelen over de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat er meer verzilvering
van ons belastingstelsel plaatsvindt, maar tegelijkertijd zadelt u juist die laagste
inkomens met een groot probleem op, namelijk die hogere btw. Het is de verkeerde volgorde.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik herhaal dat je in de sommen ziet dat naarmate mensen meer verdienen het aandeel
zelfs nog iets toeneemt, zoals met cultuur en uit eten gaan. Dat is overigens ook
prima, omdat het niet alleen leuk is maar ook goed is voor de mensen die daarmee hun
boterham kunnen verdienen, en dus ook voor bedrijven waar ook weer mensen werken.
Ik stelde volgens mij overigens een wat bredere vraag over de toekomst en waarover
wij het volgens mij met elkaar eens zijn, namelijk om dit mee te nemen. Net zo goed
als ik heb gevraagd wat er eigenlijk gebeurt binnen box 2. Ik zou vrijdag ook wel
van de Staatssecretaris willen horen wat zijn beeld is van wat er binnen box 2 gebeurt.
De voorzitter:
De heer Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Om duidelijk proberen te krijgen wat nou de politieke betekenis is van de opmerking
van de heer Van Weyenberg dat hij ook de verzilveringsproblematiek in de toekomst
op de agenda wil, het volgende. Ik had overigens ook die vraag over box 2 en volgens
mij komt box 3 ook op de agenda. Ik noemde de vereenvoudiging van toeslagen als een
van de zaken die belangrijk zijn. De verzilveringsproblemen heb ik vorig jaar al aan
de orde gesteld en heb ik ook in mijn bijdrage nu expliciet aan de orde gesteld. Het
punt is nu dat de kabinetsmaatregelen betekenen dat die verzilveringsproblematiek
eigenlijk alleen maar groter wordt. Dus wat is de politieke betekenis van de opmerking
van de heer Van Weyenberg dat de Staatssecretaris aandacht moet geven aan de verzilveringsproblemen?
Vraagt hij een toezegging om in de komende tijd echt na te denken over hoe we die
kunnen verminderen of ziet hij alleen maar het probleem en blijft het daarbij?
De heer Van Weyenberg (D66):
In de maatregelen die we nemen, hebben we al juist heel veel oog voor lagere inkomens.
We hebben ook maatregelen genomen die hoge inkomens raken. Ik kan mij het debat over
de wet-Hillen nog herinneren, overigens door uw partij gesteund maar door een aantal
andere van uw linkse vrienden tot mijn verbijstering niet. Op die manier moeten we
naar evenwicht zoeken. Nogmaals, ik vind het oprecht heel goed dat het totaalpakket
van dit kabinet leidt tot minder inkomensongelijkheid. Politiek mag u het als volgt
duiden. Wij hebben – zie ook de koopkracht – oog voor mensen met minder hoge inkomens.
Tegelijkertijd zie ik dat als je nadenkt over een echt toekomstig stelsel, een aantal
punten veel worden genoemd, zoals het punt van de toeslagen. Ik voeg daaraan – daarin
ben ik niet de enige, want mevrouw Leijten en u deden dat ook – heel bewust dit punt
toe als een van de zwaktes in het stelsel. Volgens mij vinden we elkaar.
De voorzitter:
De heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Als een van de collega's het woord «verbijsterd» gebruikt, word ik nog wakkerder dan
ik al ben. Kan de heer Van Weyenberg mij uitleggen waarom hij andere partijen verwijt
dat ze eigenlijk tot zijn verbijstering de afschaffing van de Wet-Hillen niet hebben
gewild, terwijl het de bedoeling was om de mensen te belonen die de schulden op hun
woning hadden afgelost? Waarom bent u verbijsterd over sommige partijen die zich,
anders dan u, zo opstellen? Dat begrijp ik niet.
De heer Van Weyenberg (D66):
Omdat het om te beginnen een maatregel is die de ongelijkheid doet afnemen. Er waren
partijen – dat geldt niet voor de partij van de heer Van Rooijen – die dit nog verdergaander
in hun verkiezingsprogramma hadden staan, maar dit voorstel niet hebben gesteund bij
de stemmingen. Dat heeft mij verbaasd, zeker als ik sommige van die partijen nu hoor
zeggen dat we meer moeten doen aan de inkomensongelijkheid.
De voorzitter:
De wet-Hillen was vorig jaar, hè. Dat was het Belastingplan van vorig jaar.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar het gaat nu even over de actuele verbijstering van de heer Van Weyenberg. De
aflosboete leverde structureel voor het houdbaarheidstekort 2 miljard op. En wat wil
nou? Dat uitgerekend D66, zij het niet in het verkiezingsprogramma maar wel bij de
doorrekening, zei: wij willen alsnog die wet-Hillen afschaffen. Dat leverde structureel
2 miljard op en daarmee kon de afschaffing van de dividendbelasting, waar u overigens
misschien niet zo'n voorstander van was maar wel voor tekende, gefinancierd worden.
Vindt u het redelijk dat mensen die hun hypotheek hebben afgelost en geen renteaftrek
meer hebben en die beloond zouden worden met vrijstelling van de bijtelling, alsnog
voor de langere termijn – het begint volgend jaar want per 1 januari zullen ze het
in de loonbelasting merken en zullen ze minder overhouden – moeten boeten voor de
destijds voorgestelde afschaffing van de dividendbelasting waarvoor u toen ook getekend
heeft?
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik zie ook de voorzitter naar mij kijken met een blik van: wilt u alstublieft niet
het hele debat over gaan doen? Ik vond het een gerechtvaardigde maatregel, nu mensen
allemaal hun hypotheek moeten aflossen. We nemen daar 30 jaar de tijd voor. En mijn
opmerking betrof slechts partijen die dat wél in hun programma hadden staan en vaak
nog verdergaand of sneller dan in het uiteindelijke regeerakkoord, maar die uiteindelijk
die maatregel in de Kamer niet hebben gesteund. Die opmerking was niet aan 50PLUS
gericht, want uw positie is buitengewoon helder.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dat brengt me bij het Belastingplan. De lasten op arbeid gaan
fors omlaag, en de inkomensongelijkheid neemt af. Je ziet aan de koopkracht dat dat
de komende paar jaar effect heeft. Ik heb sommigen horen zeggen, en ik begrijp dat
wel, dat wij vooral lastenverlichting naar voren halen. Dat is deels waar, maar dat
lijkt me niet iets om je voor te schamen. Want dat betekent dat mensen al over een
paar jaar elk jaar miljarden aan lastenverlichting krijgen die ze anders pas in 2045
zouden krijgen. Ik heb sommigen hier weleens horen zeggen dat je niet te veel naar
de structurele cijfers van de doorrekening moet kijken. Nou, hier ga je elk jaar zien
dat er een heel blok lastenverlichting via de inkomstenbelasting komt, die anders
pas veel en veel later zou zijn gekomen. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen
om vrijdag het totaalbedrag van die naar voren gehaalde lastenverlichting met ons
te delen. Het is namelijk 5 per miljard per jaar. In 2025 is het 5,7 miljard en in
2035 4 miljard. Als je dat allemaal optelt, wat is dan het totale bedrag aan lastenverlichting
die mensen nu eerder krijgen dan zonder dit kabinet? Volgens mij loopt dit zo op tot
60, 70 of misschien wel meer miljard.
Kan de Staatssecretaris dat even in perspectief plaatsen: de belastingen die mensen
nu niet hoeven te betalen, en die ze wel hadden moeten betalen via dat zogenoemde
basispad? Ik ben heel nieuwsgierig.
De voorzitter:
Eerst de heer Nijboer en dan de heer Snels.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik schrik hier een beetje van. De heer Van Weyenberg doet het nu voorkomen alsof de
belastingverlaging de komende jaren elk jaar 5 miljard zal zijn, en dat dat dus optelt
tot een bedrag van 50 of 60 miljard dat dit kabinet geeft. Dat is echt vele procenten
bbp, en dat heb ik echt helemaal nergens gezien. Ik zou ook niet weten waar je die
lastenverlichting, die anders was voorspeld en voorgespiegeld aan de mensen, vandaan
zou moeten halen, want de zorgkosten stijgen, de AOW-kosten stijgen enzovoorts. Dus
ik denk dat ik hem verkeerd heb begrepen. Dat hoop ik, want anders hebben we hier
een stevig debat.
De heer Van Weyenberg (D66):
Zeker. Ik heb de kritiek gelezen. Ik zag het ook terug in een aantal vragen die een
aantal partijen hebben gesteld: ja, maar het is lastenverlichting die anders ook in
2040 wel zou zijn gegeven. Maar als je die dus nu al aan de mensen geeft, dan profiteren
ze daar de komende jaren elk jaar weer van. En dat heeft waarde, elk jaar weer. Ik
ben wel nieuwsgierig naar wat de totale waarde is die je daarmee aan opgetelde lastenverlichting
geeft ten opzichte van het basispad. Volgens mij is dat een groot bedrag: niet wat
mensen elk jaar op elkaar gestapeld krijgen, maar als de totale waarde van die naar
voren gehaalde lastenverlichting.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben daar zo kritisch over, omdat het natuurlijk ook samenhangt met bijvoorbeeld
de annuïtaire hypotheeklasten. Mensen moeten hun huizen aflossen. Dus mijn kritiek
op het kabinet is dat het geld nu aan de mensen wordt gegeven, terwijl de rekening
na deze kabinetsperiode komt. En dat vind ik niet fair. In het vorige kabinet zijn
er moeilijke maatregelen genomen, zoals het verplicht annuïtair aflossen van huizen.
Dat merk je pas in 2030 of 2035 echt, want je hebt steeds minder renteaftrek. Maar
nu deelt het kabinet dat mooi uit. Dan zitten de komende kabinetten daar tot 2040
mee, en dan gaat de VVD zeggen dat de lastenverzwaring verder naar beneden moet. En
dat vind ik niet zo fraai. Dat siert deze coalitie niet. En dan te koop lopen met:
We gaan de lasten verlichten met 5 miljard, en als je het voor tien jaar optelt is
het zelfs 50 miljard! Dat is toch potsierlijk? Het siert D66 niet, dat altijd structurele
maatregelen neemt en zich daarop voorstaat. D66 zou daar veel bescheidener in moeten
zijn dan het nu is.
De heer Van Weyenberg (D66):
Volgens mij heeft u mij horen zeggen dat het naar voren halen is. Daar schaam ik mij
totaal niet voor. Het betreft inkomen dat mensen nu en in de komende jaren krijgen,
en wat ze anders niet hadden gekregen. En ik begrijp de link met de annuïtaire hypotheken
eerlijk gezegd niet helemaal, want we doen ook iets aan de maatregel die daartegenover
stond, namelijk de hypotheekrenteaftrek. Daar is niet iedereen in de coalitie even
enthousiast over als ik. Mevrouw Lodders was daar heel eerlijk over in haar eigen
bijdrage. Die gaat ook in 2023 terug naar het tarief van de eerste schijf, namelijk
naar 37%, dus volgens mij halen wij niet alleen het zoet, maar ook het zuur naar voren.
Maar per saldo leidt dat ertoe dat heel veel lastenverlichting veel eerder bij mensen
landt, wat volgens het basispad niet zou zijn gebeurd.
De voorzitter:
U bent klaar, dan komt de heer Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Het wordt een waanzinnig sommetje als wij die lastenverlichting per jaar gaan optellen
tot 50, 60, 70 miljard. Is de heer Van Weyenberg het met mij eens dat als de Staatssecretaris
zich laat verleiden om dit rare sommetje te maken, wij dan ook het sommetje maken
van wat de Vpb-verlaging jaarlijks gaat opleveren? Dan kom je ook al heel snel tot
10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80 miljard voor het grote bedrijfsleven. Dat lijkt mij
dan wel zo eerlijk.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat is volgens mij niet helemaal waar. Als je kijkt naar het saldo van de Vpb-bedragen
en de grondslagverdeling erbij pakt, gaan kleine bedrijven en grote bedrijven per
saldo ongeveer een half miljard per jaar minder belasting betalen. Dat is van andere
orde. De reden waarom ik deze opmerking maak, is dat het mij niet gaat over het structurele.
Ik denk ook graag structureel, net als de heer Snels en ook de heer Nijboer. Ik las
echter in het verslag nogal wat vragen van collega's die de indruk wekten dat lastenverlichting
niet echt is als je die naar voren haalt. Ik denk dat mensen het heel fijn vinden
als zij niet tot 2040 hoeven te wachten op een lastenverlichting die zij al vanaf
volgend jaar elk jaar krijgen. Dat punt wil ik maken, geen ander. Het is waar dat
je pas aan het eind van de kabinetsperiode op die 5,2 miljard zit, wat de heer Nijboer
net buiten de microfoon zei. Daarin heeft hij helemaal gelijk.
De voorzitter:
De heer Snels en dan de heer Van Rooijen.
De heer Snels (GroenLinks):
Het blijft natuurlijk waanzinnig, maar dat heeft iets te maken met de systematiek
die wij sinds een aantal jaren hanteren dat we de lastenverlichting en de tarieven
ook al in wetgeving zetten. Dan ga je schuiven tussen jaren heel ver in de toekomst
naar nu. Ik snap best dat de heer Van Weyenberg dat plaatje een beetje wil inkleuren.
Maar dan moet hij ook het andere plaatje inkleuren, namelijk dat er ook een lastenverzwaring
in het basispakket zit en dat uiteindelijk per saldo dit kabinet in 2019 niet de lasten
verlicht, maar per saldo verzwaart, met 100 miljoen volgens Financiën en 800 miljoen
volgens het CPB.
De voorzitter:
De heer Van Weyenberg, tot slot.
De heer Van Weyenberg (D66):
De jaren daarna is het iets anders, maar u heeft helemaal gelijk dat er ook een basispad
is. De lastenverlichting is het effect van het beleid. Daar staat inderdaad een lastenstijging
in het basispad tegenover, zeker in het eerste jaar. Daarbij heb ik overigens nog
wel een vraag, en laat ik die maar meteen nu stellen, want dit is ook het logische
moment. In hoeverre speelt daarin mee dat gelukkig op dit moment bijvoorbeeld ook
honderdduizenden extra mensen werk hebben in dit land? Dus in hoeverre zie je dat
in basispaden terug? Dat is geen beleidsmatige wijziging. Maar als in Nederland iedereen
ineens opslag krijgt, gaan we ook meer belasting betalen. Dat lijkt mij een basispadeffect
en geen beleidseffect. Misschien kan de Staatssecretaris dat nog iets meer inkleuren
voor mij.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik weet niet waarom de heer Van Weyenberg naar mij keek toen hij het over opslag had,
want ik als oudere krijg al tien jaar geen opslag.
De voorzitter:
Stelt u uw vraag.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Het sommetje van de heer Van Weyenberg volgend, vraag ik of hij ook erkent dat de
afschaffing van de dividendbelasting met 2 miljard in 40 jaar 80 miljard zou hebben
gekost. Daarmee had je heel lang de verhoging van de AOW-leeftijd kunnen terugdraaien.
Ik citeer nu de Miljoenennota...
De voorzitter:
Kunt u uw vraag stellen?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
... de antwoorden. Ik heb de vraag aan de heer Van Weyenberg of hij erkent wat hier
staat: «De structurele lastenverlichting vanaf 2042 ten opzichte van het basispad
is € 36 miljoen.» Op bladzijde 81 van de nota staat dat de structurele lastenverlichting
36 miljoen is ten opzichte van het basispad. Immers: «Structureel zijn de kosten van
het invoeren van het tweeschijvenstelsel hierdoor beperkt. In feite wordt de lastenverlichting»
– van 2042 – «naar voren gehaald». Structureel stelt het geen bal voor.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, zo zijn we weer waar ik begon. Dit was het vertrekpunt waarvan ik zei:
dat klopt. Maar dat doet er niets vanaf dat je nu tientallen jaren mensen 5 miljard
per jaar lastenverlichting geeft die zij anders niet hadden gehad. Ik begon zelf met
de bevestiging van het punt waar de heer Van Rooijen mij nu meent te hebben klemgereden.
Dat was gewoon de eerste zin die ik zelf uitsprak.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, houd het kort. Het reglement zegt dat interrupties kort en bondig
moeten.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik dacht dat het kort en bondig was, voorzitter, zeker als we het ook over klemrijden
hebben. Het gaat mij erom dat als wij in de Kamer een jaar lang tegen het kabinet
zeggen dat het niet 2 miljard per jaar over de balk moet gooien... Ik heb tegen Rutte
toen gezegd dat het in 50 jaar 100 miljard is. Hij begon een beetje te lachen, zo
van «rekenen kan ik ook wel». Maar dat is natuurlijk het punt. Als je de dividendbelasting
afschaft, ben je in 50 jaar 100 miljard kwijt, waar je heel veel andere dingen voor
kan doen. Dan moet je niet zeggen: ja, maar elk jaar is het dan toch... Het is over
de jaren gezien heel veel. Dat geldt ook voor de dividendbelasting. Toch steunde u
dat.
De heer Van Weyenberg (D66):
Nogmaals, bij de heroverweging heeft het kabinet besloten de dividendbelasting niet
af te schaffen. Het onderscheid dat ik probeer te maken is dat het hierbij heel erg
ging over iets wat structureel anders is dan de komende 30 jaar. Dat is het punt waar
ik aandacht voor vroeg.
Mevrouw Leijten (SP):
De belastingverlaging wordt heel erg verkocht met het argument dat het een compensatie
zou zijn voor belastingverhoging elders. Zou je dat volgens de heer Van Weyenberg
in het totaalplaatje moeten meenemen?
De heer Van Weyenberg (D66):
Je moet volgens mij altijd kijken naar wat er onder de streep overblijft. Ik heb het
hier over de netto lastenverlichting die je de komende jaren per saldo ziet en die
er structureel niet inzit, wat collega Van Rooijen netjes voorlas uit de antwoorden.
Daar ging het mij om.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb een beetje een déjà vu met D66 en dit soort duiding van begrotingen. Het is
altijd in het voordeel van D66 of van het beleid dat zij verdedigen. Zo zeiden ze
ook altijd: wij bezuinigen niet op zorg.
De voorzitter:
Stelt u uw vraag nu even kort en bondig. Er hoeft geen beschouwing bij.
Mevrouw Leijten (SP):
Zo zeiden ze ook altijd: wij bezuinigen niet op zorg, maar geven minder méér uit.
Maar mensen hebben toch echt wel gemerkt dat zij een hogere eigen bijdrage kregen
en een hoger eigen risico. Daarmee wordt de politiek behoorlijk ongeloofwaardig. Kan
de heer Van Weyenberg daar eens op ingaan?
De heer Van Weyenberg (D66):
Volgens mij zijn de zorguitgaven fors gestegen, maar los daarvan: het enige punt dat
ik wilde maken, is dat ik erken – en daar begon ik mee – dat een deel van de lastenverlichting
niet structureel is, maar een kwestie van naar voren halen. Waar ik het niet mee eens
ben, is dat het daarmee eigenlijk een soort waardeloze maatregel zou zijn. Dat zat
in een aantal van de vragen in het verslag. Ik vind dat dat onrecht doet aan al die
mensen die nu een fors lagere inkomstenbelasting krijgen de komende 30 jaar die zij
anders niet hadden gekregen. Niets meer, niks minder. Dat lijkt me een feit. Ik maak
daarmee helemaal niets mooier dan het is. Ik kleur in wat de komende jaren die lastenverlichting
voor mensen betekent. Ik erken daarbij dat het vooral een kwestie is van naar voren
halen, maar ook daar ben ik nog steeds erg blij mee, ja, dat klopt.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van Weyenberg (D66):
Waar het pakket ook toe leidt, is dat de marginale druk zo tussen € 20.000 en € 35.000
afneemt en ook dat wij ervoor zorgen dat wij evenwichtig omgaan met kostwinnersgezinnen
en tweeverdienersgezinnen. Dat is een punt waar ook stevig over is onderhandeld – dat
zal u allen niet verbazen – en waarover wij met deze vier partijen een heel mooi compromis
hebben gesloten, vind ik nog steeds. Overigens zie je die lagere marginale druk voor
de minstverdienende partner echt terug in alle antwoorden.
Laat ik overigens om te beginnen even mijn complimenten uitspreken voor alle medewerkers
van de Staatssecretaris, die niet alleen onze vragen op heel korte termijn hebben
beantwoord, maar die ons ook van een werkelijk indrukwekkend pakket aan wetsvoorstellen
hebben voorzien. Ik ben mij er buitengewoon van bewust dat het geen kaboutertjes zijn
die deze dingen hier op tafel laten verschijnen door één keer met hun vingers te knippen,
maar dat er heel veel bloed, zweet en ik hoop eigenlijk geen tranen achter vandaan
komen. Mijn waardering daarvoor is heel groot, niet alleen voor de Staatssecretaris,
maar ook voor al die mensen op het departement, want hier is heel hard aan gewerkt
en dat gaan we de komende week in het inderdaad moordende tempo van dit belastingplan
ook nog steeds van hen vragen. Maar daar is de waardering van mijn fractie groot voor.
Dan ga ik nog in op een aantal specifieke punten. Ik wilde iets vragen over de woningmarkt
en Airbnb. Eigenlijk stelde ook de heer Omtzigt vragen in hetzelfde kwadrant. Laat
ik me daar kortheidshalve bij aansluiten. Hoe gaan we nu om met iemand die bijvoorbeeld
nog een tuinhuisje verhuurt? Hebben we dat nu goed geregeld?
Over box 2 heb ik net in mijn inleiding al wat gezegd. Ik ben nieuwsgierig naar de
antwoorden.
Dat brengt me bij de sport en de sportvrijstelling. Daarover bereiken mij een aantal
vragen en zorgen uit de sportwereld. De eerste is het punt van de denksport. Onder
anderen collega Omtzigt had het daar al over. Het staat een beetje los van dit voorstel,
maar als er niet genoeg fysiek bewogen wordt, mocht het volgens het arrest niet meer
als sport tellen. Dus schaken, bridgen en dammen telde allemaal niet mee. Pokeren
ook niet, maar dat laat ik aan de heer Omtzigt over. De Staatssecretaris heeft toegezegd
nog eens te kijken of hij niet op een andere manier iets voor die sportverenigingen
kan doen. Ik ben erg nieuwsgierig wat daarvan nu de stand is.
Het tweede gaat over de sportvrijstelling en de mogelijke schade voor de sportsector.
Kan de Staatssecretaris bevestigen dat hij de sector als geheel een-op-een compenseert
via andere maatregelen? Ten tweede heb ik een vraag over de implementatie. Klopt het
dat landen zoals België, Frankrijk en Duitsland nu minder ver gaan in de implementatie?
Dat komt doordat – nu wordt het even technisch, maar dat past ook wel bij dit wetgevingsoverleg –
het niet bij artikel 11, lid 3 wordt ingevoegd, wat gaat over de eisen aan wat «winstbeogend»
is, maar volgens artikel 11, lid 4 niet per se nodig zou zijn voor de implementatie
of de uitvoering van de Europese uitspraak. Graag zou ik er heel specifiek een onderbouwing
van hebben waarom dat volgens het kabinet toch wel nodig is.
Voorzitter. Daarnaast zijn er vragen gesteld over de autobelastingen en de youngtimers,
en het risico dat, nu Duitsland strengere dieselregels krijgt, meer diesels naar Nederland
komen. Dat gebeurde al, maar er is een risico dat dat nog veel meer gaat gebeuren.
Nederland heeft tot nu toe een relatief klein aandeel dieselauto's. Wat mij betreft
willen we dat ook zo houden. Sterker nog, dat aandeel moet naar beneden. Welke maatregelen
neemt de Staatssecretaris om te voorkomen dat we een toestroom krijgen van dieselauto's
naar Nederland?
Wat elektrische auto's betreft ben ik het eens met iedereen die zegt: als we ooit
allemaal elektrisch rijden, ga je dat ook weer anders belasten. Dat is natuurlijk
ook het streven van dit kabinet: alleen nog maar nieuwverkopen van elektrische auto's,
maar daar zijn we nog niet aangeland. Tot dat moment zul je ook de elektrische auto
een steun in de rug moeten blijven geven. En dan heb je het natuurlijk hier over auto's
die echt alleen maar elektrisch rijden. Die worden dus niet toch maar gewoon volgetankt,
zoals in de praktijk gebeurde met de zakelijk geleasede Outlanders. Nee, dat is dan
net het voordeel van een 100% elektrische auto, zeg ik ook tegen collega Mulder van
de PVV: die kun je niet meer traditioneel tanken.
De ondersteuning voor de elektrische auto zullen we ook de komende jaren nog nodig
hebben, maar nu gaat inderdaad die Teslacap in. Een van de zorgen is natuurlijk dat
juist mensen die groter zakelijk rijden daardoor terug zouden gaan naar traditionele
brandstofauto's. Zou de Staatssecretaris nog iets kunnen zeggen over hoe het nu eigenlijk
zit met het aanbod van auto's voor dat soort klanten? Want we willen, denk ik, allemaal
niet dat mensen door deze maatregel teruggaan naar een misschien erg vervuilende BMW
VII. Nu is de Staatssecretaris er volgens mij van overtuigd dat dat ook niet het geval
is, maar ik wil hem vragen om daar echt nog aandacht aan te besteden, want dat zou
echt de verkeerde route zijn.
Dan hebben we ook nog de btw. Ik heb kennis genomen van de actie van de waterbedrijven,
die zeiden dat door die maatregel mensen geen kraanwater meer zouden gaan drinken.
Die maatregel heeft mij inderdaad wel een beetje verbaasd, als je bedenkt – ik heb
gewoon even zitten rekenen – dat mensen gemiddeld per dag volgens cijfers van de drinkwatersector
zelf, Waternet, 1,7 liter gebruiken om te drinken, inclusief koffie en thee. Laat
ik dat gewoon meenemen. Dat is 1,7 liter per dag. Ik zag dat Mathijs Bouman het alleen
over 0,7 liter had. Ik tel de koffie en de thee gewoon mee en dan wordt er per dag
per persoon 1,7 liter water gedronken. Dat betekent dat je als gemiddelde Nederlander,
die niet bestaat, 620 liter water per jaar drinkt via koffie, thee en water in je
Dopper.
Daarvoor betaal je op dit moment met de huidige prijzen bijvoorbeeld bij Vitens 37,23
cent per persoon per jaar. Dus wij drinken het hele jaar door water voor minder dan
40 cent. Dat is echt minder dan een flesje spa blauw op het station. Door die btw-verhoging
– ik heb het proberen uit te rekenen – kwam ik erop uit dat ik dan 1,1 cent per jaar
meer moet gaan betalen voor mijn drinkwater. Kan de Staatssecretaris dit cijfer bevestigen?
Daar komt nog bij dat wij het – ik zie mevrouw Leijten – heel belangrijk vinden dat
mensen zuinig zijn met dat water. Van het water dat in Nederland uit de kraan komt,
kunnen heel veel landen alleen maar dromen. Dat is gebaseerd op een intensief proces
en enige zuinigheid daarmee zou ik per saldo eenieder toewensen, maar dat terzijde.
De voorzitter:
Zodra de heer Van Weyenberg een som maakt, komen er interrupties. Mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb de denigrerende reactie van Matthijs Bouman bij Nieuwsuur ook gezien. Mensen
hebben natuurlijk veel meer water nodig en krijgen wel degelijk ook op al die andere
dagelijkse boodschappen een onvermijdelijke belastingverhoging voor hun kiezen, dus
ik zou daar niet zo over schamperen. Het gaat natuurlijk vooral om de tegengestelde
beweging. Aan de ene kant wordt bij VWS gepraat over een preventieakkoord. Daarbij
wordt gezegd dat er eigenlijk minder belasting geheven moet worden op de drankjes
die je niet dik maken, waaronder Spawater, Sourcy en al die flesjes. Die dragen weer
bij aan de plasticberg, maar laten we het daar dan maar eventjes niet over hebben.
Tegelijkertijd zit hier een Staatssecretaris van Financiën, verantwoordelijk voor
de belastingen, die zegt dat het gewone water wel zwaarder belast mag worden. Dat
steekt ze, dat steekt ze juist enorm. Dat gevoel vind ik een heel erg verklaarbaar
gevolg. Ik vind het een beetje pijnlijk om daar dan zo badinerend over te doen, wat
Matthijs Bouman ook deed.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik maak gewoon een sommetje. Ik maak een sommetje wat dit mensen gaat kosten. Ik denk
dat mensen die die reclame zien van die waterbedrijven, die daar overigens nog een
bak geld aan hebben uitgegeven, denken dat dit hen heel zwaar in de portemonnee gaat
raken en dat ze misschien maar moeten overstappen op een flesje water, want dat wordt
goedkoper. Dat is niet het geval en dat is het punt dat ik maak. Ik kom uit op 1,1
cent extra per persoon per jaar. Dat verbleekt overigens bij sommige eerdere maatregelen,
bijvoorbeeld toen Wouter Bos de belasting op leidingwater invoerde, die vier keer
zo hoog was als de btw. Dat is lang geleden, maar dat deed hij om een hele goede reden:
laten we zuinig zijn met water. Zoals hij zelf zei: consumptie belasten en daar de
directe belastingen mee verlagen is verstandig. Ik vond dat wijze woorden.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik denk er anders over dat je de directe belastingen moet verlagen en moet invullen
met indirecte belastingen omdat er bewezen welzijnseffecten zijn. Dat vergroot niet
alleen de inkomensverschillen, maar ook de gezondheidsverschillen en die zijn al extreem
groot in ons land. Maar u gaat niet in op mijn punt. Aan de ene kant zie je een overheid
die zegt: we gaan met een preventieakkoord proberen dat wat gezond is en waar mensen
niet dik van worden goedkoper te maken. Aan de andere kant zie je een Staatssecretaris
van Financiën die zegt: maar de belasting op water en gewone boodschappen gaan we
allemaal gewoon verhogen. Dat is toch tegengesteld aan elkaar?
De heer Van Weyenberg (D66):
Om te beginnen heb ik dat preventieakkoord en deze maatregel nog niet gezien, dus
die wacht ik eerst eens rustig af. Maar de basislijn is dat wat ze daar ook doen,
even los van wat ik daarvan vind – ik wacht de voorstellen van de Staatssecretaris
af – het beeld dat je daarmee wordt weggejaagd van kraanwater en dat je beter je Dopper
de deur uit kunt doen om flesjes Spa blauw te kopen, in ieder geval geen grond vindt
in de feiten. Daar sla ik op aan. Dat vond ik niet gelukkig aan die actie. Dat je
voor of tegen een btw-verhoging bent – mevrouw Leijten is daar heel duidelijk over –
respecteer ik. Maar het beeld werd hier geschetst dat daarmee gewoon drinkwater onbetaalbaar
werd. Dat was de sfeer, dat was de grote kop: dat wordt allemaal heel duur. Maar het
gaat om 1 cent per jaar voor water dat je drinkt. Dan pak ik een ander sommetje dan
Matthijs Bouman. Ik doe daar niet denigrerend over, maar ik vind het wel belangrijk
dat we het debat hier over de feiten hebben. Je mag breed over die btw-verhoging zeggen
dat je daar wel of niet voor bent. Alle respect, maar laten we hier wel gewoon bij
de feiten blijven.
De voorzitter:
Gaat u verder. We kijken uit naar uw volgende som.
De heer Van Weyenberg (D66):
Misschien moet ik de collega's wel teleurstellen.
Dat brengt mij bij de overige fiscale maatregelen. Daar zitten inderdaad – collega's
zeiden het al – nog een aantal maatregelen in die mijn fractie steunt. Het gaat inderdaad
over het toezicht op de motorrijtuigenbelasting via camera's. Ik heb de Staatssecretaris
nu horen zeggen dat dit puur wordt gebruikt voor de motorrijtuigenbelasting en niet
voor andere dingen. Ik vind het heel belangrijk dat de Staatssecretaris nog iets dieper
ingaat op hoe het proces met de Autoriteit Persoonsgegevens heeft plaatsgevonden.
Mijn fractie hecht buitengewoon veel waarde aan die toetsing door de autoriteit, juist
vanwege het borgen van de privacy. In dat verband het enige kleine zijstapje dat ik
me permitteer buiten het pakket van het Belastingplan, als u het mij toestaat. Hoe
staat het eigenlijk met de implementatie van de AVG door de Belastingdienst, nu we
het hebben over privacy?
Voorzitter. Dat brengt me bij het bedrijfslevenpakket. De 1,3 miljard, later werd
dat 1,9 miljard, die zou gaan naar buitenlandse aandeelhouders van toch met name een
aantal grote multinationals, slaat nu veel meer neer bij Nederlandse bedrijven. Kleine
bedrijven, ondernemers, grote bedrijven, bedrijven waar in Nederland meer dan zes miljoen
mensen werken in totaal. De marktsector heeft ongeveer zes miljoen banen. Dat vindt
mijn fractie slimmer.
Mevrouw Leijten (SP):
De marktsector heeft zes miljoen banen, maar daarmee gooit de heer Van Weyenberg wel
heel veel op één hoop. Gaat deze belastingverlaging naar iedereen in de marktsector?
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb al gecorrigeerd voor de zorgsector, die volgens de definitie bij de marktsector
hoort. Ik heb het gehad over het bedrijfsleven. In het pakket zitten maatregelen die
veel bedrijven positief kunnen raken. Bij die bedrijven werken mensen. Dat is mijn
punt. Ik heb niet iets anders betoogd. Als dat wel zo overkwam, dan was dat niet mijn
intentie.
Voorzitter. Ik vind het wel belangrijk om even te kijken wat er ten opzichte van het
regeerakkoord is gebeurd. Wat is er ten opzichte van het regeerakkoord gebeurd, waarin
1,4 miljard was gereserveerd voor de dividendbelasting? Dat wil ik de Staatssecretaris
vragen voor vrijdag. Ik heb heel veel aansluitingen gezien via de augustusbesluitvorming,
maar ik probeer gewoon even de aansluiting te maken tussen de bijna 1,4 miljard voor
de afschaffing van de dividendbelasting in het regeerakkoord en waar die 1,4 miljard
is gebleven vandaag. Wat ik dan zie, is dat die inderdaad is gegaan naar een verdere
verlaging van het hoge Vpb-tarief. Dat gaat niet naar 21%, maar naar 20,5%. Dat kost
ruim 300 miljoen. Verder is die wat mij betreft gegaan naar 100 miljoen voor woningbouwcorporaties
in augustus, naar 130 miljoen voor ondernemers in box 2, naar een lastenenveloppe
van 100 miljoen voor het mkb, naar een uitzondering voor pps'en van 30 miljoen, naar
het lage tarief extra verlagen naar 15% voor mkb'ers, naar 76 miljoen elk jaar weer
voor innovatie, naar 200 miljoen voor lagere werkgeverslasten op arbeid, en naar een
aantal kleinere maatregelen. En naar, inderdaad, een dekking van de raming voor de
minimum-CO2-prijs; eigenlijk gewoon een rekenfout bij de doorrekening van het regeerakkoord,
omdat er bij de inschatting van die effecten geen rekening was gehouden met het versneld
sluiten van de kolencentrales, wat mijn fractie overigens zeer verwelkomt.
Als ik daarnaar kijk, merk ik dat van die oorspronkelijke 1,4 miljard er dus heel
veel gaat naar het midden- en kleinbedrijf, naar lasten arbeid, naar de woningbouwcorporaties.
Overigens is dat laatste ook heel terecht, want dat zorgt er ook voor – ik zie collega
Nijboer al vrolijk rechtop gaan zitten – dat we ook daar iets doen voor de lasten
van ATAD.
Ik denk dat ik nu een punt zet, want de heer Nijboer wil volgens mij een vraag stellen.
De voorzitter:
Volgens mij is hier een interruptie uitgelokt.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik lees mijn stukken. Dan heb ik ze goed gelezen en dan doe ik ze weg, anders kom
je erin om. Ik wil de heer Van Weyenberg vragen of hij last heeft van een sommetjestekort.
We hebben een pakket stukken en analyses van het CPB en het ministerie. Daar staat
alles duidelijk in. Ook bij die 1,9 miljard en wat er wel naar de woningcorporaties
gaat en vooral wat er niet naar gaat, wat de PvdA betreft. Waarom wil de heer Van
Weyenberg nu allemaal nieuwe, eigenbedachte sommen van het kabinet? Wat wil hij daarmee
verbloemen? Wat wil hier daarmee niet duidelijk maken? Waarom gaat hij gewoon niet
voor zijn keuze staan: dat dit kabinet gewoon meer kiest voor de grote bedrijven dan
voor de mensen? Want dat is uiteindelijk wat dit kabinet doet. Ga daar gewoon voor
staan. Dat deed de heer Omtzigt in zijn inbreng. Die verschool zich ook niet achter
begrotingsregels of zo. Die zei gewoon: dit vinden wij gewoon. Waarom die sluier van
sommetjes?
De heer Van Weyenberg (D66):
Het feit is dat ik buitengewoon verheugd ben dat we nu een pakket hebben gekozen in
ruil voor die dividendbelasting, waarvan we overigens ook steeds hebben gezegd dat
we geen voorstander waren van de afschaffing ervan, maar waar we stonden voor onze
afspraken. Ik zit te kijken wat er ten opzichte van het regeerakkoord is veranderd.
Dat vind ik helemaal geen rare vraag, eerlijk gezegd. Wat is er nou ten opzichte van
het regeerakkoord veranderd? Dat leidt tot de opstelling die ik net had. Overigens
ben ik het volledig niet eens met de duiding van collega Nijboer, ik ben het volledig
niet eens. Mensen gaan er veel meer op vooruit dan het bedrijfsleven. Die Vpb-verlaging
wordt voor het overgrote deel opgebracht door grondslagverbreding, wat ik buitengewoon
verstandig vind. Ik zie dat van het oorspronkelijke bedrag voor de dividendbelasting
ook heel veel geld gaat naar kleinere bedrijven, naar woningbouwcorporaties, naar
lagere lasten op arbeid, naar innovatie. Dat vind ik verstandige keuzes. Ik sta voor
die keuzes. Sterker nog, ik vind dat een verstandig pakket.
De heer Nijboer (PvdA):
Dan toch over die 1,9 miljard voor de dividendbelasting. Dat was echt voor het vestigingsklimaat.
Dat woord is hier in het parlement denk ik het vaakst gevallen dit jaar. Als ik naar
studies kijk, zie ik dat een goed opgeleide bevolking, investeren in onderwijs, leefbare
steden, cultuur – D66: cultuur – belangrijk zijn voor het vestigingsklimaat. Heeft
u als fractie dat soort onderwerpen ingebracht in de besprekingen over die 1,9 miljard?
Heeft u gezegd: dat vinden we nog belangrijker dan allerhande fiscale maatregelen?
De heer Van Weyenberg (D66):
Wat ik wel of niet in de onderhandelingen doe, doe ik met mijn onderhandelingspartners.
Maar laat er geen misverstand over zijn, ik ben het volstrekt eens met de heer Nijboer
dat het vestigingsklimaat veel meer is dan alleen fiscaliteit, waar dit specifieke
pakket wel over gaat. Daarom ben ik ook hartstikke trots dat dit kabinet elk jaar
weer iets van 1,9 miljard investeert in onderwijs, onderzoek en innovatie, en dat
we eindelijk weer investeren in cultuur. Ik ben het helemaal met de heer Nijboer eens.
Ik weet dat hij dat net zo belangrijk vindt als mijn partij. Daarmee heeft hij helemaal
gelijk, het is veel breder. Dit is een fiscaal pakket, maar wat we bijvoorbeeld doen
met onderwijsinvesteringen is ook hartstikke goed voor het vestigingsklimaat, net
zoals het punt dat Nederland vanwege de ligging, het feit dat wij over het algemeen
goed Engels spreken en om veel meer redenen een buitengewoon aantrekkelijk land is
om je als bedrijf te vestigen. Dat is ook een van de redenen waarom ik «vestigingsklimaat»
een heel positief woord vind. We moeten zorgen dat we die aantrekkelijkheid ook houden.
De voorzitter:
U lijkt het eens te zijn, dus zou ik de heer Van Weyenberg...
De heer Nijboer (PvdA):
Als dit de conclusie wordt, moet ik nog een interruptie plegen!
De voorzitter:
Vooruit.
De heer Nijboer (PvdA):
Die 1,9 miljard was bestemd voor het vestigingsklimaat. De heer Omtzigt heeft naar
aanleiding van mijn interrupties gezegd: het is een politieke keuze waar ik het mee
eens ben, het waren niet de begrotingsregels die ertoe leidden. Wat ik niet begrijp,
is dat D66 niet heeft ingezet op meer geld voor onderwijs, meer geld voor steden,
meer geld voor cultuur, zaken die veel belangrijker zijn dan fiscaliteit en het vestigingsklimaat.
Daar had u ook de oppositie enthousiaster voor kunnen krijgen dan voor het nog verder
verlagen van de winstbelastingtarieven.
De heer Van Weyenberg (D66):
Er gaat geen dag voorbij of een D66'er denkt bij het opstaan: hoe kan ik nog wat meer
voor het onderwijs doen? In die zin dank voor de aansporing. De kern is dat we het
hier specifiek hadden over wat we aan de belastingkant deden. Nogmaals, ik ben trots
op wat er allemaal gebeurt op het gebied van onderwijs. Dit kabinet investeert veel
breder in de publieke sector, niet alleen in het onderwijs.
De voorzitter:
Gaat u verder. Om de interrupties wat te beperken zal ik zeggen dat we na u gaan pauzeren.
Misschien helpt dat.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb nog één vraag over de inkomstenbelasting. Die was ik net vergeten te stellen.
Ik heb het kabinet gevraagd hoe het staat met de fiscale behandeling van ib-ondernemers
versus dga's en werknemers als je kijkt naar de totale opbouw van kosten, het fiscale
speelveld. Die sommen heb ik nu voor 2019 gekregen; ik heb zelf de vraag niet goed
gesteld. Dank voor die sommen. Ik zag dat collega's soortgelijke vragen hadden gesteld
over de periode tot 2021. Maar ook daarna gebeurt er natuurlijk nog iets in de aftrektarieven.
Ik vroeg mij af of mijn vraag ook voor 2023 beantwoord kan worden. Dan zitten we namelijk
op de definitieve aftrekbaarheidspercentages. Die vraag zou ik dus graag nog willen
stellen. Ik ben nieuwsgierig hoe dan het beeld eruitziet.
Voorzitter. Dat brengt mij bij de vergroening. Daar zet dit kabinet stappen. Natuurlijk
komt er ook nog een klimaatakkoord aan. Daar zullen een heel aantal nadere aspecten
van vergroening vast nog weer een rol spelen. Ik heb in de kabinetsbrief gezien dat
er onder meer werd verwezen naar die vrijstelling. Collega Snels had het er al over,
ook over hoe we de komende jaren zorgen dat mensen de stap naar de elektrische auto
maken. Ik ben blij met de leasefiets als een instrument dat kan helpen. Ik heb wel
de vraag waarom is gekozen voor een bijtellingstarief van 7% en niet voor 4%.
Voorzitter. Over de vliegbelasting ben ik het met iedereen eens die zegt dat je dit
idealiter internationaal doet door eindelijk btw te gaan heffen op tickets en door
eindelijk kerosine te gaan belasten. Overigens vind ik dat we bij de zeescheepvaart
ook nog grote stappen kunnen zetten. Het regeerakkoord heeft eigenlijk een soort drietrap
gezet: wat doe je als dat niet lukt? Als eerste kom je op differentiatie in tarieven
terecht. De Staatssecretaris gaat een conferentie doen. Dat vind ik goed. Ik ga ervan
uit dat hij zich überhaupt zal blijven inspannen voor internationale afspraken hier.
Maar om de vliegbelasting op tijd in te voeren, moet waarschijnlijk wel ergens volgend
jaar een wetsvoorstel naar de Kamer. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven wanneer
we dat dan krijgen? Ook als dat er ligt, hoop ik dat hij zich nog steeds blijft inspannen
voor wat mij betreft het echte en meest effectieve element, namelijk eindelijk gewoon
btw op vliegtickets en eindelijk gewoon accijns op kerosine. Graag een reactie.
Wat betreft de zonnepalen als onroerende zaak voor de ozb sluit ik me graag aan bij
mevrouw Lodders. Ik had dezelfde vraag. Je kunt overigens hetzelfde debat voeren over
de zonneboilers. De heer Nijboer had daar een punt. Ik vind het in die zin wel echt
anders dan keukens en zo. In voorbereiding op dit debat kwam ik een artikel tegen
waarin mensen werd geprobeerd te verleiden om zonnepanelen te plaatsen. Een van de
dingen die dan werd verteld is: het is goed, want uw huis wordt meer waard. Maar het
slotzinnetje was: maar als de nieuwe koper het niet wil, kunt u ze er altijd af slopen.
Toen dacht ik: dat is toch wel de definitie van een «roerende zaak». Uit het artikel
in Binnenlands Bestuur krijg ik ook het beeld dat sommige gemeenten hier anders mee
omgaan dan andere. Hier zijn veel vragen over gesteld in gemeenteraden. Klopt het
dat er al gemeenten zijn die zonnepalen wel heel bewust buiten beschouwing laten,
maar andere niet? Graag zou ik daar iets meer duidelijkheid over krijgen.
Voorzitter. Tot slot de taxi's en de bpm. Ik steun de maatregel, die als het goed
is gaat bijdragen aan meer elektrisch vervoer, maar ik ben met anderen wel op zoek
of er met name voor het doelgroepenvervoer voldoende perspectief is om over te stappen
op bijvoorbeeld emissievrije busjes. Het moet op een manier gebeuren waarbij we het
zorgvervoer niet in de problemen brengen en het niet tot verschraling van vervoer
leidt. Veel collega's hebben daarnaar gevraagd, van de coalitie en de oppositie. Graag
zou ik daar meer informatie over krijgen, ook over hoe met name het Ministerie van
VWS dit wil gaan borgen.
Voorzitter. Rondom de kansspelen is vooral voor mij sprake van een heel groot verschil
tussen de Staatssecretaris, die eigenlijk aangeeft dat hij hier een beperkte impact
van verwacht, en de toch nogal alarmistische zorg van de Nederlandse Loterij, die
zegt dat dit het einde van de toto is. Die twee kan ik moeilijk bij mekaar brengen.
Nu kan het soms zijn dat een klein prijsverschil zorgt dat een heel product, in dit
geval toto, opeens niet meer rendabel is en dat ze daarom stoppen, maar op dit moment
heb ik er vooral vragen over. Ik vind namelijk het verschil groot tussen hoe het in
de stukken staat en de zorgen die leven. Ik vraag me af in hoeverre er echt veel contact
is geweest met deze organisaties, misschien ook nog recent sinds zij die zeer bezorgde
informatie hebben gedeeld. Ik ben nieuwsgierig of de Staatssecretaris ons daar wat
meer over wat kan zeggen vrijdag.
Heel specifiek vraagt deze inwoner van Den Haag in het bijzonder aandacht voor de
gevolgen voor Renbaan Duindigt. Dat zal u van mij misschien niet verbazen, voorzitter.
Ik weet dat deze baan het al gewoon heel zwaar heeft. Dat geldt ook voor de baan in
Wolvega, als ik het goed zeg, meneer Nijboer. Ik heb dus de vraag hoe dit zit en of
misschien de gesprekken van de afgelopen dagen tot meer eenduidige beelden hebben
geleid.
Rondom de KOR en de elektronische handel steun ik de richting, die ik een vereenvoudiging
vind. Misschien kan dit kleine ondernemers helpen.
Voorzitter. We gaan zo ATAD doen, maar ik heb wel alvast één vraag over de bronbelasting.
Ik zag dat een aantal collega's de vraag ook stelden. De vraag gaat over het feit
wat je als een «laagbelastend land» definieert. Ik ga daar veel diepere en veel gedetailleerdere
vragen over stellen, maar wat mij wel verbaast is het volgende. In de stukken die
bijvoorbeeld zijn gemaakt door de Studiegroep Duurzame Groei, materiaal voor heel
van de partijen als input voor de verkiezingsprogramma's en zo, is een low-tax jurisdiction
– «laagbelastend land» in goed Nederlands – nog gedefinieerd als een land met een
statutair tarief van onder de 10%.
Ik vraag mij dus af hoe zich dat nu verhoudt tot de keuze voor 7% en ook tot het punt
van de Staatssecretaris. Ik begrijp het zo dat hij zegt: ja, ik heb nu ook wel te
maken met Hongarije; dat heeft een Vpb-tarief van 9%, dus dat belemmert mij überhaupt
in wat ik zou kunnen. Mijn vraag is dan wel of dat specifiek voor Hongarije geldt,
of dat dat eigenlijk elke vorm van maatregelen onmogelijk zou maken. Maar ik ben in
deze fase, voordat ik zo meteen veel meer vragen over substance ga stellen, eigenlijk
vooral nieuwsgierig waarom de Staatssecretaris hier voor een percentage heeft gekozen
dat afwijkt van wat de ambtenaren bij Financiën in de studiegroep steeds zelf hebben
gebruikt. Dat begrijp ik niet. Misschien stel ik die vraag nu dus alvast, omdat die
wat breder gaat dan puur over ATAD.
Tot zover. Dank u.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we nu vijf minuten schorsen... U wilt iets langer de tijd? Dan schorsen
we tien minuten.
De vergadering wordt van 16.21 uur tot 16.33 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met een drietal noties. Daarna kom ik op het Belastingplan,
de vergroeningsmaatregelen en de maatregelen voor het bedrijfsleven. Dat is een beetje
de opzet.
Voorzitter. De eerste kenmerkende notie die ik zou willen delen, is dat het kabinet
multinationals boven mensen stelt. Door in dit Belastingplan 4 miljard uit te trekken
voor verlaging van de winstbelasting, door voor te gaan in de race naar de bodem in
Europa, door de btw te verhogen voor de gewone mensen, door ervoor te kiezen om de
hoge inkomens boven de lage te bevoordelen en door de kopers er meer op vooruit te
laten gaan dan de huurders maakt het kabinet wat de PvdA betreft de verkeerde en ook
oneerlijke, onevenwichtige keuzes in tijden van voorspoed. Dat is ook de achtergrond
waartegen de PvdA dit Belastingplan zal afwegen. Als deze hoofdkeuzes zo blijven bestaan,
is het wel moeilijk om van een sociaaldemocratische partij steun te verwachten. Dat
is mijn eerste opmerking vooraf.
Mijn tweede opmerking gaat over de begrotingsregels. Ik heb bij de regeling van werkzaamheden
inmiddels negen keer gevraagd om de Financiële Beschouwingen te heropenen. Dat is
niet voor niks. Dat heb ik ook nog nooit eerder gedaan. Dat is niet voor niks. Dat
is omdat ik vind dat als een kabinet een begroting indient en we de Financiële Beschouwingen
hebben gehad, en het kabinet nog geen 24 uur daarna eigenlijk de belangrijkste politieke
maatregel die daaronder lag intrekt – die ging over 1,9 miljard; het was een van de
grootste debatten van dit jaar in de Kamer – het hoort dat de Kamer daar ook tijdens
de Financiële Beschouwingen op terugkomt en daarover debatteert. Daarom heb ik daar
een paar keer om gevraagd, negen keer zelfs. Dat kreeg steun van de hele oppositie,
74 zetels. En daarom heb ik vandaag gevraagd om de Minister van Financiën erbij te
hebben. Ik vind namelijk dat wij een debat moeten voeren over de vraag of die 1,9 miljard
nou per se naar lastenverlichting hoort te gaan, of dat je daar ook andere prioriteiten
voor kunt hebben, zoals investeren in de zorg, betere beloning van leraren, werkdrukvermindering
in de collectieve sector, of studenten van wie de lening duurder wordt. Dat debat
kun je eigenlijk alleen bij de Financiële Beschouwingen voeren, want ik spreek nu
met de Staatssecretaris van Financiën, en ik vind het ons recht als Kamerlid om die
alternatieven bij amendement in te dienen – dat zal ik ook zeker doen – en daar een
debat over te voeren, ook met collega's. Dat wordt steeds onmogelijk gemaakt, en dat
is best ernstig.
Ik vind het dus ook niet goed dat de coalitie dat keer op keer heeft tegengehouden.
Ik doe dat nu maar zo veel mogelijk bij het Belastingplan. Het gaat nog niet eens
over het overnemen van alternatieve voorstellen van oppositiepartijen, maar alleen
al om het bieden van de mogelijkheid om dat te doen. Dat die mogelijkheid niet wordt
geboden, is echt ongepast in onze democratie. Ik wijs er ook nog maar eens op dat
het om een minderheid van 74 zetels gaat. De maximale minderheid wordt op grond van
procedures dus overstemd door de coalitie. Dat is een slechte zaak.
Voorzitter. De derde algemene notie sluit ook een beetje aan bij een opmerking die
mevrouw Leijten heeft gemaakt. Wat zie ik steeds gebeuren in het Belastingplan? Ik
denk dat dat het beste zo te benoemen is: er sluipt een vorm van achteloosheid in
sommige maatregelen en in sommige vormen van beleid. Ik zal straks een aantal voorbeelden
daarvan noemen. Dat leidt tot ellende en ook tot schrijnende situaties. De meest schrijnende
maatregel vind ik de Ziektewetmaatregel. Wij hebben gevraagd wat het betekent als
je in de Ziektewet komt met een inkomen van € 25.000. Dat betekent gewoon dat je voor
de regeling recht had op € 4.000 netto per jaar meer dan erna. Zo'n maatregel is in
deze tijden toch ongekend? Je kunt er wel allemaal techniek over bedenken, maar dit
kan toch niet zomaar passeren? Dat gaat over wonen. Er is woningnood in Nederland
en er wordt een brievenbusmaatregel genomen, ATAD, waar we straks verder over komen
te spreken. De rekening gaat naar de huurders. Dat is volgens de systematiek nou eenmaal
zo en we kunnen dat niet aanpassen.
Het gaat ook over verduurzaming. De heer Van Weyenberg heeft net sommetjes gemaakt
over de drinkwaterbelasting. Op zichzelf snap ik heus wel dat die btw-verhoging op
drinkwater het drinkwater niet onbetaalbaar maakt. Daar heeft de heer Van Weyenberg
gelijk in, maar als je zegt «wij willen verduurzaming; we zijn het groenste kabinet
ook» en als je tegelijkertijd drinkwater duurder maakt en flesjes water goedkoper
maakt, snapt niemand daar wat van. Het moet wel een beetje bij het beleid passen.
Als je het over verduurzaming hebt en als je de energieteruggave- of de energieverminderingsregeling,
die voor iedereen gelijk is, afschaft en zegt dat het inkomenspolitiek is om daar
wat aan te doen, maar als je verder geen voorstellen doet waaruit blijkt dat je de
laagste inkomens het meest ontziet, wat ben je dan aan het doen? Doe je dan niet heel
makkelijk een greep in de portemonnee van mensen?
En dan de studenten; ik had al aangekondigd dat ik vandaag wel wat over de begroting
zou zeggen. Je hebt een probleem in de begroting van Onderwijs en je maakt de studiefinanciering
maar even wat duurder door de rente te verhogen om dat probleem op te lossen. Dan
heb je geen oog voor de impact voor mensen. Ik vind dit achteloosheid en ik vind het
ook onverstandig om het zo te doen. In het Belastingplan zitten een aantal maatregelen
die hierop wijzen. Daar ga ik nu verder op in.
Voorzitter. Allereerst is een rechtvaardig belastingstelsel natuurlijk belangrijk
voor de PvdA: is de inkomenspolitiek een beetje redelijk? De PvdA is ervan overtuigd
dat dit Belastingplan Nederland ongelijker en oneerlijker maakt. Dat komt door de
tweetaks: de allerhoogste inkomens gaan straks een tarief onder de 50% betalen. Dat
komt ook door de btw-verhoging, waar dat onder andere mee betaald wordt. Dat maakt
het belastingstelsel minder nivellerend en minder progressief. Daar zijn wij geen
voorstander van. De vraag aan het kabinet is dus wat het nou zo nodig heeft gemaakt
om dat zo te doen. Is dat nou rechtvaardig?
Het tweede wat mij opviel en dat nu ruiterlijk wordt erkend, is dat het motto van
het kabinet ten aanzien van de fiscaliteit lijkt te zijn: eerst het zoet, dan het
zuur. Dat is echt een nieuw motto, dat ik nog niet eerder in de politiek heb gezien.
Alle belastingvoordelen worden naar voren gehaald, terwijl kabinetten daarna de belastingen
mogen verhogen. Structureel blijft er in 2042 van dit Belastingplan nog € 2 per Nederlander
over. Dat hangt een beetje af van de definitie die je gebruikt. De Staatssecretaris
zegt dit, maar volgens het CPB moeten ze zelfs iets meer betalen. Hoe verhoudt dat
zich tot de hoogconjunctuur waarin wij ons bevinden? Is dat nou de beste macro-economische
politiek die je met een Belastingplan kunt voeren? De werkloosheid daalt als een gek;
dat is hartstikke goed. De huizenprijzen stijgen enorm en dat leidt tot problemen.
Moet je dan, op dat moment, die forse lastenverlichting inzetten die je daarna, zoals
de heer Van Weyenberg ten volle erkende, weer moet inleveren? Is dat nou zo verstandig?
Voorzitter. Ik noemde de Ziektewet al even. Als mensen ziek worden, verwacht je dat
ze een arm onder de schouder krijgen en een steun in de rug. Ik vind dat er met deze
maatregel die technisch volgt uit «als je in de WW zit krijg je het ook niet» eerder
een klap in het gezicht en een trap in de rug wordt gegeven. 180.000 mensen gaan er
gemiddeld € 900 op achteruit en dat kan oplopen tot € 4.000 netto voor mensen die
€ 25.000 bruto verdienen. Ik snap niet hoe je het in je hoofd haalt om zoiets voor
te stellen. Er is ook geen overgangsregeling of niks bij. Ja, bestaande gevallen krijgen
het nog, maar verder zit er niks in. Mensen houden het niet voor mogelijk dat ze dat
voor de kiezen krijgen als ze zo'n technische bijzin zien. Is de Staatssecretaris
bereid om hierop terug te komen?
Dan kom ik op wonen. Ik kom nog te spreken over ATAD en de woningcorporaties, want
die zitten in een apart pakket. De PvdA-fractie heeft een amendement gemaakt om beleggers
zwaarder te belasten – voor derde huizen 10% overdrachtsbelasting – en om starters
te helpen. Beleggers nemen onze steden over en starters komen er niet tussen. Dat
amendement heb ik ingediend en ik hoop op een positieve reactie van de Staatssecretaris.
Want het zou goed zijn dat mensen die gewoon in onze steden willen wonen, voorrang
krijgen boven beleggers die onze steden overnemen en torenhoge huren vragen die mensen
niet kunnen betalen.
Over het verzilveren van de heffingskorting hebben collega's al het een en ander gezegd.
Hun zorgen deel ik zeer. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen of hij bereid is
tot het doen van een onderzoek naar de werking van de heffingskortingen, specifiek
in relatie tot de koopkrachtbesluitvorming in augustus. Want de indruk van de PvdA-fractie
is dat op die koopkrachtplaatjes wordt gestuurd en dat de algemene heffingskorting
daarom verhoogd. Dat is ook logisch en Kamer vraagt daar ook om. Maar bij de mensen
die het meest kwetsbaar zijn, komen die maatregelen niet terecht, want inmiddels kan
10%, 15% of 20% er geen gebruik van maken, afhankelijk van de regeling. We zijn hier
echt helemaal verkeerd bezig als we sturen op de koopkrachtplaatjes en daarom de heffingskorting
verhogen, maar de mensen die dit het meest nodig hebben, het niet krijgen. Dit is
geen gemakkelijke discussie. Is de Staatssecretaris bereid om echt in kaart te brengen
of wij dat goed aan het doen zijn met z'n allen?
Ik heb nog twee andere opmerkingen over het Belastingplan zelf. De eerste gaat over
de leenbijstand. De PvdA, vooral collega Groot, en ook de heer Omtzigt hebben daar
veel tijd aan besteed de afgelopen jaren. Het is goed dat de Staatssecretaris eindelijk
met een oplossing is gekomen.
En dan de fietsbelasting. Als «vereenvoudiging» een van de motto's van de Staatssecretaris
is, kun je aan de ene kant zeggen dat het nu eenvoudiger is dan het was. Maar je kunt
ook zeggen: was het nou niet veel eenvoudiger geweest om werkgevers gewoon toe te
staan om mensen een fiets te geven? Zo was het in het verleden ook en dan zonder bijtelling
van € 5 per maand, met 7% of 4% bijtelling, en ook zonder de vraag of het een fiets
is, drie wielen heeft of dat er elektrisch motortje op zit en hoe hard dat gaat. Dat
zit ook allemaal in die regeling. De Staatssecretaris zegt: precies. Ik zou zeggen:
geef toch gewoon die fiets want u wilt vergroenen! Wat is het dan toch voor flauwekul
om daar dan weer € 5 per maand bij te tellen? Graag krijg ik een reactie daarop?
Voorzitter. Ik kom op de vergroeningsmaatregel. Het is duidelijk dat mensen meer moeten
betalen. De belastingvermindering gaat eraf. Dat is voor iedereen hetzelfde. Het wordt
niet duidelijk hoe dat wordt gecompenseerd. Er wordt wel een theoretisch verhaal gehouden:
de belastingvermindering kan via de inkomstenbelasting worden gecompenseerd. Maar
als ik dan kijk naar de uitwerking van het totale pakket, zie ik dat de laagste inkomens
er het meest op achteruitgaan. Maar bij de ondernemers moeten we het nog maar zien.
Er zit wel wat in. Ere wie ere toekomt. Maar wie gaat die verduurzaming nou betalen?
Dat is de grote opgave straks. Daar zullen ondernemers toch ook een grote bijdrage
aan moeten leveren? Minister Wiebes heeft al gezegd dat de Staat dat niet allemaal
gaat compenseren. Dat is op zichzelf hoopvol. Maar de maatregelen zitten hier nog
niet in. Ik vraag de Staatssecretaris of dat wel zo gaat gebeuren. Erkent hij ook
dat, als we echt gaan vergroenen in de mate waarin het kabinet dat wil – dat wil de
PvdA ook en daarom steunt de PvdA dat – er nog een behoorlijke rekening voor ondernemers
aankomt? Die kan niet worden gecompenseerd, want anders is het geen rekening. Anders
moeten de mensen er weer voor opdraaien. Is de Staatssecretaris dat met mij eens?
Het derde punt ten aanzien van vergroening is de corporatiesector. Daar wordt heel
veel van verwacht. Dat is ook goed, want de huurders zitten in tochtige huizen, dus
daar moet in geïnvesteerd worden. Alleen het bedrag is veel te laag. Met 100 miljoen
kun je net iedereen een spaarlamp geven, maar daarmee kun je niet isoleren. Ik ben
heel veel bij woningcorporaties geweest, want ik ben ook woordvoerder wonen. Het loopt
echt in de tienduizenden euro's en dat is eerder een onderschatting dan een overschatting
van wat het kost om een woonhuis echt energiezuinig te maken. Hoe gaan ze dat redden
met die 100 miljoen van het kabinet?
Mijn tweede vraag is meer van technische aard. Het kabinet geeft die subsidie in een
combinatie van investeringsbedragen – en dat lijkt mij juist – en labelverhoging,
maar zijn die labels wel een goede maatstaf om dat op te enten? Daar is steeds meer
kritiek op. Ik heb mij er zelf laatst even in verdiept, nou poeh. Als je zegt dat
iemand bij twee of drie labelsprongen zoveel duizend euro krijgt, is dat dan de beste
basis om wetgeving op te baseren? Ik heb daar mijn twijfels bij, maar ik word graag
overtuigd door de Staatssecretaris dat dit het beste aangrijpingspunt is.
Dan de auto's, tot slot bij het blokje vergroening. Ik denk dat we daarin zijn doorgeschoten:
een Tesla met € 70.000 subsidie meegeven, net als andere auto's die vaak bij ondernemers
in de belastingsfeer zitten en die bijna geen belasting betalen. Autorijden blijft
wel vervuilend. Elektriciteit moet ook worden opgewekt. Ik vind het heel redelijk
als je auto rijdt, zeker als je een dikke auto rijdt, zoals wij in Groningen zeggen,
dat je daar wel een beetje belasting voor betaalt. De Staatssecretaris lijkt wat ontwijkend
en dat snap ik wel, want het is een mijnenveld, als je je daarin begeeft. Ik wens
hem daar sterkte mee, met die autobelastingen, maar er moet wel wat gebeuren, want
we zijn daar echt in doorgeschoten. Ik steun de lijn van collega Omtzigt om die excessen
eruit te halen. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Ik kom op het derde en laatste grote blok en dat gaat over werkgevers, ondernemers
en multinationals. De PvdA vindt het ronduit verwerpelijk dat Nederland vooroploopt
in de race naar de bodem met de winstbelastingtarieven. Vier miljard! Als je kijkt
naar wat er macro-economisch aan de hand is: de winsten van bedrijven zijn torenhoog,
zij zijn nog nooit zo hoog geweest in de geschiedenis. De lonen blijven achter. De
bijdragen van het bedrijfsleven nemen jaar op jaar af, als je structureel kijkt naar
de economie, behalve misschien dit jaar, omdat de Vpb meevalt. En wat doet het kabinet?
Vier miljard steken in lastenverlichting via de Vpb-verlaging. Dat vind ik echt een
slechte keuze.
Daar kan tegenin worden gebracht: we doen ook aan grondslagverbreding. Dat deed de
Staatssecretaris ook eerder, namelijk na het debat over de earnings-strippingbepaling,
en dat is ook waar. Maar ik vind de redenering zo slecht en zo onbegrijpelijk als
je belastingontwijking aanpakt, want dat is wat we doen. Jarenlang hebben bedrijven
veel te weinig betaalt. Nederland heeft daarin ook een schandalig grote rol gespeeld.
En dan pak je dat aan en dan zeg je: we pakken dat aan, want we willen die belastingontwijking
niet meer, maar we belonen jullie door minder belasting te hoeven betalen. Dat begrijp
ik gewoon niet.
Wat de PvdA betreft moet het evenwicht in wat mensen en bedrijven betalen worden hersteld.
En dan snap ik niet dat je die belastingontwijking aanpakt, en dat gelijk weer teruggeeft
aan bedrijven. Dat vind ik echt een verkeerde keuze. Wat de PvdA betreft kan het Vpb-tarief
zelfs naar 27%. We willen ze nog meer belasten en de bankbelasting moet omhoog, omdat
we vinden dat deze achterblijft. Dat je de opbrengst van het tegengaan van belastingontwijking
niet gebruikt, als je al lastenverlichting wil, om die aan mensen te geven, dat begrijpt
de PvdA niet. Waarom verdedigt de Staatssecretaris dat?
Een tweede opmerking over de ondernemingsbelasting. We waren verheugd dat de ontwijkingsroutes
die directeuren-grootaandeelhouders hadden, door het kabinet werden aangepakt, toen
er geld gevonden moest worden voor die ellendige afschaffing van de dividendbelasting.
Dat vond ik een goede maatregel. En nu komt de Staatssecretaris weer met een afzwakking
daarvan. Mevrouw Lodders van de VVD zit daar instemmend bij te knikken, maar die maatregel
wordt afgezwakt met een derde. Dat vind ik niet goed. En dat zou ik ook tegen de coalitie
willen zeggen. De VVD was aan boord; die ontwijking werd aangepakt, door eindeloos miljoenen
te lenen voor uitstel of afstel van belastingbetaling. Ik zou zeggen: houd die overeind.
Ik ben ook bereid om een amendement in te dienen om dat oorspronkelijke voorstel van
het kabinet weer in te dienen. Hoe staat de Staatssecretaris daar tegenover? Ik hoop
neutraal, dan kunnen we daar een Kamermeerderheid voor krijgen.
Het derde en laatste punt ten aanzien van ondernemingsbelastingen is de lastenverlichting
met 200 miljoen op arbeid. Daar is de hele Kamer wel voorstander van, mits dat niet
de spuigaten uitloopt. Als je het bedrijfsleven lastenverlichting geeft, had ik veel
liever gezien dat het was bij de inhuur van mensen, de werkgeverspremies of de arbeidsongeschiktheidspremies.
Doe dat aan die kant en niet bij die ellendige Vpb, want dat levert veel minder werkgelegenheid
op.
Maar is de Staatssecretaris bereid om die 200 miljoen die beschikbaar is in te zetten
om de afbouw in het lage-inkomensvoordeel geleidelijker te laten verlopen? Je ziet
nu dat mensen die loonsverhoging krijgen net moeilijker in dienst worden gehouden.
Bijvoorbeeld bij grote supermarkten en grote detailhandelsketens is dat echt een probleem.
Je zou dit bedrag kunnen aanwenden om dat op te lossen. Dat zou wat de PvdA betreft
ook qua omvang van het bedrag – laten we wel zijn, je kunt het ook in WW-premies stoppen,
maar met 200 miljoen schiet je niet vreselijk veel op in dit land – een goede aanwending
zijn. Is de Staatssecretaris bereid om daarnaar te kijken? Hij heeft even de tijd,
want ik geloof dat het pas per 2021 wordt ingezet.
Voorzitter. Tot slot. Wat de PvdA betreft is dit niet het belangrijkste punt. Daarom
heb ik er geen hoofdpunt van gemaakt, maar het is wel een illustratie van mijn vraag
of er sprake is van achteloosheid. Hoe gaat het kabinet om met fiscale maatregelen?
Ik heb het over de kansspelbelasting. Het effectieve tarief wordt van het ene op het
andere moment verzesvoudigd, zonder dat iemand dat heeft zien aankomen. De PvdA is
helemaal geen voorstander van het stimuleren van gokken. Die belasting mag ook best
wat omhoog. Het is helemaal niet wat de sociaaldemocratie voorstaat, maar het is wel
heel gek als je dat van de ene op de andere dag doet. Het effectieve tarief was 5%
en wordt 29%, bijvoorbeeld bij de Lotto en bij paardenraces. Wat is dat nou toch?
Hoe kan je dat nou in één keer op het bord van zo'n sector gooien? Moet je daar niet
veel preciezer en zorgvuldiger mee omgaan?
Dat is mijn oproep tot slot van mijn betoog: wees u bewust van wat de impact kan zijn
van fiscale maatregelen, of het nu gaat over het niet meer geven van zo'n IACK-korting
of over arbeidskorting voor mensen die in de ziektewet zitten. Zij gaan er al in inkomen
op achteruit. Ik kan het ook hebben over de kansspelbelasting, over de woningbouw
of over de ATAD-maatregel voor brievenbusfirma's. De enige mensen met een echte brievenbus
zijn mensen die in een huurhuis zitten. Die worden daardoor geraakt. Dat heeft echte
impact op mensen. Wees daar precies in en wees er in het vervolg zorgvuldiger in.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u. Dan geef ik het woord aan de heer Omtzigt voor een interruptie.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat laatste, namelijk dat de PvdA niet zo voor die kansspelen is, klonk me als muziek
in de oren. Het vorige kabinet, waar de PvdA in zat, heeft de Wet kansspelen op afstand
aangenomen. Daar volgt dit rechtstreeks uit. We hebben dus nu een voorstel dat er
eigenlijk in voorziet dat we kansspelen vanuit landen die vooral onlinecasino's hebben
hier moeten toestaan. Het rechtstreekse gevolg hiervan is dat we de bingo hier gelijk
moeten stellen aan de bingo uit Malta. Met terugwerkende kracht, was het wel zo verstandig
om hier die kansspelen op afstand zo enthousiast toe te staan?
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben voorstander van het wetsvoorstel kansspelen op afstand. Het toenmalige kabinet
– ik weet het nog goed, dat was Staatssecretaris Teeven – wilde een lager tarief voor
de onlinegokboeren, want anders zou iedereen illegaal gaan gokken. Daar heb ik me
met hand en tand tegen verzet, ook persoonlijk, want ik vond het echt niet verdedigbaar
om die Maltezers – precies waar u nu op doelt – voorrang te geven op Nederlandse kansspelaanbieders.
Maar het kabinet gaat nu met één pennenstreek precies de andere kant op. Voor die
onlineboeren is er een vrijstelling van € 449, € 454 of iets in die orde van grootte,
maar die wordt in één keer afgeschaft, omdat die wet is gemaakt. Dat is nooit bij
de behandeling van die kansspelen op afstand aan de orde geweest. Dat weet ik heel
zeker, want ik heb daar heel precies naar gekeken. Ik heb een hele strijd gevoerd,
eerst met Teeven, die dat echt niet wilde, en daarna met Staatssecretaris Dijkhoff,
die er wat soepeler in zat. Daardoor is die wet er ook door gekomen. Maar ik ben er
geen voorstander van om te zeggen: Europa heeft wat kritische vragen en daarom schaffen
we in één keer de vrijstelling af. Ik zou naar een oplossing zoeken. Als u echt een
oplossing wilt in het kansspeldomein, kunt u ook kijken naar 0,5%. Dan wordt het 29,5%.
Het is ook weleens 30,1% geweest. Dan houden we die vrijstelling, ook voor die onlinekansspelaanbieders.
Er zijn allemaal methodes om dat zorgvuldig te doen die onderzocht kunnen worden,
zonder dat de sector in één keer zo'n enorme schok wordt toegebracht.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Het klopt dat de heer Nijboer er toen voor gezorgd heeft dat die buitenlandse kansspelen
niet nog goedkoper werden dan die uit Nederland. Maar vindt de heer Nijboer het nog
steeds een goed idee om die buitenlandse kansspelaanbieders hier online toe te laten?
Want daar stemde hij wel voor. Als dat niet gebeurd was, zouden wij de problemen die
wij straks gaan krijgen met de buitenlandse aanbieders niet krijgen. Dan zouden wij
de belasting op de toto, die in deze Kamer geloof ik niet als het meest problematische
spel wordt gezien, niet omhoog hoeven te doen.
De heer Nijboer (PvdA):
Nee. Niet dat ik per se zo'n voorstander van online gokken ben, maar ik zie wel dat
het gebeurt. De PvdA-fractie heeft al jaren geleden gezegd dat het gereguleerd moet
worden. Ze zouden ook verplicht moeten afdragen aan goede doelen en belasting moeten
betalen. Dat moeten ze formeel nu ook, maar niemand doet dat. Dat levert geld op voor
het collectief. Wij zijn daar voorstander van. Maar ik vind niet dat door deze wetgeving
Nederlandse aanbieders, die altijd al netjes waren en al jarenlang actief zijn, zo'n
enorme rekening moeten krijgen. Ik bestrijd ook dat deze specifieke oplossing nodig
is. Ik vind het niet redelijk.
De voorzitter:
De heer Omtzigt, echt tot slot.
De heer Omtzigt (CDA):
Toch volgt dit wetsvoorstel rechtstreeks uit de behandeling in de Eerste Kamer, die
hierover een vraag stelde. Daar verwijst de Staatssecretaris ook naar in zijn antwoorden.
In de Eerste Kamer is de vraag gerezen of het moet. Het antwoord van de Staatssecretaris
is dat het moet. En dus verhogen we nu, als uitwerking van het wetsvoorstel kansspelen
op afstand, de belasting op de toto.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik bestrijd dat dit zo is. Er staat niet: je mag geen vrijstelling meer hanteren.
Er staat dat je het gelijk moet trekken. Je kunt ook een model bedenken met een wellicht
iets hoger tarief, een andere maatstaf voor het bruto spelresultaat. Ik heb hier destijds
helemaal mijn tanden in gezet en je houdt het niet voor mogelijk: er zijn zes basissen
om de kansspelbelasting op te heffen, zoals het prijzengeld, de brutowinstmarge of
een vrijstellingsbedrag. Eén methode moet je op beide toepassen, maar er is niet gezegd
dat het deze methode is en dat die deze uitwerking heeft. Ik vraag de Staatssecretaris
er dus veel preciezer naar te kijken, zodat de effecten evenwichtiger zijn.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we naar de heer Bruins.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik kan me het wetgevingsoverleg van precies een jaar geleden nog levendig
herinneren. Het was het eerste optreden van een kersvers lid van het kabinet, zijn
vuurdoop. Ook voor mij was het een vuurdoop, weliswaar niet als Kamerlid maar als
financieel woordvoerder. Ik zat op de uiterste stoel, precies tegenover waar ik nu
zit, tegenover een batterij zeer ervaren financieel woordvoerders. Ik zat aan te hikken
tegen een enorme meloen. Ik heb in deze zaal dat woord voor het eerst genoemd, het
is ook de enige keer dat ik het in een debat heb genoemd en ik heb het nu voor de
laatste keer genoemd. Wat dat betreft sluit voor de ChristenUnie hier het hoofdstuk
definitief.
Vele debatten hebben we sindsdien gevoerd, natuurlijk over de Belastingdienst, by
far de grootste klus voor de Staatssecretaris, maar ook talloze debatten over het
fiscale beleid zelf. Er was een memorabel debat over het afschaffen van de anomalie-Hillen,
waarvan collega Van Rooijen geen genoeg kon krijgen. Ook was er een debat over de
beleidsagenda van de Staatssecretaris en over eenverdieners, die nog steeds enorm
onder druk staan in ons belastingstelsel. Wel, er blijft nog genoeg werk over. We
hoeven wat dat betreft niet op onze lauweren te rusten.
Voorzitter. Dat brengt me als vanzelf bij het eerste punt dat ik wil benoemen, het
draagkrachtbeginsel. Belasting op inkomen hoort wat de ChristenUnie betreft te worden
geheven naar draagkracht. Dat beginsel is zeker het afgelopen decennium behoorlijk
ondergraven. Er worden door dit kabinet stapjes gezet in het Belastingplan om dit
beginsel in ere te herstellen. Dat is een zwaarbevochten en zeker ook gewaardeerd
compromis, zoals collega Van Weyenberg het al noemde, maar daarmee komen we nog niet
op het punt dat alle vormen van inkomen fiscaal gelijkwaardig worden behandeld.
Bij het «eenverdieners onder druk»-debat heb ik al de vinger gelegd bij het doorgeschoten
instrumentalisme in de inkomstenbelasting, gericht op enerzijds het vergroten van
de arbeidsparticipatie en anderzijds een evenwichtige koopkrachtontwikkeling, met
als resultante de zwaar opgepompte inkomensafhankelijke heffingskortingen. Er is in
totaal jaarlijks bijna 50 miljard euro mee gemoeid, die de grondslag enorm versmallen.
Hierdoor zeggen de nominaleschijftarieven, waar de heer Mulder zich in zijn bijdrage
zo enorm over opwond, eigenlijk steeds minder over de belasting die je werkelijk moet
betalen als belastingplichtige. Je kunt als eerzaam burger nauwelijks meer achterhalen
wat nu eigenlijk je gemiddelde belastingdruk en marginale belastingdruk zijn. De tarieven
zijn daardoor – daarin ga ik zeker met de heer Mulder mee – natuurlijk onnodig hoog.
In die context baart het steeds hogere basistarief, van inmiddels dik 37%, mij wel
degelijk zorgen. Mijn oproep aan de Staatssecretaris is dan ook dat hij de komende
jaren als een leeuw vecht om dit basistarief weer onder de 37% te laten zakken en
dat dus niet automatisch het basistarief in de inkomensbelasting wordt verhoogd als
bijvoorbeeld de zorgpremieontwikkeling weer eens meevalt. Dus als er op enig moment
ruimte ontstaat, benut deze dan alstublieft. Ik zie uit naar een reactie en nog meer
naar de inspanningen van de Staatssecretaris.
Terug naar de spanningsvolle relatie tussen economische doelmatigheid en rechtvaardigheid.
De Raad van State legt hier in zijn advies ook de vinger bij.
De heer Snels (GroenLinks):
Ik heb toch behoefte aan wat opheldering over de ziektekostenpremies en het tarief
in de eerste schijf. Vorig jaar bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik voor
dat punt al aandacht gevraagd, omdat dit volgens mij ook in een voetnoot van het regeerakkoord
staat. Ik ben het zeer eens met de zorgen van de heer Bruins, maar betekent zijn opmerking
dat, mochten de ziektekostenpremies meevallen, dan ook het toptarief wellicht weer
een klein beetje omhoog zou kunnen gaan?
De heer Bruins (ChristenUnie):
In Nederland zijn de lasten voor werknemers en voor werkgevers buitengewoon hoog en
is de wig buitengewoon groot. Het zou goed zijn voor Nederland als die wig weer kleiner
wordt. Dat betekent dat je zowel naar de eerste schijf als naar de tweede schijf moet
kijken. Wij willen de lasten voor burgers graag laag houden en dat geldt ook voor
het hogere tarief.
De heer Snels (GroenLinks):
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Dit gaat natuurlijk gewoon over het lastenkader,
over de begrotingsregels die door deze coalitie zijn vastgesteld. We hebben een vastgesteld
lastenkader en in die systematiek is het zo dat als de ziektekostenpremie meevalt,
het weer gezocht moet worden in andere lasten. Ik ben het met de heer Bruins eens
dat het vervelend en onterecht is dat dit bij voortduring gezocht lijkt te worden
in verhoging van het tarief in de eerste schijf. Maar als de heer Bruins dat laatste
niet wil, dan moet hij wel aangeven hoe het op een andere manier kan. Tenzij hij met
mij vindt dat we überhaupt moeten kijken naar aanpassing van het lastenkader. Als
dat laatste niet is wat hij zegt, kom je toch uit op een verhoging van het tarief
in de tweede schijf.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Laat ik dan in zoverre met de heer Snels meegaan door te zeggen dat alles beter is
dan het weer automatisch aanpassen van het basistarief, zoals dat tot nu toe inderdaad
een automatisme is.
De relatie tussen economische doelmatigheid en rechtvaardigheid. De Raad van State
heeft daarover in zijn advies geschreven en stelt dat het draagkrachtbeginsel onder
druk staat. De Raad van State noemt daarbij als voorbeelden de arbeidskorting en de
zelfstandigenaftrek, die elk op hun eigen wijze het draagkrachtbeginsel ondergraven
waardoor de doorwerking van aftrekposten op het toeslaginkomen nog eens wordt vergroot.
De reactie van het kabinet op deze kritiek is buitengewoon summier. Ik onderken dat
er voor het kabinet meer speelt dan alleen draagkracht, zoals ook economische doelmatigheid
en evenwichtige koopkrachtontwikkeling, maar bijvoorbeeld gelet op de grote verschillen
in belastingdruk bij hetzelfde brutoinkomen afhankelijk van hoe en in welke hoedanigheid
het inkomen is verkregen, verwacht ik een trefzekerder beschouwing van de staatsecretaris
dan die welke is gegeven in reactie op het advies van de Raad van State. Het kabinet
komt in relatie tot het draagkrachtbeginsel namelijk al snel te spreken over solidariteit
met lagere inkomens, maar dat is natuurlijk geen goede vertaling van het draagkrachtbeginsel.
Bij dit beginsel gaat het vooral om een gelijkwaardige fiscale behandeling van inkomen.
Als je met een schuin oog kijkt naar alle grafieken over gemiddelde belastingdruk
en marginale druk in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het
verslag, dan valt de fiscaal ongelijke bejegening van gelijke brutoinkomens wel heel
erg op. Zoals ik bij mijn interruptie op de heer Snels al zei, een werknemer zonder
aftrekposten begint bijvoorbeeld bij een inkomen van nog geen € 10.000 al inkomstenbelasting
te betalen terwijl de minst verdienende partner met een kind onder de 12 jaar die
zijn of haar brood verdient als zzp'er pas bij bijna € 40.000 de eerste euro's belasting
begint af te dragen. Dan heb ik hierbij nog niet eens de doorwerking op die genoemde
toeslagen meegenomen, want anders zou het beeld nog schever worden. Ik hoop toch dat
de Staatssecretaris in zijn termijn hier nog wat uitgebreider op wil ingaan en ook
op de vraag of dit een van de aandachtspunten is bij het formuleren van bouwstenen
voor de fiscale toekomst.
Voorzitter. Mijn hartstochtelijke woorden over het draagkrachtbeginsel nemen niet
weg dat er heel veel positiefs te melden valt over dit Belastingplan, zeker ook vanuit
draagkrachtperspectief. Ik denk aan de eerste stappen op weg naar het tweecijfertarief,
en ook aan de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek. En er zitten nog veel
meer verstandige maatregelen in de diverse wetsvoorstellen, die ik omwille van de
tijd nu even links laat liggen.
Maar één punt wil ik toch zeker even noemen: de vergroening en de vergroening van
het belastingstelsel. Die staan bij dit kabinet en bij mijn partij hoog in het vaandel.
En waar de lasten op inkomen fors omlaaggaan ten opzichte van het basispad, daar gaan
de milieubelastingen structureel met 2 miljard omhoog. In het kader van het klimaatakkoord
komt daar normaal gesproken nog wat bij, met name voor bedrijven. Ik hoop wel dat
het kabinet goed de draagkracht en de draaglast van de huishoudens met lage inkomens
in de gaten houdt, en niet te snel denkt: we lossen het wel op via generieke instrumenten
als toeslagen of de algemene heffingskorting. Dan komen we namelijk bij het probleem
waar ik in het begin over sprak. Over vergroening in het kader van de energietransitie
komen we op een later tijdstip vast nog uitgebreid te spreken.
Voorzitter. Ik kom op het pakket belastingmaatregelen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Allereerst wil ik de Staatssecretaris en zijn ambtenaren bedanken voor de vakkundige
en vaak ook zeer uitgebreide antwoorden, die in ieder geval op vragen van mijn fractie
in korte tijd zijn geleverd. Daar was ik bij dit wetsvoorstel misschien nog wel het
meeste van onder de indruk: de beantwoording van die vragen.
Het heroverwegingspakket is reeds in de plenaire zaal besproken, en toen constateerde
mijn fractie al dat het Nederlandse bedrijfsleven er in het oorspronkelijke regeerakkoord
wat bekaaid vanaf was gekomen. Terwijl de publieke sector op forse investeringen kan
rekenen, oplopend tot 6,5 miljard in 2021, de lasten voor burgers ten opzichte van
het basispad fors worden verlicht, en gezinnen daar bovenop via de diverse kindregelingen
1 miljard extra per jaar tegemoet kunnen zien, zouden voor bedrijven aanvankelijk
de lasten zelfs licht omhoog gaan, zo stelde het CPB vast, om over de lastenontwikkeling
inclusief het basispad nog maar te zwijgen.
Begrijp me goed: bedrijven zijn niet zielig. Als hun aandeel in de belastingopbrengsten
weer wat zou stijgen, zou dat, gelet op de achterliggende decennia, niet meer dan
gepast zijn, dus in zoverre kan ik ver mee met de heren Snels en Nijboer. Dat neemt
niet weg dat het kabinet met dit pakket aan maatregelen meer balans aanbrengt tussen
de publieke sector, burgers en bedrijven ten opzichte van het oorspronkelijke regeerakkoord.
En in plaats van dat het geld naar het buitenland stroomt ten faveure van enkele buitenlandse
overheden, en multinationals en hun beleggers, profiteert nu heel ondernemend Nederland,
zoals collega Van Weyenberg al uitgebreid duidelijk maakte in zijn opsomming.
De Staatssecretaris heeft het allemaal netjes op een rijtje gezet. Natuurlijk profiteren
van het heroverwegingspakket vooral de bedrijven met rechtspersoonlijkheid en de dga's.
Maar via de verlaging van de werkgeverslasten profiteren toch ook wel de bedrijven
zonder rechtspersoonlijkheid. Figuur 5 op pagina 42 van de nota naar aanleiding van
het verslag, met daarin de gemiddelde belasting- en premiedruk voor en na de maatregelen
van dit belastingpakket, laat mooi zien dat per saldo werknemers, ib-ondernemers en
dga's iets naar elkaar toe kruipen in de gemiddelde belastingdruk. Dat is mooi. Tegelijkertijd
past de vraag hoe de Staatssecretaris ervoor wil en kan zorgen dat die diverse lijnen
nog dichter bij elkaar komen te liggen. Want zolang de verschillen in belastingdruk
tussen bijvoorbeeld werknemers en zelfstandigen groot zijn, is het risico van fiscaal
gedreven ondernemerschap natuurlijk groot. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen
aan? En heeft hij daarover in het kader van de zzp-aanpak al overleg gehad met zijn
collega van Sociale Zaken?
Met de verlaging van de werkgeverslasten zijn wij overigens heel blij. Wat mij betreft
had er nog forser aan die knop gedraaid mogen worden, want ik noemde het al: de werkgeverslasten
en de wig zijn in Nederland relatief hoog. Maar goed, het is in ieder geval winst.
De invulling staat nog niet vast, en de ChristenUniefractie zou het mooi vinden als
de werkgeverslasten voor vaste contracten nog verder omlaaggaan dan nu budgetneutraal
wordt voorgesteld in het wetsvoorstel arbeidsmarkt in balans. Ik neem aan dat de Staatssecretaris
ook enthousiast wordt van deze gedachtegang, al gaat zijn collega van Sociale Zaken
erover.
Hetzelfde geldt voor de aanwending van de nog niet ingevulde mkb-miljoenen – 100 miljoen,
meen ik – waarmee zo nodig bijvoorbeeld het collectiviseren van de loondoorbetaling
bij ziekte in het tweede jaar voor kleinere bedrijven zou kunnen worden gefikst. Graag
een reactie.
Voorzitter. Ik kom op een kleine, maar fijne maatregel in het heroverwegingspakket:
de Wbso-impuls, die al even werd genoemd door collega Van Weyenberg. De tweede schijf
van deze S&O-afdrachtvermindering gaat vanaf 2020 van 14% naar 16%. Dat is goed nieuws
voor alle bedrijven die het doen van onderzoek hoog in het vaandel hebben staan: bedrijven
waar we trots op kunnen zijn, die we nodig hebben en die we dus ook moeten koesteren.
Nu wil het geval dat de huidige regeling een onderuitputting kent van 107 miljoen.
Dit geld blijft beschikbaar binnen de Wbso, die nu geëvalueerd wordt. Na de evaluatie
zouden we gaan kijken hoe we deze middelen kunnen aanwenden. Maar nu het percentage
in de tweede schijf structureel omhooggaat naar 16% in 2020, lijkt het de ChristenUniefractie
wel zo logisch om deze maatregel niet pas per 2020, maar gewoon per 1 januari aanstaande
te laten ingaan. Het is een incidentele onderuitputting, daar kun je dus geen structurele
uitgave van doen. Vandaar mijn eenvoudige en naar ik hoop doeltreffende pleidooi om
de afgesproken verhoging een jaar eerder door de voeren. Ik ben voornemens daarover
een motie in te dienen, maar dat doe ik bij de begroting Economische Zaken aangezien
de discussie daar primair thuishoort. Ook zal ik daar de suggestie doen om de Wbso
uit te breiden naar de derde o, onderzoek, ontwikkeling en ook technisch onderwijs,
omdat ik vind dat dat ook hoort bij fiscale stimulering van innovatie. De Minister
van Onderwijs was enthousiast daarover en heeft toegezegd dit te willen bespreken
met de Staatssecretaris van Financiën. Ik hoor graag een eerste reactie van de Staatssecretaris.
Voorzitter. Ik ben bijna aan het eind. Nog één punt, en dat is durfkapitaal. Wat wij
missen in ons land, is het stimuleren van durfkapitaal. De collega's hebben het ook
al genoemd. Wij willen allemaal een bloeiende start-up- en scale-uppraktijk. Dat vraagt
veel inspanningen van veel partijen. Onder andere vraagt dat strategisch innovatiebeleid.
Dat vraagt dat de overheid nu eens serieus haar rol als launching customer oppakt,
maar ook dat de overheid faciliterend optreedt in de vorm van bijdragen aan aanloopfinanciering,
aan fiscale faciliteiten voor durfkapitaal van private partijen. Aan dat laatste schort
het nou net. Graag had ik deze fiscale stimulering teruggezien in het pakket maatregelen
voor het bedrijfsleven dat nu voorligt. Ik begrijp dat het allemaal lastig is voor
de Belastingdienst, maar hier laten wij kansen liggen. Bovendien draagt een dergelijke
fiscale ondersteuning niet alleen bij aan de zo noodzakelijk funding van start-ups.
Durfkapitalisten komen immers niet alleen met hun geld, maar ook met hun netwerken,
hun ervaring en hun kennis.
In het verleden hadden wij de Tante Agaathregeling. Onder die regeling kon een extern
persoon aan een starter een bedrag van maximaal € 50.000 fiscaal uitlenen. In het
VK hebben ze de sizeregeling, ook een heffingskorting voor investeerders in groeiondernemingen.
Die regeling stuit hier op praktische bezwaren, te weten uitvoeringsproblemen. Maar
om crowdfunding en durfkapitaal te bevorderen en om het investeren in start-ups in
de beginfase aantrekkelijker te maken, is het toch kleine moeite om weer iets slims
in elkaar te timmeren. Dus waarom zouden we na een Tante Agaathregeling niet een Ome
Mennoregeling introduceren, een slimme uitvoerbare Ome Mennoregeling voor investeerders
en om start-ups in het leven te kunnen roepen? Is de Staatssecretaris bereid om in
overleg met zijn collega van Economische Zaken tot een voorstel voor zo'n fiscale
stimulans voor durfkapitaal te komen? Ik laat de naamgeving verder natuurlijk wel
bij de Staatssecretaris.
Voorzitter. Het belastingpakket is zo uitgebreid dat het veel tijd zou kosten om alle
voorgestelde maatregelen te noemen. Dus wat de andere onderwerpen betreft, zoals box
2, de kleineondernemersregeling, de fiscale stimulering van elektrische auto's, sport-btw-vrijstelling,
zonnepanelen als roerende goederen en dergelijke sluit ik aan bij de vragen van de
collega's.
De voorzitter:
De heer Nijboer nog voor een interruptie.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ken de ChristenUnie als een partij die altijd heel precies kijkt naar de uitwerking
van maatregelen. Ik vroeg mij af hoe de heer Bruins de beantwoording van het kabinet
heeft gelezen over de impact die de versobering van de Ziektewet, de arbeidskorting
en de algemene inkomensafhankelijke combinatiekorting op die mensen heeft. Heeft u
daar ook zorgen over? De heer Omtzigt sprak daar ook over.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik begrijp de zorgen van de heer Nijboer. Tegelijkertijd is er ook een andere onrechtvaardigheid.
Die is dat mensen die ziek in de WW, de WIA of de Wajong zitten, ook geen gebruik
kunnen maken van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het is in die zin ook
wel kiezen tussen twee kwaden. Dat is een onrechtvaardigheid die ik ook niet zou willen
laten voortbestaan. In die zin kan ik mij wel in de maatregel van het kabinet vinden.
De heer Nijboer (PvdA):
Dat stelt me wel een beetje teleur. De heer Omtzigt heeft precieze vragen gesteld,
en eigenlijk legt u zich er nu al bij neer. Ik zie best dat het moeilijk verdedigbaar
is dat je iets niet krijgt als je in de WW zit, maar wel krijgt als je in de Ziektewet
zit. Overigens, als je in de Ziektewet zit en nog in dienst bent van een baas, krijg
je het ook. Dan houd je het gewoon. «Je zit in de Zietewet», zegt de heer Omtzigt
nu. Maar je bent wel ziek, en dat is wat er voor mensen toe doet. Dan maakt het contract
heel veel uit voor de vraag hoeveel je fiscaal ook krijgt. Ik vind het dus echt een
serieus probleem, omdat het om zo veel geld gaat. Ik wil daar niet lichtvaardig overheen
stappen. Ik zou ook wel willen onderzoeken wat het betekent als je dat ook zou krijgen
als je in de WW zit. Als je een hoog inkomen hebt, krijg je het niet eens meer. Dat
wordt afgeschaft door het kabinet. Als je een ton verdient, krijg je al geen arbeidskorting
meer. Het gaat juist om inkomens van € 20.000, € 30.000 of € 40.000. Ik overdrijf
niet: duizenden euro's per jaar. Die worden dan ziek. Wilt u daar toch niet eens wat
serieuzer op doorvragen?
De heer Bruins (ChristenUnie):
Mensen gaan er niet op achteruit, want het gaat alleen om nieuwe gevallen per 2020,
zeg ik uit mijn hoofd. Maar als de heer Nijboer dat zo graag wil repareren, stel ik
voor dat wij ook de zieke partner van de eenverdiener gaan repareren, die niet alleen
geen uitkering krijgt, maar binnenkort ook geen algemene heffingskorting meer. Dan
stel ik voor dat de heer Nijboer ook daarvoor met een reparatievoorstel gaat komen.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan wij verder naar de heer Van Raan.
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Wij willen twee punten inbrengen. Ik begin met de internationale
race naar de bodem op het gebied van belastingen en dan kom ik bij het kopje klimaat
en fiscale vergroening. Daarna zijn er nog wat punten die wij naar voren willen brengen.
De afschaffing van de dividendbelasting gaat niet door, maar de vennootschapsbelasting
is wel fors extra verlaagd. Een van de doelstellingen van het Belastingplan is de
belastingontwijking tegen te gaan. Ik geloof dat de Staatssecretaris dat ook echt
wil doen. Maar waarom neemt het kabinet dan tegelijkertijd maatregelen die belastingontwijking
weer aantrekkelijker maken of gemakkelijker? Oxfam Novib noemt Nederland een belangrijke
aanjager van de internationale race to the bottom. In die aanjaagfunctie heeft Nederland
sinds de jaren tachtig de Nederlandse vennootschapsbelasting stapsgewijs van 48% naar
20,5% verlaagd. Het is juist deze lagere vennootschapsbelasting die door organisaties
als Oxfam en Tax Justice wordt gezien als een van de belangrijkste drijvende krachten
achter de belastingontwijking. Onderschrijft de Staatssecretaris de conclusie dat
dit een risico is en zo nee, waarom niet?
Dan natuurlijk ook meteen de vraag waarom Nederland wel de aanjager is als het gaat
om deze internationale race naar de bodem op belastinggebied, maar een afstopper,
dwarsligger en meestribbelaar als het gaat om klimaatbeleid. Voorbeeld: een veel te
lage wettelijke CO2-minimumprijs. Dat vind nu ook DNB overigens. De heer Wiebes noemt het plan van CE-Delft
over de vergoeding van externe kosten van de CO2-uitstoot wel het ei van Columbus, maar doet er doodleuk niks mee, omdat hij het te
moeilijk vindt. Ik vraag dat te meer daar deze belastingvoordelen vaak significant
lijken bij te dragen aan het onverantwoord ontginnen van fossiele grondstoffen of
delfstoffen. Denk aan Trafigura of de Rio Tinto Mali Diamond Company, die geloof ik
in IJsselstein haar activiteiten ontplooit. Belastingontwijking met klimaatontwrichting.
Dat is het slechtste van twee werelden.
Nederland houdt toch een beetje een het collectieve actieprobleem zelf in stand, waarbij
iedereen naar elkaar gaat zitten kijken en wacht tot de ander gaat bewegen. Nederland
is daarmee ook een van de grootste freeriders van Europa. Anders zou het niet onderaan
bungelen in de duurzame lijstjes. Een voorbeeld daarvan is de effectieve energiebelasting
voor de grote vervuilers. Die is lager dan in de omliggende landen. Daarover later
meer.
Het is volgend jaar tien jaar geleden dat Obama net na zijn aantreden als president
van Amerika Nederland als tax haven bestempelde. We zien wel dat de staatsecretaris
zijn best doet om paal en perk te stellen aan de belastingontwijkingsmogelijkheden
die de Nederlandse verzorgingsstaat heeft opgebouwd, maar ondertussen dwingt de coalitie
hem tot het verder verlagen van de vennootschapsbelasting. Daar zit een enorme discrepantie.
Graag een reactie van de Staatssecretaris.
In het verlengde of afgeleide daarvan het volgende, ook naar aanleiding van de vragen
die onder andere de heer Omtzigt stelde over de balansverkleining van de ING. Heel
scherpe vragen, wil ik hem zeggen. Fijn dat de Staatssecretaris aangeeft dat een bank
die zijn jaarrekening herziet, ook zijn aangifte moet herzien. ING heeft publiekelijk
in 2017 zijn balans bijgesteld over 2014 en 2015. Ze hebben ook aangegeven daar geen
belasting over te gaan betalen. Hun accountant, Ernst & Young, zei echt wel een jaar
eerder in een brief dat ze die aanpassing hadden moeten doen. Nu heeft de heer Omtzigt
dat allemaal al heel goed uitgelegd en toegelicht, maar de ontbrekende vraag, die
toch nog even gesteld moet worden, is: wilt u deze informatie ook doorgeven aan de
Belastingdienst en de inspecteur? Dat zouden wij zeer op prijs stellen.
Voorzitter. Dan over het Belastingplan als geheel. We moeten vaststellen dat dit Belastingplan
een 3°C-plan is, vooralsnog. Wat bedoel ik daarmee? Het is een plan dat de 3°C-temperatuurstijging
waar IPCC voor waarschuwt bij business as usual, grotendeels in stand houdt. Het 3°C-temperatuurscenario
is desastreus, zoals wij allemaal weten. Nu gaat het kabinet wel allerlei dingen doen,
dat heeft het ook aangekondigd, maar vooralsnog is het een 3°C-plan. Dat zouden we
graag bevestigd krijgen. Althans liefst horen we een ontkenning, dat het een 1,5°C-plan
is, maar vooralsnog is het gewoon een 3°C-plan. Het zou goed zijn als we dat met zijn
allen vaststellen. Het zou ook goed zijn als de Staatssecretaris dat vaststelt. Er
gebeurt natuurlijk wel iets om de stijging van de temperatuur tegen te gaan. De afvalstoffenheffing
gaat wat omhoog en in de eerste schijf van de energiebelasting wordt gas duurder en
elektriciteit goedkoper. Maar daar houdt het wel mee op. En nogmaals, er komen nog
allerlei maatregelen als we het kabinet mogen geloven, maar vooralsnog is dit een
3°C-begroting, een 3°C-Belastingplan. Goed als dat wordt vastgesteld.
Voorzitter. De degressieve structuur van de energiebelasting wordt gewoon in stand
gehouden. Daar is al veel over gezegd. Dat is niet direct een prikkel om te gaan verminderen.
Met andere woorden: het is eigenlijk in tegenspraak met «de vervuiler betaalt». Ook
daarvan heeft uw voorganger weleens gezegd: als we dat te snel aanpassen, kan Tata
Steel de deuren wel sluiten. Nou, misschien is dat ook wel het geval. Dat weten we
niet, wie zal het zeggen, maar het gaat er wel om dat het in tegenspraak is met «de
vervuiler betaalt». Het zou ook goed zijn als we dat vaststellen. Wat vindt de Staatssecretaris
van de constatering van wederom het accountantskantoor Ernst & Young «dat de energiebelasting
dankzij haar degressieve karakter innovatie in de weg zit»? Ernst & Young schrijft
hierover dat in de energiebelasting «nagenoeg voor elke grootverbruiker een serieuze
prikkel om te innoveren ontbreekt». Dat moet toch te denken geven.
In de fiscale beleidsagenda van mei gaf de Staatssecretaris aan dat de energiebelasting
beter in balans wordt gebracht, omdat er veranderingen in de eerste schijf van de
energiebelasting hebben plaatsgevonden. Dan gaat het om het zwaarder belasten van
gas en het minder belasten van elektriciteit. Maar is het nu juist dat die degressieve
structuur wordt aangepast, zo vraag ik nogmaals. Bestaat het gevaar dat, omdat de
kleinverbruiker door het degressieve karakter van de energiebelasting relatief meer
belasting betaalt, er weerstand kan ontstaan tegen de vergroeningsmaatregelen bij
de burger? Deze weerstand etaleerde zich bijvoorbeeld ook al in de verlaging van de
heffingskorting, wat in onze ogen overigens een inkomenspolitieke maatregel is en
niet zozeer een vergroeningsmaatregel. Is de Staatssecretaris het met dat laatste
eens?
Wat vindt de Staatssecretaris van de volgende maatregel om dat draagvlak te vergroten?
Compenseer lage inkomens voor de eventueel stijgende energierekening met een opslag
– en nou komt-ie – op de zorgtoeslag. Waarom halen we nou net de zorgtoeslag erbij?
Omdat het hele systeem voor die zorgtoeslag al helemaal is ingeregeld en precies aangeeft
wat nou die lage inkomens zijn. Daar heb je dus een systeem dat werkt, dat opereert,
waar je niet allerlei nieuwe zaken voor hoeft uit te vinden, maar waar je gewoon kan
zeggen: als je zorgtoeslag krijgt, heb je wellicht ook recht op die toeslag op je
energierekening. Dat zou een hoop kunnen betekenen, een hoop kunnen doen om het draagvlak
te vergroten. Zo liggen er wellicht nog andere quick wins om de burger te ontzien
en fiscaal te vergroenen. Graag een reactie daarop.
Dan nog even de verschuiving van output naar input als het gaat om de energiebelasting.
Er is veel te aandacht voor de verschuiving van de outputbelasting naar inputbelasting.
Nog even voor de kijkers thuis: dat betekent niet zozeer het eindproduct belasten,
maar de schadelijke productiewijze belasten en de niet-schadelijke productiewijze
niet of minder belasten. Daar hamert het PBL ook al jarenlang op. Wanneer zien we
dat de Staatssecretaris daar serieus mee aan de slag gaat? Misschien hebben wij het
gemist; dat zou kunnen. Dan hoor ik het ook graag.
Nog twee plannen die nu toch wel heel erg pregnant worden, ook in dat 3°C-scenario,
in de belastingplannen. Begin oktober stopte DNB het klimaatrisico in een stresstest
voor de financiële sector. Paniek! Er is gewoon paniek uitgebroken. De conclusie was
kraakhelder: het uitstellen van klimaatbeleid vergroot het risico op een plotselinge
en destructieve transitie. Dat moeten we niet hebben. U weet er waarschijnlijk alles
wat er dan gebeurt. De heer Swank van De Nederlandsche Bank gaf vorige week al een
voorzet: verhoog die prijs nou naar € 50. CE Delft kwam ook met een plan om de CO2-uitstoot te beprijzen en die negatieve gevolgen te voorkomen. Het is interessant
dat Minister Wiebes, uw voorganger op uw post, dat het ei van Columbus noemde. Dat
was de vergoeding externe kosten, nog even los van die € 50, wat de CO2-prijs moet worden. Hij noemde dat het ei van Columbus, maar vervolgens zei hij: maar
ik ga het niet doen. Dat is toch heel bijzonder. Graag een reflectie daarop.
In het kader van de fiscale vergroening zijn er natuurlijk nog meer slagen te maken,
bijvoorbeeld groente en fruit naar 0% btw, maar het kabinet maakt dat juist duurder.
Het kabinet zou zich inzetten voor de eiwittransitie. Nog even voor de collega's die
niet bij de begrotingsbehandelingen van Landbouw en Onderwijs waren: een transitie
weg van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten. Dat is goed voor mens en dier,
goed voor het klimaat en gunstig voor de Nederlandse tuinders. Linzen, bonen, peulvruchten,
maar ook andere klassieke groente als doperwten, boerenkool en spruitjes zijn een
uitstekende bron van plantaardige eiwitten. Belast dat wat schaadt, ontlast dat wat
goed is; het btw-tarief op groente naar 0%. Volgens de Partij voor de Dieren mag je
het in het kader van de aangepaste btw-richtlijn – daar komen we nu op – een tarief
van 0% hanteren voor bepaalde goederen of een verlaagd tarief inrichten dat uitkomt
tussen de nul en vijf. Kan de Staatssecretaris een quickscan laten doen in hoeverre
het technisch en juridisch uitvoerbaar is om groente of fruit onder een nultarief
of een zeer laag tarief te laten vallen?
We hebben het al eerder over gehad en omwille van de tijd zullen we dat hier kort
herhalen: dat geldt ook voor de btw diergeneeskundige hulp. Ja, daar was-ie weer.
Ik hoor een «o ja», dus daar is-ie weer. Dat kan nu technisch, dus laten we dat vooral
doen. De regering heeft binnenkort in de EU alle vrijheid om dat te doen.
Dan nog twee zaken, sorry, drie zaken. Het sociale karakter van de vlaktaks ontgaat
ons een beetje. Wij hebben daar vragen over gesteld en daar zijn ook antwoorden op
gekomen. Nogmaals dank voor al die antwoorden. Helemaal top dat die antwoorden gekomen
zijn! Maar wil de Staatssecretaris, gezien zijn reactie, toch nog een verduidelijking
van de antwoorden geven waarom de marginale druk voor iemand die € 40.000 verdient
precies hetzelfde is als voor iemand met € 68.000? Wij snappen dat het een vlaktaksbeweging
is, maar het sociale missen we. Ik hoop niet dat u nu gaat vertellen: ja, dat komt
door al die regeltjes die we daar allemaal omheen hebben. Ik zie de Staatssecretaris
knikken dat er een heel duidelijk antwoord over het sociale karakter komt.
Dan nog even over de dividendbelasting. We zijn met name geïnteresseerd... In de inbreng
over de Wet bedrijfsleven 2019 kwam naar voren dat het afschaffen van de dividendbelasting
werd geraamd op een structurele derving van 1,9 miljard en dat het niet doorgaan van
de afschaffing leidt tot het wegvallen van deze geraamde derving. Nou vragen we ons
af waarom in het regeerakkoord nog werd uitgegaan van een structurele derving van
1,4 miljard. Dat verschil, die 500 miljoen, werd immers alleen maar door een tijdelijk
fenomeen, namelijk hoogconjunctuur, veroorzaakt. Nu is het wel zo dat als de dividendbelasting
in de toekomst lager zal zijn, deze tegenvallende inkomsten in de staatsschuld zullen
lopen – even aannemend dat dit correct is. Ik zie geknik, dus dat klopt. Het lijkt
wel alsof het duurder worden van de afschaffing, waar een paar maanden geleden dus
nog zo veel over te doen was, in retrospectief toch een soort blessing in disguise
geweest, want wat toen een budgettair probleem leek biedt nu de mogelijkheid om structureel
jaarlijks een half miljard extra aan het bedrijfsleven uit te geven. Graag een reflectie
op die constatering. Dus: incidenteel wordt gebruikt voor structureel. Waar dat heen
gaat, kun je ook nog van mening verschillen, maar dat moeten we niet hebben, volgens
mij.
Dan tot slot nog twee laatste punten. We hadden deze zomer een kleine discussie over
de landbouwvrijstelling en waar die thuis zou horen. De Staatssecretaris zei dat die
bij de begroting Landbouw zou komen. Maar goed, het gaat eigenlijk gewoon om de Wet
inkomstenbelasting. Dus in wezen vinden wij dat die onder de verantwoordelijkheid
van de Staatssecretaris moet vallen. Denkt hij daar inmiddels ook zo over?
Tot slot. Er is al wat gezegd over de heffing op diesels in Duitsland en de dreiging
van de diesels uit het oosten, zeker omdat dat grotendeels allemaal sjoemeldiesels
betreft, heb ik begrepen. Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de Staatssecretaris
daarop.
Voorzitter, afsluitend. We hebben te maken met een driegradenbelastingplan. Dat is
niet best. Het zou fijn zijn als we in ieder geval beginnen met erkennen dat dat het
geval is.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. De heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, dank u wel. Rechts van u en links voor de kijkers zitten de SGP-fractie
en de 50PLUS-fractie. Ik denk dat deze combinatie in de nieuwe Eerste Kamer nog weleens
van belang kan zijn voor dit kabinet. Maar dat terzijde. Ik wil de Staatssecretaris
en via de Staatssecretaris de ambtenaren erkentelijk zijn voor het monnikenwerk dat
ze hebben verricht om zeven wetsontwerpen op te stellen en bovendien in extreem korte
tijd ook alle antwoorden te geven.
Ik wil over de hervormingsbrief van 15 oktober eigenlijk maar één zin uit de antwoorden
halen. Daarin stond dat het kabinet niet doof was voor de zorgen uit de samenleving.
Dat sloeg op de inhoud van het pakket van 15 oktober. Ik had niet het gevoel dat daar
de zorgen van de samenleving werden gedeeld, maar alleen de zorgen van de vier fracties
die met elkaar nog moesten kwartetten hoe ze de 2 miljard moesten verdelen.
Voorzitter. Dan kom ik op de tegenbegroting van 50PLUS, waarvan de premier aan het
slot van de Algemene Beschouwingen zei dat hij daarvoor, zoals voor elke tegenbegroting,
respect heeft. Hij heeft het zelf ook een keer gedaan. Hij vertelde ook nog dat wij,
hij en ik, contact hebben gehad over de inhoud van de tegenbegroting. Ik wil daar
het volgende even nu over zeggen. Wij zijn de enige fractie die een eigen tegenbegroting
heeft gemaakt. Links heeft wel een begroting gemaakt, maar deed dat met z'n drieën.
Ik ben overigens heel blij met de steun die de SP gaf aan onze tegenbegroting, want
zij heeft voor onze tegenbegroting gestemd. De begroting is doorgerekend door het
Centraal Planbureau. Wij hebben van het overschot van 8 miljard een heel bescheiden
kleine miljard aangewend ter dekking om het overschot iets kleiner te maken. Wij hebben
keuzes gemaakt in de tegenbegroting.
Ik wil nu even op amendementen ingaan die wij vanochtend hebben ingediend en die ik
hier en jullie allemaal ook voor ons hebben.
Wij bevriezen de AOW-leeftijd zo snel mogelijk op 66 jaar. Wij verhogen het wettelijk
minimumloon en alle daaraan gekoppelde uitkeringen met 3%, waaronder dus ook de AOW
en de bijstand. Dat zijn maatregelen met een groot sociaal dividend, waar Nederland
naar snakt. Ons land is rijk genoeg voor deze keuzes. Het is niet het verkiezingsprogramma
van 50PLUS, want u weet allemaal dat we er dan 65 jaar van gemaakt zouden hebben.
50PLUS doet dus weer eens een paar uiterst redelijke voorstellen.
In het derde amendement stellen we voor om de belasting op leidingwater helemaal te
schrappen. 50PLUS heeft ingezien dat het terugdraaien van de fiscale hervorming van
het kabinet niet in het belang van Nederland is en ook niet in het belang van onze
kiezers. Maar de btw-verhoging hakt er wel stevig in en dat vraagt in een fiscaal
hervormingsjaar om een extra generieke compensatie. De keuzes is bij ons gevallen
op de BoL, waarbij de belastingheffing op leidingwater wordt afgeschaft.
Voorzitter. Het eerste amendement betreft dus de verhoging van de AOW, het minimumloon
en de bijstand met 3%. Die wordt gedekt door de 30%-regeling en de afschaffing van
het lage-inkomensvoordeel. Het tweede amendement, dat de AOW-leeftijd op 66 jaar brengt
en ook de koppeling van de pensioengerechtigde leeftijd aan de ontwikkeling van de
levensverwachting schrapt, voorziet in een dekking door het ongedaan maken van de
voorgestelde verlaging van de tarieven van de vennootschapsbelasting voor de komende
jaren. Op lange termijn geeft dat dus nog veel meer dekking dan voorlopig 4 miljard.
Voorzitter. Vandaag is al aan de orde geweest dat er eerder, in 2016, een lastenverlichting
was van 5 miljard en dat er nu, in het nieuwe Belastingplan, een is van 6,5 miljard.
Dat is een kolossaal bedrag van bijna 12 miljard waarvoor toch – dat is hier ook gedeeld
met elkaar – geen belastinghervorming tot stand gekomen is en eigenlijk ook niet de
door velen beoogde werkgelegenheidseffecten zijn bereikt. Dat is helaas een constatering
waaraan ik nog moet toevoegen – dat hebben we vandaag ook gedeeld – dat er in het
plan voor volgend jaar een lastenverzwaring zit van 800 miljoen volgens het planbureau
en vrijwel nul volgens Financiën. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat er een onderzoek
komt naar de definitie van «lastenverhogingen» en «lastenverzwaringen»? Want ik kan
aan de burger – die verwacht dat van mij, die zegt «hij heeft ervoor doorgeleerd» –
niet uitleggen hoe het kan dat er volgens het planbureau 800 miljoen verzwaring is
en volgens Financiën nul. Dat gaat niet om kleinigheden.
Voorzitter. Dan een heel principieel punt, namelijk de regeling dat niet alleen voor
de hypotheekrenteaftrek maar voor alle of althans bijna alle aftrekposten het lage
tarief, zeg maar het basistarief, wordt gebruikt in plaats van dat je afhankelijk
van in welk tarief je valt ook de aftrekpost krijgt tegen het tarief waartegen je
inkomsten worden belast. Ik waardeer het bijzonder dat collega Bruins het draagkrachtbeginsel
nog eens nadrukkelijk als beginsel aan de orde stelt. Ik doe dat ook regelmatig. Het
draagkrachtbeginsel betekent natuurlijk toch eigenlijk dat je inkomstenbelasting heft
over het belastbaar inkomen. Dat is een saldobegrip. Ik heb dat ook bij de vragen
aan de orde gesteld. Daar wordt een beetje overheen gelopen. Het betekent namelijk
dat je inkomsten en aftrekposten tegen hetzelfde tarief moet belasten. Het gaat niet
aan om als je in het hoge tarief zit, de inkomsten tegen het hoge tarief te belasten
en de aftrekposten in de toekomst dan tegen het lage tarief. Dat heeft grote inkomenseffecten,
dat is duidelijk. Maar dat was ook de bedoeling. Als ik naar de motivering vraag waarom
de aftrekposten tegen het lage tarief zijn, wordt gezegd: ja, maar daar staat tegenover
dat er een belastingverlaging is, een generieke voor iedereen.
Dat is niet het goede antwoord. De vraag is of het terecht is dat je in een draagkrachtbeginsel
met een progressief tarief met twee schijven de inkomsten eventueel tegen het hoge
tarief belast maar de aftrekposten tegen het lage. Dat is een principiële keuze die
gemaakt wordt. Die kun je niet goedmaken door toevallig in het jaar waarin je de keuze
wilt doorzetten als wetgever te zeggen: maar er is ook een algemene lastenverlichting
die dat als een goedmaker afdekt, om het zo te zeggen. Dat is volgens mij onjuist.
Je kunt de vraag of je aftrekposten tegen een ander tarief belast dan het tarief waartegen
de inkomsten worden belast, daarmee niet afdoen. Het argument dat dan waarschijnlijk
gebruikt wordt – «ja maar wij voeren een vlaktaks in», suggererend dat er eigenlijk
maar één tarief is en dat het dan logisch is dat je de aftrekposten tegen dat ene
tarief belast – is natuurlijk een beetje een bochtige redenering. Er is niet een vlaktaks,
er is niet één schijf. Er zijn twee schijven en bij die twee schijven hoort dat je
inkomsten en aftrekposten tegen hetzelfde schijftarief belast waarmee de belastingplichtige
te maken heeft.
Voorzitter. Er is een tweede principieel punt hierbij. Eén: draagkracht, aftrekposten
tegen hetzelfde tarief als de inkomsten. Twee: een nieuw fenomeen dat geleidelijk
aan al ontstaan is, maar dat nu heftige vormen aanneemt, is de afbouw van heffingskortingen,
met name de arbeidskorting. Deze korting is overigens inmiddels voor de laagste inkomens
al € 5.600 netto. Deze wordt al afgebouwd bij € 40.000 naar € 1.300 en bij € 60.000,
€ 70.000 naar 0. De afbouw van de arbeidskorting is zo dramatisch en zo nivellerend
dat je je kunt afvragen of je nog wel met schijftarieven te maken hebt. Ik zou eerder
willen spreken van schijntarieven. De twee tarieven die we dadelijk krijgen zeggen
niets meer over de werkelijke belastingdruk en zeggen niets meer over de werkelijke
marginale druk. Dat wordt nog versterkt door niet alleen de afbouw van met name de
arbeidskorting, maar ook door de afbouw van toeslagen. Bij de toeslagen hebben we
uiteraard ook een afbouw. Dus je hebt steeds meer afbouw en steeds meer inkomensafhankelijke
regelingen en tegemoetkomingen. Het zicht daarop, het totaaleffect, is totaal verdwenen.
Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of hij in kaart kan brengen – dat zal niet voor
volgende week lukken, maar die vragen zijn ook door andere collega's gesteld – of
het mogelijk is om, ook voor nieuw beleid, het volgende veel beter in beeld te krijgen.
Wat zijn de officiële progressieve tarieven, dadelijk twee? Wat zijn de effecten van
de afbouw van kortingen, met name van de arbeidskorting? Wat zijn de effecten van
de toeslagen, die uiteraard ook inkomensafhankelijk snel dalen? Kunnen we die drie
systemen in één overzicht en in één onderzoek brengen? Je weet dan voor nieuw beleid
wat de gevolgen zijn als je aan een van die drie knoppen draait. Je kunt niet zeggen
«als je iets aan de schijftarieven doet, is dat prima» als je niet precies weet wat
er vervolgens bij de kortingen en bij de toeslagen aan veranderingen plaatsvindt,
die daartegenin kunnen werken of die zelfs in negatieve zin kunnen overcompenseren.
Voorzitter. Ik heb eerder gesproken over de arbeidskorting. Dat deed ik in de senaat,
maar ook hier al, ook vorig jaar. De arbeidskorting is torenhoog en heeft inmiddels
al een beslag van meer dan 20 miljard. De Rekenkamer heeft dat vorig jaar nog eens
toegelicht. 20 miljard staat gelijk aan een 5% lager schijftarief, als je dat voor
de werkenden anders zou doen. Dat is geen schijntarief, maar een 5% lager schijftarief.
Dat geldt als je voor de werkenden – ik heb het niet over de ouderen – de arbeidskorting
zou omzetten. Dat verlaagt uiteraard ook de wig.
De gevolgen van de arbeidskorting zijn enorm. Om het nog eens te zeggen – ik heb dat
eerder gedaan – is het eigenlijk een mechanisme waarin geleidelijk aan, zonder dat
iemand het in de gaten heeft, de belastingheffing van de werkenden wordt overgeheveld
naar de gepensioneerden. Ik zal u uitleggen hoe dat werkt. De arbeidskorting leidt
ertoe dat de effectieve AOW-premie – dat is dus niet de officiële AOW-premie van 18%,
die de werkenden betalen – die je betaalt over dat inkomen 5% tot 10% is. Die arbeidskorting
van 20 miljard betekent overigens dat er veel minder AOW-premie wordt betaald door
de werkenden dan de 18%, namelijk nog minder dan de helft. Dat leidt ertoe dat er
uit de rijksbijdrage via Sociale Zaken een steeds groter bedrag voor de financiering
van de totale AOW-uitgaven gebeurt via de belastingen. En daar komt het geitenpaadje.
Het geitenpaadje dat hier bewandeld wordt, is dat de ouderen op die manier, via de
indirecte fiscalisering van de AOW, steeds meer gaan meebetalen aan hun eigen AOW.
Dat mag, want het gebeurt nu, maar ik wil er wel op wijzen dat het onduidelijk is
of dat ooit zo wel de bedoeling is geweest. Eén ding is nu zeker: het heeft schrijnende
gevolgen voor de verdeling van de belastingdruk tussen ouderen en werkenden. Dat is
denk ik duidelijk.
Daar moet ik nog het volgende aan toevoegen over de onbetaalbaarheid van de AOW, waar
ik vandaag verder niet over zal spreken. Als de werkenden effectief maar 5% tot 10%
AOW-premie betalen en – nou komt ’ie – de zzp'ers tot € 23.000 helemaal geen AOW-premie
betalen door de zelfstandigenaftrek en de ondernemersaftrek, dan is het u wel duidelijk
dat de financierbaarheid van de AOW op zichzelf niet het probleem is, maar dat de
effectieve betaling van de AOW-premies door de kunstmatige regelingen van de arbeidskorting,
de zelfstandigenaftrek en de ondernemersaftrek steeds lager wordt.
Voorzitter. Dan het verschil tussen werknemers en zelfstandigen. Hierover staan heel
veel berekeningen in de bijlages, en die zijn ook in de beantwoording gegeven. Wat
mij erg opviel, was dat ruim de helft van de 1,1 miljoen zelfstandigen, 580.000, nu
een bruto inkomen hebben van € 20.000, en dat 840.000 – dat is 70% van het totaal –
onder de € 40.000 zitten. Waarom noem ik die cijfers? Als meer dan de helft van de
zzp'ers onder de € 20.000 zitten, betalen ze geen AOW-premie en geen belasting. Onder
de € 40.000 is ook de AOW-premie bijna nul, want de inkomensgrens voor de AOW-premie
is € 35.000. Ik wil daarop wijzen omdat er anders alsmaar verkeerde beelden blijven
bestaan over de belastingdruk en de premiedruk op de werkenden. Die wordt door de
arbeidskorting en door de faciliteiten van ondernemers geweldig verlicht. Uiteindelijk
zijn de ouderen, die die voordelen niet hebben, daar mede – niet alleen, want de werkenden
gaan via de belastingen ook meer betalen – zwaar de dupe van.
Voorzitter. Heel kort over de dividendbelasting. Ik sluit aan bij de vraag die eerder
gesteld is over de opvatting van de advocaat-generaal – daar komt de Staatssecretaris
vrijdag dan wel op terug – omdat ik ook de indruk heb dat dat proces rond het arrest
van dat Deense Vitality eigenlijk veel minder riskant is dan ons werd voorgehouden
in het voortraject, toen Rutte nog steeds op de dividendbelastingheuvel stond. Ik
heb eerder gewezen op het volgende punt. Ik heb dat aan Minister Hoekstra gevraagd.
Ik vraag het ook aan de Staatssecretaris. Ik heb dat ook schriftelijk gedaan, en ik
blijf erop terugkomen. Het kabinet heeft zich volgens mij nooit gerealiseerd dat je,
als je de dividendbelasting had afgeschaft – dat is gelukkig niet gebeurd – een dividendbelastingclaim
op alle bestaande winstreserves van multinationals en AEX-bedrijven in één dag overboord
had gegooid. Er zijn multinationals die de laatste weken en maanden, onder druk van
wat dan ook, grote inkoopprogramma's voor eigen aandelen hebben aangekondigd, voor
tientallen miljarden. Daar zit dividendbelasting op. Als we die hadden afgeschaft,
hadden we ook de belastingclaim op al die toekomstige inkoopprogramma's van eigen
aandelen – als men veel cashflow heeft, wil men de aandeelhouder helpen – definitief
over de balk gegooid. Ik vind het eigenlijk onbegrijpelijk dat dat niet meegewogen
is bij het besluit, dat gelukkig is teruggenomen.
Voorzitter. Ik kom nu specifiek op de ouderenkorting. Meer in het algemeen gaat het
om de verzilveringsproblematiek voor de kortingen, maar ik beperk me vanwege de tijd
even tot de ouderenkorting. 30% van de ouderen die recht hebben op de ouderenkorting
krijgt die niet. Dat zijn er inmiddels 814.000. Budgettair gaat het over 600 miljoen.
Dat is 14% van de totale normale budgettaire kosten van de regeling. Dat is natuurlijk
een schrijnend verhaal. Dat geldt overigens ook voor werkenden die hun kortingen ook
niet kunnen realiseren. We hebben de cijfers gezien. Maar bij de ouderen is het gemiddeld
twee keer zo hoog als bij de werkenden. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of hij
kan toezeggen om te onderzoeken – eigenlijk hebben collega's daar ook al wel naar
gevraagd – hoe we de verzilveringsproblematiek, of beter gezegd de niet-verzilveringsproblematiek,
ten principale niet alleen in beeld kunnen krijgen, maar ook kunnen kijken of daar
oplossingen voor zijn. Want het is natuurlijk schrijnend als mensen met een laag inkomen
denken dat ze een korting krijgen, en uiteindelijk blijkt dat ze die niet krijgen.
Voorzitter. Ik wil me vanwege de tijd even beperken. Ik ga nu in op een heel specifiek
punt. Daarvoor heb ik het volgende voor mij. Ik heb hier een brief van de Sociale
Verzekeringsbank van oktober met als onderwerp «Lager AOW-pensioen of lagere AOW-uitkering?»
Daarin staat: «U ontvangt een AOW-pensioen. Wat verandert er? Door een wetswijziging
passen wij het belastingdeel van de heffingskortingen vanaf 1 januari niet meer toe
op uw AOW-pensioen. Vanaf die datum passen wij alleen nog het premiedeel toe. Wat
betekent dat voor u?» Die brief gaat dus naar een paar miljoen mensen. «Wij houden
meer belasting in op uw AOW-pensioen of Anw-uitkering. Daardoor ontvangt u vanaf 1 januari
2019 een lager nettobedrag van de Sociale Verzekeringsbank», met dank aan wie dan
ook. «Omdat de bedragen van 2019 nog niet bekend zijn, kunnen we nog niet zeggen hoeveel
lager dat nieuwe nettobedrag wordt.» Die mensen hebben een maand geleden die brief
gekregen, hè? «Wat kunt u doen? Doet u nu in Nederland aangifte voor de inkomstenbelasting
of gaat u door de wetswijziging aangifte doen in Nederland? Dan kunt u het belastingdeel
van de heffingskortingen via de inkomstenbelasting krijgen als u aan de voorwaarden
voldoet.» Dan komt er een verhaal: kijk naar de voorwaarden op belastingdienst.nl,
zoek bij «kwalificerend buitenlands belastingplichtige», klik vervolgens op «wanneer
ben ik kwalificerend buitenlands belastingplichtige?». Dan is het vervolg: «U krijgt
de heffingskortingen pas in 2020 na afloop van het belastingjaar 2019. Wilt u er eerder
gebruik van maken, vraag dan bij de Nederlandse Belastingdienst om een voorlopige
aanslag.» Dus bij de Nederlandse Belastingdienst! «Voldoet u niet aan de voorwaarden
voor de heffingskortingen en kreeg u altijd een naheffing van de Nederlandse Belastingdienst
omdat u te weinig belasting had betaald, dan krijgt u voortaan geen naheffing of u
krijgt een lagere naheffing.» «Wanneer hoort u meer van ons? Binnenkort.»
Ik heb hier stapels mails van mensen die hierdoor, net als door de aflosboete vorig
jaar, werkelijk totaal van streek raken. Ik zal ze omwille van de tijd hier niet voorlezen,
maar ik wil wijzen op twee punten. Op de vraag van het CDA hoe het nu zit met het
feit dat die loonbelastingmaatregel vervalt voor het belastingdeel, heeft u geantwoord
dat dat uitsluitend via de inkomstenbelasting kan. Aan het slot van dat antwoord zegt
u: «Alleen buitenlandse belastingplichtigen van buiten de landenkring krijgen hiermee
vanaf 2019 te maken.» Met «hiermee» wordt bedoeld dat ze het belastingdeel niet meer
terugkrijgen. Maar in antwoorden aan mevrouw De Vries en ook aan collega Omtzigt vorig
jaar werd, als ik het goed heb gelezen, gezegd dat eigenlijk niemand erop achteruit
zou gaan en dat alleen het moment zou veranderen: niet via de loonbelasting maar op
het moment van de inkomstenbelasting, dat flink later is. Kan de Staatssecretaris
met een uitvoerige brief, hopelijk voor het debat van volgende week dinsdag, klip-en-klaar
toezeggen dat hij duidelijk maakt of het voor niemand nadelig is of dat het in ieder
geval alleen nadelig zou zijn voor die buitenlandse belastingplichtigen van buiten
de landenkring die niet kwalificerend zijn?
We praten overigens over 130.000 kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen,
die het dan voortaan via de inkomstenbelasting regelen, en over 350.000 niet-kwalificerende
belastingplichtigen. Zij hoeven dus niet meer via de Belastingdienst terug te betalen,
maar zijn er daarbinnen toch nog mensen die erop achteruitgaan? Graag een duidelijk
antwoord.
Omwille van de tijd sla ik een paar punten over waar ik volgende week op terugkom.
Ik wil nog wel even wijzen op een ander principieel punt. Het zal u niet verbazen
dat dat het globale evenwicht is. Ik heb dat vanaf mijn studiejaren in mijn hoofd
zitten en dat zal er ook niet meer uit gaan: het globale evenwicht. Ik zou haast ook
«overzicht» zeggen. Dat ontbreekt helaas op dit punt, denk ik. De Staatssecretaris
zegt dat wij, omdat de vennootschapsbelasting naar beneden gaat, de belasting in box
2 moeten verhogen vanwege het globale evenwicht, maar als de inkomstenbelasting in
2016 voor 5 miljard is verlaagd en als de inkomstenbelasting in 2019 voor 6,5 miljard
wordt verlaagd – dat is dus voor bijna 12 miljard en dat geldt ook voor ondernemers –
hoe kun je dan zeggen dat het globale evenwicht wordt verstoord als je de vennootschapsbelasting
verlaagt? Immers, niet alleen de vennootschapsbelasting is verlaagd maar ook de inkomstenbelasting.
Dan is het volgens mij niet juist om in box 2 het tarief aanvankelijk met 4% te verhogen
en nu overigens nog maar met 2%. Dat zijn overigens familiebedrijven; ik kijk ook
even naar de collega van de SGP, die straks aan het woord komt. Die bedrijven zijn
voor de werkgelegenheid van Nederland heel belangrijk. Ik kom hier volgende week in
het debat nog op terug.
Ik vind dat globale evenwicht iets zoals lopen op een evenwichtsbalk waarbij je er
eigenlijk steeds vanaf valt. Want als eerst een verhoging van het evenwicht van 4%
nodig is vanwege de verlaging van de vennootschapsbelasting en de vennootschapsbelasting
vervolgens veel verder naar beneden gaat, moet je niet de box-2-belasting nog verder
verhogen – waar ik overigens niet voor zou zijn – maar juist verlagen. De Raad van
State veegt daar terecht de vloer mee aan. Het kabinet heeft in feite de filosofie
van het globale evenwicht losgelaten.
Voorzitter. Ik ben niet erg overtuigd van alles wat over de grenseffecten rond de
btw-verhoging wordt gezegd. Ik ben benieuwd wat collega Omtzigt daar volgende week
nog van vindt. We komen uiteraard terug op alles rond de nieuwe bronbelastingen met
de substance-eisen en dergelijke. Dat is allemaal voor later. Omwille van de tijd
wil ik het hier graag bij laten.
De voorzitter:
Dank. De heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Volgens mij ben ik in dit blok de laatste, zoals het er nu
naar uitziet. Ik weet niet of ik het voor 18.00 uur haal, maar ik doe mijn best. Zo
niet, dan hebben we tot 19.00 uur. Ik hoor: de ATAD komt ook nog. Nee, maakt u zich
niet ongerust.
Voorzitter. Ik zat net een week in de Kamer toen het debat over de stukken met betrekking
tot de dividendbelasting op het schema stond. Tot mijn grote opluchting bleek het
een fractievoorzittersdebat te zijn. Op die manier kon ik mooi in de luwte in het
dossier duiken. Inmiddels zijn we een halfjaar verder en heb ik gemerkt dat de door
mij opgedane kennis een stuk minder relevant geworden is. Maar gelukkig spreken we
vandaag wel over echte, concrete wetsvoorstellen. Het was een enorme stapel aan voorstellen.
Voor iemand die nieuw is en deel uitmaakt van een heel kleine fractie, is het onmogelijk
om bijna alles tot in detail te doorgronden. Dat heb ik dan ook niet gedaan. Ik wil
mij in deze bijdrage beperken tot een aantal onderwerpen die ons na aan het hart liggen
en die voor een deel nog niet de revue zijn gepasseerd. Sommigen wel, maar ja, als
laatste ontkom je daar niet aan.
Voordat ik dat doe, wil ik de Staatssecretaris en zijn medewerkers hartelijk danken
voor alle antwoorden op de schriftelijke vragen, ook in een periode die voor u ongetwijfeld
druk en heel hectisch is geweest met alle ontwikkelingen die speelden.
Het eerste onderwerp dat ik bij de kop wil pakken is de giftenaftrek. Maakt u zich
niet ongerust. Ik zal niet dusdanig grote woorden gebruiken als ik pas in de plenaire
zaal heb gedaan, maar ik wil daar toch nog even bij stilstaan. De verwachting is namelijk
dat de voorgestelde lagere giftenaftrek ervoor zorgt dat mensen voor iedere € 1.000
€ 50 minder gaan schenken, voor zover deze giften in de hoogste schijf vallen. Dat
klinkt misschien weinig, maar aangezien er in 2023 naar verwachting 187 miljoen in
die hoogste schijf valt, gaat het om een bezuiniging van zeker ruim 9 miljoen op goede
doelen. Dat is wat we verwachten, want de bezuiniging levert structureel 23 miljoen
op, dus het zou zomaar een stuk meer kunnen zijn. Onze vraag is of de Staatssecretaris
bereid is om die daadwerkelijke ontwikkelingen te monitoren. Een aanvullende vraag
is of de Staatssecretaris bereid is om te kijken naar andere mogelijkheden om die
goede doelen te steunen. Is het mogelijk om, zoals de ChristenUnie bij de Algemene
Financiële Beschouwingen al gevraagd heeft, met het introduceren van de multiplier
of het verlagen van de drempel voor giftenaftrek te kijken of je hier wat aan zou
kunnen doen?
Dan de asbestdaken. Het is inmiddels helder dat asbestdaken na 2024 verboden zijn.
Maar er ligt nog zo'n 80 miljoen m2 aan asbestdaken. Met het tempo waarop die op dit moment worden gesaneerd gaan we
2024 hoogstwaarschijnlijk niet halen. Een groot probleem zijn de kosten. Die kosten
nemen alleen maar toe nu het tarief van de afvalstoffenbelasting wordt verhoogd van
ruim € 13 naar ruim € 31 per 1.000 kilogram. Is de Staatssecretaris het met mij eens
dat dit onbedoeld de asbestsanering zou kunnen vertragen? En zo ja of zo nee, is hij
bereid om te kijken of er een vrijstelling gegeven kan worden, terwijl het overheidsbeleid
juist ondersteund wordt in plaats van afgeremd? Hoe dan ook, ik geef in ieder geval
mee dat wij op dit punt een amendement overwegen.
Dan de vrijwilligersregeling. Mooi dat de maximale vrijwilligersvergoeding verhoogd
wordt. Sinds 2006 was de maximale vergoeding € 1.500. Maar twaalf jaar later is dat
bedrag netto toch echt wat minder waard. Onze vraag is hoe de Staatssecretaris de
suggestie beoordeelt om de maximale vrijwilligersvergoeding jaarlijks te indexeren.
Dan het drinkwater. Daar ben ik zeker niet de eerste mee. Velen hebben dat zojuist
al benoemd. Dat komt denk ik ook door de goede, scherpe en uitgebreide campagne die
de drinkwaterbedrijven hebben opgezet. Kraanwater wordt duurder en flessenwater wordt
goedkoper. Nu kan ik me dat laatste best voorstellen, omdat flessenwater aantrekkelijker
wordt gemaakt ten opzichte van andere sappen, die minder gezond zijn. Ik zie de Staatssecretaris
nee schudden. Als het niet zo is, hoor ik dat graag, maar dat mag wat mij betreft
aanstaande vrijdag.
De voorzitter:
Ja, vrijdag. Precies.
De heer Stoffer (SGP):
Als ik er ongelijk in heb, hoor ik het graag. Ik hoor dat het wel zo is. Gelukkig.
De voorzitter:
De Staatssecretaris geeft vrijdag verbaal antwoord.
De heer Stoffer (SGP):
Dat is heel goed. Wij kunnen ons dat dus best voorstellen, maar het zit ons net als
anderen best wel dwars dat de beste variant die er is, leidingwater, de aller-, aller-,
allereerste levensbehoefte, duurder wordt ten opzichte van water in flessen. Dat is
ook nog eens minder goed voor het milieu, want dat zit in iets waardoor je weer last
hebt van afval. Dus onze vraag is eigenlijk – die is wat minder vergaand dan die ik
mijn buurman zojuist hoorde stellen – of de Staatssecretaris mogelijkheden ziet om
die belastingen op leidingwater te verlagen. Ook dat hoor ik graag aanstaande vrijdag.
Dan de 30%-regeling. Onze fractie is blij dat er in het pakket bedrijfsleven alsnog
een overgangsregeling voor de 30%-regeling is gekomen. De SGP-fractie had een amendement
in voorbereiding en wilde dat dekken met het aftoppen van de regeling. Nu het afschaffen
van de regeling niet doorgaat, wil ik de Staatssecretaris toch nog eens vragen om
naar het aftoppen te kijken. Wij hebben denk ik allemaal het verhaal gelezen van de
NXP-topman, die nog even 45 miljoen aan belastingvoordeel opstreek. 45 miljoen! Alleen
al de 225 gebruikers van de expatregeling, met een inkomen van meer dan 1 miljoen
euro, krijgen een voordeel van 84 miljoen. Dat kan voor dit jaar dus zomaar hoger
zijn, gezien de voornoemde persoon met die enorme bedragen. Ik zou de Staatssecretaris
willen vragen of hij met het in stand houden van deze regeling toch nog eens na zou
willen denken over aftoppen. Ik heb daar GroenLinks een paar uur geleden ook over
gehoord, dus ik denk dat ik daar zeker ook niet alleen in sta.
De voorzitter:
De heer Nijboer wil u iets vragen.
De heer Nijboer (PvdA):
Daar heeft de heer Stoffer helemaal gelijk in. Ik steun die aftopping ook van harte,
precies met deze argumentatie. Er is geen argument aan te voeren om topinkomens zo
veel miljoenen toe te schuiven. Ik weet niet of de heer Stoffer er al naar heeft kunnen
kijken, maar ik heb vandaag een amendement ingediend naar aanleiding van het CDA-congres.
Daar werd de rente op studieleningen ter discussie gesteld, dus dat is politiek relevant.
Ik dacht: misschien kan het wel gedekt worden door de aftopping. Daar is meer dan
genoeg budget voor. Zou de SGP die richting kunnen steunen?
De heer Stoffer (SGP):
Ik heb gezien dat u het amendement heeft ingediend, maar ik heb er vandaag niet enorm
over nagedacht. Ik zal het uiteraard ook in onze fractie moeten overleggen, want de
dekking die u voorstelt, valt volgens mij onder de portefeuille onderwijs. Zelfs in
een kleine fractie moet je dat overleggen, in dit geval met mijn collega Bisschop.
Wij zullen het uiteraard overwegen, maar hoe dan ook: in dat geval valt er iets vrij
dus daar is wellicht iets mee te doen. Of dat dit moet zijn, daar komen we later op
terug.
Voorzitter. Ik ga verder met de inkomstenbelasting. Net als anderen wil ik ook nog
kort even stilstaan bij de vlaktaks. Als we kijken naar de marginale belastingtarieven,
komt een vlaktaks bepaald niet uit de verf. Ook dat is eerder geconstateerd. Al bij
een inkomen van € 36.000 – en je kunt allerlei andere voorbeelden geven – zit je op
een marginaal belastingtarief van ruim 49%. Daar zijn toeslagen en kindregelingen
nog niet eens in meegenomen. Allerlei kortingen, zoals de heffingskorting, de arbeidskorting
en de inkomensafhankelijke combinatiekortingen, worden steeds duurder en ook steeds
meer gebruikt als een soort stimulering op de vierkante millimeter.
Neem de arbeidskorting, die zojuist ook al is genoemd. Ik kom met een net iets ander
rekensommetje, maar de richting is vergelijkbaar. De arbeidskorting is bedoeld om
tegemoet te komen in de kosten die worden gemaakt als men gaat werken. Als ik het
uitreken, kom ik op het volgende. Iemand die € 40.000 verdient, zou zo'n € 3.700 aan
kosten maken, maar iemand die € 60.000 verdient, komt op ongeveer € 2.500. Dat lijkt
ons toch wel heel opmerkelijk. Ook al zou het nog een heel klein tikkeltje anders
zijn: je ziet uit dit voorbeeld wel dat de kortingen langzamerhand losgezongen raken
van de oorspronkelijke bedoeling, en daarmee mede een kloof veroorzaken tussen de
een- en tweeverdieners.
Onze fractie zou graag zien dat de kortingen worden teruggebracht naar realistische
bedragen en naar de oorspronkelijke bedoeling, en dat met de opbrengst daarvan de
tarieven worden verlaagd. Dat is zojuist ook door mijn buurman gesteld. Dus wat dat
betreft: of we na maart volgend jaar nodig zijn of niet, op dit punt zijn we het samen
goed eens.
(Hilariteit)
De heer Stoffer (SGP):
Allerlei bewegingen en ik zie u allemaal wat lachen. Wat zegt u? De Muppets? Ik praatte
alleen maar en mijn buurman bewoog.
Maar goed, ik kom ook nog tot een vraag aan de Staatssecretaris, namelijk of hij voornemens
is om het belastingstelsel op termijn tegen het licht te houden om zo de complexiteit,
die zojuist door die paar kleine voorbeelden naar boven kwam, te reduceren.
Voorzitter, 18.00 uur haal ik net niet meer, want de klok tikt er precies overheen,
maar ik heb nog één klein vraagje over het vrijwilligersvervoer. We hebben namelijk
meegekregen dat dit enorm wordt geraakt door het afschaffen van de teruggave van belasting
op personenauto's en motorrijwielen voor vrijwilligersvervoersprojecten. Onze vraag
is of de Staatssecretaris dat onderkent en of er mogelijkheden zijn om wat er in het
maatschappelijk middenveld gebeurt en waar heel veel mensen vrijwillig bij betrokken
zijn, niet tegen te werken maar er vooral aan mee te werken. Ziet de Staatssecretaris
kansen om dat terug te dringen?
Daarmee wil ik deze termijn afsluiten, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, maar mevrouw Leijten heeft nog een vraag voor u.
Mevrouw Leijten (SP):
Het is toch wel interessant om aan de Staatkundig Gereformeerde Partij te vragen of
het eigenlijk wel goed is om, op het moment dat een kabinet geen meerderheid meer
heeft in de senaat, zo in de Tweede Kamer aan te kondigen dat je wil gaan gedogen.
Is dat staatkundig wel helemaal zuiver volgens de heer Stoffer?
De heer Stoffer (SGP):
Volgens mij heb ik dit niet benoemd, maar werd dit benoemd door mijn buurman als mogelijke
optie. Ik kijk nooit verder vooruit dan de echte feiten die op tafel liggen. Ik weet
wel dat er door anderen weleens op word gedoeld maar door ons nog helemaal niet. Dus
dat zien we volgend jaar na de verkiezingen wel weer, want misschien gaat u wel gedogen;
dat zou toch zomaar kunnen. Ik heb een heleboel goede voorstellen gehoord vandaag
en als die allemaal worden overgenomen, dan bent u een veel interessantere partij
dan de Staatkundig Gereformeerde Partij, op z'n minst al in aantallen.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik denk dat het dan toch het meest zuivere zou zijn om het weer voor te leggen aan
de kiezer, maar in principe kan iedere partij natuurlijk een meerderheid maken. Dat
hoeft niet alleen 50PLUS of de SGP of GroenLinks te zijn. Nou heeft GroenLinks heel
duidelijk gezegd dat ze eventueel wel wil nadenken over steun voor het Belastingplan
op onderdelen als er dingen worden aangepast, waarbij ze eigenlijk een soort van voorwaarden
heeft geschetst. Geldt dat voor de SGP ook? Kunnen we bijvoorbeeld op het punt van
de giftenaftrek massieve inzet verwachten van de SGP?
De heer Stoffer (SGP):
Ik ben nog niet zo heel lang Kamerlid voor de SGP maar voor mij hebben honderd jaar
lang al mensen politiek dingen gedaan in deze Kamer. Ik heb meegekregen dat het in
die honderd jaar nog maar een keer voorgekomen is dat de SGP het Belastingplan niet
heeft gesteund. Ik schat in dat de kans niet zo groot zal zijn dat wij dit nu ook
weer niet zullen doen. Uit mijn bijdrage heeft u kunnen begrijpen dat ik helemaal
niet onwelwillig sta tegenover wat er nu aan plannen voorligt, maar ik zou wel graag
zien dat er nog een paar dingen aangepast worden. En dat zijn de zaken die ik zojuist
benoemd heb. Dus het gaat totaal niet over gedogen. Het gaat erom of je je senang
voelt bij wat hier nu voorligt, los van Eerste Kamers enzovoorts want daar is op dit
moment helemaal geen sprake van. Wij zijn bepaald niet ontevreden over wat er nu voorligt
maar we zien wel een heel aantal dingen waarvan we denken: dat zou wel een tandje
beter kunnen. Maar ik schat in dat dit ook bij de vier partijen die de coalitie vormen
zo is, want ik heb vandaag van daaruit ook nog wel een heel aantal zaken gehoord die
anders zouden moeten. Zo was ik blij dat ik van een groot deel hoorde dat bijvoorbeeld
de eenverdienersproblematiek opgelost moet worden. Dus vol verwachting klopt mijn
hart. Ik denk dat tussen nu en twee weken er nog een heleboel zou kunnen gebeuren.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik ken de politieke grondhouding van de SGP, het door God gegeven gezag en de meerderheden,
waarbij u eigenlijk nauwelijks ingaat tegen kabinetsbeleid, anders dan wanneer het
echt over principiële religieuze zaken gaat. Daarmee stel ik dus wel vast dat de btw-verhoging
dus gesteund wordt door de SGP, evenals een enorme belastingverlaging voor het bedrijfsleven
en het voornamelijk leggen van de energierekening bij de mensen in plaats van bij
de vervuilers. Dat zijn toch bepaalde principiële keuzes die ik niet per se achter
de SP had gezocht.
De heer Stoffer (SGP):
Als wij blanco het een en ander op mochten bouwen, dan was dat wat anders. Waar het
bijvoorbeeld gaat om het punt van steun aan het bedrijfsleven hadden we best wel moeite
met wat er lag aan voorstellen voor de afschaffing van de dividendbelasting. Dat kwam
op plaatsen terecht waarvan we dachten: is dat nu wel echt zinvol? Waar we met name
mee zaten was de onderbouwing. We vonden die onderbouwing niet bepaald sterk. Wat
er nu aan voorstellen ligt, gaat echt een heel stuk de goede richting op. We weten
dat je in een democratie met een heleboel partijen af en toe een klein beetje moet
slikken. Dus wat dat betreft zullen we een aantal dingen moeten slikken maar ik schat
in dat als het kabinet ons nog een beetje tegemoetkomt op een aantal items die we
hier genoemd hebben, we bijvoorbeeld met de verhoging van de btw best kunnen leven.
We zien ook – dat is ook meerdere keren door partijen vanuit de coalitie bij de Algemene
Financiële Beschouwingen neergezet – dat er dadelijk ook netto meer te besteden is
omdat er toch wel wat gedaan wordt aan de tarieven an sich. Dus wat dat betreft denk
ik dat we die grondhouding van de afgelopen honderd jaar ook dit jaar nog wel redelijk
door kunnen zeten. Of u daar dan helemaal blij mee bent of niet, u moet uw eigen afweging
maken want u heeft tot nu toe een andere politieke kleur dan ik.
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer
over het Belastingplan. Ik wil graag schorsen tot kwart over zes en daarna snel doorgaan
met ATAD 1, opdat we om zeven uur klaar kunnen zijn.
De vergadering wordt van 18.09 uur tot 18.15 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met de eerste termijn van het debat over de implementatie van de Anti-Tax
Avoidance Directive, oftewel de Europese richtlijn tegen belastingontwijking: ATAD
1. We hebben dezelfde sprekersvolgorde als zonet.
Ik geef als eerste het woord aan de heer Mulder.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Een van de laatste zinnen van de SGP was net dat over twee weken alles anders zou
kunnen zijn. Ik durf hier wel te voorspellen dat we ook over twee weken nog steeds
geen Europese wetgeving zullen steunen, en ook niet over twee jaar. Alles wat Europa
sterker maakt, maakt Nederland zwakker. Aan de andere kant, laat ik dat ook zeggen,
moeten multinationals of bedrijven die niet hun fair share betalen, worden aangepakt,
en hard ook. Als de gewone burger belasting moet betalen, dan zeker ook grote bedrijven.
Maar wat bij ons toch overheerst, is dat fiscale soevereiniteit een groot goed is.
Fiscale wetgeving is voorbehouden aan lidstaten. Er zijn wel wat algemene afspraken
over invoerrechten en accijnzen, maar ieder land mag zelf zijn fiscale regels en wetten
bepalen. Dat is eigenlijk ook altijd de afspraak geweest: Brussel zou zich bezighouden
met de interne markt, en niet aan de fiscale soevereiniteit tornen. Maar het gaat
de laatste jaren van kwaad tot erger: het aanpassen van de fiscale eenheid, het aanpassen
van de vennootschapsbelasting voor de Rotterdamse haven en de pensioenfondsen die
btw moeten gaan betalen, tot en met nu ook het bepalen van de belasting op winstuitkeringen
van winnaars van een paar tientjes in de Lotto en de Toto. Als dit doorzet, en indien
het Brussel mocht lukken om de Nederlandse fiscale zeggenschap te ondermijnen en z'n
hebberige tengels echt aan de Nederlandse belastingknoppen te krijgen, dan heeft dit
ernstige consequenties: weg fiscale soevereiniteit, weg vrijheid, weg welvaart. De
PVV zal alles doen wat mogelijk is om dit te voorkomen.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Bij een goed vestigingsklimaat past het niet als er bedrijven
of mensen zijn die belasting ontduiken. Elke euro die zij ontwijken, moet immers worden
betaald door anderen: goedwillende burgers en bedrijven.
Het kabinet zet dan ook een aantal stappen om de belastingontduiking en de belastingontwijking
tegen te gaan. We hebben hier inmiddels al een aantal keer een debat over gevoerd.
De VVD-lijn is helder: belastingontduiking is illegaal en strafbaar, en de VVD wil
dat dan ook keihard aanpakken.
Naast het criminele ontduiken van belasting kennen we ook de belastingontwijking.
Dat is vaak niet illegaal, maar het is de vraag of alles wat kan, ook moet. En daar
waar de randen van de wet worden opgezocht, zoals het doorsluizen van geld via brievenbusfirma's,
zal dat worden aangepakt. Ook het toezicht op de trustkantoren wordt aangescherpt
via de Wet toezicht trustkantoren. Tegelijkertijd moet er ook oog zijn voor het vestigingsklimaat,
zodat de goedwillende bedrijven niet geschaad worden.
Voorzitter. Zowel het huidige als het vorige kabinet zetten in op een ambitieuze agenda
op het gebied van het tegengaan van belastingontduiking. Dit kabinet zet in op een
zwarte lijst met niet-coöperatieve jurisdicties op het gebied van belastingen. Het
kabinet pakt brievenbusfirma's aan, en er komt een bronbelasting op royalty's en rente.
Voorzitter. Op de maatregelen die dit kabinet al neemt tegen de belastingontwijking,
borduurt de ATAD door. De VVD is voorstander van de invoering van de ATAD 1. Met de
implementatie van deze Europese richtlijn nemen we een viertal maatregelen tegen belastingontwijking.
Graag ga ik in mijn spreektekst verder in op de renteaftrekbeperking, de CFC-maatregel
en de antimisbruikbepaling.
Voorzitter. Voordat ik daarop inga, heb ik eerst een aantal vragen aan de Staatssecretaris
over ATAD in het algemeen. Ik wil ervoor waken dat welwillende ondernemers, en ook
bedrijven die veel investeren in Nederland, onevenredig worden geraakt door de maatregel.
Hoe wil de Staatssecretaris disproportionele maatregelen voorkomen? Hoe pakt de implementatie
van ATAD uit in relatie tot de verlagingen van de belastingen uit de Wet bedrijfsleven
2019? Gaan ondernemers en bedrijven er wel op vooruit?
Voorzitter. Ik stel deze vragen, omdat een aantal ondernemers uit verschillende sectoren
zich zorgen maakt over deze ATAD-richtlijn. Aan ons is dan de taak om die zorgen weg
te nemen. De ondernemer die onze wetgeving volgt en zich keihard inzet voor de groei
van zijn of haar bedrijf, moet niet de dupe worden van de ATAD, waarbij juist wordt
ingezet op de ondernemers die over het randje van de wet handelen. Juist daarom is
samenhang met verlaging van de belastingen van belang. Naast Nederland zullen ook
andere Europese landen de ATAD implementeren. Er zijn al diverse vragen gesteld over
hoe de andere landen implementeren. De Staatssecretaris heeft in de schriftelijke
beantwoording ook al toegezegd dat zodra dit duidelijk is, hij de Kamer daarover zal
informeren.
Met de earnings-strippingmaatregel wordt aftrekbaarheid van de rente beperkt. Heeft
de Staatssecretaris een nulmeting gedaan of is hij bereid deze alsnog te doen, zodat
wij kunnen monitoren wat de effecten voor het bedrijfsleven zijn en of de genomen
maatregel ook daadwerkelijk effect heeft? Daarnaast wil ik weten van de Staatssecretaris
wat hij doet aan de bestaande leningen en of dit proportioneel is. Is hier een overgangsrecht
nodig of voldoet de huidige wet?
Gelukkig heeft het kabinet de pps-constructies die grote infrastructurele werken onder
handen hebben, uitgezonderd van de ATAD. Daarnaast heeft het kabinet ook geld uitgetrokken
om de toegenomen fiscale lasten van woningbouwcorporaties te verzachten. Is dit bedrag
alleen voor de corporaties bestemd of kunnen ook private instellingen ervan gebruikmaken?
Als dat laatste niet het geval is, zou ik graag willen weten hoe het onderscheid geregeld
is.
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, over de woningbouwcorporaties denk ik.
Mevrouw Leijten (SP):
Het is opmerkelijk om uit de mond van de VVD te horen dat zij blij is met het compenseren
van de maatregelen, terwijl je ook gewoon de woningbouwcorporaties kunt uitsluiten.
Zij vallen onder de winstbelasting, zeker. Zij hebben hoge schulden, maar zij ontwijken
geen belasting omdat zij puur in Nederland zitten. Je kunt dat dus wel degelijk doen.
Er zijn andere lidstaten die dat ook doen. Er zijn vier mogelijkheden waarmee je de
woningbouwcorporaties kunt uitsluiten van ATAD 1. Zou dat niet een veel betere weg
zijn om te bewandelen dan compenseren, wat toch altijd weer een gunst is die kan wegvallen
of wat ook kan tegenvallen? U bent er blij om dat infrastructurele projecten worden
uitgezonderd. Het is ook evident dat die zichzelf terugverdienen en eerder een grote
investering vergen. Maar een woningbouwcorporatie is echt iets anders dan een bedrijf
dat een buitenlandse dochteronderneming gebruikt om schulden te verschuiven om de
winst te verlagen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Maar de woningbouwcorporaties profiteren ook van het verlagen van de Vpb. Er zijn
ook andere maatregelen. Bij de pps-constructies is het incidenteel. Dat is opgelost.
Ik denk dat bij het tegemoetkomen van de corporaties een mooi bedrag door het kabinet
beschikbaar wordt gesteld
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind dit echt te mager. Je kunt de woningbouwcorporaties gewoon uitzonderen met
een claim op de dienst van algemeen economisch belang. U kunt ze zien als een langlopend
openbaar infrastructureel project. Er is zelfs een groepsescape mogelijk. Er zijn
allerlei mogelijkheden. Die zijn ook door hoogleraren en noem maar op beschreven.
Dus het principe dat je woningbouwcorporaties eronder laat vallen terwijl dit nu juist
multinationale bedrijven moet aanpakken die willens en wetens allerlei wetgeving gebruiken
om zo min mogelijk belasting te betalen, vind ik echt onverklaarbaar.
Mevrouw Lodders (VVD):
Nogmaals, er is een tegemoetkoming geweest richting de woningcorporaties. Ik denk
dat dat belangrijk is geweest. Deze keuze heeft het kabinet gemaakt en wij kunnen
ons daarin vinden.
De CFC-maatregel kan helpen om de belastingontduiking tegen te gaan. Desondanks heb
ik toch een aantal vragen. De CFC-maatregel gaat per 1-1-2019 in. Dat betekent voor
de belastingplichtige met een boekjaar dat niet gelijk is aan het kalenderjaar, dat
de maatregel van toepassing zal zijn op een gedeelte van het boekjaar. Dat is lastig.
Dat zijn extra administratieve lasten – ik zal proberen mijn tekst iets in te korten –
en de vraag is hoe de Staatssecretaris hiermee om wil gaan en of hij verwacht dat
er veel bedrijven zijn die hiermee te maken hebben. De VVD constateert dat onder andere
implementatie van model A van de CFC-regels leidt tot een structurele toename van
de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, waarbij het denkbaar is dat die
inwerkingtreding van model A van de CFC-regels per 1 januari 2019 voor belastingplichtigen
met juist dat gebroken boekjaar niet gelijk loopt aan het kalenderjaar. Ik zie de
Staatssecretaris al knikken. Wilt u daar eens uitgebreid op ingaan?
Dan de antimisbruikbepaling. Het kabinet kiest ervoor om de antimisbruikbepaling niet
op te nemen, want wij hebben al regels geïmplementeerd die voldoen aan de maatregelen
van ATAD 1. Ik heb hierover nog wel een aantal vragen. Is onze huidige antimisbruikbepaling
effectief genoeg en zijn er eventueel nog best practices?
Momenteel behandelen wij het pakket ATAD 1. Deze maatregelen tegen belastingontduiking
zullen per 1 januari 2019 gaan gelden. Volgend jaar zullen wij in de commissie ATAD
2 behandelen. Althans, ik ga ervan uit dat het volgend jaar wordt. Kan de Staatssecretaris
meer informatie geven over ATAD 2? Graag hoor ik of er al meer duidelijkheid is over
het proces dat wij dan gaan doorlopen. Kan de Staatssecretaris een indicatie geven
van wanneer dat ongeveer zal zijn?
Tot slot op dit punt zou mijn fractie nog graag een evaluatiebepaling opnemen in de
implementatiewet. Hoe kijkt de staatsecretaris daartegen aan?
Voorzitter, ik rond af. Mijn fractie wil belastingontduiking hard aanpakken, maar
ook de belastingontwijking, waarbij de randen van onze wetgeving worden opgezocht.
Dat moet zo veel mogelijk worden tegengegaan. Het is belangrijk om onze welwillende
en hardwerkende ondernemers niet uit het oog te verliezen, net als de gevolgen voor
het Nederlandse vestigingsklimaat.
Dan helemaal als einde: wij hebben vandaag zowel het Belastingplan als deze ATAD met
elkaar besproken en een goed overleg met elkaar gehad. Ik dank hiervoor de collega's.
Overigens is dit niet het einde van het debat, want wij hebben vrijdag nog en volgende
week. Maar, voorzitter, een goed debat kan niet plaatsvinden zonder de voorbereiding
en de vele antwoorden die wij gehad hebben, waar heel veel medewerkers van het ministerie
bij zijn betrokken. Via de Staatssecretaris – het geldt uiteraard ook voor hem – zou
ik hen willen bedanken en hen succes willen wensen om tot aan vrijdag ook weer een
hoop werk te verzetten. Ik kijk ernaar uit. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. De heer Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Bij voorbaat sluit ik mij aan bij deze woorden van mevrouw
Lodders.
Onlangs zei CPB-directeur Laura van Geest, volgens mij in een interview in NRC, dat
Nederland veel meer kan doen aan het tegengaan van belastingontwijking. Er stroomt
geld door ons land zonder reële economische activiteiten, op zoek naar gaten om zo
min mogelijk belasting te betalen. Deze vraag «doet Nederland genoeg?» geldt denk
ik ook wel in bepaalde mate voor de implementatie van ATAD. Ik denk dat die scherper
kan.
Ik begin bij de CFC-maatregel en de keuze voor model A of B. Bij CFC, de gecontroleerde
buitenlandse ondernemingen, gaat het om constructies om winsten te verschuiven en
op te potten in een laag belast land. Uit de antwoorden blijkt dat Polen, Roemenië
en Slowakije de richtlijn inmiddels hebben geïmplementeerd. De Staatssecretaris geeft
aan dat wij, als alle landen dat hebben gedaan, een overzicht krijgen van hoe deze
ATAD-implementatie plaatsvindt in Europa. Op het moment dat de richtlijn dus in heel
Europa is geïmplementeerd, krijgen we daarvan een overzicht.
Uit inventarisatie van Tax Justice – want dan ga ik toch maar informatie zoeken bij
anderen – blijkt dat het overgrote deel van Europa voor model A kiest: het belasten
van inkomenscategorieën dividend, rente en royalties. Het meest eenvoudig en het meest
effectief om constructies te bestrijden. Het lijkt erop dat Nederland als een van
de weinige landen voor model B kiest: alleen onzakelijke transacties via verrekenprijzen
controleren en belasten. Altijd discutabel, en het betekent dat Nederland verder niet
zo heel veel hoeft te doen. Als ik het goed begrijp – maar daar wil ik graag opheldering
over – zijn de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen niet vastgelegd in de wet. Graag
een toelichting.
Model A wordt alleen toegepast als het gaat om CFC's in landen met een statutair tarief
van minder dan 7% of een land op de volgens mij politiek gekleurde zwarte EU-lijst.
Waarom deze toch wat bijzondere alleengang van Nederland? Voor zover ik de informatie
heb, lijkt het toch weer op een uitzonderingspositie voor Nederland. Volgens mij was
er bij de witwasrichtlijn een motie aangenomen van Van der Lee als eerste ondertekenaar,
maar ook van mij en nog een aantal andere leden, die vraagt om bij implementatie van
de Europese richtlijn expliciet de keuze van Nederland te beargumenteren bij die lidstaatopties,
ten opzichte van andere landen. Dat is eigenlijk niet echt gedaan of onvoldoende,
denk ik, in de memorie van toelichting. We hebben daar ook nog een vraag over gesteld
in het verslag, maar die vraag is niet beantwoord. Het gaat toch om een aangenomen
motie, ik geloof zelfs met 130 of 140 stemmen, van de Kamer. Dus graag een reactie
op de uitwerking van deze motie in dit voorstel.
Voorzitter. Ook uit het verslag bleek dat de Kamer al eerder, op basis van een motie
die volgens mij was ingediend door de Partij van de Arbeid, een grote voorkeur had
voor het gebruik van model A bij de implementatie van ATAD. Waarom is daarvan toch
afgeweken? De Staatssecretaris schrijft in het verslag: «toepassing van de aanvullende
C-maatregel volgens model A heeft tot gevolg dat Nederland ook inkomen belast dat
niet aan Nederland is toe te rekenen». Maar ja, dat doen al die andere landen ook,
dus wat is daar dan het bezwaar tegen? Ik snap wel dat wij dat liever niet willen,
maar als alle andere Europese landen het wel doen, waarom zou dat dan een voldoende
argument zijn om niet voor model A te kiezen?
Voorzitter. De Staatssecretaris heeft vaker gezegd dat hij af wil van het imago dat
Nederland een doorstroomland is, maar je zou kunnen zeggen dat met deze implementatie,
met de wijze waarop ATAD in Nederland geïmplementeerd wordt, we toch weer een uitzonderingspositie
krijgen. Dan kan hij die woorden volgens mij niet waarmaken.
Dan toch dat effectief statutair tarief van 7%. Op zijn minst zou je kunnen zeggen
dat je in Europa het laagste statutaire tarief neemt, dus niet 7% maar 9%, maar het
kan ook 10% zijn uit de deelnemingsvrijstelling of, zoals sommige deskundigen zeggen,
15%. Elk tarief heeft een mate van willekeur, maar deze keuze is uiteindelijk wel
kiezen voor het laagste. Ik begrijp dat een effectief tarief lastig is voor de Belastingdienst,
maar dat is uiteindelijk wel waar het om gaat als het effectief wil zijn. Juist omdat
er niet gekozen wordt voor een effectief tarief, zou je op zijn minst een serieus
statutair tarief moeten nemen. Als ik ATAD goed genoeg ken, dan staat daar ook in
artikel 7.1b dat een statutair tarief al «een laag statutair tarief» heet als het
de helft lager is dan het Nederlandse tarief. Dan kom je bij de huidige tarieven op
ongeveer 10%, en dan neem ik de kabinetsplannen voor de Vpb er maar gelijk bij. Als
we dat niet doen, zou het tarief nog een stuk hoger moeten zijn. Dus 7% is willekeurig.
Er zit altijd een zekere mate van willekeur in, dat geef ik direct toe, maar als je
effectief wilt zijn, dan zou het volgens mijn fractie wat hoger moeten zijn.
Voorzitter. Dan de substance eis. «Wezenlijke economische activiteit» wordt ingevuld
met een ton salaris en een kantoortje. We hebben daar vaker over gesproken, maar deze
«one size fits all» maakt het wel erg makkelijk voor multinationals om de nieuwe regels
te omzeilen. Een eis die voor grote en kleine bedrijven hetzelfde is, kan niet tegelijkertijd
én effectief én proportioneel zijn. Hij zou zelfs te streng kunnen zijn voor kleine
bedrijven, maar hij is zeker niet streng genoeg voor de grote bedrijven en de grote
multinationals. Als ik het verslag een beetje lees, dan is dat een zorg die breder
in de Kamer gedeeld wordt. Is er niet ook bij de coalitie een mogelijkheid om te kijken
of we hiervoor scherpere regels kunnen bewerkstelligen? Volgens mij is de internationale
standaard dat er een open norm is met proportionele substance eisen. Graag een reactie.
Earnings stripping: renteaftrekbeperking om grondslaguitholling door buitenproportionele
rentebetaling binnen concerns te voorkomen. Het saldo van te betalen en te ontvangen
rente is niet langer aftrekbaar boven de mkb-drempel en boven de 30% kasstroom. Nu
is 30% de minimumnorm en ook hier weten we eigenlijk niet goed wat andere landen doen.
Heeft de Staatssecretaris daar al wel een overzicht van? Welk type ondernemingen zouden
we raken als we dat percentage zouden verlagen en wat zou het effect zijn? Nu is er
een prikkel om vennootschappen op te knippen om de maatregel te ontwijken. De Staatssecretaris
geeft in zijn verslag aan dat in dat geval wettelijke maatregelen worden overwogen.
Betekent dit dat de Staatssecretaris dit effect ook zal monitoren? Aan wat voor maatregelen
denkt hij dan? Is dit ook een harde toezegging aan de Kamer?
Ten slotte kom ik bij de woningbouwcorporaties. Uit de budgettaire tabel blijkt per
saldo een lichte lastenverlichting voor woningbouwcorporaties, vooral via verlaging
van de verhuurdersheffing. Nou kregen wij ook cijfers van Aedes, de organisatie van
woningbouwcorporaties. Zij zeggen dat de oplopende belastingdruk bij woningbouwcorporaties,
onder andere door de oploop in de verhuurdersheffing die in het pad zit, onderschat
wordt. Klopt dat beeld van Aedes? Kan daar wat opheldering over komen? Voor mijn fractie
is van belang dat we een enorme opgave hebben op de woningmarkt. We moeten meer huizen
bouwen en we moeten ze vergroenen. Een oplopende belastingdruk zou daar wat mij betreft
niet bij passen. Hoe zit dat? Zelfs als er nu per saldo een kleine lastenverlichting
overblijft voor de woningbouwcorporaties, dan was die toch al bedoeld voor woningbouw
en verduurzaming. Het betekent toch dat de wijze waarop de lastenverdeling nu is vormgegeven
eigenlijk niet voldoende is om meer huizen te bouwen en de huizen te vergroenen. Graag
een reactie. Er is al vaker naar gevraagd. In andere landen lijkt er toch een uitzondering
gemaakt te kunnen worden voor woningbouwcorporaties. Waarom zou dat in Nederland niet
kunnen? Hoe zit dat juridisch?
Ten slotte een slotopmerking. Ik was aan het werk om een amendement te maken, dat
inmiddels is voorbereid door het Ministerie van Financiën, om belastingadvies niet
langer aftrekbaar te maken van de winst. Nu begrijp ik dat dat in de wetgeving ook
al zo is voor deelnemingen en dat er een grens zit aan wat er aftrekbaar is aan belastingadvies.
Ik zou dit amendement ook kunnen bewaren voor als we de richtlijn mandatory disclosure
gaan behandelen. Ik zou graag van de Staatssecretaris weten of deze denkrichting,
dit voorstel om toch eens te kijken of we belastingadvies wel aftrekbaar moeten maken,
zeker als het gaat om het adviseren over constructies, niet een interessante maatregel
is die we zouden kunnen overwegen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank! De heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Wet nummer zeven vandaag, de ATAD. Sorry? Acht? Zeven plus
één, inderdaad. Ik heb geen vragen gesteld over de Wet implementatie artikel 1 richtlijn
elektronische handel, dus ik was pas bij zeven. Maar dit is een smoes, voorzitter.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik mag nablijven, hoor ik. Ik moet met de voorzitter nog naar een diner met brexiteers,
dus dat gaat niet lukken.
Mijn vragen over CFC zijn eigenlijk heel erg vergelijkbaar met de vragen die ik in
de eerste termijn van het wetgevingsoverleg stelde: is de grens van 7% niet te laag?
Die strookt niet met de bestaande wetgeving. De vennootschapsbelasting gaat immers
uit van 10% effectieve belasting. Verder acht ik een substance-eis die niet afhangt
van de winst en de activiteiten van een vennootschap niet rechtvaardig. Die is namelijk
makkelijk te omzeilen. Voor een relatief kleine vestiging is een looneis van € 100.000
en 24 maanden huur waarschijnlijk best een redelijke eis. Maar als het om vele activiteiten
gaat die in het andere land gevestigd zouden zijn en er miljarden aan winst doorstromen,
dan zijn deze substance-eisen echt een lachertje. Waarom krijgt de belastinginspecteur
niet de vrijheid om te zeggen: ik vind dit onvoldoende substance? De Staatssecretaris
had toegezegd hiernaar te kijken, in ieder geval in het kader van de rulingpraktijk.
Wat is daar de uitkomst van? Is hij bereid eerlijke grenzen te hanteren bij zowel
de CFC-wetgeving als de bronbelasting op rente en royalty's?
Dan de earnings stripping. Moet ik constateren dat het met veel vreemd vermogen financieren
niet alleen een kwestie is voor bedrijven met tax planning, maar ook voor de overheid
zelf? Niet de Italiaanse overheid, maar de Nederlandse. We zien dat er forse gevolgen
zijn voor woningbouwcorporaties, voor publiek-private samenwerkingsprojecten en mogelijk
ook voor waarborgfondsen. Voor de eerste twee categorieën is een verzachting opgenomen.
Ik kom zo, zeg ik tegen mijn buurvrouw, nog even terug op de woco's, maar wat zijn
de precieze gevolgen voor de waarborgfondsen? Die vraag hebben we wel gesteld. Daar
zit een grote achtervang in, met heel veel garanties. Wij zouden willen weten of die
geraakt worden door de ATAD voor de woco's. Volgens de Staatssecretaris zijn de komende
jaren de gevolgen voor de woco's maar 100 miljoen voor verliesverrekening. Maar als
deze earnings-strippingmaatregel nou niet had plaatsgevonden, zouden ze die verliezen
toch gewoon tegen de overige winsten kunnen verrekenen? Dus zijn de gevolgen gewoon
niet 350 miljoen per jaar, vraag ik aan de Staatssecretaris. Wat we willen is dat
ze kunnen investeren in extra huurwoningen en in verduurzaming van bestaande woningen.
Hoe gaat dat gebeuren als de totale belastingdruk toeneemt en daar geen extra inkomsten
tegenover staan? Bovendien investeren zij met vreemd vermogen, dus elke extra investering
leidt dan weer direct tot een toename van de winstbelasting door de earnings-strippingmaatregel.
Graag een uitgebreide reactie van de regering hierop.
Dan een vraag, voorzitter, over IFRS 16. Die gaat in op 1 januari 2019. Dan gaat de
EBITDA – moet ik dat vertalen? – voor huurders en lessees omhoog in de commerciële
jaarrekening. Mag dat ook fiscaal gevolgd worden, is mijn vraag aan de Staatssecretaris.
Gaat de Belastingdienst dat toestaan? Mogen hurende bedrijven dan meer rente in aftrek
brengen, of geldt de huurverplichting van IFRS 16 als een schuld voor de earnings-strippingmaatregel?
Idem voor artikel 10a, 13l, 15a en 15d. Zo ja, wat telt er mee bij het bepalen van
de financieringskosten? Komt de Staatssecretaris met een beleidsbesluit hieromtrent?
Wat de innovatiebox betreft nog een vraag over een voorbeeld; een technische vraag
zullen we maar zeggen over earnings stripping. Stel dat de winst 100 is, waarvan 30
winst in de innovatiebox valt, wat is dan de winst die van belang is voor de earnings-strippingmaatregel?
In het kader van de earnings stripping worden enkele specifieke renteaftrekbeperkingen
afgeschaft. Artikel 10b kan volgens de Staatssecretaris niet gemist worden. Kan de
Staatssecretaris dat nader motiveren? We kunnen dat niet helemaal volgen. Klopt het
dat de structuur waarvoor artikel 10b in de wet is gekomen, namelijk het Ierse Zusterarrest,
nu niet meer mogelijk is? Is het doel van de bepaling dan gewijzigd? Moet er iets
anders ondervangen worden met 10b? Kan de Staatssecretaris eens een voorbeeld geven
van een structuur die nog steeds met 10b bestreden moet worden en daarbij tevens aangeven
in relatie tot welke landen dat is? De reden dat we vragen waarom dat zo is, is dat
het in binnenlandse verhoudingen tot een dubbele belasting kan leiden.
Tot zover, voorzitter. U zult begrijpen dat ik er prima mee kan leven als een paar
van deze vragen schriftelijk beantwoord worden.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Als ik zo'n Europese richtlijn met zo veel afkortingen en jargon voor
mijn neus heb, is het voor mij altijd een uitdaging om een antwoord te vinden op de
vraag: hoe leg ik dit thuis uit? Mijn man begrijpt dat misschien nog, maar hoe leg
ik dit uit aan mijn vriendinnen? Mijn kinderen? Daar wordt naar gevraagd. Die zijn
3 en 4, daar leg ik het niet aan uit. Cadeautjes geven aan de verkeerde mensen? Zoiets.
Dat snappen ze nog. Maar goed, neem alleen al «ATAD 1». Dat is een afschuwelijke afkorting.
Het is ook nog eens een afkorting van iets Engels. Het is de antibelastingontwijkingsrichtlijn,
als je het letterlijk vertaalt, of de implementatie van het voorkomen van belastingontwijking.
Maar wat er eigenlijk gebeurt, is dat bedrijven die jarenlang buitenlandse constructies
hebben gebruikt, die jarenlang verschillende landen tegen elkaar uit hebben gespeeld
als het ging om de vraag welke belasting waar wordt betaald, die jarenlang allerlei
gemaakte reële of gecreëerde schulden hebben gebruikt om zo min mogelijk winstbelasting
te betalen, eindelijk eens als een soort collectief gedwongen worden tot het betalen
van belasting. Ja, dat juichen wij wel toe. Want je kunt je toch afvragen waarom bedrijven
dat allemaal mogen. Buitenlandse vestigingen in hun structuur opbouwen, terwijl ze
daar wellicht helemaal geen activiteiten hebben. Waarom zou je niet uiteindelijk toegaan
naar een Belastingdienst die werkt met een soort «leg uit»-principe: waarom heb jij
die vennootschap daar nodig; is daar reële activiteit? En dan niet in de zin van «is
het pleitbaar?». Nee, bewijs maar dat het nodig is. Daardoor kan de Belastingdienst
veel beter opsporen. Ik weet ook wel dat er in het verleden allemaal maatregelen zijn
getroffen om de Belastingdienst zo min mogelijk te kunnen laten opsporen als het ging
over belastingontduiking en belastingontwijking, maar volgens mij zijn wij wel toe
aan maatregelen die dat wat makkelijker maken voor de Belastingdienst. De vraag is
of we dat met de implementatie van deze richtlijn doen.
Het is goed dat we meer kunnen voorkomen dat ze de winstbetaling uit kunnen hollen.
Ook is het goed dat er een mogelijkheid wordt gemaakt om bij te heffen als een bedrijf
een buitenlandse onderneming heeft, de zogeheten Controlled Foreign Company (CFC),
een in het buitenland gecontroleerde dochteronderneming die er is voor het kunnen
ontlopen van belastingen. Maar mijn eerste vraag zou toch zijn: bijheffen kan nu toch
al? Heeft Nederland dat weleens gedaan? Zo ja, wanneer dan? Er is al naar gevraagd:
er zijn twee modellen voor het bijheffen, namelijk model A en model B. De Nederlandse
politiek heeft zich inderdaad bij motie van de heer Groot en bij brief van de Staatssecretaris
in januari uitgesproken voor model A. Wij vragen aan de Staatssecretaris waarom hij
dat model niet geheel invoert. Dat betekent dat we gaan bijheffen op winsten als die
worden belast in landen waar de helft van onze winstbelasting wordt geheven. Dat doet
Nederland niet. Dat gebeurt alleen als het percentage 7 is. Dat is afwijken van model A.
Maar in de antwoorden zegt de Staatssecretaris dat hij model A invoert. Weet u, heel
veel van onze vragen over deze implementatiewet zijn niet beantwoord. Dat komt onder
andere door het met stoom en kokend water behandelen van die acht wetten. Er zijn
heel veel vragen echt niet beantwoord, maar als vragen ook nog fout beantwoord worden,
gaat mij dat een beetje te ver. Nu komen we terecht in een welles-nietesspelletje
over de vraag of model A wel of niet wordt geïmplementeerd. Als je kijkt naar de artikelen 7.1b,
dat al door de heer Snels werd genoemd, maar ook naar artikel 8.1, staat daar gewoon
echt iets anders dan wat wij doen. Ik vraag de Staatssecretaris om gewoon te zorgen
dat model A onverkort wordt overgenomen. Anders komt er gewoon een amendement, ongeacht
of dat van GroenLinks, de SP of een andere fractie is; dat maakt mij geen donder uit.
Het is ongetwijfeld in voorbereiding. We gaan dat gewoon repareren. Zeggen dat je
het doet terwijl je het niet doet... Sorry hoor, maar dan pak je belastingontwijking
echt niet aan!
Over de belasting die betaald wordt in het buitenland, heb ik in mijn vorige inbreng
ook al wat gezegd. We zitten dan nog altijd met het volgende. Je kan wel opschrijven
dat je statutair 7%, 8%, 9% of 20% aan winstbelasting heft, maar als er ontzettend
veel mogelijkheden zijn om dat allemaal weer een beetje uit te hollen, is de effectieve
belastingdruk een stuk lager. Waarom gaan wij nou niet uit van de effectieve belastingdruk?
Dat lijkt mij uiteindelijk het meest eerlijke. Als het gaat over de in het buitenland
gecontroleerde dochterondernemingen, die dus gebruikt worden om belasting te ontduiken,
worden ook de vestigingseisen aangepast. Ook hierover hebben mijn voorgangers al gesproken.
Die kunnen gewoon uitgevoerd worden door de trustsector. Nou zou het mij een lief
ding waard zijn dat wij de komende termijn zorgen dat we de trustsector overbodig
maken. Dan spelen we ook elf toezichthouders bij De Nederlandsche Bank vrij, die dan
toezicht kunnen gaan houden op andere financiële instellingen. Maar al die brievenbussen
of die kamerplantbureautjes vind ik geen toegevoegde waarde voor onze economie, ook
niet voor ons vestigingsklimaat. We hebben niks aan die fiscale stromen door ons land.
Kunnen we nou niet gewoon toe naar vestigingseisen die niet ingevuld kunnen worden
door deze trustkantoren? Dat zou er ook toe leiden dat een belastingadviseur inderdaad
gewoon zelf kan zeggen of iets wel of niet reëel is.
Dan komen we op de renteaftrekbeperking. Ook daar valt mij op dat Nederland eigenlijk
weer het minimale doet. Want je zou het liefst zien dat je de beperking op 10% zet.
Maar nee, we gaan weer naar de maximale 30%. Hier laten we eigenlijk weer in stand
dat Nederland het maximaal mogelijk maakt om belasting te ontwijken. Dat noemen we
dan geen ontduiking, want het is binnen de wet, maar ik vind het eigenlijk even schandalig.
Het verschil tussen ontduiking en ontwijking kan ik niet uitleggen als ik dat probeer
in gewone taal.
Dan nog iets over die renteaftrekbeperking. Het gaat over multinationals die het buitenland
gebruiken om zo weinig mogelijk belasting te betalen. Zij gebruiken onze samenleving
eigenlijk gewoon als voetveeg. We mogen wel onderwijs en van alles voor ze betalen,
maar een beetje bijdragen, ho maar. Zij worden nou eindelijk eens een keer aan strengere
regels gelegd. En wat doet dit kabinet? O ja, we lappen de huurders er nog even bij.
De woningbouwcorporaties hoeven er niet onder te vallen en moeten er niet onder vallen.
Je kan ze compenseren wat je wil, maar laat ze er gewoon niet onder vallen! Frankrijk
zorgt ervoor dat ze er niet onder vallen. België zorgt daarvoor. Er zijn vier verschillende
manieren waarop je dat kan doen. Daar waar de permanente rafelrandjes van deze implementatie
worden opgezocht om belastingontwijking maximaal mogelijk te houden, zou je je hier
eigenlijk maximaal in moeten zetten om onze huurders niet wederom de schatkist te
laten spekken. Dat doen ze al genoeg. Ik zou dus graag zien dat het amendement dat
wij hierover hebben ingediend gewoon wordt overgenomen door de Staatssecretaris. Als
de invulling die wij kiezen, namelijk het aanmerken als een publiek-private samenwerking,
niet goed genoeg is, dan kunnen we ook nog een van de drie andere mogelijkheden voor
een uitzondering op deze wet als invulling nemen. Ik kan ook vier amendementen met
iedere keer diezelfde reden indienen. Maar het lijkt me dat we er gewoon voor kunnen
zorgen dat de woningbouwcorporaties niet vallen onder deze belastingontwijkingsrichtlijn,
die bedoeld is voor multinationals en niet voor huurders.
De voorzitter:
Dank. De heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben blij dat het kabinet bij de implementatie van deze
richtlijn verder gaat dan wat nodig is vanuit Brussel, bijvoorbeeld als het gaat om
de grenzen bij de renteaftrekbeperking. Breder zie ik echt een andere aanpak van belastingontwijking.
Dan kun je altijd zeggen dat het niet ver genoeg gaat, maar ik zie echt een heel andere
aanpak dan de vorige keer. Dat ik dat zeg, is misschien nog tot daaraan toe, maar
dat las ik bijvoorbeeld ook in een reactie van de directeur van de OESO. Die zegt
echt dat de aanpak van de Staatssecretaris hem als muziek in de oren klinkt en een
echt fundamentele wijziging is ten opzichte van het verleden. Dat is een analyse die
ik deel. Het is ook hoog tijd. Of het nou gaat om de trustkantoren, waar de Minister
ook mee bezig is, om de vernieuwing van de rulingpraktijk of om de bronbelasting,
waar we over komen te spreken: ik vind het allemaal grote stappen vooruit.
Voorzitter. Dat betekent niet dat ik geen vragen heb bij deze implementatie van ATAD
1, zoals deze Europese antibelastingsontwijkingsrichtlijn in het jargon heet. De eerste
vraag is wat breder. Die gaat over een recente notitie van De Nederlandsche Bank.
Zij zeggen dat het belang van de bijzondere financiële instellingen in Nederland eigenlijk
beperkt is. Ze constateren specifiek – en daar zou ik graag een reactie op willen –
dat 94% van de bekende brievenbusmaatschappijen in het geheel geen werknemer in dienst
had, en dat grofweg 80% van die maatschappijen deel uitmaakt van een ondernemingsgroep
met bedrijven die in Nederland geen substantiële economische activiteiten betreft.
Dat laat zien dat hier een heleboel moet gebeuren. Ik zou graag willen zien dat er
een relatie gelegd wordt tussen dit en zowel wat er in ATAD gebeurt als de bronheffingen.
Ik wil gewoon weten in hoeverre we dat nou ook gewoon dichtschroeien met deze maatregelen.
Ik zie bij een aantal maatregelen hier, en ook bij de bronbelasting – dat wetsvoorstel
komt nog – de aanname dat het zo effectief is, dat doorstroom naar een belastingparadijs
via Nederland zo onaantrekkelijk is, dat er geen euro opbrengst voor wordt ingeboekt,
onder het motto: die stromen gaan weg. Dat is volgens mij ook het expliciete doel
als het gaat om stromen die niks opleveren en eigenlijk alleen maar ontwijking zijn
via Nederland zonder dat hier daadwerkelijk wat gebeurt.
Maar in hoeverre is wat het kabinet nu heeft gedaan nou ook echt voldoende om dit
dicht te schroeien, ook indachtig die cijfers van De Nederlandsche Bank? Althans,
ik ga ervan uit dat het merendeel van het geld ook echt weggaat naar landen die wel
degelijk ook door model A worden geraakt, landen die een laag statutair tarief hebben
of op de zwarte lijst staan. Daarbij merk ik ook nog op dat er, als ik het goed heb,
op dit moment nog 67 landen op de grijze lijst staan in Europa. Als die een en ander
op 1 januari niet op orde hebben, gaan ze ook naar de zwarte lijst. Op dat punt ga
ik ervan uit dat de Staatssecretaris zijn poot stijf houdt en dat we niet met die
lijst gaan marchanderen. Ik vraag de Staatssecretaris in hoeverre je daarmee die stromen
via Nederland dichtschroeit. Zou de Staatssecretaris daar een beschouwing over willen
geven?
Dan ga ik specifiek in op de implementatie. Het vertrekpunt ofwel de eerste stap in
het heel overzichtelijke schema bij de CFC's – de gecontroleerde buitenlandse dochters –
die op die manier proberen onder een ander belastingregime te vallen en geen belasting
te betalen, is de vraag of ze in een laagbelastend of niet meewerkend land zitten.
Als dat zo is, geldt gewoon model A. Dan komen er daarna specifieke eisen. Daar komen
we straks op, maar de eerste vraag is waarom bij dat criterium 7% als grens is gekozen.
Ik vroeg dat ook al eerder, bij de wet over het bedrijfsleven, die we eerder vandaag
behandelden. Ik snap dat de Staatssecretaris zo veel mogelijk één tariefgrens wil
in hoe hij andere landen beoordeelt, zowel op dit punt als bij de bronbelasting. Dat
snap ik, ook voor de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst. Ik begrijp dus dat argument
van de Staatssecretaris, maar bij de bronbelasting hebben we eerder in de stukken
gezien dat die grens op 10% lag in de notities van het Ministerie van Financiën ten
behoeve van de vorige verkiezingen. Die vraag herhaal ik hier dus nog een keer.
Dan de tweede vraag. Als het inderdaad gaat om een land met minder dan 7% of om een
echt belastingparadijs op de zwarte lijst, dan wordt er gecheckt of er een echte activiteit
wordt uitgevoerd. Als dat niet zo is, moet er natuurlijk worden gekeken wat er aan
de hand is.
Dan kom ik op de vraag over de substance-eisen. Ik zeg eerlijk dat ik dit een worsteling
vind tussen wat effectief is en wat ook uitvoerbaar is. Af en toe is het ideale nou
eenmaal de vijand van het goede. De criteria zijn nu een ton aan kosten voor iemand
die je in dienst hebt en een kantoor; dat zijn vaak de substance-eisen die we hanteren.
Ik voel hier wel een klein beetje mee met de voorganger van deze Staatssecretaris,
die eigenlijk heeft gezegd: dat is mooi, maar als je tientallen miljoenen wegsluist,
is die ton in de praktijk misschien helemaal niet voldoende als substance-eis. Er
is ook een Kamermotie aangenomen om nog eens naar die relatieve substance-eis te kijken,
ook al is die motie gerelateerd aan het rulingbeleid. Daarvan zegt de Staatssecretaris
eigenlijk zowel hier als bij de vraag of je niet naar het officiële tarief maar naar
het daadwerkelijke tarief in zo'n land kijkt, dat dat heel bewerkelijk is in de uitvoering.
Daar heb ik begrip voor. Ik ben heel terughoudend om op zo'n moment door te duwen,
want dit is al ingewikkeld genoeg voor de Belastingdienst, maar volgens mij vroeg
collega Snels in de eerste termijn eerder vanmiddag of dat betekent «we kunnen het
niet uitvoeren» of «het is lastig». Ik heb daar ook meer gevoel bij nodig.
Ik snap dat het ingewikkeld is, maar wat doen andere landen? Wij krijgen toch signalen,
zoals van Tax Justice, dat al is genoemd, dat er landen zijn die wel degelijk met
een relatieve toets gaan werken. Als zij dat wel kunnen, ben ik altijd extra nieuwsgierig
waarom wij dat niet zouden kunnen. Ik vraag de Staatssecretaris om daar nader op in
te gaan.
Dat geldt ook voor het handhaven van het statutaire in plaats van het effectieve tarief.
Als de Belastingdienst dingen echt niet kan, ben ik daar zeer gevoelig voor, nogmaals,
maar zo hard staat het er ook niet, dus hoe zit dat nou? Graag meer toelichting daarop,
want dan kunnen we kijken wat er wel of niet kan.
In dat verband ben ik ook nieuwsgierig naar de rol van de inspecteur, waarover de
heer Omtzigt ook sprak. Je zou kunnen zeggen dat als er evident niet wordt voldaan
aan de substance-eis, de inspecteur nog handelingsvrijheid heeft. Daarover hebben
collega's ook vragen gesteld. Is dat een mogelijk werkbare route?
Ik snap dat het allemaal juridisch houdbaar moet blijven als iets voor de rechter
komt, maar ik zoek hiernaar. Als ik theoretisch een brievenbusmaatschappij heb waarmee
ik 10 miljard wegsluis naar een of ander paradijs, maar ik heb mezelf ingehuurd voor
een ton plus één euro – ik heb een kantoor gehuurd en drie kamerplanten – dan weeg
ik die eis heel anders dan bij een veel kleinere geldstroom waarbij zoiets gebeurt.
Graag ook op dat punt meer toelichting van de Staatssecretaris.
Ik ben mij ervan bewust dat als het gaat om de vraag of je het statutaire of het effectieve
tarief gebruikt, bijvoorbeeld 7% of toch iets hoger, dat ook doorverwijst naar wat
er bij de bronbelasting kan. Ik herhaal mijn vraag waar de Europeesrechtelijke begrenzingen
zitten, gegeven het Hongaarse tarief van 9%. Als je dat iets hoger zou stellen, mag
dat dan überhaupt niet bij de bronbelasting of moet je dan een specifieke oplossing
vinden voor Hongarije?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. De heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik kort beginnen met de kern: de PvdA steunt voorstellen
om de belastingontwijking aan te pakken. Het kabinet doet daartoe ook substantiële
voorstellen die verdergaan dan Europeesrechtelijk noodzakelijk is. In dat licht vraag
ik wel een reactie van de Staatssecretaris op de opmerkingen van CPB-directeur Laura
van Geest. Zij zegt dat Nederland te weinig doet. Ook na invoering van al deze maatregelen
zijn we nog steeds een financiële draaischijf en wordt de belastingontwijking onvoldoende
aangepakt. Ik zal zelf een aantal voorstellen doen om het nog verder aan te scherpen,
maar ik vond die opmerkingen van de CPB-directeur wel relevant en ik vraag de Staatssecretaris
om daar ook echt op te reageren.
Er zijn twee onderdelen: ATAD en CFC en bij beide heb ik drie punten. Politici luisteren
graag naar zichzelf, maar er zijn ook mensen die naar hen moeten luisteren, dus ik
ga proberen het zo kort mogelijk te doen. Woningcorporaties worden niet uitgezonderd
en publiek-private projecten wel, in ieder geval voor de korte termijn. De vraag is
waarom dat niet wordt gedaan. Ik vond de antwoorden daarover summier en niet overtuigend.
Andere landen doen het ook. Er zijn ook voorbeelden dat het wel zou kunnen.
Ik vond de argumentatie drie keer niet zo fair. Er wordt een schemaatje bijgeleverd
dat zij niet meer belasting gaan betalen, maar dat is alleen volgens onze eigen begrotingssystematiek,
want endogeen gebeurt dat natuurlijk wel. De WOZ-waarde stijgt enorm, dus die woningcorporaties
gaan gewoon veel meer Vpb en verhuurderheffing betalen. Dat is echt een serieus probleem
in de praktijk. Dan kun je onze systematiek ernaast leggen en niet onderkennen dat
die belastingdruk toeneemt, maar dat vind ik niet zo fair.
Het tweede wat ik niet zo fair vond, was de redenering over eigen vermogen en vreemd
vermogen. Er wordt gezegd: we willen in den brede stimuleren dat er meer met eigen
vermogen gefinancierd wordt. Maar hoe moet een woningcorporatie nou aandelen uitgeven?
Dat is eigen vermogen bij een bedrijf. Dat slaat toch helemaal nergens op! We hebben
een Waarborgfonds en dat is vreemd vermogen. Die redenering die de Staatssecretaris
probeert op te houden dat de woningcorporaties niet overgefinancierd mogen worden
met vreemd vermogen, klopt gewoon niet.
Het derde wat ik niet zo fair vond, was om die 100 miljoen voor duurzaamheid mee te
rekenen in de lastenverlichting die het kabinet geeft. En dan zegt men dat er per
saldo, gedurende de kabinetsperiode, geen lastenverzwaring is. Maar die 100 miljoen
is wel geoormerkt; daar moeten ze wat voor doen. Anders hadden ze dat niet gedaan.
Dat zeggen die woningcorporaties ook, want zij hebben betaalbare huren. Structureel
is er ook nog een lastenverzwaring, dat staat in die tabel. Bij elkaar wordt het probleem
een beetje weggemoffeld, maar het is er natuurlijk wel. We hebben woningnood in Nederland
en de woningcorporaties krijgen gewoon lastenverzwaringen voor hun kiezen, en die
zitten daarmee. Dus ik vraag om hier toch nog een keer serieus op terug te komen.
Het is een groot debat. Wij hebben het er ook bij Wonen vaak over gehad. En dan twee
keer anderhalf A4'tje. Over de rest van de antwoorden bij het Belastingplan ben ik
zeer tevreden, maar op dit punt vond ik het niet sterk.
Het tweede punt is veel korter. De raming van de Vpb-tarieven op de ATAD-opbrengsten
is gebaseerd op 25% en 20%, als ik het goed heb begrepen. Als dat niet zo is, heb
ik het niet goed begrepen, maar het stond wel in de beantwoording. Dan is de vraag
of de opbrengst lager wordt, want de Vpb-tarieven gaan omlaag. Dat kan ik u wel voorspellen
als ik zo de meerderheid tel. De vervolgvraag is dan of u die wel dekt binnen de bedrijfsbelastingen.
Kom er niet mee aan dat dit weer binnen de lasten voor burgers moet worden gedekt.
Derde vraag. De voorwaartse verwenteling, 1 miljoen. Een voorwaartse verwenteling
mag oneindig. Dat betekent dat je altijd 1 miljoen mag blijven aftrekken, als je een
lege bv hebt en een grote bak met aftrekmogelijkheden. Is dit niet een risico? Wordt
dit straks niet verhandeld of misschien opgeknipt? Ik zie ze overal voor aan. Ik snap
op zichzelf de fiscale logica wel, maar is dat niet nog een risico en zou je dat niet
moeten beperken in de tijd op enig moment?
Ik kom op CFC. Ook daarbij drie punten. Eén: model A, motie-Groot. Velen hebben ernaar
gevraagd. Ook dezelfde vraag van de PvdA: waarom die niet gekozen?
Tweede vraag. Het lijstje van landen die worden genoemd, is wel beperkt. Er staan
zelfs landen op waar ik nog nooit van heb gehoord. Er was een hele schriftelijke discussie
over, die ik even niet kan terugvinden in de stukken. Maar de kernvraag is: waarom
niet aansluiten bij die 10%? Ik proef daar ook bij verschillende coalitiepartijen
eigenlijk wel voeling voor. Ik ben daar ook zeer voor. Dan wordt dat lijstje landen
ook wat bijtender, en dat zou toch wel goed zijn. 7% is helemaal niets en met Hongarije
durf ik wel een gevecht aan binnen de Europese Unie. Dus een oproep om dit te doen.
Dan de substance-eisen. Mevrouw Leijten was lid, meneer Bruins ook en ik ben voorzitter
geweest van de ondervragingscommissie Fiscale constructies. Eén ding wat ik daar echt
aan over heb gehouden, is dat verhogen van de substance-eisen weleens een extra boterham
voor die ellendige trustsector kan veroorzaken. Als het belang maar groot genoeg is,
worden hun diensten nog duurder en eigenlijk verandert er niets. Dat vind ik wel een
serieus risico. Het zijn toch een soort van afvinklijstjes. Als je eraan voldoet,
voldoe je eraan en heb je recht op – het is toch hoe fiscalisten helaas nog met wetgeving
omgaan – allerhande benaderingen of voorkom je dat je in strafregimes terechtkomt.
Ik vind een open norm, die wij in het verleden ook in de wetgeving hebben gehad, dat
je hier echt reële economische activiteiten hebt en daardoor recht hebt op de fiscale
behandeling die Nederland kent, best wel aantrekkelijk. Dat vindt de sector helemaal
niet leuk, want dan weten ze niet waar ze aan toe zijn en hebben ze niets vergelijkbaars,
maar misschien is dat juist wel goed. Misschien is het juist wel goed dat ze een beetje
zenuwachtig zijn en dat een constructie niet zomaar goedgekeurd is. Ik ben een beetje
aarzelend over steeds verder insnoeren, van: minimaal een ton aan personeel, en niet
alleen maar kamerplanten maar iemand die er fysiek rondloopt... Ik aarzel daarbij.
Ik vraag de Staatssecretaris ook een bespiegeling daarop. Zijn open normen niet veel
dreigender voor de lui die dingen verkeerd willen doen dan steeds strakkere schema's?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Bruins.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook steun van mijn fractie voor dit wetsvoorstel, niet alleen omdat er
belastingontwijking mee wordt aangepakt maar, minstens zo belangrijk, ook omdat eigen
en vreemd vermogen door dit wetsvoorstel fiscaal gelijker behandeld gaan worden. Bij
het vorige debat had ik het al over het draagkrachtbeginsel. Ook hier weegt gelijke
fiscale behandeling zwaar voor de ChristenUnie. Sowieso past bij een Rijnlandse benadering
van de economie een evenwichtige behandeling van eigen en vreemd vermogen.
Voorzitter. Het zal u ook niet verbazen dat mijn fractie blij is met het feit dat
bij de implementatie van dit wetsvoorstel Nederland op enkele punten verder gaat dan
de voorschreven minimumnormen. Daarmee is dit budgettair een significant voorstel
geworden, met een structurele budgettaire opbrengst van circa 2 miljard euro. Dat
is inderdaad een ambitieuze stap naar een gelijkere fiscale bejegening van eigen en
vreemd vermogen. Maar daarmee zijn wij er niet. Er zijn meerdere mogelijkheden om
het resterende verschil in fiscale behandeling tussen eigen en vreemd vermogen weg
te werken. De ene strategie is toewerken naar het defiscaliseren van rente, maar de
andere is het invoeren van een aftrek voor eigen vermogen. In het verkiezingsprogramma
van de ChristenUnie stellen wij bijvoorbeeld een vermogensaftrek van 2% voor, overeenkomend
met een lastenverlichting van 2 miljard. Mijn vraag aan de Staatssecretaris: hoe groot
zou na de voorgestelde implementatie van ATAD 1 zo'n vermogensaftrek nog moeten zijn,
willen wij in Nederland eigen en vreemd vermogen in de toekomst fiscaal gelijk gaan
behandelen? Hoe kijkt de Staatssecretaris eigenlijk principieel aan tegen zo'n voorstel?
Voorzitter. Natuurlijk beseft mijn fractie dat dit wetsvoorstel voor sommige sectoren
grote effecten heeft. De woningcorporaties zijn al langsgekomen. Dat moet echter geen
reden zijn om dit voorstel af te zwakken, wel om compensatie te zoeken in bijvoorbeeld
een lagere verhuurdersheffing, zoals ook al is gebeurd.
Voorzitter. Wat betreft de substance-eisen sluit ik aan bij de inbrengen van de heer
Omtzigt, de heer Van Weyenberg en de heer Nijboer. Het moet toch mogelijk zijn om
onderscheid te maken tussen kleine en grote multinationals. En inderdaad, de reactie
van de Staatssecretaris dat wij hier nu eenmaal voor gekozen hebben om redenen van
uitvoerbaarheid is en blijft onbevredigend. Het mantra herken ik. Ik heb ook begrip
voor de situatie bij de Belastingdienst, maar ik ben oprecht benieuwd naar een echt
antwoord op deze vragen.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Tot slot de heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik sluit even aan bij de opmerking van de heer Bruins over de gelijke behandeling.
Het is een interessant aspect dat je niet alleen kijkt naar het beperken van vreemd
vermogen en het verschil daardoor dus kleiner maakt. Je kunt inderdaad ook kijken
naar het versterken van eigen vermogen. Dat is iets wat volgens mij onderbelicht wordt.
Hij wijst erop dat daar in het programma van de ChristenUnie aandacht aan besteed
is. Daar gaan we weer: ik was zelf vroeger, voordat ik tot Staatssecretaris werd benoemd,
bij Christiaanse bezig met een proefschrift over aftrek van primair dividend. Ook
in die tijd had je een rentepercentage van 12. Eigen vermogen werd daardoor heel duur.
De fiscale aftrek was gigantisch en het eigen vermogen werd alsmaar verder in de fiscaal
verkeerde hoek geduwd. De vraag blijft dus eigenlijk of we de Staatssecretaris zouden
kunnen vragen om niet alleen naar het beperken van de renteaftrek te kijken maar ook
naar het stimuleren van het eigen vermogen. In het buitenland is daar in het verleden
weleens aandacht voor geweest. Ik herinner me dat er in die tijd landen waren – ik
weet nu even niet welke; het waren er niet veel maar wel een paar – die een aftrek
van primair dividend hadden voor nieuwe aandelenkapitaalemissies. Er speelde toen
ook dat er bijna geen emissies van aandelenkapitaal meer plaatsvonden. Als er iets
belangrijk is voor de versterking van bedrijven, dan is dat meer eigen vermogen. Mijn
vraag is eigenlijk of daar de komende tijd – niet in het kader van dit plan – verder
aandacht aan gegeven zou kunnen worden. We gaan ook het voorstel afwachten over de
regel inzake een minimumkapitaaleis. Misschien wordt in dat kader ook hieraan aandacht
gegeven.
Voorzitter. We moeten met de Britse parlementariërs gaan dineren; niet alleen dineren
maar vooral onderhandelen. Althans, dat denken zij; wij gaan vooral luisteren. Omwille
van de tijd wil ik daarom nog één opmerking over de eerbiedigende werking maken. Ik
zal daar volgende week uitvoerig op terugkomen. Helemaal los van dit ene voorstel
maak ik me er grote zorgen over dat bij box 2, bij de fiscale eenheid, nu ook bij
ATAD 1 en ook bij andere voorbeelden eerbiedigende werking eigenlijk op voorhand wordt
uitgesloten. Altijd wordt het budgettaire argument gebruikt, net als bijna altijd
de uitvoeringsproblemen voor de Belastingdienst. Bij box 2, waar ik volgende week
op terugkom, is daar een heel bijzonder citaat voor: als je de bestaande winstreserves
bij box 2 bij de verhoging zou uitsluiten, zou dat tot ingewikkelde regelgeving leiden
maar vooral ook tot een heel grote verzwaring van de toezichtcapaciteit van de Belastingdienst.
Dat zijn valide argumenten, maar als je in box 2 een belastingverhoging wil doorvoeren
van aanvankelijk 4%, is de eerste vraag natuurlijk of je dan moet zeggen dat het er
niet toe doet of winsten destijds – in mijn tijd – nog tegen 48% werden belast, later
tegen 30% of straks tegen 20%. Dat maakt natuurlijk wel een groot verschil. Het gaat
niet aan om, omdat winstreserves die vroeger tegen bijna 50%, 40% of 35% werden belast,
nu tegen 20% belast gaan worden, het tarief van box 2 daarom fors te verhogen. Ik
wil op dat punt een nader antwoord van de Staatssecretaris krijgen.
Tot slot. De eerbiedigende werking bij ATAD 1 strekt zich dus niet uit tot bestaande
leningen. Ik zeg niet dat dat alsnog moet gebeuren, want dat heeft natuurlijk grote
budgettaire consequenties, zoals in antwoorden op vragen van GroenLinks en van ons
duidelijk is gemaakt. Maar daarbij wordt onder andere gezegd dat de Belastingdienst
dan ieder jaar moet gaan kijken wanneer die lening was ontstaan. Daar is natuurlijk
een oplossing voor, die ik alleen maar als gedachtegoed meegeef. Als je alleen de
op het moment van inwerkingtreding van de wet bestaande leningen neemt, hoef je niet
ieder jaar daarna te kijken wanneer de leningen waren ontstaan. Want je zou dan zeggen
dat alleen de leningen die toen bestonden, worden uitgezonderd. Als dat vaak kortlopende
leningen zijn, lopen ze er ook nog snel uit. We weten natuurlijk niet hoelang die
looptijden zijn; die zijn volgens mij vaak kort. Ik wil tot slot de aandacht van de
Staatssecretaris daarvoor vragen.
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van het WGO Belastingplan
en ATAD. Vrijdag gaan we verder. Nog één ding. Wij realiseren ons allemaal dat er
ontzettend hard wordt gewerkt door de Staatssecretaris, medewerkers van de Staatssecretaris
en onze eigen medewerkers. Het is al door veel leden gezegd, maar dat wordt zeer gewaardeerd.
Dat gezegd hebbende wens ik iedereen weer succes met de werkzaamheden de komende dagen
maar misschien ook wel avonden en nachten. Dank.
Sluiting 19.14 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.