Brief regering : RIVM Kennisupdate 'Ammoniak van Zee'
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 290 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 februari 2024
In opvolging van het onderzoek dat ik op 27 juni 2023 met de Tweede Kamer heb gedeeld
(Kamerstuk 35 334, nr. 257) over Ammoniak van Zee, deel ik hierbij graag het volgende tussenrapport dat ik van
het RIVM heb ontvangen. Het definitieve rapport zal naar verwachting deze zomer gepubliceerd
worden. In dit tussenrapport («Kennisupdate Ammoniak van Zee») geeft het RIVM de status
van het lopende onderzoek naar het verschil tussen modelberekeningen en metingen van
ammoniak langs de kust.
Onderzoek tot nu toe
In de Nederlandse methodiek voor het monitoren van stikstofdepositie worden de door
het model berekende waardes vergeleken met de metingen in het veld. Wanneer de metingen
afwijken van de modelwaardes, worden de berekeningen daarvoor gecorrigeerd (de meetcorrectie).
Langs de kust wordt al jaren veel meer ammoniak gemeten dan wordt berekend. Eerder
gebruikte het RIVM een meetcorrectie voor ammoniakemissies uit zee, om voor het geconstateerde
verschil tussen de modelberekeningen en de metingen van ammoniak langs de kust te
corrigeren. Die ammoniakemissies uit zee bleken veel te hoog ingeschat en dus geen
verklaring voor het verschil. Daarom is er in 2020 een onderzoek gestart om mogelijke
oorzaken te vinden die de verschillen wel zouden kunnen verklaren. Drie mogelijke
oorzaken zijn onderzocht: fouten in de metingen, fouten in de modelberekeningen en
ontbrekende bronnen van ammoniak. Daaruit blijkt dat dat de metingen goed kloppen
en dat er ook geen grote emissiebronnen gemist zijn. De oorzaak moet daarom gezocht
worden in het rekenmodel zelf en/of de invoer die het model gebruikt.
Nieuwe tussenresultaten
In de tussenrapportage van juni 2023 is een vijftal onderwerpen gedefinieerd die daarna
verder onderzocht zijn en waarover in deze nieuwe kennisupdate wordt gerapporteerd
door het RIVM. Hierbij zijn verschillende externe partijen geconsulteerd waaronder
TNO, Deltares en Rijkswaterstaat. Voor drie van de onderzochte oorzaken is in deze
tussenrapportage duidelijk geworden dat ze zullen leiden tot aanpassing in de modellering:
1. Nieuwe ruimtelijk gekalibreerde achtergrondconcentratiekaarten
Het onderzoek wijst uit dat het toepassen van een recent ontwikkelde methode tot betere
ammoniakconcentratie-kaarten kan leiden. Het betreft een ruimtelijke kalibratiemethode
om de berekende ammoniakconcentraties te corrigeren naar de metingen. Deze nieuwe
methode zal worden toegepast op zowel de huidige kaarten als die uit het verleden.
Deze kunnen dan in toekomstige modelversies worden meegenomen.
2. Realistische zee-emissies op basis van gegevens van Rijkswaterstaat en Deltares
Metingen van Rijkswaterstaat lieten zien dat er, anders dan voorheen werd gedacht,
grote verschillen zijn in de ammoniumconcentraties in het zeewater op verschillende
afstanden van de kust. Ammoniumconcentraties dicht langs de kust bleken daarbij hoger
te zijn dan verder op zee als gevolg van de uitstroming van rivierwater in de zee.
Met deze nieuwe inzichten van Rijkswaterstaat en modelgegevens van Deltares kunnen
de emissiekaarten van het RIVM nu worden verbeterd. Het effect van deze verbeteringen
zal gering zijn, maar verbeteren toch de toekomstige modelversies.
3. Aanpassing van de meteorologische informatie voor Meteoregio 4 (Zeeland)
Uit de tussenrapportage van juni 2023 bleek dat het meetstation dat werd gebruikt
voor modelberekeningen voor de regio Zeeland niet representatief was voor de situatie
binnen de dijken in Zeeland. Door vervanging van het meetstation Vlissingen met het
meer representatieve meetstation Westdorpe, blijken de modelberekeningen vooral in
Zeeland meer in overeenstemming te komen met de metingen.
Ieder jaar worden er nieuwe berekeningen gemaakt van de totale depositie in de natuur.
De bovengenoemde drie modelverbeteringen worden in de eerstvolgende update (najaar
2024) doorgevoerd. Dit is de eerstvolgende mogelijkheid, omdat de berekeningen voor
de aankomende actualisatie (oktober 2024) een aantal weken geleden al zijn gestart
en het aanpassen van de modellen tijd vergt. De komende maanden worden deze bevindingen
toegepast op de gehele kustregio inclusief een zogenaamde ruimtelijke kalibratie.
De onderzochte oorzaken zullen niet het gehele verschil tussen de modelberekeningen
en de metingen langs de kust verklaren. De meetcorrectie is inherent aan het op deze
manier werken met modellen en metingen en zal daarom altijd (deels) blijven bestaan.
Met onderzoeken als deze wordt de omvang zo veel mogelijk beperkt.
Appreciatie van de kennisupdate
Ondanks dat het een kennisupdate betreft en er nog geen definitieve conclusies getrokken
kunnen worden, geeft de update op een aantal aspecten duidelijkheid. Zo wordt beschreven
dat er modelaanpassingen mogelijk zijn die het verschil te verklaren, zonder dat de
gerapporteerde emissie- en depositiecijfers veel veranderen.
De modellen en methodiek van het RIVM zijn internationaal toonaangevend en maken gebruik
van de best beschikbare wetenschappelijke kennis. Met de inzichten uit dit onderzoek
en aanpalende onderzoeken binnen het Nationaal Kennisprogramma Stikstof worden de
modellen ieder jaar weer beter.
Het eindrapport van het onderzoek «ammoniak van zee» wordt in de zomer van 2024 verwacht.
De Tweede Kamer zal dan opnieuw worden geïnformeerd over de definitieve bevindingen
en de betekenis daarvan voor de stikstofberekeningen.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Indieners
-
Indiener
C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof